KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Stedenbouwkundige Motivatie
1.5 Technische Infrastructuur
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Gemeente
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.4 Volkshuisvesting
3.5 Groen En Speelruimte
3.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Milieuhinder Bedrijven
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Vuurwerk
4.6 Trillinghinder Railverkeer
4.7 Geluid
4.8 Lucht
4.9 Geur
4.10 Bodem
4.11 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Beleidskader
5.3 Toekomstige Situatie
5.4 Duurzaam Watersysteem
5.5 Watertoets
5.6 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijze Waterschap De Dommel.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Omgevingsdialoog
8.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Archeologisch Bureau- En Booronderzoek
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 3 Quick Scan Beschermde Soorten Plangebied De Kraan 37
Bijlage 4 Externe Veiligheid
Bijlage 5 Weg- En Railverkeerslawaai
Bijlage 6 Onderzoek Trilling Ten Gevolge Van Railverkeer
Bijlage 7 Bea Zomereik
Bijlage 8 Bea - Verplantbaarheidsonderzoek
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 10 Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 11 Bodemonderzoek
Bijlage 12 Standaard Adviesbrief Brandweer 2020
Bijlage 13 Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling Incl. Aerius-berekening
Bijlage 14 Besluit Vormvrije M.e.r.
Bijlage 15 Activiteiten- En Mitigatieplan De Kraan 37 Berkel-enschot
Bijlage 16 Besluit Provincie Inzake Kerkuil De Kraan 37 B-e
Bijlage 17 Bergingsberekening Regenwater De Kraan 37 Berkel-enschot
Bijlage 18 Verslag Omgevingsdialoog De Kraan 37 B-e
Bijlage 19 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Koningsoord Berkel-Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 13-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Koningsoord Berkel-Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2018006-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 14.3 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtergevelrooilijn

De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.10 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.

1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.13 beperkt kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.14 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.15 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde bijlage 2 Boomwaardekaart.

1.16 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.21 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.30 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.31 carport

Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.

1.32 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.33 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening.

Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.

1.34 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.35 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.36 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.38 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.39 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.40 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.42 geluidshinderlijke inrichtingen

Inrichtingen genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

1.43 geluidsscherm

Geluidwerende voorziening van hard materiaal (beton, glas e.d.).

1.44 geluidswal

Geluidwerende voorziening van aarde.

1.45 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.46 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.47 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.48 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.49 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.50 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.51 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 hoogteaccent

Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.

1.53 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.54 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige

wooneenheden (kamerverhuur).

1.55 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.56 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. seksuele en erotische dienstverlening;

  2. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;

  3. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;

  4. horeca.

1.57 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.58 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.59 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.60 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.61 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.62 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.63 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.64 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.65 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.66 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.67 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.68 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.69 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.70 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.71 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.72 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.73 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.74 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.75 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.77 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een inrichting waarvoor krachtens het Activiteitenbesluit regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

1.78 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.79 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.80 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.81 studentenhuisvesting

Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.

1.82 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.83 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.84 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.85 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.86 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.87 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.88 vuurwerkbesluit

Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.

1.89 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.90 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.91 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.92 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.93 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.94 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

1.95 zeer kwetsbaar object

Kwetsbare objecten waarbij de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident, zoals basisscholen, ziekenhuizen en verzorgingscentra zoals omschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg ('veilig en verantwoord ontwikkelen').

1.96 zorgwoningen

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. parkeergelegenheid op eigen terrein;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergrondse bouwwerken

8.2 Hoofdtoegang woningen

8.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

8.4 Ruimte tussen bouwwerken

8.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 aandachtsgebied trillingshinder

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'aandachtsgebied trillingshinder' de volgende regels:

  1. Het bouwen van bouwwerken voor de functies gezondheidszorg, wonen, onderwijs, kantoor, bijeenkomsten en kritische werkruimten (bepaalde ruimten in laboratoria, operatiekamers of studiezalen) is uitsluitend toegestaan indien door middel van een dynamische berekening van de trillingssterkte is aangetoond dat de streefwaarden voor nieuwe situaties, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

  2. In afwijking van de regel onder a is het bouwen van bouwwerken voor de functies gezondheidszorg, wonen, onderwijs, kantoor, bijeenkomsten en kritische werkruimten (bepaalde ruimten in laboratoria, operatiekamers of studiezalen) ook toegestaan indien:

  1. alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen, en

  2. door middel van een dynamische berekening van de trillingshinder aangetoond is dat de streefwaarden in bestaande situaties, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

  1. Afwijken van de streefwaarden trillingshinder.
    Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de streefwaarden genoemd onder a. en b. indien de te treffen trillingsreducerende maatregelen om te voldoen aan de streefwaarden onevenredig zijn in relatie tot de beperking van de trillingshinder als gevolg van deze maatregelen.
    Bij het bepalen van de onevenredigheid dient onder andere te worden ingegaan op:

  • De mate waarin de trillingssterkte voorkomt (hoe vaak worden de streefwaarden zoals genoemd behorende bij “nieuwe situaties” overschreden);

  • De aanwezigheid van andere trillingsbronnen (achtergrondtrillingen);

  • Toepassing van trillingsreducerende maatregelen en de effecten ervan na toepassing op de trillingssterkte Vmax en Vper;

  • De doeltreffendheid en de doelmatigheid van de maatregelen.

10.2 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

11.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m².

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

14.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.3 Parkeerregeling

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Koningsoord Berkel-Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37)".

Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van 25 grondgebonden/sociale huurwoningen, één vrijstaande woning en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een 'gewone' woning te Berkel-Enschot. Het betreft het perceel sectie A, nr. 3472,4276, 5086, 5087, 5088, 5089, plaatselijk bekend als De Kraan 37, 37a, 37b. Ter plaatse was voorheen een aannemersbedrijf gevestigd behorende tot milieucategorie 3.1 met een bijbehorende bedrijfswoning. Met de aankoop van het perceel door Tiwos is het bedrijf ter plaatse beëindigd en worden de huidige bijgebouwen gesloopt.

[image]

schetstekening plangebied

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan

worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de

visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke

situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en

randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De

toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat het bouwen van 25 grondgebonden woningen, één vrijstaande woning en het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een 'gewone' woning aan De Kraan te Berkel-Enschot. Het plangebied maakt deel uit van de nieuwe woonwijk Koningsoord in Berkel Enschot waar tot voor kort een aannemingsbedrijf gevestigd was met bijbehorende bedrijfswoning.

[image]

situering plangebied binnen Tilburg/Berkel-Enschot

Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in Berkel-Enschot en wordt globaal begrensd door het Rauwbrakenpad in het noorden, De Kraan in het oosten, sportvelden Rauwbraken in het zuiden en de Koningsoordlaan/spoorlijn Tilburg - Den Bosch in het westen. Het betreft de percelen De Kraan 37, 37a en 37b te Berkel Enschot.

[image]

ligging plangebied aan De Kraan 37, 37a en 37b Berkel Enschot

[image]

situering woningen en toekomstig openbaar plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Onderhavig bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Koningsoord 2017', dat is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 11 september 2017 en onherroepelijk is geworden d.d. 31 januari 2018. Binnen het bestemmingsplan 'Koningsoord 2017' zijn de percelen bestemd als 'Bedrijf'.

[image]

Uitsnede vigerende bestemmingsplan

1.4 Stedenbouwkundige Motivatie

De locatie maakt deel uit van het plangebied Koningsoord dat zich ten zuidwesten van de dorpskern Berkel en ten noordwesten van de dorpskern Enschot bevindt. De locatie ligt ten zuiden van de fietstunnel Rauwbrakenpad die vanaf De Kraan onder de spoorlijn Tiburg- Den Bosch door gaat. Tussen de spoorlijn en de ontwikkellocatie is de nieuwe gebiedsontsluitingsweg voor het gebied Koningsoord voorzien, de Koningsoordlaan. Het perceel had tot voor kort de bestemming bedrijf met bedrijfswoning. Aan de zuidzijde van het perceel bevinden zich sportvoorzieningen, Sportpark Rauwbraken.

Het plan voor de totale ontwikkeling Koningsoord is te karakteriseren als het creëren van een nieuw dorpscentrum voor Berkel-Enschot en het toevoegen van circa 900 nieuwe woningen. De Koningsoordlaan verbindt het gebied met de regionale schaal. De verkeersstructuur takt aan op bestaande historische linten en het fijnmazig netwerk van wegen in het dorp. De voorgestelde bouwvelden sluiten in maat en schaal aan op de bestaande bebouwing van Berkel-Enschot. De nieuwe woonbuurten worden op min of meer gelijkwaardige wijze opgebouwd. Uitgangspunt is om te komen tot een specifiek dorps woonmilieu. Bij de invulling van de bouwvelden fungeren de Gereedschapskist Dorpsmilieu en het Beeldkwaliteitsplan Koningsoord als leidraad.

De ontwikkeling bestaat uit het toevoegen van 25 grondgebonden woningen met de intentie deze als sociale huurwoningen te realiseren, het omzetten van de voormalige bedrijfswoning De Kraan 37 in een reguliere woning en het toevoegen van één nieuwe woning aan De Kraan (type vrijstaand). De verkaveling is afgestemd op de geluidaspecten van het spoor en de Koningsoordlaan. Door richting deze geluidbronnen aaneengesloten bebouwing toe te passen zijn de achtergevels van de woningen en de tuinen geluidluw.

Aan De Kraan ontstaat bebouwing die in lijn is met de dorpse linttypologie. De bestaande boom op het perceel aan de noordoostzijde van het plangebied waarop de vrijstaande woning wordt gerealiseerd, blijft gehandhaaft. Het oorspronkelijke idee om op dit perceel een tweekapwoning te realiseren is vanwege de bestaande boom verlaten met als resultaat dat sprake is van 1 vrijstaande woning. Om een goede afweging te kunnen maken of de boom behouden kan worden, is er een bomeneffectanalyse uitgevoerd (bijlage 7). In het bestemmingsplan worden regels opgenomen die het voortbestaan van de boom waarborgen.

Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een groenstructuur met volwassen bomen die gehandhaafd blijft en bijdraagt aan de kwaliteit van het nieuwe buurtje. Centraal in het plan is een groene (speel)ruimte voorzien en er is voldoende ruimte voor parkeren gereserveerd.

Tegen het opheffen van de huidige bedrijfsbestemming bestaat vanuit economisch perspectief geen bezwaar. Omdat het plan qua verkaveling goed aansluit op de overige bouwvelden in Koningsoord en het dorpslint De Kraan respecteert, betreft het een ontwikkeling die stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Binnen de nieuwe planologische kaders is het goed mogelijk de gewenste dorpse uitstraling en sfeer te realiseren. Het plan voegt iets toe aan het woningenpalet in Berkel-Enschot omdat het voorziet in sociale huurwoningen.

1.5 Technische Infrastructuur

Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking

getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch

wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is

op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de

inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van

de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.

In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op

doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels

opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en

deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan

bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de

gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een

bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing

zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe

ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet

een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een

of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde

projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.

Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van

de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro

vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de

bij het Barro behorende kaarten.

De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.

Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van

strijdigheid met nationale belangen.

2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting.

Wonen en duurzame verstedelijking

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2030 moet Tilburg volgens de actuele prognoses van de provincie (september 2020) met 14.000 woningen groeien. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De netto bouwopgave tot 2030 bedraagt daarmee meer dan 1.400 woningen per jaar aangezien we ook onttrekkingen moeten compenseren. In de stedelijke ontwikkelstrategie waar momenteel aan gewerkt wordt zullen we de concrete opgave nader duiden.

De woningbouwopgave voor Tilburg wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Vanwege de gewenste kwalitatieve samenstelling daarvan, zoals de behoefte aan verschillende woonmilieus, komt het zeer beperkt voor dat daarbij ook locaties buiten het bestaand stedelijk gebied verkend worden. Gelet op de toegenomen groeibehoefte verkennen we in de genoemde stedelijke ontwikkelstrategie of de behoefte aan ontwikkelingen buiten stedelijk gebied nodig is.

Het plan dat betrekking heeft op de bouw van 25 grondgebonden/sociale huurwoningen, 1 vrijstaande woning en het omzetten van een bestaande vrijstaande bedrijfswoning naar ‘gewone’ woning ter plaatse van De Kraan 37 past ruimschoots binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context (ingevolge artikel 3.1.6. Bro). Over de samenhang van dit plan met de kwalitatieve woningbouwopgave verderop meer in paragraaf 3.4 Volkshuisvesting.

Hiermee wordt gesteld dat sprake is van een duurzame verstedelijking en dat toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6 Bro.

2.2 Provincie

2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de

Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het

doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare

leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle

aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht (zie hierna 2.2.3). De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim

omgevingsverordening is relatief beleidsarm.

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten.

Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen.

  • De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.

  • De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken, voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.

  • De provincie zet in op het vergroten van nabijheid als strategie om groei van de (auto)mobiliteit te beperken. Nabijheid en functiemenging van wonen, werken en voorzieningen dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe (en vernieuwing van) economische activiteiten.

2.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een

actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke

onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar

2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet

rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke

ordening biedt.

2.2.3 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november

2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim

omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening,

Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de

Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de

genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen

nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder

vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze

definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden,

in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige

planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en

instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld

bestemmingsplannen en besluiten).

Relatie Interim omgevingsverordening - ontwikkeling

De locatie is gelegen binnen het werkingsgebied Stedelijk gebied, binnen de onderverdeling stedelijk

concentratiegebied. De ontwikkeling kan gezien worden als een duurzame stedelijke ontwikkeling en is passend binnen de regionale afspraken. Voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.42 lid 2 uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

2.3 Gemeente

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Relatie omgevingsvisie - ontwikkeling

De planlocatie De Kraan 37 betreft een dorpsontwikkeling bestaande uit 25 sociale huurwoningen, 1 vrijstaande woning en het omzetten van een bestaande vrijstaande bedrijfswoning naar een 'gewone' woning. In het plan is rekening gehouden met woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar Dorps wonen. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de Woonvisie. Het betreft een ontwikkeling van woningbouwcoöperatie Tiwos en is passend binnen de Omgevingsvisie Tilburg 2040.

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

3.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

Aanleiding

Ten zuiden van de fietstunnel onder de spoorlijn Tilburg - 's-Hertogenbosch worden 26 woningen gebouwd. De bestaande bedrijfswoning zal worden omgezet naar een 'normale' woning. De toekomstige gebiedsontsluitingsweg (en eventueel aan te leggen tijdelijke bouwweg) maakt geen onderdeel uit van dit plangebied Koningsoord 2017, 1e herziening (De Kraan 37).

3.3.1 Historische geografie

  • Ligging: het plangebied ligt in het noordwestelijke deel van de bebouwde kom van Enschot langs het lint De Kraan met in de nabijheid enige laatnegentiende-eeuwse bebouwing.

  • Het plangebied is gelegen pal ten westen van de Overhoek Koningsoord waar in de komende jaren op het vrijgekomen terrein van het trappistinenklooster een nieuw dorpscentrum gerealiseerd zal worden.

  • Landschap: de landschappelijke context die het gebied tot ca. 1990 had, is door recente verstedelijking grotendeels teniet gedaan.

  • Geomorfologie: aangezien het plangebeid is gelegen binnen de bebouwde kom van Berkel-Enschot, is het niet gekarteerd op de geomorfologische kaart. Vermoedelijk is het terrein gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door dekzandruggen al of niet met oud bouwlanddek en hoge zwarte enkeerd

  • In de afgelopen jaren uitgevoerd archeologisch onderzoek aan de zuidkant van de Enschotsebaan gaf een beeld van min of meer continue bewoning vanaf tenminste de IJzertijd, gepaard gaande aan agrarisch landgebruik.

  • Historisch landgebruik: tot 1990 wordt het gebied in de nabijheid van het plangebied benut voor akkerbouw en veeteelt. De Enschotse akkers vormden het noordelijke deel van een zeer oud, langgerekt landbouwgebied tussen Tilburg en Oisterwijk, dat waarschijnlijk al gedurende de ijzertijd was bewoond.

  • De (het totale plangebied van de Overhoeken) kenmerkende kransakkerstructuren lopen in delen van het gebied als vanzelfsprekend door in het bestaande dorp (Raadhuisstraat, Molenstraat, Hoolstraat). Met de kransakkerstructuur wordt bedoeld de kenmerkende structuur van wegen die fijnmazig door het akkerlandschap lopen en deze akkers omzomen.

  • De Rauwbrakenweg, De Kraan en de Enschotsebaan vormen karakteristieke linten in het gebied en vormen de verbinding van het dorp met het platteland. De Enschotsebaan is dan ook een cultuurhistorische waardevolle, essentiële drager van het gebied, zowel in ruimtelijke als in functionele zin.

  • De aanleg van een fietstunnel onder het spoor in 2014 heeft voor een nieuwe oost-west verbinding aan de noordzijde van het plangebied gezorgd.

3.3.2 Archeologie

  • Op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg heeft het gebied een hoge tot zeer hoge verwachting.

  • De planlocatie is niet gelegen in of in de directe nabijheid van een terrein dat is gekarteerd op de Archeologische Monumentenkaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

  • Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van het reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

  • In 2009 is ter plaatsen van de huidige werkplaats NS een zeldzame Neolithische nederzetting opgegraven door ARCHOL BV uit Leiden.

  • Aansluitend daarop is in 2010 op de plaats van het retentiebekken aan de Rauwbrakenweg (en grenzend aan het huidige plangebied) een deel van een Bronstijdnederzetting plus een crematiegraf een door ARCHOL BV onderzocht.

  • In 2012 zijn onmiddellijk ten oosten van de spoorbaan Tilburg-Den Bosch een mesolithische vindplaats, neolithische sporen en opnieuw bronstijd huizen bij een opgraving aangetroffen.

  • In 2019 is een bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek komt naar voor dat het plangebied een hoge archeologische verwachting bezit. Bij het booronderzoek is vastgesteld dat het terrein grotendeels is verstoord door moderne ingrepen. Als gevolg daarvan is de archeologische verwachting bijgesteld naar 'laag'. (S. Beuger & A.J. Tol 2019, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek plangebied De Kraan 37 te Berkel-Enschot (gemeente Tilburg), Zie bijlage 1 'Archeologisch bureau- en booronderzoek'.

3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

  • In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde monumenten,

  • Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich het pan De Kraan 39 dat is opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project. Het is een boerderij uit ca. 1870.

  • Ruim ten zuiden van het plangebied bevinden zich diverse van rijks- of van gemeentewege beschermde monumenten en panden die zijn opgenomen in het in het MIP Noord-Brabant. Dit deel vormt de "recente" kern van Enschot. De bebouwing hier, kerk, pastorie en enkele boerderijen met bijgebouwen komt in de huidige verschijningsvorm tot stand in de periode vanaf 1875. De oudste kern van Enschot bevond zich nog ten zuiden daarvan rond het gebied van de Oude Toren.

  • Gebieden (beschermd stadsgezicht, beschermd dorpsgezicht, nvt.

  • Lijnen (historische assen, linten. Het tracé van de door het plangebied lopende weg De Kraan is op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant gewaardeerd als een historisch geografische lijn van redelijk hoge waarde. De dorpskern van Enschot wordt op deze kaart gewaardeerd als een gebied met een hoge historisch stedenbouwkundige waarde.

3.3.4 Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling worden geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of structuren aangetast. Er is dan ook geen bezwaar tegen woningbouw op deze locatie.

In 2019 is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd waarbij aan het plangebied Kraan 37 een hoge archeologische verwachting werd toegeschreven. Uit aanvullend booronderzoek (bijlage 1) is echter gebleken dat het terrein volledig is verstoord waardoor de verwachting is bijgesteld naar 'laag'. Als gevolg van deze bijstelling is het advies geen dubbelbestemming waarde archeologie op te nemen voor het plangebied in het bestemmingsplan.

3.4 Volkshuisvesting

  • Woonvisie en Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (KWBO)

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.

Centraal in de Woonvisie staat de gemeentelijke opgave om te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus. De woonmilieus vormen de basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, waarin zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend bij de huishoudenssamenstelling, het inkomen en de mate van zelfredzaamheid van de inwoners. Maar ook passend bij de verschillende leefstijlen.

We onderscheiden de volgende woonmilieus: Centrum-Stedelijk, Stedelijk buiten het centrum, Groenstedelijk, Dorps en Landelijk. Hierbij is sprake van een afnemende woningdichtheid, nabijheid en toegang tot voorzieningen en (OV-)bereikbaarheid. Binnen deze woonmilieus vinden verschillende leefstijlen een plek.

KADER:

In de verdere onderbouwing kunnen we verwijzen naar de 9 woonmilieus zoals onderscheiden in het KWBO: Binnenstad, Levendige Stadswijk, Rustige Stadswijk, Luxe Stadswijk, Woonwijk laag- en hoogbouw, Woonwijk laagbouw, Luxte woonwijk, Dorps en Landelijk.

[image]

Met voorliggende ontwikkeling wordt gebouwd in een dorps woonmilieu. Deze ontwikkeling levert een goede bijdrage aan de behoefte in Tilburg omdat uit het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek 2018 bleek dat de behoefte aan dit woonmilieu 10% bedraagt terwijl het bestaande aanbod 6% is.

  • Woonkwaliteiten specifiek voor plangebied

Ten aanzien van de kwalitatieve opgave waar we als stad voor staan benoemen we hier specifiek een aantal kwaliteiten waar we vanuit de woonvisie en de opgave in de stad waarde aan hechten:

  1. betaalbare huurwoningen

In het bijzonder bij grotere gebiedsontwikkelingen wordt aangestuurd op een aandeel goedkope woningen. Dit deelplan van Koningsoord heeft betrekking op de bouw van 25 sociale huurwoningen.

  1. Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PkVW) is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en buurten die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond inbraak- en brandpreventie, sociale veiligheid en leefbaarheid.

Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast en dat certificering plaatsvindt, zowel op woningniveau als op het niveau van de woonomgeving.

3.5 Groen En Speelruimte

3.5.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

  • Bomenverordening 2017

  • Beoordelingscriteria houtopstanden

  • Nota 'overige houtopstanden'

  • Boomwaarde zoneringskaart 2017

  • Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

Bomenverordening

De Bomenverordening Tilburg 2017 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.

Boomwaarde zoneringskaart 2017 (BWZ-kaart)

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2007. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)

In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone. Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Beschermwaardige bomen, zijnde bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen, zijn op deze bijlagekaart opgenomen.

De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom. Afwijking kan worden verleend onder voorwaarde dat met een bomen effect analyse (BEA) het voortbestaan van de betreffende boom wordt aangetoond. Met een bomen effect analyse (BEA) is de conditie van de diverse bomen op het perceel in beeld gebracht.

Binnen het voorliggende bestemmingsplan is sprake van één boom die als beschermwaardig moet worden aangemerkt en dient te worden gehandhaafd. Het betreft de bestaande zomereik (Quercus robur) op de hoek met het Rauwbrakenpad en De Kraan.Uit Bijlage 7 'BEA zomereik d.d. 15 maart 2019' blijkt dat de bouw van de vrijstaande woning kan worden gerealiseerd mits deze buiten de kroonomvang van de boom wordt gebouwd. Binnen de kroonomvang mag niet gebouwd worden om schade en kwaliteitsverlies aan de gesteltakken te voorkomen. De afstand van bebouwing ten opzichte van het hart van de boom bedraagt volgens de BEA minimaal 7 meter.

[image]

Overzicht mogelijke plaats van verharding en vrijstaande woning

Verder blijkt uit de bomenwaardekaart dat buiten het plangebied aan de overzijde van De Kraan 37 een monumentale boom staat. De straal van 15 meter uit het hart van deze boom is deels gelegen over het perceel van De Kraan 37. Bebouwing binnen de straal van 15 meter vanuit het hart van deze monumentale boom is niet toegestaan.

Door de initiatiefnemer Tiwos is verder onderzoek verricht welke bomen op het perceel De Kraan 37 voor verplanting in aanmerking kunnen komen. De eventueel verplantbare bomen dienen in het project verplant te worden zodat er direct al “volwassen” groen aanwezig is in de nieuwbouw situatie. Het onderzoek en de conclusie is te vinden in Bijlage 8 'BEA - Verplantbaarheidsonderzoek'.

3.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

Groen in het plangebied

Bij de ruimtelijke opzet van het plan is gekozen voor bebouwing met parkeergelegenheid langs de buitenzijde van het plangebied. Het binnengebied zal worden ingevuld met enerzijds parkeren en groen. De groenstrook met de bestaande bomen op Sportpark Rauwbraken aan de zuidzijde van het plangebied vormt de grens met het plangebied.

3.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

Beoordeling plansituatie

Bij de uitvoering van de planontwikkeling wordt op inrichtingsniveau rekening gehouden met het aspect biodiversiteit. De bestaande groenstructuur die de scheiding vormt tussen het plangebied en sportpark Rauwbraken blijft ongewijzigd.

3.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld.

Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  1. per hectare uitgegeven gebied wordt 300m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte;

  2. de huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit worden gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

Boordeling plansituatie

Bij de planontwikkeling is sprake van een nieuwbouwgebied. Het binnenterrein van het plangebied zal mede afhankelijk van de inrichting van het toekomstig openbaar gebied worden ingericht ten behoeve van speelvoorziening.

[image]

inrichtingsvoorstel toekomstig openbaar gebied

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd (in september).

3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen.

De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

  • Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

3.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' (bijlage 2) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.

Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

3.6.4 Onderbouwing verkeer en parkeren

  • Ligging/ontsluiting plangebied:

Het plandeel is onderdeel van gebiedsontwikkeling Koningsoord en gelegen aan de Kraan in Berkel-Enschot. De nieuwe woningen worden intern ontsloten via een éénrichtingscircuit waarbij het plan dus op twee punten aansluit op De Kraan. Aan de westzijde loopt de nieuwe Koningsoordlaan langs het plangebied en gaat via een kunstwerk over de fietstunnel heen.

Het plangebied is bereikbaar vanaf de Bosscheweg/Kerkstraat en in de nabije toekomst ook indirect via de Koningsoordlaan die wordt aangelegd om het gehele plan Koningsoord te ontsluiten. Hierdoor ontstaat een nieuwe verbinding naar de Burg. Bechtweg.

De Kraan is een smalle woonstraat waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Het nieuwe plan omvat naast de bestaande woning, 25 nieuwe sociale woningen en één vrijstaande woning. Met behulp van CROW-publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" is berekend dat het plan 130 verkeersbewegingen per etmaal produceert. De toename van verkeer is ruimschoots binnen acceptabele grenzen en vormt geen probleem voor de afwikkeling van het verkeer. Ook de omliggende straten kunnen dit verkeer goed verwerken.

Door de aanleg van de Koningsoordlaan en de nieuwe woongebieden in het plan Koningsoord kan het verkeer via het nieuwe woongebied richting het nieuwe winkelcentrum rijden en wordt de bestaande straat De Kraan niet of nauwelijks belast.

  • Langzaam verkeer:

Het plangebied is makkelijk bereikbaar per fiets; de fietstunnel Rauwbrakenpad ligt om de hoek en in het verlengde daarvan komt een fietsroute te liggen richting winkelcentrum en Eikenboschweg. Ook liggen de nieuwe fietspaden langs de Koningsoordlaan op zeer korte afstand. Ook het buitengebied ten westen van het spoor is hierdoor goed bereikbaar.

  • Parkeren:

De ontwikkelingen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moeten voldoen aan de, op dat moment, vastgestelde parkeernormen. Voor het programma zijn de meest recent vastgestelde parkeernormen voor zone C van toepassing. Verwezen wordt naar de Nota

Parkeernormen Tilburg 2017 zoals deze in bijlage 2 is toegevoegd.

In het plan zijn diverse parkeerplaatsen op (toekomstig) openbaar gebied ingetekend. Een eerste berekening van de parkeerbehoefte wijst uit dat hiermee voldaan kan worden aan de parkeereis, zowel voor bewoners als bezoekers. Bij de vergunningverlening zal de definitieve parkeertoets moeten worden gedaan. Het (toekomstig) openbaar gebied zal door Tiwos aan de gemeente Tilburg na afloop van de werkzaamheden worden overgedragen.

[image]

parkeergelegenheid binnen toekomstig openbaar gebied

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet

worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a. M.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke

activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt

zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid

worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.

beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer

dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat.

Het beoogde bestemmingsplan heeft betrekking op het realiseren van in totaal 26 woningen. Daarmee blijft dit plan (ruim) onder de drempelwaarden genoemd in bijlage D, onderdeel 11.2. Het plan is daarom niet m.e.r.-plichtig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.

ad b. Passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw)

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft

derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied

betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op 2,5 km afstand van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.

Er is een 'vormvrije mer beoordeling' opgesteld voor onderhavig project (zie bijlage 13). Uit het rapport blijkt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van onderhavig plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Er treden geen nadelige effecten vanwege het woningbouwplan op. Het college van b&w heeft daarom besloten dat er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden (zie bijlage 14).

4.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Voor de ontwikkeling is onderzoek gedaan door Peutz naar Bedrijven en milieuzonering (rapportnummer O 16093-7-RA-005 d.d. 1 december 2020). Zie bijlage 10. In het onderzoek is eerst gekeken naar omliggende activiteiten op basis van de VNG-brochure. Vervolgens is nader onderzoek gedaan naar stemgeluid van de sportvelden en de veldverlichting.

Uit het onderzoek blijkt dat in de worse-case-scenario bij de woningen voldaan kan worden aan de 'Richtlijn Lichthinder' van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV).

Uit het onderzoek blijkt verder dat het geluid afkomstig van de sportvelden niet hoger is dan 50 en 45 dB(A) per sportvereniging, respectievelijk in de dag- en avondperiode. De maximale geluid-niveau's zijn niet hoger dan 65 dB(A). Er is sprake van een geluidluwe gevel bij alle woningen.

Mede gelet op het onderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Geitenmoratorium

In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2). Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.

De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.

Dit houdt in dat:

  1. wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;

  2. kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;

  3. met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;

  4. nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;

  5. de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.

Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.

[image]

overzicht en situering plangebied De Kraan 37 ten opzichte van contouren geitenmoratorium

Relatie geitenmoratorium - ontwikkeling

Het initiatief ligt niet binnen 2 km van een geitenhouderij.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.4.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In de bij dit plan gevoegde notitie 'Externe veiligheid: Woningbouwontwikkeling aan de Kraan 37 te Berkel-Enschot' (Peutz, 1 december 2020, HH/RV/CJ/O 16093-5-NO-003) (zie bijlage 4) zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg - Vught en de Rijksweg A58. In de notitie is de hoogte van het groepsrisico kwalitatief beschouwd. De verantwoordingsplicht is ingevuld en opgenomen in de bij dit plan gevoegde bijlage 4.

4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

  • Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;

  • Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;

  • Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;

  • Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;

  • Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. Daarnaast bevindt het plangebied zich binnen het transportasgebied (200 meter-zone rondom het spoor). Ook aan deze randvoorwaarden uit de beleidsvisie wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

4.4.4 Conclusie en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg - Vught en de Rijksweg A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie 4.4.2).

De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft in haar advies van 4 februari 2021 aangegeven dat gebruik kan worden gemaakt van haar standaardadvies (bijlage 12). De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • De 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;

  • De spoorlijn ter hoogte van het plangebied heeft geen plasbrandaandachtsgebied;

  • Het groepsrisico van de spoorlijn neemt toe, maar blijft lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde;

  • De brandweer voldoet wat de opkomsttijd betreft aan de normen van het dekkings- en spreidingsplan;

  • De bereikbaarheid van het plangebied is goed;

  • Bewoners kunnen gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-Alert;

  • Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;

  • Er worden geen functies mogelijk gemaakt voor groepen verminderd zelfredzame personen;

  • De bewoners kunnen het plangebied goed ontvluchten;

  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.5 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.6 Trillinghinder Railverkeer

De nieuwe woningen worden op minder dan 100 meter van het spoor gesitueerd. De afstand tot het spoor bedraagt ca 30 meter. Hierdoor is trillinghinder niet uit te sluiten. Teneinde een goede ruimtelijke ordening op het gebied van trillingen te waarborgen is in de regels van het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied trillingshinder' opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat voordat de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen kan worden afgegeven, een trillingsonderzoek dient te worden uitgevoerd volgens de SBR richtlijn B “Hinder voor personen in gebouwen”.

Door adviesbureau Peutz is onderzoek verricht (rapportnummer O 16093-4-RA-002 d.d. 1 december 2020) naar trillingen ten gevolge van treinverkeer bijlage 6.

Uit het onderzoek blijkt dat de trillingsniveaus op maaiveld niveau voldoen aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn B. De A2 grenswaarde voor de nachtperiode van 0,2 voor Vmax worden niet overschreden. Middels een goed gedimensioneerde fundering en het voorkomen van opslingering van vloeren kan ook in de woningen voldaan worden aan de streefwaarden. Omdat het plan zich in de bestemmingsplanfase bevindt zijn er nog geen specifieke constructies bekend. Geadviseerd wordt de gebouwconstructies ter zijner tijd door te rekenen op dempend vermogen van de fundatie om ook in de woningen eventuele hinder uit te sluiten.

In het bestemmingsplan is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied trillingshinder' opgenomen. In deze planregel wordt geborgd dat er bij de 'WABO aanvraag bouwen' nader onderzoek zal plaatsvinden naar het voorkomen van optredende trillinghinder. Uitgangspunt hierbij is dat voelbare trillingen zoveel als mogelijk wordt voorkomen en er voldaan wordt aan de streefwaarden voor nieuwe woningen zoals opgenomen in de SBR-richtlijn B-"Hinder voor personen in gebouwen".

4.7 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.7.1 Wegverkeerlawaai

Voor het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd door adviesbureau Peutz. Het betreft het onderzoek 'Weg- en railverkeerslawaai' - kenmerk O 16093-3-RA-006 d.d. 22 januari 2021 - zie bijlage 5 . Het plan voorziet in de bouw van 25 eengezinswoningen, één vrijstaande woning en de omzetting van een bedrijfswoning (Kraan 37) naar een reguliere woning. Uit het onderzoek blijkt dat de hoogst optredende geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai (Koningsoordlaan) 54 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Uit het onderzoek blijkt dat verdere maatregelen ter vermindering van geluidsbelasting bezwaren ontmoeten van financiële aard. Daarnaast is het plaatsen van een 135 meter lang en 3,5 meter hoog geluidsscherm vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk

Voor dit bestemmingsplan heeft het college een ontwerpbesluit hogere waarde volgens de Wet geluidhinder genomen. Het ontwerpbesluit is als bijlage 3 bij de regels in dit bestemmingsplan gevoegd.

4.7.2 Railverkeerlawaai

Voor het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd door adviesbureau Peutz. Het betreft het onderzoek in bijlage 5 'Weg- en railverkeerslawaai' - kenmerk O 16093-3-RA-006 d.d. 22 januari 2021. Het plan voorziet in de bouw van 25 eengezinswoningen, één vrijstaande woning en de omzetting van een bedrijfswoning (Kraan 37) naar een reguliere woning.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ter hoogte van de nieuw te realiseren woningen ten hoogste 68 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden. Aan de maximale ontheffingswaarde van 68dB wordt voldaan.

Om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB zou een circa 195 meter lang en circa 7,5 meter hoog geluidsscherm geplaatst moeten worden. Een scherm heeft dusdanige investeringskosten dat dit gezien de beperkte omvang van het bestemmingsplan als niet realistisch wordt beschouwd. Daarnaast is het plaatsen van een 195 meter lang en 7,5 meter hoog geluidsscherm vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.

Voor dit bestemmingsplan heeft het college een ontwerpbesluit hogere waarde genomen. Het ontwerpbesluit is als bijlage 3 bij de regels in dit bestemmingsplan gevoegd.

4.7.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

4.7.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.8 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de bouw van 25 eengezinswoningen, één vrijstaande woning en de omzetting van een bedrijfswoning (Kraan 37) naar een reguliere woning. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.9 Geur

4.9.1 Industriële geurhinder

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

4.9.2 Agrarische geurhinder

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

In het onderliggende moederplan is reeds aangetoond dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.10 Bodem

[image]

  • Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, die niet ouder is dan 5 jaar.

Er zijn recente bodemonderzoeken aangeleverd. Tevens zijn een tweetal oudere, reeds in ons bezit zijnde bodemonderzoeken beschouwd: zie onder navolgende onder 'Bodemonderzoek/-kwaliteit plangebied e.o.'.

  • Algemeen: Bodembeleid gemeente Tilburg:

Naast het bovengenoemde, landelijk erkende onderzoeksprotocol is voor de paragraaf en de herontwikkeling verder van belang:

  1. Nota 'In goede aarde':

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg (specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg). In deze context en de navolgende wordt opgemerkt dat in Noord-Brabant, zo ook in Tilburg, regelmatig verhoogde waarden voor (zware) metalen in grond en grondwater aangetroffen worden zonder direct aanwijsbare bron. Dergelijke verhoogde waarden zijn eerder regel dan uitzondering, hebben een diffuus verspreidingsbeeld en kunnen sterk in tijd en ruimte variëren. Conform de nota zijn verhoogde waarden aan (zware) metalen, met name nikkel, koper, zink en arseen, in dergelijke gevallen als verhoogde achtergrondgehalten te beschouwen. Deze vormen over het algemeen geen actuele risico's voor de gezondheid en het milieu;

  1. Bodembeheerplan (Bodemkwaliteitskaart)

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 'Landbouw en natuur' (Toepassingskaart/Bodemfunctieklassenkaart). Ten aanzien van voornoemde zone mag de bodemkwaliteit niet verslechteren d.w.z. er mag in principe geen grond worden toegepast van een slechtere kwaliteit. Grond uit deze zone kan worden toegepast in alle zones mits niet verontreinigd ("schoon").

  • Bodemonderzoek/-kwaliteit plangebied e.o.

De twee recente en actuele bodemonderzoeksrapporten zijn:

  1. Verkennend bodemonderzoek De Kraan 37 te Berkel-Enschot, ADCIM, rapportkenmerk 20180426-D-VO-1, Definitief, Versie 1 (voorblad), versie 2 (overig), 31-10-2018 (TBG rc AA085532575) en

  2. Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740, 'De Kraan 37, Berkel-Enschot', Terra Milieu, rapportkenmerk Tm2015.128, d.d. 18-05-2015 (TBG rapportcode AA0855531371)

Beide onderzoeken beslaan tezamen de (sub-)herontwikkelingslocatie 'Kraan 37', onderdeel van ontwikkelingslocatie 'Koningsoord'. Deze twee rapporten zijn als bijlagen 9 en bijlage 11 toegevoegd.

Tevens zijn een tweetal oudere, reeds in ons bezit zijnde bodemonderzoeken beschouwd:

  • Historisch bodemonderzoek (HO) Koningsoord Cluster B_Overhoeken te Berkel-Enschot, UDM, 10-05-2005 (TBG rc AA085527177) en

  • Verkennend bodemonderzoek (VO) Koningsoord te Berkel-Enschot, HeijmansIT, 25-03-2009 (TBG rc AA085527178). In dit onderzoek is deze (sub-)locatie niet onderzocht. De locatie was op dat moment niet vrij gegeven.

Op basis van deze onderzoeken (4) kan in haar algemeenheid worden vastgesteld dat grond niet tot ten hoogste licht verhoogde gehalten aan voornamelijk, één of zware metalen bevat, en incidenteel Pcb's. Het grondwater bevat tot ten hoogste licht verhoogde gehalten aan eveneens één of meer zware metalen, zoals barium, cadmium en nikkel. ADCIM heeft in haar onderzoek(sgedeelte) asbestveracht materiaal op het maaiveld wargenomen. Dat bleek na laboratoriumonderzoek asbesthoudend te zijn (hechtgebonden). Het asbest-in-grondonderzoek leverde (analytisch) geen asbest op.

Conclusie

Voor de bodem ter plaatse van de locatie is er op basis van de vastgestelde bodemkwaliteit geen risico voor de volksgezondheid en/of het milieu, die de herbestemming naar woningbouw, al dan niet met (sier-)tuin, en openbare ruimte (openbaar groen, openbare straat) in de weg staan. In het kader van de maatschappelijk-financiële afweging worden er vanuit dit oogpunt geen of geen noemenswaardige belemmeringen verwacht.

Voor de bestemmingplan wijziging bieden de vier beschouwde bodemonderzoeken voldoende zekerheid. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning dient zekerheidshalve, gelet op de woonbestemming met tuinen, aanvullend grondonderzoek te worden uitgevoerd ter plaatse van het nu voormalig bebouwde gedeelte. Tijdens het laatste onderzoek in 2018 waren er sloopwerkzaamheden aan de gang. Tevens waren er depots aanwezig. Hierdoor kon de locatie niet volledig worden onderzocht. Dit gedeelte of gedeelten van de locatie dient opnieuw te worden geïnspecteerd en (deels) te worden onderzocht, tot circa 1,00m beneden maaiveld (actuele contactzone). Het aanvullende (grond-)onderzoek dient te voldoen aan de NEN5740 en dient te worden uitgevoerd door een erkend adviesbureau. Erkend in de zin van door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit (SIKB BRL-gecertificeerd).

4.11 Natuur En Ecologie

4.11.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)

  • Overige inheemse broedvogels

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.11.2 Analyse plangebied

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op ca 2,5 km van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Om eventuele effecten door stikstofdepositie in de aanlegfase en gebruiksfase in beeld te brengen is een berekening uitgevoerd in het rekenprogramma AERIUS. Uit de resultaten van de AERIUS-berekening (bijlage 13) blijkt dat in de aanleg- en gebruiksfase geen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden in de omgeving optreden (0,00 mol/ha/jaar).

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 700 meter ten westen van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 7 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.

Soortenbescherming

In 2017 is een quickscan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied (Ecologisch Adviesbureau Cools, 2017). Aansluitend zijn in 2018 en 2019 nog veldbezoeken uitgevoerd, met name in de werktuigstal. Op basis hiervan is een mitigatieplan opgesteld voor de kerkuil (Brouwers Groenaannemers, 2020) (bijlage 15). De belangrijkste bevindingen en conclusies van de quickscan en de latere veldbezoeken worden hier vermeld. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar de bijlage 3 Quick Scan beschermde soorten plangebied De Kraan 37.

In het plangebied staat een werktuigstal, die een vaste rustplaats vormt van een kerkuil. Een rust- of roestplaats van de kerkuil is beschermd. Voor de sloop van de stal is ontheffing aangevraagd bij het bevoegd gezag (bijlage 16). Op basis van de aanvraag en het hierbij gevoegde mitigatieplan heeft het bevoegd gezag geconstateerd dat door uitvoering van de mitigerende maatregelen geen sprake is van overtreding van de Wet Natuurbescherming. De te nemen mitigerende maatregelen bestaan uit het plaatsen van 2 uilentorens met nestkast ter vervanging van de roestplaats.

De te slopen gebouwen binnen het plangebied zijn niet geschikt als broedplaats voor de huismus en gierzwaluw. Wel kwamen recent in een van de gebouwen nog nesten van de (niet strikt jaarrond beschermde) boerenzwaluw voor. Op basis van het veldbezoek is de aanwezigheid van vleermuizen in de gebouwen ook zo goed als zeker uitgesloten. Op de werktuigloods na zijn de gebouwen (na afloop van het onderzoek) inmiddels gesloopt buiten het broedseizoen van de boerenzwaluw.

Indien besloten wordt om het groepje bomen ten westen van het bedrijfsgebouw te kappen, is het raadzaam om dat buiten het broedseizoen te doen, om er zeker van te zijn dat er op dat moment geen broedende vogels aanwezig kunnen zijn (oktober tot en met uiterlijk eind februari - sommige vogels kunnen echter het gehele jaar broeden, dus een controle voorafgaande aan kappen is raadzaam.

De gewone dwergvleermuis, laatvlieger en mogelijk ook de rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en bruine grootoorvleermuis gebruiken het plangebied momenteel op (zeer) beperkte schaal als foerageergebied. De verwachting is dat foerageermogelijkheden voor vleermuizen na uitvoering van het beoogde plan niet achteruit zullen gaan. Gezien het ontbreken van noodzakelijke beschutting biedende lijnvormige landschapselementen is het uitgesloten dat een vaste vliegroute voor vleermuizen thans binnen of direct bij het plangebied aanwezig is.

De bruine kikker, gewone pad en bastaardkikker zullen het plangebied momenteel gebruiken als 'doortrekroute' of mogelijk als tijdelijke schuilplaats. Van de huisspitsmuis zal er binnen het plangebied zeer waarschijnlijk een vaste verblijfplaats voorkomen. De functies die het plangebied actueel bezit voor de huisspitsmuis en de amfibiesoorten zullen door de geplande activiteiten niet verdwijnen. Bovendien geldt voor de genoemde soorten een algemene vrijstelling van de wettelijke verbodsbepalingen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

De aanwezigheid van de kerkuil heeft geen negatief effect op de uitvoerbaarheid van het plan doordat er passende maatregelen worden genomen (plaatsen van uilentorens) die ertoe leiden dat er geen overtreding van de Wet Natuurbescherming plaatsvindt.

Tevens zullen bomen en overige begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te worden verwijderd buiten het broedseizoen.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Bestaand Watersysteem

De belangrijkste kenmerken van het plangebied zijn weergegeven in tabel 1. In de huidige situatie is op het perceel een woning met bijgebouwen en erfverharding aanwezig.

Kenmerk

In plangebied

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca. 7.485 m²

Terreinhoogte

variabel tussen +12,00 m NAP en +12,50 m+NAP

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

Ca. NAP+10,6 m+NAP

Ontwateringdiepte

Minimaal 90 cm

Bodem

zand, matig siltig zwak humeus in de bovenste 1 meter met daaronder een leemlaag van 1,5 m dik

Riolering

drukriolering bestaande panden De Kraan (uitsluitend afvalwater)

nieuwe vrijvalriolering , gescheiden stelsel De Kraan (aanleg in ontwikkeling Koningsoord)

Oppervlaktewater

Rauwbrakenplas (zwemwater, geen waterhuishoudkundige functie)

Bergingsvijvers ontwikkeling Koningsoord

Keur beschermde gebieden

nvt

Tabel 1. Gebiedskenmerken

[image]

Afbeelding 1; Locatie plangebied t.o.v. oppervlaktewater

Het perceel is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie grotendeels onverhard. De bestaande bebouwing is aangesloten op drukriolering.

5.2 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.

Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

5.3 Toekomstige Situatie

De verdeling van de oppervlaktes van de toekomstige situatie zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Oppervlaktes

Toekomstige situatie

Verharding

2.355 m2

Dakoppervlak

2.137 m2

Openbaar groen

Totaal

4.492 m2

5.4 Duurzaam Watersysteem

De eigenaar van de grond bepaalt de terrein- en vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

  • voldoende ontwateringdiepte;

  • de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

Regenwater

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).

Mogelijkheden hiervoor zijn:

  • Minder terrein verharden;

  • Hergebruik van regenwater voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wassen van voertuigen;

  • Groene daken;

  • Water opvangen in poelen, regentonnen e.d.;

  • Waterdoorlatende verharding.

Alle beetjes helpen, andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.

In het kader van klimaatverandering en klimaatadaptatie wordt er in plangebied De Kraan 37 gestreefd naar een goedwerkend watersysteem. Er wordt derhalve een waterberging gerealiseerd zonder directe afvoer naar bestaand oppervlaktewater. Al het hemelwater dat op de kavels (daken en verharding) en in de openbare ruimte valt, wordt middels een ondergronds hemelwatersysteem afgevoerd naar een drietal wadi’s binnen het plangebied. De wadi’s staan middels het regenwatersysteem met elkaar in verbinding zodat er één samenwerkend systeem ontstaat.

Het verhard oppervlak binnen het plan bedraagt 2.137 m² (percelen) + 2.355 m² (openbare verharding) = 4.492 m² in totaal. Met een bergingseis van 60 mm betekent dit een bergingsopgave van 270 m³.

De bodems van de wadi’s worden aangelegd boven de GHG en zijn derhalve ontworpen op +11,30 m NAP (20 cm boven GHG).

Op basis van de drie wadi’s in het plangebied is er een bergingscapaciteit berekend van 166 m³ bij een overstorthoogte van +11,90 m NAP. De bergingscapaciteit tot aan de insteek van de wadi’s bedraagt 371 m³.

Een verdere uitwerking van het watersysteem is opgenomen in bijlage 17.

Huishoudelijk afvalwater

Het vuilwatersysteem voor de 25 nieuwe woningen is een traditioneel vuilwatersysteem welke zich onder de rijbaan bevindt. Het rioolstelsel dient te worden aangesloten op het rioolstelsel in De Kraan. Op basis van het voorstel voor de toekomstige planhoogtes kan hierop onder vrij verval worden aangesloten. Het afvalwater wordt middels het vrijvervalriool getransporteerd naar het hoofdgemaal nabij het winkelcentrum Koningsoord. Het hoofdgemaal pompt het vuilwater naar het vrijvervalsysteem van Berkel-Enschot en loost in put Y6218 in de Dr. Schaepmanstraat.

5.5 Watertoets

Deze ontwikkeling heeft invloed op het watersysteem. De waterparagraaf is daarom in het kader van vooroverleg voorgelegd aan het waterschap.

5.6 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijze Waterschap De Dommel.

Onderstaande tekst naar aanleiding van de zienswijze van waterschap De Dommel is aanvullend op de waterparagraaf en vervangt de bestaande tekst in paragraaf 5.1 tot en met 5.5 voor zover deze niet overeenkomt.

  1. Bergingsopgave: om aan de bergingseis van 270 m3 op eigen terrein te voldoen zijn er aanpassingen aan het systeem doorgevoerd waarbij tevens rekening gehouden is met voorkomen van inundatie van het naast de zaksloot aanwezige bosperceel en sportvelden. Op basis van meetgegevens van de zaksloot is de laagste gemeten maaiveldwaarde van de insteek +11,89 m NAP, derhalve is de overstort van de zaksloot teruggebracht naar +11,85 m NAP. De wadi’s 1 en 2 lozen in de zaksloot, door deze lozing te voorzien van een hogere overstortdrempel van +12,10 m wordt de capaciteit van deze wadi’s beter benut. Om de bergingseis te behalen wordt tevens de bodem van de drie wadi’s met 10 cm verlaagd naar het niveau van +11,20 m NAP. Met deze aanpassingen wordt er voldoende berging gecreëerd om aan de bergingseis van 60 mm te voldoen. Bijgevoegd als bijlage 17 de bijbehorende bergingsberekening ter informatie (bestaande bijlage wordt vervangen door nieuwe berekening d.d. 25-08-2021). Tevens worden aan de bijlage toegevoegd de ontwerptekeningen ter beeldende informatie.

  2. De sloot aan de zuidkant van het plan staat in verbinding met de zaksloot langs De Kraan. Deze verbinding wordt opgeheven door aanleg van een gronddam tussen beide slootdelen (zie onderstaande uitsnede uit het ontwerp).

[image]

Ten zuiden van de sloot langs de zuidrand ligt een bosperceel met een breedte van 10m tot 14m, dit bosperceel blijft behouden en zal zeer beperkt afwateren op de sloot daar het regenwater op dit onverharde perceel ter plaatse van het perceel zal infiltreren. Het naastgelegen parkeerterrein van de sportaccommodatie is voorzien van een eigen regenwaterriool welke aansluit op de Koningsoordlaan en heeft geen verbinding met betreffende sloot.

  1. A-watergang ZL9. Het tracé van de duiker in watergang ZL9 loopt parallel aan de tunnelbak fietstunnel. Deze duiker blijft bereikbaar voor onderhoud. De groenstrook waar de duiker gepositioneerd is wordt een groenstrook van gras met aanplant van een zestal solitaire heesters. Langs de betonnen rand van de tunnelbak zal nog een hekwerk worden geplaatst, dit hekwerk heeft geen negatieve invloed op het beheer van de duiker.

Hoofdstuk 6 Opzet Planregels

6.1 Inleiding

Algemeen

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee juridische onderdelen

  • een verbeelding (een digitaal GML-bestand met een specifiek nummer), die samenhang met de planregels dient te worden gelezen;

  • regels; deze regels zijn in de SVBP2012 zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en slotbepaling)

Verbeelding

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar

zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het

bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie

wordt getoond: de combinatie van (plan)kaart en regels met de toelichting.

Op de verbeelding zijn, met bijbehorende verklaringen, de bestemmingen van de in het plan begrepen

gronden aangegeven. De verklaringen leggen een verbinding tussen de op de verbeelding aangegeven

bestemming(en) en de regels. De verbeelding is opgebouwd volgens de landelijke richtlijn SVBP2012 en is

getekend op schaal 1:1000.

Regels

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. De groepering van de planregels,

de naamgeving van een aantal planregels en zelf de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de

ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de

anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken.

Toelichting

Een bestemmingsplan gaat voorts vergezeld van een toelichting, waarin een onderbouwing is opgenomen van

de gemaakte beleidskeuzen inzake het bestemmingsplan. De toelichting betreft een niet-juridisch bindend

deel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Bestemmingen En Aanduidingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen aanwezig:

  • Woongebied: binnen deze bestemming bestaat de mogelijkheid zo flexibel mogelijk om te gaan met onder andere de situering van de bebouwing en de inrichting van het openbaar gebied echter met inachtneming van de regels over geluid, externe veiligheid e.d. Vanwege de aanwezigheid van de sportvelden en de spoorlijn Tilburg - Den Bosch waarop de geluidcontouren zijn gebaseerd, zijn tevens bouwvlakken opgenomen waarbinnen de woningen gebouwd moeten worden. Binnen de regels wordt o.a. verwezen naar de bebouwingsmogelijkheden in het bouwvlak, goot- en bouwhoogte van de hoofdbebouwing, bijgebouwen en aan-/uitbouwen, ligging erf, etc. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend grondgebonden woningen mogelijk waarbij tevens het maximaal aantal te bouwen woningen is aangegeven.

  • Wonen: de bestaande woning De Kraan 37 is als ' Wonen' bestemd;

  • Groen: binnen deze bestemming is de openbare ruimte t.b.v.groenaanleg aangeduid. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, uitgezonderd bouwwerken van algemeen nut, speelvoorzieningen e.d.;

  • Verkeer - Verblijf: binnen deze bestemming is de openbare ruimte ten behoeve van het wegverkeer en verblijfsgebied aangeduid. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, uitgezonderd bouwwerken van algemeen nut.

Binnen deze bestemmingen zijn de volgende gebiedsaanduidingen gebruikt:

  • Veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen: deze aanduiding is opgenomen in het kader van de externe veiligheid gezien de korte afstand van het plangebied tot het spoor. Er mogen binnen deze aanduiding alleen (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht, wanneer er een QRA berekening is gemaakt en de verantwoordingsplicht is ingevuld. Voor de geplande woningen is hieraan voldaan (zie paragraaf 4.4 Externe veiligheid

  • Veiligheidszone - aandachtsgebied trillingshinder: op het spoortraject Tilburg - Den Bosch rijden zowel reizigerstreinen als goederentreinen. Doel van het onderzoek is om de optredende trillingniveaus in de huidige situatie te bepalen. Op basis van deze metingen kunnen adviezen gegeven worden om de trillingniveaus in de geprojecteerde woningen te beperken.

6.3 Bouw- En Gebruiksregels

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut. Voor wat betreft de bestemming 'Woongebied' is grotendeels aansluiting gezocht bij de regels van het omliggende bestemmingsplan Koningsoord Berkel Enschot 2017.

  • Bouwvlak en erf

De bestemming 'Wonen' maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf en is op de verbeelding weergegeven. Binnen de bestemming 'Woongebied' volgt de ligging van het erf uit de regels aangezien de exacte inrichting van het plangebied met de afzonderlijke percelen nog niet bekend is.

[image]

Verbeelding behorende bij het bestemmingsplan

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. In hoeverre het bouwvlak volledig mag worden volgebouwd blijkt uit de planregels.

Binnen de bestemmingen 'Woongebied' en 'Wonen' mogen buiten het bouwvlak geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Binnen de bestemming 'Woongebied' wordt de ligging van het erf bepaald door de regels. Binnen de bestemming 'Wonen' is het erf op de verbeelding aangegeven.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

  • Aan-/uitbouwen en bijgebouwen

Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling met betrekking tot aan-/uitbouwen en bijgebouwen van kracht voor woningen in stedelijk gebied:

  1. oppervlakte:

  1. 20m2 indien erf kleiner is dan 50m2;

  2. 40% van erf met maximum van 60m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 50m2 bedraagt.

  1. bouwhoogte:

  1. maximaal 3m bij plat dak;

  2. bij schuin dak goothoogte maximaal 3m;

  3. afschuiningshoek 45°;

  4. bouwhoogte maximaal 4,5m.

N.B: op grond van de (landelijke) wettelijke regels voor vergunningvrij bouwen, kan er vaak meer gerealiseerd worden dan de bovenstaande standaardregeling doet vermoeden. Deze regeling maakt deel uit van de plansystematiek, omdat het Tilburgse 'erf' en het in het Besluit omgevingsrecht gedefinieerde 'achtererfgebied' niet noodzakelijkerwijs samenvallen.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid


Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst.

Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.

Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Koningsoord Berkel Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37) op 23 maart 2018 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Aangezien met deze ontwikkeling geen provinciale en rijksbelangen zijn gemoeid is het

concept-ontwerpbestemmingsplan niet ingebracht in het vooroverleg.

8.3 Omgevingsdialoog

Op 7 april 2020 zijn ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog de omgeving en belanghebbenden via een door initiatiefnemer Tiwos opgestelde bewonersbrief geïnformeerd over haar voornemen om op het perceel De Kraan 37, 25 sociale huurwoningen en één vrijstaande woning te bouwen en de bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een 'gewone' eengezinswoning. Vanwege de coronamaatregelen is het niet mogelijk gebleken om een bewonersavond te organiseren of om de omwonenden persoonlijk te bezoeken. In de bewonersbrief zijn de omwonenden en belanghebbenden gevraagd om binnen 21 dagen (uiterlijk 28 april 2020) telefonisch, per post of via e-mail te reageren.

De volgende omwonende en belanghebbenden zijn aangeschreven:

  • Nabijgelegen particulier eigendom (zie onderstaande kaart met groene punt aangegeven)

  • De sportverenigingen op sportpark Rauwbrakken

  • Van der Weegen (projectontwikkelaar)

  • Heijmans Vastgoed

  • Dorpsraad Berkel Enschot

[image]

Overzicht aangeschreven omwonenden

Naar aanleiding van de bewonersbrief is met 1 aanliggende woningeigenaar zowel telefonisch als per e-mail contact geweest. De vragen van de bewoner hadden betrekking op:

  • verkeerstechnische vragen met betrekking tot De Kraan en de inrichting van het nieuwe gebied;

  • de bestaande bomen;

  • procedure met betrekking tot het bestemmingsplan.

Heijmans Vastgoed en de Dorpsraad Berkel-Enschot hebben per e-mail gereageerd. De Dorpsraad heeft het plan bestudeerd en per mail aangegeven dat er geen op- en/of aanmerkingen op het plan of aanvullende vragen waren. De overige geïnformeerden hebben niet gereageerd.

De bewonersbrief en een overzicht van de gestelde vragen met de reactie van Tiwos zijn opgenomen in een verslag. Het verslag is als bijlage 18 toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Koningsoord Berkel-Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37)” heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 5 april tot en met maandag 17 mei 2021. Tijdens deze periode zijn 33 zienswijzen ingekomen. 1 zienswijze is ingetrokken en 1 zienswijze is niet-ontvankelijk aangezien deze volgens poststempel is ingediend op 18 mei 2021. De zienswijzen worden in Nota van zienswijzen en Staat van wijzigingen– Nota van zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van de zienswijzen. Ook is aan bijlage 19 de Staat van wijzigingen toegevoegd. De wijzigingen hebben alleen betrekking op de toelichting en hebben verder geen rechtsgevolgen ten aanzien van de regels en/of verbeelding. Het bestemmingsplan hoeft derhalve niet gewijzigd te worden vastgesteld.

Tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan “Koningsoord Berkel-Enschot 2017, 1e herziening (De Kraan 37)” heeft ook het bijbehorende ontwerpbesluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder ter inzage gelegen. Tegen deze ontwerpbeschikking is 1 zienswijze ingekomen. De zakelijke weergave van de zienswijze en het standpunt met conclusie van het bevoegde gezag maakt deel uit van bijlage 3 behorende bij de regels van het bestemmingsplan.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van

Bijlage 1 Archeologisch Bureau- En Booronderzoek

Bijlage 1 Archeologisch bureau- en booronderzoek

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Tilburg 2017

Bijlage 2 Nota parkeernormen Tilburg 2017

Bijlage 3 Quick Scan Beschermde Soorten Plangebied De Kraan 37

Bijlage 3 Quick scan beschermde soorten plangebied De Kraan 37

Bijlage 4 Externe Veiligheid

Bijlage 4 Externe veiligheid

Bijlage 5 Weg- En Railverkeerslawaai

Bijlage 5 Weg- en railverkeerslawaai

Bijlage 6 Onderzoek Trilling Ten Gevolge Van Railverkeer

Bijlage 6 Onderzoek trilling ten gevolge van railverkeer

Bijlage 7 Bea Zomereik

Bijlage 7 BEA zomereik

Bijlage 8 Bea - Verplantbaarheidsonderzoek

Bijlage 8 BEA - Verplantbaarheidsonderzoek

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 10 Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 10 Bedrijven en milieuzonering

Bijlage 11 Bodemonderzoek

Bijlage 11 Bodemonderzoek

Bijlage 12 Standaard Adviesbrief Brandweer 2020

Bijlage 12 Standaard adviesbrief brandweer 2020

Bijlage 13 Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling Incl. Aerius-berekening

Bijlage 13 Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling incl. AERIUS-berekening

Bijlage 14 Besluit Vormvrije M.e.r.

Bijlage 14 Besluit vormvrije M.e.r.

Bijlage 15 Activiteiten- En Mitigatieplan De Kraan 37 Berkel-enschot

Bijlage 15 Activiteiten- en mitigatieplan De Kraan 37 Berkel-Enschot

Bijlage 16 Besluit Provincie Inzake Kerkuil De Kraan 37 B-e

Bijlage 16 besluit provincie inzake kerkuil De Kraan 37 B-E

Bijlage 17 Bergingsberekening Regenwater De Kraan 37 Berkel-enschot

Bijlage 17 Bergingsberekening regenwater De Kraan 37 Berkel-Enschot

Bijlage 18 Verslag Omgevingsdialoog De Kraan 37 B-e

Bijlage 18 Verslag omgevingsdialoog de Kraan 37 B-E

Bijlage 19 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Bijlage 19 Nota van zienswijzen en Staat van wijzigingen