KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - Binnenstad
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied En Project
2.1 Beschrijving Plangebied
2.2 Beschrijving Project
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijk En Provincie
3.3 Rijk
3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Svir)
3.3.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
3.3.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
3.4 Provincie
3.4.1 Structuurvisie
3.4.2 Verordening Ruimte Noord-brabant 2014
3.5 Gemeente
3.5.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
3.5.2 Overige Gemeentelijke Structuurvisies
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.4 Volkshuisvesting
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg Boomt
4.5.2 Nota Groen
4.5.3 Nota Biodiversiteit
4.6 Kantoren
4.7 Detailhandel
4.7.1 Visie Detailhandel
4.7.2 Detailhandel In De Structuurvisie Linten
4.8 Horeca
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Vormvrije M.e.r. Beoordeling
5.3 Milieuhinder Bedrijven
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Vuurwerk
5.6 Geluid
5.7 Lucht
5.8 Geur
5.9 Bodem
5.10 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs-en Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Burgerparticipatie
9.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 2 Hogere Grenswaarde
Bijlage 3 Boomwaardezonering
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 5 Parkeerbalans Kernwinkelgebied
Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone - Funnel
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Verbinding
Bijlage 2 Kwalitatief Windhinderonderzoek
Bijlage 3 Bezonningsstudie
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Bouwhistorische Verkenning Met Waardestelling Heuvelstraat 20 Tilburg
Bijlage 6 Parkeerbalans Spark Tilburg
Bijlage 7 Quickscan Externe Veiligheid En Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 11 Toekenning Ontheffing Ruimtelijke Ingrepen
Bijlage 12 Watertoets
Bijlage 13 Vormvrije M.e.r. Beoordeling
Bijlage 14 Notitie Behandeling Zienswijzen

Binnenstad 2010, 8e herziening (kernwinkelgebied zuid)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 16-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Binnenstad 2010, 8e herziening (kernwinkelgebied zuid) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017020-b001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 8.4 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen en detailhandel voortvloeiend uit de behandeling zoals haar-, huidverzorgingsproducten e.d.;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 additionele horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 autowasplaats

Een samenstel van activiteiten -zowel gebouwd als ongebouwd- ten behoeve van het wassen e.d. van personenauto's, vrachtwagens, caravans e.d. al dan niet met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een oppervlakte van maximaal 80m² bruto vloeroppervlak), zonder dat er sprake is van een brandstoffenverkooppunt met tappunten, reparatiewerkplaats e.d.

1.11 bar

  1. Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 uur en 06:00 uur;

  2. gedeelte van een bedrijf deel uitmakend van horecavestigingen met accent op verstrekking van

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.15 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven) e.d., alsmede brandweerkazerne.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank-en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.18 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen'.

1.19 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.20 bestaand

Bij bouwwerken: Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.21 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.24 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.25 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.28 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.33 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.34 cafetaria-snackbar

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het bieden van gelegenheid tot het nuttigen van etenswaren ter plaatse.

1.35 café, eetcafé

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren of maaltijden, gedurende beperkte delen van de dag, een en ander al dan niet ter plaatse bereid.

Hieronder worden in elk geval niet verstaan: discotheken, bars, cafetaria/snackbar, nachtclubs, erotisch

1.36 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.37 casino

Een inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid van de Wet op de kansspelen.

1.38 cultuur en ontspanning

Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.

1.39 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.

1.40 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege beschermde stadsgezicht 'Stadskern Tilburg' in zijn algemeenheid.

1.41 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.42 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca.

1.43 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.44 discotheek-bardancing

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen

1.45 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.46 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.47 erotisch gerichte horeca

Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.48 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.49 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.50 expeditieruimte

Ruimte ten behoeve van het laden en lossen van goederen.

1.51 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.52 geluidsgevoelige ruimte

Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11m².

1.53 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.54 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.55 gevellijn

De als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn, waarin (deels) de gevel van een gebouw moet zijn

1.56 gezondheidszorg

Medische of paramedische voorzieningen, niet zijnde verblijfsvoorzieningen.

1.57 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.58 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.59 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.60 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.61 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.62 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in zes categorieën.

1.63 horecacategorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

1.64 horecacategorie III (Eetgelegenheden)

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

1.65 horecacategorie VI (Verblijfshoreca)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.

1.66 horecavestigingen met accent op verstrekking van alcoholhoudende dranken

Hiertoe worden gerekend: café, bar, eetcafé, grand café, brasserie, pool-/snookercafé e.d. alsmede hiermee gelijk te stellen: coffeeshop, theehuis e.d.

1.67 horecavestigingen met accent op verstrekking van maaltijden

Hiertoe worden gerekend: restaurant, partycentrum, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, grillroom, lunchroom, broodjeszaak e.d.

1.68 hotel

Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het op commerciële basis bieden van overnachtingsmogelijkheden met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. Daarnaast zijn wellnessfaciliteiten, voor zover deze ondergeschikt zijn en onderdeel uitmaken van het hotel toegestaan.

1.69 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.70 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.71 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.72 kapconstructie

Het geheel van dragende bouwelementen van een dak niet zijnde plat afgedekt.

1.73 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.74 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.75 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.76 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder wordt verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;

  2. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;

  3. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;

  4. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;

  5. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d.;

  6. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt-en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.

1.77 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.78 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.79 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.80 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.81 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.82 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.83 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.84 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.85 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.86 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie welke geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.

1.87 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.88 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.89 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.90 partycentrum

Een bedrijf dat voornamelijk tot doel heeft het verhuren van zaalruimte(n) t.b.v. bijeenkomsten, ontvangsten, feesten, partijen e.d. al dan niet in combinatie met het verstrekken van dranken, versnaperingen en/of

1.91 peil (straatpeil)

0.30m boven de kruin van de weg (Heuvelstraat).

1.92 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.93 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.94 potentieel waardevolle boom

Een ingevolge de gemeentelijke Boomwaardekaart of het gemeentelijke bomenbeleid als zodanig aangeduide

boom.

1.95 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.96 restaurant

Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.97 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.98 risicovolle inrichting

  1. Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.99 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.100 speelautomatenhal

Een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.101 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.102 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.103 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.104 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.105 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.106 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.107 verkeersvoorzieningen t.b.v. langzaam verkeer, gemotoriseerd (expeditie)verkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd (expeditie) verkeer en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier winkelstraten, winkelerven, woonstraten, woonerven, en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.108 verkooppunt motorbrandstoffen

Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats en/of een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

1.109 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.

1.110 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.111 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.112 weg

Alle voor het openbaar rij-of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.113 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.114 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.115 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.116 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - Binnenstad

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie´ aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nadat de Omgevingscommissie is gehoord. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de Omgevingscommissie is gehoord.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergrondse bouwwerken

8.2 Monumenten

Op panden, en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en/of gronden met de 'specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument' is de Monumentenverordening gemeente Tilburg (vastgesteld d.d. 1 oktober 2010) van toepassing.

8.3 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen

8.4 Parkeerregeling

  1. Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's dient in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig te zijn zoals opgenomen in de parkeerregeling in Bijlage 4 (Parkeernormen). Als deze parkeernormen gedurende de planperiode worden gewijzigd moet voldaan worden aan de gewijzigd vastgestelde parkeernormen.

  2. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en zijn afhankelijk van de situering van parkeerplaatsen. Aan deze eis wordt in ieder geval geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimte voldoen aan de door het CROW hiervoor opgestelde richtlijnen, ASVV 2012 d.d. 13-12-2012;

  3. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a op grond van het collegebesluit van 20 juni 2017 met titel ‘Parkeerbalans kernwinkelgebied’ zoals opgenomen in Bijlage 5 omdat op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 luchtvaartverkeerzone

10.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' zijn Burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van de functie horeca van categorie VI, met dien verstande dat:

  1. voldaan wordt aan het geactualiseerde verblijfaccommodatie-beleid d.d. 26 januari 2016;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a dient bij wijziging van het verblijfsaccommodatie-beleid, voldaan te worden aan dit gewijzigde beleid;

  3. horeca van categorie VI in alle bouwlagen zijn toegestaan.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functieaanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

11.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

11.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;

  2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;

  3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;

  4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijf' projecteren;

  5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer-Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;

  1. er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;

  2. na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie, met dien verstande dat Burgemeester en wethouders in geval van de verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning' waarna de functie bedrijf wordt gerealiseerd, bevoegd zijn een ander bouwvlak met bijbehorend bebouwingspercentage, bouwhoogte e.d. vaststellen.

12.3 Wijzigingsbevoegdheid uitwisseling van aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een weergegeven aanduiding te wijzigen in een andere aanduiding, met dien verstande dat:

  1. de ingevolge de aanduiding ter plaatse geldende maximaal toelaatbare milieucategorie voor functies of activiteiten uit de Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mag worden overschreden;

  2. wijzigingen in de aanduidingen 'detailhandel-perifeer', 'verkooppunt motorbrandstoffen' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' niet zijn toegestaan.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  3. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100m2.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  2. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;

  3. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  4. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  5. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  6. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  7. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

14.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;

  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Binnenstad 2010, 8e herziening (kernwinkelgebied zuid)”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een nieuwe passage tussen de Heuvelstraat en de Emma Winkelpassage, ter plaatse van het huidige Hendrikhof. Naast het realiseren van een nieuwe winkelpassage worden er in deze hoogstedelijke omgeving ook nieuwe appartementen gerealiseerd.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in twee ontwikkelingen (woningen/winkelruimten én openbare straat) die aanvankelijk in twee bestemmingsplannen opgenomen zouden worden, maar vanwege de voortgang in de ontwikkeling is besloten om beide ontwikkelingen in één en hetzelfde plan te realiseren.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

[image]

Ligging plangebied binnen de binnenstad van Tilburg (plangebied globaal rood omlijnd)

1.2 Het Plangebied

Het plangebied heeft globaal gezien betrekking op het Hendrikhof, de bebouwing Heuvelstraat 16-18-20-22 en de Emma Winkelpassage. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Heuvelstraat in het noorden, de achterzijde van de panden aan de westelijke zijde van de Juliana van Stolbergstraat en Piusplein, de zuidzijde van de Emma Winkelpassage in het zuiden, de panden aan oostelijke zijde van het Stadshuisplein in het westen en de achterzijden van de panden Heuvelstraat 30-46a in het noordwesten.

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan ‘Binnenstad 2010’, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 20 december 2010.

[image]

Uitsnede bestemmingsplan ‘Binnenstad 2010’

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied En Project

2.1 Beschrijving Plangebied

De Binnenstad heeft min of meer een rechthoekige vorm en wordt begrensd door de Spoorlaan, de Heuvelring, de Paleisring/Schouwburgring en de Noordhoekring. Deze vormen samen het CityRing-stelsel, dat als hoofdontsluitingstructuur voor het verkeer van de binnenstad dient.

De interne ruimtelijke hoofdstructuur van de Binnenstad wordt grofweg bepaald door een netwerk van oost-west en noord-zuid lopende straten. Dit netwerk is een samenspel van middeleeuwse organisch gegroeide straten en relatief oude en relatief jonge ontworpen straten. Het planmatige netwerk wordt verstoord door de lijn Noordstraat - Nieuwlandstraat en door de Heuvelstraat, die een meer organische vorm hebben.

Een duidelijk netwerk vormt het stedenbouwkundige raamwerk van het gebied. Binnen deze structuur is een herkenbare ruimtelijk en functionele hiërarchie ontstaan.

Onderhavig plangebied grenst aan de Heuvelstraat, één van de belangrijkste winkelstraten van Tilburg. Dit is de oudste oost-west structuur, die samen met de Korte Heuvel - Tivolistraat en de Bredaseweg de oude verbinding tussen 's-Hertogenbosch en Breda vormt. Hier is de vrijwel aaneengesloten lintbebouwing nog herkenbaar. Kenmerkend voor deze straat is dat de breedte, hoogte en gevelindeling van de panden willekeuriger is dan in de ontworpen structuren.

De Emma Winkelpassage is een grootschalige ingreep geweest in de jaren ’90. De confrontatie van nieuwe grootschalige ingrepen in de meer traditionele stad is niet altijd zorgvuldig gerealiseerd. Hierdoor zijn minder fraaie ruimtes ontstaan die door achterkanten en gesloten gevels worden omgrensd. Het Hendrikhof is hier een voorbeeld van.

In de binnenstad zijn verschillende types gebouwen aanwezig, die ook in schaal variëren. Met een beperkt aantal uitzonderingen is er een relatie te leggen tussen het type bebouwingsstructuur en de bebouwingschaal. De binnenstad kent hoofdzakelijk een structuur van gesloten bouwblokken. De randen van deze bouwblokken zijn sterk gedefinieerd, door een duidelijke rooilijn. Die is ontstaan door de positionering van de bebouwing direct aan de straat en in bijna alle gevallen een volledige invulling van het perceel aan de straatzijde waardoor een continue gevel is ontstaan.

Het grote aantal individuele percelen en de individualiteit van de bebouwing heeft gezorgd voor een divers straatbeeld, waarbij enige vorm van samenhang te vinden is in de ontstane algemene/gemeenschappelijke hoogte. De schaal van deze bebouwing aan de straatzijde varieert van klein tot middelgroot. Verschillen in de bebouwingschaal ontstaan afhankelijk van de positie van de blokranden ten opzichte van de hiërarchie van de straatstructuur. Ter plaatse van het binnenterrein aan het Hendrikhof is het straatbeeld matig ingevuld, met aan de ene zijde een diversiteit aan percelen en bebouwing met verschillende hoogten, en aan de andere zijde een eenduidige wand van de Emma Winkelpassage. Daarnaast herbergt het Hendrikhof met name achterzijden van omliggende winkelpanden, wat het hof een rommelige uitstraling geeft.

2.2 Beschrijving Project

2.2.1 Stedenbouwkundig plan

De beoogde nieuwe verbinding tussen de Heuvelstraat en de Emma Winkelpassage maakt onderdeel uit van een geheel nieuwe verbinding die het vrij recente winkelgebied aan het Pieter Vreedeplein moet gaan verbinden met de Emma Winkelpassage. Op die manier worden nieuwe looproutes gecreëerd en wordt de Emma Winkelpassage beter toegankelijk voor het publiek. Dit komt de aantrekkelijkheid van de Emma Winkelpassage en de andere winkelstraten aan deze looproutes ten goede. Op deze manier wordt een positieve bijdrage geleverd aan de vitaliteit van het kernwinkelgebied van Tilburg in zijn geheel.

Ten behoeve van deze nieuwe verbinding is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De verbinding is een planmatige ingreep in een deels historisch gegroeide omgeving. Door de jaren heen werd door het winkelend publiek een alternatieve route gebruikt om de Emma Winkelpassage te bereiken vanaf de Heuvelstraat. Deze route liep doorheen de HEMA. Via de achteruitgang van de HEMA, het oversteken van het Hendrikhof en via de achter-zijuitgang van de Emma Winkelpassage, werd deze winkelpassage bereikt. Met dit bestemmingsplan wordt een permanente oplossing geboden voor deze route.

De nieuwe verbinding die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt verbindt de omgeving Stadhuisplein met het Pieter Vreedeplein. Dit zijn eveneens planmatige ingrepen. Een andere planmatige ingreep is de bouw van een Primark-winkel ter plaatse van de driehoek Stadhuisstraat – Alexanderstraat – Kerkpad. Primark geldt als een belangrijke publiekstrekker voor winkelend publiek. Gemeente Tilburg wenst de Primark nadrukkelijk te verbinden met de Emma Winkelpassage, waardoor parallel aan de centrale as Heuvelstraat een nieuwe belangrijke as ontstaat. De beide assen worden op verschillende plaatsen met elkaar verbonden zodat er nieuwe kansvolle en logische looproutes ontstaan. De belangrijkste verbindingen tussen de twee assen worden gevormd door de Juliana van Stolberglaan, Stadhuisplein en de Oude Markt. Andere verbindingen tussen de assen zijn de Alexanderstraat en Monumentenstraat. De verbinding die met dit bestemmingsplan wordt gerealiseerd, vormt een sterke toevoeging aan de verbindingen tussen de beide assen. Bovendien zorgt de verbinding, samen met het deel van de verbinding ten noorden van de Heuvelstraat, de Pieter Vreedestraat en de Heuvel, ervoor dat ook het Pieter Vreedeplein fundamenteel bij het winkelgebied is betrokken.

[image]

Afbeelding ladderstructuur en nieuwe verbinding Kernwinkelgebied Tilburg

De nieuwe verbinding tussen de Heuvelstraat en de Emma Winkelpassage die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, wordt aan beide zijden begeleid door bebouwing met zowel ruimte voor centrumfuncties met name in de plinten en woningen op de verdiepingen. Het gaat niet om een toevoeging van het oppervlak aan detailhandel, maar om revitalisering en herallocatie van het bestaande oppervlak aan detailhandel. Met dit plan wordt dan ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de gemeentelijke doelstelling om de Binnenstad leefbaar te houden, door wonen boven winkels te stimuleren. Daartoe zijn wel hoogbouwaccenten nodig, één daarvan zal in onderhavig plangebied gerealiseerd worden.

De aansluitende nieuwe winkelstraat krijgt een profielbreedte van circa 6 meter en een dubbelhoge pui, waarboven woningen worden gesitueerd. De overgang van deze straat naar de bestaande en te upgraden Emma Winkelpassage wordt vormgegeven met een pleinachtige ruimte. Het aansluitende daklandschap dat wordt gerealiseerd, kan eventueel worden benut voor (gemeenschappelijk) groen. De bovenwoningen kunnen hiertoe direct toegang krijgen, evenals aansluitende bestaande woningen.

Naast de dubbelhoge pui waarboven woningen zijn voorzien, wordt in dit plan ook een woontoren gerealiseerd. In het stedenbouwkundig plan Verbinding Emmapassage – Pieter Vreedeplein wordt nog uitgegaan van een toren van circa 50 meter. Inmiddels is er echter nieuw hoogbouwbeleid vastgesteld. Op basis van dat beleid is het aanvaardbaar een hogere woontoren te realiseren. Dit plan gaat dan ook uit van een woontoren van circa 55 meter hoog. In paragraaf 4.2.1 wordt deze keuze nader toegelicht.

De nieuwe winkelstraat zal vanuit de Heuvelstraat middels een onderdoorgang (onder het monumentale pand Heuvelstraat 20) bereikbaar zijn en hiermee aansluiten op de verbinding Heuvelstraat - Pieter Vreedeplein. Alle beschermenswaardige onderdelen die van wezenlijk en onlosmakelijk belang zijn voor dit monumentale pand zullen, in overleg en afstemming met de omgevingscommissie, gerespecteerd worden.

[image]

Sfeerimpressie beoogde planvoornemen

Aan de zuidzijde zal de nieuwe verbinding worden aangesloten op de huidige Emma Winkelpassage. De Emma Winkelpassage is momenteel gedateerd door de vormgeving en de kap die op 4 locaties wordt doorsneden door verbindingen ten behoeve van de parkeergarage.

In het nieuwe stedenbouwkundig plan zal het noordelijke deel van de passage worden herontwikkeld. De Emma Winkelpassage zal niet langer geheel overdekt zijn. Een aantal winkels aan de noordzijde van de passage worden gesloopt en deze commerciële ruimten zullen een plek krijgen in de nieuwe winkelpassage. Zodoende ontstaat een open winkelverbinding tussen de Heuvelstraat en het zuidelijke deel van de Emma Winkelpassage.

De winkels in en rondom het plangebied worden in de huidige situatie veelal via het Hendrikhof aan de achterzijde van de panden bevoorraad. In de toekomstige situatie zal voor de panden aan de Juliana van Stolbergstraat en de oostzijde van de nieuwe winkelstraat de expeditie aan de achterzijde mogelijk blijven via een doorsteek vanaf het Piusplein. Voor de overige winkels blijft expeditie mogelijk via de Sophiastraat en het Hendrikhof. Onderzocht wordt momenteel op welke wijze deze expeditieruimte het beste ontsloten kan worden.

Met de realisatie van de gehele nieuwe verbinding wordt het Kernwinkelgebied compacter, functioneler en beter herkenbaar. Een van de uitgangspunten hierbij is dat het te herontwikkelen winkelareaal niet leidt tot extra parkeerdruk, omdat het volume niet zal toenemen.

Voor de nieuw te realiseren woningen binnen de woontoren en op de verdiepingen van de winkelruimten binnen dit plangebied wordt binnen het bestaande parkeerareaal een oplossing gezocht. Het uitgangspunt blijft dat wordt voldaan aan de geldende parkeernormen. Het voorgaande heeft geen betrekking op de ontwikkeling van de Primark aan de Stadhuisstraat, aangezien deze buiten de grenzen van dit bestemmingsplan valt.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk En Provincie

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in/buiten stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) enkel op hoofdlijnen besproken.

3.3 Rijk

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Svir)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in een project waarbij een nationaal belang is gemoeid. Derhalve wordt het project niet nader getoetst aan de SVIR. De nationale belangen zoals aangegeven in de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de ministeriële regeling Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). In navolgende subparagraaf wordt hier verder op ingegaan.

3.3.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

Uit het Barro vloeien geen bepalingen voort die rechtstreeks van toepassing zijn op dit project. Wel blijkt uit in de Rarro dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied voor van zowel radarstation Woensdrecht (radarstation binnen militair (luchtvaart)terrein) als radarstation Herwijnen (radarstation buiten militair (luchtvaart)terrein). Aangezien het plangebied op meer dan 15 kilometer van de betreffende radarstations is gelegen, geldt ter plaatse van het plangebied alleen een maximumhoogte van bouwwerken voor windturbines. Aangezien dit plan geen windturbines mogelijk maakt, voldoet het plan aan het Barro en de Rarro.

Verder is het plangebied gelegen in de omgeving van militair luchtvaartterrein Vliegbasis Gilze-Rijen. Uit de Rarro blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen de geluidcontouren van de vliegbasis. Wel is het plangebied gelegen binnen het obstakelbeheergebied van de vliegbasis. In de Rarro is voorts bepaald dat er een maximaal toelaatbare hoogte geldt voor het oprichten van objecten in, op of boven de grond in een obstakelbeheergebied. In het vigerende bestemmingsplan “Binnenstad 2010” is vanwege het obstakelbeheergebied de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – funnel’ opgenomen. Voorts is in de regels bepaald dat ter plaatse van die aanduiding ten behoeve van de funnel een bouwverbod geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 160 meter. Een soortgelijke bepaling zal in onderhavig bestemmingsplan worden opgenomen. Aangezien dit plan niet voorziet in bebouwing hoger dan 160 meter, vormt de bepaling geen beperking. Door het opnemen van een soortgelijke aanduiding en bepaling is het plan in overeenstemming met de Rarro.

3.3.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren dat er behoefte bestaat aan de ontwikkeling. Dit bestemmingsplan omvat een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waarbinnen ruimte wordt geboden aan zowel woningen als detailhandel.

Gemeente Tilburg heeft in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan. De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Op 15 december 2016 zijn de meest recente afspraken gemaakt voor wat betreft wonen en detailhandel.

Wonen en duurzame verstedelijking

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten periodiek in het "Regionaal Ruimtelijk Overleg" / RRO samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de periodiek door de provincie uitgebrachte bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit mei 2017.

In de periode 2016-2026 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.700 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tot 2019.

Zeker tot omstreeks 2030 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 won./jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ondervindt nog wat na-ijleffecten van de crisis, in verband waarmee een gemeentelijke bouwprogramma van gemiddeld 850 woningen per jaar tot 2020 wordt aangehouden.

Het plan tot de bouw van ongeveer 200 woningen in de Tilburgse binnenstad / kernwinkelgebied past ruimschoots binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context (ingevolge artikel 3.1.6. Bro).

Detailhandel

Naast de Regionale Agenda Wonen is tijdens het Regionaal Ruimtelijke Overleg (RRO) Midden-Brabant ook de ‘Regionale Agenda Werken 2017’ vastgesteld. Tijdens dat overleg is besloten de detailhandelsfoto te actualiseren en mede op basis hiervan te bepalen of herijking van het regionale afsprakenkader detailhandelsontwikkelingen noodzakelijk is om deze meer ‘ladderproof’ te maken.

Een uitgangspunt van het Brabantse detailhandelsbeleid en de regionale detailhandelsvisies is ‘per saldo geen winkelmeter erbij’. Dat wil zeggen dat er geen uitbreinding van het oppervlak aan detailhandel mag bijkomen. Zodoende wordt leegstand in bestaande winkelgebieden voorkomen.

In het kader van de landelijke Retail agenda is op 5 oktober 2016 door provincie Noord-Brabant een provinciale Retail deal ondertekend. In deze Retail deal wordt uitgegaan van een grotere opgave dan is opgenomen in de Regionale visie Detailhandelsbeleid Midden-Brabant. De Retail deal sorteert namelijk voor op een verdere krimp van het aantal winkelmeters ten opzichte van de huidige winkelvoorraad (landelijk). Deze conclusie komt overeen met de analyses uit de monitor werklocaties. Mede op basis van de geactualiseerde detailhandelsfoto zal worden bezien in hoeverre we via de herijking van de detailhandelsvisie kunnen bijdragen aan een verdere vermindering van het aantal winkelmeters.

Uit de Regionale visie detailhandelsbeleid Midden-Brabant vloeit verder voort dat de gemeenten hebben afgesproken om detailhandelsontwikkelingen met name te focussen op winkelgebieden (concentratie) en niet op verspreide bewinkeling. Aanloopstraten, dwaalgebieden en linten worden gezien als (uitlopers van) winkelgebieden, waar een menging van functies bijdraagt aan de flexibiliteit.

Op dit moment is de detailhandelsfoto voor de regio Midden-Brabant nog niet geactualiseerd. Het is dus nog niet duidelijk in hoeverre er in het kernwinkelgebied van Tilburg een bijdrage geleverd dient te worden aan een verdere vermindering van het aantal winkelmeters. Onderhavig plan gaat geheel conform het provinciale beleid uit van het uitgangspunt ‘per saldo geen winkelmeter erbij’. De ontwikkeling van de Primark aan de Stadhuisstraat maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet echter wel in nieuwe winkelruimten aan beide zijden van de nieuwe winkelstraat, maar er zal ook winkelruimte worden gesloopt. Zo is een deel van de voormalige V&D aan de Pieter Vreedeplein reeds gesloopt en zal ter plaatse van de Emma Winkelpassage en de doorsteek aan de Heuvelstraat winkelruimten komen te vervallen. De totale oppervlakte aan detailhandel zal dan ook niet toenemen. De nieuwe verbinding levert daarnaast wel een positieve bijdrage aan het kernwinkelgebied doordat er nieuwe looproutes ontstaan. Hierdoor wordt de binnenstad compacter en functioneler, wat uiteindelijk de bezetting van de winkelpanden ten goede zou moeten komen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat onderhavig plan past binnen de kaders van het Regionaal Ruimtelijk Overleg Midden-Brabant. Daarom is de (regionale) behoefte aangetoond. Hiermee is toepassing geven aan art. 3.1.6 Bro.

3.4 Provincie

3.4.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

  • De kwaliteit van het landschap;

  • De ontwikkeling van het buitengebied;

  • De regionale verstedelijking.

Inhoud van de Structuurvisie
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

Onderhavig plangebied bevindt zich in binnen het ‘Stedelijke concentratiegebied’. Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. Tilburg ligt binnen een hoogstedelijke zone. De vijf grote steden van BrabantStad (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze hoogstedelijke zones op als integrale opgaven waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor:

  • de vormgeving van de entree van de stad;

  • het versterken van de identiteit van de stad ten opzichte van de andere Brabantse steden;

  • de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de infrastructuur.

Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot van de hele provincie op. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro) zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken.

De provincie streeft naar een robuuste, dat wil zeggen economisch levensvatbare, voorzieningenstructuur. Vanwege de verwachte geringe groei van de bevolking is er een beperkte ruimte voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen. Daarom is het belangrijk zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. Dit is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten. Ook voor wat betreft detailhandel vindt regionale afstemming rondom ontwikkelingen plaats via de regionale ruimtelijke overleggen.

Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het Hendrikhofje in Tilburg, gelegen tussen de Heuvelstraat en Emma Winkelpassage. Het uitgangspunt daarbij is dat er een nieuwe verbinding wordt gerealiseerd tussen de Heuvelstraat en de Emma Winkelpassage. Hierdoor worden nieuwe looproutes mogelijk, waarvan alle omliggende winkels en winkelstraten kunnen profiteren. De nieuwe verbinding wordt aan beide zijden van de straat begeleid door nieuwe bebouwing met ruimte voor onder andere woningen en appartementen. Een groot deel van de woningen wordt gerealiseerd in een woontoren. De winkels krijgen voornamelijk een plaats in de plinten van de beoogde nieuwe bebouwing. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een deel van het kernwinkelgebied van Tilburg, dat een bovenlokale functie heeft ten opzichte van de omliggende regio. De woontoren wordt met een hoogte van circa 55 meter een echte blikvanger in de skyline van Tilburg. Doordat de ontwikkeling is gelegen in de binnenstad van Tilburg, is deze goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De woontoren markeert het zuidelijke deel van het kernwinkelgebied en vormt een stedenbouwkundig geheel met de overige torens in directe omgeving. Daarnaast is de toren goed zichtbaar vanaf het station. Daarmee is deze ontwikkeling van groot belang voor de entree van de binnenstad vanaf onder andere het station. Bovendien is het plan gelegen aan een van de nieuwe looproutes, die de binnenstad in noord-zuidrichting zal doorkruisen vanaf de Spoorlaan via het Pieter Vreedeplein tot aan de Emma Winkelpassage.

Gelet op het voorgaande past de voorgenomen ontwikkeling binnen het beleid uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant, mits voldaan wordt aan de afspraken uit het RRO en de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.3.3 is reeds ingegaan op de regionale afspraken voor wonen en detailhandel in relatie tot de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.4.2 Verordening Ruimte Noord-brabant 2014

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

Relatie met de structuurvisie

De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

Inhoud

Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;

  • stedelijke ontwikkelingen;

  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;

  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;

  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Onderhavig plangebied is volgens de Verordening ruimte gelegen binnen de structuur ‘Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied’. In de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling, enkele uitzonderingen daar gelaten, uitsluitend gelegen mag zijn in bestaand stedelijk gebied. In dit geval is de ontwikkeling gelegen binnen bestaand stedelijk gebied.

Voor wat betreft de bouw van woningen is in de verordening opgenomen dat in de toelichting van een bestemmingsplan dat de toevoeging van woningen toestaat, moet worden gemotiveerd op welke wijze de afspraken uit het regionale ruimtelijke overleg wordt voldaan. De beoogde nieuwbouw dient zich te verhouden tot de afspraken uit de RRO’s en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. In paragraaf 3.3.3 is reeds aangegeven dat de beoogde woningbouw past binnen de afspraken uit de RRO’s.

In de Verordening ruimte is voorts aangegeven dat een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie, tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie. Ook hier geldt dat voor de ontwikkeling verantwoord moet worden op welke wijze de afspraken uit het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen. In paragraaf 3.3.3 is reeds aangegeven dat er per saldo geen oppervlakte aan detailhandel wordt toegevoegd, waardoor de beoogde detailhandel past binnen de afspraken uit de RRO’s.

Ten slotte geldt te allen tijde de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. In dat kader dient verantwoord te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik en dat er sprake is van een goede landschappelijke inpasbaarheid. Onderhavige ontwikkeling zorgt voor een verdichting van functies binnen de binnenstad van Tilburg en maakt voor het grootste deel gebruik van bestaande bouwpercelen. Ook het Hendrikhof wordt bij de ontwikkeling betrokken, waardoor deze ‘achterkantsituatie’ wordt opgeheven en het gebied meer kwaliteit krijgt. Er vindt geen uitbreiding van het bestaande ruimtebeslag weer en in paragraaf 3.3.3 is reeds aangetoond dat de ontwikkeling verantwoord is in het kader van de regionale afspraken. In navolgende paragrafen en hoofdstukken is aangetoond dat het plan ook past binnen het gemeentelijke beleid en dat het plan in voldoende mate rekening houdt met relevante omgevings- en milieuaspecten.

3.5 Gemeente

3.5.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon-en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de regiostrategie

  • de stadsstrategie

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg -Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf-en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

De binnenstad van de 21e eeuw

Voor de binnenstad is de Brabantstrategie van toepassing. Deze strategie richt zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken. En van de stedelijke knooppunten is de binnenstad, meer specifiek de ‘Binnenstad van de 21e eeuw’. De binnenstad van de 21e eeuw komt tot stand doordat de huidige binnenstad en de spoorzone in steeds grotere mate een geheel worden. Deze versmelting biedt grote kansen om een aantrekkelijkere binnenstad te realiseren voor bewoners, bezoekers, bedrijven en instellingen, waarbij ruimte wordt geboden voor (kennisintensieve) bedrijvigheid, onderwijs, cultuur, ontmoeting, wonen, horeca en evenementen.

De huidige binnenstad kent een aantal karakteristieke identiteiten. Een daarvan is de aanwezigheid van een oude lintenstructuur, waarvan onder andere de Heuvelstraat deel uitmaakt. Aan deze linten is aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw een nieuw stadscentrum ontstaan, met een kenmerkend patroon aan nieuwe straten. De binnenstad herbergt nog een groot aantal gebouwen uit die periode. Vanwege de cultuurhistorische waarde is de huidige binnenstad aangewezen als een beschermd stadsgezicht. Waardevolle elementen dienen zoveel mogelijk behouden te blijven en als kwaliteit en inspiratiebron voor nieuw ontwikkelingen te dienen.

De centrumfunctie van de Binnenstad van de 21e eeuw dient te worden versterkt en daarnaast dient deze een en uitstraling te hebben die specifieke doelgroepen aantrekt, zoals kenniswerkers en commerciële dienstverleners. De binnenstad is daardoor nog aantrekkelijker voor bewoners, bezoekers en ondernemers geworden. Het hoogstedelijke, hippe en creatieve woonmilieu, met publieksgerichte voorzieningen en aandacht voor lifestyle, zullen ervoor zorgen dat studenten en een jonge, hoogopgeleide beroepsbevolking worden aangetrokken en behouden blijven. Dat is belangrijk voor economische groei.

Onderhavig planvoornemen draagt bij aan de doelstellingen van de Binnenstad van de 21e eeuw. Het plan zorgt voor een versterking van de centrumfunctie. De toevoeging van een woontoren en de herontwikkeling van het gebied rondom het Hendrikhof dragen bij aan het creëren van een hoogstedelijk woonmilieu met publieksgerichte voorzieningen. Daarnaast blijven de cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied zo veel mogelijk behouden (zie paragraaf 4.3).

3.5.2 Overige Gemeentelijke Structuurvisies

3.5.2.1 Structuurvisie linten oude stad

De Structuurvisie linten is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten.

In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:

  1. bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad;

  2. rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.

Doelen

De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:

  1. bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;

  2. vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;

  3. introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;

  4. behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);

  5. behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.

Visie en uitvoeringsprogramma

De visie op de linten volgt de drie thema's ruimtelijke ordening (met de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw), openbare ruimte en samenwerking met partijen op de linten.

Ruimtelijke ordening:

I Detailhandel/bedrijvigheid

  • versterken dynamiek en levendigheid in de linten

  • de linten economisch vitaal houden (o.a. ondernemersklimaat op peil houden)


- maatregelen detailhandel/bedrijvigheid

A. De dynamiek concentreren in bedrijvige linten

B. Stimuleren de broedplaatsfunctie in bedrijvig linten

C. Investeren in samenwerking tussen overheid en ondernemers

II Wonen

  • behouden en versterken van de diversiteit in bebouwing en bewoning

  • beperken van appartementenbouw

  • historisch karakter van de linten als woonkwaliteit behouden


- maatregelen wonen

A. Aanpassing van de functie wonen in bestemmingsplannen

B. Aanpassing van richtlijnen bouwbreedte en bouwhoogte (K1,'korrel overig')

C. Stimuleren van nieuwe woonvormen

III Cultuurhistorie

  • inzet erfgoed (objecten en structuur) als randvoorwaarde voor beheer en ontwikkeling

  • meer zorg voor historische bebouwing en de kenmerkende korrelgrootte

  • behoud van ensembles


- maatregelen cultuurhistorie

A. Planologisch vastleggen van cultuurhistorische ensembles

B. Formaliseren in de systematiek van de beheerbestemmingsplannen

C. Visie linten effectueren binnen specifieke planologische mogelijkheden

D. Stimuleren van hergebruik van waardevolle ensembles en monumenten

E. Investeren in uitstraling en communicatie van/over de linten

IV Stedenbouw

  • zorgvuldiger omgaan met de linten door aandacht voor:

  1. de korrel, maat en schaal van de bebouwing

  2. aanwijzing van ensembles

  3. aandacht voor de overgang van de linten naar de buurt

  4. benadrukken van het verschil tussen monofunctionele woongebieden achter de linten en rustige en bedrijvige linten door een andere manier van bouwen (bijv. grotere diversiteit of meer stedelijke woningtypes aan de bedrijvige linten)

  5. aandacht voor diversiteit in de linten


- maatregelen stedenbouw

A. Beperking van de bouwbreedte en bouwhoogte

B. Niet alleen kijken naar de bebouwingswand, maar naar de volledige diepte van het perceel

C. Ondergronds parkeren is niet verplicht. Het is wel verplicht om parkeerplaatsen mee te verkopen.

D. Door het beschermen van ensembles verwanding (= te lange en brede gebouwen) tegengaan

V Openbare ruimte

  • behouden en versterken van de herkenbaarheid en continuïteit van de linten

  • investeren in de kwaliteit, uitstraling en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte


- maatregelen openbare ruimte

A. Afstemmen van evt. hogere eisen in de bedrijvige linten met beheer en onderhoud bedrijvige linten

B. Groen waar het kan

C. Meer aandacht voor het verblijfskarakter

D. Efficiënter omgaan met parkeren

E. Toepassen van principeprofielen voor rustige en bedrijvige linten

F. Bij herinrichting linten aansluiten op het Meerjarenprogramma

VI Samenwerking

  • het collectief belang van de linten benadrukken en uitdragen

  1. bedrijvigheid op bedrijvige linten vitaal houden

  2. gezamenlijke laagdrempelige projecten opzetten


- maatregelen samenwerking

Voortzetten lintenmanagement op de Korvelseweg en Besterdring

[image]

Structuurvisie Linten oude stad: bedrijvige en rustige linten

Dit plangebied is gelegen aan een ‘bedrijvig lint’ in de Binnenstad. In de Structuurvisie Linten in de Oude Stad is aangegeven dat de Binnenstad een bijzondere plek inneemt binnen de structuurvisie. Dit omdat er voor de Tilburgse Binnenstad al specifiek diverse nota’s van toepassing zijn en die bovendien in het bestemmingsplan ‘Binnenstad 2010’ duidelijk en helder zijn vastgelegd. Daarnaast is aangegeven dat er specifiek voor de Binnenstad zijn diverse processen spelen die in dit deel van de stad dominanter en belangrijker zijn dan de Structuurvisie Linten in de Oude Stad. Het gaat dan om bijvoorbeeld de keuze van de winkelstructuur, de keuze voor dwaalgebied en de keuze voor de Cityring voor een betere ontsluiting van de stad. Ook ‘winkelrondje Emmapassage’, waar onderhavig bestemmingsplan een bijdrage aan levert, is in die context specifiek benoemd.

Ondanks het feit dat andere visies en processen specifiek gericht op de Binnenstad als dominanter en belangrijker worden aangemerkt, respecteert het plan de visie op de linten. Het plan voorziet in een nieuwe doorsteek vanaf de Heuvelstraat richting de Emma Winkelpassage. De bestaande gevels van de winkelpanden aan de Heuvelstraat blijven daarbij zo veel mogelijk behouden in de kenmerkende stijl. Door het monumentale pand enigszins aan te passen en te integreren in de passage, wordt de kracht van het pand benut. In de nieuwe bebouwing aan weerszijden van de doorsteek worden centrumfuncties toegestaan met woningen op de verdiepingen. Het uitgangspunt is dat er netto geen toevoeging van het winkelareaal plaatsvindt ten opzichte van de voorgaande situatie. Er is dan ook sprake van een kwaliteitsslag, waarmee de vitaliteit van het lint en de leefbaarheid van de binnenstad wordt behouden. Er wordt niet direct aan het lint voorzien in hoogbouw met woonappartementen. De woontoren wordt wat verder van het lint opgetrokken.

3.5.2.2 Binnenstad van de 21e eeuw (concept, in ontwikkeling)

De Binnenstad van de 21e eeuw is een samenvoeging van de huidige Binnenstad en de Spoorzone.

In deze visie wordt geconstateerd dat de binnenstad populair is om te wonen, te werken en te recreëren (winkelen, evenementen etc.). De Binnenstad moet opnieuw worden uitgevonden om aan meer functies ruimte te bieden. Zo is er naast de ontwikkeling van een toekomstbestendig Kernwinkelgebied behoefte aan aantrekkelijke woonmilieus voor uiteenlopende doelgroepen. Dit gebeurt al in aanpalende gebieden, zoals de Spoorzone en de Piushaven. Tilburg bindt de jonge en startende inwoner al aan de Binnenstad, maar zal gefaseerd ook ruimte bieden voor hogere doelgroepen: de NexT-generation: 25+. Deze 'nieuwe middenklasse' kan worden gebonden met "intensieve laagbouw en comfortabele, moderne stadsappartementen, wonen met werken aan huis, wonen boven winkels of vernieuwende woonconcepten."

Onderhavig plan draagt bij aan een toekomstbestendig Kernwinkelgebied en een aantrekkelijk woonmilieu voor diverse doelgroepen. Het plan past dan ook binnen de kaders van ‘Binnenstad van de 21e eeuw’.

3.5.2.3 Binnenstadsvisie 2011-2020 (Raad, 2011)

In het coalitieakkoord Tilburg 2010-2014 is opgenomen dat de Binnenstadsvisie als vertrekpunt wordt genomen voor de verdere positionering van de Binnenstad en voor een integrale visie over de ontwikkeling van het commerciële hart van de Binnenstad. De Binnenstadsvisie 2011-2020 bepaalt de koers voor de positionering en het ontwikkelingsbeeld van de Binnenstad. Er worden tien ambitieopgaven onderscheiden die bijdragen aan de identiteit en basisvoorwaarden zijn voor de vitaliteit van de Binnenstad.

Vier daarvan hebben een relatie met ruimtelijke kwaliteit.

  • Versterken van de verbindende routes tussen de deelgebieden in de Binnenstad en tussen de huidige Binnenstad en de Spoorzone.

  • Schep een helder kader voor beeldkwaliteit waarbinnen markante gebouwen en ruimten tot ontwikkeling kunnen komen en versterk historische waarden.

  • Versterk de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende delen van de Binnenstad en versterk de hoofdroute voor langzaam verkeer.

  • Verbeter de (sociale) veiligheid van de Binnenstad. Het creëren van monotone, multifunctionele deelgebieden in de Binnenstad is vanuit het oogpunt van sociaal toezicht ongewenst.

Ook zijn zes fysieke ingrepen geformuleerd waaronder één voor het Kernwinkelgebied. In de Binnenstadsvisie is in essentie de gewenste winkelstructuur als 'ladderstructuur' geschetst:

"Door toevoeging van detailhandel op de locatie Stadhuisplein en een directe verbinding van de Heuvelstraat ter hoogte van de Pieter Vreedestraat via het Hendrikhof naar de Emma Winkelpassage en omgeving zal het aantal primaire en secundaire routes toenemen." Een van de fysieke ingrepen is de in 2016 gerealiseerde Wll-passage, die de Spoorzone verbindt met o.a. het Kernwinkelgebied.

Met onderhavig plan wordt uitvoering gegeven aan het realiseren van een directe verbinding van de Heuvelstraat via het Hendrikhof naar de Emma Winkelpassage.

3.5.2.4 Structuurvisie Water en Riolering Tilburg

Tilburg kent op het waterdossier de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

4.2.1 Hoogbouw

Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die 11 september 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad.

Dit beleid actualiseert het bestaande hoogbouwbeleid, maar repareert ook de verschillen tussen het oude hoogbouwbeleid en het “Stedenbouwkundig Plan Verbinding Emmapassage – Pieter Vreedeplein”.

In het Stedenbouwkundig Plan zijn twee zoekgebieden voor torens weergegeven. Het nieuwe hoogbouwbeleid laat een blauwdruk met hoogtes en locaties van hoogbouw los en eist daarvoor in de plaats een gedegen stedenbouwkundige analyse van het deel van de stad waarin de specifieke hoogbouwbehoefte speelt. Die stedenbouwkundige analyse c.q. het hoogbouwlandschap is even verderop beschreven. Het plan voldoet daarmee aan het Stedenbouwkundig Plan (de twee zoekgebieden, met een zeer geringe afwijking in hoogte) en het Hoogbouwbeleid (stedenbouwkundige analyse).

Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Gemeente Tilburg wil hoogbouw realiseren op die locaties waar het een meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Hoogbouw kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte. Met hoogbouw kan namelijk verdichting worden mogelijk gemaakt, waardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeterd kan worden. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is. De dynamiek van deze ontwikkelingen vraagt om maatwerk. Daar wil gemeente Tilburg op inspelen met een flexibeler en tegelijkertijd stringenter hoogbouwbeleid dan het voorgaande beleid.

Gebiedsprofiel

Onderhavig plan voorziet in een woontoren tussen de Heuvelstraat en de Emma Winkelpassage, op de plaats van het huidige Hendrikhof. De hoogbouw in onderhavig plan is motiveerbaar en inpasbaar.

Het hoogbouwlandschap van Tilburg wordt momenteel gedomineerd door de oost-west as tussen Interpolis en Universiteit en een aantal knooppunten met hoogbouw, zoals de Kempenbaan met het Cenakel en omgeving en de zuidwestelijk stadsentree bij Het Laar. Halverwege de genoemde as staat de Stadsheer, een hoge woontoren. Deze hoogbouw heeft een afmeting van ca. 100m of meer. Daaronder is een niveau ontstaan (en nog in planning) van hoge gebouwen van maximaal ca. 70m. TTS2 nabij het Van Gend&Loos-terrein, alsmede geplande torens in de Spoorzone zijn daarvan voorbeelden. Deze gebouwen staan op de tweede lijn van de oost-west as. Daaronder (in hoogte, maar ook ten zuiden daarvan) zijn projecten gerealiseerd als de Stadswachter aan de Piusstraat, Julianastaete aan de Heuvelring, de Heuvelse kerk, Stadskantoor 1, de Katterug etc. Deze gegroeide opbouw van het hoogbouwlandschap biedt aanknopingspunten voor twee nieuwe accenten in de ‘Verbinding’, waarvan één in onderhavig plangebied.

De beoogde woontoren wordt met een hoogte van ca. 55m een echte blikvanger in het Kernwinkelgebied. Doordat de ontwikkeling is gelegen in de binnenstad van Tilburg, is deze goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De woontoren markeert het zuidelijke deel van het kernwinkelgebied en vormt een stedenbouwkundig geheel met de overige torens in directe omgeving en completeert daarmee de eerder beschreven opbouw van de stad.

Projectprofiel

Bij het inpassen van de beoogde woontoren wordt rekening gehouden met de bouwregimes van de bestaande stad. Dit wordt mede gedaan door middel van setback en geleidelijke opbouw in hoogte. Zie hiervoor de sfeerimpressie in paragraaf 2.2.1.

Hogere bebouwing zorgt voor veranderingen in windstromen die al dan niet hinderlijk kunnen zijn in de openbare ruimte. Om de effecten van windhinder als gevolg van de woontoren in beeld te brengen, is er een kwalitatief windhinderonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Het lokale windklimaat wordt op windhinder beoordeeld door de kans op overschrijding van de 5,0 m/s-grens (NEN 8100). De overschrijdingskans wordt uitgedrukt in procenten van het aantal uren per jaar. In de onderstaande tabel is deze standaardbeoordeling weergegeven.

[image]

De resultaten van het kwalitatief windhinderonderzoek zijn weergegeven op navolgende afbeelding. Er is op verschillende plaatsen een klein risico op windhinder en op enkele plaatsen een matig risico op windhinder. Er is geen sprake van windgevaar.

[image]

Windhinderklimaat op maaiveld en op de balkons

Omdat ter plaatse van de planlocatie geen sprake is van windgevaar en slechts op enkele plaatsen een matig risico van windhinder kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat na realisatie van het planvoornemen.

Bij de uitwerking van de (bouw)plannen wordt bekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om mogelijke windhinder te verminderen c.q. te voorkomen.

Naast dat hoogbouw kan zorgen voor windhinder, beïnvloedt het ook de lichttoetreding in de omgeving. Om de gevolgen van deze schaduwwerking in beeld te brengen is een bezonningsstudie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Er bestaan in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning voor bebouwing. Gemeentes zijn daarom vrij om een eigen invulling te geven aan de eisen met betrekking tot bezonning. Wel zijn er normen van TNO: de lichte norm en de strenge norm. In de bezonningsstudie is met beide normen rekening gehouden, namelijk een winteropname (strenge norm) en 3 opnames tussen 19 februari en 21 oktober (lichte norm).

Een andere bekende norm is die van de gemeente Den Haag. Dat is een norm waarbij men er van uitgaat dat de ondergrens ligt op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden. Aan deze norm wordt ruimschoots voldaan. Het project veroorzaakt nergens een geringere bezonning dan 2 uren per dag op gebouwen in de bestaande omgeving.

Verder kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving iets meer schaduwwerking ontstaat als gevolg van het project, met name door de toren. Bij zonsopgang ontstaat gedurende een korte periode schaduw op het noordelijke gedeelte van de oostelijke wand (achterkant) van de Katterug. Gedurende de dag schuift die schaduw over de percelen en gebouwen die aan de zuidzijde van de Heuvelstraat, tussen de Willem II straat en de Fredrikstraat, liggen.

Daarnaast kan ten aanzien van de percelen en gebouwen aan de Juliana van Stolbergstraat worden opgemerkt dat de achterkanten aan het einde van de middag schaduwhinder ondervinden als gevolg van de nieuwe toren. Deze hinder is van korte duur (afhankelijk van de situatie ca 1,5 uur) en is daarom acceptabel.

Op het Piusplein ondervinden enkele terrassen in de lente en de herfst aan het einde van de middag gedurende een korte periode schaduwwerking van de toren. Dat betreft de terrassen op het plein, niet de terrassen die langs de gevels van de horecapanden liggen. De meeste terrassen ondervinden op die momenten ook schaduw van de bestaande panden.

4.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

Voor dit plan heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met de Omgevingscommissie. In samenspraak met de Omgevingscommissie is het plan verder uitgewerkt en akkoord bevonden.

4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

Inventarisatie.

Historische geografie

  • Het plangebied ligt op de zuidoostelijke rand van het plateau waarop de oudste akkergronden van Tilburg lagen. Deze akkergronden, waartoe ook de Heuvelse Akkers en

  • De Schijf behoorden, strekten zich uit vanaf de Heuvel tot voorbij de Ringbaan West. Langs de rand van het akkercomplex lagen de belangrijkste nederzettingen waaronder Veldhoven, Korvel, Berkdijk, Kerk en Heuvel.

  • De Heuvelse Akkers, grofweg het gebied tussen de Spoorlaan, Heuvel, Heuvelstraat en Langestraat, behoren tot de ‘oudere’ ontginningen in het huidige centrumgebied. Over de exacte ouderdom is echter nog niets bekend. Hoogstwaarschijnlijk werd hier al in de vroege middeleeuwen geakkerd en mogelijk al sinds de bronstijd gezien de aanwezigheid van een grafveld ter hoogte van de Jan Aartestraat. De Heuvelse Akkers waren gedurende lange tijd in handen van de abdij van Tongerlo die hier al zeker sinds de veertiende eeuw een hoeve hadden.

  • De Heuvelstraat is onderdeel van een prehistorische route door het gebied en wordt in de Middeleeuwen een belangrijk onderdeel van de lintenstructuur tussen de herdgangen Kerk en Heuvel. De route wordt tussen 1656 en 1659 bestraat en heeft in die periode aan weerszijden van de straat spaarzame, veelal agrarische bebouwing die zich steeds meer verdicht.

  • In 1863 wordt ten noorden van het plangebied de spoorlijn aangelegd en een station gebouwd. Het tussenliggende gebied verstedelijkt in de daaropvolgende decennia in hoog tempo waarbij de straatwanden van de Heuvelstraat nagenoeg dicht gebouwd worden. De gebruiksfuncties wijzigen in hoog tempo van agrarisch naar detailhandel.

  • Tot circa 1860 was een groot deel van de binnenstad van Tilburg niet of nauwelijks verstoord door grootschalig grondverzet en/of bebouwing. Dat veranderde met de aanleg van de wijk Heuvelse Akkers, ten noordoosten van onderhavig plangebied, op de voormalige akkergronden van de abdij van Tongerlo (na 1860). Ten zuiden van onderhavig plangebied zuidoostelijke deel van het plangebied werd later de wijk Koningswei aangelegd (na 1890). Rond 1965 werd deze wijk gesloopt en volgende een herinrichting van het gebied. Daarbij werd de bestaande infrastructuur ingrijpend gewijzigd, onder andere door de aanleg van de Schouwburgring en Paleisring. Ook verrees er veel grootschalige nieuwbouw in de omgeving Koningsplein-Stadhuisplein-Emmastraat), waaronder de Emma Winkelpassage.

Archeologie

  • AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumenten kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

  • IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden.

  • ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.

  • In 2008 werd door Fontys Hogescholen/BILAN een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek voor het gebied binnen de cityring uitgevoerd. (Tilburg – Centrum Cityring archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek ISSN 1572-3194-2008). Het plangebied maakt deel uit van dit onderzoek. Op basis van figuur 17 ‘Indicatieve verstoringskaart van het plangebied’ kan worden geconcludeerd dat grofweg het bebouwde deel sterk verstoord is. Voor het onbebouwde deel (openbare ruimte rondom de Hendrikhof) geldt dat de mate van verstoring onbekend is.

  • Door middel van een verstoringsonderzoek is de mate van verstoring voor onderhavig plangebied nader in beeld gebracht (Archeologisch onderzoek locatie Emmapassage / kernwinkelgebied Tilburg, Sweco Nederland B.V., 5 mei 2017, zie bijlage 4 bij de toelichting).

  • Het archeologische onderzoek richt zich op een groter onderzoeksgebied dan onderhavig plangebied. In het archeologisch rapport is het onderzoeksgebied in verschillende deellocaties onderverdeeld. Voor dit bestemmingsplan zijn de deellocaties Heuvelstraat 16-22, Heuvelstraat 24, Heuvelstraat / Emmastraat fabriek Goyarts, Emmastraat en Emma Winkelpassage van belang. Op basis van de beschikbare gegevens is onderscheid gemaakt tussen zones met een lage verwachting en zones met een hoge verwachting, voor wat betreft het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen.

  • Zone met een lage verwachting: Het betreft hier panden met kelders, kruipruimtes verdiepte vloeren en olietanks. In onderhavig plangebied gaat het dan om de panden van C&A (Heuvelstraat 16-18) en de Hema (Heuvelstraat 24), delen van de panden Heuvelstraat 20 en 22 en de gehele Emma Winkelpassage. In essentie zijn dit de gebouwcontouren waarbinnen na 1960 gebouwd is.

  • Zone met een hoge verwachting: Het gaat hier om percelen waar in het verleden gebouwen hebben gestaan, maar waarvan onbekend is of er kelders en dergelijke zijn geweest. Dit betreft het terrein tussen de Emma Winkelpassage en de winkelpanden aan de Heuvelstraat, nu straat en parkeerplaats (Hendrikhof), maar voorheen deels bebouwd (fabriekshallen) en deels tuin. Deze zone omvat het gebied waar alleen voor 1960 en veelal alleen in de 19de eeuw is gebouwd.

  • Op basis van het archeologisch rapport wordt geadviseerd om binnen de gebieden met een hoge verwachting (zone 2) grondroerende werkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren. Gezien het huidige gebruik en de locatie binnen de historische kern is het reguliere AMZ-traject van het eerst uitvoeren van inventariserend en/of karterend veldonderzoek en op basis van de resultaten daarvan een vervolgstrategie vaststellen, mogelijk nog zinvol.

Bij de realisatie van onderhavige ontwikkeling zullen eventuele grondroerende werkzaamheden binnen gebieden met een hoge verwachting worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding, ofwel wordt er voordien nader onderzoek uitgevoerd.

Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

  • Binnen het plangebied bevindt zich het gemeentelijk monument Heuvelstraat 20. Verder zijn er binnen het plangebied geen objecten aanwezig die op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumenten- verordening gemeente Tilburg zijn aangewezen als beschermde monumenten.

  • In de nabijheid van het plangebied liggen aan de Heuvelstraat nog enkele gemeentelijke monumenten: Heuvelstraat 23 en 40. Ook verderop op de hoek van de Heuvel met Juliana van Stolbergstraat is een gemeentelijk monument aanwezig: Heuvel 29/Juliana van Stolbergstraat 2,2a, 4-6. Binnen het plangebied is Heuvelstraat 20 als gemeentelijk monument aangewezen.

  • De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Deze MIP-objecten zijn, voor zover deze nog vermeldingswaardig zijn, opgenomen op de actuele Cultuurhistorische Waardenkaart van provincie Noord-Brabant (CHW 2010, actualisatie 2016). De MIP-objecten zijn daarop aangeduid als ‘overige bouwkunst’. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal panden aangewezen als ‘overige bouwkunst’. De meest dichtstbijzijnde objecten zijn de panden Heuvelstraat 40, Heuvel 27, 29-3 en 30, en Piusplein 4, 5, 6 7 en 8.

  • In het bestemmingsplan ‘Binnenstad 2010’ zijn gemeentelijke monumenten als ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ aangeduid. Overige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – cultuurhistorisch waardevolle bebouwing’. Ook binnen het plangebied zijn een aantal panden aanwezig die als cultuurhistorisch waardevol zijn aangeduid.

  • Sinds 2 november 2012 is het de binnenstad van rijkswege als beschermd stadsgezicht aangewezen: Gezicht Stadskern Tilburg. Het gebied is van belang vanwege de historische structuur waarbij het pre-stedelijke lintennetwerk in de loop van de twintigste eeuw werd opgenomen in de snel verstedelijkende omgeving. Verder is het gebied een staalkaart van de vele eclectische en nieuwe bouwstijlen die in de periode 1850-1940 in zwang waren. Onderhavig plangebied is het binnen dit beschermde stadsgezicht gelegen.

  • In het vigerende bestemmingsplan ‘Binnenstad 2010’ is het beschermd stadsgezicht aangeduid met de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’. Deze dubbelbestemming bevat regels met betrekking tot

  • Historische structuren. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van provincie Noord-Brabant is te zien dat de Heuvelstraat is aangemerkt als een historisch geografische lijn van hoge waarde. Het gaat hier om een historische structuur die een belangrijke rol speelde in het middeleeuwse patroon van linten, wegen en paden in Tilburg. Het ontstaan van de weg gaat vermoedelijk terug tot de prehistorie. In 1659 werd de weg als eerste in Tilburg bestraat.

  • Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.

  • Voor de realisatie van onderhavig planvoornemen is de verbouw van gemeentelijke monument Heuvelstraat 20 noodzakelijk. In dat kader heeft een bouwhistorische verkenning met waardestelling (Monumenten Advies Bureau, 11 april 2017, zie bijlage 5) plaatsgevonden ten behoeve van dit pand.

  • Conclusie: Het pand Heuvelstraat 20 betreft het voormalige magazijn De Zon. Het is een voorbeeld voor winkelbouw uit de vroege twintigste eeuw. Het pand is gebouwd in de Art Nouveau stijl en vormt daarmee een belangrijk onderdeel binnen de bebouwing aan de Heuvelstraat, waar een veelheid aan bouwstijlen voorkomen. De goed bewaard gebleven hoofdopzet en architectuur vormen de belangrijkste waarden voor het pand. Binnen het interieur zijn de meeste binnenmuren verdwenen. Op de tweede verdieping zijn de voormalige kamerindelingen nog herkenbaar aan de oorspronkelijke stucplafonds met schilderingen. Wat betreft de toekomstige omgang met het object zal met de nog aanwezige interieurafwerkingen uiterst zorgvuldig dienen te worden omgesprongen, om een verdere afkalving van monumentale waarde te voorkomen. Belangrijke cultuurhistorische waarde is gelegen in het ontwerp van het gebouw door de Tilburgse architect Jan van der Valk en als een van de oudste winkelpanden van de firma Vroom en Dreesmann in Noord-Brabant.

  • Aanbevelingen: Monumenten Advies Bureau adviseert aan de hand van het bovenstaande om bij werkzaamheden of noodzakelijke aanpassingen de oorspronkelijke architectuur als uitgangspunt te nemen, zodat, ook voor delen die al eerder werden vernieuwd, het historische totaalbeeld behouden blijft. De bouwtekeningen uit 1905 kunnen daarbij helpen aan de benodigde informatie. Voor wat betreft het interieur wordt geadviseerd vooral rekening te houden met de aanwezige plafonds en wandafwerkingen. Dit geldt voor de tweede en derde verdieping, maar ook voor de eerste verdieping. Het is zeer goed mogelijk dat onder de verlaagde plafonds van de eerste verdieping nog oorspronkelijke afwerkingen aanwezig zijn van een hoger niveau. Er wordt sterk aanbevolen om deze delen ook nadrukkelijk deel uit te laten maken van de verdere planvorming, zodat een versterking van waarden mogelijk is. Een aanvullend kleurhistorisch onderzoek kan hiervoor goede aanknopingspunten bieden.

Voor de ontwikkeling van onderhavig plan zal een aansluiting op de Heuvelstraat worden gerealiseerd. Deze aansluiting zal gerealiseerd worden ter hoogte van het gemeentelijke monument Heuvelstraat 20. Daarbij worden de cultuurhistorische waarden van de betreffende en omliggende panden zo goed mogelijk behouden. De beoogde ontwikkeling ziet voornamelijk in het realiseren van een doorgang in de moderne pui op de begane grond in de voorgevel. Het betreft een deel van het monumentale pand die niets of weinig aan de waarde van het gebouw toevoegt en ook geen wezenlijk onderdeel van de ontwikkelingsgeschiedenis is.

Voor die delen die wel een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben is initiatiefnemer voornemens om zo veel mogelijk rekening te houden met die waarden. Dit tracht zij onder andere te doen door de contour van het voorste gedeelte van het monumentale gebouw in het ontwerp zichtbaar te maken. Daarnaast is initiatiefnemer voornemens het plafond van de eerste verdieping te integreren in het plan door deze ter plaatse van de tweede verdiepingsvloer te laten zien. De tweede en derde verdieping zullen geheel intact blijven.

Conclusie

Door op bovengenoemde wijzen te handelen ten aanzien van de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen en in de omgeving van het plangebied, worden deze waarden niet aangetast. Het aspect archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Volkshuisvesting

4.4.1 Woonvisie en Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek(KWBO) & SmartAgent

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de Woonvisie Tilburg 2015 –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (w.o. demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.

De woningbouwopgave die Tilburg in voornoemde context heeft, kan en wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Echter de omvang van de bouwopgave, maar meer nog de kwalitatieve samenstelling daarvan (o.m. woonmilieudifferentiatie), maakt het nodig om ons –in beperkte mate– ook te oriënteren op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied.

Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften c.q. klantvraag wordt gebruik gemaakt van een woonmilieutypologie. Hierbij wordt, naar analogie van de rijksoverheid, onderscheid gemaakt in vijf woonmilieus: Centrum-Stedelijk (& -Plus), Stedelijk-buiten-centrum, Groen-Stedelijk, (Centrum-)Dorps en Landelijk, waarbij –in deze volgorde– sprake is van een afnemende woningdichtheid en nabijheid c.q. toegang tot voorzieningen, respectievelijk (OV-)bereikbaarheid. Deze indeling wordt waar nodig binnengemeentelijk verbijzonderd en/of verbonden met leefstijlkenmerken van bewoners.

Het plan tot realisatie van woningen in het kernwinkelgebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het bouwplan, uitgaande van circa 200 huur- en koopappartementen –variërend in de grootte en type–, is een duidelijk voorbeeld van binnenstedelijke (her)ontwikkeling, c.q. verdichting stedelijk gebied. Hierbij is ook sprake van productflexibiliteit, i.c. dat afhankelijk van de concrete klantvraag de verhouding grote–kleine appartementen kan wijzigen. In het plan is zo rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar Centrum-Stedelijk (-Plus) wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, veel functiemenging met (groot-)stedelijke voorzieningen, grootschalige (ruimtelijke) complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid.

Het periodieke Kwalitatief WoningBehoefteOnderzoek/KWBO (elke vier jaar, meest recent 2012) toont de behoefte aan het Centrum-Stedelijk (-Plus) woonmilieu onmiskenbaar aan. Zo blijkt de woonvoorkeur onder de verhuisgeneigde Tilburgers in ruim 20% van de gevallen uit te gaan naar een (centrum-)stedelijk woonmilieu, waarmee burgers met specifieke leefstijlen beter worden bediend. Tot 2025 betreft dat een woningvraag van zo'n 2.200 woningen in dit woonmilieutype.

4.4.2 Woonkwaliteiten

Naast woonmilieudifferentiatie is meer variatie in het aanbod van nieuwbouwwoningen geboden. Enerzijds komt dit voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, ontgroening & vergrijzing, anderzijds heeft dit te maken met de verander(en)de klantvraag, die ook steeds kwalitatiever van aard is. Aspecten waarop met name lokaal sturing plaatsvindt, zijn het aandeel appartementen in bouwplannen, het aandeel goedkope huurwoningen, de beschikbaarheid van kavels voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw, de levensloopbestendigheid van de nieuwbouw en het voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW).

  1. Leefstijl / "woonwereld":

Het KWBO biedt inzicht in de zgn. "harde" kenmerken (i.c. huishoudens- en woningkenmerken, verhuisplannen enz.). Complementair levert het leefstijlonderzoek van SmartAgent (2013) informatie over de drijfveren van mensen in het gedrag dat zij vertonen en de keuzes die zij maken, oftewel inzicht in de normen/waarden- en belevingsaspecten (de "zachte" kant) van burgers op de woningmarkt.

Samen bieden beide onderzoeken aanknopingspunten voor doelgroep-segmentatie/-specialisatie, uitmondend in zgn. "woonwerelden". Hiermee kunnen omgevings-/locatiekenmerken en consumentenvraag optimaal op elkaar worden afgestemd in het te ontwikkelen woonproduct(gamma)1.

Het bouwplan m.b.t. het kernwinkelgebied biedt ruimte voor (hoog)stedelijk wonen, primair voor mensen behorend tot de rode leefstijl, en meer specifiek voor de "woonwereld" Stedelijk & authentiek. Door ook ruimte te bieden aan grotere, luxere appartementen wordt hier ook de blauwe leefstijl (woonwereld Ruim & hoogwaardig) bediend.

  1. Toetsingskader nieuwbouwappartementen:

De gemeente stuurt nadrukkelijker op het aantal en soort nieuwbouwplannen voor appartementen om overaanbod tegen te gaan. Prioritering vindt plaats aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenste woonmilieu, de ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

Het woningbouwplan tot inbreiding in het kernwinkelgebied voldoet aan de toetsingscriteria voor nieuwbouwappartementen.

  1. Aandeel goedkope huurwoningen:

N.v.t.

  1. Aandeel eigenbouw:

N.v.t.

  1. Levensloopbestendige nieuwbouw (/ wonen met zorg):

De huisvesting van zorgbehoevenden (m.n. ouderen en gehandicapten), gemengd met de overige bevolking, is een belangrijk aandachtspunt van het Tilburgse woonbeleid. Ter bevordering van hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie streeft de gemeente Tilburg er naar dat nieuwbouwwoningen "levensloopbestendig" worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar zijn. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", i.c. woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning.

Daarenboven bestaat het streven dat er voldoende welzijns- en zorgdiensten in de nabijheid zijn, dan wel gerealiseerd worden. Hiertoe is het concept van de Servicewijken/woonservicezones ontwikkeld, waarbij woon-, welzijn- en zorgdiensten op gebiedsniveau optimaal op elkaar zijn/worden afgestemd. Met name bij nieuwe uitleglocaties dient invulling aan dit concept te worden geven.

In dit bouwplan wordt aan de doelstelling van levensloopbestendige nieuwbouw voldaan, resp. invulling gegeven. Zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1.

1 Begin 2014 is het eerste Regio-WBO Hart-van-Brabant uitgevoerd. Dit betreft onderzoekstechnisch gesproken een synthese van het Tilburgse KWBO en het SmartAgent leefstijlonderzoek. Met betrekking tot Tilburg zijn de data van de reeds plaatsgevonden lokale onderzoeken, resp. uit 2012 (KWBO) en 2013 (SmartAgent), nader bewerkt en getoetst om tot vergelijkbaarheid en (actuele) integratie in de Regio-WBO-rapportage 2014 te komen.

  1. Politiekeurmerk Veilig Wonen:

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast (i.c. certificering plaatsvindt), zowel op woningniveau, als ook op het niveau van de woonomgeving.

Het woningbouwplan tot inbreiding in het kernwinkelgebied zal aan het Politiekeurmerk voldoen.

4.5 Groen En Speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg Boomt

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

[image]

Boomwaardezoneringskaart

Onderhavig plangebied is gelegen binnen een zone die op basis van bovenstaande boomwaardezoneringskaart is aangemerkt als ‘boomwaardezonering – basiswaarde’. Voor zones met een basiswaarde geldt er een herplantplicht indien bomen moeten wijken. Wanneer dat niet mogelijk is op dezelfde locatie, dan zal bekeken worden of er een financiële compensatie dient te worden opgelegd. Ten behoeve van de realisatie van onderhavig plan zullen acht beeldbepalende bomen aan het Hendrikhof wijken.

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

Conform de Nota Groen liggen de accenten binnen de Oude Stad op onder andere het inzetten op gevelgroen en groene daken. Volgens de nota moeten alle bouwprojecten hier aan bijdragen In het Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit zijn geen specifieke projecten opgenomen ter versterking of behoud van groen binnen of in de nabijheid van het plan. In de huidige situatie komt er geen openbaar groen binnen het plangebied voor, buiten een aantal bomen rondom het Hendrikhof. Deze bomen zullen bij de realisatie van het plan worden gekapt. In de nieuwe situatie is het streven om het plangebied zo veel mogelijk groen aan te kleden, met onder meer groene daken / daktuinen en gevelbeplanting. Met deze vormen van innovatief groen wordt getracht het plangebied zo veel mogelijk een groene uitstraling te geven. Dit plan voldoet dan ook aan de ambities van de Nota Groen.

4.5.3 Nota Biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

Onderhavig plangebied is gelegen binnen het landschapstype ‘Bestaand stedelijk gebied’. Binnen dit landschapstype worden belangrijke ‘groene’ elementen met name gevormd door parken, begraafplaatsen, plantsoenen, houtsingels, bomenrijen en kleine loof- en naaldbosjes belangrijk. De actuele natuurwaarden beperken zich voornamelijk tot de ‘groene’ elementen, die van belang zijn voor plantensoorten, dagvlinders, vogels, vleermuizen en insecten. Ook gebouwen kunnen van belang zijn voor bijvoorbeeld vleermuizen en vogels. De Nota Biodiversiteit bevat geen concrete doelstellingen voor onderhavig plangebied of planvoornemen. Door het toepassen van groene daken en gevelbeplanting kan het plan wel een bijdrage leveren aan het behouden versterken van de biodiversiteit in de binnenstad.

4.6 Kantoren

In 1998 heeft de gemeenteraad de nota Ruimte voor Kantoren tot 2015 vastgesteld. Deze nota bevat het gemeentelijk kantorenbeleid voor de periode tot 2015. Ontwikkeling van de Stationszone als hoogwaardige kantorenboulevard heeft hierin de hoogste prioriteit. Verder wordt gesteld dat buiten de Stationszone de gemeente zeer selectief is met het ontwikkelen van ruimte voor kantoren.

In de nota is vastgelegd dat het kantorenbeleid in 2001 geëvalueerd en zo nodig bijgesteld zou moeten worden. Dit is gedaan in de nota Ruimte voor Kantoren 2001. Uit de evaluatie is gebleken dat het tot dan toe gevoerde kantorenbeleid slechts gedeeltelijk effect heeft gehad. Conclusie is dat een bijstelling van het beleid noodzakelijk is. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:

  1. een zodanige differentiatie van het aanbod dat Tilburg aan de vraag in alle segmenten kan voldoen;

  2. het loslaten van het restrictief beleid buiten de stationszone en het ontwikkelen van locaties langs goed bereikbare uitvalswegen met acquirerend vermogen.

Doel van het kantorenbeleid is een zodanige kwalitatieve differentiatie van het aanbod van kantoorruimte dat er voldoende ruimte is voor de in het economisch beleid beoogde groei en versterking van de zakelijke dienstverlening. Verbreding van het aanbod zal plaatsvinden door het ontwikkelen van een aantal sterke kantorenmilieus aan de belangrijkste uitvalswegen. Twee segmenten krijgen daarbij in het bijzonder aandacht:

  1. kleine en middelgrote eigenaargebruikers die veel waarde hechten aan een eigen kantoorpand in een representatieve omgeving;

  2. kantoorgebruikers in de auto-afhankelijke zakelijke dienstverlening die veel waarde hechten aan een goed per auto bereikbaar kantoorpand en voldoende parkeerruimte.

In het programma voor te ontwikkelen locaties aan de uitvalswegen is een accent gelegd op de A58-zone en met name op locaties rond de twee stadsentrees namelijk Kempenbaan (oostentree) en Laarveld-West (westentree).

Naast de A58-zone zijn er mogelijkheden voor kantoorontwikkeling bij Station Reeshof en op een aantal binnenstedelijke herstructureringslocaties.

Na vaststelling van de nota Ruimte voor Kantoren 2001 zijn de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in beeld gebracht door middel van voortgangsrapportages. Sindsdien heeft zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die de vraag naar en het aanbod van nieuwe kantoren en kantoorlocaties hebben beïnvloed. Op basis van de in de voortgangsrapportages gesignaleerde ontwikkelingen wordt het ontwikkelingsprogramma voor nieuwe kantoorlocaties periodiek geactualiseerd, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Maatregelen in bestemmingsplan

Onderhavige ontwikkeling voorziet niet in nieuw te ontwikkelen kantoren. Wel wordt de huidige bestemming ‘Centrum-Binnenstad’ overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, waarbij in de bestemmingsomschrijving de aangewezen gronden tevens bestemd zijn voor kantoren.

4.7 Detailhandel

4.7.1 Visie Detailhandel

Uitgangspunten

In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:

Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur.

In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft.

Winkelen en boodschappen doen

Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de Structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.

Grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen

Naast winkels met het accent op dagelijkse boodschappen of meer recreatief en vergelijkend winkelen zijn er ook verschillende, verspreid gelegen, locaties voor grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen die meer doelgericht worden bezocht. Het beleid ten aanzien van deze winkels is in 2016 vastgelegd in de nota Aanvulling detailhandelsbeleid: Perifere en Grootschalige detailhandel (PDV/GDV). Deze locaties bieden ruimte aan detailhandel in de sfeer van bijvoorbeeld woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra. Op deze locaties zijn uitsluitend detailhandelsactiviteiten toegestaan die vallen onder de hoofdbranches: sport/spel, tuincentrum (plant en dier), bruin- & witgoed, fiets & auto-accessoires, doe-het-zelf/bouwmarkten, wonen, auto/boot/caravan. Daarnaast mogen de winkels in deze centra producten verkopen uit andere hoofdbranches, mits ze verwant zijn aan de hoofdactiviteit van de betreffende winkel en het vanondergeschikte betekenis is. Winkels in de centra dienen een minimale omvang te hebben van 1.000m2 v.v.o. winkelruimte.

Ten aanzien van Perifere en Grootschalige detailhandel is de doelstelling het beperken van de mogelijkheden voor vestiging en/of uitbreiding van winkels, zowel in oppervlakte als aantal op perifere locaties. Om dit te bereiken worden de mogelijkheden voor vestiging van winkels op perifere locaties beperkt. Winkels in de branches Sport en Speelgoed en Wit- en bruingoed worden niet meer toegestaan op locaties waar (in oudere) bestemmingsplannen geen nadere branchering is opgenomen.

De belangrijkste PDV-locaties zijn:

  • Leypark/AaBé (woninginrichting, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten, bruin- & witgoed, fiets auto-accessoires)

  • Vossenberg-Oost (doe-het-zelf/bouwmarkten, keukens, sanitair);

  • Kraaiven;(auto's en autogerelateerde detailhandel)

  • De Groene Kamer (tuincentrum en beperkt sport).

Daarnaast is perifere detailhandel op een aantal kleinere clusters toegestaan, waar het aantal toegestane branches beperkt is. Met de laatste aanpassing van het beleid zijn kringloopwinkels toegestaan op alle locaties met een bestemming 'perifere detailhandel'.

Nieuwe ontwikkelingen

Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.

Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.

Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels.

[image]

Kaart Detailhandelsvisie 2013

Ruimtelijke vertaling of relatie met voorgenomen ontwikkeling

De binnenstad is binnen de detailhandelsstructuur het belangrijkste winkelgebied van Tilburg met een regionaal verzorgingsgebied. Een grote diversiteit in aanbod is hier gewenst, zowel in omvang van de winkels als in de breedte en diepte van het aanbod.

Maatregelen bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling binnen het hoofdwinkelgebied van Tilburg en heeft betrekking op het gebied tussen de Heuvelstraat en Emma Winkelpassage. De ontwikkellocaties van de Primark en het Stadskantoor 1 maken geen onderdeel uit van dit plangebied. Tussen de Heuvelstraat en Emma Winkelpassage, ter plaatse van het huidige Hendrikhof, zal een nieuwe winkelstraat worden gerealiseerd. Deze winkelruimten flankeren de doorsteek tussen de Heuvelstraat en Emma Winkelpassage. Uitgangspunt is dat het oppervlak aan detailhandel per saldo niet wordt verruimd ten opzichte van de huidige situatie. Met de nieuwe doorsteek wordt de Emma Winkelpassage beter bij het hoofdwinkelgebied rondom de Heuvelstraat betrokken. Bovendien maakt de doorsteek onderdeel uit van een nieuwe noord-zuid verbinding vanaf de Spoorlaan, via het Pieter Vreedeplein richting de Emma Winkelpassage. Daarmee komt de ontwikkeling van de gastvrijheid en kwaliteit van het hoofdwinkelgebied ten goede. Deze aspecten staan centraal in het kernwinkelgebied van Tilburg. Winkels in alle branches en in verschillende oppervlakte worden in dit gebied toegestaan.

In dit bestemmingsplan heeft alle bebouwing de bestemming ‘Centrum – Binnenstad’ gekregen. Binnen deze bestemming is detailhandel, uitsluitend op de eerste twee bovengrondse bouwlagen en tevens op ondergrondse bouwlagen, toegestaan.

4.7.2 Detailhandel In De Structuurvisie Linten

In de Structuurvisie Linten in de oude stad is in het uitvoeringsprogramma met betrekking tot detailhandel/bedrijvigheid het volgende opgenomen:

  • versterken van de dynamiek en levendigheid op de linten;

  • de linten economisch vitaal houden (o.a. ondernemersklimaat op peil houden).

Wat is het belang op stedelijk niveau

Op het niveau van de stad/het stedelijk systeem spelen de linten en dan met name de bedrijvige linten in de economie van Tilburg een belangrijke rol. In de bedrijvige linten speelt zich circa 10% van de werkgelegenheid af en bevindt zich 21% van het aantal winkels (met 17% van het winkelvloer oppervlak). Daarnaast fungeert een aantal linten als buurtwinkelvoorziening voor de wijken er om heen. Als derde en laatste (en meest moeilijk grijpbare) deel vormen de detailhandel en andere commerciële functies in de linten een belangrijke factor in de sfeer van het woonklimaat. Dit woonklimaat is door de menging van die functies een meer stedelijk woonmilieu. Dat is in Tilburg nog onderbelicht / beperkt aanwezig en het bindt een doelgroep aan de stad welke we graag willen behouden. Als vestigingsmilieu zijn de bedrijvige linten uniek door een mix aan functies, lage huurprijzen, de betrokkenheid van de reeds aanwezige ondernemers, de sfeer (cultuurhistorie) en de grote verscheidenheid aan panden.

Uitgangspunten Structuurvisie Linten: gemengde functies aan de bedrijvige linten

De levendigheid en dynamiek in de bedrijvige linten kan alleen maar worden behouden en versterkt als deze

worden geconcentreerd op de bedrijvige linten en niet op de rustige linten.

Om concentratie in de bedrijvige linten te stimuleren is in de Structuurvisie Linten als uitgangspunt voor de vertaling in bestemmingsplannen opgenomen het bieden van meer ruimte voor bedrijvigheid en detailhandel en het regelen van meer flexibiliteit.

Verschillende soorten bedrijven hebben de kans zich te vestigen in die linten door het behoud en verdere stimulering van een verscheidenheid aan panden in de bedrijvige linten in zowel grootte en prijs en door de marktwerking. In de Structuurvisie Linten is ingezet op het geven van ruimte aan kleinschalige detailhandel en andere commerciële functies door deze toe te staan binnen de bedrijvige linten. Het gaat dan om een oppervlakte van maximaal 80m2. Door de reeds aanwezige verkeersfunctie van de bedrijvige linten en de veelal al aanwezige winkels met een grotere omvang zal er nauwelijks of geen sprake zijn van extra verkeersaantrekkende werking.

Met het mogelijk maken van deze zeer kleinschalige vorm van detailhandel worden toekomstige ondernemers in de gelegenheid gesteld om ook een winkel bij of in de woning te realiseren. Het doel is om hierdoor juist de bijzondere (meng)vormen van economische bedrijvigheid mogelijk te maken aan straten die van oudsher de dynamiek van een veranderende samenleving en economische trends steeds hebben gevolgd.

Voor kleine ambachtelijke ondernemers , die naast een werkplaats ook producten ter plaatse willen verkopen zijn de bedrijvige linten een zeer geschikte vestigingsplaats. Met het toestaan van deze kleinschalige vorm van detailhandel kunnen de bedrijvige linten de functie van dynamische (aanloop)straten met een grote diversiteit aan functies blijven behouden of versterken.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Het lange voorbereidingstraject van de Structuurvisie Linten, de toenemende leegstand in de detailhandel en de noodzaak van toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro) hebben aanleiding gevormd tot een heroverweging van het uitgangspunt en het rechtstreeks toestaan van detailhandel binnen de bedrijvige linten, die een bestemming Gemengd-lint krijgen. Er is dan ook gekozen om, afhankelijk van de locatie en de concrete ontwikkelingen met betrekking tot leegstand in de detailhandel, in het betreffende bedrijvige lint steeds ad hoc en na een grondige afweging via een omgevingsvergunning (buitenplanse afwijking -kruimelgevallenregeling) de vestiging van nieuwe detailhandel tot maximaal 80m2 toe te staan. Door op deze wijze invulling te geven aan de uitgangspunten van de Structuurvisie Linten kan een goede balans worden gevonden tussen het stimuleren van dynamiek in de linten enerzijds en het voorkomen van leegstand anderzijds.

Maatregelen bestemmingsplan

De Heuvelstraat is in de Structuurvisie Linten aangemerkt als een ‘bedrijvig lint’. Onderhavig planvoornemen zorgt voor een nieuwe doorsteek tussen dit lint en de Emma Winkelpassage. Bovendien maakt de doorsteek onderdeel uit van een nieuw te realiseren noord-zuidverbinding vanaf de Spoorlaan, via het Pieter Vreedeplein, richting de Emma Winkelpassage. Deze nieuwe verbinding, die wordt geflankeerd door nieuwe winkelruimten, zal zorgen voor nieuwe looproutes. Dit komt ten goede aan enerzijds de dynamiek en levendigheid op het lint en anderzijds aan de economische vitaliteit en ondernemersklimaat aan het lint.

De openbare ruimte van de nieuwe winkelstraat heeft in dit bestemmingsplan de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’ gekregen. De bebouwing aan deze winkelstraat heeft de bestemming ‘Centrum – Binnenstad’ gekregen. Om de gevelwand van het lint Heuvelstraat te behouden op de plaats waar de nieuwe doorsteek is voorzien, zal een onderdoorgang worden gerealiseerd. Deze doorgang wordt gerealiseerd op de begane grond van het pand Heuvelstraat 20. Omdat het een gemeentelijk monument betreft is het pand met de onderdoorgang aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.

4.8 Horeca

4.8.1 Horecabeleid

De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.

"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."

Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod

Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.

Evenwichtig aanbod

Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.

4.8.2 Horeca-categorieën

In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horeca-categorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.

Categorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

Categorie II (Droge horeca):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

Categorie III (Eetgelegenheden):

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar

hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

Categorie IV (Café - Barconcepten):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

Categorie V (Uitgaan & Zalen):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.

Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.

Categorie VI (Verblijfshoreca):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.

4.8.3 Gewenste ontwikkeling per gebied

Gewenste ontwikkeling per gebied

Binnenstad

De belangrijkste concentratie van horeca bevindt zich in de binnenstad in het horecaconcentratiegebied (HCG). Het HCG bestaat uit: Heuvel, Korte Heuvel, Piusplein, Heuvelring/Piusstraat, Paleisring, Oude Markt / Heikese Kerk. Hier is ruimte voor een ruim en divers aanbod van horeca, juist ook horeca die zich specifiek richt op uitgaand publiek.

In andere delen van de binnenstad zoals het Kernwinkelgebied, de Spoorzone, Veemarktkwartier, Piushaven en het Dwaalgebied heeft de horeca een ondersteunende functie en zijn andere functies zoals wonen, winkelen en werken de hoofdfunctie. Uitbreiding van horeca is in deze gebieden wenselijk als dit bijdraagt aan de sfeer en aansluit op de hoofdfunctie van het betreffende deelgebied. Hierbij blijft de balans met de andere functies van groot belang.

Woongebieden en overige winkelgebieden

Voor vestiging van horeca in woonwijken wordt allereerst gedacht aan winkelgebieden of andere locaties waar meerdere publieksgerichte functies zijn gevestigd of waar mensen toch al naar toegaan, bijvoorbeeld voor recreatie. Denk hierbij aan een buurtwinkelcentrum, MFA of park.

Aan de bedrijvige linten is horeca, net als in andere winkelgebieden, ondersteunend aan de hoofdfunctie. In met name de grotere winkelgebieden is vaak horeca gevestigd die ook wijk gebonden is. Naast op winkelend publiek gerichte daghoreca, kan hier ook gedacht worden aan een restaurant. Vanwege de goede bereikbaarheid en parkeergelegenheid bij dit soort centra, is dit een goede plek voor dergelijke horecavoorzieningen.

Bij buurtwinkelcentra is zeer beperkt ruimte voor uitbreiding. Hierbij moet ook gedacht worden aan bijvoorbeeld afhaalformules, die veelal ook mogelijk zijn binnen de bestemming detailhandel. Overaanbod aan 'horeca' is een risico, mede doordat het onderscheid tussen detailhandel en horeca juist op dit soort locaties vaak onduidelijk is.

Buitengebied en Bedrijventerreinen

In het (toeristisch) buitengebied speelt horeca een belangrijke rol bij de kwaliteit van het gebied en de aantrekkingskracht voor bezoekers. In deze gebieden is (beperkt) ruimte voor daghoreca en restaurants.

Horeca op bedrijventerreinen is ondergeschikt aan de bedrijfsfuncties en alleen bedoeld voor de mensen die er werken. Zelfstandige horeca hoort niet thuis op de Tilburgse bedrijventerreinen. De bestaande centra en bestaande horecaconcentraties horen immers vitaal te blijven.

Horeca bij winkels en dienstverlenende bedrijven (additionele horeca)

Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen ontstaat er bij consumenten steeds meer een behoefte aan onderscheidende concepten in zowel winkels als horeca. Hoe meer een (winkel-)gebied gericht is op recreatief winkelen of verblijf, hoe groter de behoefte aan 'beleving'. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn een lunchroom in een boekenwinkel, een kapsalon met een wijnbar (mits gescheiden ruimtes) of een lunchroom waar het gehele interieur te koop is. Deze ontwikkeling vindt op dit moment met name plaats binnen de detailhandel waar steeds meer 'horeca-elementen' een plaats krijgen.

Het is voor winkeliers mogelijk om binnen de bestaande regels maximaal 33% van de winkeloppervlakte in te richten voor horeca-activiteiten. Voor horecabedrijven die tevens alcohol verkopen gelden op grond van de Drank en Horecawet (DHW) aanvullende (inrichtings-)eisen. Deze eisen gelden in Tilburg ook voor bedrijven die geen alcohol schenken, maar wel langer geopend willen zijn dan op grond van de winkeltijdenverordening mogelijk is.

Ondersteunende horeca

Horeca is ook een zeer wenselijk onderdeel van andere (maatschappelijke) voorzieningen zoals een schouwburg, buurthuis of sportvoorziening. Deze horeca staat ten dienste van een andere hoofdfunctie. Deze hoofdfunctie is dan ook opgenomen in het bestemmingsplan. Het schenken van alcohol is toegestaan middels een Drank- en Horecavergunning.

Ruimtelijke vertaling of relatie met voorgenomen ontwikkeling

De binnenstad is binnen het horecabeleid een gebied met een grote diversiteit aan aanbod. Er zijn binnen de binnenstad diverse 'sfeergebieden' te onderscheiden. Het plangebied is gelegen in het kernwinkelgebied. Hier is een aanbod gewenst dat ondersteunend is aan de belangrijke winkelfunctie, met name horeca die wat betreft openingstijden aansluit bij de openingstijden van de winkels. Nabij het plangebied zijn concentraties van horeca gelegen, zoals het Heuvelplein en het Piusplein. Daar is horeca als belangrijkste functie aanwezig en heeft deze naast een winkelondersteunende functie overdag ook een zelfstandige functie als uitgaansgebied.

4.8.4 Maatregelen in bestemmingsplan

Onderhavig plangebied is niet gelegen binnen het horecaconcentratiegebied, maar maakt wel onderdeel uit van het hoofdwinkelgebied van Tilburg. In dit bestemmingsplan heeft alle bebouwing de bestemming ‘Centrum – Binnenstad’ gekregen. Binnen deze bestemming is horeca van categorie 1 toegestaan, waarbij ook concepten van categorie III mogelijk zijn indien de openingstijden worden beperkt. Daarnaast kan het bevoegd gezag met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid tevens een hotel toestaan.

4.8.5 Verblijfsaccommodatie

In 2016 is door LAgroup onderzoek verricht naar de verblijfsaccommodatiemarkt in Hart van Brabant. Hierbij is zowel de regionale als de Tilburgse verblijfsaccommodatiemarkt onderzocht.

Het onderzoek toont aan dat het Tilburgse hotelaanbod in aantal kamers ver achter blijft bij vergelijkbare gemeenten en dat het aanbod van hotels in het centrum van Tilburg klein is. Het hotelaanbod aan de randen van de stad (inclusief Berkel Enschot) en nabij snel-en toegangswegen is daarentegen groot en richt zich voornamelijk op de snelle passant.

In de Programmabegroting 2015 heeft het college zich als doel gesteld meer bezoekers naar de stad te trekken en wil hen hier langer laten verblijven. Om haar doelstelling te bereiken wil het college de kwaliteit van de Binnenstad en haar voorzieningen verhogen. Hierbij dient meer diversiteit en spreiding van accommodaties ervoor te zorgen dat er een bijzonder aanbod met toegevoegde waarde voor de stad ontstaat met name op centrum-locaties zoals Binnenstad, Piushaven en Spoorzone. Op 26 januari 2016 heeft het college haar Verblijfsaccommodatiebeleid geactualiseerd waarbij nieuwe logies-initiatieven worden gefaciliteerd wanneer het een initiatief betreft dat voldoet aan (minstens) één van de volgende drie aspecten:

  1. 1. onderscheidend aanbod op een centrumlocatie zoals de Binnenstad -nabij stadscentrum-, Spoorzone of Piushaven;

  2. 2. of dat gericht is op doelgroepen die met het huidige aanbod nog niet bediend worden;

  3. 3. of als het gaat om een klein initiatief (bandbreedte 4-10 kamers) dat gevestigd is in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis (een bed & breakfast).

In het nieuwe beleid kiest het college voor een sterke focus op de binnenstad, verbetering van de diversiteit (segment/type hotel en doelgroep) en houdt men de vinger aan de pols voor wat betreft marktruimte en uitbreidingen zonder aantallen kamers te noemen.

4.9 Verkeer En Parkeren

4.9.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg: Samen op weg naar 2040

De Mobiliteitsaanpak Tilburg heeft tot doel om voor de stad Tilburg een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem te realiseren. Tilburg wil een attractieve, leefbare en gezonde stad zijn. Maar ook een stad met een goed vestigingsklimaat en gelijke kansen voor iedereen. De mobiliteit staat ten dienste daarvan.

Slimme technologie, gedrag en samenwerking meer in balans brengen en infrastructuur zijn speerpunten uit het nieuwe beleid. Tilburg wil toonaangevend zijn op het gebied van mobiliteitsveranderingen. Dit wordt gedaan door het centraal stellen van de gebruiker en door het inzetten op samenwerking, gedrag, technologie en infrastructuur.

Tilburg gaat meer investeren in het stimuleren van lopen en fietsen, marketing & gedrag en slimme toepassingen van technologie. Het nieuwe beleid is erop gericht dat voetgangers meer ruimte krijgen. Daarnaast is de fiets het vervoermiddel bij uitstek in de stad, maar ook steeds meer voor grotere afstanden in de regio. Deze ontwikkelingen vragen om nieuwe fietsroutes met meer kwaliteit.

Technologie wordt ook gebruikt om verkeer zoveel mogelijk over de tangenten, ringbanen en cityring te leiden. Doel daarvan is om de Tilburgse verblijfsgebieden zoveel mogelijk vrij van doorgaand gemotoriseerd verkeer te houden.

De gemeente gaat ook experimenteren in zogenoemde Tilburgse proeftuinen. Dit is het beginpunt van een nieuwe werkwijze waarbij we samen met de stad en de gebruiker gaan werken aan de bereikbaarheid van onze stad en regio.

4.9.2 Mobiliteitsagenda Tilburg

Als uitwerking van Mobilitietsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040 is de mobiliteitsagenda opgesteld. Deze agenda is wat de gemeente Tilburg van plan is te gaan doen. Het is een uitnodiging aan de stad, organisatie, instellingen en personen om mee te doen. Mee te werken aan de verschillende onderdelen en deze aan te vullen. Het moet echt een Tilburgse agenda worden. Deze agenda ontwikkelt zich steeds verder en is daarmee nooit af, maar is ademend. We steunen nieuwe initiatieven die bijdrage aan onze ambities. Deze initiatieven geven we een plaats in deze agenda.

Tilburg heeft als ambitie om koploper te worden op het gebied van mobiliteitsinnovaties, zowel nationaal als internationaal. Dit is een forse ambitie. Daarbij hebben we een werkwijze en een focus nodig. De werkwijze bestaat uit een aantal onderwerp- en locatie specifieke proeftuinen in onze stad met betrekking tot mobiliteit. In deze proeftuinen werken we samen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen aan nieuwe mobiliteitsoplossingen. Hierbij wordt onze stad gebruikt als testfaciliteit en worden Tilburgers en andere gebruikers betrokken. Zo gaan we op zoek naar de innovatieve mobiliteitsoplossingen voor Tilburg.

Binnenstad Tilburg is een van de proeftuinen. De binnenstad is een gebied waar veel samenkomt. Het is een relatief klein gebied met veel mensen en veel mobiliteit. Uitermate geschikt voor het gebruiken als proeftuin voor oplossingen op het gebied van lopen, fietsen en fietsdeelsystemen, parkeren en bevoorrading.

Voorbeeld van een proeftuin in de binnenstad is de ontwikkeling van de vele fietsdeelsystemen, maar ook de nieuwe manieren van bevoorrading (elektrisch, kleinschalig etc.) die ontstaan. Samen met bedrijfsleven worden de mogelijkheden om slimme toepassingen voor de stedelijke logistiek te ontwikkelen voor de binnenstad verkend.

In de mobiliteitsagenda is ook de actualisatie van beleidsuitgangspunten cityring opgenomen. Op korte termijn worden maatregelen getroffen gericht op het verbeteren van de oversteekbaarheid, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit.

4.9.3 Verkeer en parkeren in het plangebied

Ligging plangebied:

Het plangebied ligt in het centrum van Tilburg, binnen de Cityring. Meer specifiek is het plangebied gelegen tussen de Heuvelstraat, Juliana van Stolbergstraat/Piusplein, Emma Winkelpassage en het Hendrikhof/Sophiastraat.

Fietsroutes:

Het plangebied is niet voor fietsverkeer toegankelijk. De omliggende straten Stadhuisplein, Heuvelstraat en Juliana van Stolbergstraat/Piusplein maken namelijk deel uit van het kernwinkelgebied van gemeente Tilburg en zijn tussen 11.00 uur en 06.00 uur als voetgangersgebied aangewezen. Binnen de venstertijden, tussen 06.00 uur en 11.00 uur, zijn deze straten toegankelijk voor fietsverkeer.

Wegenstructuur:

Omdat het plangebied beperkt toegankelijk is voor autoverkeer zal er op de straten in de directe omgeving nagenoeg geen sprake zijn van toename van verkeer. Het extra verkeer zal worden afgewikkeld op de cityring, met name de delen van de cityring die de toegang vormen tot de parkeergarages. Het extra verkeer wikkelt zich dus af via de hoofdstructuur van de gemeente.

Het plangebied is niet voor doorgaand verkeer toegankelijk. De omliggende straten Stadhuisplein, Heuvelstraat en Juliana van Stolbergstraat/Piusplein maken namelijk deel uit van het kernwinkelgebied van gemeente Tilburg en zijn tussen 11.00 uur en 06.00 uur als voetgangersgebied aangewezen. Binnen de venstertijden, tussen 06.00 uur en 11.00 uur zijn deze straten toegankelijk voor bestemmingsverkeer, bijvoorbeeld ten behoeve van expeditie. Het gebied heeft een lengtebeperking van 11 meter en aslastbeperking van 8000 kg.

Onderzocht wordt momenteel op welke wijze deze expeditieruimte het beste ontsloten kan worden. Bestaande venstertijden, aslastbeperking en lengtebeperking zijn hierbij randvoorwaardelijk.

Het nieuwe pleintje en de Frederikstraat worden toegevoegd aan het kernwinkelgebied en daarmee voetgangersgebied (buiten de venstertijden).

Openbaar vervoer:

Dit plangebied is gelegen binnen de Cityring van Tilburg. Dit zorgt ervoor dat het plangebied goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Meerdere bushaltes zijn te vinden op ongeveer 150 meter van het plangebied (Heuvelring, Stadhuisplein). Bovendien ligt Tilburg Centraal Station op hemelsbreed circa 500 meter van het plangebied.

Autoparkeren:

Gemeente Tilburg wenst bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voorwaarden te stellen aangaande het parkeren. Daarmee wil ze parkeeroverlast voor de omgeving voorkomen, de bereikbaarheid waarborgen en kosten van de parkeeroplossing ten laste van de ontwikkelaar laten komen. Dit wenst de gemeente te doen door het stellen van parkeereisen. De ‘Notitie parkeernormen Tilburg 2011’ vormt hiervoor het vigerende kader.

Deze parkeernormen worden eind 2017 hoogstwaarschijnlijk vervangen door nieuwe parkeernormen die momenteel nog in procedure zijn.

In de Notitie parkeernormen Tilburg 2011 zijn per omgevingsgebied parkeernormen aangegeven voor verschillende typen woningen en andere functies. Onderhavig plan moet aan deze parkeernormen voldoen. Om dit te verankeren is in de algemene bouwregels (artikel 8 van de regels) van dit bestemmingsplan een parkeerregeling opgenomen.

Op 14 november 2016 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig plan Verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein vastgesteld. Hierin is het uitgangspunt gehanteerd dat voor de nieuw te realiseren woningen binnen het bestaande parkeerareaal een oplossing wordt gezocht. Het is niet wenselijk dat in het venstertijdengebied (waar onderhavig plan onderdeel van uitmaakt) nieuwe parkeervoorzieningen (= extra voertuigbewegingen) worden gerealiseerd.

Na raadpleging van de raadscommissie Leefbaarheid op 15 mei 2017 heeft het college op 20 juni 2017 definitief besloten om vast te stellen dat de toename van de parkeerdruk door de toekomstige ontwikkelingen, waaronder onderhavige ontwikkeling, te faciliteren is binnen de huidige parkeervoorzieningen. Dit is onderbouwd door het parkeeronderzoek dat door Spark B.V is uitgevoerd in maart 2017 (opgenomen in bijlage 6). De huidige parkeergarage Emmapassage zal deels gesloopt worden om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken. Hierdoor komen circa 80 parkeerplaatsen te vervallen. Het vervallen van deze parkeerplaatsen is tevens meegenomen in het parkeeronderzoek van Spark B.V. en in het collegebesluit van 20 juni 2017. De parkeercapaciteit van de nieuwe woningen (en de 80 verloren parkeerplaatsen) kunnen aldus opgevangen worden binnen het huidige parkeerareaal van de binnenstad.

Daarnaast heeft het college op 20 juni 2017 besloten de verdeling van de parkeervraag van de nieuwe bewoners over de bestaande parkeervoorzieningen uit te werken en nader te verkennen welke (technische) maatregelen genomen kunnen/moeten worden om parkeerders (bewoners en bezoekers) optimaal te verdelen over de beschikbare parkeercapaciteit. Deze verdeling en nadere verkenning zijn op dit moment nog niet bekend of nader uitgewerkt. Zodra deze informatie voor handen is, kan bepaald worden op welke wijze de parkeerbehoefte van onderhavige ontwikkeling gefaciliteerd kan worden binnen de huidige parkeervoorzieningen en welke (technische) maatregelen hiervoor eventueel genomen moeten worden binnen het plangebied.

Ten slotte heeft het college met datzelfde besluit besloten de parkeerbalans jaarlijks te evalueren en te zoeken naar alternatieve oplossingen wanneer blijkt dat de parkeerdruk op een onacceptabel niveau zit. Op deze manier wordt ook voor de toekomst verzekerd dat de parkeerdruk binnen het kernwinkelgebied van Tilburg op een acceptabel niveau blijft.

Op dit moment is nog niet duidelijk hoe het programma voor wat betreft de functies, woningtypologieën en aantallen er exact uit gaat zien. Het aantal benodigde parkeerplaatsen kan pas worden bepaald nadat duidelijk is welke type woningen in welke aantallen zullen worden gerealiseerd. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal voor wat betreft de parkeerbehoefte worden getoetst aan artikel 8.4 van dit bestemmingsplan, met dien verstande dat het collegebesluit van 20 juni 2017 overeenkomstig van toepassing is.

Fietsparkeren:

Ten gevolge van dit bestemmingsplan zal een groot aantal fietsstallingsplaatsen verdwijnen. Uit recent uitgevoerd onderzoek is gebleken dat hier wel behoefte aan is. Concreet zijn er weinig tot geen uitbreidingsmogelijkheden in de directe omgeving van het Hendrikhof. De vraag naar kortparkeren met de fiets zal eveneens toenemen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Momenteel wordt er voor de gehele binnenstad een studie verricht naar een geschikte locatie ten behoeve van fietsparkeren. Gemeente Tilburg beschikt niet over harde fietsparkeernormen waaraan moet worden voldaan.

Calamiteitenverkeer:

Het openbaar gebied moet altijd bereikbaar zijn voor de noodhulpdiensten. De te realiseren winkelstraat en de expeditiestraten zullen toegankelijk zijn voor calamiteitenverkeer. Dat geldt ook voor de andere straten die zijn aangemerkt als voetgangersgebied.

Afvalinzameling:

In geval van individuele containers moet er worden voorzien in opstelruimtes in openbaar gebied. Deze opstelplaats moet goed bereikbaar zijn voor de vuilophaaldienst. Een wagen van de vuilophaaldienst moet altijd vooruit kunnen rijden, bij arriveren en bij het wegrijden. Ruimte hiervoor wordt geboden via de bestaande en toekomstige expeditieruimten.

Als er gekozen wordt voor ondergrondse containers moeten deze volgens de richtlijnen worden geplaatst en goed bereikbaar zijn met een wagen van 10 meter. Hiervoor zijn aparte richtlijnen opgesteld " Richtlijnen voor aanleg van ondergrondse afvalcontainers".

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Vormvrije M.e.r. Beoordeling

Recent heeft er een wetswijziging plaats gevonden ten aanzien van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Uit deze wijziging vloeit voort dat bij een stedelijk ontwikkelingsproject, ondanks dat het onder de drempelwaarden van de categorieën uit de bijlage Besluit milieueffectrapportage valt, een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt moet worden. Ten aanzien van het project (200 woningen en herontwikkeling winkels) kan geconcludeerd worden dat deze ontwikkeling een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is zoals bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D, bijlage Besluit Milieueffectrapportage.

De omvang van het project ligt ver beneden de geldende drempelwaarden (ca 100 hectare en 2.000 woningen). Gelet op voorgaande is het rapport 'M.e.r.-beoordeling Herontwikkeling binnenstad Tilburg, Kernwinkelgebied Zuid' opgesteld. Dit rapport is als bijlage 13 bij de toelichting gevoegd.

De conclusie uit het rapport is dat nadelige milieueffecten kunnen worden uitgesloten. Op grond hiervan zijn geen nadelige milieueffecten bij het uitvoeren van het project Kernwinkelgebied-Zuid te verwachten. Er hoeft dan ook geen MER te worden opgesteld.

5.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven, die invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG-brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Naast het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ onderscheidt de VNG ook het omgevingstype ‘Gemengd gebied’. Daarbij kan gedacht worden aan stadscentra, dorpskernen en winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen, en (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid. Waar bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk sprake is van een duidelijke functiescheiding, is bij het omgevingstype ‘Gemengd gebied’ sprake van functiemenging. Dat wil zeggen dat direct naast woningen ook andere functies voorkomen, zoals winkels, horeca en (kleine) bedrijven.

In de VNG-uitgave is een specifieke staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;

  • categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;

  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Bestaande rechten

In het bestemmingsplan Binnenstad 2010 heeft het bebouwde deel van het plangebied reeds de bestemming Centrum - Binnenstad', waarbinnen woningen mogelijk zijn. Het onbebouwde deel had de bestemming ‘Verkeer - Verblijf’. Het omliggende gebied heeft eveneens de bestemming ‘Centrum - Binnenstad’. Ten zuidoosten van het plangebied, aan het Piusplein en de Paleisring, geldt de bestemming ‘Centrum - Horeca’.

Binnen de bestemming ‘Centrum - Binnenstad’ is een uitwisseling van functies mogelijk. Daarbij gaat het om onder andere: detailhandel, bedrijfsactiviteiten van categorieën A en B uit de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie, sport, dienstverlening en wonen (grondgebonden woningen en gestapelde woningen). De uitwisseling van dezelfde functies is mogelijk binnen de bestemming ‘Centrum - Horeca’, met dien verstande dat binnen deze bestemming tevens horeca tot en met categorie 3 mogelijk is. Daartoe worden gerekend een discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca.

In dit bestemmingsplan krijgt de bebouwing de bestemming Centrum - Binnenstad. Binnen deze bestemming zijn naast wonen functies toegelaten die voor wat betreft het goede woon- en leefklimaat direct naast wonen kunnen voorkomen. Omdat dezelfde bestemming geldt voor omliggende panden, worden deze niet in hun activiteiten of ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Wel moet inzichtelijk worden gemaakt dat woningen binnen de bestemming ‘Centrum - Binnenstad’ geen overlast zullen ervaren van de horeca die mogelijk is binnen de bestemming ‘Centrum - Horeca’.

Horeca

Conform de richtafstandenlijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geldt voor discotheken en muziekcafés een richtafstand van 30 meter ten opzichte van nieuwe woningen in de omgeving. Deze afstand is voornamelijk ingegeven vanuit het feit dat dergelijke horecagelegenheden geluidhinder ten aanzien van de omgeving kunnen produceren. Aangezien er sprake is van gemengd gebied, mag volgens de VNG-publicatie de richtafstand met één afstandsstap worden verminderd. Dat betekent dat woningen in onderhavig plan op een afstand van minimaal 10 meter van bebouwing met de bestemming ‘Centrum – Horeca’ gerealiseerd moeten worden.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de richtafstand van 10 meter ten opzichte van de panden met de bestemming ‘Centrum – Horeca’ ten zuidoosten van onderhavig plangebied. Voor de horeca aan de Paleisring geldt namelijk dat deze grenst aan de Emma Winkelpassage. Voor deze passage wordt de geldende planologische situatie uit het vigerende bestemmingsplan Binnenstad 2010 overgenomen, wat betekent dat hier geen woningen mogen worden gerealiseerd. Voor de horeca in het blok tussen de Emmastraat, Piusplein en Hendrikhof geldt dat de 10 meter richtafstand wordt overbrugd door middel van een laad- en lossteeg, die in de bestaande situatie reeds aanwezig is. Bovendien is het plangebied aan de achterzijden van de betreffende horeca gelegen. Dit terwijl de geluidproductie vanuit de horeca voornamelijk aan de straatzijde bij de entrees en eventuele terrassen plaatsvindt. Ook bevoorrading van deze panden vindt hoofdzakelijk aan de straatzijde plaats. Aan de achterzijde zal wat dat betreft minder geluidhinder worden ervaren. Daarnaast ligt het plangebied in een horecaconcentratie gebied en in een hoog stedelijk gebied. In dergelijke gebieden wordt vanwege de aard van de omgeving meer (geluid)hinder geaccepteerd dan in een rustige woonwijk.

Binnen het plangebied is het mogelijk om horeca tot en met categorie 4 te realiseren. Daarnaast is met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk om een hotel te realiseren. Dit zijn horecabedrijven die conform de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie een richtafstand van 10 meter hebben. In gemengd gebied mag deze richtafstand worden teruggebracht naar 0 meter. Bovendien moeten nieuwe (horeca) inrichtingen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Zodoende is het aanvaardbaar om in een horecaconcentratiegebied en in een hoog stedelijk gebied woningen direct naast of boven panden met een horecafunctie te realiseren.

Parkeergarage Emmapassage

De huidige parkeergarage Emmapassage zal deels gesloopt worden voor de beoogde ontwikkelingen. Het overige deel van de parkeergarage blijft behouden en zal deels onderdeel uitmaken van onderhavig plangebied en deels buiten het plangebied vallen. Voor onderhavig bestemmingsplan is het van belang dat in en rond de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen voor de nieuw te realiseren appartementen is een specifieke bouwaanduiding "geluidwerende voorzieningen"opgenomen in een strook tot 10 meter afstand van de parkeergarage. Ter plaatse van deze aanduiding moeten de woningen voorzien worden van extra geluidsisolerende maatregelen als uit berekeningn blijkt dat de geluidsbelasting afkomstig van de parkeergarage op de gevel van de woning(en) hoger is dan 50 dB(A)-etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 70 dB(A)-etmaalwaarde voor het maximaal geluidniveau.

Zoals hierboven reeds aangegeven ligt het plangebied in een horecaconcentratie gebied en in een hoog stedelijk gebied. In dergelijke gebieden wordt vanwege de aard van de omgeving meer (geluid)hinder geaccepteerd dan in een rustige woonwijk. Er mag dan ook meer (geluid)overlast van de parkeergarage ervaren worden in dergelijke gebieden.

Bevoorrading nieuwe winkelpanden

De nieuw te realiseren winkelpanden zullen worden bevoorraad. Daarvoor zal voor een groot deel gebruik worden gemaakt van de bestaande expeditieruimten. Deze expeditieruimten zijn gelegen binnen een hoog stedelijke omgeving, waardoor geluidhinder niet altijd kan worden voorkomen. De expeditieruimten grenzen in de huidige situatie al aan verschillende zijden aan bestaande woningen. Om hinder als gevolg van laad- en losactiviteiten ter plaatse van deze expeditieruimten te voorkomen, zijn verschillende maatregelen genomen/afspraken gemaakt met toeleveranciers van producten voor wat betreft de laad- en lostijden. Zo wordt in Tilburg veelal geladen en gelost in de dagperiode (tussen 06.00 uur en 11.00 uur). Met betrekking tot expeditie van de nieuwe winkelpanden zal aansluiting worden gezocht bij de gemaakt afspraken/genomen maatregelen.

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan geen belemmeringen ondervindt of oplevert ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

5.4.2 Beleidsvisie externe veiligheid

Op de plankaart externe veiligheid van de beleidsvisie externe veiligheid is de omgeving waarbinnen onderhavig plangebied is gelegen, aangemerkt als een 'luw woongebied'. Binnen luwe woongebieden is de ambitie onze zo min mogelijk risicovolle activiteiten toe te staan. Nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk in luwe woongebieden niet toegestaan. Overige risicovolle inrichtingen en activiteiten moeten worden beperkt of zoveel mogelijk worden uitgesloten.

Uit de inventarisatie blijkt weliswaar dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoortraject Breda-Tilburg en het spoortraject Tilburg-Vught, maar op een afstand verder dan 200m van die vervoersassen.

Het initiatief ligt ook in het invloedsgebied van de A58/A65.

5.4.3 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Zoals in paragraaf 5.3.1 is aangegeven dat per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) in een besluit is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

Door Tritium Advies is in juli 2017 een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Deze maakt als bijlage 7 onderdeel uit van de toelichting. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda-Tilburg en Rijksweg A58. Het planvoornemen is gelegen op een dusdanig grote afstand dat een eventuele toename van de personendichtheid geen significant effect heeft op de hoogte van het groepsrisico.

Omdat het plangebied wel binnen het invloedsgebied van het spoor is gelegen, is wel een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg. Deze verantwoording is als bijlage van de quickscan opgenomen.

5.4.4 Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Bij een calamiteit waarbij toxische gassen vrijkomen is zo snel mogelijk schuilen in een gebouw het voorkeurscenario. Op een grotere afstand van de risicobron kunnen mensen bij een tijdige waarschuwing het gebied op tijd ontvluchten.

Bij een calamiteit met toxische gassen zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang.

Bij ongevallen met brandbare gassen is er niet (koude BLEVE) of nauwelijks (warme BLEVE) een

vooraankondiging van het ongeval. Personen in gebouwen op een afstand kleiner dan 150 meter zijn ook binnen gebouwen onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Door een tijdige waarschuwing kunnen deze mensen proberen zo snel mogelijk afstand tot de risicobron te nemen. Het is zaak een veilige plek binnen de woning op te zoeken welke buiten het bereik van de glasscherven ligt. Na afloop van de BLEVE dient het gebied ontvlucht te worden om de secundaire branden te ontkomen.

Wanneer vluchten een optie is, is het van belang om van de calamiteit af te vluchten. Het plangebied ligt op meer dan 300 meter afstand van het spoor. Via meerdere ontsluitingen van het plangebied is dit goed mogelijk. Voornamelijk via de zuidelijke kant is het mogelijk om zich binnen een korte tijd zo ver mogelijk weg van het spoor te begeven. In ieder geval zullen de aanwezige vluchtroutes zodanig gesitueerd worden (namelijk van het spoor af) dat deze ingeval van een incident niet leiden naar mogelijke gevaarlijke situaties. Daarnaast is de mobiliteit van de personen die aanwezig zullen zijn in onderhavig plangebied overwegend als normaal zelfredzaam te beschouwen.

Gezien het vorenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het beoogde planvoornemen.

5.5 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

5.6 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

Het plangebied is gelegen in zowel een geluidzone van wegen als spoor. Derhalve is in dit kader een akoestisch onderzoek wegverkeers- en railverkeerslawaai uitgevoerd door Tritium Advies. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 8. Hieronder volgen de belangrijkste resultaten.

5.6.1 Wegverkeerlawaai

Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de wegen Heuvelring, Paleisring, Piusplein, Spoorlaan en Stadhuisplein. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van diverse 30 km/uur wegen. Voor deze 30 km/uur weg Piusplein geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de richtwaarde van 48 dB niet overschrijdt. Voor de gezoneerde wegen Heuvelring, Piusplein, Spoorlaan en Stadhuisplein geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde eveneens op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt. Voor de gezoneerde weg Paleisring geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde wel overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden.

5.6.2 Railverkeerlawaai

Voor spoorweglawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de spoorlijnen ter plaatse van en rondom Station Tilburg. Voor deze spoorlijnen geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB op meerdere locaties wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt echter niet overschreden.

5.6.3 Hogere grenswaarden

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het weg- en spoorwegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is tevens niet doeltreffend in onderhavige situatie. Bij herinrichting van de Paleisring wordt reeds een stiller wegdek toegepast (bronmaatregel wegverkeerslawaai) en geldt dat de voorkeurgrenswaarde nog altijd wordt overschreden. Deze geluidreducerende maatregel is derhalve niet erg doeltreffend. De toepassing van raildempers (bronmaatregel spoorweglawaai) ontmoet overwegende bezwaren van financiële aard. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

Ten behoeve van het akoestisch onderzoek is tevens rekening gehouden met het document “Hogere waarde beleid Gemeente Tilburg” versie april 2015 van de gemeente Tilburg. Alle woningen bezitten een geluidluwe gevel en buitenruimte. Derhalve voldoen alle woningen aan de eisen uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er dus te allen tijde sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat.

5.6.4 Industrielawaai

Het plangebied van onderhavig plan is niet gelegen binnen een zone van een geluidzoneringsplichtig bedrijf of industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. In paragraaf 5.2 is aangegeven dat het plan verder voldoet aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009. Daaronder begrepen zijn ook de richtafstanden ten aanzien van geluid. Derhalve vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor onderhavig plan.

5.6.5 Luchtvaartlawaai

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van militair luchtvaartterrein Vliegbasis Gilze-Rijen. In bijlage 3.6 bij de ministeriële Regeling algemene regels ruimtelijke ordening zijn de dB(A)-geluidszone en Ke-geluidszone van de vliegbasis aangegeven. Hieruit blijkt dat deze zones niet over het plangebied zijn geloven. Derhalve is het aspect luchtvaartlawaai niet aan de orde voor onderhavig bestemmingsplan.

[image]

Uitsnede van bijlage 3.6 bij Regeling algemene regels ruimtelijke ordening, met het obstakelbeheergebied en de geluidzones van militair luchtvaartterrein Vliegbasis Gilze-Rijen.

5.7 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:

  • een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit

  • ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven

  • een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van desbetreffende stoffen in de buitenlucht

  • een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit)

5.7.1 Besluit en Regeling niet in betekenende mate

De uitwerking van het begrip ‘niet in betekende mate’ staat in het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor ‘woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat’.

Dit bestemmingsplan maakt maximaal 200 woningen mogelijk. Dit aantal ligt ver beneden de drempelwaarde waaronder een project een niet in betekenende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit.

5.7.2 Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gericht op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). In het besluit is geregeld dat wanneer een gevoelige bestemming binnen een onderzoekszone van een rijks- of provinciale weg wordt gevestigd of uitgebreid, een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Gevoelige bestemmingen zijn functies waarbinnen kinderen, ouderen en zieken verblijven, zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Een woning of ziekenhuis is geen gevoelige bestemming conform het besluit. De onderzoekszone van een rijksweg betreft 300 meter aan beide zijden van de weg, gemeten vanaf de rand van de weg. Voor een provinciale weg geldt hetzelfde, maar dan een zone van 50 meter.

Dit bestemmingsplan maakt geen gevoelige bestemming mogelijk in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

5.7.3 NSL Monitoringstool

Aan de hand van de online NSL-Monitoringstool zijn de concentraties NO2, PM10, PM2,5 en EC (lood) beoordeeld voor nabijgelegen meetpunten bij het plangebied. Tevens zijn de PM10-overschrijdingsdagen beoordeeld. Daarbij is uitgegaan van Monitoringsronde 2016 en zijn de waarden beoordeeld voor de jaren 2015, 2020 en 2030. Uit de beoordeling blijkt dat alleen voor lood de waarden voor alle meetpunten in 2015 matig zijn. Voor de andere stoffen zijn de waarden dat jaar voor alle meetpunten beoordeeld als goed. Voor de jaren 2020 en 2030 blijkt dat voor alle meetpunten en alle stoffen de waarden goed zijn. Daarmee is aangetoond dat de luchtkwaliteit ter plaatse van onderhavig plangebied voldoende tot goed is.

5.7.4 Conclusie

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.8 Geur

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van (zware) industrie of agrarische bedrijvigheid. In paragraaf 5.2 is aangegeven dat het plan verder voldoet aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009. Daaronder begrepen zijn ook de richtafstanden ten aanzien van geur. Derhalve vormt dit aspect geen belemmering voor onderhavig plan.

5.9 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Verkennend bodemonderzoek

Door Antea Group (d.d. 4 april 2017) is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Daarbij is zowel onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit als de kwaliteit van het grondwater. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting. Hieronder worden de voornaamste resultaten besproken.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie in gebruik zijn geweest als chemische wasserij (Heuvel 24/Hema) en wolweverij (voorheen Hendrikhof 15). Er zijn slootdempingen gelegen die met verontreinigd materiaal gedempt kunnen zijn.

De grond uit de boringen bestaat tot 4 m-maaiveld uit fijn zand met leemlagen in de ondergrond en op één locatie klei. Tot 1,5 m-maaiveld komt bijmenging met puinresten voor. Er is geen onderscheidend dempingsmateriaal aangetroffen in de voormalige sloten. Aan de oostzijde (boring 9) is een laag kolengruis aangetroffen met sterk verhoogde gehaltes nikkel en zink. De omvang van deze verontreiniging is zoals overeengekomen nog niet vastgesteld. Verder zijn in de grond alleen licht verhoogde gehalten aangetoond.

De indicatie voor vrijkomende grond is dat deze herbruikbaar is als bodemkwaliteitsklassen Achtergrondwaarde tot Industrie, en als zand in zandbed/aanvulling/ophoging.

De voormalige wasserij aan Heuvelstraat 24 heeft een sterke grondwaterverontreiniging veroorzaakt met oplosmiddelen (VOCl). De grondwaterstand bevindt zich op circa 2,5 m -maaiveld. Gezien de maximale ontgravingsdiepte van 1,5 m -mv. is grondwateronttrekking niet noodzakelijk. Indien wel grondwateronttrekking nodig is, zijn maatregelen nodig voor onttrekken van verontreinigd grondwater.

Vervolg

Voor toekomstige bouw op de locatie dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van sterke verontreinigingen aan nikkel en zink in de bodem en Cis + trans1-2Dicloorethen (VOCL) in het grondwater. Een nader bodemonderzoek is hier in het kader van de Wet bodembescherming nodig.

Voor het slopen van een bestaand gebouw is geen bodemonderzoek nodig. Wel moet gekeken worden naar asbest in het gebouw, en wanneer ook in de grond gesloopt gaat worden (fundering) moet gekeken worden naar bodemverontreinigingen. Geadviseerd wordt om na evt. sloop het aanvullende bodemonderzoek uit te voeren.

Naar aanleiding van het voorgaande zal in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning een nader onderzoek plaatsvinden naar de omvang van de grondverontreiniging met nikkel en zink in de bodem en Cis + trans1-2Dicloorethen (VOCL) in het grondwater, alsmede naar de kwaliteit van de grond onder de te slopen bebouwing.

Indien er saneringsurgentie (spoedeisendheid) aanwezig is, moeten dergelijke gevallen gesaneerd worden alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd mogen worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.10 Natuur En Ecologie

Flora en Fauna

De Wet natuurbescherming biedt bescherming aan Natura 2000-gebieden, soorten en houtopstanden, hout en houtproducten. Aanwezigheid van beschermde gebieden of beschermde soorten en/of hun beschermde leefomgeving kan van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Onderhavig plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebieden.

Dit bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de gunstige staat van instandhouding van beschermde planten- of diersoorten.

Ten behoeve van onderhavig planvoornemen is door Tritium Advies in juli 2017 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze maakt als bijlage 10 onderdeel uit van de toelichting. Hierbij is gekeken of er in de omgeving van het plangebied beschermde natuurgebieden aanwezig zijn waarop het planvoornemen wellicht invloed kan hebben. Daarnaast is gekeken of er zich in het plangebied soorten bevinden die door het plan worden beïnvloed. De belangrijkste bevindingen worden hieronder besproken.

Gebiedsbescherming

Het onderzoeksgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied en ligt op ruime afstand (min. 3,7km) van gebieden die wel als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Het plangebied maakt eveneens geen deel uit van de EHS van Nederland. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden zijn geen negatieve effecten op de nabijgelegen EHS en Natura2000-gebieden te verwachten. Er is dan ook geen ‘Nee, tenzij’-toets en/of compensatie nodig.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming kent drie beschermingsregimes voor dier- en plantensoorten:

  • Paragraaf 3.1: alle vogels in de zin van de Vogelrichtlijn;

  • Paragraaf 3.2: alle dieren en planten, genoemd in de bijlagen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;

  • Paragraaf 3.3: overige soorten, genoemd in de bijlage van de Wnb, die niet onder de reikwijdte van paragraaf 3.2 vallen.

Uit de quickscan flora en fauna is gebleken dat er binnen het plangebied geen beschermde wilde soorten zijn aangetroffen.

Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" (SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Wnb gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten zoals de huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven hierdoor niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw. Onderhavig planvoornemen zal gebruik maken van voornoemde ontheffing en de bijbehorende voorwaarden naleven. Een nader onderzoek naar de huismus, gierzwaluw en gebouw bewonende vleermuizen is derhalve niet aan de orde. De ontheffing is als bijlage 11 bij deze toelichting gevoegd.

Voor overige vogels geldt dat er geen jaarrond beschermde vogelnesten zijn aangetroffen. Algemeen voorkomende soorten zonder jaarrond beschermd nest kunnen bovendien blijven broeden in de directe omgeving van het plangebied. Indien broedende vogels in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn, kunnen verstorende werkzaamheden zoals sloop- en bouwwerkzaamheden mogelijk echter niet plaatsvinden zonder hinder te veroorzaken. Wanneer er geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden wel plaatsvinden. Indien er op deze manier wordt gehandeld, treden er geen nadelige effecten op ten aanzien van vogels. Wanneer de werkzaamheden in het geheel plaatsvinden in de minst kwetsbare periode (tussen begin oktober en half februari) worden eveneens geen nadelige effecten verwacht op vogels. Dit laatste verdient derhalve aanbeveling. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd op bovenstaande wijze, zullen er geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels.

Voor boombewonende vleermuizen geldt dat er geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen aanwezig zijn binnen het plangebied. Mogelijk wordt er door vleermuizen gefoerageerd binnen en nabij het plangebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden. Negatieve effecten op zowel de foerageerfunctie als op vaste vliegroutes worden niet verwacht. In onderhavige situatie zal dit niet aan de orde zijn, aangezien het plangebied slechts beperkt geschikt is. De directe omgeving is geschikter als foerageergebied. Er zijn geen vliegroutes aanwezig binnen het plangebied. Omdat de sloop- en bouwwerkzaamheden overdag uitgevoerd zullen worden, is een verstorend effect op foeragerende vleermuizen eveneens uit te sluiten. Gezien het vorenstaande zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot vleermuizen.

Ten aanzien van grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen en vissen zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen vastgesteld van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Zolang de zorgplicht wordt nageleefd zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen en vissen.

Ten slotte geldt voor ongewervelden en overige soorten dat vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van nationaal beschermde soorten niet zijn aangetroffen. Er zijn derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot deze soortgroep.


Algemene zorgplicht

Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.

Conclusie

De omschreven werkwijzen (protocollen) met betrekking tot zowel de zorgplicht als ten aanzien van vogels dienen in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen. Ten aanzien van de huismus, gierzwaluw en gebouw bewonende vleermuizen zal gebruik worden gemaakt van de gebiedsontheffing die voor ontwikkelingen in de Oude Stad bestaat. Aan de bijbehorende voorwaarden zal worden voldaan. Nader onderzoek naar soorten en een ontheffing in het kader van de Wnb (soorten) zijn dan ook niet noodzakelijk. Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft. Dit bestemmingsplan heeft dan ook significant negatieve effecten ten aanzien van natuur en ecologie.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

In artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Met onderhavige paragraaf wordt hieraan invulling gegeven.

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is door Tritium Advies een waterparagraaf opgesteld (Waterparagraaf bestemmingsplan Hendrikhof / Frederikhof te Tilburg, Tritium Advies, Nuenen, 26 juli 2017). Dit rapport is opgenomen als bijlage 12 bij deze toelichting. In de waterparagraaf wordt eerst ingegaan op het geldende waterbeleid op nationaal-, provinciaal-, waterschaps- en gemeentelijk niveau. Daarna wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Ten slotte wordt aangegeven welke invloed onderhavig planvoornemen zal hebben ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie.

Hoofdstuk 7 Opzet Planregels

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse

bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.

7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Centrum-binnenstad

De bestemming Centrum-Binnenstad komt voor op locaties waar menging van centrumfuncties is toegestaan maar die gelegen zijn buiten het horecaconcentratiegebied.

Verkeer-Verblijf

Deze bestemming is toegekend aan de winkelstraat en het expeditieterrein.

De volgende dubbelbestemmingen zijn van toepassing op een gedeelte van het gebied:

Waarde - Archeologie

Om de mogelijk in de grond aanwezige archeologische waarden ook in de toekomst te kunnen beschermen is de dubbelstemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Aan deze dubbelbestemming zijn regels gekoppeld die bij bepaalde activiteiten vereisen dat, voordat de activiteiten plaatsvinden, de archeologische waarden in voldoende mate zijn worden vastgesteld.

Waarde – Cultuurhistorie

Deze gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

Daarnaast komen de volgende aanduidingen voor:

Functieaanduidingen:

- parkeergarage

- specifieke vorm van centrum - binnenstad

Binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum - binnenstad’ zijn functies mogelijk zoals opgenomen in de enkelbestemming ‘Centrum - Binnenstad’.

Bouwaanduidingen:

- specifieke bouwaanduidingen ‘gemeentelijk monument’ en ‘cultuurhistorisch waardevolle bebouwing’

Bovenstaande aanduiding is opgenomen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van een bepaald pand.

- bijgebouwen

Hiermee wordt (ondergeschikte) bebouwing toegestaan in de openbare ruimte zoals bijvoorbeeld een kiosk of een kleinschalige horecavoorziening.

- onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zal de eerste bouwlaag vrij blijven van bebouwing.

- plat dak uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding ‘plat dak uitgesloten’ moet het dak voorzien zijn van een kapconstructie.

-specifieke bouwaanduiding 'geluidwerende voorzieningen'

Ter plaatse van deze aanduiding moeten de woningen voorzien worden van extra geluidsisolerende maatregelen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen.

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan-en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels

Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Soms is een bestemmingsartikel is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken of werkzaamheden.

Wijzigingsbevoegdheid

Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 7 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 8 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 9 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn in dit artikel (artikel 10) geregeld.

luchtvaartverkeerzone

Deze aanduiding ligt over het gehele plangebied. Vanwege de aanvliegroute van het vliegveld 'Gilze-Rijen' mag ter plaatse van deze aanduiding niet hoger dan 160 meter worden gebouwd.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 11.

Algemene wijzigingsregels

Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 12.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.

Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs-en Slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs-en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro.

Dit bestemmingsplan is een samenvoeging van twee ontwikkelingen die aanvankelijk in twee bestemmingsplannen zouden worden neergelegd met een verschillend tijdpad waarbij het bestemmingsplan voor de openbare straat vooruitlopend op het bestemmingsplan voor het ontwikkelen van woningen en winkelruimten in procedure zou worden gebracht. Vanwege de voortgang van beide ontwikkelingen in tijd bezien, lopen beide ontwikkelingen feitelijk parallel aan elkaar. Vanuit een logische planbegrenzing is er daarom voor gekozen om beide ontwikkelingen in één bestemmingsplan neer te leggen.

De in opdracht van de gemeente Tilburg te realiseren openbare straat op gemeentelijke grond is uitvoerbaar waarbij kosten van het bouw- en woonrijp maken en de door de gemeente te maken Plan- en Apparaatskosten zijn verzekerd door een raadskrediet voor het totale investeringsproject. Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan zullen eventuele planschadeclaims als gevolg van uitvoering van het bestemmingsplan ten laste komen van het investeringsproject.

Ten behoeve van de ontwikkeling van de woningen en winkelruimten is met de initiatiefnemers een anterieure overeenkomst en planschadeovereenkomst afgesloten. Voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn leges betaald op grond van de gemeentelijke legesverordening. Gelet hierop is het verhaal van kosten anderszins verzekerd is. Het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro is niet noodzakelijk. Het is dan ook niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie En Overleg

9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan “Binnenstad 2010, 8e herziening (kernwinkelgebied zuid)“op 29 september 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegestuurd aan provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel gestuurd.

9.3 Burgerparticipatie

Op 28 juni 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatiebijeenkomst gehouden in de HEMA aan de Heuvelstraat 24 in Tilburg. Tijdens deze bijeenkomst heeft initiatiefnemer het stedenbouwkundige plan van de ontwikkeling gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Belanghebbenden zoals winkeliers, bewoners en eigenaren van panden in de omgeving van het plangebied waren schriftelijk uitgenodigd voor deze bijeenkomst. Ongeveer 60 personen hebben van deze uitnodiging gebruik gemaakt. Ook gemeente Tilburg was bij deze bijeenkomst aanwezig.

Op 28 juni 2017 vond in de kantine van de HEMA een informatieavond plaats over het zuidelijke deelplan kernwinkelgebied. Hierbij waren ca. 40 personen aanwezig. Tijdens deze avond is het toen meest recente ontwerp gepresenteerd en toegelicht door zowel Wereldhave als Winkelrondje Tilburg B.V. Ook vanuit de gemeente waren betrokkenen aanwezig om toelichting te geven waar nodig. De aanwezigen waren in de gelegenheid tot het stellen van vragen en het uiten van mogelijke zorgen. Daarnaast zijn vragen- en reactieformulieren ter beschikking gesteld, welke door een aantal aanwezigen is ingevuld. De vragen die zijn gesteld, hebben betrekking op (fiets)parkeren, expeditie, laden en lossen, bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten, calamiteiten, terrassen, de achterzijde van de Juliana van Stolbergstraat, de entrees van de Emmapassage en het aanvragen van een planschadevergoeding. De ingevulde vragen- en reactieformulieren zijn waar mogelijk voorzien van een antwoord. Waar een antwoord niet direct mogelijk was, is de ontwikkelaar met deze personen in gesprek gegaan en/of gaat nog in gesprek.

Op 20 september vond in Theater De Nieuwe Vorst een inloopavond plaats voor omwonenden en ondernemers over het bestemmingsplan kernwinkelgebied-zuid. Hierbij waren ca. 20 personen aanwezig. Tijdens deze avond kon men kennis nemen van de concept verbeelding, de plattegrond van het meest recente plan en de procedure voor de bestemmingsplanherziening. Zowel vanuit de gemeente, Wereldhave als Winkelrondje Tilburg B.V. waren betrokkenen aanwezig om de aanwezigen van toelichting te voorzien en vragen te beantwoorden. De vragen die zijn gesteld, hebben betrekking op de hoogte van de woontoren en de parkeergarage, expeditie, laden en lossen, bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten, de entree naar de Oranjestraat en de fietsenstalling. Daar waar mogelijk zijn deze vragen beantwoord en daar waar dit niet mogelijk was, is toegelicht dat deze onderwerpen nadere uitwerking behoeven. Er zijn geen vragen- en reactieformulieren ingevuld.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 23 oktober t/m maandag 4 december 2017. Tijdens deze periode zijn er drie zienswijzen ingediend. In de Notitie behandeling zienswijzen zijn de ingekomen zienswijzen samengevat en is het standpunt van het college van burgemeester en wethouders en de conclusie over de beoordeling weergegeven. Deze notitie is als separate bijlage (Bijlage 14 Notitie behandeling zienswijzen) bij de plantoelichting opgenomen.

N.B.: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 2 Hogere Grenswaarde

Bijlage 2 Hogere grenswaarde

Bijlage 3 Boomwaardezonering

Bijlage 3 Boomwaardezonering

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 5 Parkeerbalans Kernwinkelgebied

Bijlage 5 Parkeerbalans kernwinkelgebied

Bijlage 6 Luchtvaartverkeerzone - Funnel

Bijlage 6 luchtvaartverkeerzone - funnel

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Verbinding

Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan Verbinding

Bijlage 2 Kwalitatief Windhinderonderzoek

Bijlage 2 Kwalitatief windhinderonderzoek

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Bouwhistorische Verkenning Met Waardestelling Heuvelstraat 20 Tilburg

Bijlage 5 Bouwhistorische verkenning met waardestelling Heuvelstraat 20 Tilburg

Bijlage 6 Parkeerbalans Spark Tilburg

Bijlage 6 Parkeerbalans Spark Tilburg

Bijlage 7 Quickscan Externe Veiligheid En Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 7 Quickscan externe veiligheid en verantwoording groepsrisico

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 10 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 10 Quickscan flora en fauna

Bijlage 11 Toekenning Ontheffing Ruimtelijke Ingrepen

Bijlage 11 Toekenning ontheffing ruimtelijke ingrepen

Bijlage 12 Watertoets

Bijlage 12 Watertoets

Bijlage 13 Vormvrije M.e.r. Beoordeling

Bijlage 13 Vormvrije m.e.r. beoordeling

Bijlage 14 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 14 Notitie behandeling zienswijzen