Werklandschap Wijkevoort 2020
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 15-11-2021 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Werklandschap Wijkevoort 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2017028-d001van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 Adviescommissie Wijkevoort
Een commissie die aanvragen van bedrijven die zich op Wijkevoort willen vestigen toetst op economische en maatschappelijke warden zoals genoemd in de Ontwikkelleidraad en die daarover adviseert aan het collge van burgemeester en wethouders van Tilburg.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 agrarisch bedrijf
Een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.
1.7 agrarisch bedrijf, volwaardig
Een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.8 agrarisch gebied
Een gebied, waar ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven.
1.9 Archeologisch onderzoek
Onderzoek (gravend) verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, dan wel over een op grond van de Erfgoedwet verleend certificaat.
1.10 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.11 attentiegebied EHS
Gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur, waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfsverzamelgebouw
Een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf en wordt voorzien in gezamenlijke faciliteiten.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in combinatie met een autoreparatiebedrijf.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.18 belemmeringenstrook
Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.
1.19 beperkt kwetsbaar object
Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.
1.20 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.21 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.25 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.28 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.33 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.34 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.35 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.36 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld.
1.37 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.38 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.
1.39 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.40 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.41 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan ondersteunende horeca als bijbehorende voorziening.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.
1.42 enabling technologie
Bedrijven die technologie ten behoeve van de logistieke operatie ontwikkelen en/of vervaardigen, dan wel bedrijven met een directe toeleverende en/of dienstverlenende rol voor het logistieke proces. Hieronder wordt ook 'value added logistics' verstaan.
1.43 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.44 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.45 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.46 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.47 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.48 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 geluidshinderlijke inrichtingen
Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
1.50 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.51 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.52 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.53 horecacategorie 1 (Daghoreca)
Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.
1.54 horecacategorie 2 (Droge horeca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.
1.55 horecacategorie 3 (Eetgelegenheden)
Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.
1.56 horecacategorie 4 (Café - Barconcepten)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.
1.57 horecacategorie 5 (Uitgaan & Zalen)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.
Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.
1.58 horecacategorie 6 (Verblijfshoreca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.
1.59 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.60 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.61 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.62 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.63 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.64 Logistieke dienstverlening
Transportactiviteiten, waaronder mede wordt begrepen het groeperen en laden en lossen van lading in of uit containers, de opslag en/of behandeling van goederen en de opslag van (lege) containers.
1.65 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.66 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
-
welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
-
openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals stadskantoren, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
-
maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), sociëteit e.d.
1.67 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.68 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.69 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.70 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.71 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.72 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.73 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), zonnepanelen, draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.74 ontwikkelleidraad Werklandschap Wijkevoort
Een door de gemeenteraad vastgestelde leidraad die de principes en waarden uit het masterplan Wijkevoort (2018) concreet invult en beleidsregels als bedoeld in artikel 7c van het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bevat.
1.75 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.76 ondersteunende horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale v.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.77 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.78 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.79 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.80 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.81 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.82 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.83 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.84 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.85 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.86 restaurant
Een bedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.87 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.88 Service logistics
Service Logistics is het geheel van ondersteunende serviceconcepten voor logistieke bedrijvigheid. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld truck- en carwash, beveiliging, onderhoud, trainingscentra, spreek- en vergaderruimtes, restaurant, supermarkt pick-up point en bedrijfsverzamelgebouwen met gedeelde voorzieningen zoals kantoren.
1.89 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.90 Smart industry
Industrie waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de nieuwste informatie en (productie-)technologie, zodat deze efficiënter, flexibeler, kwalitatief beter en op maat kan procuderen.
1.91 smart logistics
Bedrijven in de sector value added logistics, Service logistics en enabling technologie.
1.92 Soortenmanagementplan
Het plan waarin wordt aangegeven voor welke, op grond van de Wet natuurbescherming, beschermde soorten het plangebied een functie heeft en hoe deze functie per soort binnen de gebiedsontwikkeling wordt geborgd.
1.93 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.94 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.95 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.96 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
-
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
-
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
-
het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water e.d.);
voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
1.97 teeltondersteunende voorzieningen, permanente
Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.
1.98 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke
Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.99 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.100 value added logistics
Logistieke bedrijven die zich - naast transport en opslag van goederen - richten op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles. Deze activiteiten worden in de logistieke sector aangeduid met de termen Value Added Logistics (VAL) en/of Value Added Services (VAS).
1.101 utilitycenter
Een al dan niet collectieve bedrijfsvoorziening voor de (gezamenlijke) verwerking en zuivering van afvalstoffen en afvalwater, het leveren van restwarmte en stroom, de verwerking van restproducten, het opwekken van energie, alsmede vergelijkbare collectieve activiteiten.
1.102 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.103 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.104 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.105 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.106 verkooppunt motorbrandstoffen
Een brandstofverkooppunt met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop (met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100m2), luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.
1.107 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.
1.108 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.109 Voorzieningen t.b.v. duurzame energie
een voorziening die is gericht op opwekking, productie, opslag en/of transformatie van duurzame energie; oftewel energie waarover de mensheid voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij, door het gebruik ervan, het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld.
1.110 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.111 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.112 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.113 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.114 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.115 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.116 zeer kwetsbaar object
Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').
1.117 Kwaliteitsteam
Het uitgifteteam bestaat uit gemeentelijke specialisten en toetst of het kavelplan en gebiedsplan voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in de Ontwikkelleidraad.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken-)as van de windturbine.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.7 netto oppervlakte van bedrijventerrein
de oppervlakte in vierkante meters van uitgeefbare (bedrijfs)kavels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Verkeer - Verblijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
behoud van de cultuurhistorische waarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Afwijken van de bouwregels
8.6 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Wonen - Buitengebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas (dubbelbestemming) (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoge druk leiding voor het transport van gas ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding gas' en met een belemmeringenstrook van 5m ter weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding gas'.
10.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' wordt verwijderd indien:
-
de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
-
de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1 (Dubbelbestemming)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1 ' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2 (Dubbelbestemming)
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming)' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming)' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming)' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
16.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
16.3 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
16.4 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
16.5 Binnenplans afwijken t.b.v. voorzieningen t.b.v. duurzame energie
Het bevoegd gezag kan, na advies van de Adviescommissie Wijkevoort, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het oprichten en in stand houden van Voorzieningen t.b.v. duurzame energie. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de voorieningen t.b.v. duurzame energie geen negatieve effecten hebben op de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden, waarbij voor de bestemming Natuur geldt dat door onderzoek is aangetoond dat de voorzieningen t.b.v. duurzame energie geen effecten hebben op de natuur- en landschapswaarden van het betreffende gebied;
-
er geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
het betreft gronden die buiten het NatuurNetwerkBrabant liggen.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 geluidzone - luchtvaart
17.2 luchtvaartverkeerzone
17.3 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:
-
er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.
17.4 vrijwaringszone - weg
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde , onder de voorwaarde dat de het weg- en verkeersbelang niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe dient het bevoegd gezag voorafgaand aan de vergunningverlening schriftelijk advies in te winnen bij de wegbeheerder i.c. Rijkswaterstaat.
17.5 veiligheidszone - munitie
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding veiligheidszone- munitie een bouwverbod voor gebouwen en een verbod op activiteiten die niet verenigbaar worden geacht met munitieopslag.
17.6 veiligheidszone - aandachtsgebied leiding
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' mogen geen zeer kwetsbare, beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied leiding' indien:
-
er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform artikel 12 van het Bevb is ingevuld;
-
er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
17.7 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) is toegestaan. Op de voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de regels, die zijn opgenomen in de provinciale Interim Omgevingsverordening, van toepassing.
17.8 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse
van de aanduiding 'veiligheidszone – gasdrukmeet- en regelstation' de volgende regels:
-
er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
-
de bouw van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen een afstand van 4 meter vanaf de bestemmingsgrens/aanduidingsgrens 'gasdrukmeet- en regelstation'.
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, en het gebruik van de gronden en bouwwerken voor beperkt kwetsbare objecten binnen een afstand van 4 meter vanaf de bestemmingsgrens/aanduidingsgrens 'gasdrukmeet- en regelstation'
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.
18.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ''Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer - Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
18.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m².
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
20.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3 Parkeerregeling
Artikel 21 Verwezenlijking In De Naaste Toekomst
Ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - verwezenlijking in naaste toekomst" wordt de verwezenlijking van de bestemmingen in de naaste toekomst, zoals bedoeld in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening, noodzakelijk geacht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Werklandschap Wijkevoort 2020".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Tilburg is samen met Waalwijk een logistieke topregio in Nederland en Europa. Op dit moment is er in Tilburg/Waalwijk een grote aanhoudende vraag vanuit de markt naar (zeer) grootschalige kavels, terwijl het concrete aanbod beperkt is. Regionaal is (onder andere) afgesproken om in Tilburg met de locatie Wijkevoort ruimte te bieden aan functioneel grootschalige bedrijvigheid, waarmee het ontwikkel- en groeiperspectief van bestaande en nieuwe bedrijven wordt gefaciliteerd. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 17 oktober 2016 aan het college van burgemeester en wethouders de opdracht gegeven om een integraal Masterplan voor Wijkevoort op te stellen. Dit Masterplan is op 5 februari 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Op 21 september 2020 heeft de raad de nota Toekomstbestendige werklocaties vastgesteld en onder andere besloten om prioriteit toe te kennen aan de ontwikkeling van Wijkevoort tot innovatief modern industrieel en logistiek werklandschap.
Het totale Werklandschap Wijkevoort bedraagt 80 ha uitgeefbaar bedrijventerrein. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de eerste fase van 41,9 hectare uitgeefbare grond, waarvan 7,3 ha op de bedrijfskavels ingericht wordt in het kader van het Groen-Blauwe raamwerk.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van Tilburg en wordt globaal begrensd door de rijksweg A58 aan de zuidzijde, de Burgemeester Letschertweg (N260) aan de westzijde en de waterloop de Hultense Leij en Hultenseweg aan de noordzijde, de Hultenseweg en de oostelijke grens van het Wijckermeer aan de oostzijde, aangevuld met het bouwvlak van Prinsenhoef 2, de Hultense Leij, en 2 percelen nabij de Gilzerbaan.
In het plangebied ligt het Wijckermeer. Het Wijckermeer is aangelegd in de jaren '70 ten behoeve van de aanleg van de A58. Het meer behoort tot het provinciaal beschermde NatuurNetwerkBrabant (NNB). Net ten oosten van de Burgemeester Letschertweg ligt de ecologische verbindingszone de Groote Leij. Ook de Hultense Leij is een ecologische verbindingszone.
Het gebied is goed bereikbaar via de A58 en de Burgemeester Letschertweg en grenst aan de terreinen van vliegbasis Gilze en Rijen en de bedrijventerreinen Midden-Brabant Poort en Broekakkers (gemeente Gilze en Rijen).
Belangrijke functies in de omgeving van het plangebied zijn:
-
vliegbasis Gilze-Rijen aan de westzijde van het plangebied;
-
bedrijventerreinen Midden-Brabant Poort en Broekakkers aan de zuid- en zuidwestzijde van het plangebied;
-
de kern Gilze ten zuidwesten van het plangebied;
-
de kern Hulten ten noordwesten van het plangebied;
-
de woonwijk Tilburg Reeshof ten noorden van het plangebied;
-
het Stadsbos013;
-
de verspreid liggende woningen en de (agrarische) bedrijven in de omgeving van het plangebied (het buitengebied Zuid-West / gebied Klein Tilburg);
-
het Wijckerbos.
ligging plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt (deels) het bestemmingsplan Buitengebied West. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 12 oktober 2009 en onherroepelijk sinds 21 januari 2011.
Het plangebied kent in de huidige situatie overwegend een agrarische bestemming met diverse woonbestemmingen en enkele bedrijfsbestemmingen. Het Wijckermeer heeft een waterbestemming.
Verder kent het gebied diverse (hoogte-)beperkingen vanwege het vliegveld Gilze en Rijen, een vrijwaringszone vanwege de A58 en een dubbelbestemming voor de bescherming van eventuele archeologische waarden.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied ligt in het uiterste zuidwesten van het buitengebied van gemeente Tilburg. Oudere ijstijdafzettingen zijn hier in het verleden bedekt met een laag dekzand. Wind vanuit de zuidwest-noordoostelijke richting heeft voor opstuwing gezorgd. Het resultaat hiervan zijn parallel aan elkaar gelegen ruggen en welvingen. Op de geomorfologische kaart (zie: onderstaande afbeelding) is dit zichtbaar. Hier zijn duidelijk de dalvormige laagten van de beekdalen van de Hultense Leij en Groote Leij te herkennen. De beekdalen worden begrensd door welvingen en vlakten van dekzand. Het plangebied watert in noordelijke en noordwestelijke richting af.
Uitsnede geomorfologische kaart (Provincie Noord-Brabant, 2005)
Landschap
Het plangebied is geheel gelegen binnen een jong zandontginningslandschap (zie: onderstaande afbeelding). Het landschap kenmerkt zich door een onregelmatig verkavelings- en wegenpatroon. Wegen worden op veel plaatsen begeleid door laanbeplanting.
Het landschap als geheel kan mede hierdoor worden beschouwd als een relatief kleinschalig landschap. Ook het bosgebied ten oosten van de Hultenseweg draagt hier sterk aan bij. Bebouwing in het plangebied is deels als linten gerangschikt aan de wegen (o.a. Hultenseweg) binnen het plangebied. Ook verspreide bebouwing komt voor (o.a. Prinsenhoef en Wijkevoort).
Uitsnede structuurkaart Landschap (Provincie Noord-Brabant, 2007)
2.2 Functionele Structuur
Het gebied heeft een overwegend agrarisch karakter. Binnen het plangebied liggen geen kernen, maar wel verspreide woningen. Een tweetal beken stroomt door het plangebied: de Hultense Leij en de Groote Leij. Centraal in het plangebied liggen het Wijckerbos en het Wijckermeer.
1. Natuur en bos
NatuurNetwerk
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is in beperkte mate natuur aanwezig, die onderdeel uitmaken van het NatuurNetwerkBrabant. Het betreft het Wijckermeer.
Ecologische verbindingszones
In het plangebied is een tweetal ecologische verbindingszones (EVZ) voorzien, te weten de Hultense Leij en de Groote Leij. Een deel van deze natte ecologische verbindingszones is binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan gelegen.
2 Landbouw
Binnen het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd. De productieomstandigheden zijn niet erg gunstig door de aanwezigheid van landschapselementen, de onregelmatige verkaveling en de veelal beperkte vochtbeschikbaarheid in de bodem. De situatie met betrekking tot de opvolging op het agrarisch bedrijf is in veel gevallen niet erg gunstig.
3 Recreatie
Landschappelijk gezien is het gebied aantrekkelijk voor recreatief medegebruik. Het netwerk van verharde en onverharde paden biedt deze mogelijkheid voor zowel fietsen, wandelen als paardrijden. In het bosgebied zijn ook recreatieve routes aanwezig. In het oosten van het bosgebied ligt een manege. Naast de stalling van paarden is ook het huren van rijpaarden hier mogelijk. Vanaf deze manege kunnen ook huifkartochten worden gemaakt.
Bij de waterplas Wijckermeer zijn in principe geen mogelijkheden wat betreft recreatie, met uitzondering van het gebruik van een deel van het meer door een aantal duikverenigingen. Binnen het plangebied is één recreatiewoning aanwezig aan Vosheining 2a.
4 Water
In het verleden zijn er plannen geweest om de zandwinplas Wijckermeer en omgeving in te richten als recreatiegebied. De Tilburgse Waterleiding Maatschappij is eigenaar van de plas.
5 Infrastructuur
De A58 in het zuiden van het plangebied vormt een transportader van nationaal belang. De A58 is onderdeel van de goederencorridor A16/A58/A67. De regio Tilburg heeft zich de laatste jaren sterk ontwikkeld als multimodaal knooppunt voor een groot aantal goederen stromen. Dit heeft er toe geleid dat de regio Tilburg tot één van de belangrijkste logistieke hotspots van Nederland behoort. De overige wegen in het gebied hebben een lokale functie. Daarnaast liggen er wat betreft infrastructuur een gasleiding door het plangebied.
De Burgemeester Letschertweg (N260) ligt tegen het plangebied aan. Deze weg verbindt de A58 met de N282 en de N261 en vormt hiermee op regionaal niveau een belangrijke verkeersader. De N260 valt deels samen met de westelijke gemeentegrens.
6 Overige functies
Naast de agrarische functie die vooral binnen het plangebied aanwezig is, zijn er ook nog andere bedrijven in de directe omgeving aanwezig. Het gaat om een aannemer, een transport- en fouragebedrijf, een hondentrainingsschool, een loonwerkbedrijf, een camping, een manege, diverse B&B's en een luchtballonnencentrum.
2.3 Technische Infrastructuur
In (de directe omgeving van) het plangebied is sprake van enkele belangrijke technische infrastructurele voorzieningen, waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Zo bevindt zich aan de zuidoostzijde van het Wijckermeer een gasdrukregel- en meetstation. Hiervandaan lopen diverse ondergrondse hogedruk aardgasleidingen, namelijk:
Leiding | Diameter | Ontwerp druk | Leidingbeheerder |
A-531 | 18" | 66,2 bar | Gasunie |
Z-528-03 | 12,76" | 40 bar | Gasunie |
Z-528-01 | 12,76" | 40 bar | Gasunie |
Leiding A-531 loopt vanaf het gasdrukregel- en meetstation zowel in noordelijke (naar Amercentrale) als in zuidelijke richting. Leiding Z-528-03 verbindt dit station met een gasdrukregel- en meetstation aan de Dr. Hub van Doorneweg te Tilburg. Deze leiding ligt parallel aan de Rijksweg A58 en verlaat het plangebied aan de oostzijde. Leiding Z-528-01 vertrekt vanaf het gasdrukregel- en meetstation in westelijke richting en eindigt bij een gasontvangststation in Breda.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de oekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.
Hoe werkt de NOVI?
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
-
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
-
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
-
Afwentelen wordt voorkomen.
Belangrijkste keuzes in de NOVI
-
een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat we Nederland zo inrichten dat ons land de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat we functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) inpassen. Een voorbeeld hiervan is het op termijn verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;
-
de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben we oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat we eerst kijken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsten;
-
de overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;
-
de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee sturen we op een goed bereikbaar netwerk van steden. We gebruiken zo de ambities en mogelijkheden in steden en regio’s in heel Nederland. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieën, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;
-
het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. We maken daarbij gebruik van een voorkeursvolgorde logistieke functies;
-
het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. We werken bijvoorbeeld aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
Uitvoering van de NOVI
Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. Het Rijk werkt de NOVI uit in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma’s, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling en werkt gebiedsgericht met Omgevingsagenda’s en NOVI
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
Toetsing plan
Een van de nationale belangen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan betreft Titel 2.6 van het Barro, dat betrekking heeft op defensieterreinen. Ten westen van het plangebied is namelijk de militaire vliegbasis Gilze-Rijen gelegen. Het plangebied is hierbij gelegen binnen het obstakelbeheergebied, zoals vastgelegd in bijlage 3.6 van de Rarro. Op grond van artikel 2.6.4 van het Barro moet de hoogte van objecten in, op of boven de grond in een obstakelbeheergebied in overeenstemming zijn met artikel 16 van het Besluit militaire luchthavens. Voor het plangebied komt dit overeen met een maximale bouwhoogte van 10,6 meter boven NAP in het westen tot 30,6 meter boven NAP in het oosten. Aangezien het plangebied op circa 10 meter boven NAP is gelegen, bedragen de bouwmogelijkheden 0,6 tot 20,6 meter. Dit bestemmingsplan maakt gebouwen tot een hoogte van 15 meter mogelijk. Deze bouwhoogten zijn afgestemd met het Ministerie van Defensie en geconcludeerd is dat de beoogde ontwikkeling van Wijkevoort geen negatieve invloed heeft op dit nationaal belang. Er is een binnenplanse afwijking naar een hoogte 25 meter opgenomen. Eén van de voorwaarden hierbij is dat afstemming met Defensie plaatsvindt. Daarnaast ligt het plangebied deels binnen de bij de vliegbasis behorende C-zone. Ingevolge artikel 2.6.7 van het Barro zijn binnen deze zone geen bouwwerken toegestaan bestaande uit vlies- of gordijngevelconstructies of grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt. Aangezien binnen deze zone geen bestemmingen zijn gelegen die (grootschalige) gebouwen mogelijk maken, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige invloed op dit nationaal belang.
Ook het Natuurnetwerk Nederland wordt in het Barro aangemerkt als een onderwerp van nationaal belang (titel 2.10). Vastgelegd is dat provincies het NatuurNetwerk dienen te beschermen, bijvoorbeeld in de provinciale verordening. In (de directe omgeving van het) plangebied liggen enkele onderdelen van het Natuurnetwerk, namelijk het Wijckermeer en het Wijckerbos. De Hultense Leij en de Groote Leij zijn aangeduid als ecologische verbindingszone en maken ook onderdeel uit van het NatuurNetwerk. De aanleg van de bedrijfskavels vindt buiten deze natuurgebieden plaats. Door de aanleg van het groen-blauw raamwerk zal de natuur verstevigd worden. De natuurgebieden en de ecologische verbindingszones worden door de ontwikkeling van Wijkevoort niet geschaad.
Het belang van Tilburg als logistieke hotspot blijkt uit het recente MIRT onderzoek “Logistieke foto goederencorridor MIRT Zuid” dat uitgevoerd is in opdracht van het ministerie van I&M.
De ontwikkeling van Wijkevoort past derhalve in het rijksbeleid.
3.2.3 Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Toetsing plan
Behoefte aan modern industrieel en logistiek cluster
Eind 2018 heeft de STEC Groep in opdracht van de provincie Noord-Brabant en de gemeenten nieuwe
prognoses gemaakt voor de toekomstige ruimtevraag naar bedrijventerreinen (Zie bijlage 4). Deze prognose signaleert dat voor de regio Hart van Brabant nog sprake is van een uitbreidingsvraag voor bedrijventerreinen. De verwachting is dat de uitbreidingsvraag in de periode van 2018 t/m 2030 stijgt en deze stijging in de periode na 2030 langzaam afneemt. De uitbreidingsvraag voor de periode 2018-2030 komt volgens de prognose tussen 175 ha. en 271 ha. en voor de periode 2031-2040 nog eens tussen de 25 ha. en 104 ha.
In haar onderzoek concludeert STEC dat er vooral een grote ruimtevraag tot 2030 is in de sectoren Logistiek & Groothandel (tussen 131 ha. en 174 ha.) en in de industrie (tussen 40 ha. en 68 ha.). De ruimtevraag naar kavels groter dan 5 ha. wordt tot 2030 door STEC geschat tussen de 85 ha. en 112 ha.
STEC concludeert in haar rapport dat er in de regio Hart van Brabant een tekort is aan harde planaanbod voor het functioneel grootschalige segment en dat specifiek voor de zeer grootschalige ruimtevragers in dit segment het aanbod beperkt is. STEC oordeelt dat Wijkevoort kwalitatief goed geschikt is voor deze doelgroep. In de regionale bedrijventerrein afspraken is op 18 december 2019 afgesproken voor Wijkevoort dat daar een beginvolume van 30 hectare gecreëerd wordt om tot ontwikkeling te komen. Op 3 december 2020 heeft het portefeuillehoudersoverleg Hart van Brabant ingestemd met het ontwikkelen van fase 1 Wijkevoort voor maximaal 37,3 hectare, exclusief 7,3 hectare retentiegebied en ingestemd met de mogelijkheid om in het zuidwestelijke veld van Wijkevoort bedrijven te faciliteren die aan het profiel van Wijkevoort voldoen en passen binnen het functioneel grootschalige segment van 2-5 hectare. (zie bijlage 6).
Dit beginvolume is nodig om te komen tot een goed zelfstandig functionerend bedrijventerrein, om infrastructurele voorzieningen te kunnen borgen en vanuit een goede ruimtelijke ordening. Het Werklandschap zal daarna vraaggericht doorontwikkeld worden.
STEC groep heeft in maart 2020 de cijfers voor Tilburg geactualiseerd. Voor Tilburg komt zij tot een ruimtevraag tot 2030 van 61 ha. voor Logistiek & Groothandel en 30 ha. voor de Industrie. Hiervan wordt voor het segment groter dan 5 ha. de ruimtevraag tot 2030 geschat tussen de 43 ha. en 66 ha.
Is deze behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
Op basis van de prognoses van STEC Groep is voor de regio Hart van Brabant vraag en aanbod in beeld
gebracht. Bij de geprognosticeerde vraag gaat het dus om een saldo, waarbij kwalitatieve elementen dus wel
degelijk voor een situatie kunnen zorgen dat bestaand planaanbod niet voldoet en nieuw aanbod nodig is. Bij
het bepalen van de extra ruimtebehoefte aan nieuwe bedrijventerreinen is rekening gehouden met restkavels
en normale leegstand op bestaande bedrijventerreinen. De normale frictieleegstand van kavels en panden op
de (bestaande) bedrijventerreinen bestaat en is nodig om de markt goed te laten werken. Sommige bedrijven
krimpen in en andere bedrijven groeien, door de directe beschikbaarheid van bestaande bedrijfsgebouwen en
nieuwe bedrijfskavels kunnen de groeiende en krimpende bedrijven hun huisvesting en ruimtebehoefte
aanpassen aan hun bedrijfsproces. Het ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein is daarmee niet strijdig,
temeer daar de regio Hart van Brabant in de RRO-afspraken d.d. 18 december 2019 vraaggericht ontwikkelen
als uitgangspunt neemt. STEC heeft daarbij in maart 2020 ook onderzocht of er nog ruimte op bestaande bedrijventerreinen in Tilburg is. (zie bijlage 5). Zij concludeert dat er nog een harde planaanbod van 24 ha. is, maar dat er nergens aanbod is van kavels groter dan 5 ha. Daarnaast zijn er mogelijke transformatieplannen op bedrijventerreinen naar andere functies ter grootte van 18,5 ha.
Kwalitatieve aspecten als locatie, omgeving, bereikbaarheid, prijs en omvang van de kavels bepalen uiteindelijk of een beschikbare plek ook daadwerkelijk aan de vraag van bedrijven voldoet. Daarbij is het van belang te kijken naar actuele en verwachte trends en ontwikkelingen in verschillende sectoren. Een veelbepalende trend is de ontwikkeling richting de Next Economy. Stec vertaalt dit in het prognoserapport voor de Provincie Brabant naar effecten op de ruimtevraag van bedrijven:
"Door technologische ontwikkelingen (digitalisering, nieuwe productietechnieken) en maatschappelijke opgaven (klimaat, energie, circulair) herstructureren bedrijven hun (productie)processen en kiezen zij voor een andere vormen van samenwerking. Technologische vooruitgang zorgt voor een nieuwe dynamiek in de locatiekeuze en het gebruik van robots, digitale innovaties en de ‘internet of things’ leiden tot verhoogde productie, efficiëntie en flexibiliteit."
21 september 2020 heeft de gemeenteraad van Tilburg de nota Toekomstbestendige Werklocaties 2021-2025 vastgesteld. Met deze nota wordt een meer kwalitatieve visie op de Tilburgse werklocaties gegeven. Enerzijds omdat de beschikbare ruimte veel beperkter is en meer onder druk staat. Anderzijds omdat de vestigingscriteria aan het veranderen zijn onder invloed van de verduurzamingsopgaven, de transitie naar een circulaire economie, verslimming door digitalisering en robotisering en de ontwikkeling van nieuwe sectoren zoals smart industries, smart logistics en smart services (Next Economy). De ontwikkeling van Wijkevoort sluit daar bij aan en levert een grote bijdrage aan de versterking van het economische ecosysteem van Tilburg.
De conclusie is dat er sprake is van een groot tekort aan bedrijventerreinen voor functioneel grootschalig. Voor grootschalige logistiek is in de RRO -afspraken d.d. 18 december 2019 de afspraak bekrachtigd dat grootschalige logistiek in Tilburg en Waalwijk zal landen. Tilburg zal op heel korte termijn geen
grote kavels meer kunnen aanbieden en zal door een gebrek aan aanbod gevestigde partijen dreigen te
verliezen. Aangezien maar een beperkt deel van het bouwrijpe aanbod en harde bestemmingsplannen zich
lenen voor zo'n herprogrammering, bestaat noodzaak om voor het segment (zeer) grootschalige logistiek
nieuwe locaties aan te snijden. Deze locaties dienen bij voorkeur multimodaal ontsloten te zijn.
Aangezien het feitelijk niet mogelijk is om dergelijke locaties binnen het stedelijke gebied beschikbaar te
maken, is het nodig om locaties buiten het bestaande stedelijke gebied aan te snijden. Wijkevoort is geschikt
voor zeer grootschalige logistiek en de locatie is multimodaal ontsloten. Er is sprake van een ontsluiting op de A58 via de Burgemeester Letschertweg. Verder ligt op het bedrijventerrein Vossenberg West II de Barge
Teminal Tilburg, waardoor de verplaatsing van goederen van en naar het bedrijventerrein via water
gefaciliteerd kan worden. De terminal heeft een goede aansluiting op de Burgemeester Letschertweg
waardoor binnen een kwartier het bedrijventerrein Wijkevoort bereikt kan worden. Er is derhalve sprake van
een goede en multimodale ontsluiting voor (vracht)autoverkeer en goederenvervoer op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling.
De behoefte aan bedrijventerreinen voor grootschalig functionele terrein is aangetoond. Regionaal en provinciaal worden afspraken gemaakt waar de invulling van die behoefte mag landen. In de regio Hart van Brabant is besloten dat bedrijventerreinen voor functioneel grootschalig alleen in de steden Waalwijk en Tilburg mogen landen. Dat is gebaseerd op het feit dat de grootte van deze terreinen alleen passend is bij grotere steden en dat deze terreinen optimaal ontsloten moeten zijn aan landelijk en regionale hoofdstructuur.
Waalwijk ontwikkelt met Haven 8 een bedrijventerrein voor grootschalig functioneel met name gericht op grootschalige logistiek. De behoefte aan grootschalige logistiek kan niet alleen in Waalwijk landen omdat de totale behoefte aan grootschalige bedrijventerreinen volgens de prognoses van STEC meer is dan de beschikbare ruimte in Waalwijk. Daarnaast is in de regionale afspraken vastgelegd dat functioneel grootschalige kavels in Tilburg en Wijkevoort mogen landen. In Tilburg is er geen ruimte meer beschikbaar op de bestaande bedrijventerreinen.
In Tilburg zijn in de Omgevingsvisie 2 locaties aangewezen voor grootschalige bedrijventerreinen. Die keuze is o.a. gemaakt omdat deze locaties goed ontsloten zijn. Specifiek voor Wijkevoort: goed bereikbaar via de A58 en grenst aan de terreinen van vliegbasis Gilze en Rijen, Aeroparc (waar Gate 2 onderdeel van uitmaakt) en de bedrijventerreinen Midden-Brabant Poort, Broekakkers en het toekomstige Nerhoven. (blz 77).
In september 2020 is door de gemeenteraad besloten om het bedrijventerrein Zwaluwenbunders niet te ontwikkelen, omdat Wijkevoort meer in lijn met de aanbevelingen van het College van Rijksadviseurs ("(X)XL-verdozing - Minder, compacter, geconcentreerder, multifunctioneler") ontwikkeld kan worden dan Zwaluwenbunders. Werklandschap Wijkevoort vormt meer een clustering met andere bedrijfsterreinen dan Zwaluwenbunders. Met een clustering rondom Midden Brabant Poort, Broekakkers en het vliegveld in Gilze-Rijen, een goede doorsnijding en de ontwikkeling van een groen-blauw raamwerk dat aansluit op Stadsbos013 verhoudt Wijkevoort zich meer tot het CRa-advies.
Bij toetsing van alternatieve locaties in Tilburg aan de voorwaarden dat het terrein goed ontsloten moet zijn op de landelijke en regionale infrastructuur en aansluitend aan bestaande bedrijventerreinen moet zijn gesitueerd levert het volgende op:
-
Aansluitend aan Vossenberg West ( alleen ruimte aan de westkant van de Burg. Letschertweg) ligt de regionale ecologische verbindingszone die is aangemerkt als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant. Daarbuiten is onvoldoende ruimte beschikbaar voor de benodigde omvang bedrijfsterrein, welke ruimte overigens geen onderdeel uitmaakt van de gemeente Tilburg.
-
Aansluitend aan Vossenberg (ten noorden van de Burg. Letschertweg). Hier ligt, vrijwel grenzend aan een bestaand bedrijfsterrein, het natuurgebied Huis ter Heide dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Brabant (NNB).
-
Aansluitend aan Kraaiven; Dit gebied is ook onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant, met uitzondering van de voormalige vuilstort de Spinder die nu in gebruik is als energiegebied.
-
Aansluitend aan Loven: Locatie Zwaluwenbunders is bij besluit van september 2020 afgevoerd om voormelde redenen.
-
Aansluitend aan Katsbogten is niet mogelijk omdat naast Katsbogten een regionale ecologische verbindingszone is gelegen.
Voor al deze locaties geldt dat eventueel nog beschikbare ruimte zeer beperkt is, tengevolge waarvan versnipperde gebieden dreigen te ontstaan, hetgeen juist strijdig is met voormeld advies van het CRa
Dienstenrichtlijn
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 30 januari 2018 een arrest gewezen over de toepassing van de Dienstenrichtlijn. De crux van dit arrest is, dat het een gemeente in beginsel is toegestaan om in regels van bestemmingsplannen kwantitatieve of territoriale beperkingen te stellen aan de vestiging van bepaalde diensten (en meer specifiek: vormen van bedrijvigheid); maar dan moeten dergelijke beperkingen wel goed worden gemotiveerd in het licht van de voorwaarden als genoemd in artikel 15, derde lid Dienstenrichtlijn. Dat wil zeggen dat de beperking non-discriminatoir moet zijn, noodzakelijk (gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang) en evenredig (de beperking moet geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken en mag niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken; het doel moet niet met minder beperkende maatregelen kunnen worden bereikt). Uiteraard moet het bestemmingsplan voldoen aan de criteria van een goede ruimtelijke ordening uit artikel 3.1 van de Wro.
Ad. 1 non-discriminatie
De regels van het bestemmingsplan (en daarmee ook de gebruiksmogelijkheden en gebruiksverboden) gelden voor een ieder. De gebruiksmogelijkheden (en de gebruiksverboden) zijn niet afhankelijk gesteld van een specifieke persoon of rechtspersoon en daarmee zijn de regels van het bestemmingsplan non-discriminatoir.
Ad. 2 noodzakelijkheid
Bedrijfskavels zijn schaars in Tilburg. Wijkevoort is het laatste beschikbare nieuwe bedrijventerrein in de gemeente Tilburg. Op dit terrein wordt volop ingezet op innovatie, digitalisering en datavisering. Daarvoor is een campusachtige setting met bedrijven die in gelijke mate hierop kunnen en willen inzetten noodzakelijk. Er wordt daarom ook gewerkt met coalities van bedrijven.
Daarnaast worden er op dit terrein extra hoge eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing, de ruimtelijke uitstraling van de kavels en het duurzaam karakter van de bedrijven en het bedrijventerrein. Om dit te kunnen realiseren zijn bedrijven uit de top van de betreffende sectoren noodzakelijk. Dit terrein zal als voorbeeld en daarmee aanjager dienen voor innovatie, digitalisering en datavisering op bestaande bedrijventerrein in de gemeente en regio.
Ad. 3 evenredigheid
De planologische regeling waarin het ontwerpbestemmingsplan Werklandschap Wijkevoort 2020 voorziet, is evenredig, omdat daarmee de voorgestane ruimtelijke kwaliteit voor het werklandschap kan worden bereikt.
De conclusie is dan ook dat het bestemmingsplan noodzakelijk is en het juiste middel/maatregel is om het beoogde doel te bereiken.
Impact van Corona
Impact van Corona
Naast al het menselijk leed dat het Coronavirus veroorzaakt, heeft het virus de (wereld)economie hard geraakt. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het Bruto Binnenlandse Product (BBP) in Nederland in 2020 per saldo met 3,9% gekrompen ten opzichte van 2019. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht in november in haar basisraming, een daling van het BBP van 4,2 % in 2020, gevolgd door een stijging van 2,8% in 2021. De werkloosheid verdubbelt bijna in deze basisraming van 3,4% in 2019 naar 6,1% % in 2021. Deze cijfers zijn minder slecht dan waar het CPB eerder in juni en augustus (2020) in haar basisraming van uit is gegaan, maar de tweede lockdown is hierin nog niet verwerkt. CPB verwacht wel dat deze tweede lockdown tot een nieuwe, kleinere terugval leidt. De sectorprognoses Transport en Logistiek van ABN AMRO (5 maart 2021) geeft aan dat de volume in de sector transport en logistiek in 2020 met 4,0 % is afgenomen en de volume van de maakindustrie met 5,0%
Trends, ontwikkelingen en adviezen
De eerste tekenen van herstel zijn te zien. Het gebruik van de truckparking op Vossenberg bijvoorbeeld. Uit tellingen blijkt dat deze intensiever wordt gebruikt. Industrial Real Estate Partners (IREP) concludeert in haar marktrapport Logistics Real Estate dat de markt voor logistieke vastgoed slechts gering effect heeft gehad van de Corona pandemie. In haar vooruitzicht naar 2021 concludeert IREP dat de markt voor logistieke vastgoed zelfs profiteert van de pandemie door de enorme groei van E-commerce. Het CPB meldt dat de wereldhandel eind 2020 het niveau van begin 2020 overtreft. Volgens de sectorprognoses Transport en Logistiek van ABN AMRO (5 maart 2021) groeit de sector in 2021 naar verwachting met zo'n 2,5 % en in 2022 met 3,5%, waarmee een groot deel van de schade wordt goedgemaakt. Vergelijkbare groei wordt verwacht voor de maakindustrie. In 2021 zal deze volgens ABN AMRO weer groeien met 4,0% en in 2022 met 3,5%.
Trends, ontwikkelingen en adviezen
De eerste tekenen van herstel zijn te zien. Het gebruik van de truckparking op Vossenberg bijvoorbeeld. Uit tellingen blijkt dat deze intensiever wordt gebruikt. Voor de logistiek zijn de vooruitzichten voor volgend jaar positief. E-commerce groeit verder en er is meer belangstelling is voor stadsdistributie-hubs. Buck Consultants presenteerde een onderzoek onder de 20 grootste logistiek vastgoedontwikkelaars en -beleggers in Nederland, die gezamenlijk 80-90% van de logistieke vastgoedmarkt dekken. De huren van distributiecentra gaan dit jaar naar verwachting met gemiddeld 2,5-3,5% stijgen, terwijl de aanvangsrendementen dalen met 20-30 basispunten (hetgeen een teken van laag risico is). Buck verwacht in het post-coronatijdperk een blijvende groei van het aantal grotere distributiecentra in Nederland. Gezien de forse klap voor de economie concluderen zij dat logistiek één van de weinige sectoren is waar nog een substantieel aantal nieuwe vestigingen te verwachten zijn de komende jaren.
Nationale en internationale instellingen (SER, DNB, EC, PBL, Platform31, Brabantadvies) roepen op tot een duurzaam herstelbeleid. Verduurzaming van de samenleving en de economie vormt één van de grote maatschappelijke opgaven waar Nederland voor staat. Deze opgave is verankerd in de ontwikkelleidraad voor Wijkevoort.
3.2.4 Crisis- En Herstelwet
De gemeente Tilburg heeft de Werklandschap Wijkevoort aangemeld bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als één van de "Innovatieve duurzame experimenten" in het kader van de Crisis- en herstelwet. Bij ministeriële regeling van 13 juni 2017 is Wijkevoort aangewezen als project bedoeld in artikel 7c van het besluit Uitvoering Crisis- en herstelwet (zie artikel 7c, lid 17 onder iii van het besluit Uitvoering Crisis en herstelwet).
Een innovatieve ontwikkeling van het Werklandschap Wijkevoort vraagt een andere aanpak dan de traditionele aanpak van planning en programmering. Dit terrein vraagt om flexibiliteit vanwege het vraaggericht ontwikkelen. Daarnaast willen we een groot aantal eisen op het gebied van duurzaamheid, klimaatadaptatie, energieneutraliteit, ecologie en landschap opnemen in het plan wat in een traditioneel bestemmingsplan niet mogelijk is.
Op de volgende onderdelen wordt vooruitgelopen op de Omgevingswet.
-
We werken met open normen die uitgewerkt worden in beleidsregels. Dit betreft normen ten aanzien van onder andere energieneutraliteit, klimaatadaptatie, landschappelijke inpassingen. De open normen worden uitgewerkt in beleidsregels die opgenomen zijn in de Ontwikkelleidraad. De Ontwikkelleidraad wordt door de gemeenteraad vastgesteld en kan alleen door de gemeenteraad gewijzigd worden.
-
We leggen procesafspraken vast. We werken met een Ontwikkelleidraad waarin het uitgifte proces is vastgelegd en werken met een adviescommissie en een kwaliteitsteam. Deze commissies brengen adviezen uit gebaseerd op de beleidsregels uit de Ontwikkelleidraad. We gaan coalities van bedrijven vormen voor de ontwikkeling van delen van het plangebied.
3.2.5 Advies College Rijksadviseurs
Op 29 oktober 2019 heeft het College van Rijksadviseurs (CRa) het rapport "(X)XL-verdozing - Minder, compacter, geconcentreerder, multifunctioneler" gepresenteerd.
Het advies van het College van Rijksadviseurs pleit in eerste instantie voor herontwikkeling.
Herontwikkeling is op een enkele locatie mogelijk (en dat zal zeker worden gestimuleerd conform de nota “Toekomstbestendige werklocaties 2020 - 2025”), maar de ruimtevraag is dermate groot dat deze niet vanuit herontwikkeling opgevangen kan worden.
De onderzoekers onderscheiden 3 ruimtelijke spreidingsvormen: clusters, linten en solitairen. De mate van versnippering en de omvang van het contactvlak met het landschap zijn bij clusters het kleinst en bij solitairen het grootst.
Wijkevoort vormt samen met de bedrijventerreinen Broekakkers, Midden-Brabant Poort en de vliegbasis Gilze-Rijen een ruimtelijk cluster. Dit cluster is goed ontsloten door de ligging aan het knooppunt A 58 - Burgmeester Letschertweg. Bovendien vormt de Burg. Letschertweg een efficiënte route naar de Barge Terminal Vossenberg.
Meer en meer studies tonen aan dat het landschap een steeds belangrijker rol speelt in vestigingskeuzes en geluk van bedrijven en bewoners. Bedrijventerreinen hebben echter een negatieve invloed op biodiversiteit, uitzicht, recreatiemogelijkheden en belevingswaarde. In het rapport wordt daarom gepleit voor meer regie om plannen aan (behoud en ontwikkeling van) deze landschappelijke waarden te toetsen.
Wijkevoort is niet slechts een bedrijventerrein, maar een werklandschap waarin natuurontwikkeling en recreatief medegebruik een grote rol spelen. De beekdalen van de Hultense en Grote Leij worden verbreed, verdroging wordt tegengegaan door een slim ruimtelijk raamwerk, het bedrijventerrein is energieneutraal, en het gebied wordt gekoppeld aan Stadsbos 013 als recreatieve uitloopzone van Tilburg.
In het rapport wordt o.a. gepleit voor:
-
selectief omgaan met de vraag, vooral met trends die op korte termijn spelen (zoals XL-dozen);
-
ruimtelijke clustering;
-
het opruimen van solitairen en het herstructureren van linten;
-
het herontwikkelen, opknappen en intensiveren van bestaande bedrijventerreinen;
-
het aanwijzen van bufferzones die voorkomen dat stedelijke gebieden aan elkaar groeien (zoals Groen-blauwe mantel Noord-Brabant);
-
aandacht voor multifunctionaliteit, stapeling, inpassing;
-
nieuw instrumentarium als bestaand instrumentarium niet voldoet voor deze doelen.
Uit eerdere studies onder andere in de Milieueffectrapportage (bijlage 8) is naar voren gekomen dat het Compacte Model Wijkevoort de minste ruimtelijk impact op het bestaande landschap heeft en het grootste draagvlak heeft. Daarmee is het Verspreide model van afwisselend landschapsontwikkeling en kleinere bedrijvenclusters losgelaten ten gunste van een model met natuurlijke begrenzingen van de beekdalen van Hultense en Groote Leij. Deze beekdalen zijn daarmee een onderdeel van de natuurlijke buffers tussen Wijkevoort en het Stadsbos respectievelijk de Reeshof.
Er wordt selectief omgegaan met de vraag (zie de criteria in de Ontwikkelleidraad Werklandschap Wijkevoort bijlage 3). Er wordt uitsluitend vraaggericht ontwikkeld.
Met een clustering rondom Midden Brabant Poort, Broekakkers en het vliegveld in Gilze-Rijen, een goede ontsluiting en de ontwikkeling van een groen-blauw raamwerk dat aansluit op Stadsbos013, is Wijkevoort in lijn met de aanbevelingen van het College van Rijksadviseurs opgezet.
Het Groen-blauw raamwerk sluit aan op de maatschappelijke discussie over 'verdozing' en de opgave voor de ontwikkeling van een klimaatadaptief werklandschap. De conceptuele uitwerking hiervan is het resultaat van het onderzoek door Kruit│Kok Landschap architecten 'Groen-blauw Raamwerk Werklandschap Wijkevoort" (maart 2019) (bijlage 2). Door aanvullende eisen m.b.t. de landschappelijke inpassing (zie raadsbesluit d.d. 15 november 2021) wordt een nog betere landschappelijke inpassing geborgd.
3.3 Provincie
3.3.1 Brabantse Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning in 2022) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
3.3.2 Interim Omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening eind 2021 vastgesteld.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Specifiek voor het plangebied geldt:
Toetsing plan
De eerste fase van Werklandschap Wijkevoort staat op "groen' in de provinciale bedrijventerrein afspraken.
Het plangebied is in de verordening aangemerkt als Landelijk gebied, verstedelijking afweegbaar (artikel 3.43). Dit betekent, dat in afwijking op het verbod op nieuwvestiging de gronden ingezet mogen worden ten dienste van een stedelijke ontwikkeling. Op grond van artikel 3.4.3. onder a is dit mogelijk als "binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is". Uit paragraaf 3.2.3 blijkt dat er binnen Stedelijk gebied geen ruimte is voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten behoeve van functioneel grootschalig. Voor het beoogde Werklandschap Wijkevoort is sprake van een nieuw gebied aansluitend aan het bestaande ruimtelijk cluster met de bedrijventerreinen Broekakkers, Midden-Brabant Poort en de vliegbasis Gilze-Rijen, waarbij het bedrijventerrein ook landschappelijk wordt ingepast en waarvoor een aanzienlijk hoeveelheid nieuwe natuur wordt gerealiseerd boven de aangewezen natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Deze inpassing vormt tevens een ecologische verbindingszone. Hiermee wordt voldaan aan artikel 3.4.2. onder d.
De ontwikkeling dient te passen in de regionale afspraken. Uit paragraaf 3.2.3. blijkt dat in Tilburg vraag is naar bedrijventerreinen en dat ten aanzien van Wijkevoort hierover regionale afspraken zijn gemaakt.
In (de directe omgeving van) het plangebied zijn ook enkele onderdelen van het Natuurnetwerk gelegen, namelijk het Wijckermeer en Wijckerbos. De Hultense Leij en de Groote Leij zijn aangeduid als ecologische verbindingszone en maken ook onderdeel uit van het Natuurnetwerk. Voor alle onderdelen van het Natuurnetwerk geldt, dat deze zijn ingepast en voorzien van de bestemming 'Natuur'.
3.4 Gemeente
3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Toets plan
In de Omgevingsvisie wordt aangegeven dat ingespeeld moet worden op de sterke economische dragers van de stad: het modern industrieel cluster. Het plangebied is hierbij gelegen in één van de vier stedelijke knooppunten, namelijk het Modern industrieel cluster Midden-Brabant. Realisatie van het Werklandschap Wijkevoort kan voorzien in een versterking van dit cluster, in combinatie met logistiek door ruimte voor ondernemen, praktijkonderwijs en kennisintensieve werkgelegenheid centraal te positioneren. Met de ontwikkeling van Wijkevoort wordt ingespeeld op urgente vraag vanuit de markt. Hiermee faciliteert de gemeente het ontwikkel- en groeiperspectief van bestaande en nieuwe bedrijven. Doel hiervan is de groei van de economie in de stad en de regio Hart van Brabant en meer duurzame werkgelegenheid. Bij de ontwikkeling van het Werklandschap Wijkevoort worden de groene kwaliteiten van de locatie benut, zoals de Hultense Leij en Groote Leij, het Wijckermeer en Stadsbos013. Dit verhoogt de kwaliteit en uitstraling van het bedrijventerrein en maakt het aantrekkelijk voor smart industries en de mensen die hier werkzaam zijn.
3.4.2 Masterplan Wijkevoort
Op 5 februari 2018 heeft de gemeenteraad het Masterplan Wijkevoort vastgesteld. Dit Masterplan legt de ambities voor Wijkevoort vast. Het geeft de groeirichting mee voor de ontwikkeling van het terrein en de uitgangspunten voor de doorvertaling van ambities naar realisatie. In het Masterplan zijn de dragers, Smart logistics en smart industry en het nieuwe werklandschap, benoemd. Deze verwoorden de ambitie van Wijkevoort. (zie bijlage 1)
Deze ambities zijn vertaald in principes. Deze principes bieden handvatten en geven daarmee de groeirichting aan. De principes zijn:
-
Versterken van het modern industrieel en logistiek cluster;
-
Interactie met andere partijen;
-
Slim benutten infrastructuur;
-
Identiteit: herinnering en belofte;
-
Veilig bereikbaar;
-
Flexibel in gebruik;
-
Klimaatadaptief;
-
Energieneutraal gebied.
De principes van het Masterplan zijn vertaald in dit bestemmingsplan en de Ontwikkelleidraad.
Naast dit bestemmingsplan wordt de "Ontwikkelleidraad" vastgesteld. In de Ontwikkelleidraad Wijkevoort wordt concreet invulling gegeven aan de principes en waarden uit het Masterplan Werklandschap Wijkevoort (2018). De Ontwikkelleidraad bevat beleidsregels die invulling geven aan de open normen uit het bestemmingsplan.
Hierin zijn tevens vestigingscriteria opgenomen op het gebied van onder andere klimaat, ecologie, energie, verkeer, landschappelijke inpassing, duurzaamheid en gezondheid. Deze criteria zijn daarbij niet onderhandelbaar als totaalpakket. Het kwaliteitsteam toetst of er aan de in de ontwikkelleidraad opgenomen criteria op een juiste invulling gegeven wordt.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
In september 2017 is de nieuwe Handreiking Hoogbouw 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid hanteert niet langer een (statisch) kaartbeeld met voorkeursgebieden voor hoogbouw. Er wordt nu meer nadruk gelegd op een goede stedenbouwkundige analyse van de (dynamische, steeds veranderende) stad en de programmatische wenselijkheid van het initiatief. Die stedenbouwkundige analyse en programmatische wenselijkheid worden door de stedenbouwkundige(n) van de gemeente onderzocht en voor besluitvorming (door de Stuurgroep Stedelijke Ontwikkeling) voorgelegd. Bij 'groen licht' worden toetsingscriteria gehanteerd op gebiedsniveau en op projectniveau. Er kan worden besloten dat het initiatief niet wordt gerealiseerd of dat het initiatief moet worden aangepast. Vanaf dat moment (groen licht of aanpassen) krijgt de initiatiefnemer een meer nadrukkelijke rol in het proces. Dit proces wordt met de belanghebbenden c.q. de omgeving doorlopen. De resultaten daarvan worden meegewogen in het college- en uiteindelijk raadsbesluit over de ontwikkeling.
Het Hoogbouwbeleid is in principe van toepassing voor woongebieden en markante punten/accenten, zoals stadsentrees, winkelcentra etc. Formeel zal elk plan hoger dan 15 m het proces moeten doorlopen zoals omschreven in de genoemde Handreiking Hoogbouw 2017. Echter, veel van de in het beleid opgenomen criteria hebben betrekking op de woonomgeving, sommige zelfs alleen op de direct aangrenzende woonomgeving. In de uiteindelijke planvorming voor Wijkevoort zal derhalve moeten worden bekeken in hoeverre daarvan, bij voornemens tot hoogbouw, sprake is.
De maximaal toegelaten bouwhoogte is 15 meter, dus de Handreiking Hoogbouw is niet aan de orde. Met een binnenplanse afwijking kan onder voorwaarden, zoals afstand tot de perceelsgrens, een bouwhoogte van 25 meter worden toegestaan. Gelet op deze eis m.b.t. minimale afstand tot de perceelsgrens zal aan de criteria van het hoogbouwbeleid kunnen worden voldaan. Bij de beoordeling van deze afwijking zal aandacht besteed worden aan de criteria uit de Handreiking Hoogbouw, voorzover die van toepassing zijn.
4.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
4.2.3 Ruimtelijke inpassing
Wijkevoort maakt deel uit van Stadsbos 013.
Stadsbos 013 is een uitgestrekt natuurgebied aan de zuidwestrand van Tilburg. Dit gebied bestaat van oost naar west uit een parkachtig bos, een beekdal en een meer open cultuurlandschap. In het gebied gaan natuur, landgoederen, sport en spel, cultuur, educatie, kunst en ondernemerschap samen. Het gebied strekt zich in westelijke richting uit tot aan de Burgemeester Letschertweg. In Stadsbos 013 mogen particuliere initiatieven worden ontplooid, die passen bij het gebied als groene uitloper van de stad.
Tussen het parkbos en Wijkevoort ligt Klein Tilburg- Heikant, het meer open cultuurlandschap. Hier zitten agrarische bedrijven, een golfterrein, een waterwingebied, een camping, een manege en andere gebiedsgebonden bedrijvigheid. In het noordelijke deel van Klein Tilburg-Heikant is Landgoed De Groene Kamer gepland. Hier worden o.a. ecologisch winkelen, wandelen, sporten, ontspannen en eten en drinken gecombineerd. De Groene Kamer streeft er naar om de inwoners van Tilburg meer bij de natuur en het landschap te betrekken.
Klein Tilburg-Heikant wordt in de toekomst beter ontsloten voor recreatie en wordt tegelijkertijd duurzamer en natuurlijker ingericht. Daarbij kan worden gedacht aan wandel-, ruiter- en fietspaden, maar ook aan poelen, bospercelen en andere steppingstones die bijdragen aan een hogere kwaliteit van de natuur en het landschap. Dat geldt ook voor Wijkevoort.
De Ontwikkelingsvisie Stadsbos 013 (KruitKok, 2018) maakt duidelijk dat de ontwikkeling van Wijkevoort alleen kan slagen als het wordt beschouwd als een integraal onderdeel van het landschap en ook als zodanig wordt ontwikkeld. De landschappelijk waardevolle structuren in het plangebied maken deel uit van een groter netwerk. Bedrijfsbebouwing moet zich daarnaar voegen. Daarnaast biedt dit een grote meerwaarde voor het vestigingsklimaat.
Ontwikkelingsvisie Stadsbos
Planbeschrijving
De ontwikkeling op Wijkevoort gaat vraaggericht plaatsvinden. Dat betekent dat met name de schaal van de bedrijvigheid zich wat lastiger laat voorspellen. Zaken als infrastructuur en percelen zijn daarom flexibel.
Om de bestaande waarden van het gebied te waarborgen en verder uit te bouwen, alsmede de stedenbouwkundige kwaliteit van Wijkevoort, worden er stevige landschapszones gemaakt. Daarvoor is een ruimtelijk raamwerk ontwikkeld. In de Ontwikkelleidraad wordt een nadere uitwerking gemaakt als handleiding voor kaveluitgifte, onderlinge samenhang, landschappelijke inpassing, ontsluiting en terreininrichting.
Ruimtelijk raamwerk Wijkevoort
De basis van Wijkevoort wordt bepaald door een aantal waardevolle bestaande elementen: de beekdalen van de Hultense Leij en Groote Leij, de Hultenseweg en de weg Wijkevoort inclusief de begeleidende bomenrijen, het Wijckerbos en het Wijckermeer. Deze waardevolle elementen worden behouden en verder uitgebouwd.
Afbeelding waardevolle bestaande elementen
Groen: Wijckerbos, licht groen: ecologische verbindingszones Hultense Leij en Groote Leij, gearceerd: Hultenseweg.
De beekdalen
De beken Hultense Leij en Groote Leij worden met een gemiddelde breedte van 50 meter aangelegd.
De Hultense Leij loopt van zuidoost naar noordwest langs het plangebied en komt in het noorden samen met de Groote Leij. Met name de Hultense Leij en het Wijckerbos-noord hebben hoge waarden en herbergen streng beschermde soorten.
De Hultenseweg
De Hultenseweg, van oorsprong genaamd Kerkpad, is een van de oudste wegen in het gebied. Sinds de eiken er langs zijn aangeplant is het verloop niet meer gewijzigd. Sindsdien is de Hultenseweg een fraaie gebogen laan door het gebied. De Hultenseweg heeft grote waarde voor het landschap en als gebiedsontsluitingsweg. Behoud van de weg is om die redenen van groot belang. De uitdaging is om de Hultenseweg niet te doorsnijden met nieuwe wegen en het gebruik voor het oorspronkelijke bestemmingsverkeer te behouden en verkeer dat aan het bedrijventerrein is gekoppeld te weren. Door het opnemen van de aanduiding "cultuurhistorisch waardevol" wordt deze weg en de bomenrij beschermd.
Wijckerbos en Wijckermeer
Het Wijckerbos bestaat uit twee delen, een oud noordelijk deel en een jonger zuidelijk deel, gescheiden door de Hultense Leij. Het Wijckerbos-zuid heeft potentie om van productiebos uit te groeien tot een structuurrijk bos met hoge waarde voor natuur en natuurbeleving. Deze kwaliteitsimpuls kan in samenspraak met een toename van recreatiedruk plaatsvinden. Hierdoor kunnen de meer kwetsbare natuurwaarden in het Wijckerbos-noord (roofvogelnesten, rustplekken voor de ree) gespaard worden.
Het Wijckermeer is een zandafgraving ten behoeve van de aanleg van Rijksweg A58 en heeft momenteel beperkte ecologische waarde. Opwaardering is mogelijk in combinatie met bedrijfsontwikkeling door bijvoorbeeld bouwen aan het water te koppelen aan ecologische maatregelen zoals het creëren van paaiplaatsen voor vis, aanleg van oeverzwaluwwanden etc.
Wijckerbos Hultenseweg
Hultense Leij
coulissenlandschap
M.b.t. de effecten van het plan op het landschap wordt verwezen naar 4.6.3. van het MER waar de conclusie getrokken wordt:
"In het alternatief ‘Wijkevoort compact’ gaat slechts een deel van het coulissenlandschap verloren. In het alternatief ‘Wijkevoort compact’ zijn geen kruisende wegen nodig en ligt het bedrijventerrein slechts aan één zijde van het beekdal. Hierdoor is minder verstoring door het bedrijventerrein te verwachten. De beekdalen vormen een heldere en logische afbakening van het bedrijventerrein. De leesbaarheid van het landschap blijft hiermee behouden. Er zijn geen kruisende wegen over de beekdalen en ook geen ontwikkelingen aan de noordzijde van de Hultensche Leij. De verstoring van de beekdalen is hierdoor beperkt."
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
Algemeen
Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden twee aspecten uitgewerkt:
-
historische geografie, objecten en structuren;
-
archeologie.
Afhankelijk van het belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.
Beleidskader:
-
Monumentenwet 1988, Erfgoedwet 2016
-
Gemeentelijke monumentenverordening
-
Gemeentelijk monumentenbeleid en archeologiebeleid
-
Monumentenlijst Tilburg
Bronnen:
-
J.A.M. Roymans, M. Verhoeven, E. Heunks, L.J. Keunen, S. van der Veen, Plangebieden Wijkevoort en EVZ beekherstel, Gemeente Tilburg: een archeologische verwachtings- en advieskaart en cultuurhistorische inventarisatie en waardering, RAAP-RAPPORT 3295, 2017. (zie bijlage 7)
-
H. van Dijk, Van Berkeind tot Hulten. Tilburg-West. Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2008 .
-
Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant / M.I.P., gemeente Tilburg, opgesteld door de provincie Noord-Brabant, oktober 1995.
-
Architectuur en stedenbouw 1940-1965, gemeente Tilburg, STOA 2005.
-
Herinventarisatie M.I.P.-panden, BILAN 2006.
4.3.1 Historische geografie
Landschap en ontginningsgeschiedenis
Het plangebied Wijkevoort en omgeving heeft een tweeledig karakter: Enerzijds kenmerkt het gebied zich door agrarische activiteiten, deels kleinschalig, maar in het westen en zuidoosten komen wat grootschaliger landbouwpercelen voor. Anderzijds is echter ook het fenomeen van de ‘stadsrand’ heel duidelijk in het gebied herkenbaar. Niet alleen wordt het gebied doorsneden door de A58, ook is enkele jaren geleden de Burgemeester Letschertweg door het gebied aangelegd. Aansluitend aan deze ontwikkeling is zuidelijk van de A58, tussen het oude gehucht Vossenberg en de autosnelweg, een nieuw bedrijventerrein tot ontwikkeling gekomen. De zandwinningsplas bij Wijkevoort (’t Wijckermeer) werd al eind jaren zestig gegraven voor de aanleg van de A58. Het deeltraject tussen Tilburg en Breda werd in 1971 opengesteld.
Landschapsontwikkeling
Wijkevoort en omgeving kenmerken zich in hoofdlijn door de ‘bewoningseilanden’ van Vossenberg en Berkeind, van Hulten-Heikant en Klein Tilborg en een rand van Nerhoven. Het gaat daarbij om open akkers met aangrenzende droge kamp-ontginningen; om een beekdalvork van oudere en jongere beekdalontginningen met de Groote Leij aan de westrand en de Hultense Leij in het oosten met daartussen de Vossenberg en Berkeind; en om oude en jongere bossen die de oude akkercomplexen flankeerden. In de huidige situatie zijn als verstoring van die patronen vooral de A58, het bedrijventerrein Midden-Brabant Poort en ’t Wijckermeer van belang.
De middeleeuwse open akker van Hulten was waarschijnlijk de vroegste ontginning in het gebied. De verspreide bebouwing langs de noordwestzijde van de open akker vormde het oude Hulten. De meer geïsoleerd gelegen Einzelhof (geïsoleerde ontginningsboerderij) met open akker, Prinsenhoef, was de centrale bewoningslocatie voor de heerlijkheid Hulten. Deze was vanaf 1368 opgenomen in de Baronie van Breda. Niet ver noordwestelijk van die Prinsenhoef lag vermoedelijk een watermolen en mogelijk ook een boerenschans. Archeologische sporen en vondsten in de directe omgeving van de hoef, sluiten qua datering aan op de vroegste vermeldingen. Rondom de open akker lagen de kamp-ontginningen waarbinnen de boerderijen stonden, de tuinen en weilandjes voor het jongvee lagen. Aan de overzijde van het beekdal van de Groote Leij lag nog het oude cultuurland van Nerhoven, een gehucht dat onder Gilze hoorde.
Van jonger datum (Late Middeleeuwen/vroege Nieuwe tijd) dateert het cultuurland op het bewoningseiland van Vossenberg-Berkeind. Deze datering wordt ondersteund door de archeologische veldkartering van RAAP. Rondom het vroegere Vossenberg lag een betrekkelijk open akker, rondom Berkeind een kampontginning, maar geen van beiden wekt de indruk een oorsprong diep in de Middeleeuwen te hebben. Het is mogelijk dat beide nederzettingen in de Late Middeleeuwen als Einzelhöfe ontstonden. Hoge Vossenberg in het westen en Berkeind met Lage Vossenberg in het oosten, werden tot in de 20e eeuw van elkaar gescheiden door een heidebebossing, teruggaand op vroegere heide. Door de ontginning daarvan zijn beide nederzettingsarealen in de 20e eeuw aan elkaar gegroeid.
De Groote Leij en de Hultense Leij omsluiten het nederzettingslandschap van Wijkevoort. Tot in de 20e eeuw was vooral in het brede beekdal van de Groote Leij bij Nerhoven sprake van een kleinschalige verkavelingsstructuur met perceelrandbeplanting, waarvan de oorsprong in de Late Middeleeuwen kan liggen. Vanaf de 12e eeuw werden op het Brabantse zand veel beekdalen geprivatiseerd en ingericht. Het beekdal van de Hultense Leij was smaller en de inrichting daardoor ook veel minder planmatig. Pas tegen de Tweede Wereldoorlog was de heide in de oksel van beide beekdalen ontgonnen.
Al vanaf de vroege 20e eeuw begon de karakteristieke structuur van de beekdalen, die veel betekende voor de landschappelijke geleding van het plangebied als geheel, te vervagen. Voordat ook hier vermoedelijk een ruilverkaveling werd uitgevoerd, was van de oude (verkavelings)structuur al niet veel meer over. Mede door het magere reliëf zijn de beekdalen van Hultense en Groote Leij in het huidige landschap niet meer als een vork van twee beekdalen te herkennen. Zeker ook heeft de aanleg van de Burgemeester Letschertweg aan deze onherkenbaarheid bijgedragen.
Historische infrastructuur
De historische infrastructuur op een lokaal schaalniveau was in de eerste plaats bedoeld om nederzettingen te ontsluiten, waarbij doorgaans de hogere gronden werden gebruikt. Dit is in de omgeving van Wijkevoort terug te zien, met de aanwezigheid van stelsels van wegen op de bewoningseilanden van Nerhoven, Vossenberg en Hulten-Heikant. Slechts enkele wegen (zoals Wijkevoort en de Hultenseweg) doorsneden de beekdalen die de bewoningseilanden van elkaar scheidden en verbonden deze stelsels met elkaar. Wat opvalt is dat feitelijk de hele wegenstructuur vóór 1832 al ‘af’ was; tussen 1832 en 1955 is er op dit gebied niet veel veranderd. Sindsdien is relatief veel van de structuur verdwenen, deels door opschaling van de verkaveling, deels door aanleg van de A58 die dwars door het gebied loopt. Daardoor is de fijnmazige dooradering van het landschap het nodige geweld aangedaan.
Op een hoger schaalniveau bekeken, moeten allereerst de verbindingsroutes parallel aan de beekdalen een vroege oorsprong hebben. Daarbij wordt gedoeld op bijvoorbeeld de weg Nerhoven, die vanuit Gilze langs de westzijde van het beekdal richting Rijen liep. Een oostelijke tegenhanger was de Vosheining-Wijkevoort, die langs de Prinsenhoef liep. Deze min of meer noord-zuid-verlopende routes kenden verschillende kortsluitingen door de beekdalen, zoals bij Nerhoven en de Hultenseweg. Mogelijk betreft het hier de vroegere Wijkevoort: de voorde die Nerhoven met het eiland van Vossenberg en met Hulten verbond. Het is evenwel ook mogelijk dat de oude voorde juist bij de Prinsenhoef gezocht moet worden.
De genoemde nederzettingen lagen binnen Wijkevoort en omgeving in droge kampontginningen (waaronder de Prinsenhoef te Hulten) en rond de open akkers van Hulten-Heikant en Vossenberg. Alleen bij Vossenberg verschijnen enkele erven ook binnen de open akker. Zoals benoemd is sprake van een vork van twee beken, waarbij het aansluitpunt net buiten het gebied valt. Met name de Hultense Leij kent nog grotendeels haar oude, rechte verloop. De Groote Leij is aangepast vanwege de aanleg van de N260. In beide beekdalen lag een groot aantal beekpassagemogelijkheden, waarvan door het grote aantal opgeheven wegen nog slechts enkele functioneren.
Waardevolle bossen, aangelegd vóór 1955, zijn aanwezig in het noordwesten nabij de vliegbasis, centraal tussen ’t Wijckermeer en Heikant, en in het zuiden tegen het bedrijventerrein Midden- Brabant Poort. Ook komen enkele waardevolle houtsingels voor. Gerelateerd aan enkele bosjes is ook sprake van aarden wallen, vermoedelijk ooit aangelegd om jonge aanplant tegen wild- of veevraat te beschermen.
Structuren
Uit het RAAP-rapport blijkt dat het plangebied en directe omgeving tot ver in de twintigste eeuw doorkruist werd door wegen en paden, waarvan een aantal mogelijk teruggaat op een zeer oud wegenpatroon. Een deel daarvan is verloren gegaan, maar het tracé van diverse van deze oude wegen en paden is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon:
-
Hultenseweg – Prinsenhoef – Wijkevoort – Vosheining – Nieuwelijn – Bleukweg – Diepestraat –Bergakker - Keizersakker (deels) – Oudelijn (deels)
-
Uit de periode 1940-1970 zijn geen kenmerken bewaard gebleven van bovengemiddelde waarde.
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant zijn in het gebied de volgende historisch geografisch waardevolle lijnen met de waardering ‘redelijk hoog’ aangeduid: Hultenseweg –– Wijkevoort –– Nieuwelijn – Bleukweg – Diepestraat – Bergakker - Keizersakker –Oudelijn (deels). Daarnaast is sprake van een historisch geografisch waardevolle lijn met de waardering ‘hoog’ / ‘zeer hoog’, namelijk Prinsenhoef. Ook zijn op de ChW-kaart enkele waardevolle historische groenstructuren aangeduid: Laanbeplanting Hultenseweg - Bos, boscomplex, hakhout Hultense Weg, Berkeind.
Cultuurhistorisch waardevol reliëf is in het plangebied Wijkevoort in hoofdzaak aanwezig in de vorm van aarden wallen langs enkele oudere bosjes, langs een enkele weg en in de vorm van vermoedelijke karrensporen die in de richting van de passage over de Hultense Leij lopen. Daarnaast is in het oude bosje in de Hultense open akker een rabattenstructuur aanwezig.
Objecten
In het plangebied Wijkevoort bevinden zich op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg geen beschermde archeologische of gebouwde monumenten. De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Deze bebouwing heeft geen formeel beschermde status maar komt wel voor op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant en wordt daar ook als waardevol beschouwd. In het plangebied bevinden zich enkele MIP-panden:
-
Nieuwelijn 2, 4 (voorheen Bleukweg 2, 4)
-
Hultenseweg 8, 84
-
Keizersakker 2, 6, 7
-
Prinsenhoef 2, 12
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog in Tilburg dient het onderzoek uit 2005 als basis, maar hierin komen geen objecten voor die zijn gesitueerd in het plangebied.
In het plangebied Wijkevoort en directe omgeving bevindt zich een aantal oude erflocaties, die tenminste al in 1832 bestonden. Op kaartbijlage 3 van het RAAP-rapport zijn die erven weergegeven. De locaties komen overeen met de huidige adressen:
-
Nerhoven 21, Nerhoven 23 en Nerhoven 25 (samen het gehucht Nerhoven);
-
twee erven nabij de hoek Vosheining/A58 (geen adres aan te koppelen);
-
Tilburgselaan 7, Tilburgselaan 32 en een nu verdwenen erf aan de Middelbroeken (samen het gehucht Hoge Vossenberg);
-
Tilburgselaan 44, Vossenberg 2, Vossenberg 4, Vossenberg 10 en Vossenberg 7 (samen het gehucht Lage Vossenberg),
-
Schoorweg 8 en Schoorweg 10 (samen het gehucht Berkeind);
-
Oudelijn 1, Oudelijn 3 en Oudelijn 2 (samen het gehucht Klein Tilburg);
-
Bleukweg 4, Keizersakker 2, Keizersakker 6-6a, Keizersakker 10-10a en Keizersakker 7 (samen het gehucht Heikant);
-
Hultenseweg 72, Hultenseweg 71 , Van Diedeghemstraat 5, Van Diedeghemstraat 7-9 en Prinsenhoef 6 (samen het gehucht Hulten);
-
Prinsenhoef 2 (Einzelhof).
Waardering cultuurhistorie
Het deelgebied Wijkevoort kent, afhankelijk van de plek, zeer wisselende cultuurhistorische waarderingen. Met name door de schaalvergroting van het landschap, versterkt door de ruilverkaveling, en door de aanleg van de zandwinningsplas ’t Wijckermeer heeft het gebied veel aan kwaliteit ingeboet. Toch zijn op landschapsniveau nog waardevolle gebieden aan te wijzen, zoals het erf van de Prinsenhoef, de aangrenzende open akker en het daaraan grenzende oude bosje. Het gebied daaromheen, zowel richting Hulten als richting Nerhoven, heeft een middelmatige cultuurhistorische waarde toegekend gekregen. Het landschap is hier van veel van zijn historische karakteristieken ontdaan, maar specifieke belangrijke, oude structuurlijnen als de Hultenseweg geven nog voldoende houvast om het landschap te kunnen ‘lezen’. Datzelfde geldt voor de erven aan de oostzijde van de open akker van Hulten. Laag gewaardeerd is het gebied rond de zandwinningsplas, die geen toegevoegde cultuurhistorische waarde heeft, de omgeving van Berkeind, waar veel van de interessante historische bebouwing inmiddels geamoveerd is, en het lint langs de Tilburgsebaan dat door het daar ontwikkelde bedrijventerrein gedomineerd wordt. Concreet betekent dit, dat de waarden van het deelgebied Wijkevoort vooral steken in het ensemble Prinsenhoef/open akker van Hulten/bijbehorend bosperceel en in de historische infrastructuur als de Nerhoven, Hultenseweg en Wijkevoort die terug gaat tot de Late Middeleeuwen of daarvoor. Deze elementen blijven door dit plan behouden.
4.3.2 Archeologie
Om een inzicht te verkrijgen in de archeologische betekenis van het plangebied is in eerste instantie de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT) geraadpleegd. Nagenoeg het hele plangebied heeft hierop een middelhoge verwachting. De beekdalen van de Hultense en Groote Leij hebben een basis verwachting. Het tracé van de A58 en het Wijckermeer zijn aangeduid als ‘onbekend’.
Om de archeologische verwachting nader te kunnen specificeren is in het door RAAP uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het natuurlijke en historische landschap, dat in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel hierbij is het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn geo(morfo)logie, reliëf, (grond)water, bodem(vruchtbaarheid), historische bebouwing en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, een archeologische veldkartering en toponymisch onderzoek, teneinde een overzicht te krijgen van de (pre)historische bewoning en het voormalig landschapsgebruik. De landschapsreconstructie is vergeleken met bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden, zowel in de regio Tilburg als elders in Zuid-Nederland.
De archeologische verwachting geeft een historische situatie weer, waarbij slechts beperkt rekening is gehouden met de moderne en submoderne bodemverstoringen waarmee de inrichting van het plangebied in de twintigste eeuw gepaard is gegaan. Hierbij moeten vooral gedacht worden aan de aanleg van de A58 en het graven van het Wijckermeer (ook wel Put van Reef), maar ook de ruilverkaveling en de daarmee soms gepaard gaande egalisaties en andere bodemingrepen. Deze hebben zeker een rol gespeeld in de aantasting van de archeologische resten in de bodem (het archeologische bodemarchief).
Het grootste deel van het plangebied bestaat nog steeds uit weilanden en akkers. In welke mate de daar te verwachten archeologische resten nog intact zijn, vraagt om een nader onderzoek in de vorm van boringen en proefsleuven. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van ongesprongen explosieven, heeft een eerste verkennend booronderzoek nog niet kunnen plaatsvinden.
De archeologische waarden en -verwachtingen in het gebied zijn weergegeven op de Archeologische Verwachtingskaart. Deze kaart heeft als basis gediend voor het toekennen van een archeologische dubbelbestemming aan terreinen in het onderhavige bestemmingsplan. Hieronder volgt een korte samenvatting:
In plangebied Wijkevoort en directe omgeving bevinden zich slechts enkele bekende archeologische vindplaatsen. In de eerste plaats liggen in de noordwesthoek van het plangebied, nabij de Prinsenhoef, twee zogenaamde terreinen van hoge archeologische waarde. De waarde daarvan is in het Archeologisch Informatiesysteem Archis van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) toegekend op basis van een oude vondst van een vroegmiddeleeuws (Merovingisch) potje van aardewerk, waarvan de vindplaats in de jaren zestig van de vorige eeuw is geïnterpreteerd als een mogelijk Merovingisch grafveld. (AMK-nummer 2099). Op het andere terrein dat daarop aansluit, maar net buiten de plancontour (AMK-nummer 14922), is door de Rijksdienst in de negentiger jaren een booronderzoek uitgevoerd. Hierbij werd een rechthoek van grachten aangetoond, dat heeft doen vermoeden dat het om een Laatmiddeleeuwse omgrachte hoeve (een zogenaamde moated site) gaat. Een in de jaren veertig in de omgeving gevonden plaggenput stamt vermoedelijk uit dezelfde periode. Beide fenomenen kunnen in verband worden gebracht met de nabijgelegen Prinsenhoef. Tijdens de archeologische veldkartering van RAAP zijn twee nieuwe vindplaatsen aan het licht gekomen: de eerste betreft de vondst van een drietal vuurstenen artefacten uit de oude steentijd (Midden Paleolithicum, ca 250.000 – 35.000 jaar geleden). Deze bevonden zich verspreid over enkele tientallen meters in een laag met oude rivierafzettingen. De betekenis van het voorkomen van de voorwerpen op deze locatie is nog niet duidelijk en vraagt om nader onderzoek. Een laatste vindplaats, die zich kenmerkt als een plek waar baksteenpuin, beton en een ijzeren huls zijn gevonden, duidt mogelijk op de locatie van een Duits afweergeschut uit de Tweede Wereldoorlog.
Op de archeologische advieskaart zijn -behalve de terreinen met archeologische vindplaatsen - landschappelijke zones aangeduid die een archeologische verwachtingswaarde toegekend hebben gekregen. Daarvan zijn nog geen vondsten bekend, maar is een bepaalde kans op het aantreffen van archeologische resten als daar gegraven wordt. Op de kaart is een onderscheid gemaakt in een lage, middelhoge en hoge kans op het aantreffen van resten. Daarnaast heeft RAAP gebieden weergegeven, waar geen archeologische resten (meer) verwacht worden. Denk bijvoorbeeld aan het Wijckermeer.
archeologische advieskaart
Op basis van het rapport booronderzoek Wijkevoort (bijlage 32) is de dubbelbestemming archeologie aangepast.
4.3.3 Conclusie
Cultuurhistorie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie kan worden opgemerkt dat het voortbestaan van de (spaarzame) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het plangebied in gevaar is door het verdwijnen van de woonfunctie. De bebouwing is echter niet zodanig van belang dat bescherming op basis van wet of verordening noodzakelijk is. Naar aanleiding van zienswijzen is besloten om een groot deel van de bebouwing op de percelen Hultenseweg 8, 13 en 35 te behouden en een nieuwe functie te geven. De bebouwing op perceel Prinsenhoeven 2 wordt ook behouden. Het verdient aanbeveling om de lijnelementen; waterlopen en historische wegen op de plankaart weer te geven en intact te laten als de historisch geografische dragers van het gebied. De waterlopen Groote Leij en Hultense Leij zijn bestemd tot natuur en de Hultenseweg en de weg Wijkevoort worden ook beschermd.
Advies archeologie:
Terreinen met een vastgestelde archeologische waarde en terreinen met een hoge- of middelhoge archeologische verwachting zijn voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Afhankelijk van de archeologische waarde of -verwachting zijn ondergrenzen voor bodemingrepen vastgesteld waar vanaf een archeologisch vooronderzoek dient plaats te vinden. De aard van het (voor)onderzoek dient in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning te worden afgestemd met de gemeentelijk deskundige archeologie. Indien op basis van de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn, dan dienen deze op basis van een selectiebesluit van het college van B&W nader te worden onderzocht (opgegraven), tenzij de resten duurzaam in de bodem behouden kunnen blijven.
4.4 Groen
4.4.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.
Op de boomwaardekaart (bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan) staan de bomen en een strook vanuit het Wijckerbos aangegeven. Daarnaast wordt aan de Ontwikkelleidraad een tekening toegevoegd met alle bomen in het gebied. Bij de uitgifte van kavels en de ontwikkeling van de kavels dient rekening met de bomen gehouden worden en dienen deze, indien deze niet behouden kunnen blijven, verplaatst danwel gecompenseerd te worden in het plangebied.
4.4.2 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).
De bebouwde omgeving van Wijkevoort fungeert als een samenhangend ecosysteem, bestaande uit een diversiteit aan hoogwaardige biotopen. Deze biotopen bieden enerzijds ruimte aan plant- en diersoorten van halfopen agrarisch gebied die van oorsprong in Wijkevoort thuishoren, maar bieden ook kansen voor compleet nieuwe habitats. De verstorende effecten door menselijke/ industriële/logistieke activiteit wordt zoveel mogelijk beperkt. In de Ontwikkelleidraad staan de natuurdoelen, de biotopen en de doelsoorten en staan voorbeelden op welke wijze de biodiversiteit in het Werklandschap bevorderd kan worden. Door de aanleg van het Groenblauw raamwerk en de eis opgenomen van natuurinclusief bouwen draagt het plan bij aan de biodiversiteit. Natuurinclusief bouwen is een vorm van duurzaam bouwen waarbij zodanig gebouwd en ingericht wordt dat een bouwwerk bijdraagt aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden.
4.5 Bedrijvigheid
4.5.1 Toekomstbestendige werklocaties 2021-2025
De Tilburgse economie heeft in de afgelopen decennia een behoorlijke groei doorgemaakt en sterk ontwikkeld:
-
Voor bedrijventerreinen geldt dat de in 1998 geplande terreinen vrijwel volledig zijn ingevuld, met uitzondering van Wijkevoort. De logistieke sector is voor bedrijventerreinen in toenemende mate een ruimtevrager geweest, mede door de regionale functie die Tilburg en Waalwijk vervullen met hun werklocaties en de ligging op de goederencorridor Rotterdam - Tilburg - Duitsland.
-
Het is met de huidige krapte op de arbeidsmarkt steeds belangrijker om talent aan Tilburg te binden en in te spelen op de veranderende behoeften van deze (potentiële) werknemers.
-
De druk op de woningmarkt is hoog en daarbij vragen ontwikkelingen zoals de energietransitie en de omschakeling naar een circulaire economie ook om ruimte. Dit vraagt om een meer integrale kijk op onze verstedelijkingsopgaven.
-
Het bestuursakkoord "Gezond en gelukkig Tilburg" zet nadrukkelijk een lijn uit waarin we ook in ons economisch beleid niet alleen kijken naar het faciliteren van materiële welvaart en welzijn, maar kijken naar een brede welvaart, waarin we ook de kwaliteit van leven en de leefomgeving meenemen.
-
Het maatschappelijk debat neemt bovendien toe over de economische toegevoegde waarde en de regionale inbedding van de bedrijven die zich in Tilburg vestigen en de consequenties voor het landschap.
-
Tot slot veranderen de vestigingscriteria ook onder invloed van de transitie naar circulaire economie, verslimming en versnelling door digitalisering en robotisering en de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid zoals smart industry, smart logistics en smart services (next economy).
De huidige constateringen, ontwikkelingen en maatschappelijke context zorgen ervoor dat er in toenemende mate behoefte was aan een kwalitatieve visie op de Tilburgse werklocaties. Enerzijds omdat de beschikbare ruimte veel beperkter is en meer onder druk staat, anderzijds omdat de vestigingscriteria voor bedrijven aan het veranderen zijn onder invloed van de verduurzamingsopgaven, de transitie naar een circulaire economie en verslimming door digitalisering en robotisering en de ontwikkeling van nieuwe sectoren zoals smart industry, smart logistics en smart services. Deze genoemde ontwikkelingen maken samen de Next Economy, een verzamelbegrip voor diverse trends en ontwikkelingen die tot substantiële veranderingen in de economie leiden.
Met de nota toekomstbestendige werklocaties heeft Tilburg een:
-
overkoepelende visie op en beleid voor de ontwikkeling van bestaande en nieuwe werklocaties;
-
een handvat voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven;
-
overzicht van bestaand beleid dat betrekking heeft op werklocaties.
De nota onderscheidt een aantal macro-economische trends die van invloed zijn op de toekomstige vraag naar werklocaties, zowel kwalitatief (het type locaties) als kwantitatief (omvang / aantal werklocaties).
-
Automatisering en digitalisering
-
Behoefte aan informele werkmilieus en functiemenging
-
Opkomst van nieuwe vormen van distributie
-
Flexibiliteit in bedrijfsvoering
-
Duurzaamheid en transitie richting circulaire economie
-
Nieuwe vormen van mobiliteit en bereikbaarheid
Kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van vraag en aanbod in Midden-Brabant laten zien dat het voor de toekomstbestendigheid van de Tilburgse en regionale economie noodzakelijk is Wijkevoort te ontwikkelen.
Tilburg en de regio richten zich op kansrijke sectoren zoals (smart) logistiek, (smart) industrie, productie/assemblage en maintenance, gezamenlijk aangeduid als het modern industrieel en logistiek cluster. Dit is het cluster waarin Tilburgse bedrijven de afgelopen jaren al hebben bewezen dat ze innovatief zijn en telkens weer nieuwe ontwikkelingen kunnen accommoderen. De vernieuwende verbindingen tussen sectoren, zoals genoemd, zorgen ook dat in Tilburg veel activiteiten zijn te vinden die toegevoegde waarde kunnen creëren in de keten van productontwikkeling tot levering van het eindproduct. Door op Wijkevoort te voorzien in ruimte voor deze ontwikkelingen wordt de economische structuur van Tilburg en de regio verbreed en versterkt. Wijkevoort draagt zo bij aan de economische ontwikkeling, behoud van en duurzame groei van nieuwe werkgelegenheid voor lager- en middelbaar opgeleide werknemers als ook voor hoger opgeleiden.
De crossovers/samensmelting van industrie en logistiek en het anticiperen op datgene wat ook in de provinciale prognoses wordt gesignaleerd, wordt op Wijkevoort geaccommodeerd. We zetten in op een werklandschap waar logistieke en moderne industriële bedrijvigheid verbonden wordt, en waar ook ingezet wordt op ruimte voor innovatie en samenwerking tussen gevestigde bedrijven in de stad en regio. Daarbij is betrokkenheid van kennisinstellingen en bedrijven die zich richten op enabling technologies en services een belangrijke component. Wijkevoort wordt daarmee een vooruitstrevende locatie waarin vernieuwende bedrijfsprocessen en samenwerkingsconcepten moeten gaan ontstaan die bijdragen aan een toekomstbestendige ontwikkeling van de logistieke (smart logistics) en industriële (smart industry) bedrijvigheid in Tilburg en de regio. Oftewel, innovaties en kennisontwikkeling die ontstaan in Wijkevoort, zullen een spill over effect hebben voor de regio doordat Wijkevoort en de daar gevestigde bedrijven een sterke verbinding vormen met het regionale netwerk van logistieke en industriële bedrijvigheid en kennisinstellingen. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan de doelstelling uit het regionale economisch ontwikkelprogramma dat vastgelegd is in de Strategische meerjarenagenda Hart van Brabant: "We investeren in het behouden en versterken van onze positie als topregio in de (inter)nationale logistiek door te verslimmen en verduurzamen".
4.6 Verkeer En Parkeren
Mobiliteitsaanpak Tilburg: samen op weg naar 2040
De Mobiliteitsaanpak Tilburg heeft tot doel om voor de stad Tilburg een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem te realiseren. Tilburg wil een attractieve, leefbare en gezonde stad zijn. Maar ook een stad met een goed vestigingsklimaat en gelijke kansen voor iedereen. De mobiliteit staat ten dienste daarvan.
Slimme technologie, gedrag en samenwerking meer in balans brengen en infrastructuur zijn speerpunten uit het nieuwe beleid. Tilburg wil toonaangevend zijn op het gebied van mobiliteitsveranderingen. Dit wordt gedaan door het centraal stellen van de gebruiker en door het inzetten op samenwerking, gedrag, technologie en infrastructuur.
Tilburg gaat meer investeren in het stimuleren van lopen en fietsen, marketing & gedrag en slimme toepassingen van technologie. Het nieuwe beleid is erop gericht dat voetgangers meer ruimte krijgen. Daarnaast is de fiets het vervoermiddel bij uitstek in de stad, maar ook steeds meer voor grotere afstanden in de regio. Deze ontwikkelingen vragen om nieuwe fietsroutes met meer kwaliteit. Technologie wordt ook gebruikt om verkeer zoveel mogelijk over de tangenten, ringbanen en cityring te leiden. Doel daarvan is om de Tilburgse verblijfsgebieden zoveel mogelijk vrij van doorgaand gemotoriseerd verkeer te houden.
De gemeente gaat ook experimenteren in zogenoemde Tilburgse proeftuinen.
Dit is het beginpunt van een nieuwe werkwijze waarbij we samen met de stad en de gebruiker gaan werken aan de bereikbaarheid van onze stad en regio.
Verkeersontsluiting:
Omliggende wegenstructuur:
De locatie Wijkevoort ligt in buitengebied Tilburg zuidwest en valt binnen het stadsregionaal park Stadsbos 013. In dat gebied liggen enkele landbouwwegen, welke enkel bedoeld zijn als lokale ontsluiting. Aan de oostzijde ligt de Gilzerbaan, een secundaire verbindingsweg tussen Tilburg en Gilze. Deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg type I buiten de bebouwde kom.
Aan de westzijde ligt de Burgemeester Letschertweg, de N260. Aan de zuidzijde ligt de A58. Beiden maken onderdeel uit van de hoofdstructuur in het wegennet van Tilburg en vormen samen met de N261 en de A65 de buitenste ring rond Tilburg.
Ontsluiting van het plangebied:
Voor een goede ontsluiting van het gebied wordt Wijkevoort door middel van twee aansluitingen op de hoofdstructuur ontsloten. Dit is noodzakelijk om de hoeveelheid verkeer dat door het gebied wordt gegenereerd af te kunnen wikkelen en het garandeert de bereikbaarheid van het gebied.
De ontsluiting van het terrein vindt rechtstreeks plaats op de N260.
Er komt geen aansluiting voor autoverkeer op het achtergelegen buitengebied en Stadsbos 013. Aan de oostzijde komt aan de Gilzerbaan geen ontsluiting van het bedrijventerrein. Ter plaatse kan in de toekomst alleen een noodontsluiting komen, welke als calamiteitenroute dient.
Bij het ontsluitingsplan zal rekening gehouden worden met het feit dat er in het bestaande buitengebied meerdere bedrijven aanwezig zijn, welke in de huidige situatie via de Hultenseweg ontsloten worden. De bereikbaarheid van die bedrijven wordt gegarandeerd, waarbij onnodig omrijden zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Om de doorstroming op de N260 te waarborgen komen er geen nieuwe aansluitingen op deze weg en wordt gebruik gemaakt van bestaande kruispunten.
Op de N260 liggen ter hoogte van het toekomstige Wijkevoort twee kruispunten:
-
De aansluiting van de Hultenseweg welke als volledige viertaks kruising is vormgegeven.
-
De aansluiting van de huidige Burgemeester Ballingsweg, N260A. De kruising is voorzien van een aansluiting voor landbouwverkeer. De locatie van deze kruising is in verband met de aanvliegroute zeer strak bepaald in overleg met vliegbasis Gilze Rijen.
Interne ontsluiting:
De wegenstructuur op het bedrijventerrein moet dusdanig zijn vormgegeven dat de bereikbaarheid van alle percelen op het bedrijventerrein altijd geborgd is. Ter hoogte van het Wijckermeer vormt de bestaande groenstructuur en het meer een beperking voor het inpassen van een flexibele ontsluitingsstructuur. Om de bereikbaarheid van het bedrijventerrein te garanderen wordt ter plaatse een flexibele infrastructurele oplossing gerealiseerd. Ter plaatse wordt een dubbele rijbaan gerealiseerd met een brede middenberm. Beide rijbanen worden dusdanig uitgevoerd dat ze in geval van calamiteit in twee richtingen bereden kunnen worden. De Hultenseweg blijft beschikbaar als lokale ontsluitingsweg. Om te voorkomen dat er verkeer van en naar het bedrijventerrein via de Hultenseweg gaat rijden, zal de Hultenseweg niet worden aangesloten op de ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein. De kruising van beide wegenstructuren wordt dusdanig vormgegeven dat er geen uitwisseling plaats kan vinden.
Infrastructuur ten behoeve van de ontsluiting:
In 2019 en 2020 is door bureau Goudappel Coffeng ten behoeve van de Milieu effect rapportage een verkeerskundige doorrekening gemaakt van de gevolgen van de ontwikkeling van bedrijventerrein Wijkevoort (Uitgangspunten Wijkevoort, 2 maart 2020 en Kruispuntenanalyse Wijkevoort, 2 maart 2020). Bijlage 1 en 2 van bijlage 15
De ontwikkeling van bedrijventerrein Wijkevoort zorgt voor veranderende verkeersstromen in het plangebied. Het effect van de verkeersstromen op de mate van verkeersafwikkeling op de kruispunten in het plangebied is in beeld gebracht.
1. Kruispunt N260 (Burgemeester Letschertweg) ‐ N282 (Bredaseweg).
2. Kruispunt N260 (Burgemeester Letschertweg) ‐ N260A (Burgemeester Ballingsweg).
3. Kruispunt N260 (Burgemeester Letschertweg) ‐ Nerhoven - Hultenseweg.
4. Kruispunt N260 (Burgemeester Letschertweg) ‐ op‐/afrit A58.
Ten behoeve van de afweging is een berekening gemaakt voor het planjaar 2030 van de autonome situatie, de situatie van een bedrijventerrein van 30 hectare en de situatie van een bedrijventerrein van 80 hectare. In de berekening is daarbij uitgegaan van het worst case scenario, het scenario dat de meeste verkeersbewegingen genereert.
Kruispunt 1: N260 – N282
De kruising kan binnen de voorziene vormgeving in de autonome situatie en bij de ontwikkeling van 30 hectare bedrijventerrein het verkeer goed verwerken.
Bij de ontwikkeling van 80 hectare bedrijventerrein moet er een extra rijstrook worden gerealiseerd, linksaf op de noordelijke tak van de N260 (richting 12).
Kruispunt 2: N260 -N260A
De voorziene vormgeving van de kruising kan volgens de berekeningen het verkeer in de autonome situatie niet afdoende afwikkelen. Daarvoor is een extra rijstrook nodig op de noordelijke tak van de N260, in zuidelijke rijrichting (richting11). Bij de ontwikkeling van 30 hectare bedrijventerrein moet er op de N260 een rijstrook worden toegevoegd ten behoeve van het afslaan naar Wijkevoort. Daarvoor is zowel een rechtsafstrook nodig vanuit zuidelijke richting (richting 4), als een linksafstrook vanuit noordelijke richting (richting 12). Daarnaast moet er aan de zuidzijde een fietsoversteek worden ingepast. Met deze vormgeving kan het verkeer goed verwerkt worden door de kruising.
Bij de ontwikkeling van 80 hectare bedrijventerrein kan de kruising, zoals die voor 30 hectare bedrijventerrein noodzakelijk is, het verkeer goed verwerken. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
Kruispunt 3: N260 – Nerhoven - Hultenseweg
Met de huidige vormgeving kan de kruising, in de autonome situatie, het verkeer onvoldoende verwerken. Om de afwikkeling te garanderen is het toevoegen van een rechtdoorstrook op de N260 op de zuidelijke tak, in noordelijke richting (richting 5) noodzakelijk.
Bij de ontwikkeling van 30 hectare bedrijventerrein is er ook op de noordelijke tak, in zuidelijke richting, een extra rechtdoorstrook (richting 11) noodzakelijk.
Bij de ontwikkeling van 80 hectare bedrijventerrein is er bovenop de maatregelen bij 30 hectare, nog een extra linksafstrook op de Hultenseweg (richting 3) nodig, als een extra rechtafstrook vanaf de N260 naar de Hultenseweg (richting 4).
Kruispunt 4: N260 – op/afrit A58
Met de huidige vormgeving kan de kruising, in de autonome situatie, het verkeer onvoldoende verwerken. Om de afwikkeling te garanderen is het toevoegen van een extra rechtsafstrook vanaf de westelijke afrit A58 (richting 1) noodzakelijk én het toevoegen van een extra linksafstrook vanaf de westelijke afrit A58 (richting 9).
Bij de ontwikkeling van 30 hectare bedrijventerrein is ook een extra linksafstrook op de noordelijke N260, richting A58 (richting 12), noodzakelijk.
Bij de ontwikkeling van 80 hectare bedrijventerrein kan de kruising, zoals die voor 30 hectare bedrijventerrein noodzakelijk is, het verkeer goed verwerken. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
Relatie transportterminals Tilburg noord
Op bedrijventerreinen in het noorden van Tilburg liggen een bargeterminal en een railterminal. Deze zijn vanaf Wijkevoort goed en rechtstreeks bereikbaar via de N260. Met de aanpassingen aan de infrastructuur, zoals die benoemd zijn, is een maximale uitwisseling tussen Wijkevoort en de terminals af te wikkelen. Ook bij een groei van de terminals met 5% is de afwikkeling geborgd.
Snelheidsregime:
Wijkevoort zal binnen de bebouwde kom komen te liggen. De wegen worden dan gecategoriseerd als "weg op bedrijventerrein" met bijbehorende maximum snelheid van 50 km/h. Daartoe dient nog een verkeersbesluit genomen te worden. Vooralsnog is in de berekeningen rekening gehouden met ligging buiten de bebouwde kom en bijbehorende snelheid van 60 km/h.
Fietsroutes:
Fietsverkeer krijgt op het bedrijventerrein een eigen ontsluiting parallel aan de ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer. De Hultenseweg blijft ook functioneren als belangrijke fietsverbinding en is in het fietsroutenetwerk van de gemeente Tilburg opgenomen als secundaire fietsroute. Ter hoogte van de kruispunten met de N260 worden in de verkeerslichtenregelingen aparte fietsoversteken opgenomen.
Voor het overige liggen er grenzend aan het gebied in Stadsbos013 meerdere recreatieve fietsroutes.
Voetgangers:
Indien er aanleiding voor is moet er worden voorzien in de aanleg van voetpaden. Aanleidingen kunnen zijn parkeerplaatsen in openbaar gebied, centraal gelegen voorzieningen ten behoeve van de bedrijven, maar ook recreatieve paden voor de bereikbaarheid van het Wijckermeer en omliggende groenstructuur. Op plaatsen waar fietspaden worden gerealiseerd kunnen voetgangers gebruik maken van deze paden.
Openbaar vervoer:
Het gebied is zeer beperkt bereikbaar met openbaar vervoer. Op de Burgemeester Letschertweg rijdt streeklijn 130/131. Er ligt geen halte binnen acceptabele loopafstand. De bedrijven worden uitgedaagd om schoon en gecombineerd vervoer voor de medewerkers te stimuleren.
Laden en lossen:
Manoeuvreren en laden en lossen zal plaatsvinden op eigen terrein. Bij een selectieve toegang van transporteurs op eigen terrein mag er niet op de openbare weg opgesteld worden om het terrein op te kunnen.
Parkeren:
Parkeren van zowel personenauto’s als logistiek verkeer moet op eigen terrein worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan het vigerend parkeerbeleid van de gemeente Tilburg en concreet aan de vastgestelde normen van de gemeente Tilburg zoals vastgelegd in de parkeernotitie gemeente Tilburg 2017. (bijlage 26 ) of zoals deze later gewijzigd wordt vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen voor vrachtverkeer is afhankelijk van de benodigde plek voor een goede bedrijfsvoering. In openbaar gebied mag alleen geparkeerd worden op de daarvoor gerealiseerde en aangewezen parkeerplaatsen. Er wordt naar gestreefd om een parkeerverbod voor de openbare wegen in te voeren. Dit staat los van het bestemmingsplan en is een verkeersbesluit.
Fietsstalling plaatsen:
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Bij de bouwontwikkeling dient een inschatting van de behoefte aan stallingsvoorzieningen te worden gemaakt op basis van de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW (zie de CROW Kennisbank). Deze verwachte stallingbehoefte beschouwen wij als een richtlijn. Bij het indienen van een vergunningsaanvraag voor een bouwplan dient de initiatiefnemer aan te geven op welke manier wordt voorzien in voldoende fietsstallingsvoorzieningen. Het blijft aan de gemeente om op basis van de onderbouwing bij een vergunningaanvraag te beoordelen in welke mate in de stallingsbehoefte wordt voorzien. Fietsen van werknemers en bezoekers moeten gestald worden op eigen terrein waarbij de fietsstallingen zo dicht mogelijk bij de entréé moeten liggen. Hiervoor moet het eigen terrein bereikbaar zijn met de fiets.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.1 Milieueffectrapport
5.1.1 Procedure
In de Wet milieubeheer (Wm) en het bijbehorende Besluit m.e.r. zijn activiteiten aangewezen waarvoor een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Categorie D 11.3 van het Besluit m.e.r. gaat over de aanleg van een industrieterrein. De ontwikkeling van Wijkevoort wordt als zodanig beschouwd. De omvang van het totale terrein bedraagt 80 hectare netto waardoor de drempelwaarde uit kolom 2 wordt overschreden. Tevens is het bestemmingsplan in kolom 3 benoemd. Omdat aan al deze voorwaarden is voldaan is sprake van een m.e.r.-plichtig plan en is het uitvoeren van een milieueffectrapportage voor het bestemmingsplan Wijkevoort noodzakelijk. Dit bestemmingsplan gaat weliswaar over 41,9 ha uitgeefbare grond maar omdat het Masterplan over het totale gebied gaat is er een MER gemaakt voor het totale gebied.
De m.e.r.-procedure is gestart met de terinzagelegging van een concept notitie reikwijdte en detailniveau van 10 april tot en met 22 mei 2017. De notitie reikwijdte en detailniveau geeft de kaders en richting van het op te stellen MER weer. Deze start is gepubliceerd in Gemeenteblad, Staatscourant en op de gemeentelijke website. In de omgeving van het plangebied zijn bewonersbrieven verspreid en andere overheden en instanties zijn schriftelijk geïnformeerd. Daarnaast is op 18 april 2017 een inloopavond georganiseerd.
Iedereen is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen op de concept-notitie en de wettelijke adviseurs en andere belanghebbende organisaties konden hun advies uitbrengen. In deze fase van de procedure kon een reactie alleen betrekking hebben op wat moet worden onderzocht in het MER. Er zijn 38 zienswijzen ingediend, welke bij de definitieve vaststelling van de notitie reikwijdte en detailniveau zijn behandeld en beantwoord.
Na raadpleging van de raadscommissie Vestigingsklimaat heeft het college van burgemeester en wethouders op 6 juli 2017, mede op basis van de ingekomen zienswijzen en adviezen, de notitie reikwijdte en detailniveau voor bedrijventerrein Wijkevoort definitief vastgesteld. Deze notitie diende als basis voor het opstellen van het MER.
5.1.2 Inhoud milieueffectrapport
Het MER is opgesteld om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over dit
bestemmingsplan. Met behulp van kennis over de milieueffecten kan het werklandschap zo goed mogelijk worden ingepast in de omgeving. Het MER is als bijlage 8 toegevoegd aan deze toelichting. Na de ter visie legging van het MER is door de commissie m.e.r. een aanvulling gevraagd op het MER. Deze aanvulling beschrijft de effecten van de eerste fase van het bedrijventerrein (44,6 ha) ten opzichte van het eindbeeld (80 ha). Het rapport toont aan op welke manier de gemeentelijke doelen voor klimaat, energie en mobiliteit op dit terrein bereikt kunnen worden. De aanvulling op het MER en het toetsingsadvies van de commissie m.e.r. zijn als bijlage 34 en 33 toegevoegd aan deze toelichting
In hoofdstuk 2 van het MER wordt ingegaan op de voorgeschiedenis van het project. Ook worden in dit hoofdstuk het probleem (nut en noodzaak), de doelstellingen, kaders en randvoorwaarden voor Wijkevoort geschetst. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de totstandkoming van de alternatieven en varianten en wordt de referentiesituatie (het nulalternatief) beschreven. De effectbeschrijving en -beoordeling van de alternatieven en varianten worden in hoofdstuk 4 behandeld. In hoofdstuk 5 worden de alternatieven en varianten vergeleken en wordt het voorkeursalternatief beschreven. In hoofdstuk 6 worden respectievelijk de leemten in kennis en de evaluatie van het MER uitgewerkt.
2 alternatieven
De doelstelling om een aantrekkelijk werklandschap met een sterk groenblauw fundament met aandacht voor cultuurhistorische kwaliteiten te realiseren is vertaald in twee inrichtingsalternatieven:
1. Wijkevoort compact;
2. Wijkevoort verspreid.
Beide alternatieven bieden de mogelijkheid om maximaal 80 ha aan bedrijventerrein te ontwikkelen. Binnen ‘Wijkevoort compact’ wordt deze 80 ha in een kleiner gebied ontwikkeld dan in het alternatief ‘Wijkevoort verspreid’. Het betreft bij het compacte alternatief dus een bedrijventerrein waarbij de bedrijven meer aaneengesloten bij elkaar zullen liggen. De doelstelling om binnen deze twee inrichtingsalternatieven een economisch hoogwaardig modern werklandschap te ontwikkelen is vervolgens in vier varianten uitgewerkt, namelijk:
-
Variant logistiek 1: 80% logistiek, 20% industrie – onder de noemer ‘80L20I’;
-
Variant logistiek 2: 100% logistiek, 0% industrie – onder de noemer ‘100L0I’;
-
Variant moderne industrie 1: 80% industrie, 20% logistiek – onder de noemer ‘20L80I’;
-
Variant moderne industrie 2: 100% industrie, 0% logistiek – onder de noemer ‘0L100I’.
Onderzochte effecten
De volgende effecten met de bijbehorende thema zijn beschreven en beoordeeld.
-
verkeer: bereikbaarheid en verkeersveiligheid;
-
gezondheid: geluid, luchtkwaliteit, geurhinder en externe veiligheid;
-
woon-, werk- en leefomgeving: verandering in werkgelegenheid, gedwongen vertrek, visuele hinder in de woonomgeving en kwaliteit van de woonomgeving:
-
natuur: Natura 2000, Natuurnetwerk Brabant en flora & fauna;
-
landschap, cultuurhistorie en archeologie landschappelijke waarden: cultuurhistorische waarden, ruimtelijk-visuele kwaliteit en belevingswaarde, recreatie en archeologische waarden;
-
klimaat en energie: klimaatadaptatie en duurzame energievoorziening;
-
water en bodem: bodem, grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en grond- en oppervlaktewaterkwantiteit
Conclusie effectbeoordeling
Voor de milieueffecten worden de effecten op het verkeer, gezondheid en natuur als het meest bepalend gezien. De negatieve effecten op natuur zijn vanwege de grote omvang van het bedrijventerrein en de sprong over de Hultensche Leij het grootste bij alternatief ‘Wijkevoort verspreid’. De varianten 80L20I, 100L0I, 20L80I en 0L100I zijn voor het milieuaspect natuur niet onderscheidend.
Op het vlak van geur wordt het alternatief ‘Wijkevoort compact’ positiever beoordeeld omwille van de lagere maximale geurbelasting in het plangebied. Beide alternatieven komen binnen de geurcontour van veehouderij INDR 35107 te liggen. De overlap van het plangebied met deze geurcontour is binnen het alternatief ‘Wijkevoort verspreid’ groter door de sprong over de Hultensche Leij. De sprong over de Hultensche Leij aan de oostzijde van het plangebied heeft geen invloed op omliggende veehouderijen. Dit maakt deze oostelijke sprong goed mogelijk binnen een eventueel voorkeursalternatief. Wat de externe veiligheid betreft is het juist goed om werknemers te spreiden over een groter gebied, verder weg van de aanwezige gasleiding. Hierdoor wordt de variant ‘Wijkevoort verspreid’ wat betreft externe veiligheid positiever beoordeeld.
De toename in verkeersintensiteit is voor beide alternatieven gelijk, aangezien het in beide gevallen gaat om 80 ha uitgeefbaar bedrijventerrein. Wel legt deze ontwikkeling druk op het omliggende wegennet.
Bij een mogelijke herinrichting van naastgelegen kruispunten dient hiermee rekening te worden gehouden.
Uit de aanvulling op het MER heeft het Voorkeursalternatief met een omvang van 44,6 ha (VKA 44,6 ha) zoals vastgesteld in het bestemmingsplan, in het algemeen minder effecten dan de in het MER onderzochte alternatieven Compact en Verspreid. Dit komt hoofdzakelijk doordat er een kleiner gebied wordt gebruikt voor realisatie van het bedrijventerrein. Dit levert minder effecten op als gevolg van ruimtebeslag. Daarnaast zorgt minder bedrijven – in vergelijking met de alternatieven met een uitgeefbaar oppervlak van 80 ha – voor minder verkeersaantrekkende werking en daaraan gerelateerde effecten (verkeersafwikkeling, geluid, luchtkwaliteit). Voor verschillende effecten komt VKA 44,6 ha wat dat betreft overeen met de effecten van de eveneens in het MER onderzochte Variant 30 ha. Op een aantal onderdelen wijken de effecten van het VKA 44,6 ha af van al de in het MER onderzochte alternatieven/varianten. Het betreft de thema’s externe veiligheid, Natura 2000, flora en fauna, visuele hinder woonomgeving en recreatief medegebruik.
Wanneer in een tweede fase het volledige bedrijventerrein wordt ontwikkeld, komen de effecten voor een groot deel overeen met de effecten zoals in het MER beschreven bij alternatief Compact. Dit komt hoofdzakelijk doordat het bedrijventerrein ten zuiden van de Hultensche Leij blijft, wat effecten aan de noordzijde voorkomt. Een ander verschil ten opzichte van alternatief Compact is dat het verplaatsen van de Hultensche Leij ter plekke tot een verandering van het watersysteem leidt en dat er bredere groenzones rondom de bedrijfskavels worden gerealiseerd (overeenkomstig alternatief Verspreid). Verder maakt het Voorkeursalternatief natuurontwikkeling langs de Burgemeester Letschertweg mogelijk door dat gebied niet te gebruiken voor waterberging.
5.2 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Binnen de voorgenomen ontwikkeling is nog niet exact bekend welke specifieke bedrijven er gevestigd zullen worden op bedrijventerrein Wijkevoort. Binnen het bestemmingsplan is wel opgenomen wat de maximale milieu categorieën zich op het terrein kunnen vestigen en op welke locaties. I
De maximale milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied is weergegeven op de verbeelding en genoemd in de bestemmingsplanregels waarbij de maximale categorie vastgesteld is op 3.2. met een afwijking naar 4.1 en 4.2, waarbij wel voldaan moet worden aan de richtafstanden ten opzichte van gevoelige bestemmingen voor de onderdelen geur en geluid conform de milieucategorie 3.2.
Voor de voorgenomen ontwikkelingen op Wijkevoort geldt dat er binnen de richtafstanden bedrijven en milieuzonering van de VNG geen woningen zijn gelegen. Dit betekent dat er voor Bedrijven en Milieuzonering op basis van de richtafstanden geen belemmering is voor het plan, waarbij uitgegaan is van het omgevingstype "rustige woonwijk".
Geitenmoratorium
In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2). Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.
De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.
Dit houdt in dat:
-
wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;
-
kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;
-
met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;
-
nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;
-
de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.
Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.
Het plangebied ligt geheel binnen twee kilometer van twee geitenhouderijen met meer dan vijftig geiten. Hierdoor is er de mogelijkheid dat binnen het plangebied gevoelige bestemmingen worden blootgesteld aan schadelijke bio-aerosolen, waardoor gezondheidseffecten kunnen optreden. Echter, binnen het voorliggend plan Wijkevoort zijn geen nieuwe gevoelige bestemmingen voorzien die vallen onder het geitenmoratorium. De geitenhouderijen zelf worden niet geschaad in hun bedrijfsvoering.
Daarmee is het geitenmoratorium geen belemmering voor het voorliggend plan.
5.3 Externe Veiligheid
Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In de bij dit plan gevoegde Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van:
-
transport van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Breda – Tilburg;
-
transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58;
-
transport van gevaarlijke stoffen over de Burg. Letschertweg;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding Z-528-01;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding Z-528-03;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding A-531.
De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage. Er is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door SWECO, referentienummer SWNL0262695-1, d.d. 17-07-2020 (zie bijlage 18.)
Beleidsvisie externe veiligheid
Twee gebiedstyperingen uit de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid zijn van toepassing op het plangebied: 1) risico-intensief gebied en 2) transportas gebied.
Binnen een intensief gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Risicovolle bedrijven zijn mogelijk.
-
Kwetsbare objecten worden uitgesloten.
-
Plaatsgebonden risicocontouren mogen buiten inrichtingsgrenzen treden.
-
Niet geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten
-
Beheersbaarheid geheel op orde
Binnen een transportasgebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Combinatie met gemengd of intensief gebied is mogelijk;
-
Niet geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Beheersbaarheid spoor en gemeentelijke wegen op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Conclusies en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van
-
transport van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Breda – Tilburg;
-
transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58;
-
transport van gevaarlijke stoffen over de Burg. Letschertweg;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding Z-528-01;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding Z-528-03;
-
transport van aardgas door een aardgastransportleiding A-531.
Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage 18 Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico). De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 12 augustus 2020 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;
-
In die delen van het plangebied die zich binnen het PAG bevinden zijn geen bouwvlakken opgenomen.
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt niet in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), maar NL-Alert biedt de mogelijkheid de bewoners tijdig te waarschuwen;
-
(Nood)uitgangen en vluchtroutes zijn van de risicobronnen af. De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten;
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij vestiging van nieuwe bedrijven zal de gemeente het nut van centraal afsluitbare aanzuiging van buitenlucht benadrukken plus aandringen op borging van deze maatregel in de vergunningfase.
-
Geadviseerd wordt om in BHV-plannen aandacht te besteden aan een calamiteit met gevaarlijke stoffen en met dat scenario te oefenen.
-
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
-
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
5.5 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Het plan Wijkevoort voorziet in de ontwikkeling van een grootschalig bedrijventerrein. Als gevolg daarvan is de geluidbelasting als gevolg van de bedrijven binnen deze ontwikkeling in beeld gebracht. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5.3. Daarnaast worden ten behoeve van deze ontwikkeling enkele nieuwe wegen aangelegd, en zal de ontwikkeling een groei in het aantal vervoersbewegingen veroorzaken. Daarom is ook de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer in beeld gebracht.
Binnen het plangebied zelf worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. De te verwachten geluidbelasting wordt daarom beoordeeld op de in de omgeving van het plan bestaande geluidgevoelige bestemmingen.
5.5.1 Wegverkeerlawaai
In het kader van de ontwikkeling van Wijkevoort worden nieuwe wegen aangelegd in de directe omgeving van bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Daarmee dient getoetst te worden aan de wettelijke vereisten uit de Wet geluidhinder. Tevens dient te worden aangetoond dat er sprake is van goede Ruimtelijke Ordening.
De nieuwe wegen op het bedrijventerrein zijn conform de wet geluidhinder zoneplichtig met een wettelijke zone van 250 meter. Er bevinden zich binnen deze zone bestaande woningen. Voor woningen binnen een zone is conform de Wet geluidhinder een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op de gevel, vanwege een weg, toegestaan van 48 dB. De wet geluidhinder maakt onderscheid tussen nieuwe en bestaande situaties. Binnen deze ontwikkeling is sprake van een nieuwe situatie (er worden nieuwe wegen gerealiseerd) en daarmee zijn de volgende grenswaarden voor wegverkeer van toepassing:
Tabel 1 Grenswaarden geluidbelasting nieuw te projecteren wegen
Normering Geluidbelasting [dB]
Ten hoogst toelaatbare geluidbelasting 48 dB (art. 82.1)
Maximale ontheffing (buitenstedelijk) 53 dB (art. 83.1)
Gezien de voorgenomen planontwikkeling en de ligging van de bestaande woningen is de maximale ontheffing voor buitenstedelijk gebied (53 dB) van toepassing. Ontheffing van de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt enkel verleend als maatregelen ter vermindering van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend blijken te zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of landschappelijke aard. Deze ontheffing is hier niet aan de orde.
De resultaten van het onderzoek wegverkeerslawaai zijn opgenomen in het rapport ‘Bestemmingsplan Wijkevoort – Deelrapport Akoestisch onderzoek’, opgesteld door Sweco (Projectnummer: 353231
Referentienummer: SWNL0269634 Datum: 01-12-2020) (bijlage 16).
Vanwege het verkeer op de nieuw aan te leggen wegen op het bedrijventerrein Wijkevoort, bedraagt de geluidbelasting maximaal 48 dB inclusief correctie conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012 (RMG2012). De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten overschrijdt de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB niet. Hiermee wordt binnen de geldende geluid norm gebleven.
Streefwaarden
Naast toetsing aan de wettelijke grenswaarden is ook gekeken hoe de voorgenomen planontwikkeling zich verhoudt tot de streefwaarden voor geluid volgens de WHO en de GGD. De WHO hanteert een streefwaarde Lden voor wegverkeer van 53 dB, en de GGD een streefwaarde van 50 dB. Opgemerkt moet worden dat deze streefwaarden betrekking hebben op de geluidbelasting zonder de aftrek artikel 110g Wet Geluidhinder. Deze aftrek bedraagt 5 dB voor wegen met een snelheid van minder dan 70 km/h.
Daarnaast hanteren de WHO en de GGD een aanvullende streefwaarde voor geluid voor de specifieke geluidbelasting in de nachtperiode (Lnight). Dit omdat slaapverstoring gezien wordt als een van de risico’s voor de gezondheid. De streefwaarde voor Lnight is volgens de WHO 45 dB en de GGD hanteert 40 dB als streefwaarde. Conform de Wet Geluidhinder is er geen norm voor Lnight voor wegverkeer.
Op basis van de resultaten uit het akoestisch onderzoek blijkt als gevolg van wegverkeer de gemiddelde geluidbelasting Lden ook te voldoen aan de streefwaarden volgens de WHO en de GGD. Er zijn geen woningen waarvoor de geluidbelasting Lden hoger is dan de streefwaarden volgens WHO en/of GGD.
Voor de Lnight streefwaarden geldt dat 8 woningen een hogere geluidbelasting hebben dan de streefwaarde volgens de WHO (45 dB), en 9 woningen boven die van de GGD (40 dB).). Dit is echter niet het gevolg van de ontwikkeling van Wijkevoort.
Reconstructieonderzoek
T.b.v. de realisatie van Werklandschap Wijkevoort dient de Burgemeester Letschertweg / N260 en Hultenseweg fysiek te worden aangepast. De N260 wordt fysiek gewijzigd vanaf de A58 tot en met het kruispunt met de Burgemeester Ballingsweg (N260A). Hierbij wordt tevens de Hultenseweg fysiek gewijzigd. Als gevolg van de fysieke wijzigingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet geluidhinder. Daarbij wordt gekeken of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder als gevolg van de fysieke wijzigingen ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen. Dit onderzoek is als bijlage 27 bij deze toelichting gevoegd.
De conclusie is als volgt:
Als gevolg van de toename van de verkeersintensiteiten (mede dankzij plan Wijkevoort) neemt de geluidbelasting toe. De grootste toename wordt veroorzaakt door het wegvak van de N260 tussen de Hultenseweg en de A58. De toename bedraagt echter minder dan 1,5 dB en daarmee is er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder.
Bij de fysieke wijziging van de weg zal een stiller wegdek in de vorm van steenmastiekasfalt (SMA) toegepast worden. Dit type wegdek (SMA) is de standaard wegdekverharding die door de gemeente Tilburg wordt toegepast en is stiller dan het in de Wet Geluidhinder gehanteerde Referentiewegdek (Dicht Asfalt Beton). Aanvullende maatregelen (snelheidsverlaging en/of overdrachtsmaatregelen) zijn niet nodig en niet doelmatig.
5.5.2 Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.
Geluid vanwege railverkeer vormt daarmee geen belemmering voor dit plan.
5.5.3 Industrielawaai
Aangezien Wijkevoort geen gezoneerd industrieterrein wordt, is de Wet geluidhinder formeel niet van toepassing op het aspect industrielawaai. Daarnaast is gebleken dat wordt voldaan aan de richtafstanden voor bedrijfs- en milieuzonering conform de VNG systematiek (zie paragraaf 5.2 Milieuhinder Bedrijven). In het kader van een goede ruimtelijke ordening en het waarborgen van een acceptabel woon- en leefklimaat is de geluidbelasting van de toekomstige bedrijven op Wijkevoort toch berekend. Daarbij is getoetst aan de geluidnormen volgens de VNG-richtlijnen welke gelden voor een rustige woonwijk. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel:
De resultaten van het onderzoek industrielawaai zijn opgenomen in het rapport ‘Bestemmingsplan Wijkevoort – Deelrapport Akoestisch onderzoek’, opgesteld door Sweco (Projectnummer: 353231 Referentienummer: SWNL0269634 Datum: 01-12-2020).(bijlage 16)
De geluidbelasting vanwege de toekomstige bedrijven bedraagt bij 11 woningen meer dan 45 dB(A) en overschrijdt daarmee de toetsingswaarde van 45 dB(A). De maximale geluidbelasting vanwege industrielawaai bedraagt 51 dB(A). Opgemerkt dient te worden dat dit een worst-case berekening is. Er is nog geen rekening gehouden met de afschermende werking van de bebouwing op Wijkevoort en er is uitgegaan van het optreden van de geluidbelasting gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week gelijktijdig op alle bedrijfskavels op Wijkevoort.
Voor de woningen met een geluidbelasting als gevolg van industrielawaai van meer dan 45 dB(A) vanwege bedrijven op het bedrijventerrein Wijkevoort is tevens de cumulatieve geluidbelasting als gevolg van wegverkeer en industrielawaai bepaald. De maximale gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 61 dB op een drietal woningen. Deze waarde wordt (net als in de autonome situatie) bepaald door geluid van wegverkeer van de A58 en de N260.
Ten aanzien van industrielawaai kan daarom gesteld worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het plangebied.
Streefwaarden
Naast toetsing aan de wettelijke grenswaarden is ook gekeken hoe de voorgenomen planontwikkeling zich verhoudt tot de streefwaarden voor geluid volgens de WHO en de GGD. De WHO kent geen streefwaarden voor industrielawaai. De GGD hanteert een streefwaarde van 50 dB. Daarnaast hanteert de GGD een aanvullende streefwaarde voor geluid voor de specifieke geluidbelasting in de nachtperiode (Lnight). Dit omdat slaapverstoring gezien wordt als een van de risico’s voor de gezondheid. De streefwaarde voor Lnight is volgens de GGD 40 dB als streefwaarde.
De streefwaarden van de GGD voor industrielawaai komen daarmee overeen voor de geluidnormering voor ‘gemengd gebied’. Zoals hierboven gemeld is getoetst aan de normering in een ‘rustige woonwijk’ en is getoetst aan een strengere normering dan de GGD streefwaarde.
Specifiek voor de nachtperiode is de conclusie dat voor één woning niet voldaan kan worden aan de geluidbelasting van 40 dB (streefwaarde GGD).
5.5.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen deels over het (noordelijk) deel van het plangebied en zijn weergegeven op de verbeelding. Binnen de zones worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegestaan.
Geluid vanwege luchtvaart vormt daarmee geen belemmering voor dit plan.
5.6 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
Voor de ontwikkeling op Wijkevoort is in het kader van de Milieu Effect Rapportage (MER) een onderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van de industriële activiteiten en wegverkeer uitgevoerd. Voor de bestemmingsplanprocedure zijn de resultaten van dit onderzoek samengevat in de notitie ‘Bestemmingsplan Wijkevoort luchtkwaliteit’, opgesteld door Sweco (Projectnummer: 353231, referentienummer SWNL0262652, dd. 19 juni 2020) zie bijlage 19.
Uit de berekeningen blijkt dat de grenswaarden voor zowel NO2 als PM10 in de plansituatie niet worden overschreden. Hiermee voldoet het plan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Voor het aspect luchtkwaliteit bestaat daarmee geen wettelijke belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Streefwaarden
Naast toetsing aan de wettelijke grenswaarden is ook gekeken hoe de voorgenomen planontwikkeling zich verhoudt tot de streefwaarden voor luchtkwaliteit volgens de WHO. De gemeente Tilburg heeft zich door het ondertekenen van Schone Lucht Akkoord in 2020 geconformeerd om per 2030 te willen voldoen aan de (strengere) WHO normen.
De WHO streefwaarde voor NO2 is gelijk aan de norm volgens de Nederlandse wet- en regelgeving (40 mg/m3). Voor PM10 is de WHO streefwaarde strenger, namelijk 20 i.p.v. 40 mg/m3.
Op basis van de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de autonome ontwikkeling naar 2030, inclusief de bijdrage van Wijkevoort, niet leidt tot overschrijding van de WHO-streefwaarden voor zowel NO2 als PM10.
5.7 Geur
De resultaten van het onderzoek geur zijn opgenomen in het rapport ‘Bedrijventerrein Wijkevoort – Deelrapport Geur’, opgesteld door Sweco (projectnr. 353132, referentienummer SWNL0262660, dd. 19-02-2020).(zie bijlage 17)
Industriële geur
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.
Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.
Binnen de ontwikkeling Werklandschap Wijkevoort worden geen bedrijven mogelijk gemaakt die een significante geuremissie hebben.
Agrarische geur
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
Uit het geuronderzoek blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen de geurcontour van een naastgelegen veehouderij. Wel ligt voor één veehouderij de minimum afstandsnorm van 100 meter voor een klein deel over het plangebied. Indien bij de uitgifte van de grond rekening wordt gehouden met deze contour, wordt de veehouderij niet in haar bedrijfsvoering geschaad.
De geurhinder in het plangebied bepaalt of ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat kan worden gegarandeerd. De achtergrondbelasting is hier het meest bepalend voor de geurhinder. Deze maximale geurbelasting van 3,12 oue/m3 vertaalt zich naar 5-6% geurhinder en een goede milieukwaliteit. Hiermee wordt voor wat betreft geur voldaan aan een goede ruimtelijke ordening in het plangebied.
5.8 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, die niet ouder is dan 5 jaar.
Er is geen bodemonderzoek aangeleverd doch er zijn bij ons voor een deel van het gebied bodemgegevens bekend. De bodemkwaliteit wordt beschreven onder 'Bodemkwaliteit plangebied'.
Algemeen: Bodembeleid gemeente Tilburg:
Naast het bovengenoemde, landelijk erkende onderzoeksprotocol is voor de paragraaf en de herontwikkeling verder van belang:
Nota 'In goede aarde':
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg (specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg). In deze context en de navolgende wordt opgemerkt dat in Noord-Brabant, zo ook in Tilburg, Udenhout en Berkel-Enschot, regelmatig verhoogde waarden voor (zware) metalen in grond en grondwater aangetroffen worden zonder direct aanwijsbare bron. Dergelijke verhoogde waarden zijn eerder regel dan uitzondering, hebben een diffuus verspreidingsbeeld en kunnen sterk in tijd en ruimte variëren. Conform de nota zijn verhoogde waarden aan (zware) metalen, met name nikkel, koper, zink en arseen, in dergelijke gevallen als verhoogde achtergrondgehalten te beschouwen. Deze vormen over het algemeen geen actuele risico's voor de gezondheid en het milieu;
Bodemkwaliteit Plangebied
In het MER-rapport is onvoldoende een beeld gevormd van de bodemgegevens van het gehele plangebied en is bovendien geen overzicht van de verdachte locaties binnen het plangebied gegeven. In deze bodemparagraaf wordt een summier overzicht gegeven van de onderzochte locaties binnen het gebied. Van een aanzienlijk deel van het gebied zijn geen actuele bodemgegevens bekend.
Vosheining 3:
Ter plaatse zijn in 2002 een verkennend- en nader bodemonderzoek uitgevoerd. In de onderzoeken zijn meerdere grondwaterverontreinigingen met metalen geconstateerd, waarbij voor 3 verontreinigingen is vastgesteld dat het om ernstige gevallen gaat.
Hultensweg 5:
Op de locatie is in 2003 een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie gesaneerd. Voor het overige was de locatie maximaal licht verontreinigd.
Hultenseweg 8:
Ter plaatse zijn meerdere verdachtmakingen geconstateerd (brandstofopslag en lozingen op bodem). Voor zover bekend zijn ter plaatse geen bodemonderzoeken uitgevoerd.
Hultenseweg 16:
In 2019 is vastgesteld dat ter plaatse sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest. Deze verontreiniging is tot op heden nog niet gesaneerd.
Hultenseweg 13:
In een verkennend bodemonderzoek uit 2001 werd geconcludeerd dat de locatie maximaal licht verontreinigd is.
Hultenseweg 15:
In 2009 is de locatie onderzocht waarbij geen verhoogde gehaltes werden aangetroffen. Op de locatie heeft in 2019 echter brand plaatsgevonden waardoor de locatie verdacht is voor de aanwezigheid van PFAS. Tevens is in 2009 geen onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de HBO tank. Voor de ligging zie AA085524850.
Hultenseweg ong.(AH191, 193,194):
In 2018 is de locatie door Antea onderzocht waarbij maximaal lichte verhogingen zijn aangetoond.
Wijkevoort 25:
Ter plaatse zijn meerdere verdachtmakingen die nog moeten worden onderzocht. Tevens zijn in 2007 sterk verhoogde kopergehalten in het grondwater aangetoond.
Wijkevoort 14:
In 2019 onderzocht, maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond.
Wijkevoort 18:
In 2015 onderzocht waarbij sterk verhoogde gehalten zijn aangetoond bij aanvullend onderzoek bleek het niet om een geval van ernstige bodemverontreiniging te gaan.
Schoorweg 6:
Locatie is voldoende onderzocht, al zijn de tanklocaties alleen zintuiglijk onderzocht.
Schoorweg 8:
Ter plaatse zijn meerdere verdachtmakingen bekend zoals brandstoftanks en lozingen op sloot. Voor zover bekend is ter plaatse nog geen bodemonderzoek uitgevoerd.
Schoorweg 9:
In het bodemonderzoek uit 2005 zijn sterk verhoogde gehalten aan metalen in het grondwater aangetoond.
Schoorweg 10:
De locatie is in 2001 onderzocht, echter lijken de locaties van de brandstoftanks niet overeen te komen met de locaties uit het WIO. Voor deze locaties zie AA085522503.
Conclusie
Binnen het gebied zijn een aantal bodemonderzoeken bij de gemeente Tilburg bekend. Echter ontbreekt voor een aanzienlijk deel van het gebied recente onderzoeksresultaten. Tevens zijn nog een aantal verdachtmakingen niet onderzocht, en is er op een aantal plaatsen sprake van gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Voor het vaststellen van de MER en het bestemmingsplan zijn geen aanvullende bodemgegevens noodzakelijk, maar voor de aanvraag van omgevingsvergunningen zal voor een groot deel van het gebied bodemonderzoek moeten plaatsvinden. In sommige gevallen zal mogelijk nog een saneringstraject moeten worden opgestart. Voor de grondwaterverontreinigingen met zware metalen zal geen sanering worden geëist, maar hier mag niet zondermeer water worden onttrokken voor nieuwbouw of realiseren van bijvoorbeeld WKO-systemen. In de grondexploitatie zijn middelen opgenomen voor de aanvullende bodemonderzoeken en eventuele sanering. Het bestemmingsplan is derhalve op dit punt uitvoerbaar.
5.9 Natuur En Ecologie
Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Ligging Natura 2000 gebieden
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt volledig buiten de begrenzing van Natura 2000‐gebieden (zie figuur). In de omgeving liggen enkele Natura 2000‐gebieden waarop mogelijk effecten als gevolg van externe werking kunnen optreden. Hiervan ligt het meest nabijgelegen Natura 2000‐gebied Regte Heide & Riels Laag op een afstand van 3,5 km tot het plangebied. Directe effecten op instandhoudingsdoestellingen van de omliggende Natura 2000‐gebieden zijn bij een autonome ontwikkeling op voorhand uitgesloten.
Vermestende effecten door stikstofdepositie (NOx) zijn niet op voorhand uit te sluiten. Er zijn daarom modelberekeningen gemaakt waarin de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000‐gebieden in beeld is gebracht (voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase van het plan) zie bijlage 20. De emissies ten gevolge van het bestemmingsverkeer en het gebruik voor het planvoornemen zijn op de maximaal planologische ruimte ingesteld.
Voor de aanlegfase is het maximale projecteffect 0,03 mol N/ha/jaar. Het projecteffect is de maximale toename van de stikstofdepositie in omliggende natuurgebieden ten gevolge van het plan. Er treden hiermee in de aanlegfase ten gevolge van het plan effecten op in stikstofgevoelige habitattypen of stikstofgevoelige leefgebieden. Voor de gebruiksfase is het maximale projecteffect 0,09 mol N/ha/jaar. Er treden hiermee in de gebruiksfase ten gevolge van het plan effecten op in stikstofgevoelige habitattypen of stikstofgevoelige leefgebieden. De grootste effecten tijdens de aanlegfase treden op in de Regte Heide & Riels Laag. In de gebruiksfase treden de grootste effecten op in de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen.
In de huidige situatie is ten noorden en ten zuidoosten van het plangebied een veehouderij aanwezig waarmee gesaldeerd gaat worden. Het gaat om de veehouderij aan de Prinsenhoef 2 en de veehouderij aan de Vosheining 6. Indien het plan niet gerealiseerd wordt, zouden deze veehouderijen blijven bestaan. Voor de aanlegfase en de gebruiksfase is het projecteffect inclusief extern salderen berekend. Het maximale projecteffect bedraagt na externe saldering zowel voor de aanleg- als de gebruiksfase 0,00 mol N/ha/jaar. Er treden hiermee in de aanlegfase en de gebruiksfase met extern salderen ten gevolge van het plan geen significante effecten op in stikstofgevoelige habitattypen of stikstofgevoelige leefgebieden.
Passende Beoordeling en voortoets
Er is een Passende beoordeling opgesteld. Zie bijlage 23. Dit rapport geeft inzicht in de aanwezigheid van wettelijk en beleidsmatig beschermde natuurwaarden binnen de invloedssfeer van het project Werklandschap Wijkevoort en de effecten van de voorgenomen ontwikkeling hierop. Het rapport gaat in op het ruimtebeslag en andere verstorende effecten die de werkzaamheden bij de aanleg en exploitatie kunnen hebben op beschermde natuurwaarden in deze gebieden. Specifiek voor de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-soorten en habitats is beoordeeld of significante effecten kunnen worden uitgesloten. Dit rapport, zowel Voortoets als Passende beoordeling, dient hiermee als achtergrondrapport bij de vergunningaanvraag op grond van de Wet natuurbescherming met als doel de effecten op doelstellingen van Natura 2000-gebieden inzichtelijk te maken.
Uit de Voortoets blijkt dat de significante effecten door oppervlakteverlies en versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door licht, geluid en trillingen, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten op habitattypen en leefgebieden van kwalificerende soorten in omliggende Natura 2000-gebieden op voorhand zijn uit te sluiten. Echter, met de voorgenomen realisatie van Werklandschap Wijkevoort zijn met een toename van stikstofdepositie op diverse omliggende Natura 2000-gebieden, significante gevolgen als gevolg van verzuring en vermesting niet op voorhand uitgesloten. De haalbaarheid van de instandhoudingsdoelen voor de door het plan beïnvloedde habitattypen en leefgebieden wordt mogelijk belemmerd door de plangebonden toename aan stikstofdepositie. Om deze effecten goed in beeld te krijgen is voor het aspect stikstofdepositie een nadere uitwerking in de vorm van een Passende beoordeling opgesteld.
Uit de Passende beoordeling blijkt, dat met zekerheid significant negatieve gevolgen zijn uitgesloten voor Natura 2000-gebieden. Het plan leidt na gebruikmaking van externe saldering, niet tot deposities groter dan 0,00 mol N/ha/jaar. De bijdrage van het plan heeft met zekerheid geen invloed op het behoud, uitbreiding of verbetering van oppervlakte en kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten.
De conclusie is dat het voorgenomen plan, ook in combinatie met andere plannen of projecten, niet zal leiden tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De gemeenteraad mag het bestemmingsplan Werklandschap Wijkevoort dus op grond van artikel 2.7 eerste lid Wet natuurbescherming vaststellen. Met de uitvoering van extern salderen vormt de bescherming van Natura 2000-gebieden verder geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Enkele delen van het plangebied zijn aangeduid als Natuurnetwerk Brabant. De verschillende onderdelen binnen het plangebied bestaan uit het Wijckermeer, het bos Hoogschoor, de Hultense Leij en de Groote Leij (zie Figuur).
In het zuiden ligt het Wijckermeer. Het Wijckermeer is een Zoete plas (beheertype N04.02) met een oeverzone die is aangewezen als Moeraszone (beheertype N05.01). Ten zuiden (langs de Vosheining) en deels ten oosten aansluitend op de moeraszone rondom het Wijckermeer ligt een tweetal bosstroken. Beide bosstroken zijn aangewezen als Droog bos met productie (beheertype N16.03). Uit de voor het plan uitgevoerde eco-hydrologische systeembeschrijving blijkt dat het Wijckermeer een basale ecologische waarde omvat. Bijzondere biotische en abiotische waarden of potenties ontbreken.
Het bosgebied Hoogschoor, ook wel aangeduid als Wijckerbos, ligt nabij het plangebied. Dit deel van het bos is aangeplant tijdens de ruilverkaveling in de jaren ’80 en bestaat hoofdzakelijk uit eikenbos (productiebos). In het bos staan oudere bomenrijen die voorheen als laanstructuur in het agrarisch gebied lagen. Een ondergroei is beperkt aanwezig. Het bosgebied is van waarde voor diverse vogelsoorten waaronder sperwer, appelvink, grote en kleine bonte specht, boomklever en boomkruiper.
De Hultense Leij is een gekanaliseerde, periodiek droogvallende waterloop die conform het provinciaal natuurbeheerplan ontwikkeld dient te worden tot een ecologische verbindingszone met een breedte van 25 meter voorzien met stapstenen (doelsoorten: amfibieën, dagvlinders en kleine zoogdieren). De Groote Leij is een eveneens gekanaliseerde maar jaarrond watervoerende beek. Ook hiervoor geldt een doelstelling voor ontwikkeling tot een ecologische verbindingszone van 25 meter (eveneens voor doelsoorten zoals amfibieën, dagvlinders en kleine zoogdieren).
Grenzend aan het Natuur Netwerk Brabant (NNB) heeft de provincie gebieden aangewezen die liggen in de Groenblauwe mantel. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor natuur betekent dit vooral het versterken van leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het NNB. De Groenblauwe mantel biedt ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap.
Het deel van het plangebied dat deel uitmaakt van de Groenblauwe mantel bestaat uit intensief beheerd agrarisch gebied in het beekdal van de Hultense Leij. Van oudsher lagen hier de soortenrijke hooilanden. Tegenwoordig heeft het gebied te lijden onder verdroging en vermesting vanuit het gevoerde landbouwregime. In lage dichtheden komen nog akker- en weidevogels voor zoals patrijs, gele kwikstaart en kievit. In het gebied is landschappelijke beplanting aanwezig in de vorm van een laan met iepen.
De beschrijving en beoordeling van de effecten is opgesplitst in een drietal thema’s: ruimtebeslag, versnippering en verstoring.
Ruimtebeslag
Er is geen sprake van vernietiging van het bosgebied Hoogschoor als onderdeel van het NNB. Ook de Groote Leij en Hultense Leij zijn integraal opgenomen in het planvoornemen en de waterlopen behouden hun huidige ligging binnen het plangebied. Voor beide evz’s wordt een breedte van 50 meter aangehouden.
Er is geen ruimtebeslag benodigd op de Groenblauwe mantel. Deze wordt deels bestemd als natuur (als onderdeel van de evz Hultense Leij) en deels als agrarisch met waarden.
Versnippering
In de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van een verhoogde barrièrewerking op het NNB voor het Wijckermeer en bos Hoogschoor. Wel ontstaan door de ontwikkeling aanvullende doorsnijdingen van de Groote Leij als EVZ ten opzichte van de referentiesituatie. De versnipperende werking op de functie als ecologische verbindingszone wordt vergroot met de realisatie van de hoofdontsluiting op de Burgemeester Letschertweg. Dit leidt tot negatieve effecten op de functionaliteit van het Natuurnetwerk.
Verstoring
Ten aanzien van verstoring door geluid, betreffende kwaliteit van het NNB, is een rekenmodel ontwikkeld. Middels dit model is duidelijk dat de huidige geluidsbelasting in het Werklandschap Wijkevoort reeds de grens voor goede akoestische kwaliteit van maximaal 45 dB overschrijdt. Er is in de huidige situatie sprake van geluidsverstoring door de A58 en vliegverkeer van Vliegbasis Gilze-Rijen. Er treden geen aanvullende effecten op vanuit verstoring op het NNB.
Mitigerende en compenserende maatregelen
Er worden mitigerende maatregelen genomen om negatieve effecten door versnippering en verstoring teniet te doen. Het versnipperende effect van de toekomstige ontsluitingsweg zal worden gemitigeerd door het realiseren van faunapassages. De beste maatregel hiervoor is een brug die de oeverzone mee overspant. Bovendien dient nachtelijke verlichting van de water- en oeverzone te worden voorkomen. Ook waar het bedrijventerrein direct grenst aan het bestaande NNB zijn voorzorgsmaatregelen nodig om verstoring te voorkomen: beperking van verlichting en beperking van schaduwwerking op de bosrand van het bos Hoogschoor. Hiervoor zijn in de Ontwikkelleidraad voorwaarden opgenomen.
Soortenbescherming
Vaatplanten
Er bevinden zich geen groeiplaatsen van beschermde of bedreigde flora binnen het plangebied. Er is geen sprake van negatieve effecten en een nadere effectbeschrijving en -beoordeling ten aanzien van beschermde flora is dan ook niet noodzakelijk. Er zal daarentegen wel sprake zijn van kansen met behulp van het groenblauwe raamwerk. Zo wordt ten behoeve van het vochtig maken van de ecologische verbindingszones het maaiveld ter plaatse verlaagd. De meest kansrijke plekken voor natuurontwikkeling bevinden zich in het beekdal van de Groote Leij en van de Hultense Leij, maar ook in het bosgebied tussen Wijckermeer en Hultense Leij.
Vleermuizen
Binnen het plangebied en de directe omgeving komen diverse vleermuissoorten voor. De gewone dwergvleermuis is gedurende het vleermuizenonderzoek het meest talrijk en verspreid waargenomen. Het plangebied maakt deel uit van het functionele leefgebied van de soort in de vorm van een enkele kraamverblijfplaats, een zomerverblijfplaats, diverse baltslocaties, een vaste vliegroute en foerageergebieden. Daarnaast blijkt de aanwezigheid van de rosse vleermuis, de watervleermuis en de franjestaart. De voorgenomen ontwikkeling heeft ingrijpende effecten voor bestaande verblijfplaatsen en het bijbehorende leefgebied van vleermuizen. Hiervoor is een ontheffing vanuit de Wet Natuurbescherming vereist.Het is aannemelijk dat deze verkregen wordt.
Grondgebonden zoogdieren
Uit vooronderzoek naar grondgebonden zoogdieren komt naar voren dat, verspreid over het gebied, geen beschermde muizensoorten maar wel algemene muizensoorten voor komen. Ook een soort als bruine rat en mol komen in het plangebied verspreid voor. In de open landbouwgebieden komt de licht beschermde haas voor. Konijnen komen voornamelijk voor in en rond het bosgebied ten noorden van het Wijckermeer. Ook zijn een vossenburcht en een dode vos gevonden in de bosschages rond het Wijckermeer. Ook reeën komen verspreid in het gebied voor en zijn aangetroffen rustend in het Wijckerbos en foeragerend in de omliggende akkers. Van de eekhoorn zijn geen waarnemingen gedaan. In de wijdere omgeving komt deze soort veelvuldig voor, maar door de geïsoleerde ligging van het plangebied en het ontbreken van naaldbomen of gemengd bos ontbreekt de soort. De das komt voor op Vliegbasis Gilze-Rijen. Uit de directe omgeving van het plangebied zijn incidentele waarnemingen van de das bekend. Uit gericht onderzoek met cameravallen is geen dassenburcht of essentieel leefgebied van dassen vastgesteld. Wel kan op basis van het onderzoek van uit worden gegaan dat het volledige plangebied deel uitmaakt van het essentiële leefgebied van de steenmarter, bunzing en wezel. Voor het verdwijnen van delen van dit leefgebied is een ontheffing vanuit de Wet Natuurbescherming vereist.
Vogels
Binnen en in de directe omgeving van de voorgenomen ontwikkeling is essentieel leefgebied van diverse vogels met jaarrond beschermde rust- en verblijfplaatsen vastgesteld. In totaal zijn 62 soorten broedvogels vastgesteld tijdens broedvogelonderzoek binnen het plangebied en de directe omgeving. Hieronder vallen algemene soorten van bos en park zoals tjiftjaf, vink en zwartkop. Het merendeel van de onderzochte soorten valt onder de erf-, bos- of weidevogels. Weidevogels zoals kievit, wulp en scholekster komen (in lage aantallen) voornamelijk voor in het noordwestelijk deel van het plangebied waar zich veel akkerland bevindt. In lage dichtheden komen enkele minder algemene agrarische soorten voor, zoals patrijs, gele kwikstaart en veldleeuwerik (allen Rode lijst-soorten), met name in het noordwesten van het gebied.
Rond de boerderijen binnen het plangebied komen verscheidene soorten erfvogels voor, zoals spreeuw, groenling, putter, witte kwikstaart en holenduif. Ook soorten als ekster, zwarte kraai en kauw worden veelvuldig (foeragerend) rond de erven gezien. In minimaal twee boerderijen bevinden zich nesten van boerenzwaluw.
Rond het Wijckermeer broeden voornamelijk algemene broedvogels in de smalle moeraszone rond het water. Er zijn 2 territoria van dodaars vastgesteld in het meer. In de Hultense Leij en de Groote Leij zijn enkele territoria vastgesteld van wilde eend, kuifeend, waterhoen en meerkoet.
Het bosgebied ten noorden van het Wijckermeer kent een vrij grote variatie aan broedvogels van bossen en parken. Door de aanwezigheid van oude laanstructuren valt het aantal holenbroeders op waaronder boomkruiper, boomklever, grote bonte specht en kleine bonte specht. In de wat oudere laanbomen langs de Hultenseweg zijn veel holten aanwezig waar soorten als koolmees, spreeuw, boomklever en boomkruiper in broeden.
Er is een aantal territoria van roofvogelsoorten vastgesteld in het gebied waarvan de nesten ook jaarrond beschermd zijn. Het gaat hierbij om kerkuil, steenuil, havik, sperwer en buizerd. Deels liggen de nesten in bossen buiten het plangebied, echter maakt het plangebied deel uit van het leefgebied. Ook de jaarrond beschermde soort huismus komt voor in het plangebied.
Voor de soorten met jaarrond beschermde nesten geldt dat de ontwikkeling leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor alle overige soorten geldt dat de nestplaatsen uitsluitend beschermd zijn gedurende de periode waarin deze nesten daadwerkelijk in gebruik zijn. Overtreding van de Wet Natuurbescherming is voor deze soorten te voorkomen door begroeiing, bebouwing etc. te verwijderen op een moment dat er geen vogels broeden. Overigens worden ook voor soorten waarvan de nestplaats niet jaarrond beschermd is maatregelen genomen om nieuw leefgebied te creëren. Zie hiervoor onder andere de Ontwikkelleidraad.
Amfibieën en reptielen
Er zijn geen reptielen waargenomen binnen het plangebied. Uit de wijde omgeving zijn de levendbarende hagedis en hazelworm bekend. De levendbarende hagedis is nergens in het gebied aangetroffen, ondanks de aanwezigheid van enkele min of meer geschikte plekken. Binnen het plangebied is de hazelworm niet aangetroffen vanwege het gebrek aan geschikte heideterreinen, zandverstuivingen en natuur met enige oppervlakte. Er zijn in het plangebied enkele licht beschermde amfibieënsoorten aangetroffen. Zowel op het land rond en in de Hultense Leij en Groote Leij komen verspreid beschermde bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad voor. Ook het Wijckermeer wordt gebruikt als voortplantingslocatie van bastaardkikker en bruine kikker.
Het bos Hoogschoor en het daardoor stromende deel van de Hultense Leij is omwille van haar karakteristieken geschikt voor de kleine watersalamander en vinpootsalamander. Beide soorten zijn verspreid aangetroffen in de ondiepe traag stromende beek. Het bos zal fungeren als landhabitat.
Voor de vinpootsalamander zal op basis van het voorgenomen plan geen achteruitgang plaatsvinden van het bestaande habitat. Wel zal de huidige, geïsoleerde populatie worden versterkt door het Groenblauwe Raamwerk mede in te richten voor deze doelsoort.
Overige beschermde soorten
Er zijn geen beschermde overige beschermde soorten (ongewervelden) aanwezig binnen het plangebied.
Ontheffing en Soortenmanagementplan
Voor de ontwikkeling van Wijkevoort tot bedrijventerrein is een Soortenmanagementplan (SMP) (zie bijlage 21) opgesteld, dat als basis dient voor een gebiedsgerichte ontheffing vanuit de Wet Natuurbescherming. Het doel van het SMP is dat niet de ingreep maar de beschermde soorten centraal worden gezet. Uitgangspunt is de staat van instandhouding op populatieniveau. Er is daarom op een grotere, ecologisch zinvollere schaal onderzoek uitgevoerd, namelijk tussen de A58, Burgemeester Letschertweg, Bredaseweg en Oude Leij/Prise d’eau. Om soorten in een gunstige staat van instandhouding te krijgen of te behouden worden pro-actief maatregelen genomen. Deze vinden met name plaats in het Groenblauw Raamwerk, maar ook daarbuiten op een perceel in Klein Tilburg en op een perceel aan de Gilzerbaan. De maatregelen omvatten onder andere het herbestemmen van bestaande bebouwing en daar waar mogelijk het behoud van bestaande erven en aanleg van nieuwe landschappelijke beplanting (zoals erfbeplanting). Daarnaast worden bij ingrepen zoals sloop en nieuwbouw consequent maatregelen voorgeschreven vanuit zorgvuldig handelen en voor het creëren van nieuwe biotopen en verblijfplaatsen (in toekomstige bedrijfsbebouwing). Deze eisen zijn opgenomen in de Ontwikkelleidraad.
Conclusie
Zowel vanuit de wettelijke en beleidsmatige gebiedsbescherming als vanuit de wettelijke soortenbescherming zijn maatregelen en voorwaarden aan het plan verbonden. Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming is het aspect stikstofdepositie relevant: er zullen mitigerende maatregelen genomen worden om te voorkomen dat er een hogere stikstofbelasting ontstaat op Natura 2000-gebieden.
Vanuit de wettelijke soortenbescherming is een (gebiedsgerichte) ontheffing aangevraagd voor aantasting van leefgebied van de beschermde soorten gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, watervleermuis, gewone grootoorvleermuis, steenmarter, bunzing, wezel, steenuil, kerkuil, buizerd, havik en sperwer. Door het opstellen van het SoortenManagementPlan en het verankeren van de te nemen maatregelen in het bestemmingsplan en in de Ontwikkelleidraad is er zicht op verlening van deze ontheffing.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Voorgenomen Ontwikkeling
De gemeente Tilburg is bezig met de voorbereiding van een nieuw bedrijventerrein aan de zuidwestzijde van Tilburg. In dit bestemmingsplan maakt de gemeente hiertoe een ontwikkeling van circa 35 hectare netto mogelijk. Dit is een deel van een uiteindelijk groter bedrijventerrein. Wijkevoort wordt ‘vraaggericht’ ontwikkeld. Dat betekent dat er bij het opstellen van het bestemmingsplan nog niet bekend is welke bedrijven zich gaan vestigen en hoe zij hun terrein in zullen richten. Er is daarom vooral gewerkt aan randvoorwaarden waar de bedrijven straks aan moeten voldoen.
6.2 Beleidskader
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken, beheer van vaarwegen en nautisch beheer. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.
De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’.
Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het PWR (Programma Water en Riolering) dat in 2020 is ingegaan. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
6.3 Duurzaam Watersysteem
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Tilburg. Aan de zuidzijde en de westzijde wordt het gebied begrensd door respectievelijk de snelweg A58 en de Noordwesttangent. Aan de noord-oostzijde is de begrenzing de Hultense Leij.
Oppervlaktewater
In het gebied zijn verschillende oppervlaktewateren aanwezig. In het centrum van het plangebied is de zandwinplas 'Wijckermeer' aanwezig. Lokaal is deze plas bekend als het "gat van Reef' of de 'put van Reef'. Deze plas heeft een oppervlak van ongeveer 16,5 hectare en een diepte van ongeveer 20 meter. Veel Tilburgers herinneren zich deze plas als een zwemplas.
Aan de noordoostzijde en de westzijde van de locatie zijn twee beken aanwezig: de Hultense Leij en de Groote Leij. Binnen het plangebied hebben deze beken veel zijtakjes. De grootste hiervan is de Berkeindloop. Deze heeft, net als de Hultense Leij en de Groote Leij een A-status op de legger van het waterschap. De overige watertjes hebben een B-status of geen/C-status. De beken behoren tot het stroomgebied Bovenloop Donge en wateren af richting het noordwesten.
Een uitsnede van de legger van waterschap Brabantse Delta is weergegeven in de onderstaande figuur.
Figuur Uitsnede legger waterschap Brabantse Delta
De Hultense Leij en de Groote Leij zijn bepalend in het landschap. Ze hebben beide EVZ-status. De EVZ-ontwikkeling wordt gezien als een autonome ontwikkeling die los van Wijkevoort wordt uitgevoerd voor een breedte van 25 meter. In verband met de ontwikkeling van Wijkevoort zullen de ecologische verbindingszones 50 meter breed worden. De kleine watertjes zijn in het verleden aangelegd voor de afvoer van overtollig (voor de landbouw) regenwater. Voor de ontwikkeling zullen deze watertjes, veelal bermsloten, worden gedempt. Dit zal naar verwachting een positieve invloed hebben op de grondwaterstanden in het gebied. Momenteel worden de grondwaterstanden in het gebied periodiek gepeild. Zodra meer duidelijk is over de plaats van de toekomstige bebouwing, de inrichting van het terrein en de eventuele ophoging zal een nadere modelstudie moeten worden uitgevoerd die de effecten op de grondwaterstanden en het oppervlaktewater duidelijk moet maken.
Regenwater
De ontwikkeling van het bedrijventerrein zal zorgen voor een toename van het verharde oppervlak. Er moet voor gezorgd worden dat deze toename niet zorgt voor een versnelde afvoer van regenwater. Conform het beleid van waterschap Brabantse Delta zal voor een bui van ten minste 60 mm berging gezocht moeten
worden. Hiervoor dient een waterberging te worden aangelegd, het regenwater mag niet geborgen worden in het huidige watersysteem.
De regenwateropgave is uitgewerkt in het rapport "Groen-blauw Raamwerk; Werklandschap Wijkevoort". Hierin is een raamwerk voor natuur en water uitgewerkt dat bestaat uit o.a. robuuste beekdalen, een groenblauw lint rondom de deelgebieden van het bedrijventerrein, het waterpark Wijckermeer. In deze waterparagraaf wordt het systeem kort toegelicht. Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport.
Figuur: schematische weergave Groen-blauw raamwerk
Het regenwater wordt primair opgevangen in de groenblauwe linten. In deze linten is voldoende ruimte om voor alle verharding 60 mm regenwater te bergen. De linten zijn aaneengesloten en kunnen het water daarom, naast het bergen, ook afvoeren. Daarnaast heeft het groenblauwe lint ruimte voor ecologie. In het bovengenoemde rapport zijn spelregels en rekenvoorbeelden opgenomen om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is voor het groenblauwe lint.
Vanuit de groenblauwe linten wordt het water, voor zover het niet al is geïnfiltreerd, afgevoerd naar het waterpark rondom het Wijckermeer. Rondom deze plas worden helofytenfilters aangelegd die het water bergen en zuiveren. Vanuit die helofytenfilters wordt het gezuiverde water afgevoerd naar het beeksysteem.
De totale hoeveelheid waterberging is meer dan 60 mm. Deze wordt immers in de groenblauwe linten aangelegd. De helofytenfilters rondom de plas zorgen voor aanvullende berging. Mocht er nog meer neerslag vallen dan kan het water vanuit de helofytenfilters overstromen naar het Wijckermeer.
Het systeem is zodanig ontworpen dat het ook bij een gedeeltelijke aanleg van Wijkevoort zal functioneren.
Afvalwater
Vooralsnog wordt hier uitgegaan van 'huishoudelijk afvalwater' van bedrijven (toiletten, kraantjes e.d.) en wordt geen rekening gehouden met eventueel proceswater.
De dichtstbijzijnde RWZI is van waterschap Brabantse Delta en ligt in Rijen. Het waterschap en de gemeente onderzoeken momenteel of er genoeg ruimte is op deze zuivering en in het transportsysteem. Als de zuivering niet voldoende capaciteit heeft zal moeten worden onderzocht wat het meest optimale alternatief is: uitbreiding van de RWZI in Rijen, plaatselijke zuivering of afvoeren naar een andere zuivering.
Een lokale zuivering wordt voor Wijkevoort niet wenselijk geacht. Het effluent van een dergelijke zuivering zal naar de beken moeten worden afgevoerd en dat is, gezien de EVZ-status van de beken, niet wenselijk.
Grondwater
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied ligt tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld. Daarmee is de ontwateringsdiepte voldoende voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Alleen in de beekdalen en direct rond het Wijckermeer is de grondwaterstand hoger. Het ondiepe grondwater stroomt in noordwestelijke richting. In de diepere pakketten is de invloed van de drinkwaterwinning te zien: daar buigt de stromingsrichting af richting de winning.
Op ca. 3 km ten oosten van het plangebied bevindt zich het pompstation Gilzerbaan. Op deze locatie wordt jaarlijks ca. 13 mln. m3 grondwater gewonnen dat als drinkwater wordt verspreid in Tilburg en Goirle. Het pompstation heeft een vergunning voor de jaarlijkse onttrekking van 18 mln. m3 grondwater (bron: Wateratlas Provincie Noord-Brabant).
Het is aannemelijk dat de drinkwaterwinning bijdraagt aan de verdroging in het gebied. Omdat de drinkwaterwinning al ruim 120 jaar oud is en de hoeveelheid onttrokken water in die tijd langzaam is toegenomen is die verdroging niet goed waarneembaar. Het ‘Groen-Blauw Raamwerk’ dat is opgesteld voor de ontwikkeling van Wijkevoort zorgt ervoor dat een groot deel van het regenwater kan infiltreren. Hiermee wordt gestreefd naar een vermindering van de droogte in deze omgeving. Rondom de drinkwaterwinning ligt een grondwaterbeschermingsgebied (zie onderstaande figuur). Hier gelden regels die gericht zijn op de bescherming van het grondwater. De regels zijn opgenomen in de Interim Omgevingsverordening van de provincie.
.
Figuur: grondwaterbeschermingsgebied t.b.v. drinkwaterwinning Gilzerbaan
6.4 Watertoets
De invloed van deze ontwikkeling op het watersysteem is groot. Deze waterparagraaf is daarom voor een vooradvies voorgelegd aan het waterschap. Daaraan voorafgaand is het waterschap al vaak, in verschillende onderzoeken voor verschillende thema's, betrokken. Deze conceptversie is op 21 juli 2020 naar het waterschap gestuurd voor advies. Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan heeft het Waterschap op 28 januari 2021 een positief wateradvies afgegeven.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Bedrijventerrein
Deze bestemming geldt voor een groot deel van het plangebied. Dit is een en globale bestemming waar bedrijven toegestaan zijn maar ook ontsluitingswegen, groen, landschappelijke inpassing, waterretentie enz. De plaats van de ontsluitingswegen en groen enz liggen niet op de verbeelding vast. Zolang gronden niet uitgegeven zijn voor bedrijfsdoeleinden kunnen de gronden aangewend worden voor tijdelijke natuur.
De toegelaten bedrijven zijn bedrijven uit de sectoren Smart Logistics en Smart Industry tot en met de milieucategorie 3.2. Gelet op de vraag naar bedrijfskavels zijn in principe alleen kavels van 5 hectare en groter toegestaan. Hiervan kan afgeweken worden voor het deelgebied ten zuid/westen van de Hultenseweg. het middendeel van het plangebied wordt grootschalig verkaveld, vanwege de vorm en hier zijn geen kleinere kavels toestaan. De andere 2 delen nabij het Wijckermeer lenen zich door de vorm meer voor om eventueel kleinere kavels te realiseren.
Via open normen, die ingevuld worden via beleidsregels die opgenomen zijn in de Ontwikkelleidraad, wordt gewaarborgd dat dit een energieneutraal, klimaatadaptief terrein is waar natuurinclusief wordt gebouwd. De Adviescommissie Wijkevoort en het kwaliteitsteam toetsen de plannen aan deze normen. Ook wordt in de Ontwikkelleidraad de profielen van de ontsluitingswegen vastgelegd. Hiermee wordt ook de landschappelijke inpassingen gegarandeerd. In de regels staat dat bedrijven zich ook aan de regels uit de Ontwikkelleidraad dienen te houden in het kader van het gebruik. Opvolgende gebruikers van het pand zijn zodoende ook gebonden aan de eisen uit de Ontwikkelleidraad. Omdat sprake is van een bestemmingsplan verbrede reikwijdte, betreft de te verlenen omgevingsvergunning meer dan uitsluitend bouwen. De omgevingsvergunning zal na oplevering van het gebouw dus niet ‘uitgewerkt zijn’ zoals dat bij een bouwvergunning sec wel geldt. Om die reden zijn ook opvolgend gebruikers van een pand (zoals huurders) gehouden aan de voorschriften uit de omgevingsvergunning. Op deze manier werkt de Ontwikkelleidraad door op opvolgende gebruikers.
De bouwregels laten een hoogte van 15 meter toe. Er is een afwijking naar 25 meter mogelijk voor een deel van de kavel waarbij een minimale afstand tot de perceelsgrens in acht genomen moet worden.
Er is een verplichting opgenomen dat een evenredig deel van het groen-blauw raamwerk aangelegd dient te zijn voordat de uitgegeven gronden in gebruik genomen mogen worden. In de bijlage Groenblauw Raamwerk van KruitIKok staat beschreven welke maatregelen er getroffen moet worden. Het Groenblauw raamwerk wordt gerealiseerd binnen de bestemming Natuur, de bestemming Groen en voor een deel op de uit te geven kavels.
Daarnaast dienen de maatregelen uit het Soorten management plan uitgevoerd en in standgehouden te worden. Tot slot is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen die het realiseren van het bedrijventerrein koppelt aan het beëindigen en beëindigd houden van het houden van vee in de bedrijven aan de Prinsenhoef 2 en Vosheining 6 in het kader van het extern salderen t.b.v. om te voorkomen dat er een hogere stikstofbelasting ontstaat op Natura 2000-gebieden.
Natuur
De bestaande en de te ontwikkelen natuur heeft de bestemming Natuur gekregen. Dit betreft het Wijckermeer en de ecologische verbindingszones Hultense Leij en Groote Leij en het gebied tussen de Groote Leij en de Burg. Letschertweg.
Agrarisch met Waarden
Dit betreft het deel van het plangebied dat is gelegen ten noorden van de Hultense Leij nabij Klein Tilburg en een perceel nabij de Gilzerbaan. Dit gebied is nu in gebruik als agrarische grond. Deze locatie is van belang voor het Soorten Management Plan (zie paragraaf 5.9). Hier is agrarisch gebruik mogelijk echter alleen met in achtneming van de te ontwikkelen landschappelijke en natuurwaarden in het kader van het Soorten Management Plan.
Wonen Buitengebied
Deze bestemming is toegekend aan de agrarische bedrijfswoning Prinsenhoef 2. De agrarische bestemming is opgeheven en ter plaatse kan gewoond worden alsmede kan het perceel gebruikt worden voor maatschappelijke doelstelling b.v. in kader van Stadsbos 013.
Groen
Het deel van het groen blauw raamwerk dat op openbaar gebied aangelegd wordt en grenst aan de Hultense Leij en de weg Wijkevoort heeft de bestemming Groen gekregen.
Verkeer en verblijf
Deze bestemming is toegekend aan de Hultenseweg. Deze weg behoudt zijn huidige functie. Door de aanduiding cultuurhistorische waarde worden de waardevolle bomenrij langs de weg beschermd.
Verkeer
De aansluiting op de Burgemeester Letschertweg heeft deze bestemming gekregen.
Waarde Archeologie
Op basis van het archeologisch onderzoek hebben de gronden een dubbelbestemming Archeologie gekregen. Voorafgaand aan de ontwikkeling zal er een nader archeologisch onderzoek dienen plaats te vinden.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 14 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing en een regeling over de ruimte tussen gebouwen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 15 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 16.
Algemene aanduidingsregels
In artikel 17 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld. Het betreft met name de luchtvaartverkeerszones vanwege de nabijheid van vliegveld Gilze Rijen.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 18 .
Verwezenlijking in de naaste toekomst
Veel gronden in fase 1 van het plangebied Wijkevoort zijn in eigendom van de gemeente Tilburg. Voor de beoogde ontwikkeling zijn nog de volgende percelen nodig die binnen de gemeente Tilburg kadastraal geregistreerd staan als:
-
Gemeente Tilburg, sectie AG, nummer 4821;
-
Gemeente Tilburg, sectie AG, nummer 4822;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 123;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 124;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 125;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 138;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 139;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 148;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 151;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 152;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 166;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 192;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 196;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 197;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 204;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 208;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 231;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 256;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 263;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 264;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 273;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 274;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 345;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 409;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 937;
-
Gemeente Tilburg, sectie AH, nummer 941;
De Wet ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid om in het bestemmingsplan gronden aan te wijzen waarvan de verwezenlijking in de naaste toekomst noodzakelijk is. Het effect van aanwijzing op grond van artikel 3.4 Wro is dat, indien de gemeente hetgeen onteigend moet worden niet bij minnelijke overeenkomst heeft verkregen, de gemeente de onteigenende partij die bij koninklijk besluit is aangewezen als eigenaar kan dagvaarden, teneinde de onteigening te horen uitspreken en het bedrag van schadeloosstelling te horen bepalen. Het dagvaarden kan in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure nadat het bestemmingsplan verbrede reikwijdte samen met het exploitatieplan is vastgesteld door de gemeenteraad (ex artikel 3.36b lid 1 onder b. Wro). Dagvaarden hoeft daarmee niet te wachten tot het moment dat het bestemmingsplan en/of het exploitatieplan onherroepelijk is geworden.
Overeenkomstig artikel 3.8 lid 1 onder c Wro dienen degenen die in de registers van het kadaster vermeld staan als eigenaar van de betreffende gronden of rechthebbende op een beperkt recht waaraan die gronden zijn onderworpen, tijdig hiervan afzonderlijk in kennis worden gesteld. Benadrukt wordt overigens dat de gemeente zich tijdens de vereiste onteigenings- en bestemmingsplanprocedure zich zal blijven inspannen voor een oplossing langs de minnelijke weg.
Overige regels
Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 20 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 geldt de verplichting tot het gelijktijdig vaststellen van een exploitatieplan met het vaststellen van een bestemmingsplan, indien het bestemmingsplan voorziet in bouwplannen, zoals genoemd in artikel 6.12 lid 1 Wro juncto artikel 6.2.1 Bro. De raad kan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien sprake is van de in artikel 6.12 lid 2 Wro genoemde omstandigheden.
Het vaststellen van een exploitatieplan is verplicht in situaties waarin de gemeente geen eigenaresse is van alle gronden in het plangebied of waarin de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet over alle gronden binnen het plangebied een overeenkomst heeft gesloten over het kostenverhaal. In deze situaties is het kostenverhaal niet (geheel) anderszins verzekerd. Het exploitatieplan is dan de grondslag voor het publiekrechtelijke kostenverhaal. In het exploitatieplan is het kostenverhaal geregeld en zijn onderwerpen uit het bestemmingsplan nader uitgewerkt om het kostenverhaal goed te kunnen onderbouwen.
De ontwikkelingen in het plangebied vinden plaats op initiatief van de gemeente Tilburg. Alle kosten en risico’s die verband houden met de realisatie van de ontwikkeling komen voor rekening van de gemeente.
Tegelijkertijd met het bestemmingsplan wordt het exploitatieplan Wijkevoort in procedure gebracht conform artikel 6.12 en verder van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Hierdoor wordt het kostenverhaal geregeld. Met vaststelling van dit exploitatieplan is de economische uitvoerbaarheid van het plan gewaarborgd.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg En Omgevingsdialoog
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Werklandschap Wijkevoort op 7 april 2017 gepubliceerd in Gemeenteblad
9.2 Omgevingsdialoog
Op 18 april 2017 is een inloopavond gehouden over de start van de m.e.r.-procedure in Wijkcentrum Heyhoef.
In de periode van juni tot en met september 2020 is de omgevingsdialoog voor de planontwikkeling Wijkevoort gevoerd. Deze bestond uit 6 bijeenkomsten waarvan de eerste op 18 juni en de laatste op 1 september. Vanwege de coronamaatregelen heeft het college er in eerste instantie voor gekozen om de omgevingsdialoog volledig digitaal te voeren. Deze omgevingsdialoog bestond uit 2 plenaire sessies (de eerste en laatste bijeenkomst) en 3 themasessies. Aanvullend is er een extra fysieke bijeenkomst georganiseerd. Tijdens de plenaire sessie konden bewoners via Whatsapp vragen en opmerkingen insturen. Deze werden tijdens een live uitzending behandeld door de gemeente. Tijdens deze twee sessies zijn door 51 personen in totaal ruim 700 vragen ingediend. Gezien de hoeveelheid vragen is een deel van de vragen achteraf beantwoord en zijn alle vragen en antwoorden achteraf op www.tilburg.nl/wijkevoort geplaatst. Ook de uitzendingen zijn via Youtube terug te zien.
Tijdens de drie themasessies is via Zoom met bewoners de dialoog gevoerd. In deze themasessies is ingegaan op ‘nut & noodzaak’, ‘milieueffecten’ en ‘ontwerp en duurzaamheid’. Geïnteresseerden hebben zich aangemeld voor deze sessies. Per sessie waren er 65-70 personen aanwezig. Van iedere sessie is een verslag gemaakt. Deze verslagen zijn geplaatst op www.tilburg.nl/wijkevoort.
Op verzoek van omwonenden tijdens de omgevingsdialoog is er op 1 september nog een fysieke bijeenkomst georganiseerd in het kader van de omgevingsdialoog. De informatie van deze avond was algemeen van aard waarbij opnieuw in gesprek gegaan is en bewoners de kans gekregen hebben om hun reacties en vragen kenbaar te maken.
De reacties die tijdens de omgevingsdialoog zijn gesteld zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
-
Economie: Arbeidsmarkt, Arbeidsmigranten, nut & noodzaak, effecten Coronacrisis, geïnteresseerde bedrijven en het uitgifteproces.
-
Besluitvorming: bestemmingsplanprocedure, bezwaar maken en de omgevingsdialoog,
-
Landschappelijke inpassing waaronder de omvang, bouwhoogte, locatiekeuze, het advies van het College van Rijksadviseurs en wijze waarop de bedrijven landschappelijk ingepast gaan worden.
-
Natuur & ecologie: Soortenbescherming, Soortenmanagementplan (natuurcompensatie fauna) en de borging hiervan en het effect van de ontwikkeling op de natuur.
-
Klimaat: energie en effect op het klimaat.
-
Verkeer: Hoeveelheid extra verkeer en veranderende verkeersstromen
-
Milieu: MER, de toegestane milieucategorieën en het effect op geluid, lucht, geur en stikstof.
-
Recreatie: Hoe wil de gemeente het bedrijventerrein combineren met recreatie?
-
Financieel: Wat zijn de kosten en baten van Wijkevoort en hoe wordt er omgegaan met planschade?
zie bijlage 22
Daarnaast heeft er een groot aantal overleggen met een planteam bestaande uit omwonenden, bedrijven en andere belanghebbenden plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de omgevingsdialoog is het plan op een groot aantal punten aangepast. De belangrijkste aanpassingen zijn:
-
Er is gekozen voor het "compacte' model; geen sprong over de (gedeeltelijk te verleggen) Hultense Leij;
-
Een strook van 25 meter aangrenzend aan de EVZ Hultense Leij heeft de bestemming "groen" gekregen;
-
De maximale milieucategorie is teruggebracht naar 3.2.;
-
Voorkeur van de ontsluiting via een Cul-de-sac ipv ringstructuur;
-
Naar aanleiding van opmerkingen van het planteam is een groot aantal aanpassingen in de regels doorgevoerd.
De raad is op 31 augustus 2020 in gesprek gegaan met de stad over de nota Toekomst Bestendige Werklocaties in het algemeen en Wijkevoort in het bijzonder.
Daarnaast heeft het Planteam Wijkevoort 6 adviezen uitgebracht m.b.t. het Groenblauw raamwerk, de mer, het Soortenmanagementplan, de duurzaamheid, het bestemmingsplan/ de ontwikkelleidraad en het verkeersadvies. Deze adviezen zijn voor een groot deel overgenomen. Een aantal adviespunten heeft geleid tot aanpassing van het plan. Voor een gedetailleerde beschrijving van het advies en de reactie hierop wordt verwezen naar de bijlage 25.
Op 11 maart 2021 heeft de GGD Hart van Brabant op verzoek van de gemeente advies uitgebracht over de planontwikkeling Wijkevoort. Dit advies is genaamd ‘Beschouwing kansen voor gezondheid Werklandschap Wijkevoort’ (bijlage 28). Het gaat om reflectie op de ontwikkeling van het plan, de wijze waarop aan de zorgen van bewoners is gewerkt en of er nog onbenutte kansen liggen voor gezondheid. Een aantal adviespunten heeft geleid tot aanpassing van de ontwikkelleidraad. Voor een gedetailleerde beschrijving van het advies en de reactie hierop wordt verwezen naar de bijlage 29.
9.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:
Instantie | Opmerkingen? | ||
Provincie Noord-Brabant Directie ROH | ja | ||
Ministerie van I&M, Rijkswaterstaat Noord-Brabant, Afdeling IPA | ja | ||
Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid | ja | ||
Waterschap Brabantse Delta | ja | ||
Brabant Water | nee | ||
Nederlandse Gasunie, District West | ja | ||
BORT BZW | ja | ||
Brandweer Midden-West Brabant | nee | ||
College van Burgemeester en Wethouders van Gilze en Rijen. | ja | ||
College van Burgemeester en Wethouders van Waalwijk | ja |
In bijlage 24 worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van Burgemeester en wethouders wordt vermeld. De vooroverleg reacties hebben geleid tot een aantal aanpassingen van het bestemmingsplan.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan verbrede reikwijdte Werklandschap Wijkevoort 2020, het ontwerp exploitatieplan werklandschap Wijkevoort, 1ste fase, 2021, het Milieueffectenrapport en de Ontwikkelleidraad Werklandschap Wijkevoort hebben van 5 april 2021 tot en met 17 mei 2021 ter inzage gelegen waarbij de mogelijkheid bestond tot het indienen van zienswijzen.
Bij de gemeente zijn gedurende de periode van tervisielegging 502 zienswijzen binnengekomen. Na het toezenden van de ontvangstbevestigingen hebben 6 indieners hun zienswijzen ingetrokken omdat men niet de bedoeling had een zienswijze in te dienen. De meerderheid van de zienswijzen zijn afkomstig van personen en bedrijven in de (verre) omgeving van het plangebied.
Er is een Nota zienswijzen (zie bijlage 31) opgesteld.
In deze Nota behandeling zienswijzen is als volgt opgebouwd.
-
Een algemeen deel waarin een algemene reactie gegeven is op een groot aantal onderwerpen die in veel zienswijzen terugkomen;
-
Vervolgens een deel waarbij per ingediende zienswijze een meer gedetailleerde reactie wordt gegeven (waar nodig) waarbij ook wordt aangegeven of de zienswijze of reactie aanleiding heeft gegeven om een ontwerp plan aan te passen;
-
Vervolgens een overzicht van nagenoeg gelijkluidende formulieren waarop indieners konden aangeven op welk onderdeel men bezwaar had tegen het ontwerp bestemmingsplan;
-
Tot slot een overzicht van antwoorden op vragen die gesteld zijn door insprekers tijdens de raadsbehandeling van het raadsvoorstel inzake Wijkevoort.
De zienswijzen hebben op de volgende punten geleid tot aanpassingen ten opzichte van het ontwerp plan:
-
Behoud opstallen Hultenseweg 8, 13 en 35;
-
De weg Wijkevoort met laanbeplanting te behouden;
-
Afwijkingsmogelijkheid van de maximale bouwhoogte beperken;
-
Ruimtelijke geleding, inpasbaarheid en omvang van de gebouwen toevoegen als open norm;
-
Uitsluiten biovergistingsinstallaties
-
Opname veiligheidszone gasdrukregel- en meetstation;
-
Ontsluiting kavel begrensd door Hultenseweg, Wijckermeer en Wijckerbos;
-
Uitsluiten mogelijkheid zonnepanelen op Wijckermeer op basis van de huidige techniek;
-
De monumentale bomen opnemen op Boomwaardenkaart I
Bijlage 1 Masterplan Wijkevoort
Bijlage 1 Masterplan Wijkevoort
Bijlage 2 Groen Blauw Raamwerk Werklandschap Wijkevoort
Bijlage 2 Groen blauw raamwerk werklandschap Wijkevoort
Bijlage 3 Ontwikkelleidraad Werklandschap Wijkevoort
Bijlage 3 ontwikkelleidraad Werklandschap Wijkevoort
Bijlage 4 Prognoses Bedrijventerreinen
Bijlage 4 Prognoses bedrijventerreinen
Bijlage 5 Marktonderzoek
Bijlage 6 Afsprakenkader Bedrijventerreinen
Bijlage 6 Afsprakenkader bedrijventerreinen
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek
Bijlage 8 Milieueffectrapport
Bijlage 9 Mer Geluid
Bijlage 10 Mer Geur
Bijlage 11 Mer Luchtkwaliteit
Bijlage 12 Mer Natuur
Bijlage 13 Mer Stikstof
Bijlage 14 Mer Externe Veiligheid
Bijlage 14 MER externe veiligheid
Bijlage 15 Mer Achtergrondrapport
Bijlage 15 MER achtergrondrapport
Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 16 Akoestisch onderzoek
Bijlage 17 Geuronderzoek
Bijlage 18 Externe Veiligheid
Bijlage 19 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 19 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 20 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 20 Stikstofdepositie onderzoek
Bijlage 21 Soortenmanagementplan
Bijlage 21 Soortenmanagementplan
Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 22 Verslag omgevingsdialoog
Bijlage 23 Passende Beoordeling
Bijlage 23 Passende beoordeling
Bijlage 24 Vooroverlegreactienota
Bijlage 24 Vooroverlegreactienota
Bijlage 25 Planteamadvies En Reactie
Bijlage 25 Planteamadvies en reactie
Bijlage 26 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 26 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 27 Akoestisch Rapport Reconstructie
Bijlage 27 Akoestisch rapport reconstructie
Bijlage 28 Ggd Advies
Bijlage 29 Reactie Op Ggd Advies
Bijlage 29 Reactie op GGD Advies
Bijlage 30 Akoestisch Onderzoek Thv Reeshof-koolhoven
Bijlage 30 Akoestisch onderzoek thv Reeshof-Koolhoven
Bijlage 31 Nota Behandeling Zienswijzen Wijkevoort Totaal
Bijlage 31 Nota behandeling zienswijzen Wijkevoort totaal
Bijlage 32 Archeologisch Verkennend Booronderzoek
Bijlage 32 Archeologisch verkennend booronderzoek
Bijlage 33 Toetsingsadvies Commissie Mer
Bijlage 33 Toetsingsadvies commissie Mer