De Kolenvense Akker Berkel-Enschot 2018
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 28-07-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan De Kolenvense Akkers Berkel-Enschot 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017013-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 14.4 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds) teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsfront
Oriëntatie van de voorzijde van de hoofdbebouwing.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken. Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.13 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 belemmeringenstrook
Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.
1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.17 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.18 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.25 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.30 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.31 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.33 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.35 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.36 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.37 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.39 landschapselement
Onderdeel van het landschap, waaronder begrepen graslanden, bermen, heggen, hagen waterpoelen, sloten, greppels, bomenrijen, bomengroepen of geïsoleerde bomenen en (ander) opgaande houtgewas (bosplantsoen).
1.40 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.41 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.42 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.43 monumentale boom
Boom van hoge leeftijd, bijzondere grootte, cultuurhistorische, natuurwetenschappelijk of landschappelijke waarde, welke nog in goede staat verkeert.
1.44 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.45 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.46 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.47 ondergeschikte delen van een bouwwerk
ouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.48 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.49 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.50 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.51 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.52 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.53 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.54 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.55 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.56 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.57 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.58 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.59 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.60 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.61 waardevolle boom
bijzondere vrijstaande boom die door zijn verschijning en omvang onvervangbaar is voor het karakter van de omgeving en welke nog in goede staat verkeert.
1.62 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.63 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.64 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.65 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.66 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een 'aan huis verbonden beroep'.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer- Verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Voorwaardelijke verplichting
Artikel 7 Wonen - Buitengebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Voorwaardelijke verplichting
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergrondse bouwwerken
9.2 Hoofdtoegang woningen
9.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
9.4 Ruimte tussen bouwwerken
9.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen en/of waardevolle bomen
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken, onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.
11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.
11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
11.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
11.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
-
de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
-
de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
-
de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
-
de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' projecteren;
-
de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;
-
er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
-
na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
12.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
12.3 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
14.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit buitengebied
Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien voldaan wordt aan het vereiste van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant en de daarop gestoelde werkafspraken met de provincie.
14.4 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "De Kolenvense Akkers Berkel-Enschot 2018".
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op de sanering van twee varkenshouderijen aan de Heikantsebaan 5-7 plus 4 en 4a te Berkel-Enschot en de realisatie van 23 woningen aan de dorpsrand van Berkel-Enschot, nabij deze varkenshouderijen. Het initiatief betreft de percelen gemeente Berkel, sectie B, nummers 4629, 5543, 5659, 5670, 5671, 5812, 5813, 5814, 6339 en 6340.
De twee varkensbedrijven liggen sedert 2001 binnen het bestemmingsplan Heikant Berkel-Enschot. Hun percelen hebben beide een uit te werken woonbestemming. Dit betekent dat de bedrijven zijn wegbestemd en feitelijk "op slot" zitten. Hierdoor kunnen zij niet voldoen aan allerlei wettelijke vereisten, zoals de vereisten vanuit de provinciale Interim omgevingsverordening Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, de vereisten vanuit het Besluit emissiearme huisvesting.
De bedrijven opnieuw positief bestemmen was niet mogelijk en is niet wenselijk. Niet mogelijk omdat artikel 2 lid 3 van de Verordening ruimte Noord-Brabant een belemmering vormde om de bedrijven weer positief te bestemmen. De vigerende bestemmingsplannen waren namelijk ouder dan 10 jaar. Niet wenselijk vanwege hun ligging in Zoekgebied verstedelijking (dorpsrand Berkel-Enschot). In dit gebied wordt juist een afwaartse beweging van veehouderijen voorgestaan, mede vanwege de aanduiding Gebied beperking veehouderij. Eerdere verzoeken om de woonbestemming uit te werken zijn door de gemeente afgewezen. De uitwerking van de bestemming is economisch niet (meer) uitvoerbaar. Dit is ook de reden dat de gemeente de bedrijven niet wil/kan aankopen. Ook toepassing van de Ruimte voor Ruimte-regeling bood geen soelaas.
In overleg met de varkenshouderijen is gezocht naar een maatwerkoplossing om de bedrijven het financieel mogelijk te maken hun bedrijf te staken. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten op de Ruimte voor Ruimte-regeling. Dit betekent dat de sanering/sloop van de bedrijven, de omzetting van de bedrijfswoningen naar burgerwoningen gefinancierd wordt via de bouw van 23 nieuw te bouwen woningen.
De bouw van de woningen vindt plaats ten noordwesten van de twee varkenshouderijen, aansluitend aan de dorpsrand van Berkel-Enschot. Dit gebied is op basis van de provinciale Interim omgevingsverordening aangewezen als 'Gebied Verstedelijking afweegbaar'.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Beide bedrijven zijn akkoord gegaan met de gemeentelijke voorwaarden om gezamenlijk te ontwikkelen en zullen dan ook gezamenlijk op perceel 6340 een nieuwbouwlocatie ontwikkelen. Naast de ontwikkeling van 23 woningen aansluitend aan De Ploegschaar zullen de 4 agrarische bedrijfswoningen (Heikantsebaan 4, 4a, 5 en 7) omgezet worden naar burgerwoningen. Hiervoor zijn ontwikkel- en exploitatieovereenkomsten gesloten. Daarnaast is het vereist dat het staken van de bedrijven, de inlevering van alle milieurechten, de sloop van de bedrijfsbebouwing en de omzetting van de bedrijfswoningen naar burgerwoningen in ruil voor de bouw van de 23 nieuwe woningen juridisch wordt verankerd in het bestemmingsplan.
De realisatie van de 23 woningen en de omzetting van de 4 bedrijfswoningen naar burgerwoningen passen niet binnen het vigerend bestemmingsplan. Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken voor de milieutechnische aspecten weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat agrarische gronden en twee agrarische bedrijven en wordt globaal begrensd door grasland aan de Durendaelweg in het noorden, de gronden van het agrarisch bedrijf aan de Heikantsebaan 5-7 in het oosten, de gronden van de woning aan de Zicht 21 in het zuiden en de achterkanten van de woningen aan de Ploegschaar 111 t/m 123 en De Zicht 7 t/m 11 in het westen. Daarnaast zijn ook de gronden van Heikantsebaan 4 en 4a opgenomen binnen het plangebied.
KADASTRALE SITUATIE
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Heikant Berkel-Enschot", onherroepelijk geworden op 19 december 2001. Dit plan betreft een uitwerkingsplan voor een woningbouwontwikkeling die de gemeente, mede vanwege de financiële onhaalbaarheid, niet meer op deze manier kan uitvoeren. Onderhavig woningbouwplan past niet binnen de voorwaarden van het vigerende bestemmingsplan "Heikant-Berkel-Enschot". Een bestemmingsplanherziening is daarom noodzakelijk.
UITSNEDE VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het dorp Berkel-Enschot heeft een relatief korte bestaansgeschiedenis. Het dorp is pas rond 1980 ontstaan door de samenvoeging van twee oude dorpskernen Berkel (in het noorden) en Enschot (in het zuiden). De groei van beide kernen is in begin jaren '70 in een stroomversnelling geraakt met een samensmelting van beide kernen tot gevolg. Tussen de twee oude kernen is er een voorzieningencluster gerealiseerd als verbinding tussen de twee. Gelegen in de spie tussen de N65 en de spoorlijn Tilburg – 's-Hertogenbosch waren de uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Het agrarisch landschap tussen de kernen heeft daarom ruimte moeten maken voor de groeiende vraag naar woningen. Sinds het ontstaan van Berkel-Enschot, begin jaren '80, is het dorp richting het noorden en het oosten aan het uitbreiden. Het stedelijk gebied komt hierdoor steeds dichter bij de bestaande agrarische bedrijven in het buitengebied.
DIRECTE OMGEVING PLANGEBIED
Het plangebied van onderhavig plan ligt tegen de oostelijke dorpsrand van Berkel aan. Tot eind jaren '90 bestond het driehoekig gebied tussen de Durendaelweg, Heikantsebaan en Berkelseweg uit een agrarisch landschap met boerderijen. Dit landschap zette zich aan de noordkant door en werd aan de oostkant begrensd door de N65. Met de realisatie van de wijk de Berkelse Akkers is er een groot deel van het ingesloten agrarisch landschap verstedelijkt. Dit heeft geresulteerd in een ietwat versnipperd landschap en een situatie waarbij het bestaand stedelijk gebied dicht bij de bestaande veehouderijen is komen te liggen.
Bij de ontwikkeling van nieuwe woongebieden dient enerzijds rekening gehouden te worden met de hindercirkels van agrarische bedrijven en anderzijds dient er sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. In verband met de veehouderijen aan de Heikantsebaan, zijn deze twee aspecten voor woningbouw op onderhavige locatie niet te combineren. Omdat de uitbreidingsmogelijkheden voor de twee varkensbedrijven aan de Heikantsebaan "op slot" zitten, is er een maatwerkoplossing gevonden om het financieel mogelijk te maken de bedrijven te staken. De omzetting van de bedrijfswoningen naar burgerwoningen worden gefinancierd via de bouw van een nieuwe woongebied ten westen van de twee varkenshouderijen aansluitend aan de dorpsrand van Berkel-Enschot. De huidige dorpsrand krijgt hierdoor een nieuw gezicht waarbij een goed woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd door de sanering van de twee varkenshouderijen.
2.2 Functionele Structuur
Het plangebied ligt ingesloten tussen de achterzijden van de woningen aan De Ploegschaar aan de ene kant en de Heikantsebaan aan de andere kant. Het gebied bestaat momenteel uit agrarische gronden behorend bij het perceel van Heikantsebaan 5 en 7. Vanaf de zuidkant wordt het plangebied ontsloten via de straat De Zicht; op het deel van deze straat dat vanuit de Berkelse Akkers het buitengebied in loopt. Aan de noordzijde wordt het plangebied ontsloten op de Durendaelweg, de toegangsweg van Berkel-Enschot aan de noordoostzijde. Op alle nieuwe wegen geldt het 30 km/u-regime waardoor wordt aangesloten wordt op de bestaande wijk. Aan de noordwest kant van het plangebied wordt een langzaamverkeersroute aangelegd die aansluit op het pad dat in het verlengde van De Wanmolen ligt. Hierdoor ontstaat een tweede directe verbinding met De Berkelse Akkers.
2.3 Technische Infrastructuur
Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones), die op de verbeelding zijn weergegeven.
2.4 Planbeschrijving
2.4.1 Algemeen
De sanering van de twee veehouderijen aan de Heikantsebaan hebben er toe geleid dat er een stedelijke uitbreiding aan de oostkant van Berkel mogelijk is. De sanering en herinrichting van de twee veehouderijen en het stedenbouwkundig plan voor De Kolenvense Akkers worden hierna apart toegelicht.
INRICHTINGSSCHETS HEIKANTSEBAAN 4, 4A, 5 EN 7
2.4.2 Heikantsebaan 5 En 7
De varkenshouderij op Heikantsebaan 5 en 7 is een van de twee veehouderijen die wordt gesaneerd en wordt omgezet naar een woonbestemming. De nieuwe inrichting van Heikantsebaan 5 en 7 is opgenomen in bijlage 1 en hierboven weergegeven. Het agrarisch perceel heeft een kenmerkende oprit vanaf de Heikantsebaan die aan twee zijden begeleid wordt door bomen. Het perceel wordt aan de zijde van de Heikantsebaan afgescheiden door een brede en hoge haag. De boerderij en één bijgebouw blijven staan maar de stallen worden gesloopt (zie rode stippellijn). Het perceel krijgt een landschappelijke inpassing die aansluit bij de bestaande beplanting. Aan de west- en noordzijde wordt de buitenste rand van het woonperceel omzoomd met een houtsingel. Een houtsingel heeft een hoge landschappelijke waarde en een positief effect op de biodiversiteit. Daarnaast verzacht deze het zicht vanaf de Kolenvense Akkers. Binnen deze houtsingel kunnen verschillende inheemse bomen en (boomvormende) heesters worden toegepast.
2.4.3 Heikantsebaan 4 En 4a
De varkenshouderij op Heikantsebaan 4 betreft de andere veehouderij die gesaneerd wordt. Beide agrarische bedrijfswoningen (Heikantsebaan 4 en Heikantsebaan 4a) worden middels dit bestemmingplan omgezet naar burgerwoningen met een woonbestemming. De nieuwe inrichting van Heikantsebaan 4 en 4a is opgenomen in bijlage 1 en hierboven weergegeven. Ook hier verdwijnen de stallen en blijven de boerderij en de bijgebouwen behouden. De percelen worden rondom omzoomd met hoge bomen. Het behoud van deze structuur zorgt voor een landschappelijke inpassing.
2.4.4 De Kolenvense Akkers
2.4.4.1 Stedenbouwkundige hoofdopzet
De hoofdopzet van De Kolenvense Akkers betreft het ontwikkelen van een nieuw woongebied aan de rand van het dorp aansluitend op het buitengebied. Conform het woningbouwbeleid en het gewenste open groene karakter worden er 23 vrijstaande woningen gerealiseerd. Op onderstaande afbeelding en in bijlage 2 is het stedenbouwkundig plan voor De Kolenvense Akkers opgenomen.
STEDENBOUWKUNDIG PLAN 'DE KOLENVENSE AKKERS'
De stedenbouwkundige structuur bestaat hoofdzakelijk uit een verbinding tussen de wegen De Zicht en de Durendaelweg en een hof aan de binnenzijde van het plan. Het stedenbouwkundig plan bestaat uit drie zones die ruimtelijk van elkaar verschillen. De te onderscheiden zones zijn de woningen die in de buitenrand staan, de woningen die aan het hof liggen en de drie woningen aan De Zicht. De buitenrand van het plan wordt gekenmerkt door alle woningen die op het buitengebied zijn georiënteerd en bepalen in hoge mate de eerste indruk van Berkel-Enschot vanuit het buitengebied. Het binnenhof is gericht op de groene brink. Deze brink is verbonden met een groen- en waterstructuur die heel het plan omsluit. De drie woningen aan De Zicht zorgen voor een overgang van de bestaande wijk naar de nieuwe buurt. Tezamen met de groen-waterstructuur krijgt het gehele plan een landschappelijke inpassing die van alle kanten zichtbaar is.
2.4.4.2 Kenmerkende ruimtelijke structuur
De Kolenvense Akkers betreft een nieuw woongebied aan de oostelijke dorpsrand van Berkel die het bestaande zicht op de achterkantsituatie van de woningen aan de Ploegschaar vervangt. Daarnaast wordt met de sanering van de opstallen op Heikantsebaan 5 en 7 het gebied ontdaan van agrarische bebouwing en krijgt het agrarische perceel een groene inpassing.
De Kolenvense Akkers vormt een nieuw woongebied dat enerzijds een relatie aangaat met het bestaande dorpse milieu, een anderzijds aansluit bij wonen in het buitengebied. Zo wordt aangesloten op de structuur van de Berkelse Akkers, maar staan de vrijstaande woningen op grotere kavels. Om deze identiteit verder vorm te geven wordt het gehele plan aan de randen landschappelijk ingepast. Aan de noordkant, ter hoogte van de entree vanaf de Durendaelweg, komt een grote groene waterretentie. Het binnenhof krijgt een groene brink met bomen waarbinnen er ruimte is voor spelen en initiatieven. De aansluiting met het dorp wordt onder andere gekenmerkt door het doortrekken van het straatbeeld uit de Berkelse Akkers, vriendelijke woonstraten met een diversiteit aan vrijstaande woningen.
2.4.4.3 Bebouwingsstructuur
De oorspronkelijke dorpse context van Berkel-Enschot bestaat uit een variatie aan bebouwing. Om deze dorpse uitstraling in nieuwe plannen te waarborgen heeft de gemeente de gereedschapskist Dorps Bouwen opgesteld die ook is toegepast bij de nieuwe wijken aan de Enschotsebaan en de Hoge Hoek. Het gaat hierbij om de variatie in de wijk. Deze gereedschapskist Dorps Bouwen heeft ook de basis gevormd voor het beeldkwaliteitplan van De Kolenvense Akkers. Om de collectieve ruimtelijke kwaliteit binnen De Kolenvense Akkers te kunnen waarborgen zijn er in het plan een aantal uitgangspunten vastgelegd. Belangrijke zichtlijnen, oriëntatie van hoekwoningen en gewenste voorgevelrooilijnen en bouwhoogtes spelen hierbij een belangrijke rol. De beeldkwaliteit is verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan bijgevoegd als bijlage 3.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.1 Rijk
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Svir)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De SVIR heeft geen directe gevolgen voor onderhavig plan.
3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen.
Het Barro heeft geen directe gevolgen voor onderhavig plan.
3.1.3 (Ladder Voor) Duurzame Verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting.
Stap 1: Is er behoefte aan de woningen?
De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan.
De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten jaarlijks in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert van mei 2017.
In de planperiode 2017-2027 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg circa 9.600 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2019.
Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo'n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 won./jr. sloop. De effectieve vraag, uitgeoefend door de woonconsument, ondervindt her en der nog wat na-ijl-effecten van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.
Het plan (de bouw van 23 woningen in Berkel Enschot) past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context (ingevolge artikel 3.1.6. Bro). Over de samenhang van dit plan met de kwalitatieve woningbouwopgave verderop meer.
Stap 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
De kwantitatieve woningbouwopgave die Tilburg, mede in regionale context geplaatst, heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Behalve de aantallen (de kwantitatieve opgave) is in toenemende mate de kwalitatieve samenstelling van het bouwprogramma van belang. Deze kan niet geheel binnen het bestaand stedelijk gebied worden opgevangen.
Bij de kwalitatieve opgave gaat het niet alleen om het soort woningen (gestapeld/ grondgebonden, huur/koop, e.d.) maar juist ook om de differentiatie in woonmilieus. Behalve verschillende typen stedelijke woonmilieus beschikt Tilburg ook over twee dorpen waar met name wordt voorzien in de beduidende vraag naar "dorps woonmilieu", als ook "landelijk woonmilieu". De woonmilieutypologie wordt ingezet om meer/beter aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften/klantvraag. De woonmilieu-indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.
Per stadsdeel (resp. binnengemeentelijk woningmarktgebied) wordt, afgestemd op data uit periodiek onderzoek (i.c. KWBO en SmartAgent), aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan de gewenste woonmilieuvariatie te voldoen. Bij (woningbouw-)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave. Uit het Kwalitatief Woningbouw Behoefte Onderzoek (KWBO) van 2018 blijkt dat er zowel vraag is naar een "dorps woonmilieu" als ook een "landelijk woonmilieu", KWBO 2018:
-
wens dorps woonmilieu = 10%, aanbod = 6%
-
wens landelijk woonmilieu = 5%, aanbod = 0%.
-
wens vrijstaande woning = 17%, aanbod = 4%
Het plangebied De Kolenvense Akkers behoort tot de woningbouw-ontwikkellocaties in en om de dorpskern van Berkel-Enschot. Het plan betreft een kleinschalige uitbreiding met 23 vrijstaande woningen en voldoet daarmee aan de behoefte naar vrijstaande woningen en het ''dorpse woonmilieu''.
Met voorliggende ontwikkeling wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar het dorpse woonmilieu die volgt uit het recente Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (2018). Meer daarover in paragraaf 4.4.1. De locatie ligt echter wel buiten het 'Concentratiegebied' volgens de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Locaties binnen het concentratiegebied binnen de dorpen zijn echter schaars waarmee deze behoefte hier niet voldoende in te vullen is. Reden waarom voor dit type woonmilieu gekozen is voor een locatie tegen de dorpsrand aan in het gebied 'Verstedelijking afweegbaar'. Daarnaast speelt een rol dat op dit plangebied al een uit te werken woonbestemming ligt.
3.2 Provincie
3.2.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant. In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
3.2.2 Brabantse Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
De opgaven vanuit de Omgevingsvisie zijn doorvertaald in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) kan deze interim verordening vrij eenvoudig omgezet worden naar de definitieve Omgevingsverordening.
Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen.
-
De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.
-
De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken, voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.
-
De provincie zet in op het vergroten van nabijheid als strategie om groei van de (auto)mobiliteit te beperken. Nabijheid en functiemenging van wonen, werken en voorzieningen dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe (en vernieuwing van) economische activiteiten.
3.2.3 Interim Omgevingsverordening Noord-brabant
Provinciale Staten hebben op 25 oktober 2019 de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Deze verordening is op 5 november 2019 in werking getreden. In deze Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
In de Interim omgevingsverordening staan omgevingswaarden, algemene regels die de gemeente rechtstreeks binden (rechtstreeks werkende regels) en regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen (instructieregels). In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Interim omgevingsverordening de gemeenten wèl rechtstreeks.
De onderwerpen die in de Interim omgevingsverordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De Interim omgevingsverordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
3.2.3.1 Toetsing plan De Kolenvense Akkers Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
3.3 Gemeente
3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en
grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
-
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Onderhavig plan ligt in het gebied dat aangeduid is als 'Verstedelijking afweegbaar'. Dit betreffen locaties die voor verstedelijking afweegbaar zijn. Het betreffen onder andere de gebieden Akker, Heikant, Rugdijk-Kouwenberg, Bakertand, Wijkevoort ten oosten van het Wijckermeer, Berkhoek, en het gebied tussen de Bosscheweg en bedrijventerrein Loven. De Kolenvense Akkers valt onder het deelgebied Heikant. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt er een afweging gemaakt om een stedenbouwkundige invulling te geven aan een deelgebied Heikant. Het plan voor De Kolenvense Akkers past ruimtelijk, juridisch en milieutechnisch op de voorgestelde locatie. Het plan past daarmee in de Omgevingsvisie Tilburg 2040.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Welstandsnota Tilburg 2017
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Het projectgebied valt binnen het welstandniveau 2. Hierbij geldt de gereedschapskist Dorps Bouwen die de basis heeft geboden voor het Beeldkwaliteitsplan De Kolenvense Akkers (zie volgende paragraaf 4.2.2 en bijlage 3). Het beeldkwaliteitsplan zal worden vastgesteld door de raad. Het beeldkwaliteitsplan is daarmee leidend voor de welstandstoets.
4.2.2 Beeldkwaliteitsplan De Kolenvense Akkers
De dorpse context van Berkel-Enschot bestaat uit een variatie aan bebouwing. Om deze dorpse uitstraling in nieuwe plannen te waarborgen heeft de gemeente de gereedschapskist 'Dorps Bouwen' opgesteld. Het gaat hierbij om de variatie in de wijk. Deze dorpse context vormt ook de basis voor het beeldkwaliteitplan van De Kolenvense Akkers (zie bijlage 3). In het beeldkwaliteitsplan wordt de variatie doelbewust aangebracht door het aanwijzen van reguliere woningen en accentwoningen. Doordat deze woningen verschillende bebouwingsmogelijkheden hebben (oriëntatie, voorgevellijn en goot- en nokhoogte) zal als vanzelfsprekend een afwisselend straatbeeld ontstaan.
De hoofdstructuur van het stedenbouwkundig plan bestaat uit drie zones die ruimtelijk van elkaar verschillen. De te onderscheiden zones zijn de woningen die in de buitenrand staan, de woningen die aan het hof liggen en de drie woningen aan De Zicht. Om de collectieve ruimtelijke kwaliteit binnen De Kolenvense Akkers te kunnen waarborgen zijn er in het plan een aantal uitgangspunten vastgelegd. Belangrijke zichtlijnen, oriëntatie van hoekwoningen en gewenste voorgevelrooilijnen spelen hierbij een belangrijke rol.
Om een dorpse beeldkwaliteit te bereiken is het belangrijk dat er een eenheid zit in de materialisering en het kleurgebruik. Hiervoor is een kleurenpalet opgenomen. Daarnaast krijgt het gehele plan een groene uitstraling die verbonden is aan het buitengebied. Door de materialisering van de erfscheidingen van natuurlijke (groene) materialen te maken draagt het bij aan de uitstraling van het hele gebied.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Archeologie
Archeologisch bureauonderzoek
Om de archeologische waarde van het plangebied vast te stellen heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de nieuwbouw van woningen binnen het plangebied ‘De Kolenvense Akkers’ te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg "(6 november 2018, V18-3803, def. 2.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6. Hierna zijn een samenvatting en de conclusies opgenomen.
Binnen het plangebied bestaat een hoge archeologische verwachting voor de periodes Laat-Paleolithicum tot aan de Late Middeleeuwen. Vanwege de ligging op een dekzandrug lag het plangebied namelijk van oudsher hoog en droog in het landschap, en was daarom een aantrekkelijke locatie voor bewoning en landgebruik. Volgens de bodemkaart zijn binnen het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden aanwezig.
Onder dit esdek kunnen zich afgedekte en goed geconserveerde archeologische sporen en vindplaatsen bevinden. De mogelijke archeologische sporen en vindplaatsen kunnen uiteenlopen van tijdelijke jachtkampjes van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum/Neolithicum tot nederzettingsterreinen en sporen van landgebruik/verkaveling uit de periode vanaf het Neolithicum/Bronstijd tot aan de Late Middeleeuwen. Tot de eerste vondstcategorie behoren voornamelijk vondsten van bewerkt vuursteen, tot de tweede categorie behoren onder andere grondsporen van structuren zoals boerderijen, bijgebouwen, sloten, greppels en afvalkuilen, en vondsten van bijvoorbeeld aardewerk, bot en metaal. Deze resten kunnen worden aangetroffen op de overgang tussen het esdek en de natuurlijke ondergrond. Bij aanwezigheid van een bodem komen deze sporen voor onder de E-horizont; bij het voorkomen van een C-horizont direct onder het esdek.
Op basis van historisch kaartmateriaal zijn er geen aanwijzingen dat binnen het plangebied sprake is van bebouwing in de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd, maar archeologische sporen of vondsten uit deze periode kunnen ook niet geheel worden uitgesloten. De kans hierop wordt als laag tot middelhoog ingeschat. Eventuele sporen van bewoning of landgebruik in de Nieuwe Tijd zoals sporen van verkaveling en grondgebruik kunnen op of vlak onder het maaiveld worden aangetroffen. Het agrarisch grondgebruik dat tot voor kort heeft plaatsgevonden kan mogelijk van invloed zijn geweest op de conservering van eventuele archeologische sporen en vindplaatsen.
Advies bureauonderzoek
Het plangebied heeft op basis van dit bureauonderzoek een hoge archeologische verwachting en Vestigia heeft dan ook geadviseerd om alleen op de nieuwbouwlocatie een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uit te voeren. Het doel van het IVO-P is vast te stellen of er binnen het westelijke deel van het bestemmingsplangebied ‘De Kolenvense Akkers’ archeologische vindplaatsen bestaande uit sporen en / of vondsten aanwezig zijn en te bepalen of deze resten behoudenswaardig zijn. Voor dat het onderzoek uitgevoerd kon worden is eerst een Programma van Eisen opgesteld dat de goedkeuring behoeft van het bevoegd gezag, de gemeente Tilburg. Dit Programma van Eisen is reeds geaccordeerd door de gemeente en toegevoegd als bijlage 7 "(31 januari 2019, V1739, def. 2.0).
Proefsleuvenonderzoek
Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven heeft plaatsgevonden van 25 februari tot en met 6 maart 2019. Het onderzoeksrapport '‘Archeologisch onderzoek plangebied De Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg - Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven'' (15 mei 2019, V18-3923, concept 1.0) is bijgevoegd als bijlage 8. Op basis van de uitkomsten van het inventariserende veldonderzoek in de vorm van proefsleuven adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek.
Een waardestelling zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.1, VS06) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. Op belevingswaarde wordt in dit onderzoek niet gescoord. Er werden geen fysieke objecten of sporen zichtbaar aan het oppervlak aangetroffen, waardoor de beleving op de criteria schoonheid en herinneringswaarde niet van toepassing is. De fysieke kwaliteit is gebaseerd op conservering en gaafheid. De conservering geeft aan in hoeverre (organische) resten behouden zijn, de gaafheid in hoeverre de vindplaats nog compleet is. Binnen het plangebied wordt op beide criteria laag gescoord. Op inhoudelijke kwaliteit wordt laag gescoord. De aangetroffen greppels zijn niet zeldzaam en hebben geen informatie- of ensemblewaarde. Conform de KNA-waarderingscriteria worden de archeologische resten binnen het plangebied als niet behoudenswaardig gewaardeerd.
Voor wat betreft de nieuwbouwlocatie kan het bestemmingsplangebied ‘De Kolenvense Akkers’ daarom naar oordeel van Vestigia worden vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Voor de delen van het bestemmingsplangebied waar geen ingrepen staan gepland (in het centrale deel van het plangebied bij perceel 6339, en in het zuidoostelijke gedeelte van het plangebied bij de percelen 5543, 5812, 5813, 5814, 5670 en 5671) wordt geadviseerd in het bestemmingsplan ‘De Kolenvense Akkers’ evenmin een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ op te nemen.
Enerzijds zijn er in het aanpalende onderzochte gebied geen archeologische sporen en vondsten aangetroffen, anderzijds wordt verwacht dat de huidige bebouwing op de bewuste percelen van dien aard is dat het de ondergrond bij de bouw voor een aanzienlijk deel heeft verstoord.
Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet op deze locaties een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de gemeente Tilburg en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
4.3.2 Cultuurhistorie, Objecten En Structuren, Historisch Groen
Op basis van het hiervoor genoemde archeologisch vooronderzoek (bijlage 6) wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied van de 23 woningen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren of historisch groen worden aangetast.
Het plangebied ligt binnen een oud akkercomplex, de ‘Berkelse Akkers’. De oudste vermelding van Berkel dateert uit 1214, toen hertog Hendrik I van Brabant een derde van de tiendrechten overdroeg aan de plaatselijke Sint Willibrorduskapel. De ontginning van de omgeving van Berkel dateert waarschijnlijk uit de 13e eeuw, met de vorming van een kransakkernederzetting, d.w.z. de kransachtige verspreiding van boerderijen rondom akkergronden.
Op de Kadasterkaart 1811-1832 ligt het plangebied in het agrarisch gebied tussen Berkel en Heikant, de ‘Berkelsche Ackers’. Het westelijk deel van het plangebied (de nieuwbouwlocatie) ligt in onbebouwd gebied; verder is een boerderijplaats te zien in het centrale deel, en in het zuidoostelijke deel van het plangebied, ongeveer gelijk aan de huidige situatie. Dit agrarisch gebied blijft lange tijd vrij onveranderd, zoals de topografische kaarten uit 1900 en 1950 laten zien.
De huidige boerderij binnen het centrale deel van het plangebied (Heikantsebaan 5) dateert volgens de BAG viewer uit 1820. De naastgelegen boerderij Heikantsebaan 7 dateert uit 1940. De schuren eromheen dateren uit de jaren 40, 60 en 70 van de vorige eeuw. Net buiten het centrale deel van het plangebied liggen de boerderijen Heikantsebaan 1 (datering 1900) en de Heikantsebaan 3 (datering 1849). Binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied aan de Heikantsebaan 4 dateert de boerderij volgens de BAG viewer uit 1900. De omliggende schuren dateren volgens de BAG uit 1900, maar dit is recente nieuwbouw. Het woonhuis aan de Heikantsebaan Nummer 4a dateert uit 2004. De woonwijk ‘Berkelse Akkers’ die tegen de westgrens van het plangebied ligt, is aangelegd vanaf het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw.
Van de twee bestaande boerderijen binnen het plan is Heikantsebaan 4 opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project van de provincie Noord-Brabant. Voor beide boerderijen geldt echter dat er geen ontwikkelingen plaatsvinden die cultuurhistorisch waardevolle structuren kunnen aantasten. Binnen de nieuwbouwlocatie liggen geen cultuurhistorische waarden. Onderhavig plan zorgt daarmee niet voor aantasting van de bestaande waarden.
4.3.3 Conclusie
Door voorliggend plan worden geen cultuurhistorisch waardevolle elementen verstoord. De verwachte archeologische waarden ter plaatse van het ontwikkelingsgebied zijn nader onderzocht middels een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Hieruit is geconcludeerd dat de archeologische resten binnen het plangebied als niet behoudenswaardig kunnen worden gewaardeerd. Dit betekent dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse van de nieuwbouw kan worden verwijderd. Ter plaatse van de voormalige agrarische bouwpercelen hoeft evenmin de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen te worden.
4.4 Volkshuisvesting
4.4.1 Woonvisie En Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek/kwbo
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse Woonvisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.
Centraal in de Woonvisie 2015 –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.
De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maken het nodig om ons –zeer beperkt– ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.
Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk), waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.
De planlocatie Heikantsebaan/Kolenvense Akkers in Berkel-Enschot betreft een dorps(rand) ontwikkeling met 23 grondgebonden koopwoningen. In het plan is rekening gehouden met woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar Dorps wonen, ofwel gemengd wonen, werken en voorzieningen in relatief lage dichtheid, kleinschalige (ruimtelijke) complexiteit, alsmede een combinatie van redelijke nabijheid en bereikbaarheid.
Het periodieke regionale Kwalitatief Woning Behoefte Onderzoek / KWBO (elke vier jaar, meest recent 2018) toont de behoefte aan dorps-wonen aan:
wens dorps woonmilieu = 10%, aanbod = 6%
wens landelijk woonmilieu = 5%, aanbod 0%
(vrijstaande woning: wens 17%, aanbod 4%)
In de gemeente Tilburg bedraagt de behoefte naar het dorps woonmilieu 10% ten opzichte van een bestaande voorraad van 6%. Deze behoefte zal in de dorpen gerealiseerd moeten worden. Gelet op de beperkte ruimte binnen bestaand stedelijk gebied en in het bijzonder de dorpen, biedt de locatie De Kolenvense Akkers de mogelijkheid om aan deze behoefte bij te dragen. Eveneens kan met de ontwikkeling van De Kolenvense Akkers in de wens naar vrijstaande woningen worden voorzien.
4.4.2 Woonkwaliteiten
Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het percentage goedkope (huur)woningen, bevordering van consumentgericht bouwen w.o. de beschikbaarheid van kavels voor eigenbouw / (collectief) particulier opdrachtgeverschap, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).
a. Toetsingskader nieuwbouw-appartementen
In voorliggend plan zijn geen appartementen opgenomen.
b. Goedkope (huur)woningen
In voorliggend plan zijn geen goedkope huurwoningen voorzien. Dit is vooraf in de exploitatie overeenkomst vastgelegd.
c. Consumentgericht bouwen – eigenbouw / (C)PO
Getuige de Woonvisie staat de woonconsument centraal in het woonbeleid. Consumentgericht bouwen, met in ultieme vorm het ruimte geven aan eigenbouw / (C)PO, dient in dat verband zo veel mogelijk gefaciliteerd te worden, met name in de grondgebonden woningproductie.
De planlocatie Heikantsebaan/Kolenvense Akkers heeft potentie voor kaveluitgifte t.b.v. eigenbouwers.
d. Levensloopbestendig bouwen (/ wonen met zorg)
De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.
In dit plan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw zo goed mogelijk invulling gegeven. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.
e. Politiekeurmerk Veilig Wonen
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.
Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woning niveau, als ook op het niveau van de woonomgeving. Het plan Heikantsebaan/Kolenvense Akkers zal aan het Politiekeurmerk voldoen.
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen.
Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomenverordening 2017. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Het plangebied valt binnen de categorie basiswaarde.
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn.
In voorliggend bestemmingsplan worden vier bomen op het erf van Heikantsebaan 5-7 gerooid ten behoeve van de nieuwe weg. Deze bomen staan echter niet op de Bwz-kaart, het bestemmingsplan tast daarmee geen beschermwaardige bomen aan.
TE ROOIEN BOMEN
Voorts zullen de bestaande bomen rond de agrarische woningen behouden blijven en worden bij de nieuwe ontwikkeling bomen en groen toegevoegd. Het behouden van en toevoegen van de beplanting is geregeld middels een voorwaardelijke verplichting en vastgelegd op de tekeningen in de bijlagen bij de regels bijlage 3 en bijlage 4 zijnde de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering voor de nieuwe woningen plus de landschappelijke inpassing voor de voormalige agrarische bedrijven. Het behoud van de bestaande waardevolle bomen is vastgelegd op de (in bijlage 6bij de regels opgenomen) Boomwaardekaart.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden met een beperkte gebruikskwaliteit en biodiversiteit. Door de randen van het plangebied een natuurlijk karakter te geven ontstaat er een landschappelijke inpassing waarbinnen ruimte gecreëerd wordt voor biodiversiteit en functionaliteit. Door aan te sluiten op de bestaande groenstructuur aan de Durendealseweg wordt het bestaande groene netwerk versterkt. Binnen het plan is sprake van verschillende karakters van groen, enerzijds het natuurlijke groen aan de randen met zowel een waterbergende functie als een plek waar biodiversiteit wordt gestimuleerd, anderzijds het groen binnen het hof, waarin een combinatie wordt gezocht tussen openbare recreatieve waarde en biodiversiteit. De Kolenvense Akkers is daarmee passend in de Nota Groen.
4.5.3 Nota Biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora en fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden. In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden. -
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt. -
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).
UITSNEDE STADSNATUUR 2040
Het plangebied ligt deels binnen het gebied dat is aangeduid als 'Ecologische zone' en deels in het gebied 'Openbaar groen'. De huidige 'Ecologische zone' ligt grotendeels over het bestaand stedelijk gebied heen. Binnen de plangrens valt dit gebied samen met agrarische gronden. Door middel van de nieuw aan te leggen groenstructuur en de (grote groene) percelen zal er eerder sprake zijn van een bijdrage aan de 'Ecologische zone' dan een aantasting daarvan.
Het deel van het plan waar de drie woningen aan De Zicht zijn beoogd, staat momenteel aangeduid als openbaar groen. De kwaliteit en functionaliteit van deze groene ruimte is echter laag. In de vorm van het hof komt er in het nieuwe plan een stuk openbaar groen bij met hogere gebruikswaarde en belevingswaarde dat toegankelijk wordt voor de directe omgeving. Doel is om bij de vormgeving en keuzes voor beplanting dit hofje een bijdrage te laten zijn aan de biodiversiteit ter plaatse. Derhalve vindt er hier een kwalitatieve verplaatsing van het openbaar groen plaats.
Aan de noordzijde van het plangebied (de Durendealseweg) ligt een 'Ecologische structuur'. Vanaf deze zijde wordt het gebied ontsloten met een weg die aan de gehele oostzijde wordt begeleid door een groene berm en een watergang. In overleg met de gemeente wordt er gekozen voor extensief beheer met kruidenrijke bermen en een losse bomenstructuur (waarbij bestaande bomen zoveel mogelijk worden behouden). In ditzelfde overleg is tevens besloten de berm en de waterretentie aan de noordzijde dusdanig in te richten zodat de 'lokale' biodiversiteit wordt bevorderd. De uitgangspunten uit dit overleg dienen als basis voor het beplantingsplan. Zodoende wordt er een kwalitatieve relatie gelegd met de bestaande 'Ecologische structuur' aan de noordzijde.
4.5.4 Nota Ruimte Voor Buitenspelen
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Voorliggend plan is een nieuwbouwontwikkeling.
De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).
Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.
Binnen het plan is ruimte voor speelvoorzieningen opgenomen in het middengebied van het plan.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
4.6.1.1 Vekeersgeneratie De Kolenvense Akkers
De verkeersaantrekkende werking van de 23 vrijstaande woningen in het nieuwe plan is berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie "ASVV 2012" op basis van de ligging in de gebieden 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. De cijfers staan weergegeven in onderstaande tabel.
onderdeel | aantal | kengetal verkeersgeneratie | verkeersgeneratie per weekdag |
koop, vrijstaand | 23 | 7,8 - 8,6 mvt | 179 - 198 mvt |
Het plan leidt tot een verkeersaantrekkende werking van circa 190 motorvoertuigen per weekdag. Deze motorvoertuigbewegingen betreffen hoofdzakelijk woon-werkverkeer en bestemmingsverkeer richting het centrum. De snelste route vanaf De Kolenvense Akkers richting het centrum, de N65 (naar omgeving) en Tilburg (Bosscheweg), is via de Durendaelseweg aan de noordzijde van het plan. De toename van het aantal motorvoertuigbewegingen zal zich voornamelijk op deze gebiedsontluitingsweg concentreren. De verwachting is dat de toename op deze en de omliggende wegen kan worden afgewikkeld.
VERKEERSAFWIKKELING PLAN EN BERKELSE AKKERS
Met de realisatie van De Kolenvense Akkers ontstaat er een nieuwe verbinding van de wijk Berkelse Akkers met de Durendaelweg. Dit kan er toe leiden dat bestemmingsverkeer van en naar de Berkelse Akkers richting het noorden gebruik zal maken van deze nieuwe verbinding. Voor het merendeel van de Berkelse Akkers geldt echter dat er al een goede verbinding richting het noorden bestaan via de Durendaelweg. Er worden daarnaast verkeersremmende maatregelen genomen ter plaatse van de nieuwe verbinding om deze route onaantrekkelijk te maken en daarmee een grote toename van het aantal motorvoertuigbewegingen tegen te gaan, hetgeen de veiligheid en leefbaarheid van de wijk ten goede komt.
4.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in dewoonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
4.6.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' (bijgevoegd als bijlage 8 bij de regels) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Omdat het een nieuwbouwontwikkeling aan de rand van kern betreft wordt de gehele parkeervraag opgelost binnen het plangebied en wordt geen parkeeroverlast voor de bestaande woningen verwacht. De parkeernorm voor deze locatie geeft aan dat er 1,7 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd dient gerealiseerd dient te worden waarvan 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. De totale parkeerbehoefte bedraagt (2,0 x 23) 46 parkeerplaatsen, waarvan (0,3 x 23) 7 parkeerplaatsen voor bezoekers. Op elk perceel dienen minimaal 2 parkeerplaatsen gecreëerd te worden (46 parkeerplaatsen totaal). Daarnaast dienen minimaal 7 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd te worden. In het stedenbouwkundige plan zijn verspreid over de De Zicht, de buitenrand en binnen het hof 17 parkeerplaatsen voor bezoekers opgenomen (waarvan 3 bestaande in De Zicht). Er zijn dus voldoende parkeerplaatsen in het plan opgenomen.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
-
er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
-
voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat.
Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
ad b.
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bevindt zich op meer dan 1,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Vanwege de afstand leidt alleen stikstofdepositie tot mogelijke negatieve effecten op het natuurgebied. Dit wordt in paragraaf 5.9 onderzocht en beoordeeld.
Er heeft een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden (zie bijlage 9). Uit deze notitie blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden. Dit geldt niet voor stikstof. Hier is sprake van een zeer beperkte (tijdelijke) toename. Echter gezien het feit dat twee varkenshouderijen hun bedrijven staken, hetgeen leidt tot een forse reductie van de stikstofemissie, is er geen sprake van significant negatieve effecten zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving.
Geconcludeerd is dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
5.3 Milieuhinder Bedrijven
5.3.1 Inleiding
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
-
de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
-
bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen. Er is voor deze handreiking gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
5.3.2 Analyse
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slecht van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
De overige omliggende agrarische bedrijven worden beschouwd in paragraaf 5.7.
bedrijf | SBI-code | categorie | richt- | werkelijke afstand |
Kampeerboerderij De Heikant | 553,552 | 3.1 | 50 m | > 90 m |
Sportpark Berkelseweg | 931 | 3.1 | 50 m | > 200 m |
De dichtstbijzijnde, ten oosten van het plangebied gelegen, agrarische bedrijven aan de Heikantsebaan 4 en 5-7 worden in het kader van voorliggende ontwikkeling opgeheven. Deze veroorzaken dan ook geen hinder voor de nieuwe woningen.
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
5.3.3 Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
Hierna zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd en is de verantwoordingsplicht ingevuld. Een ontwikkeling die ligt binnen het invloedsgebied van een risicobron moet worden verantwoord. In de inventarisatie van risicobronnen wordt beoordeeld of het invloedsgebied over het plangebied ligt.
UITSNEDE RISICOKAART MET PLANGEBIED
Op bovenstaande uitsnede van de Risicokaart is te zien dat het initiatief niet binnen het invloedsgebied van inrichtingen ligt. Het plangebied ligt daarentegen wel binnen het invloedsgebied van twee oliebuisleidingen, en twee transportroutes met gevaarlijke stoffen, de spoorlijn Breda - Tilburg - Vught en de rijksweg A65/N65. De afstand tot de spoorlijn is ca. 1.000 meter en de afstand tot rijksweg A65/N65 is ca. 525 m. Het plangebied ligt daarmee niet binnen de 200 meter zone van de transportroutes. Een complete verantwoording van het groepsrisico conform artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) is derhalve niet noodzakelijk. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied groepsrisico. Er dient daarom aandacht besteedt te worden aan de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied en de bestrijdbaarheid en de beperking van de omvang van een ramp op het spoor
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Uit de in de regeling Basisnet Spoor opgenomen PR contouren blijkt dat deze ter hoogte van dit plangebied ligt op 0 m. De A65/N65 ligt op ongeveer 525 m, de PR contour ligt niet over het plangebied.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Het plangebied bevindt zich op grote afstand van de risicobronnen. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobronnen zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van NL-alert.
5.4.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid
De spoorlijn Breda -Tilburg- Vught, de A65/N65 zijn aangewezen als transportasgebieden waar binnen 200 m geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. (Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan; grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). De bebouwing binnen het plangebied ligt op meer dan 200 m van het spoor en weg.
5.4.4 Conclusie En Restrisico
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Tilburg – 's Hertogenbosch en de rijksweg A65/N65. Het groepsrisico is echter beperkt verantwoord en wordt aanvaardbaar geacht. De volgende overwegingen spelen daarbij een rol:
-
het geringe groepsrisico en gelijkblijvende hoogte hiervan, en
-
de goede mogelijkheden binnen het plangebied voor de zelfredzaamheid van personen.
5.4.5 Advies Veiligheidsregio Midden- West-brabant
De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft aangegeven dat het standaardadvies van toepassing is. De relevante onderdelen van dit advies zijn betrokken bij de beschouwing van het aspect externe veiligheid. Het standaardadvies is opgenomen als bijlage 10.
5.5 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.5.1 Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). De Durendaelweg, de Heikantsebaan, de Berkelseweg en de Bosscheweg (N65) zijn geluidgezoneerd. Het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna voor de twee voormalige veehouderijen en het stedenbouwkundig plan voor De Kolenvense Akkers apart toegelicht.
5.5.1.1 Heikantsebaan 4/4a en 5/7
De agrarische bedrijfswoningen worden middels onderhavig bestemmingsplan omgezet naar een reguliere woningen. Voor deze omzetting is artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing. Op basis van dit artikel hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op een bestaande woning niet opnieuw aan de grenswaarden Wgh getoetst te worden. Voor de bestaande bedrijfswoningen aan de Heikantsebaan treedt er in het kader van de Wet geluidhinder dus geen verandering op.
5.5.1.2 De Kolenvense Akkers
Voor de geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door DPA Cauberg-Huygen B.V: rapport "Akoestisch onderzoek de Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot; nieuwbouw grondgebonden woningen" (7 december 2018, 04309-26349-03). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 11.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat
-
De geluidsbelasting op de bestaande woningen aan De Zicht in de nieuwe situatie blijft beperkt tot een lichte toename (< 2dB). Hierdoor is er nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
-
Ten gevolge van wegverkeer op de Bosscheweg (N65) wordt niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er wordt maximaal een geluidbelasting berekend van 49 dB Lden, na aftrek. De maximale ontheffingswaarde wordt daarmee niet overschreden.
-
Maatregelen ter reductie van het geluid ten gevolge van de relevante geluidbronnen zijn in relatie tot het onderhavige project vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard, niet realiseerbaar.
-
De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer op de N65 wordt overschreden op de 2e verdieping van de woningen aan De Zicht 6, 10, 11, 19, 20, 21, 22 en 23. Indien de betreffende woningen op de 2e verdieping voorzien worden van geluidgevoelige ruimten dient er een hogere waarde aangevraagd te worden. Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient bij een aanvraag om bouwvergunning een akoestisch onderzoek te worden gevoegd waar getoetst wordt of voldaan wordt aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit waarbij voor de geluidbelasting wordt uitgegaan van de geluidbelasting exclusief aftrek. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie dient te worden bepaald conform NEN 5077.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Maatregelen ter reductie van het geluid ten gevolge van de relevante geluidbronnen zijn in relatie tot het onderhavige project vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard, niet realiseerbaar. Het is daarom realistisch om een hogere waarde aan te vragen voor de in het plan opgenomen woning(en). Daarbij heeft iedere woning minimaal één geluidluwe zijde.
Voor deze geluidgevoelige bestemmingen is een verzoek Hogere waarde aan het college van burgemeester en wethouders gedaan. Dit besluit zal bij de regels van dit bestemmingsplan worden gevoegd.
5.5.2 Railverkeerlawaai
5.5.2 Railverkeerlawaai
Het plangebied is gelegen buiten de zonebreedte van 600 m van het spoortraject Tilburg-'s-Hertogenbosch. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
5.5.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Het plangebied bevindt zich niet binnen de zone van een geluidgezoneerd industrieterrein.
5.5.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
5.6 Lucht
5.6.1 Inleiding
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
5.6.2 Analyse
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 23 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
5.6.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.7 Geur
5.7.1 Industriële Geurhinder
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.
5.7.2 Agrarische Geurhinder
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan en dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven (omgekeerde werking).
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden (100 meter binnen de bebouwde kom). De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
In de omgeving van het plangebied zijn de volgende agrarische bedrijven aanwezig:
locatie | diersoorten | afstand | vaste afstand | |
Hoolstraat 8 | melk- en kalfkoeien | > 650 m | 100 m | |
Heikantsebaan 12 | melk- en kalfkoeien, volwassen paarden, | > 450 m | 100 m | |
Hoolstraat 17 | legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen | > 600 m | (geuremissiefactor) |
Woon- en leefklimaat
De afstand van de nieuwe woningen tot veehouderijen met dieren zonder geuremissiefactor is in alle gevallen groter dan de vaste richtafstand van 100 meter. Voor veehouderijen met dieren met geuremissiefactor geldt dat de dichtsbijzijnde veehouderij op een afstand van 450 meter ligt. Dit is een dermate grote afstand dat, tezamen met kleine aantal veehouderijen binnen een straal van 650 meter, er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van onderhavig plangebied.
Omgekeerde werking
Voor de omgekeerde werking geldt dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering vormen voor bestaande agrarische bedrijven. Er liggen reeds burgerwoningen op een kortere afstand tot deze agrarische bedrijven dan gepland in onderhavig plan. Hierdoor zijn deze bestaande woningen maatgevend bij een uitbreiding van het aantal dieren met een geuremissiefactor. Daarnaast liggen de nieuwe woningen op meer dan 100 meter van de agrarische bedrijven, zodat er ook geen belemmering is voor het houden van dieren zonder geuremissiefactor.
5.8 Bodem
5.8.1 Inleiding
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
5.8.2 Analyse
5.8.2.1 De Kolenvense Akkers
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Terra milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Conform NEN 5740" (28 maart 2018, 18-096 ). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 12.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bodem verhogingen van zware metalen en PCB’s ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In het grondwater worden verhogingen van enkele zware metalen ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen. De locatie kan daarom niet meer als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. De aangetroffen verhoogde concentraties betreffen vermoedelijk verhoogde achtergrondconcentraties welke nagenoeg overal worden aangetroffen.
Ter plaatse van de mogelijk gedempte sloot wordt enkel een verhoging van kwik ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen. Verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde, respectievelijk de streefwaarde worden vaker aangetroffen tijdens bodemonderzoeken en geven geen bezwaar voor het geplande gebruik van de locatie.
Op basis van dit bodemonderzoek zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de geplande ontwikkelingen op de locatie.
5.8.2.2 Heikantsebaan 4 en 4a
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Terra milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Conform NEN 5740" (14 maart 2019, 19-015-1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 13.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bodem geen verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In het grondwater worden verhogingen van barium, nikkel en naftaleen ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.
De resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Ter plaatse van de halfverharding wordt zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. Tevens is vastgesteld dat het materiaal menggranulaat betreft en is daarom niet onderzocht op de milieuhygiënische kwaliteit.
Er bestaan volgens Terra Milieu met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging. Hierbij moet worden vermeld dat onderzoek ter plaatse van de bebouwing zal plaatsvinden zodra de stallen zijn gesloopt. De resultaten van dit aanvullend onderzoek zullen worden toegevoegd in onderhavige rapportage onder een nieuw versienummer.
5.8.2.3 Heikantsebaan 5-7
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Terra milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Conform NEN 5740" (14 maart 2019, 19-015-1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 14.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de bodem een verhoging van minerale olie ten opzichte van de achtergrondwaarde wordt aangetroffen. In het grondwater worden verhogingen van barium ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.
De resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Op basis van het onderzoek naar asbest ter plaatse van de afwatering kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de sleuven 7-9 een interventiewaarde overschrijding wordt aangetroffen in de toplaag. Deze grond zal middels een BUS-melding worden gesaneerd en als verontreinigd worden afgevoerd. Geadviseerd wordt tevens de grond ter plaatsen van sleuven 4-6 te ‘saneren’, gezien de aangetroffen concentratie van 62 mg/kg ds.
Er bestaan volgens Terra Milieu met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, met inachtneming van bovenstaande, dan ook géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging. Hierbij moet worden vermeld dat onderzoek ter plaatse van de bebouwing zal plaatsvinden zodra de stallen zijn gesloopt.
5.8.2.4 PFAS
Op 8 juli 2019 heeft Staatssecretaris Van Veldhoven het 'Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie' aangeboden aan de Tweede Kamer (kenmerk IENW/BSK-2019/131399). Het tijdelijke handelingskader biedt een landelijk kader voor de omgang met PFAS-houdende grond en baggerspecie. Dit tijdelijk handelingskader is op 29 november 2019 aangepast (kenmerk IenW/BSK- 2019/251123) waarbij de normen zijn verhoogd. Er zijn tijdelijke achtergrondwaarden vastgesteld voor grond (0,8 ìg/kg ds voor alle PFAS, met uitzondering van PFOSwaarvoor een achtergrondwaarde van 0,9 ìg/kg ds geldt).
Om aan te tonen welke concentraties aan PFAS er op de planlocatie te verwachten zijn, heeft Terra milieu een verkennend bodemonderzoek naar PFAS conform NEN 5740 uitgevoerd voor de gronden (percelen 6340 en 5659) waar de nieuwbouw woningen gerealiseerd worden: rapporten "Verkennend bodemonderzoek PFAS, Volgens NEN 5740" (4 december 2019, 19-391-1) voor perceel 6340 en "Verkennend bodemonderzoek PFAS, Volgens NEN 5740" (4 december 2019, 19-391-2) voor perceel 5659. De onderzoeksrapporten zijn bijgevoegd als respectievelijk bijlage 15 en 16.
Terra milieu concludeert voor beide locaties dat, op basis van de analyseresultaten, er in de grond geen verhogingen van PFOS, PFOA en PFAS toepassingsnormen van 0,8 ìg/kg of 0,9 ìg/kg (PFOS) zijn aangetroffen. Op basis van deze concentraties kan worden geconcludeerd dat de grond voor de stoffen PFAS in de klasse Achtergrondwaarde kan worden ingedeeld. Bij eventueel grondverzet op de locatie dient de grond te worden gekeurd conform de regels uit het besluit bodemkwaliteit.
5.9 Natuur En Ecologie
5.9.1 Wettelijke Kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant)
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rusten voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
5.9.2 Analyse Plangebied
Om de huidige natuurwaarden inzichtelijk te maken heeft Blom Ecologie BV een Quickscan natuurwaarden uitgevoerd: rapport "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan De Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot" (10 oktober 2018, herziene versie 5 december 2019, BE/2018/509/r). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 17.
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000-gebieden of het Natuurnetwerk Nederland. Op een afstand van circa 1,6 km ligt het Natura2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De planlocatie ligt op een afstand van 1,5 km tot het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland.
Stikstof
Een toename in stikstofdepositie kan een effect sorteren op kwetsbare en gevoelige habitattypen. Van de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied is het gebied 'Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen' (op 1,5 kilometer afstand) het dichtstbij gelegen gebied met kwetsbare en gevoelige habitattypen (pas.natura2000.nl).
De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van 23 nieuwe woningen. Het transport en de bouwwerkzaamheden gedurende de ontwikkeling van de 23 woningen leiden tot een tijdelijke toename in stikstofdepositie (projecteffect). Anderzijds leidt het beëindigen van de twee varkenshouderijen tot een forse vermindering van de stikstofdepositie. Inmiddels is voor zowel de ontwikkel- als de gebruiksfase van de woningen een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van intern salderen op basis van de op 11 oktober 2019 inwerking getreden Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant. In artikel 2.7 van deze beleidsregel zijn de voorwaarden voor het intern salderen aangegeven. Aan deze voorwaarden kan worden voldaan.
Uit de berekening met de AERIUS-calculator volgen voor zowel de bouw- als gebruiksfase rekenresultaten van maximaal 0,01 mol/ha/jaar op het habitattype “H3130 Zwakgebufferde vennen” binnen het Natura 2000-gebied "Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen". De referentiesituatie (varkenshouderijen) laat echter een vele malen grotere stikstofdepositie zien op dit habitattype in het natuurgebied. De beide agrarische bedrijven (Heikantsebaan 4-4a en 5-7) veroorzaken namelijk een depositie van 6,70 mol/ha/jaar op het habitattype “H3130 Zwakgebufferde vennen”. Met Aagrostacks berekend bedraagt de depositie op de twee meetpunten in het natuurgebied 6,95 en 5,27 mol/ha/jaar. Omdat de twee varkensbedrijven hun bedrijfsvoering beëindigen, vermindert daarmee de stikstofdepositie met 6,69 mol/ha/jaar op het gebied “Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen". De depositie op alle andere gebieden bedraagt 0,00 mol/ha. Het plan leidt dan ook tot een zeer forse afname van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied.
Uit jurisprudentie volgt dat saldering als mitigerende maatregel mogelijk is indien er 'directe samenhang' bestaat tussen het te vergunnen project en de beëindiging van het saldo gevende bedrijf. Er zijn drie criteria wanneer sprake is van 'directe samenhang':
-
De vergunning voor het saldo gevende bedrijf is ingetrokken of zal worden ingetrokken ten behoeve van de uitbreiding van het saldo ontvangende bedrijf, of;
-
De bedrijfsvoering van het saldo gevende bedrijf wordt daadwerkelijk beëindigd of is beëindigd; of;
-
Er is een overeenkomst tussen het saldo ontvangende en het saldo gevende bedrijf over de overname van 'stikstofrechten'.
Opgemerkt wordt dat voor Kolenvense Akkers de referentiesituatie bij de aanvraag voor de Wet natuurbeschermingsvergunning overeenkomt met de feitelijk planologisch legale situatie. Er is in dit geval sprake van een directe samenhang tussen de 23 nieuwbouwwoningen en de salderingsmaatregel/mitigerende maatregel, zijnde het beëindigen van de twee varkenshouderijen, beide geregeld in dit plan. Op basis van de gesloten exploitatie-overeenkomst zullen de vergunningen van de saldo-gevende varkensbedrijven daadwerkelijk ingetrokken worden ten behoeve van de bouw en de ingebruikname van de 23 nieuwe woningen. Conform regeling in de exploitatie-overeenkomst zijn de vergunningen reeds aangeboden aan de gemeente ter intrekking. Zodra het bestemmingsplan onherroepelijk is zullen de vergunningen worden ingetrokken en de bedrijven hun bedrijfsvoering daadwerkelijk beëindigen. Zulks op straffe van hoge boetes. Mocht uit de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant strengere en/of aanvullende voorwaarden voor het intern salderen gelden dan zijn deze eveneens van toepassing op de vergunningverlening. Hiermee is op basis van de bij dit plan gevoegde voortoets, AERIUS-berekeningen, aanvraag Wnb-vergunning en exploitatieovereenkomst voldoende zekerheid verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Overige effecten
Voor de overige effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) geldt dat de afstand tot de omliggende Natura2000-gebieden te groot is en dat de mate van deze verstoringsfactoren niet zullen leiden tot een toename.
Houtopstanden
Als gevolg van het plan moeten vier bomen worden gekapt. Deze bomen maken echter geen deel uit van een houtopstand van meer dan 10 are of een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. De planlocatie heeft echter aannemelijk geen essentiële functie voor beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezig te slopen bebouwing op zowel Heikantsebaan 4 als Heikantsebaan 5-7 zijn wel verdacht en daarom onderzocht op de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen ten aanzien van gebouwbewonende vleermuizen. Het was aannemelijk dat vleermuizen op en rondom de onderzoekslocaties foerageren en/of incidenteel passeren. Groenadviesbureau Jansen &Jansen heeft voor beide locaties vervolgonderzoek uitgevoerd. De onderzoeken zijn als bijlage 18 (Vervolgonderzoek Heikantsebaan 4, 24 september 2019, 1.0) en bijlage 19 (Vervolgonderzoek Heikantsebaan 5-7, 24 september 2019, 1.0) opgenomen. Jansen &Jansen concludeert dat beide onderzoeklocaties (de te slopen varkensstallen) geen essentiële functie binnen het leefgebied van vleermuizen hebben. Binnen de onderzoeklocaties zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Wezenlijke negatieve effecten op door de Wet natuurbescherming beschermde functies van vleermuizen zijn niet te verwachten. Er zijn derhalve geen aanvullende maatregelen en voorwaardelijke verplichtingen omtrent de Wet natuurbescherming nodig. De planlocatie en het omliggende terrein heeft (mogelijk) een functie voor algemeen voorkomende planten, zoogdieren, amfibieën, insecten en vogels.
Uitvoerbaarheid
De realisatie van 23 woningen leidt niet tot aantasting van beschermde gebieden en beschermde natuurwaarden. Verder geldt er voor de Habitatrichtlijn-, Vogelrichtlijn-, en overige soorten geldt dat, op basis van het voorliggende onderzoek, er geen effecten worden verwacht ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen alsmede functioneel leefgebied.
De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging (vrijstellingsbesluit). Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van rugstreeppad, foeragerende vleermuizen en de aanwezigheid van algemene broedvogels.
De realisatie van 23 woningen aan De Zicht te Berkel-Enschot is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
Conclusie
Het saneren van de veestallen van de agrarische bedrijven aan de Heikantsebaan 4 en 5-7 en de realisatie van 23 woningen aan De Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Deze waterparagraaf beschrijft in eerste instantie de ontwikkeling van De Kolenvense Akkers omdat er sprake is van een aanzienlijke toename van het verhard oppervlak. Op de twee agrarische percelen aan de Heikant is er sprake van een bestaande situatie waarbij er tevens stallen worden gesloopt en verharding wordt verwijderd. Er is hier dus sprake van een aanzienlijke afname van het verhard oppervlak. De toelichting van deze twee percelen staat onder paragraaf 6.5 beschreven.
6.1 Proces Watertoets
In het kader van de watertoets zijn diverse acties uitgevoerd:
-
Er zijn bodemkundige onderzoeken uitgevoerd (Geofox, bijlagen 12, 13 en 14);
-
Er is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd (Arcadis 2000)
-
Er is een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd (Akertech, bijlage 20)
-
Er is een berekening leeglooptijdvoorziening uitgevoerd (Geofoxx, onderdeel van bijlage 20);
-
Er heeft op 21 januari 2019 een overleg plaatsgevonden tussen waterschap De Dommel, gemeene Tilburg, cicviel technisch bureau Akertech en stedenbouwundig/planologisch bureau Bureau Verkuylen. In dit overleg met zijn eisen en wensen opgesteld.
-
Het concept waterplan is voorts diverse keren met gemeente Tilburg en waterschap De Dommel overlegd.
Alle opmerkingen zijn voorts verwerkt in bijgevoegde bijlagen en onderhavige waterparagraaf om te komen tot voorlopig instemmend wateradvies.
6.2 Bestaand Watersysteem
Het plangebied van De Kolenvense Akkers is momenteel in gebruik als landbouwgrond en is volledig onverhard. De belangrijkste kenmerken van het gebied zijn weergegeven in tabel 1.
Kenmerk | In plangebied |
Waterbeheerders | stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg |
Bruto oppervlakte | 2,97 ha |
Terreinhoogte | variabel tussen +11,00 m NAP en +11,80 m NAP |
Gemiddelde hoogste waterstand (GHG) | +10,00 m NAP |
Ontwateringsdiepte | minimaal 90 cm + GHG |
Bodem | zand, matig siltig in de bovenste circa 1 meter met daaronder een laag van circa 1,5 m leem |
Riolering | drukriolering (uitsluitend afvalwater) |
Oppervlaktewater | buitenplans aan de zuidzijde A-watergang ZL20 (Koolvense Waterloop) |
Keur beschermde gebieden | Niet van toepassing |
TABEL 1
6.2.1 Bodem
Om de opbouw en de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd. Hierna volgen de verschillende onderzoeken en conclusies.
Bodemopbouw
Door Terra Milieu is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (projectnummer 18-096 d.d.28-03-2018) bijgevoegd als bijlage 12. Uit grondboringen volgt een bodemopbouw van zand, matig siltig in de bovenste meter met daaronder een laag van circa 1,5 m leem.
Infiltratiecapaciteit
Adviesbureau Geofoxx heeft op basis van het verkennend bodemonderzoek van Terra Milieu en het hydrologisch onderzoek (Arcadis 2000) samen met de gegevens uit het DINOloket van TNO de infiltratiecapaciteit onderzocht. Het rapport 'Berekening leeglooptijd voorziening', 22 maart 2019, 20190260_a3RAP is onderdeel van de als bijlage 20 opgenomen memo over het waterplan. Er wordt geconcludeerd dat de aanwezige leemlaag de beperkende factor is voor infiltratie van regenwater.
De deklaag bestaat uit fijn zand dat tussen 10,60 en 9,60 m+NAP wordt onderbroken door een leemlaag. De horizontale doorlatendheid van het zandpakket in de deklaag is naar verwachting ongeveer 1 m/dag. De leemlaag is aanzienlijk minder doorlatend, met op basis van kentallen waarden die variëren van 0,05 tot 0,3 m/dag. De bodemopbouw en de doorlatendheid van het zandpakket boven de leemlaag is bepaald op basis van de beschikbare bodemrapporten (Hydrologisch onderzoek en Bodemonderzoek). Op basis van de gegevens uit het DINOloket van TNO komt onder de leemlaag fijn zand voor met een vergelijkbare doorlatendheid. Voor de berekeningen wordt worst-case een lagere doorlatendheid van 0,5 m/dag gehanteerd voor de zandlagen.
6.2.2 Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlakte water aanwezig. Ten zuiden van het plangebied loopt een A-watergang (ZL20) die in het beheer van waterschap De Dommel is . Deze watergang stroomt af naar het oosten en opvangt water op van de riooloverstort en het VGS-regenwatersysteem van Berkelse Akkers. De afvoercapaciteit is onvoldoende, waardoor regelmatig overstroming plaatsvindt in de agrarische percelen nabij het plangebied.
Langs de Durendaelweg loopt een greppel. Uit controle van de Legger van waterschap De Dommel blijkt dat deze greppel niet in beheer van het Waterschap is. De greppel is geen A- en ook geen B-watergang.
6.2.3 Grondwater
Voor het bepalen van de grondwaterstand heeft Geofoxx de huidige situatie onderzocht. Hiervoor zijn peilbuizen geraadpleegd uit het grondwatermeetnet van de gemeente Tilburg (NT23, NT32, NT36). De filterstelling van deze peilbuizen ligt hoofdzakelijk beneden de leemlaag. Op basis van het verwachte stromingspatroon, de grondwaterstanden in de peilbuizen (GHG respectievelijk 9,8, 9,4 en 10,3) en de gemiddelde fluctuatie, is de GHG op de locatie vastgesteld op 9,8 - 10,0 m+NAP (onder de leemlaag). Opgemerkt wordt dat boven de leemlaag na neerslag een schijngrondwaterstand kan ontstaan.
6.2.4 Waterschapsbelangen
Uit onderstaande afbeelding (Kaart Beschermde gebieden Keur - waterschap De Dommel) blijkt dat het plangebied zich bevindt in het 'beperkt invloedsgebied Natura 2000' en op kleine afstand van het 'invloedsgebied Natura 2000' (Natura 2000 gebied Leemkuilen).
UITSNEDE KAART BESCHERMDE GEBIEDEN KEUR - WATERSCHAP DE DOMMEL
Om de natuurgebieden te beschermen gelden restricties voor grondwaterberegening in de beschermde gebieden waterhuishouding (EHS), de attentiegebieden en de invloedsgebieden N2000. Om zoveel mogelijk invulling te geven aan het verkrijgen van meer flexibiliteit in de agrarische gebieden zijn de 'beperkte invloedsgebieden Natura 2000' aangemerkt. Dit gebied geeft een geleidelijke overgangszone tussen het flexibele 'overig gebied' en de beschermde gebieden waar het standstillbeleid van toepassing is (beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden en invloedsgebieden Natura 2000). In de beperkte invloedgebieden Natura 2000 zijn nieuwe onttrekkingen niet toegestaan. De flexibiliteit ten opzichte van de hierboven genoemde beschermde gebieden bestaat uitsluitend uit het opheffen van het voorjaars- en urenverbod voor het beregenen van grasland.
Het plan voor De Kolenvense Akkers leidt niet tot nieuwe onttrekking van grondwater. Daarnaast zal er ook geen sprake zijn van jaarlijks beregenen van het openbaar groen. Mogelijk vindt er alleen beperkt beregening plaats ten tijde van de aanleg. Hierbij zal dan rekening gehouden moeten worden met eventueel geldende restricties omtrent de grondwaterberegening.
6.3 Beleidskader
De verschillende overheidslagen hebben hun waterbeleid vastgelegd in diverse beleidsdocumenten. De algemene strekking met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen betreft:
-
het scheiden van het schone hemelwater en het vuile afvalwater;
-
het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein, of middels een gezamenlijke voorziening heeft de voorkeur boven afvoer via het oppervlaktewater.
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
6.3.1 Nationaal Niveau
-
Het Nationaal Waterplan
Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
6.3.2 Provinciaal Niveau (Noord-brabant)
-
Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
6.3.3 Waterschap De Dommel
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
-
Het Waterbeheerplan 2016-2021
Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. -
Brabant Keur
Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
-
Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
-
Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
benodigde compensatie (in m³) = |
-
Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
De realisatie van de Kolenvense Akkers hebben een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² tot gevolg. Er dient dus een watervergunning te worden aangevraagd. Hierbij is de afname van het oppervlakte ten gevolgde van de sanering van de veehouderijen niet meegenomen. In paragraaf 6.4 staat nader beschreven hoe met het te bergen hemelwater wordt omgegaan.
-
De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk
De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. -
Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:
-
afvoer uit het gebied;
-
oppervlaktewaterstanden;
-
overlast/schade;
-
grondwateraanvulling;
-
grondwaterstanden.
6.3.4 Gemeente Tilburg
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2019. In 2009 heeft de raad de 'Visie op water en rioleringsbeleid tot 2027' vastgesteld. Deze lange termijnvisie wordt in dit vGRP bevestigd en geactualiseerd om aan te sluiten op opgedane kennis, voortschrijdend inzicht, maatschappelijke ontwikkelingen, klimaatverandering en het Bestuursakkoord Water uit 2011. Het beleid is gericht op een watersysteem met kernwaarden: Robuust en klimaatbestendig, Duurzaam, Betaalbaar, Doelmatig en Verbindend.
Voor onderhavig plan heeft de gemeente Tilburg haar randvoorwaarden voor het waterplan aangegeven. De hoofdopzet is een gescheiden systeem met één bovengrondse aaneengesloten watersysteem voor het hemelwater en een ondergronds systeem voor het vuilwater. In meerdere overleggen met de gemeente en Waterschap De Dommel zijn de uitgangspunten voor beide systemen vastgelegd. Voor alle technische specificaties en uitgangspunten wordt verwezen naar de memo (Wateraspecten - Ontwikkeling De Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot, 4 juni 2019, 2018115) bijgevoegd als bijlage 20.
Hieronder zijn de hoofdzaken opgenomen:
Regenwater
-
Al het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt, dient zichtbaar via maaiveld afgekoppeld te worden, ook op privaat terrein (bij voorkeur geen afvoerleiding en spuwer). Er mag geen overlast ontstaan voor bestaande en nieuwe kavels in en nabij het plangebied;
-
Bepalen verhard oppervlak : verharding 100% – daken 100% - tuinen 35% (tuin is incl. inrit en bijgebouwen);
-
Bergingseis : 60 mm van het verhard oppervlak;
-
Kavels 7 t/m 9 (De Zicht) -> het huidige hemelwaterriool in De Zicht zit aan zijn maximale capaciteit, aansluiten van het hemelwater op dit stelsel is niet mogelijk. Er dient een berging op eigen terrein te worden gerealiseerd;
-
Geen leidingen/duikers toepassen, ook niet in de greppels/sloten en in de verbinding met de waterberging;
-
Infiltratie / lediging berging : de lediging van de berging dient voldoende te zijn dat deze berging binnen 48 uur weer volledig beschikbaar is. Lediging van de berging op deze locatie kan alleen plaatsvinden middels infiltratie, er is geen escape (landbouwkundige afvoer) naar A-watergang beschikbaar.
Vuilwater
-
Het vuilwaterriool dient aangesloten te worden op het rioolstelsel in de weg De Zicht. De capaciteit van deze riolering is afdoende voor de vuilwaterafvoer van de 23 nieuwe woningen.
Afvoer naar oppervlaktewater is voor onderhavig plan niet mogelijk. Om te voorkomen dat bij extreme neerslag wateroverlast/hinder plaatsvindt in het plangebied en/of de belendende percelen, moet er rekening gehouden worden met voldoende waterberging. Voor onderhavig plan is er derhalve gekozen om een robuuste voorziening aan te leggen op basis van 60 mm die middels infiltratie voor voldoende berging kan zorgen. Zodoende is het systeem beproefd op zware neerslag en wordt de veiligheid van het gebied en de omgeving gewaarborgd.
6.4 Duurzaam Watersysteem
6.4.1 Hemelwatersysteem
In het kader van klimaatverandering en klimaatadeptatie wordt er in De Kolenvense Akkers gestreefd naar een goedwerkend watersysteem. Afvoer naar de A-watergang (ZL20) is vanwege onvoldoende afvoercapaciteit van deze watergang niet mogelijk. Er wordt derhalve een waterberging gerealiseerd zonder afvoer naar oppervlaktewater. Dit wordt bereikt door een watersysteem aan te leggen dat volledig bovengronds functioneert en als een systeem verbonden is. Al het hemelwater dat op de kavels (daken en verharding) en in de openbare ruimte valt, wordt middels bovengrondse goten en een greppel aan de noordzijde en een sloot aan de oostzijde van het plangebied, afgevoerd naar de grote retentie aan de noordzijde van het plan. De drie woningen aan De Zicht vallen buiten dit systeem, derhalve wordt er voor deze kavels in een waterberging op eigen terrein voorzien.
Het verhard oppervlak neemt met toe met 9.168 m² (percelen) + 4.582 m² (openbare verharding) = 13.750 m² in totaal. Met een bergingseis van 60 mm betekent dit een bergingscapaciteit van 825 m³. Hiervan heeft 65 m³ betrekking op de woningen aan De Zicht. Op deze drie percelen worden infiltratiekratten onder de oprit voorzien met een bergingscapaciteit van 22 m³ per kavel.
De afvoer tot de berging wordt oppervlakkig, over de kavels via de straat en de greppel aan de noordzijde en de sloot aan de oostzijde, afgevoerd naar de grote retentie aan de noordzijde van het plan. De bergingsvoorziening dient een capaciteit te hebben van minimaal 1.120m3 als het volledig gevuld is, tot de insteek van het talud. In verband met aanwezige leemlaag is er in eerste instantie gekeken naar de horizontale infiltratie in de taluds van de retentie. De horizontale infiltratie blijkt niet voldoende om binnen de gestelde ledigingstijd de voorziening te ledigen. Door de leemlaag ter plaatse van de voorziening (deels) te doorbreken en te vervangen met goed doorlatend materiaal (zand of grind) kan aan de ledigingstijd (48 uur) worden voldaan. Middels horizontale infiltratie is lediging van de sloot binnen gestelde tijd grotendeels haalbaar. Infiltratie van het resterende water (van circa 10 cm in of op de leemlaag) kan middels grindpalen worden gerealiseerd.
Het hemelwatersysteem is nader uitgewerkt in een memo opgesteld door civieltechnisch bureau Akertech (Wateraspecten - Ontwikkeling De Kolenvense Akkers te Berkel-Enschot, 22 maart 2019, 2018115) bijgevoegd als bijlage 20.
6.4.2 Vuilwatersysteem
Het vuilwatersysteem voor de 23 nieuwe woningen is een traditioneel vuilwatersysteem welke zich onder de rijbaan bevindt. Het rioolstelsel dient te worden aangesloten op het rioolstelsel in De Zicht. Op basis van het voorstel voor de toekomstige planhoogtes kan hierop niet onder vrij verval worden aangesloten. Voor het vuilwater dient derhalve een pompput te worden toegepast. De pompput is op basis van maaiveld- en rioolverhang gepositioneerd in de noord oosthoek van het plan (nabij de retentie). Aandacht dient hierbij uit te gaan naar de landschappelijk inpassing van de pompput en bijbehorende besturingskast.
6.4.3 Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
6.5 Heikantsebaan 4/4a En 5/7
De varkenshouderijen op Heikantsebaan 4/4a en Heikantsebaan 5 en 7 worden gesaneerd en omgezet naar burgerwoningen. Hierbij worden de stallen gesloopt en de verharding verwijderd. Op Heikantsebaan 4/4a wordt er circa 2.400 m² bebouwing gesloopt en circa 2.600 m² verharding verwijderd. Voor Heikantsebaan 5/7 betreft dit ook circa 2.400 m² bebouwing die gesloopt wordt en circa 1.900 m² verharding die wordt verwijderd. Dit betekent een aanzienlijke vermindering van het verhard oppervlak. Ter plaatse van de sanering wordt geen nieuwe verharding toegevoegd. Het hemelwater zal hier op de onverharde grond de bodem in infiltreren. Voor de bestaande (te handhaven) bebouwing blijft de bestaande afvoer van het hemelwater gehandhaafd.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.2.1 Bouwvlak
Om voldoende flexibiliteit in het bestemmingsplan te behouden is gekozen voor grote bouwvlakken waarbinnen middels regels (minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrenzem, maximale bouwdiepte en -breedte) een 'virtueel' bouwvlak ontstaat.
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
Binnen het onbebouwd erf beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
7.2.2 Bouwdiepte
De bouwdiepte is gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok. De standaardbouwdiepte bedraagt voor de vrijstaande woningen 15 meter.
7.2.3 Bouwbreedte
De bouwbreedte is voor dit plan vastgelegd op maximaal 10 meter. Hierbinnen is het wel mogelijk een woning met langsgevel te bouwen maar worden de percelen niet te volgebouwd.
7.2.4 Goot- En Bouwhoogte
Voor het plan is een beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 3) opgesteld. Om de beeldkwaliteit van het gebied te waarborgen zijn voor de specifieke percelen ook verschillende goot- en bouwhoogtes opgenomen. Deze zijn zichtbaar op de verbeelding.
7.2.5 Aan- En Uitbouwen En Bijgebouwen
De volgende regeling is van kracht voor woningen in het nieuwe stedelijk gebied binnen de bestemming 'Wonen':
-
oppervlakte:
-
80m2 bij erf tussen de 500m2 en 1000m2;
-
bouwhoogte:
-
maximaal 3m bij plat dak;
-
bij schuin dak goothoogte maximaal 3,25m;
-
bouwhoogte maximaal 4,5m.
Binnen de bestemming 'Wonen - Buitengebied' is per voormalig agrarisch bouwperceel 400 m2 bijgebouwen toegestaan. Op Heikantsebaan 5-7 is dit vertaald naar 200 m2 per woning. Voor Heikantsebaan 4-4a is dit naar grote van de percelen verdeeld in 150 en 250 m2.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch
De agrarische gronden hebben de bestemming Agrarisch gekregen. Binnen de bestemming Agrarisch zijn de gronden bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen; bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Groen
Structurele groene gebieden in het plangebied hebben de bestemming Groen gekregen. Binnen de bestemming Groen zijn de gronden mede bestemd voor speelvoorzieningen, openlucht en sportieve recreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en voetpaden.
Verkeer-Verblijf
Voor de straten met een 30-km regime geldt de bestemming Verkeer-Verblijf.
Binnen deze bestemming ligt de nadruk op de erftoegangsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Het betreft hier woonstraten en woonerven. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats.
Wonen
Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen mogelijk. De woongebieden zijn verdeeld in een aantal deelgebieden. Per deelgebied is op de verbeelding het binnen dit deelgebied maximaal aantal te realiseren woningen aangegeven. Ook zijn het woningtype en de ligging van de voorgevel middels aanduidingen aangegeven.
Wonen-Buitengebied
Binnen deze bestemming zijn de bestaande woningen mogelijk, waarbij één woning per bestemmingsvlak mag worden gebouwd of het aantal dat is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
7.4 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan De Kolenvense Akkers Berkel-Enschot 2018 op 3 maart 2017 gepubliceerd.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt onder vermelding van een reactietermijn van zes weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties. Provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel en Brandweer Midden- en West- Brabant hebben een reactie gestuurd. De Dorpsraad Berkel-Enschot en de Nederlandse Gasunie hebben geen reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan.
Provincie Noord-Brabant heeft aangegeven dat er geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. Het waterschap stemt in met het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de watertoetsprocedure. Zij geven aan dat er in dit plan op een goede manier wordt omgegaan met de waterhuishoudkundige belangen.
Brandweer Midden- en West- Brabant geeft aan dat het plan voldoet aan de criteria van het standaardadvies en dat dit correct verwerkt is in de toelichting. Specifiek wordt aangegeven dat met betrekking tot bereikbaarheid het plan voldoet aan de beleidsregels.
Voor wat betreft Bluswater dienen de woningen binnen het bereik van een bluswater punt te liggen van 60 m3/h op korter dan 200 meter. Met de aanleg van de waterleiding dient het leidingplan voorgelegd te worden aan de brandweer.
De ingediende vooroverlegreacties geven geen aanleiding het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen.
9.3 Omgevingsdialoog
Op 3 april 2018 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog een informatieavond gehouden in Berkel-Enschot. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Naast deze algemene informatieavond voor alle belangstellenden zijn er twee bewonersavonden voor omwonenden georganiseerd. De verslagen van deze avonden zijn opgenomen in bijlage 21.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van .... tot en met ...... Tijdens deze periode is er één zienswijze ingediend. De zienswijze is afgewogen en deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verwezen wordt naar de Nota zienswijzen die als bijlage 22 bij deze toelichting is gevoegd. Hierin is het standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van de zienswijzen opgenomen.
N.B. In verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van de natuurlijke persoenen geaninimiseerd weergegeven.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan Woonpercelen Heikantsebaan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan woonpercelen Heikantsebaan
Bijlage 2 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan - De Kolenvense Akkers
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan - De Kolenvense Akkers
Bijlage 4 Berekening Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap
Bijlage 4 Berekening kwaliteitsverbetering van het landschap
Bijlage 5 Beplantingsplan De Kolenvense Akkers
Bijlage 5 Beplantingsplan De Kolenvense Akkers
Bijlage 6 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 7 Programma Van Eisen Tbv Een Inventariserend Veldonderzoek Dmv Proefsleuven
Bijlage 7 Programma van Eisen tbv een Inventariserend Veldonderzoek dmv Proefsleuven
Bijlage 8 Inventariserend Veldonderzoek Door Middel Van Proefsleuven
Bijlage 8 Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Bijlage 9 Vormvrije M.e.r. -Beoordeling
Bijlage 9 Vormvrije m.e.r. -beoordeling
Bijlage 10 Standaardadvies 2019 Brandweer
Bijlage 10 Standaardadvies 2019 Brandweer
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 11 Akoestisch onderzoek
Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek | De Kolenvense Akkers
Bijlage 12 Verkennend bodemonderzoek | De Kolenvense Akkers
Bijlage 13 Verkennend Bodemonderzoek | Heikantsebaan 4-4a
Bijlage 13 Verkennend bodemonderzoek | Heikantsebaan 4-4a
Bijlage 14 Verkennend Bodemonderzoek | Heikantsebaan 5-7
Bijlage 14 Verkennend bodemonderzoek | Heikantsebaan 5-7
Bijlage 15 Verkennend Bodemonderzoek Pfas (Perceel 6340)
Bijlage 15 Verkennend bodemonderzoek PFAS (perceel 6340)
Bijlage 16 Verkennend Bodemonderzoek Pfas (Perceel 5659)
Bijlage 16 Verkennend bodemonderzoek PFAS (perceel 5659)
Bijlage 17 Oriënterend Onderzoek Naar Beschermde Flora En Fauna
Bijlage 17 Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna
Bijlage 18 Vleermuisonderzoek Heikantse Baan 4
Bijlage 18 Vleermuisonderzoek Heikantse baan 4
Bijlage 19 Vleermuisonderzoek Heikantsebaan 5-7
Bijlage 19 Vleermuisonderzoek Heikantsebaan 5-7
Bijlage 20 Memo Wateraspecten
Bijlage 21 Verslag Informatieavond En Bewonersavonden De Kolenvense Akkers
Bijlage 21 Verslag informatieavond en bewonersavonden De Kolenvense Akkers