Buitengebied De Zandleij 2012, 11e herziening (Schoorstraat 59)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 13-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 11e herziening (Schoorstraat 59) van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepen, die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform onderdeel van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouwen) en totaal niet meer dan 100 m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
Een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen.
1.11 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.13 bedrijfswoning
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.
1.14 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom), e.d.,
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij tranportbedrijven.
(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.15 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinning en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.16 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een of zolder.
1.22 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.27 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving en dergelijke.
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten.
Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven etc.
1.29 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.30 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (minimaal twee) wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, etc, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.34 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.35 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een gebouw of bebouwing ten dienste van de bestemming van de betreffende gronden, dat/die op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.37 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.38 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:
-
de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
-
de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.39 kampeermiddelen
Voor recreatief nachtverblijf bestemde objecten, zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's en toercaravans, voor zover geen bouwwerk zijnde. Stacaravans vallen niet onder het begrip 'kampeermiddelen'.
1.40 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.41 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.42 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.43 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.44 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.45 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.46 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.47 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.48 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.49 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, draagconstructies en dergelijke. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.50 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.51 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.52 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
-
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.53 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.54 prostitutie-inrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.55 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.56 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.57 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.58 statische goederen
Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.
1.59 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.60 vakantieappartement
een permanent ter plaatse aanwezig deel van een gebouw, uitsluitend bestemd om gedurende een gedeelte van het jaar te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste verblijfplaats elders hebben.
1.61 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.62 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.63 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.64 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.65 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.66 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als ´´, zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.67 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan-huis-verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Buitengebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant ()
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergrondse bouwwerken
8.2 Hoofdtoegang woningen
8.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
8.4 Ruimte tussen bouwwerken
8.5 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de bereikbaarheid van de gebouwen voor wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting o.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.
10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m² bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
10.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 à 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
10.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en
-
de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie, met dien verstande dat burgemeester en wethouders in geval van de verwijdering van de aanduiding ´bedrijfswoning´ waarna de functie bedrijf wordt gerealiseerd, bevoegd zijn een ander bouwvlak met bijbehorend bebouwingspercentage, bouwhoogte e.d. vaststellen.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
-
de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel Rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open erven.
13.2 Algemene regels inzake bevordering ruimtelijke kwaliteit
Het bevoegd gezag kan slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien voldaan wordt aan het vereiste van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, als bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.
13.3 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 11e herz. (Schoorstraat 59)'.
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de herbestemming van de locatie aan Schoorstraat 59 te Udenhout Op deze locatie is een intensieve veehouderij aanwezig en bestemd. Deze veehouderij wordt herbestemd en er worden twee Ruimte voor Ruimte woningen gerealiseerd. Het betreft het perceel gemeente Udenhout, sectie A, nummer 1102 gedeeltelijk. De voormalige bedrijfsbestemming krijgt een passende andere herbestemming, zijnde een bedrijf voor statische opslag met een ondergeschikte recreatieve functie met bijbehorende bedrijfswoning plus twee Ruimte voor Ruimte woningen.
Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf'. Ter plaatse is een varkensbedrijf gevestigd. Beoogd wordt om op de locatie twee woningen op te richten in het kader van de regeling 'Ruimte voor Ruimte'. De bouwtitels Ruimte voor Ruimte worden verworven via de sloop van eigen bedrijfsbebouwing aan Schoorstraat 59 en inlevering van de bijbehorende milieurechten. De zuidelijk gelegen Ruimte voor Ruimte woning zal gaan fungeren als bedrijfswoning bij de resterende niet-agrarische functie en de huidige bedrijfswoning wordt herbestemd naar reguliere burgerwoning in het buitengebied. Een nieuw op te richten Ruimte voor Ruimte woning zal ter voorkoming van stedenbouwkundige en logistieke knelpunten worden herbestemd naar een bedrijfswoning.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern Udenhout, in het bebouwingslint Schoorstraat, op zeer korte afstand van natuurgebied de Loonse en Drunense Duinen. Navolgende figuur geeft een topografische kaart van de omgeving weer waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur 1: Topografische kaart met de ligging van het plangebied
Navolgende figuur betreft een luchtfoto met de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving.
Figuur 2: Luchtfoto waarbij het plangebied is uitgelicht
1.3 Voorgaand Plan
Het plangebied is gelegen in bestemmingsplan 'De Zandleij 2012' van de gemeente Tilburg, dit bestemmingsplan is op 18 maart 2013 vastgesteld door de gemeenteraad en onherroepelijk met ingang van 19 juni 2014. Het plangebied is in dit bestemmingsplan deels bestemd als 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' en deels bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Dit betreft de gronden aansluitend aan het agrarisch bedrijf. Op deze gronden wordt een landschappelijke inpassing gerealiseerd. Navolgende figuur betreft een uitsnede uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied.
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan 'De Zandleij 2012' met daarop aangegeven het plangebied
Het grootste deel van het plangebied is bestemd voor een intensief veehouderijbedrijf, de overige, achtergelegen gronden kennen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden in vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen alsmede behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke en hydrologische waarden.
De voor 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij geldt dat niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
-
één bedrijfswoning;
-
productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijk verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 200 m²;
-
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt (bed & breakfast), waarbij de gezamenlijke voor deze functie gebruikte vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum vloeroppervlakte van 200 m², waarvan 50 m² voor ondergeschikte horeca mag worden gebruikt;
-
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
bijbehorende tuinen en erven;
-
bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
-
bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
-
bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bouwwerken van algemeen nut.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' zijn de voor 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mede bestemd voor de desbetreffende functie(s) en/of waarde(n), met dien verstande dat niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak.
Ter plaatse van het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig in de vorm van een intensieve veehouderij. Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, ter plaatse is dan ook sprake van één bedrijfswoning, te weten de woning aan Schoorstraat 59. De beoogde ontwikkeling naar twee Ruimte voor Ruimte woningen en een bedrijfsbestemming voor statische opslag is binnen de vigerende bestemmingsplanregels niet rechtstreeks toegestaan. Derhalve is een wijziging van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk om de herontwikkeling mogelijk te maken.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.1.1 Ligging plangebied
De Schoorstraat is gelegen ten noorden van de kern Udenhout en verbindt de kern met natuurgebied de Loonse en Drunense Duinen. Toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte is mogelijk binnen een bebouwingsconcentratie (een bebouwingslint of bebouwingscluster). De Schoorstraat is door de gemeente Tilburg aangewezen als lintbebouwing op basis van de Omgevingsvisie 2040. Lintbebouwing betreft een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebied functies. Het bebouwingslint aan Schoorstraat. bestaat uit agrarische en niet-agrarische bedrijven afgewisseld met woonbestemmingen. De laatste decennia nemen het aantal agrarische bedrijven in dit lint gestaag af en vindt er een transformatie plaats naar niet-agrarische bedrijfsfuncties, waaronder een aantal recreatieve functies, en woonfuncties.
2.1.2 bebouwingsconcentratie
2.2 Huidige Situatie
De initiatiefnemer is eigenaar van het plangebied aan Schoorstraat 59 en exploiteert ter plaatse een intensieve veehouderij. Het doel van dit bestemmingsplan is herbestemming van deze intensieve veehouderij naar een bedrijf voor statische opslag. Hierna wordt de bijbehorende milieuvergunning weergegeven.
Figuur 8: Vergunning voor het houden van dieren voor Schoorstraat 59 (Bron: Web-BVB)
Ter plaatse van het plangebied is in de huidige situatie sprake van een intensieve veehouderij waarbij een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen aanwezig zijn. De stallen die dienst doen ten behoeve van de intensieve veehouderij ter plaatse hebben een grootte van 2.192 m². Daarnaast zijn een loods, in gebruik ten behoeve van caravanstalling, en een werktuigenberging/paardenstal aanwezig. De caravanstalling wordt geëxploiteerd als nevenfunctie bij de intensieve veehouderij. Op navolgende figuren wordt de bebouwing aan de Schoorstraat 59 en het plangebied in de huidige situatie weergegeven.
Figuur 9: Agrarische bedrijfswoning aan de Schoorstraat 59 (Bron: Google Maps)
Figuur 10: Zicht op schuur aan voorzijde perceel Schoorstraat 59 (Bron: Google Maps)
Figuur 11: Luchtfoto bebouwing ter plaatse van Schoorstraat 59 te Udenhout (Bron: Bing Maps)
2.3 Beoogde Situatie Plangebied
2.3.1 Algemeen
Beoogd wordt om zowel ten noorden als ten zuiden van de huidige woning aan Schoorstraat 59 een Ruimte voor Ruimte woning te realiseren. In het vigerende bestemmingsplan is de locatie bestemd als 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. De realisatie van de woningen hangt samen met de sloop van de stallen in gebruik voor de intensieve veehouderij en het doorhalen van de vigerende milieurechten. Daarmee samengaand zullen Ruimte voor Ruimte titels gecreëerd worden.
Tevens wordt beoogd de huidige bedrijfsactiviteiten in de vorm van statische opslag met een recreatieve nevenfunctie voort te zetten. In de beoogde situatie is het bedrijfsgebouw voor statische opslag gelegen achter de als bedrijfswoning te bestemmen Ruimte voor Ruimte woning. Derhalve zal in samenhang met de ontwikkeling de functie van de huidige bedrijfswoning wijzigen naar een reguliere burgerwoning en zal de zuidelijke Ruimte voor Ruimte woning worden bestemd als bedrijfswoning bij het bedrijf voor statische opslag. Hiermee zijn binnen het plangebied twee Ruimte voor Ruimte woningen en blijft een bedrijfswoning aanwezig.
2.3.2 Invulling van het plangebied
Ter plaatse zullen na herontwikkeling de volgende functies aanwezig zijn:
-
Wonen: één nieuw op te richting woning in de vorm van de nieuw op te richten Ruimte voor Ruimte woning en één reeds bestaande woning (de huidige bedrijfswoning), die wordt herbestemd naar een reguliere burgerwoning.
-
Bedrijf: een bedrijf ten behoeve van statische opslag. Daartoe zullen de twee zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebouwen behouden blijven. Tevens wordt de in de huidige situatie aanwezige Bed & Breakfast functie verplaatst naar de voorzijde van de zuidwestelijk gelegen loods. De nieuw op te richten Ruimte voor Ruimte woning binnen deze bestemming wordt bestemd als bedrijfswoning.
-
Agrarisch: de resterende gronden worden conform omliggende gronden bestemd als Agrarisch met waarden.
Hierna wordt de ontwikkeling nader toegelicht
Binnen het plangebied wordt ten noorden en ten zuiden van de huidige bedrijfswoning aan Schoorstraat 59 een Ruimte voor Ruimte woning beoogd. De te behouden bedrijfswoning zal worden herbestemd naar reguliere burgerwoning, de nieuw op te richten zuidelijke Ruimte voor Ruimte woning zal als bedrijfswoning bij de niet-agrarische bedrijfslocatie fungeren.
In samenhang met de oprichting van de Ruimte voor Ruimte woningen wordt 2.192 m² aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij gesloopt worden. Deze bebouwing wordt bij sloop en samenstelling van het bewijsstukkendossier definitief ingemeten. In één van deze gebouwen (de stal gelegen achter de bedrijfswoning) is in de huidige situatie een Bed & Breakfast functie aanwezig, deze zal met de ontwikkeling binnen het plangebied worden verplaatst naar de te behouden zuidwestelijk gelegen loods met een oppervlakte van circa 945 m². De noordelijk gelegen werktuigenberging, met een oppervlakte van circa 375 m² zal tevens behouden blijven als bijgebouw bij de woning voor het hobbymatig houden van paarden. De loods wordt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ingezet ten behoeve van statische opslag. Navolgende figuur geeft een beeld van de beoogde inrichting van de locatie.
Figuur 12: Indicatieve schets toekomstige situatie
Met de regels in dit bestemmingsplan worden de volgende functies binnen het plangebied toegestaan:
-
Wonen:
-
één Ruimte voor Ruimte woning ter plaatse van de bestemming 'Wonen', inhoud 1.000 m³;
-
de voormalige bedrijfswoning wordt herbestemd naar een reguliere woonbestemming
-
bijgebouwen bij de woningen tot een omvang van 150 m² per woning;
-
Bedrijf:
-
één bedrijfswoning ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf'
-
(reeds vergunde) inpandige vakantieappartementen/bed-and-breakfast met een omvang van 80
-
² binnen loods met statische opslag van 945 m²
-
Statische opslag ten behoeve van caravanstalling met een oppervlakte van 865 m²,
-
Een loods/schuur ten behoeve van het hobbymatig stallen van paarden en werktuigenberging met een oppervlakte van 375 m².
2.3.3 Te saneren bebouwing
Ten behoeve van de oprichting van de Ruimte voor Ruimte woningen en het samenstellen van de hiertoe benodigde bouwtitels wordt alle bebouwing die dienst doet ten behoeve van de intensieve veehouderij gesaneerd. Het gaat om varkensstallen met een oppervlakte van 2.192 m² en een deel van de rundveestal met een oppervlakte van 154 m², daarmee wordt een totale oppervlakte gesloopt van 2.346 m². Navolgende figuur geeft een beeld van de te saneren bebouwing.
Figuur 13: Te saneren bebouwing ter plaatse van Schoorstraat 59
2.3.4 Inpassing in de omgeving
2.3.5 Beeldkwaliteit
2.3.6 Ontsluiting en parkeren
Het plangebied zal middels drie aansluitingen worden ontsloten op de Schoorstraat. In de huidige situatie is reeds sprake van drie ontsluitingen van het plangebied, deze blijven met de ontwikkeling behouden. De eerste ontsluiting betreft de meest noordelijk gelegen ontsluiting, deze zal in de toekomstige situatie behouden blijven en worden ingezet ten behoeve van de ontsluiting van de Ruimte voor Ruimte woning. De tweede ontsluiting betreft de huidige ontsluiting van Schoorstraat 59, deze ontsluiting blijft tevens behouden en zal de voormalige bedrijfswoning, bestemd naar een reguliere woning, ontsluiten. De derde ontsluiting betreft de ontsluiting in het zuiden van het plangebied ten behoeve van de resterende bedrijfsbestemming met de daarbij behorende Ruimte voor Ruimte (bedrijfs)woning.
Ten behoeve van de toevoeging van de twee Ruimte voor Ruimte woningen en de (voormalige bedrijfs)woning aan Schoorstraat 59 zal voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd op eigen terrein. Hiertoe is ruim voldoende ruimte beschikbaar.
2.3.7 Beoogde planologische situatie
Ter plaatse van de beoogde Ruimte voor Ruimte woning wordt de bestemming 'Wonen – Buitengebied' opgenomen. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is een reguliere woning toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³. Voor de beoogde Ruimte voor Ruimte woningen wordt in de regels een inhoud van maximaal 1.000 m³ toegestaan. Het overige deel van het plangebied zal worden bestemd een bedrijfsbestemming en worden terugbestemd naar 'Agrarisch met Waarden'. Navolgende figuur laat de beoogde planologische situatie zien, de verbeelding maakt tevens onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Figuur 19: Bestemmingsplanverbeelding
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de Rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woning-bouwprogrammering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's.
De beoogde herontwikkeling heeft geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen. De verstedelijkingsopgave wordt overgelaten aan provincie en gemeente. De herbestemming vindt plaats in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte, een provinciale beleidsregeling voor het toevoegen van woningen, op daarvoor passende locaties. Het plangebied betreft een passende locatie voor de ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte woningen.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (Rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan.
In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat onder andere een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.
Er zijn geen kaders uit het Barro die een directe invloed hebben op de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen.
In de handreiking is opgenomen dat realisatie van enkele woningen geen stedelijke ontwikkeling betreft. Met de beoogde herontwikkeling is geen sprake van strijdigheid met de ladder voor duurzame verstedelijking. Er wordt ook geen nieuwe bebouwing mogelijk. Naast sanering van alle veehouderijactiviteiten blijven overige gerealiseerde activiteiten in de huidige omvang toegestaan.
3.3 Provincie
3.3.1 Structuurvisie
3.3.2 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: 'Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Om klaar te zijn voor de Omgevingswet, is eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 24 mei 2019 vastgesteld. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de nieuwe omgevingsvisie worden zoveel mogelijk meegenomen.
Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling spelen de volgende aandachtspunten een rol.
-
De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden en wordt een bestaande locatie herbenut.
-
De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken, voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.
3.3.3 Verordening ruimte Noord-Brabant
3.4 Regio
3.4.1 Masterplan Pauwels
3.5 Gemeente
3.5.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
3.5.2 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP)
Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het vervolg van de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Daarin geeft Tilburg haar beleidsmatige invulling aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in het vGRP.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Het plangebied betreft een bebouwingslint in het buitengebied van de gemeente Tilburg. De bebouwing is gepositioneerd aan het lint. De bebouwing is veelal parallel aan de Schoorstraat gelegen, behoudens een uitzondering aan Schoorstraat 28b. Hoofdgebouwen en bijgebouwen hebben voornamelijk een rechthoekig grondplan en zijn afgedekt met een kap. De bijgebouwen zijn daarachter gelegen, achter de gevellijn van de woningen. Wanneer sprake is van bedrijfsgebouwen, zijn deze zoals haaks als parallel aan de Schoorstraat gelegen.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Historische geografie
Het plangebied is gelegen aan de Schoorstraat. De omgeving is vanaf circa 1850 ontgonnen en voor agrarische bedrijvigheid in gebruik genomen. De eerste bebouwing ontstond ten noorden en zuiden van het plangebied in de oorspronkelijke gehuchten 'De Hoek' en 'Schoorstraat'. Vanaf circa 1940 is het lint breder ontgonnen en is ook het plangebied ontgonnen. Navolgende figuur geeft een beeld van de ontwikkeling van het bebouwingslint aan de Schoorstraat. In 1875 is reeds bebouwing te zien ter plaatse van het plangebied.
Figuur 26: Bebouwingslint Schoorstraat gemeente Tilburg, achtereenvolgens: 1850, 1975, 1925 en 1975 (Bron: Topotijdreis) met de ligging van het plangebied met en zwarte cirkel aangeduid
4.3.2 Archeologie
4.3.3 Cultuurhistorie
4.4 Volkshuisvesting
De beoogde woningen binnen het plangebied worden gerealiseerd middels toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte. De regeling Ruimte voor Ruimte is een provinciale regeling. In het kader van toepassing van deze regeling worden vrijstaande woningen toegestaan op planologisch geschikte locaties hiervoor. Deze woningenbouwaantallen worden gerealiseerd buiten het regionale woningbouwkader om.
4.5 Groen En Speelruimte
De beoogde herontwikkeling ziet tot op realisatie van twee Ruimte voor Ruimte woningen en herbestemming van bestaand vastgoed in een bebouwingsconcentratie in het buitengebied. Door de beoogde ontwikkeling vindt geen aantasting van de groenstructuur plaats. De landschappelijke inpassing van het plangebied wordt versterkt. De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op speelruimten binnen de gemeente Tilburg.
4.6 Bedrijvigheid
Binnen het plangebied wordt een intensieve veehouderij gesaneerd. De resterende bebouwing die niet in gebruik was voor de veehouderij wordt herbestemd naar een bedrijfsbestemming en tevens worden twee Ruimte voor Ruimte woningen ontwikkeld in het buitengebied van de gemeente Tilburg. Binnen het plangebied zal in samenhang met de ontwikkeling een bedrijf voor statische opslag worden bestemd met ondergeschikt een recreatieve functie. Deze bedrijfsvoering heeft van een lagere milieucategorie dan waar in de huidige situatie sprake van is. In paragraaf zal hier nader op ingegaan worden.
4.7 Verkeer En Parkeren
4.7.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
4.7.2 Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
4.7.3 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto's, elektrische auto's en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt; Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
4.7.4 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen. Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven. Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde milieuaspecten
5.2 Milieueffectrapportage
5.2.1 Inleiding
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
-
er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
-
voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
5.2.2 M.e.r. (beoordelings)plichtige activiteit
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
5.2.3 Passende beoordeling
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bevindt zich op een afstand van circa 420 meter tot het plangebied. De ontwikkeling ziet toe op sanering van een intensieve veehouderij en herbestemming van de resterende bebouwing conform de feitelijke situatie. Dit heeft een positief effect op flora en fauna waarden in de omgeving. Dit wordt in paragraaf 5.9 onderzocht en beoordeeld.
Er heeft een vormvrije mer-beoordeling plaatsgevonden. Deze beoordeling is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Uit dit rapport blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving.
5.2.4 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
5.3 Milieuhinder Bedrijven
5.3.1 Inleiding
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten uit de handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'. Deze (indicatieve) lijst geeft de richtafstanden weer voor milieubelastende activiteiten. In de lijst 'Bedrijven en Milieuzonering' worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn afgestemd op twee omgevingstypen: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een gebied wordt als 'gemengde gebied' getypeerd als functiemenging de boventoon voert in het gebied of als functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met een hoge aanwezigheid van agrarische en andere bedrijvigheid wordt hieronder verstaan.
Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen.
5.3.2 Bedrijven rondom het plangebied
5.3.3 Bedrijvigheid in het plangebied
Aan Schoorstraat 59 vindt sanering van de intensieve veehouderij plaats. De bestaande loods voor statische opslag blijft daarvoor gehandhaafd. Ook blijven de twee vakantieappartementen/bed-and-breakfast binnen het plangebied gehandhaafd. In dit bestemmingsplan is verankerd dat de bestaande bebouwing de maximaal toegestane bebouwing betreft. De activiteiten die plaatsvinden binnen het plangebied betreffen categorie 2 activiteiten. De aan te houden richtlijnafstand van deze activiteiten in een gemengd gebied bedraagt 10 meter. Tussen de bedrijfsbestemming en de voormalige bedrijfswoning, die als woning wordt bestemd, is een robuuste landschappelijke afscheiding gelegen. De woning is gelegen op een afstand van tenminste 10 meter van de bedrijfsactiviteiten. Geen andere woningen zijn gelegen in de nabijheid van de bedrijfsbestemming. Er wordt voldaan aan de richtlijnen voor bedrijven en milieuzonering.
5.4 Exterme Veiligheid
5.4.1 Inleiding
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg en het water) en hoogspanningslijnen en buisleidingen. Deze aspecten worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
5.4.2 Verantwoordingsplicht
5.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
Met deze Beleidsvisie Externe Veiligheid zet de gemeente in op een duurzame en veilige ontwikkeling van de stad. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. Deze visie gaat in op de samenhang tussen ruimtelijke ordening enerzijds en beheersing en verantwoording van risico's anderzijds. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de plankaart externe veiligheid gemeente Tilburg, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur 29: Plankaart externe veiligheid gemeente Tilburg, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
Het plangebied is gelegen in 'luwe gebieden'. Het gebied betreft een risicoluw agrarisch gebied. Omdat in dit buitengebied veel ruimte is tussen woningen en/of inrichtingen zijn risico's hier met mate toegestaan. Dit betekent dat propaantanks of opslag van kunstmest behorend bij een agrarische onderneming mogelijk moet zijn. Risico's in beperkte mate blijven in het agrarische buitengebied mogelijk, zolang ze andere woningen/ inrichtingen niet hinderen.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
5.4.4 Beoordeling van het plangebied
5.4.5 Verantwoording van het groepsrisico
5.5 Geluid
5.5.1 Inleiding
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van spoor- en wegverkeerslawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van(spoor) wegen. De reikwijdte van de Wet geluidhinder is beperkt tot een geluidszone langs wegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder geldt niet voor 30-km wegen en voor woonerven. De systematiek van de zonering Wet geluidhinder voor wegverkeer houdt in dat langs een (toekomstige) verkeersweg een geluidszone ligt waarbinnen in een aantal situaties bescherming wordt geboden aan geluidsgevoelige bestemmingen. Deze bescherming geldt in de volgende situaties:
-
via een ruimtelijk besluit de aanleg van een weg mogelijk maken;
-
via een ruimtelijk besluit een geluidsgevoelige bestemming in de zone realiseren;
-
de reconstructie/wijziging van een bestaande weg.
5.5.2 Beoordeling van het plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Schoorstraat. Ten behoeve van het wegverkeerslawaai dient een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai te worden uitgevoerd. Er is geen sprake van invloed op het plangebied van railverkeer, industrielawaai of luchtvaartlawaai.
5.5.3 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Ten behoeve van realisatie van twee Ruimte voor Ruimte is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door Tritium Advies d.d. 12 juli 2019 behoort als bijlage bij de toelichting. De conclusie en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn hierna opgenomen.
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de wegen Schoorstraat, Oude Bossche Baan en Loonse Hoek. Voor de wegen Oude Bossche Baan en Loonse Hoek geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt.
Voor de Schoorstraat geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor nieuwbouw in buitenstedelijk gebied wordt nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet.
Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is tevens niet doeltreffend in onderhavige situatie. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat de voorkeurgrenswaarde niet meer wordt overschreden. Het toepassen van een stiller wegdek ontmoet echter overwegende bezwaren van financiële aard. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd. Ten behoeve van het akoestisch onderzoek is tevens rekening gehouden met het document “Hogere waarde beleid gemeente Tilburg” d.d. april 2015 van de gemeente Tilburg. Conform dit beleidsstuk kan er pas een hogere waarde worden verleend als voldaan wordt aan de hoofdcriteria uit de Wet geluidhinder en aan de in het beleidsstuk genoemde voorwaarden. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt enkel op de voorgevel meer dan 55 dB (excl. aftrek). De overige gevels kunnen daarmee geluidluwe worden uitgevoerd. Hierbij dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, tenminste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidluwe gevel te zijn gelegen. In onderhavige situatie is er geen sprake van dove gevels. Derhalve wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het gemeentelijk geluidbeleid.
Uit het onderzoek blijkt dat er, na verlening ontheffing hogere grenswaarde, geen bezwaren zijn voor realisatie van de beoogde woningen vanuit wegverkeerslawaai. De procedure ontheffing hogere grenswaarde wordt gelijktijdig met deze procedure gevoerd.
5.6 Lucht
5.6.1 Inleiding
Met de Wet luchtkwaliteit en de bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma. De hierin opgenomen programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden.
5.6.2 Regeling niet in betekenende mate
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto. Aangezien het plan slechts de bouw van twee Ruimte voor Ruimte woningen mogelijk maakt, kan worden gesteld dat dit plan onder het begrip 'Niet In Betekenende Mate' valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht.
5.6.3 Achtergrondconcentratie fijn stof
Fijn stof (PM10 en PM2,5) is een verzamelnaam voor uiteenlopende deeltjes die door de lucht zweven: roetdeeltjes, opstuivend zand, uitlaatgassen, zeezout, plantmateriaal, cementdeeltjes en bijvoorbeeld stukjes afgesleten autoband of wegdek. Fijn stof kan ook ontstaan door reacties tussen verschillende gassen in de lucht. De gemiddelde hoeveelheid (concentratie) fijn stof in Nederland is hoger in het zuiden, nabij grotere steden en bij grote industriegebieden. Fijn stof is een vorm van luchtvervuiling en heeft een ongunstig effect op de gezondheid van mensen. Tot fijn stof worden in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10, dan wel 2,5 micrometer (µg) gerekend. Fijn stof blijft in de lucht zweven en bestaat uit deeltjes van verschillende grootte, van verschillende herkomst en daardoor met een verschillende chemische samenstelling. Verkeer, industrie en landbouw zijn de belangrijkste bronnen.
Op grond van de Wet milieubeheer gelden voor fijn stof de volgende grenswaarden:
-
De jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes PM10 is maximaal 40 µg/m³;
-
De daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³, mag maximaal 35 maal per kalenderjaar worden overschreden;
-
De jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes PM2,5 is maximaal 25 µg/m³.
De achtergrondconcentratie voor fijnstof is de totale concentratie van alle bronnen per vak van 1 kilometer bij 1 kilometer. De achtergrondconcentratie wordt jaarlijks bepaald door de emissies van veehouderijen, industrieën en verkeer bij elkaar opgeteld. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de door het RIVM gepubliceerde Grootschalige Concentratie- en Depositiekaart Nederland, waarbij de achtergrondconcentratie fijn stof PM10 ter plaatse van het plangebied is weergegeven in de zwarte cirkel.
Figuur 31: Uitsnede kaart achtergrondconcentratie PM10 met daarop de ligging van het plangebied aangeduid
De achtergrondconcentratie PM10 ter plaatse van het plangebied bedraagt 17,96 µg/m³. De concentratie fijn stof blijft daarmee ruimschoots onder de toegestane norm van 40 µg/m³.
Gesteld wordt dat de achtergrondconcentratie voor PM2,5 in Nederland ruimschoots voldoet aan de grenswaarde. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de door het RIVM gepubliceerde Grootschalige Concentratie- en Depositiekaart Nederland, waarbij de achtergrondconcentratie fijn stof PM2,5 ter plaatse van het plangebied is weergegeven in de zwarte cirkel.
Figuur 32: Uitsnede achtergrondconcentratie PM2,5, met daarop de ligging van het plangebied aangeduid
Volgens de GCN kaart is de achtergrondconcentratie PM2,5 ter plaatse van het plangebied 11,13 µg/m³. De concentratie fijn stof blijft daarmee ruimschoots onder de toegestane norm van 25 µg/m³.
5.7 Geur
5.7.1 Inleiding
De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor de vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De Wet geurhinder en veehouderij wordt voornamelijk gebruikt om de geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen te beoordelen bij de vergunningverlening. Indirect heeft de Wet geurhinder en veehouderij consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten. Die doorwerking van de geurregelgeving naar de ruimtelijke ordening wordt de 'omgekeerde werking' genoemd. Een geurnorm beoogt namelijk mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder. Omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichtzelf blootstellen aan die overmatige hinder, bijvoorbeeld door zich in de directe nabijheid van een veehouderij te vestigen. Bij besluitvorming omtrent de bestemming van nieuwe (burger)woningen dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:
-
Is ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object);
-
Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).
5.7.2 Veehouderijen in de omgeving van het plangebied
In de directe nabijheid van het plangebied is een aantal agrarische bedrijven aanwezig. In navolgende figuur is de ligging van deze veehouderijen ten opzichte van het plangebied weergegeven.
Figuur 33: Ligging veehouderijbedrijven in omgeving plangebied
Op deze veehouderijen zijn de volgende aantallen vergund:
Figuur 34: Vergunde dieraantallen Schoorstraat 28A te Udenhout (Bron: Web BVB provincie Noord-Brabant)
Figuur 35: Vergunde dieraantallen Schoorstraat 30 te Udenhout (Bron: Web BVB provincie Noord-Brabant)
Figuur 36: Vergunde dieraantallen Schoorstraat 32B te Udenhout (Bron: Web BVB provincie Noord-Brabant)
Figuur 37:Vergunde dieraantallen Schoorstraat 63 te Udenhout (Bron: Web BVB provincie Noord-Brabant)
5.7.3 Voorgrondbelasting
Op de veehouderijbederijven aan de Schoorstraat 32B en 63 te Udenhout worden enkel dieren gehouden waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. Derhalve dient vanaf deze veehouderij een vaste afstand te worden aangehouden van 50 meter tot een gevoelig object. In beginsel dient de grens van een bouwvlak als uitgangspunt te worden genomen bij de beoordeling van de aan te houden vaste afstand in verband met geur omdat binnen het gehele agrarische bouwvlak bedrijfsbebouwing kan worden opgericht. De mogelijkheid tot oprichten van nieuwe bedrijfsbebouwing moet echter ook voldoende reëel zijn. Indien het niet aannemelijk is dat een verschuiving van de bedrijfsbebouwing daadwerkelijk plaats zal vinden, kan gesteld worden dat deze mogelijkheden uitsluitend theoretisch zijn en dat hieraan voorbij mag worden gegaan. Niet aannemelijk is dat een veehouderij zijn bedrijfswoning afbreekt c.q. verplaatst ten behoeve van de uitbreiding van nieuwe emissiepunten in deze richting. Dit komt onder andere aan de orde in de uitspraak van de Raad van State met zaaknummer 200509252/1 d.d. 16 augustus 2006. De nieuw op te richten Ruimte voor Ruimte woning ten zuiden van Schoorstraat 59 is gelegen op een afstand van 50 meter tot de dierenverblijven van het bedrijf aan Schoorstraat 32b, gelegen op een afstand van 5 meter achter de achtergevel van de bedrijfswoning. Hiermee kan de huidige bedrijfsbebouwing als uitgangspunt worden genomen en wordt voldaan aan de aan te houden vaste afstand. Dat de beoogde ontwikkeling op deze manier mogelijk is wordt onder meer bevestigd in de uitspraak van rechtbank Breda d.d. 30 augustus 2010, procedurenummer 10/1105 WRO.
De Ruimte voor Ruimte woning die wordt gerealiseerd ten noorden van de woning aan Schoorstraat ligt op een afstand van circa 145 meter van het veehouderijbedrijf aan Schoorstraat 63, waarmee de woning wordt opgericht buiten de aan te houden afstand.
Voor de veehouderijbedrijven aan Schoorstraat 28A en Schoorstraat 30 is wel een geuremissiefactor vastgesteld. Op de veehouderij aan Schoorstraat 30 worden 20 kippen gehouden en aan Schoorstraat 28A mogen vleeskalveren, vleesstieren, geiten, en paarden gehouden worden. De dominante veehouderij ter plaatse betreft de veehouderij aan de Schoorstraat 28A. De geurbelasting van deze veehouderij is berekend met behulp van het programma V-Stacks vergunning. De resultaten van de berekening zijn weergegeven in navolgende tabel.
Tabel 1: Geurberekening V-Stacks Vergunning Schoorstraat 28A ten opzichte van plangebied
Navolgende figuur geeft een beeld van de emissiepunten bij deze berekening.
Figuur 38: Emissiepunten bij voorgrondbelastingberekening ten opzichte van veehouderij aan Schoorstraat 28A
Uit de berekening blijkt dat de voorgrondbelasting ter plaatse van het plangebied maximaal 0,2 bedraagt (nihil). Ter plaatse bedraagt de maximaal toegestane voorgrondbelasting 14 oue/m³. Herontwikkeling van het plangebied is in het kader van de voorgrondbelasting derhalve geen bezwaar.
5.7.4 Achtergrondbelasting
De achtergrondbelasting wordt berekend met het programma V-Stacks gebied. Ten behoeve van de berekening van de achtergrondbelasting zijn de veehouderijen binnen een straal van twee kilometer rondom het plangebied beoordeeld. De invoergegevens van de bedrijven voor het programma V-Stacks gebied zijn afkomstig uit de database van het Bestand Veehouderijbedrijven van de provincie Noord-Brabant d.d. 25 januari 2019. Dit betreft het bestand van de veehouderijen binnen de gemeenten Tilburg, Loon op Zand en Heusden. De gegevens voor de berekening zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Aangezien sprake is van een berekening van de huidige situatie is de maximaal vergunbare emissie voor de bedrijven gelijk gesteld aan de vergunde emissie in de bestaande situatie. De emissie voor de veehouderij binnen het plangebied is er uitgehaald. Hierna zijn de resultaten van de berekening van achtergrondbelasting weergeven.
Berekende ruwheid: 0,20 m
Meteo station: Eindhoven
Rekenuren: 10 %
Rasterpunt linksonder x: 135506 m
Rasterpunt linksonder y: 404212 m
Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend
Tabel 2: Beeld van achtergrondbelasting binnen het plangebied
De gehanteerde emissiepunten zijn overeenkomstig aan de gehanteerde emissiepunten voor het plangebied in voorgaande figuur. Ter plaatse van de planlocatie is een zeer goed woon- en leefklimaat aanwezig in het kader van de achtergrondbelasting.
5.8 Bodem
5.8.1 Inleiding
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming. De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingssituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
5.8.2 Onderzoek
Ten behoeve van herbestemming van het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek behoort als bijlage bij deze toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.9 Natuur En Ecologie
5.9.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk 'Natura 2000-gebieden' (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk 'soorten' (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk 'houtopstanden' (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk 'Natura 2000-gebieden' heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk 'soorten' heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document 'Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep', Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn);
-
Overige inheemse broedvogels;
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn;
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant);
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rusten voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
5.9.2 Analyse plangebied
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Bestaand Watersysteem
6.1.1 Gebiedskenmerken
Het plangebied is deels gelegen in het stroomgebied van de Roomleij welke op grotere schaal deel uit maakt van het stroomgebied van de Zandleij. Het plangebied valt binnen het beheergebied van het waterschap De Dommel.
6.1.2 Bodem en oppervlaktewater
De bodem bestaat volgens de bodemkaart uit een hoge zwarte enkeerdgrond bestaande uit lemig fijn zand. Het plangebied is op een hoogte van circa 8,5 meter boven NAP gelegen. De GHG ter plaatse van het plangebied bedraagt 40-60 cm-mv. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de wateratlas met de daarin een beeld van de GHG.
Figuur 39: Uitsnede GHG ter plaatse van het plangebied
6.1.3 Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen. Direct ten noorden van het plangebied is een A-watergang gelegen.
6.2 Beleidskader
6.2.1 Waterschapsbeleid
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld op 22 december 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico's beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel, die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
6.2.2 Keur
Voor waterhuishoudkundige ingrepen in het plangebied is de Keur waterschap Dommel van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Op grond van de Keur is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het waterschap. Navolgende figuur betreft een weergave van de keurkaart met daarop het plangebied aangeduid.
Figuur 40: Uitsnede keurkaart 2015 waterschap de Dommel ter plaatse van het plangebied
Ter plaatse van het plangebied is sprake van 'Attentiegebied' en tevens A-water in de vorm van een sloot gelegen direct langs de noordelijke perceelsgrens. Binnen het plangebied vindt geen grondwateronttrekking plaats en wordt met de beoogde herontwikkeling ook niet beoogd. Met de beoogde herontwikkeling zal het bebouwd oppervlak afnemen. De beoogde herontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het 'Attentiegebied'. Voor de waterloop met de A-categorie geldt een onderhoudsstrook van 5 meter. De ontwikkeling heeft geen invloed op de aan het plangebied grenzende A-water. Navolgende figuur geeft een uitsnede met de kaart van een A- en B- watergang.
Figuur 41: Kaart met oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied
6.2.3 Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², toename van een verhard oppervlak tussen de 2.000 m² en 10.000 m² en projecten met een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m².
Ter plaatse van het plangebied worden twee Ruimte voor Ruimte woningen met bijgebouwen en erfverharding mogelijk gemaakt. In samenhang hiermee worden bedrijfsgebouwen met een gezamenlijk oppervlak van 2.346 m² gesaneerd. Er vindt daarmee een afname van het verhard oppervlak plaats. Op basis van de 'Algemene regels Keur 2015' geldt voor een dergelijke ontwikkeling een vrijstelling van het verbod voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam.
Op basis van de Keur en de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' wordt geen compensatie vereist voor plannen met een toename van verhard oppervlak van minder dan 2.000 m². Het hemelwater afkomstig van het toegenomen verhard oppervlak mag naar bestaand oppervlaktewater worden afgevoerd. Op vrijwillige basis is de aanleg van een infiltratievoorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat.
6.2.4 Gemeentelijk waterbeleid
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het verbreed Gemeenlijk Rioleringplan, het vGRP 2016-2020, is vastgesteld in november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010- 2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.3 Watertoets
6.3.1 Inleiding
Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief op het plangebied inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waterschap heeft een aantal principes gedestilleerd, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder.
6.3.2 Verwerking van hemelwater binnen het plangebied
Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren) in zijn weg tussen de afvoerende oppervlakken en het oppervlaktewatersysteem. Mogelijkheden hiervoor zijn:
-
Minder afvoerende oppervlakken inrichten (ontharden);
-
Toepassen van half-verhardingen;
-
Waterdoorlatende verharding;
-
Toepassen van groene daken;
-
Bovengrondse waterbergende voorzieningen
Alle beetjes helpen; andere / innoverende ideeën zijn mogelijk.
In 2019 is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De voorgenomen bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie.
Vooruitlopend op het nieuwe beleid en op basis van afvoerende oppervlakken in de toekomstige situatie geldt daarmee voor het plangebied een bergingsopgave van 208,5 m³. Als invulling wordt de toepassing van bovengrondse waterbergende voorzieningen en een groen-/waterbergend dak als kansrijk gezien. Wadi's en andere bovengrondse bergingsvoorzieningen binnen het plangebied zijn een goede optie, die in het vergunningstraject concreter gemaakt moet worden. De voorziening kan worden voorzien van een overloop op het aanwezige oppervlaktewatersysteem.
Oppervlakten * | Onverhard (m²) | Verhard (m²) | Totaal |
Dak | 0 | 2.135 | 2.135 |
Bestrating | 0 | 1.340 | 1.340 |
Binnenterrein | 9.810 | 0 | 9.810 |
Open water(berging) | 1.043 | 0 | 1.043 |
Totaal (m²) | 14.428 |
Tabel 3: Afvoerende oppervlakten in de toekomstige situatie
De voorgaande tabel betreft een inschatting van het verhard oppervlak. De waterbergingsopgave wordt bijgesteld aan de hand van de werkelijke afvoerende oppervlakken.
Voor de ontwateringsdiepte (het verschil tussen de maaiveldhoogte en de gemiddelde hoogste grondwaterstand) dient ten minste 90 centimeter beneden maaiveld te worden hanteren. Voorkomen moet worden dat wateroverlast ontstaat. Drainage is niet toegestaan. Ondergrondse bouwdelen dienen voldoende waterdicht uitgevoerd te voeren. Omdat de GHG ter plaatse van het plangebied 40 tot 60 cm-mv bedraagt en een omvang van 90 cm boven GHG gehanteerd dient te worden voor de ontwateringsdiepte, is het advies de ondergrond voor de nieuwe woningen in het plangebied beperkt op te hogen.
Het hemelwater dat valt op daken en verharding van de noordelijk gelegen Ruimte voor Ruimte woning wordt naar het oppervlakte water geloosd. Aan de noordzijde van het perceel is een A-watergang gelegen. Voordat het hemelwater deze watergang bereikt is het water veelal geïnfiltreerd in de bodem. De infiltratiecapaciteit van de bodem biedt hiervoor de mogelijkheden.
Het hemelwater dat valt op de zuidelijk gelegen Ruimte voor Ruimte woning zal middels infiltratietransportriolen naar een wadi op het perceel worden geleid, vanwaar het hemelwater in de bodem infiltreert.
6.3.3 Kwaliteit van te lozen en infiltreren water
Om de kwaliteit van het hemelwater te garanderen dienen onderdelen welke met regenwater in aanraking kunnen komen, te worden vervaardigd of te bestaan uit niet-uitloogbare bouwmaterialen zoals kunststoffen of gecoat staal of aluminium (in plaats van zink, lood of asfalt et cetera). Door het gebruik van niet-uitlogende materialen komen geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBo-maatregelen) voor in het te infiltreren water. In de nieuwe situatie wordt alleen het huishoudelijk afvalwater geloosd op de bestaande persriolering. Enkel schoon regenwater mag worden geïnfiltreerd. Infiltratie van afgekoppelde verhardingen zoals opritten, parkeerplaatsen en terrassen mag niet verontreinigd zijn met chemische bestrijdingsmiddelen, olie, agressieve reinigingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen.
6.3.4 Afvalwater
In de westzijde van de Schoorstraat ligt een drukriolering. Op deze drukriolering mag alleen het vuilwater van de drie nieuwe percelen worden aangesloten. Regenwater, mestputten, spoel- en wasplaatsen mogen hier niet op worden geloosd. Voor verlening van de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteiten dient tijdig in beeld te worden gebracht hoe het afvalwater vanaf het plangebied wordt verwerkt. Initiatiefnemer neemt tijdig contact op met de rioolbeheerder van de gemeente voor afstemming over omgang met afvalwater.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Standaard Plansystematiek
7.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit plan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf. Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding. In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten. Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
7.2.2 Bouwhoogte
In beginsel geldt voor regulier woningen in het buitengebied een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 10 meter. In afwijking hiervan geldt voor agrarische bedrijfswoningen een bouwhoogte van 11 meter. Van deze bouwhoogten kan middels een maatvoeringsaanduiding van worden afgeweken.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
In het buitengebied geldt voor bijgebouwen bij woningen dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij
een woning mag niet meer bedragen dan:
-
75 m² op bouwpercelen, kleiner dan 1.000 m²;
-
150 m² op bouwpercelen, groter dan of gelijk aan 1.000 m², doch kleiner dan 5.000 m²;
-
200 m² op bouwpercelen, groter dan of gelijk aan 5.000 m²;
terwijl de goothoogte maximaal 3 meter en bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
7.3 Bestemmingen En Aanduidingen
7.3.1 Inleiding
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen aanwezig:
-
Agrarisch met Waarden
-
Bedrijf
-
Wonen-Buitengebied
-
Waterstaat – Attentiegebied NNB (dubbelbestemming)
Deze bestemmingen worden in navolgende paragrafen nader toegelicht.
Binnen deze bestemmingen zijn de volgende aanduidingen gebruikt:
-
'bedrijfswoning' ter plaatse van de nieuw op ter richten Ruimte voor Ruimte woning aan de zuidzijde van het plangebied.
-
'groen' ter plaatse van de te behouden, aan te leggen en te versterken landschappelijke inpassing binnen het plangebied.
-
'bijgebouwen' om te verankeren dat deze bijgebouwen niet bedrijfsmatig worden gebruikt.
-
'maximum inhoud: 1.000 m³'. In afwijking van de inhoud voor reguliere burgerwoningen in het buitengebied, is voor een Ruimte voor Ruimte woningen een maximum inhoud van 1.000 m³ toegestaan.
-
Bouwvlak. Voor de drie woonbestemmingen binnen het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Tevens is de bestaande resterende bebouwing binnen het plangebied in een bouwvlak opgenomen.
Hierna worden de gehanteerde bestemmingen nader toegelicht.
7.3.2 Agrarisch met Waarden
De ontwikkeling ziet op herbestemming van een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Twee Ruimte voor Ruimte woningen worden toegevoegd en de resterende bebouwing krijgt een passende andere herbestemming. Het resterende gedeelte van het voormalige agrarische bouwvlak wordt bestemd naar een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden, conform het omliggende gebied 'Agrarisch met Waarden'.
7.3.3 Bedrijf
Naast een intensieve veehouderij vindt binnen het plangebied statische opslag plaats en vindt ondergeschikt recreatie in het bed-and-breakfast/het vakantieappartementen plaats. De beoogde ontwikkeling ziet toe op sanering van de intensieve veehouderij. Het resterende bedrijf voor statische opslag met ondergeschikt recreatieve activiteiten in de vorm van vakantieappartementen/bed-and-breakfast worden bestemd naar een bedrijfsbestemming, waarin deze activiteiten in de huidige vorm toegestaan blijven. Een Ruimte voor Ruimte woning wordt als bedrijfswoning bij dit bedrijf bestemd. Hiervoor wordt een bouwtitel Ruimte voor Ruimte, afkomstig van het bedrijf ingezet. Behoud van de huidige bedrijfswoning krijgt een reguliere woonbestemming.
7.3.4 Wonen - Buitengebied
In samenhang met sanering van de intensieve veehouderij binnen het plangebied, vindt realisatie van twee Ruimte voor Ruimte woningen plaats. Eén Ruimte voor Ruimte woning wordt binnen de bedrijfsbestemming bestemd. Een tweede Ruimte voor Ruimte woning krijgt een woonbestemming. Tevens wordt de voormalige bedrijfswoning bestemd naar een woonbestemming.
7.3.5 Waterstaat - Attentiegebied NNB
De gronden met deze dubbelbestemming zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.
7.4 Bouw- En Gebruiksregels
7.4.1 Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Verankerd is dat binnen de bedrijfsbestemming geen nieuwe bedrijfsbebouwing mag worden toegevoegd.
7.4.2 gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming. In de gebruiksregels is geborgd dat de landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit plan bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Omgevingsdialoog En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.3. Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan gepubliceerd op 26 april 2019.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
9.2.1 Inleiding
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties.
De provincie Noord-Brabant heeft in een wettelijke vooroverleg reactie kenbaar gemaakt dat de ontwikkeling. De provincie Noord-Brabant merkt op dat de beëindig van de intensieve veehouderij en sloop van stallen een positieve impuls geeft aan het gebied. De provincie Noord-Brabant geeft wel kanttekeningen bij de herbestemming binnen het plangebied. De reactie en hoe het bestemmingsplan is aangepast in navolging van deze reactie is hierna opgenomen.
9.2.2 Niet agrarische ontwikkelingen
9.2.3 Ruimte voor Ruimte-woningen
9.3 Omgevingsdialoog
Het bestemmingsplan is door de initiatiefnemers toegelicht aan de naaste omgeving. Eigenaren van adressen van Oude Bosschebaan nummers 2 en 3 en Schoorstraat nummers 23, 30, 32, 32a, 32b, 34, 36, 61, 63 en 63a zijn uitgenodigd. Zes eigenaren zijn gekomen naar de omgevingsdialoog. Het plan is daarnaast separaat toegelicht aan een eigenaar die niet aanwezig kon zijn. Het verslag van deze omgevingsdialoog is als bijlagebij deze toelichting opgenomen.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan wordt, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 12 juli 2021 tot en met 23 augustus 2021. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ingekomen welke beide tijdig zijn ingediend en derhalve ontvankelijk waren. In de bij deze toelichting gevoegde nota zienswijzen is het standpunt van het gemeentebestuur weergegeven ten aanzien van de zienswijzen.
Kort samengevat komt dit standpunt erop neer dat er geen beperking optreedt voor het aan de overzijde gelegen agrarisch bedrijf, maar dat initiatiefnemer ervoor gekozen heeft de nieuw te bouwen bedrijfswoning naar achter te plaatsen waardoor een gelijke afstand in acht genomen wordt als tussen het agrarisch bedrijf en de naastgelegen burgewoning aan de Schoorstraat 32a.
Verder is de verbeelding aangepast voor wat betreft de vertaling van het, eveneens gewijzigde, lanschappelijke inpassingsplan (bijlage bij regels) en zijn de benodigde bewijsstukken ten aanzien van de bouwtitelsvoor de Ruimte voor Ruimte regeling toegevoegd.
Bijlage 1 Mer- Aanmeldnotitie
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 5 Flora en fauna onderzoek
Bijlage 6 Aerius Berekeningen
Bijlage 7 Bronnenbestand Geur
Bijlage 8 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 8 Verslag omgevingsdialoog