KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
Artikel 4 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (Dubbelbestemming)
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijf
Artikel 8 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 9 Waarde - Spuitvrije Zone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Beoogde Ontwikkeling
1.3 Het Plangebied
1.4 Voorgaande Plannen
1.5 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Gemeente
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3 Groen En Biodiversiteit
3.4 Verblijfsrecreatie
3.5 Horeca
3.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Milieuhinder Bedrijven
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Vuurwerk
4.5 Geluid
4.6 Lucht
4.7 Geur
4.8 Spuitzones
4.9 Bodem
4.10 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Beleidskader
5.3 Duurzaam Watersysteem
5.4 Watertoets
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Bestemming Recreatie
6.2 Bestemming Verkeer
6.3 Bestemming Verkeer - Verblijf
6.4 Bestemming Agrarisch Met Waarden
6.5 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
6.6 Dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied Nnb
6.7 Dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije Zone
6.8 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Geurzone
6.9 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Spuitvrije Zone
6.10 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Spuitcirkel
6.11 Gebiedsaanduiding Wetgevingszone - Wijzigingsgebied
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Omgevingsdialoog
8.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Aanpassingen N.a.v. Uitspraak Rvs
Bijlage 2 Plattegrond Bestaande Situatie
Bijlage 3 Plattegrond Beoogde Situatie
Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 5 Natuurtoets
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoeksrapport
Bijlage 7 Verkeersonderzoek
Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 10 Risicoinventarisatie Externe Veiligheid
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoeksrapport
Bijlage 12 Rapport Geluidwering Gevels
Bijlage 13 Geurrapport
Bijlage 14 Belangenafweging Geur
Bijlage 15 Collegebesluit Agrarische Spuitzones
Bijlage 16 Belangenafweging Agrarische Spuitzones
Bijlage 17 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 18 Nota Van Zienswijzen

Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 06-07-2023 - geheel in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2020017-c001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 77.4van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds) teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.9 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

Gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant, waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.

1.13 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.14 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bedrijfswoning

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.

1.17 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.18 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Boomwaardekaart.

1.19 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.24 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.31 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.32 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.33 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.34 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.35 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.

1.36 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.37 dove gevel

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.38 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.39 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.40 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.41 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.42 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.43 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.45 geluidsscherm

Geluidwerende voorziening in de vorm van een scherm, bestaande uit een geheel gesloten structuur (geen struiken, bomen etc.) met een massa van ten minste 10 kg/m².

1.46 geluidswal

Geluidwerende voorziening van aarde.

1.47 geurgevoelig object

Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.48 groenblauwe mantel

Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en/of ecologische verbindingszone(s) of die deze verbinden.

1.49 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.50 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.51 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.52 Hoofdentree

Belangrijkste entree van het recreatiepark waar o.a. de receptie en het centrale parkeerterrein gesitueerd zijn en waar gemotoriseerd verkeer het recreatiepark kan betreden of verlaten.

1.53 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca

Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.

1.55 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.56 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).

1.57 kampeerterrein

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele recreatieverblijven ten behoeve van recreatief gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben met bijbehorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, kookvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

1.58 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.59 landschappelijke waarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.60 landschapselementen

Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.

1.61 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.62 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.63 logiesgebouw

Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.

1.64 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.65 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.66 mobiel recreatieverblijf

Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:

  • dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;

  • op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto, dan wel in de auto of ander voertuig meegenomen kan worden, en;

  • door zijn beperkte afmetingen, constructie en wijze van plaatsen relatief makkelijk opneembaar of (als een geheel) verplaatsbaar is, en;

  • door de recreant zelf wordt meegebracht, en;

  • niet aanwezig is wanneer de standplaats niet is verhuurd.

Voorbeelden zijn: een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een huifkar of enig ander hiermee vergelijkbaar voertuig of onderkomen voor recreatief nachtverblijf. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.

1.67 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.68 Natuur Netwerk Brabant

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.69 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone

Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.

1.70 natuurwaarde van een gebied

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.

1.71 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.72 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.73 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.74 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.75 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.76 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.77 openlucht- en sportieve recreatie

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.

1.78 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.79 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.80 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.81 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.82 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.83 permanent recreatieverblijf

Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, in de vorm van een permanent bouwwerk, zoals een recreatiewoning.

1.84 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.85 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.

1.86 rijstrook

Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.87 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.88 semipermanent recreatieverblijf

Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:

  • dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;

  • door zijn afmetingen, constructie en/of wijze van plaatsen niet gemakkelijk opneembaar of verplaatsbaar is; en;

  • al dan niet in delen demontabel, opneembaar of verplaatsbaar is en daarmee niet als permanent recreatieverblijf aan te merken is.

Voorbeelden zijn: een stacaravan, een trekkershut, een pipowagen, een safarihut, een blokhut, een boomhut, of enig ander hiermee vergelijkbaar onderkomen voor recreatief nachtverblijf, onder welke benaming ook aangeduid. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.

1.89 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.90 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.91 standplaats (voor een recreatieverblijf)

Een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een kampeerterrein voor het plaatsen of geplaatst houden van een recreatieverblijf waarbij bijzettentjes niet als afzonderlijk recreatieverblijf worden aangemerkt.

1.92 standplaatsvoorziening

Een kleinschalige gebouwde voorziening met sanitair, nutsvoorzieningen en/of berging ten behoeve van een standplaats.

1.93 statische goederen

Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.

1.94 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.95 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.96 verblijfsrecreatie

Een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen door personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, in semipermanente of mobiele verblijven met bijbehorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, kookvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

1.97 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.98 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer

Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.

1.99 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.100 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.101 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functie

Een functie waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

1.102 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.103 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.104 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.105 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.106 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.107 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.108 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (Dubbelbestemming)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  2. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de brandveiligheid;

  6. de milieusituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  8. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer - Verblijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Waarde - Spuitvrije Zone

9.1 Van toepassing verklaring

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' is het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 van toepassing, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 maart 2013, met dien verstande dat aan dat bestemmingsplan worden toegevoegd de regels als opgenomen in 9.2.

9.2 Spuitvrije zone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' is het verboden om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.

  2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:

  1. op basis van onderzoek is aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, en;

  2. maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:

  1. incidenteel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van onkruid in grasland, en;

  2. biologische gewasbeschermingsmiddelen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Ondergrondse bouwwerken

11.2 Hoofdtoegang woningen

11.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen

11.4 Ruimte tussen bouwwerken

11.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van natuur met een educatieve en/of recreatieve functie, met dien verstande dat het gebruik kwalificeert als bijbehorend en ondergeschikt aan het recreatiepark, uitsluitend gericht is op de gasten van het recreatiepark en niet zelfstandig wordt geëxploiteerd.

13.2 milieuzone - geurzone

  1. Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 is het ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' verboden om nieuwe geurgevoelige objecten op te richten.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'milieuzone-geurzone' opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting zowel feitelijk als planologisch is beëindigd.

13.3 milieuzone - spuitvrije zone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitvrije zone' de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de dgebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitvrije zone' is het verboden om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.

  2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:

  1. op basis van onderzoek is aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, en;

  2. maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.

  1. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:

  1. incidenteel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van onkruid in grasland, en;

  2. biologische gewasbeschermingsmiddelen.

13.5 milieuzone - spuitcirkel

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitcirkel' de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-spuitcirkel' mogen geen nieuwe voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies worden opgericht;

  2. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:

  1. op basis van onderzoek is aangetoond dat negatieve effecten op de gezondheid zijn uitgesloten, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, en;

  2. maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

14.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

14.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.

14.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;

  2. de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.

14.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

14.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van private percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

14.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 100m² mag bedragen.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;

  2. de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;

  3. de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;

  4. de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' projecteren;

  5. de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;

  1. er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;

  2. na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie, met dien verstande dat burgemeester en wethouders in geval van de verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning' waarna de functie bedrijf wordt gerealiseerd, bevoegd zijn een ander bouwvlak met bijbehorend bebouwingspercentage, bouwhoogte e.d. vast te stellen.

15.3 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ''Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer - Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  1. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  2. de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;

  3. de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;

  4. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  5. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  6. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  7. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

17.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.3 Parkeerregeling

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve)

Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Recreatiepark Duinhoeve aan de Oude Bosschebaan 4 in Udenhout heeft reeds in 2013 een verzoek ingediend om herziening van het bestemmingsplan. Het doel is om de oppervlakte van het recreatiepark uit te breiden, op een andere manier in te delen en moderne recreatieverblijven aan te bieden op ruimere standplaatsen om aansluiting te vinden bij de veranderende vraag naar recreatieverblijven van toeristen. Ook zal er worden geïnvesteerd in het voorzieningenniveau van de camping. De ontwikkeling is gericht op het maken van een kwaliteitsslag en het uitgangspunt daarbij is dat het aantal standplaatsen niet toeneemt. Meer over de beoogde ontwikkeling is te lezen in paragraaf 1.2.

Op 11 juni 2018 heeft de raad van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012, 1e herziening (Camping Duinhoeve)" vastgesteld. Bij uitspraak van de Raad van State van 18 december 2019 is dat bestemmingsplan vernietigd. In Bijlage 1 Aanpassingen n.a.v. uitspraak RvS is uiteengezet hoe de gebreken hersteld zijn. Het voorliggende bestemmingsplan is een vernieuwde versie van het bestemmingsplan uit 2018 waarbij de gebreken van dat plan zijn hersteld en een aantal aspecten zijn aangepast.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Beoogde Ontwikkeling

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de beoogde ontwikkeling van Recreatiepark Duinhoeve en de investeringen die het bedrijf wil gaan doen. De camping is ruim 52 jaar geleden opgericht aan de Oude Bosschebaan op de gronden van het voormalig agrarisch bedrijf van de familie Verhoeven. De camping heeft zich sindsdien ontwikkeld tot een recreatiepark en trekt gasten uit binnen- en buitenland.

[image]

Figuur 1 - Luchtfoto Recreatiepark Duinhoeve

Recreatiepark Duinhoeve geeft aan in toenemende mate concurrentie te ondervinden vanuit kleinschalige campings bij de boer in de zuidflank van de Loonse en Drunense Duinen. Recreatiepark Duinhoeve wil graag een wervend voorzieningenniveau bieden om een goede bezettingsgraad te behouden en de exploitatieperiode zo mogelijk enigszins te verlengen. Dit vraagt om extra investeringen in de voorzieningen. Daarnaast neemt de vraag naar jaarplaatsen met stacaravans af. Het doel is om die standplaatsen geleidelijk aan op te heffen en te vervangen door moderne recreatieverblijven op ruimere standplaatsen, met daar omheen een meer open en natuurlijk ingerichte omgeving. Om die reden wordt een herindeling en een verruiming van het recreatiepark beoogd.

Op figuur 2 is te zien hoe Recreatiepark Duinhoeve momenteel is ingericht. Deze plattegrond is in Bijlage 2 Plattegrond bestaande situatie ook in groter formaat te bekijken. Figuur 3 laat de beoogde inrichting van het recreatiepark zien. Deze tekening is tevens toegevoegd als Bijlage 3 Plattegrond beoogde situatie.

[image]

Figuur 2 - Plattegrond bestaande situatie Recreatiepark Duinhoeve

[image]

Figuur 3 - Plattegrond beoogde situatie Recreatiepark Duinhoeve

Verblijfsaccommodaties

Recreatiepark Duinhoeve biedt een mix van standplaatsen voor mobiele en semipermanente recreatieverblijven. De camping is voornemens om de bestaande stacaravans gefaseerd te vervangen door nieuwe, moderne verblijfsaccommodaties die inspelen op de actuele behoefte. Recreanten willen daarnaast ruimere en meer open en natuurlijk ingerichte standplaatsen. Recreatiepark Duinhoeve wil en moet om deze redenen haar toeristisch-recreatief product aanpassen. Dat is nodig voor een gezonde exploitatie. Deze aanpassingen vragen om meer ruimte met een perspectief op de toekomst.

[image]

FIguur 4 - Bestaande situatie: jaarplaatsen en stacaravans

Recreatiepark Duinhoeve heeft zowel toeristische als vaste kampeerplaatsen. Het is de bedoeling het aantal typen verblijfsaccommodaties te verbreden (zoals trekkershutten; chalets; bungalowtenten e.d.) met een differentiatie naar grootte. Ook wil Duinhoeve meer mogelijkheden bieden voor kampeermiddelen. Dit komt tegemoet aan de gevarieerde vraag naar verblijfsmogelijkheden van de verschillende doelgroepen.

[image]

Figuur 5 - Impressie beoogde verblijfsaccommodaties

Centrale voorzieningen

De bestaande voorzieningen worden behouden, maar moeten worden gemoderniseerd. Dit betreft onder meer het zwembad en het restaurant. Ook is de camping voornemens om slechtweervoorzieningen te realiseren, zoals een overdekte speelplek en een kleinschalige wellness voorziening. Hiervoor is een beperkte uitbreiding van het terreinoppervlak nodig dat benut wordt voor de centrale voorzieningen. De horeca is primair bedoeld voor gasten van het recreatiepark. Daarnaast wordt aan passanten (denk met name aan langskomende fietsers en wandelaars) de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van de horecavoorziening op het recreatiepark, zo lang dit ondergeschikt blijft aan het gebruik ten behoeve van de campinggasten.

Inrichting recreatiepark

De interne ontsluiting van het recreatiepark vindt plaats via een centrale oostwest gerichte laan. Aan deze laan zijn de sanitaire units en groenvoorzieningen gesitueerd met mogelijkheden voor spel en ontmoeting. Dwars op de centrale as worden open groene ruimtes gemaakt met speelvoorzieningen en ruimte voor parkeren. In het noordelijke deel, met de aanduiding “in de duinen”, wordt aangesloten op de ruimtelijke kwaliteiten van het natuurgebied aan de noordzijde. Aan de zuidzijde met de aanduiding “in de groene kamers” liggen de standplaatsen in met groen omzoomde velden. De centrale voorzieningen blijven gesitueerd nabij de entree aan de Oude Bosschebaan waar de gasten worden ontvangen. Daar ligt ook het centrale parkeerterrein.

Het plangebied vormt een geschikt habitat voor een aantal algemene, beschermde soorten. Dit betreft voornamelijk vogels, die in de aanwezige boombeplanting op en in de randen van het terrein nestelen. Er worden nieuwe beplantingen aan toegevoegd en de nu eenvormige beplanting langs de randen zal plaatsmaken voor meer “authentieke” groenwallen met een rijkere ecologische en landschappelijke uitstraling. Die beplantingen worden, in tegenstelling tot het geldende bestemmingsplan, in het onderhavige plan veiliggesteld. Dit is beschreven in de Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan. Ter zekerstelling is over de uitvoering met de gemeente een overeenkomst opgesteld.

[image]

Figuur 6 - Impressie beoogde inrichting Recreatiepark Duinhoeve

Tot slot wordt er aan de oostzijde van de camping een uitbreiding beoogd voor nieuwe natuur met een speelfunctie. Dit plan verdient nadere uitwerking. Vooralsnog is voor het speelbos een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorliggende plan. Voor de nadere uitwerking is het van belang dat de natuurfunctie voorop staat en het spelen daar aan ondergeschikt is. Dat is als zodanig geborgd in de regels van de wijzigingsbevoegdheid. Op deze manier vormt dit deelinitiatief een mooie kans om de natuurwaarden en de verbinding tussen het Natura 2000-gebied en de meer zuidoostelijk gelegen ecologische verbindingszone te versterken.

Uitbreiding terreinoppervlak

Voor de beoogde verruiming van de oppervlakte per standplaats, de beperkte uitbreiding van de centrale voorzieningen en de verbetering van de groenstructuur op de camping is een groter terreinoppervlak nodig om hetzelfde aantal standplaatsen te kunnen inpassen. Hier wordt door middel van het voorliggende bestemmingsplan in voorzien op de percelen ten westen van de camping gelegen langs de Schoorstraat, kadastraal bekend gemeente Udenhout, sectie B, nrs. 2691, 2692, 2693 en 2694 en aan de oostzijde van de bestaande camping op de percelen kadastraal bekend gemeente Udenhout, sectie B, nrs. 2873 (ged.) en 2899. Tevens is op een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Udenhout, sectie B, nr. 2900 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de eventueel in de toekomst beoogde speelnatuur.

Waterkwaliteit

Om verlaging van het grondwater en verdroging van het gebied te voorkomen worden er zo min mogelijk verhardingen aangelegd en waar dat wel nodig komen in principe open of half verhardingen. Alleen de verlenging van centrale laan aan de westzijde wordt geasfalteerd. De andere paden en verharde oppervlakte zijn of worden voorzien van open- of halfverhardingen. Dakvlakken zijn en worden afgekoppeld van de riolering. Het hemelwater wordt per standplaats geïnfiltreerd in de grond en het aanwezige groen. Extra voorzieningen voor waterberging of om overtollig regenwater af te voeren zijn niet nodig omdat er geen grote aaneengesloten oppervlaktes voorkomen en het water overal in de grond kan infiltreren.

Ontsluiting

Recreatiepark Duinhoeve zal ontsloten blijven via de Oude Bosschebaan. Er is onderzocht of een andere ontsluiting mogelijk en haalbaar is, bijvoorbeeld via de Schoorstraat, of door omlegging van de Oude Bosschebaan. Een hoofdontsluiting op de Schoorstraat acht de gemeente niet wenselijk. Verplaatsen van de entree zou ook hoge kosten met zich meebrengen voor het recreatiepark. Een omleiding van de Oude Bosschebaan is omwille van een verantwoorde verkeersafwikkeling niet noodzakelijk. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de situering van de bestaande hoofdentree van de camping juridisch vastgelegd en is bepaald dat overige ontsluitingen voor gemotoriseerd verkeer uitsluitend mogen worden gebruikt in geval van calamiteiten en incidenteel voor onderhoud en beheer. Het gaat dan specifiek om de poort aan de Schoorstraat. Daarnaast wordt de camping voor fietsers en voetgangers via enkele poorten aangesloten op fietspaden en wandelroutes.

1.3 Het Plangebied

[image]

Het plangebied omvat de percelen kadastraal bekend Udenhout sectie B, nummers 2691, 2692, 2693, 2694, 2695, 2566, 2567, 2568, 2658, 2805, 2803 (ged.), 2807, 2873, 2899 en 2900 (ged.) en wordt globaal begrensd door de Oude Bosschebaan in het oosten en zuiden, de Schoorstraat in het westen en Natura 2000-gebied de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen in het noorden. In figuur 7 is de ligging in de gemeente Tilburg weergegeven. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de gemeente Heusden.

Het plangebied is gedurende de voorbereiding van het conceptbestemmingsplan uitgebreid met een aantal omliggende gronden met de bestemmingen Agrarisch met Waarden en Agrarisch - Agrarisch bedrijf en de tussenliggende bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijf. De aanleiding hiervoor is dat op deze agrarische gronden de mogelijkheden voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen worden ingeperkt.

Figuur 7 - ligging plangebied in Tilburg

[image]

Figuur 8 - luchtfoto plangebied (stippellijn)

oranje vlakken: beoogde uitbreiding recreatiepark

groen vlak: toekomstige aanleg natuur met ondergeschikte speelfunctie

blauwe vlakken: beperking gewasbeschermingsmiddelen, zie paragraaf 4.8

[image]

Figuur 9 - luchtfoto uitbreiding ruimte voor standplaatsen

Op deze luchtfoto zijn vier terreindelen weergegeven waar op grond van het huidige bestemmingsplan geen standplaatsen mogen worden opgericht en op grond van het nieuwe bestemmingsplan wel. Daarbij wordt opgemerkt dat er op de terreindelen die in geel zijn aangegeven onder overgangsrecht wel standplaatsen worden geëxploiteerd. Dit gebruik is niet illegaal. Dat is door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld in de uitspraak van 8 september 2017 in de zaak BRE 17/4931 GEMWTVIS over het beroep van Recreatiepark Duinhoeve tegen het besluit van de gemeente om handhavend op te treden tegen het gebruik van deze gronden ten behoeve van standplaatsen en later nogmaals in de uitspraak van 30 maart 2022 in de zaak BRE 21 / 444 GEMWT PETE over het beroep van de bewoners van de Oude Bosschebaan 2 tegen het besluit van de gemeente om niet handhavend op te treden tegen het gebruik van deze gronden ten behoeve van standplaatsen. Hierover meer in paragraaf 1.4.

1.4 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt ter plaatse van haar plangebied het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij

2012, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 maart 2013, in werking getreden op 18 juni 2013 en onherroepelijk geworden op 19 juni 2014.

Planologisch regime Buitengebied De Zandleij 2012

In het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 hebben de gronden een bestemming Recreatie (ruim 10 ha) en een dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied ehs. Aan de verschillende delen van het recreatiepark zijn functieaanduidingen toegekend: kampeerterrein (kt), dagrecreatie (dr), verblijfsgebied (vb), verblijfsrecreatie (vr), bedrijfswoning (bw) en parkeerterrein (p). Figuur 10 laat een uitsnede zien van de verbeelding van Buitengebied De Zandleij 2012.

De gronden met de bestemming Recreatie zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;

  3. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden en wegen;

  4. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;

  5. bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;

  6. bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;

  7. recreatief medegebruik en evenementen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. bouwwerken van algemeen nut.

[image]

Figuur 10 - Uitsnede verbeelding Buitengebied De Zandleij 2012 (bron: 0855.roview.net)

  • Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor een camping met bijbehorende voorzieningen. Deze aanduiding ligt op de gehele bestemming Recreatie en heeft een oppervlakte van 106.873 m².

  • Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de camping. Deze aanduiding ligt op twee delen van de bestemming Recreatie en heeft een totale oppervlakte van 15.997 m². Deze aanduiding overlapt met de aanduiding 'kampeerterrein'.

  • Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de camping, zulks in de vorm van staanplaatsen voor kampeermiddelen (zoals tenten, kampeerauto's en toercaravans). Deze aanduiding ligt op het gedeelte aan de oostzijde van de Oude Bosschebaan en beslaat een oppervlakte van 7.609 m². De aanduiding overlapt met de aanduiding 'kampeerterrein'.

  • Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de camping, zulks in de vorm van: stacaravans; staanplaatsen voor kampeermiddelen (zoals tenten, kampeerauto's en toercaravans); bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen, zoals (een) winkel(s), kantine(s), restaurant(s), wasserette(s), parkeerterrein(en) en sanitaire voorzieningen. Deze aanduiding is gelegen ten westen van de Oude Bosschebaan, beslaat een oppervlakte van 74.805 m² en overlapt met de aanduiding 'kampeerterrein'. Binnen deze aanduiding mag maximaal 4.000 m² aan gebouwen worden opgericht.

  • Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning (één bedrijfswoning per functie-aanduidingsvlak). In het plangebied zijn twee functieaanduidingsvlakken opgenomen voor bedrijfswoningen. Dat houdt in dat er twee bedrijfswoningen zijn toegestaan. Het aanduidingsvlak ten oosten van de Oude Bosschebaan beslaat een oppervlakte van 2.345 m² en het aanduidingsvlak ten westen van de straat heeft een oppervlakte van 1.027 m². Beide functieaanduidingen overlappen met de aanduiding 'kampeerterrein'.

  • Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van de camping. De functieaanduidingen 'parkeerterrein' gelegen ten oosten en ten westen van de Oude Bosschebaan hebben een gezamenlijke oppervlakte van 5.081 m² en overlappen met de functieaanduiding 'kampeerterrein'.

Maximum aantal standplaatsen

In het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 is geen maximum aantal standplaatsen opgenomen. In het voorliggende bestemmingsplan is wel een maximum aantal standplaatsen opgenomen: maximaal 350 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven of mobiele recreatieverblijven, met dien verstande dat maximaal 270 standplaatsen mogen worden gebruikt voor semipermanente recreatieverblijven. Voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is het van belang om inzichtelijk te maken hoe dit aantal zich verhoudt tot de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012. Is hierin het aantal van 350 standplaatsen reeds mogelijk?

Bij uitspraak van 12 februari 2020 in hoger beroep heeft de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het aantal aanwezige standplaatsen op de camping, omdat niet gebleken is dat een maximum aantal standplaatsen uit het bestemmingsplan kan worden afgeleid. Een aantal van 350 standplaatsen is niet in strijd met bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012.

Met inachtneming van de minimale oppervlakten voor standplaatsen zoals opgenomen in het bestemmingsplan is een netto oppervlakte van 48.500 m² nodig om 270 standplaatsen voor stacaravans (150 m²) en 80 standplaatsen voor kampeermiddelen (100 m²) in te passen. De functieaanduidingen 'verblijfsrecreatie' en 'verblijfsgebied', waar standplaatsen zijn toegestaan op grond van bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, hebben een gezamenlijke oppervlakte van 82.414 m². Dat betekent dat er bij invulling van de genoemde functieaanduidingsvlakken met 350 standplaatsen nog een oppervlakte van 33.914 m² beschikbaar blijft voor paden, groen, voorzieningen, etc. Dit is ruim voldoende. Parkeren vindt plaats op de standplaatsen zelf. Daarom blijft de benodigde bruto oppervlakte beperkt. Dit is inzichtelijk gemaakt op een plattegrond (figuur 11). De 270 bestaande stacaravans zijn hier ingetekend met een oppervlakte van 150 m² zoals toegelaten op grond van de regels en de 80 toeristische plaatsen met een oppervlakte van 100 m². De delen van de camping waar gebruik onder overgangsrecht is toegestaan zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. Deze visualisatie laat in aanvulling op de berekening zien dat de 350 standplaatsen passen binnen de bestaande juridische regeling in het geldende bestemmingsplan.

[image]

Figuur 11 - Inpassing 350 standplaatsen op basis van Buitengebied De Zandleij 2012

Overgangsrecht

Op grond van bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 zouden er ter plaatse van de functieaanduidingen 'dagrecreatie' en 'parkeerterrein', beide gelegen ten westen van de Oude Bosschebaan geen standplaatsen mogen worden opgericht. Hier zijn echter feitelijk wel standplaatsen aanwezig. Het ter plaatse aanwezige gebruik valt geheel onder het overgangsrecht. Hoewel dat voor de ruimtelijke onderbouwing van het voorliggende bestemmingsplan feitelijk niet van belang is, omdat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de camping als geheel opnieuw wordt beschouwd, zullen wij hierna toelichten waarom het gebruik onder overgangsrecht valt. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeente juridische procedures heeft gevoerd over handhavingsverzoeken met betrekking tot het gebruik van deze gronden ten behoeve van standplaatsen en dat de vraag of sprake was van overgangsrecht in dat verband wel van belang is geweest. Aan het overgangsrecht kunnen wel degelijk bepaalde rechten worden ontleend.

Voor een geslaagd beroep op het overgangsrecht moet het gebruik al bestaan voor inwerkingtreding van het bestemmingsplan en niet in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan.

Onder het voorgaande bestemmingsplan De Zandleij (datum inwerkingtreding 11 juli 2003) had het terreindeel met de functieaanduiding 'dagrecreatie' (weergegeven in figuur 12a) de bestemming 'camping' (artikel 2.10 van het bestemmingsplan) en de aanduiding 'dagrecreatie' (D). Het gebruik van dit veld ten behoeve van standplaatsen van kampeermiddelen is dus ook in strijd met het voorgaande bestemmingsplan. Onderzocht is of het strijdig gebruik al voor de peildatum van 11 juli 2003 aanwezig was.

[image]

Figuur 12a - Ligging functieaanduiding dagrecreatie Buitengebied De Zandleij 2012 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het kader van een handhavingsverzoek van 7 januari 2020 heeft de gemeente op 6 februari 2020 een controle uitgevoerd op de camping om het feitelijke gebruik in kaart te brengen. Daaruit bleek dat het veld beschikt over 49 aansluitingen voor standplaatsen voor kampeermiddelen. Dat aantal stemt overeen met de plattegrond van de camping, waarop eveneens 49 kampeerplaatsen zijn ingetekend. Het gebied aangeduid op figuur 12a bestaat uit de velden Mier, Slak, Vlinder en Uil. Het veld Mier en het oostelijke deel van het veld Slak zijn al ingetekend op de kaart die behoort bij de vergunning Wet Openlucht Recreatie uit 2001. Het betreft 17 standplaatsen voor kampeermiddelen. Dat dit veld werd gebruikt voor de peildatum van 11 juli 2003 staat daarmee onomstotelijk vast.

Vervolgens was de vraag of de overige 32 standplaatsen ook reeds aanwezig waren op de peildatum van 11 juli 2003. SPIE Smart City Network Solutions, voorheen Gebr. v/d Donk B.V., heeft een verklaring afgegeven waarin staat dat zij medio 2002 diverse infrastructurele werkzaamheden hebben uitgevoerd op het terrein die zijn opgeleverd conform een revisietekening daterend van 29 november 2002. Uit de revisietekening blijkt dat dit gaat om de overige 32 aansluitingen op het terrein. Hiermee is voldoende aangetoond dat het gebruik reeds bestond voor de peildatum van 11 juli 2003. Omdat er voor de peildatum reeds 49 aansluitingen aanwezig waren en het veld nog altijd over 49 aansluitingen beschikt, is het gebruik sindsdien niet geïntensiveerd en wordt geconcludeerd dat het huidige gebruik van het veld ten behoeve van 49 kampeerplaatsen valt onder het overgangsrecht.

Het gebruik van het veld met de functieaanduiding 'parkeerterrein' (weergegeven in figuur 12b) ten behoeve van standplaatsen valt eveneens onder het overgangsrecht. Het betreffende terreindeel beschikt over 10 aansluitingen voor standplaatsen voor kampeermiddelen en wordt gebruikt als kampeerterrein. Dit gebruik bestond al voordat het vorige bestemmingsplan De Zandleij op 11 juli 2003 in werking is getreden. Dat blijkt uit diverse stukken, waaronder luchtfoto's, de plattegrond behorend bij de vergunning op grond van de Wet Openlucht Recreatie uit 2001 en uit een tekening van Gebr. v/d Donk B.V. die dateert van mei 1999. Daarbij is dit door de voorzieningenrechter geconcludeerd in haar uitspraak van 8 september 2017.

[image]

Figuur 12b - Ligging functieaanduiding parkeerterrein Buitengebied De Zandleij 2012 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het gebruik van het terreindeel weergegeven in figuur 12b kan alleen onder het overgangsrecht vallen als het gebruik sinds de inwerkingtreding van het vorige bestemmingsplan niet is geïntensiveerd. Op de luchtfoto van maart 2002 is te zien dat het terrein een grasveld is. Op dit grasveld zijn lichtere plekken te zien. Het is aannemelijk dat deze plekken zijn ontstaan door het plaatsen van kampeermiddelen. Ook op de plattegrond die behoort bij de vergunning Wet Openlucht Recreatie van 2001 is te zien dat het terreindeel als kampeerterrein in gebruik was. Tegenwoordig is het terreindeel nog altijd een grasveld met lichtere plekken. Dit volgt uit het laatste controlerapport en de luchtfoto van april 2020. Geconcludeerd wordt dat het gebruik sinds de peildatum niet is geïntensiveerd en valt onder het overgangsrecht.

Noodzaak herziening bestemmingsplan

De voorliggende bestemmingsplan is nodig om een actueel en duidelijk juridisch kader te scheppen voor Recreatiepark Duinhoeve, waarin het gebruik dat onder overgangsrecht valt wordt herbestemd en de door het recreatiebedrijf gewenste uitbreiding mogelijk wordt gemaakt.

Planologisch regime bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herz. (Recreatiepark Duinhoeve)

In hoofdstuk 6 wordt de opzet van de planregels toegelicht.

1.5 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Recreatiepark Duinhoeve grenst aan het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen, een omvangrijk bos en stuifzandcomplex met landduinen. Het gebied ten zuiden van de Loonse en Drunense Duinen heeft zich ontwikkeld tot overwegend agrarisch gebied gecombineerd met recreatievoorzieningen. In de afgelopen decennia is het recreatieve gebruik in het gebied sterk toegenomen.

Het recreatiepark is gelegen in de schil rondom de Loonse en Drunense Duinen. In het regionale plan, de integrale gebiedsopgave Loonse en Drunense Duinen + Schil, is aangegeven dat deze schil rond de duinen een deel van de recreatieve druk op het Natura2000 gebied moet opvangen. Hiervoor is een gebiedsagenda opgesteld. Ook het masterplan Landschapspark Pauwels doet hier uitspraken over. Door de kwalitatieve verbeteringen van het recreatiepark draagt de ontwikkeling bij aan het reguleren van de recreatieve druk in het gebied en aan het verder versterken van het leisure profiel van de regio hart van Brabant.

De locatie aan het einde van de Schoorstraat heeft een functie gekregen als Natuurpoort, een door de provincie Noord-Brabant aangewezen startpunt voor een fiets- en wandeltochten door de Brabantse natuur. Bij een Natuurpoort is ook altijd een horecapunt, parkeergelegenheid en informatievoorzieningen over de natuur en de routes. De Natuurpoort vormt een recreatief knooppunt waar Recreatiepark Duinhoeve qua ligging goed op aansluit.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken, om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

Hoe werkt de NOVI?

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en

  3. Afwentelen wordt voorkomen.

Belangrijkste keuzes in de NOVI

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat we Nederland zo inrichten dat ons land de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat we functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) inpassen. Een voorbeeld hiervan is het op termijn verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;

  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben we oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat we eerst kijken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsten;

  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;

  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee sturen we op een goed bereikbaar netwerk van steden. We gebruiken zo de ambities en mogelijkheden in steden en regio’s in heel Nederland. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieën, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;

  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. We maken daarbij gebruik van een voorkeursvolgorde logistieke functies;

  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. We werken bijvoorbeeld aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Uitvoering van de NOVI

Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. Het Rijk werkt de NOVI uit in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma’s, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling en werkt gebiedsgericht met Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden.

Conclusie NOVI

De ontwikkeling van Recreatiepark Duinhoeve is in lijn met de ambities zoals geformuleerd in de NOVI, omdat deze gericht is op het maken van een kwaliteitsslag met oog voor natuur en landschap en bijdraagt aan een vitaal en toekomstbestendig landelijk gebied.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.

In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren. Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.

Conclusie Barro

De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen.

2.1.3 Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan is niet gericht op een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het gaat om een uitbreiding en herindeling van camping Duinhoeve aan de Oude Bosschebaan 4 in Udenhout. De uitbreiding betreft een vergroting van de oppervlakte die gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie, om ruimere standplaatsen te kunnen realiseren, en een uitbreiding van het bebouwd oppervlak ten behoeve van vernieuwing van de centrale voorzieningen. Het betreft géén uitbreiding van het aantal standplaatsen op de camping. De camping is reeds gevestigd op deze locatie en voorziet in een bestaande behoefte.

Door met dit bestemmingsplan ruimte te bieden voor grotere, aantrekkelijke standplaatsen, een goed voorzieningenniveau en een verbetering van het landschap op de camping wordt bijdragen aan de regionale wens om bezoekers in de regio Hart van Brabant langer vast te houden. Op deze manier krijgt Recreatiepark Duinhoeve een duurzame toekomst en kan voorkomen worden dat het bedrijf te maken krijgt met landelijke problematieken die spelen rondom recreatieparken zoals leegstand en gebruik ten behoeve van tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

Voor meer informatie over de gemeentelijke ambities ten aanzien van verblijfsrecreatie en de regionale trends in deze sector wordt verwezen naar paragraaf 3.4.

2.2 Provincie

2.2.1 Brabantse omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om ten tijde van inwerkingtreding van de Omgevingswet (verwacht 2022) klaar te zijn, heeft de provincie Noord-Brabant eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening ondergebracht. De interim omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019 en wordt nader toegelicht in paragraaf 2.2.4.

2.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een

actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant. In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

2.2.3 Beleidskader vrije tijd, cultuur en sport 2021 - 2022

In 2018 is het ‘Vitaliteitsonderzoek verblijfsrecreatieparken Noord-Brabant’ (ZKA, oktober 2018) uitgevoerd in opdracht van de provincie Noord-Brabant. De aanbeveling om in te zetten op kwaliteit door innovatie en door duidelijke ruimtelijke keuzes te maken is in 2018 en 2019 uitgevoerd. Dit heeft vervolg gekregen in het beleidskader vrije tijd, cultuur en sport 2021-2022. Een van de doelen in dit beleidskader is herstel van het aantal bezoekers. Hierop wordt ingezet door goed, onderscheidend en divers recreatie aanbod, betere vindbaarheid en door het versterken van het innovatief vermogen en het ondernemerschap in de recreatiesectoren. Dit bestemmingsplan draagt bij aan het versterken van het ondernemerschap én aan meer kwaliteit in aanbod en het levert een duurzame bijdrage aan het verblijfsrecreatief product van Noord-Brabant.

2.2.4 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd vanuit de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de Interim omgevingsverordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in 2021 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld ruimtelijke besluiten).

2.2.5 Toets aan provinciaal beleid

Het plangebied is gelegen binnen de werkingsgebieden Landelijk gebied, Groenblauwe mantel, Attentiezone stiltegebied en Attentiezone waterhuishouding als bedoeld in de provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied binnen deze werkingsgebieden weergegeven. Hierna wordt nader ingegaan op de doorvertaling van de provinciale regels in het voorliggende bestemmingsplan.

[image]

Figuur 13 - ligging plangebied in de werkingsgebieden Landelijk gebied en Groenblauwe mantel

Basisprincipes

Op grond van de IOV dient een bestemmingsplan invulling te geven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige gezonde leefomgeving en dient daarbij rekening te worden gehouden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering en meerwaardecreatie.

Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing (werkingsgebied Stedelijk gebied of een bestaand bouwperceel). Dat geldt echter niet wanneer er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding van een functie op grond van hoofdstuk 3 van de IOV is toegestaan. Voor de uitbreiding van Recreatiepark Duinhoeve is er vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte binnen het bestaande bouwperceel en biedt de IOV inderdaad de mogelijkheid om de functie uit te breiden. Verderop wordt nader ingegaan op de toepassing van artikel 3.71 van de IOV. Zorgvuldig ruimtegebruik houdt ook in dat bij stedelijke ontwikkelingen toepassing wordt gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 2.1.3) en dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen een bouwperceel. Ook aan deze criteria is toepassing gegeven in het voorliggende bestemmingsplan.

De lagenbenadering houdt in dat de effecten van de ontwikkeling op de ondergrond (bodem, grondwater, archeologie), de netwerklaag (infrastructuur, natuurnetwerk, energie, waterwegen) en de bovenste laag (cultuurhistorische en landschappelijke waarden, omvang functie en bebouwing, effecten op bestaande en toekomstige functies, volksgezondheid, veiligheid en milieu) in onderlinge samenhang met elkaar worden beschouwd en daarbij ook rekening wordt gehouden met de herkomstwaarde, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde, gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid. In deze toelichting behorend bij het bestemmingsplan voor de uitbreiding van Recreatiepark Duinhoeve worden de effecten op de verschillende lagen beschouwd en deze beschouwing vormt de basis voor de bestuurlijke afweging over de beoogde uitbreiding.

Volgens de basisprincipes van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant dient een ontwikkeling een meerwaarde te creëren. Hierbij moeten de economische, ecologische en sociale aspecten die betrokken zijn bij de ontwikkeling in evenwichtig worden benaderd. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat en of de ontwikkeling een bijdrage kan leveren aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn. De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan ook deel uitmaken van de meerwaardecreatie.

Door de investeringen in landschap en natuur op de camping en langs de randen draagt deze verbetering van de camping bij aan de landschappelijke kwaliteit van de omgeving en de ontwikkeling van de natuur.

In de toekomst zal bij de eventuele verwezenlijking van de nieuwe natuur met speelfunctie bijgedragen worden enerzijds aan de natuur (en educatie), doordat het luwere deel van het speelbos aansluit op een ecologische verbinding richting de duinen en De Brand en anderzijds aan het voorzieningenniveau en de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve functie.

Vanwege de ligging van het plangebied binnen het werkingsgebied Landelijk gebied dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Hiertoe heeft Recreatiepark Duinhoeve ten behoeve van het vernietigde bestemmingsplan een landschapsplan opgesteld en grotendeels gerealiseerd. Het landschapsplan is geactualiseerd en opgenomen in Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan.

Conform de regionale werkafspraken van Hart van Brabant valt de ontwikkeling in categorie 3, waarvoor de minimale basisinspanning is berekend en het opgestelde landschapsplan hier niet alleen in kwalitatieve maar ook in kwantitatieve zin aan voldoet. Verwezen wordt naar Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan voor de berekening van de minimale basisinspanning. Voor de berekening is uitgegaan van een uitbreiding van de oppervlakte van het recreatiepark met 24.783 m2. De huidige bestemming van deze gronden is agrarisch onbebouwd en met het voorliggende bestemmingsplan worden deze gewaardeerd als extensieve recreatieve voorziening. Een extensieve recreatieve voorziening wordt op basis van het regionaal gehanteerde rekenmodel beschreven als grond met beperkte (mogelijkheid tot) gebouwde vormen van leisure en recreatie. Voorbeelden zijn: campings (trekkersvelden, caravanplaatsen, chalets), jachthaven (ligplaatsen), paintballterrein, volkstuinen etc.

Ter plaatse van de beoogde uitbreidingen van het recreatiepark, zoals weergegeven met de oranje arcering in figuur 8 in paragraaf 1.3 van deze toelichting, worden uitsluitend extensieve recreatieve voorzieningen toegelaten als bedoeld in het rekenmodel behorend bij de regionale werkafspraken Hart van Brabant. Hier worden géén planologische mogelijkheden gecreëerd voor oprichting van centrale voorzieningen cq. intensieve recreatieve voorzieningen. Gelet op het vorenstaande worden deze gronden gewaardeerd als extensieve recreatieve voorziening. De bestaande gronden die reeds bestemd zijn voor Recreatie zijn niet meegenomen in de berekening van de waardevermeerdering.

De uitvoering en instandhouding van het landschapsplan is publiekrechtelijk geborgd in de planregels van het voorliggende bestemmingsplan en via een privaatrechtelijke overeenkomst.

Niet-agrarische functie in Landelijk gebied

Op grond van artikel 3.71 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant kan een bestemmingsplan voor een bestaande niet-agrarische functie van toepassing op het Landelijk gebied voorzien in een redelijke uitbreiding, mits passend binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied, waarbij een gebiedsgerichte benadering wordt gehanteerd (welke activiteiten en functies passen in de omgeving?), onderzocht wordt of de ontwikkeling effecten heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders en de uitbreiding bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk Gebied.

Met het voorliggende bestemmingsplan ontstaat er extra ruimte, niet om het aantal plaatsen te vermeerderen, maar om de kwaliteit te verbeteren. De regio Hart van Brabant is een leisure regio waar ingezet wordt op family short-stay vakanties. De ambitie is dat gezinnen niet voor één dag naar de Efteling of de Beekse Bergen komen, maar langer in de regio verblijven. Verblijfsaccommodaties moeten daartoe uitnodigen door middel van een passend aanbod van hoge kwaliteit, inclusief aanbod van winterharde bedden. De kwalitatieve verbetering van de camping draagt bij aan deze ambitie. Als toeristen langer in de regio verblijven, besteden ze ook meer in het gebied (en niet alleen in de pretparken). Daar profiteert de lokale economie ook van, wat leidt tot investeringen in landschap, ecologie en transitie van de landbouw naar een meer duurzame en verbrede landbouw met onder andere een recreatieve functie.

De ontwikkelingsrichting van het gebied krijgt mede vorm door de integrale gebiedsopgave Loonse en Drunense Duinen + Schil. De schil rond de duinen moet een deel van de recreatieve druk op het Natura2000 gebied opvangen. Door de kwaliteitsverbetering van de camping zonder toename van het aantal standplaatsen kan de beoogde ontwikkeling hier ook aan bijdragen. Door de beoogde kwaliteitsslag zal het recreatiepark qua natuur en landschap beter aansluiten op de omgeving. De randen worden verbeterd, zowel visueel als ecologisch, en de camping wordt natuurvriendelijker ingericht. Dankzij de beoogde investering in het voorzieningenniveau zal het gebruik van het park worden geoptimaliseerd. Gasten verblijven langer op de camping en zo wordt de druk op het natuurgebied verminderd. In de schil rond de Loonse en Drunense Duinen zijn we steeds op zoek naar een evenwichtige combinatie van recreatieve ontwikkeling, landschapsontwikkeling en natuur.

Tot slot is Recreatiepark Duinhoeve gelegen aan de Natuurpoort. De recreatieve functie staat hier centraal en mede om die reden wordt ruimte geboden aan uitbreiding van de oppervlakte van de camping met het oog op behoud en verbetering van de vitaliteit en kwaliteit van het park.

Groenblauwe mantel

Op grond van artikel 3.32 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant moet een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken. Het bestemmingsplan moet regels stellen ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied. Het bestemmingsplan moet borgen dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken. Tot slot moet de toelichting bij een bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de aanwezige ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.

In de regels van het voorliggende bestemmingsplan worden de hydrologische waarden beschermd door middel van de dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied NNB. Voor een toelichting op het toekomstige watersysteem ter plaatse wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze toelichting. De landschappelijke en ecologische waarden worden beschermd en verbeterd door de zekerstelling van de aanleg van een landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan. In paragraaf 4.10 en Bijlage 5 Natuurtoets behorend bij deze toelichting worden de ter plaatse aanwezige ecologische waarden beschreven.

[image]

Figuur 14 - ligging plangebied in werkingsgebieden Attentiezone stiltegebied en Attentiezone waterhuishouding

Attentiezone waterhuishouding

Op grond van artikel 3.26 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant dient een bestemmingsplan van toepassing op de Attentiezone waterhuishouding de waterhuishouding te beschermen en functies en activiteiten uit te sluiten die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelstellingen van het Natuur Netwerk Brabant.

Het bestemmingsplan moet in ieder geval regels stellen over:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.

Deze regels zijn doorvertaald in de dubbelbestemming Waterstaat - Attentiezone waterhuishouding die aan het gehele plangebied is toegekend. Voor een toelichting op het toekomstige watersysteem ter plaatse wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze toelichting.

Attentiezone stiltegebied

Op grond van artikel 3.14 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant dient een bestemmingsplan bij een evenwichtige toedeling van activiteiten en functies in de Attentiezone stiltegebied (een zone rondom het Stiltegebied) rekening te houden met het behoud van de stilte en rust. Ook activiteiten buiten het Stiltegebied kunnen de na te streven rust en stilte aantasten, bijvoorbeeld het houden van evenementen. De Attentiezone stiltegebied is opgenomen zodat bij het toedelen van nieuwe of tijdelijke functies rekening wordt gehouden met de na te streven rust en stilte in het Stiltegebied.

Het voorliggende bestemmingsplan houdt voldoende rekening met de rust en stilte in het Stiltegebied. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.5.2, waar specifiek ingegaan wordt op hoe voldaan wordt aan de voorwaarden binnen het Stiltegebied.

2.3 Gemeente

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

  • People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

  • Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

  • Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen: de Brabantstrategie, de Regiostrategie en de Stadsstrategie. Deze worden hierna besproken.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

  • Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

  • Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

  • Concurrerend: een duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries.

Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten (Binnenstad van de 21e eeuw, Tilburg University Campus, Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven en Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant) en drie stadsregionale parken (Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven, Stadsregionaal park Stadsbos013 en Stadsregionaal park Noord). Recreatiepark Duinhoeve is gelegen binnen het Stadsregionaal park Noord, intussen beter bekend als Landschapspark Pauwels. Hierover valt meer te lezen in paragraaf 2.3.2 en wordt gemotiveerd waarom Recreatiepark Duinhoeve zo goed past binnen de doelstellingen van het Masterplan Landschapspark Pauwels en een uitwerking vormt van de Omgevingsvisie Tilburg 2040.

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten (Bedrijvenpark Zuid, Zorgcluster Leijpark en Duurzaam energielandschap Noord) en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad. Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied. Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

2.3.2 Landschapspark Pauwels

Op 25 februari 2019 heeft de gemeenteraad het Masterplan Landschapspark Pauwels vastgesteld. Het masterplan geeft een integraal beeld van de gewenste ontwikkeling van ladschapspark Pauwels. Het hoofddoel van het masterplan is om landschapspark Pauwels te ontwikkelen tot een aantrekkelijk uitloopgebied voor bewoners en bezoekers van de stad en de omgeving. Het park is te beschouwen als de zuidelijke schil van de Loonse en Drunense Duinen (Van Gogh Nationaal Park) en is van belang om de druk op het Natura2000 gebied beter te verspreiden en het vestigingsklimaat van de stad te verbeteren. Het masterplan zorgt ervoor dat de ecologische, cultuurhistorische en recreatieve basiskwaliteiten van het gebied worden versterkt, dat er nieuwe kwaliteiten en recreatieve bestemmingen worden ontwikkeld, dat recreatieve, ecologische en water- netwerken op orde worden gebracht, dat de landbouw wordt verduurzaamd, barrières worden geslecht, en dat de aanwezige enclaves, zoals De Spinder en de vloeivelden bij het Noorderbos, op een aantrekkelijke manier onderdeel worden van het landschap.

Het gebied met een omvang van circa 6.500 hectare is gelegen tussen de noordelijke stadsrand van Tilburg en Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Aan de westkant wordt het gebied globaal begrensd door De Moer en in het noordwesten Kaatsheuvel. Aan de oostkant wordt het gebied globaal begrensd door de N65, de Leemkuilen en Biezenmortel. Het gebied behoort gedeeltelijk tot de gemeente Tilburg, maar beslaat ook een deel van de gemeente Loon op Zand. Grote delen zijn in bezit en beheer van verschillende (natuurbeherende) organisaties en particulieren. Deze verschillende organisaties hebben allen ambities en opgaven in het gebied. Deze organisaties hebben daarom besloten verder samen op te trekken om opgaven zoveel mogelijk integraal uit te voeren. De partners van Pauwels bij de totstandkoming van het masterplan zijn de Efteling, Waterschap de Dommel, ZLTO, Waterschap Brabantse Delta, provincie Noord-Brabant, gemeente Loon op Zand, gemeente Tilburg, Natuurmonumenten, Brabants Landschap, en Midpoint Brabant Leisure.

Het masterplan benoemt zeven thema's die invulling geven aan de ambities en opgaven van de gemeente Tilburg en de andere Pauwels partners:

  • Cultuurhistorie: versterken van de basiskwaliteit van het cultuurlandschap;

  • Water: een beter zichtbaar en klimaat-robuust waternetwerk realiseren;

  • Recreatie: verbeteren van de recreatieve aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid;

  • Natuur: vergroten van de kracht, de impact en aantrekkelijkheid van natuurgebieden;

  • Landbouw: verduurzamen van de landbouw met ruimte voor innovatie;

  • Energie: leveren van een waardevolle bijdrage aan de energietransitie;

  • Landschap: toevoegen van een parkachtige laag om de belevingswaarde van het landschap als geheel te vergroten.

De ontwikkeling die op Recreatiepark Duinhoeve wordt beoogd sluit aan op de regionale gebiedsopgave voor de Loonse en Drunense Duinen en de schil eromheen, het Masterplan Van Gogh Nationaal Park en het Masterplan Landschapspark Pauwels. Er wordt geïnvesteerd in het kwaliteitsniveau van de standplaatsen, de voorzieningen en het landschap waardoor de aantrekkingskracht, de recreatieve waarde en de (landschappelijke) kwaliteit van het het gebied als geheel toeneemt en de druk op het Natura2000 gebied zelf afneemt. Door verbetering van de functies en het landschap in de schil rondom het Natura200 gebied zal de druk op de duinen afnemen en verspreid worden over de schil en landschapspark Pauwels. Daarmee past de ontwikkeling in de ambities voor landschapspark Pauwels. Het biedt de mogelijkheid om in het gebied te recreëren, tot rust te komen en kennis te maken met de natuur en het landschap.

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.1 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

3.1.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010, 2012, 2016). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk was. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Relevantie voor het plangebied

Voor nieuwe bebouwing zal een omgevingsvergunning aangevraagd worden waarbij in beeld gebracht wordt hoe voldaan kan worden aan de welstandsnota. Er zijn op dit moment geen concrete bouwinitiatieven. In dit bestemmingsplan regelen we vooral de bestaande situatie zorgvuldig in combinatie met het verruimen van de bestaande standplaatsen waardoor het ruimtebeslag groter wordt, dus een uitbreiding in oppervlakte. Nieuwe recreatieverblijven met een oppervlakte van maximaal 70 m² zijn wettelijk vergunningvrij toegestaan. Hiervoor is dus geen welstandstoets nodig.

3.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

3.2.1 Historische geografie

  • Het gebied rond Udenhout behoort geologisch gezien tot de zandgronden van de Centrale Slenk. In dit dalingsgebied is gedurende de laatste ijstijd (70.000 - 10.000 jaar geleden) door de wind zand afgezet, het zogenaamde dekzand. Later werd het zand opnieuw verstoven en ontstonden er zuidwest - noordoost gerichte dekzandruggen.

  • Historische en huidig landgebruik; In de omgeving van Udenhout was al vroeg sprake van menselijke aanwezigheid en daarmee samenhangende activiteiten. Een aantal hiervan had een vergaande invloed op het landschap. Als gevolg van grootschalige ontbossing, het steken van heideplaggen en overbeweiding, ontstonden in de loop van de Middeleeuwen op sommige plekken verstuivingen van het dekzand. Veel van deze stuifzandgebieden werden sinds het einde van de negentiende eeuw weer vastgelegd door herbebossing met naaldhout, maar ten noorden van Udenhout bevindt zich nog een groot stuifzandcomplex dat in de late middeleeuwen door ontbossing en ontginning is ontstaan; de Loonse en Drunense Duinen, waar ook nu nog actieve verstuivingen optreden. Deze grote zandverstuiving vormde - zij het op enige afstand - de noordelijke begrenzing van het Udenhoutse gebied.

  • De vochtige gebieden ten noorden en oosten van Udenhout werden gebruikt als wei- en hooiland. Daarnaast werd hier turf gestoken en hak- en geriefhout gekapt. In een later stadium werden de aanwezige leemlagen afgegraven ten behoeve van de baksteenindustrie. Onder andere ten zuidoosten van Udenhout zijn de zo ontstane leemkuilen in het landschap nog herkenbaar.

  • Het natuurgebied De Brand is ten zuidoosten van het plangebied gelegen in een laagte tussen dekzandruggen in. Met name de Cromvoirtse dekzandrug ten noordoosten van het gebied, blokkeerde de afwatering. Deze blokkade zal in de Dryastijd (ongeveer 10.000 v.Chr.) hebben plaatsgevonden. Hier werd dan ook Brabantse leem afgezet in een laag die tussen de 0,5 en 2,5m dik is en die vlak onder de oppervlakte ligt. Deze laag is kalkrijk en houdt bovendien het oppervlaktewater vast. Daarnaast werd het gebied door kwel gekenmerkt.

  • De Brand is een ontginningsgebied waarvan de gronden vanaf het einde van de 13e en het begin van de 14e eeuw werden uitgegeven. Deze lagen ten noorden van de Groenstraat, aan de zuidrand van het gebied. In deze tijd begon de ontginning van het gebied. Dit geschiedde in een strokenpatroon, de zogenaamde hoevenstrokenontginning.

  • Udenhout ligt grotendeels op een ten opzichte van de omgeving hoge dekzandrug die loopt van zuidwest naar noordoost. Vanwege de aanwezigheid van vruchtbare grond (lemig fijn zand) hebben vermoedelijk voorafgaand aan de grootschalige ontginningen in de dertiende eeuw al in de vroege Middeleeuwen ontginningen plaatsgevonden. Het huidige Udenhout heeft zich vanaf het begin van de dertiende eeuw langs de noordoost-zuidwest georiënteerde Groenstraat-Slimstraat ontwikkeld als een boshoevenederzetting. Bij de kruising van deze straat met de Kreitenmolenstraat ontstond een kern, van waaruit zich een bebouwingslint langs de Kreitenmolenstraat ontwikkelde.

  • Omstreeks 1830 had zich bij de samenkomst van de wegen een kleine nederzetting gevormd. Door de aanleg van de spoorlijn en de bouw van een station in 1881 vond verdichting van de bebouwing langs de Kreitenmolenstraat plaats, met name door de vestiging van bedrijven. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Udenhout zich sterk uitgebreid, met name vanaf de jaren zestig door de aanleg van wijken achter de bestaande linten.

  • De Oude Bosschebaan is een landschappelijke lijn van hoge waarde en gaat in zijn ontstaanstijd tenminste terug tot de late middeleeuwen.

  • De bebouwing langs zuidzijde van de Oude Bosschebaan ontstaat globaal vanaf de achttiende eeuw en is voornamelijk agrarisch van karakter.

  • In de tweede helft van de twintigste eeuw worden een groot deel ten zuiden van de Oude Bosschebaan ingericht als kampeerterrein met recreatieverblijven.

3.2.2 Archeologie

  • AMK: ten noordoosten en ten westen van het plangebied zijn twee terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK; beide steentijdvindplaatsen.

  • IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.

  • ArWaTi: het plangebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting. In een door Fontys Hogescholen/BILAN uitgevoerd bureauonderzoek uit 2008: cultuurhistorische paragraaf Udenhout-Noord en -Zuid (auteur: E. de Boer) is de verwachting voor het plangebied bijgesteld naar middelhoog tot hoog.

  • In 2010 voerde BILAN een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek uit voor het gebied Zandleij: H. van Dijk, Van De Kommer tot Hoormanke Tiendl. Tilburg (NB) – Tilburg, Zandleij. Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek, BILAN 2010. Ook hierin wordt aangegeven dat de archeologische verwachting voor het plangebied hoog is.

  • In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn anders dan van de AMK-terreinen geen archeologische vondsten bekend.

  • Op de circa 3 kilometer ten zuiden van het plangebied gelegen locatie van Huize Vincentius aan de Schoorstraat is in 2012 door RAAP (E.C. Pronk -RAPPORT 2478, Plangebied zorgterrein ASVZ, Vincentius Gemeente Tilburg.) archeologisch vooronderzoek/inventariserend veldonderzoek (proefsleuven en booronderzoek) uitgevoerd. Daarbij werden in het oostelijk deel van dat plangebied bewoningssporen uit de vroeg Romeinse tijd aangetroffen.

  • Er is een verstoringsonderzoek voor de gehele planlocatie uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten daarvan is bepaald welke delen van het plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie dient te krijgen.

3.2.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

  • In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.

  • De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode.

  • Het plangebied is gelegen ten noorden van het in 2009 als zodanig aangewezen gemeentelijk beschermde dorpsgezicht "Udenhout-kom".

  • Historische structuren: de Oude Bosschebaan is een historisch geografische lijn van hoge waarde.

  • Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.

3.2.4 Conclusie cultuurhistorie en archeologie

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen

historische objecten of structuren aangetast.

Er heeft een verstoringsonderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 6 Archeologisch onderzoeksrapport). Voor delen van het plangebied is er een middelhoge tot hoge verwachting. Die delen hebben de dubbelbestemming Waarde-Archeologie gekregen met een aanlegvergunningstelsel. Werkzaamheden dieper dan 0,6 meter of met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn vergunningplichtig.

3.3 Groen En Biodiversiteit

3.3.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Ook zijn ze van belang voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden, is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

  • Bomenverordening 2021

  • Bomenbeleid:

  1. Beoordelingscriteria houtopstanden

  2. Nota 'overige houtopstanden'

  • Boomwaardezoneringskaart 2021

  • Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

Bomenverordening

De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.

Boomwaardezoneringskaart 2017 (BWZ-kaart)

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ‐kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat‐, eco‐, hoofd‐, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten‐zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.amet betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)

In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord‐Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten‐zone (van de BWZ‐kaart). Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ‐kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw‐, herontwikkelings‐ of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan is de BWZ‐kaart verwerkt in de Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een klimaat‐, eco‐ en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. De juridisch‐planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

Bomen in het plangebied

De bomenrij langs de Schoorstraat, gelegen net buiten het plangebied, heeft volgens de Boomwaardezoneringskaart een eco-waarde en deze bomen zijn dan ook opgenomen op de boomwaardekaart behorend bij de regels van het bestemmingsplan. De juridisch-planologische bescherming van deze bomen bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

3.3.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

3.3.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied. In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  2. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'. Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  3. In 2020 komt 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit. Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

Op 19 juli 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de Agenda Groen in de Stad vastgesteld door het college. De Agenda Groen in de Stad gaat samen met het Beheerbeleidsplan Groen op Niveau en de nota's Groen en Biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

Conclusie groen en biodiversiteit

Recreatiepark Duinhoeve is actief bezig met het omzetten van niet-inheemse beplanting naar inheemse beplanting, zowel voor de landschappelijke inpassing als op het park zelf. Door het vergroten van de standplaatsen is er ruimte om op het noordelijk gedeelte van het recreatiepark de beplanting vanuit de duinen ook tussen en standplaatsen en bij de speelplekken aan te brengen. Aan de zuidzijde worden groene kamers gecreëerd en zal de beplanting waar mogelijk meer aansluiten bij de agrarische beplantingssoorten zoals onder andere boomgaard beplanting. Hiermee wordt de biodiversiteit ook op het park zelf vergroot. Met de opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor de aanleg van speelnatuur kan op termijn een bijdrage geleverd worden aan versterking van de ecologische groenstructuur tussen de Brand en de Duinen. Het idee is om aan de oostzijde een kamsalmanderpoel aan te leggen, die extensief ingericht wordt en in het midden een speelpoel voor beleving en educatie. Voor dit plan zal een afzonderlijke procedure gevoerd worden.

3.4 Verblijfsrecreatie

De gemeente Tilburg zet in op meer logies-overnachtingen. Dit streven zien we terug als begrotingsindicator voor een aantrekkelijke stad. Om dit doel te behalen is voldoende en gevarieerd logiesaanbod nodig. Om richting te geven aan voldoende en gevarieerd logiesaanbod is in 2016 verblijfsaccommodatiebeleid opgesteld. Dit gaat vooral over het hotelaanbod en pensions, B&B’s en airbnbs. In het beleid kiest het college voor een kwaliteitsslag van het aanbod door focus op de binnenstad, verbetering van de diversiteit (segment/type hotel en doelgroep) en houdt de vinger aan de pols voor wat betreft marktruimte en uitbreidingen.

In het beleid is geen duidelijke richtlijn opgenomen voor uitbreiding of nieuw aanbod binnen de sectoren vakantieparken en campings. Als we de genoemde kwaliteitsslag en de wens om meer doelgroepen te bedienen doortrekken naar vakantieparken en campings, dan is het bieden van meer ontwikkelruimte voor ruimere standplaatsen en nieuwe centrale voorzieningen voor Recreatiepark Duinhoeve passend. Op deze manier kan het park het hoge niveau behouden en ook in de toekomst een compleet voorzieningenpakket, meer luxe en een hoog serviceniveau aanbieden met een hoge belevingswaarde. Daarnaast zijn de ontwikkelingen en inzet op kwaliteit van belang om economisch gezond te blijven.

Regionale ontwikkeling

De regio Hart van Brabant (9 gemeenten, waaronder Tilburg) kent in totaal 61 campings met bijna 5.500 standplaatsen (2019). Sinds 2015 is het aanbod verschoven naar minder vaste en meer recreatieve standplaatsen. In 2019 is meer dan de helft (53%) een recreatieve standplaats en minder dan de helft een vaste standplaats. Dit is een gewenste ontwikkeling die past bij de ambities van de regio om dé leisure regio van noordwest-Europa te worden voor family/shortbreak vakanties. Van het totale aanbod in de regio ligt een zeer klein deel (412) in Tilburg.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling van Recreatiepark Duinhoeve passend is binnen de gemeentelijke ambities en de gewenste regionale ontwikkeling voor de verblijfsrecreatieve sector.

3.5 Horeca

3.5.1 Horecabeleid Samen Gastvrij 2017

De gemeenteraad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen:

"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."

Ruimte voor vernieuwing

Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.

Evenwichtig aanbod

Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.

Horeca categorieën

In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horeca categorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.

  1. Categorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt. Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

  1. Categorie II (Droge horeca)

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt. Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

  1. Categorie III (Eetgelegenheden)

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt. Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

  1. Categorie IV (Café - Barconcepten)

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt. Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

  1. Categorie V (Uitgaan & Zalen)

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek. Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.

  1. Categorie VI (Verblijfshoreca)

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt. Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.

3.5.2 Onderbouwing horeca

In het horecabeleid is per gebied aangegeven of horeca gewenst is en zo ja, van welke categorieën. In het (toeristisch) buitengebied, waar Recreatiepark Duinhoeve is gelegen, speelt horeca een belangrijke rol voor de kwaliteit van het gebied en de aantrekkingskracht voor bezoekers. In deze gebieden is (beperkt) ruimte voor daghoreca en restaurants. De horeca in het buitengebied bij recreatieve functies is doorgaans ondersteunend aan de hoofdfunctie, maar moet zich ook deels op externe bezoekers kunnen richten. Hierbij is het van belang dat de horeca voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de bedrijfsvoering van het desbetreffende horecatype. Dit houdt in dat de openingstijden moeten worden beperkt van 06:00 uur tot 23:00 uur. Indien de hoofdfunctie verdwijnt (recreatie), zal beoordeeld moeten worden of de horecafunctie op de desbetreffende locatie nog steeds wenselijk is.

Gezien het horecabeleid is op Recreatiepark Duinhoeve een vorm van ondersteunende horeca passend, waarbij conform het hiervoor beschreven horecabeleid tevens een vorm van ondergeschikt gebruik van de horecavoorziening door passanten (externe bezoekers zoals fietsers en wandelaars) aanvaardbaar wordt geacht. Gelet op het ondergeschikte karakter van de horecafunctie dient de oppervlakte van de horecavoorziening te worden beperkt tot 200 m² en een terras van maximaal 200 m².

Hoewel de openingstijden volgens het horecabeleid beperkt moeten worden van 06:00 - 23:00 uur, zullen de openingstijden in de praktijk vaak korter zijn, zeker buiten het campingseizoen. Recreatiepark Duinhoeve geeft aan dat de horeca in het voor- en naseizoen enkele dagen per week geopend is in de namiddag en de avond. In het hoogseizoen zijn de openingstijden ruimer en in het laagseizoen korter. Planologisch zijn openingstijden van 06:00 - 23:00 uur mogelijk, zodat Recreatiepark Duinhoeve de mogelijkheid heeft om in te spelen op de behoefte van de campinggasten en de openingstijden kan aanpassen naar gelang de bezetting van het park.

Om te zorgen dat de horeca primair bedoeld blijft voor campinggasten en het gebruik van de horecavoorziening door passanten daaraan ondergeschikt blijft, worden de volgende voorwaarden gesteld aan het gebruik:

  • Het recreatiepark doet geen reclame uitingen om niet-campinggasten naar de horeca te trekken, niet fysiek en niet digitaal;

  • Er worden geen feesten en partijen georganiseerd ten behoeve van niet-campinggasten.

Indien hier wel sprake van zou zijn dan vormt dit aanleiding voor handhaving. De horeca is dan niet meer primair gericht op campinggasten.

Deze regeling is opgesteld omdat het onder het vorige planologische regime voorkwam dat er feitelijk een illegale situatie ontstond zodra er passanten plaatsnamen in de horecavoorziening of op het terras van Recreatiepark Duinhoeve. Controle en/of handhaving op een dergelijke situatie is lastig. Bovendien is de gemeente van mening dat een dergelijk ondergeschikt gebruik van de horeca door externen wel passend is op deze locatie. Dat staat nadrukkelijk in het horecabeleid en vanwege de ligging nabij de natuurpoort, tevens knooppunt van diverse fietsroutes ligt het ook in de lijn der verwachtingen dat dit wel eens voorkomt. Dankzij deze maatwerkregeling hoeft Recreatiepark Duinhoeve geen voorbijgangers te weigeren, maar is wel verzekerd dat er geen zelfstandige horecavoorziening ontstaat.

Het ondergeschikt gebruik van de horeca door externen heeft geen onaanvaardbare effecten op het woon- en leefklimaat rondom het recreatiepark. Dat wordt nader toegelicht in paragraaf 3.6 aan de hand van gegevens over verkeer en parkeren. In paragraaf 4.5 wordt ingegaan op geluid. In het geluidonderzoek zijn eventuele verkeersbewegingen van gemotoriseerd verkeer ingecalculeerd in het totale aantal verkeersbewegingen. Ook met stemgeluid en geluid afkomstig van de parkeerplaats (dichtslaande autoportieren) is rekening gehouden.

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is in april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

  • Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

3.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, beter bekend als het CROW, kent kengetallen voor een verscheidenheid aan functies. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in de gemeente Tilburg voorkomen op te nemen in de nota Parkeernormen Tilburg 2017. Voor een recreatiepark is in de nota Parkeernormen Tilburg 2017 geen parkeernorm opgenomen. Daarom wordt voor de onderbouwing van de parkeerbehoefte van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW. Hierover meer in paragraaf 3.6.5.

3.6.4 Verkeerskundige situatie

Recreatiepark Duinhoeve ligt in het buitengebied van Udenhout en wordt begrensd door de Oude Bosschebaan, de Schoorstraat en het nationaal park De Loonse en Drunense Duinen. De Oude Bosschebaan kruist het plangebied en is een erftoegangsweg type II buiten de bebouwde kom met een snelheidsregime van 60 km/u. Ter hoogte van de hoofdentree van het recreatiepark is voor een gedeelte van ongeveer 100 meter een snelheid van maximaal 30 km/u van toepassing. Op het deel van de Oude Bosschebaan voorbij het recreatiepark is een gesloten verklaring ingesteld voor gemotoriseerd verkeer, uitgezonderd bestemmingsverkeer. Over de Schoorstraat en tussen het plangebied en de het Nationaal park De Loonse en Drunense Duinen lopen recreatieve fietsrouten die deel uitmaken van het fietsknooppuntennetwerk. Op dat netwerk wordt aangesloten.

In het verleden is bezien of het wenselijk zou zijn om de hoofdentree van het recreatiepark en de ontsluiting te verleggen naar de Schoorstraat. Verkeerskundig acht de gemeente dat niet wenselijk, om de verkeersdruk op de Schoorstraat als gevolg van de Natuurpoort Loonse een Drunense Duinen niet verder te vergroten en omdat de Schoorstraat onderdeel uitmaakt van het recreatieve fietsnetwerk. Om deze reden en omdat de centrale voorzieningen nu liggen aan de huidige de hoofdentree is verplaatsing daarvan geen wenselijke of haalbare optie. Aan de Schoorstraat wordt wel voorzien in en een in- en uitgang voor fietsers en voetgangers. Uit veiligheidsoverwegingen is aan de Schoorstraat ook voorzien in een calamiteitenpoort. Deze zal gebruikt worden in geval van calamiteiten en incidenteel voor onderhoudswerkzaamheden.

De breedte van de Oude Bosschebaan tussen de overrijdbare bermen is 3,50 meter. Dit is de gebruikelijke breedte volgens het CROW voor een zogeheten erftoegangsweg type II. Naast de rijbaan liggen grasbetontegels waarover eventueel uitgeweken kan worden. Er is daarmee voldoende ruimte om elkaar te passeren. Ter hoogte van de ingang van het recreatiepark is een bredere strook met grasbetontegels aangebracht. Campinggasten hebben hier ruimte om hun voertuig kort te parkeren om zich aan te melden voor hun verblijf. Vooraf aangemelde gasten kunnen rechtstreeks het recreatieterrein oprijden. Om op piekmomenten, wanneer veel campinggasten gelijktijdig arriveren, een soepele afwikkeling van het verkeer te bevorderen, wordt er op het recreatiepark voorzien in een overloopmogelijkheid, direct ten oosten van het parkeerterrein over een strook ter breedte van 15 meter.

Verkeersonderzoek

In augustus 2019 heeft “Groen Licht Verkeersadviezen BV” een onafhankelijk verkeersonderzoek uitgevoerd: “Oude Bossche Baan Duinhoeve Udenhout” (Bijlage 7 Verkeersonderzoek). Vanaf het openingsweekeinde van Recreatiepark Duinhoeve (28 maart 2019) tot en met 30 juni 2019 is de verkeerssituatie in beeld gebracht. Binnen deze periode lag ook een periode met een volledige bezetting van de 350 standplaatsen. Zowel de verkeersintensiteiten als snelheden zijn gemeten. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met direct aanwonenden en zijn er observaties uitgevoerd om eventuele situaties met gevaarsetting te constateren.

Op een werkdag rijden er gemiddeld 517 motorvoertuigen (mvt) per etmaal op de Oude Bosschebaan, tussen de Schoorstraat en Recreatiepark Duinhoeve. Op de gemiddelde zaterdag (691 mvt) en gemiddelde zondag (624 mvt) is het iets drukker dan op werkdagen. De hoogst gemeten etmaalintensiteit op dit wegvak bedraagt 1.149 mvt tijdens het hemelvaartweekeinde. Het wegvak na Recreatiepark Duinhoeve, langs de bosrand, is veel rustiger. Hier rijden op een gemiddelde werkdag 288 mvt/etmaal, tegen 277 op een gemiddelde zaterdag en 291 op een gemiddelde zondag. De hoogst gemeten etmaalintensiteit op dit wegvak bedroeg 390 mvt. De snelheden liggen op beide wegvakken rond de maximaal toegestane snelheid van 60 km/u; de 85-percentielwaarden liggen rond 61 á 66 km/u op het wegvak Schoorstraat-Duinhoeve en 55 á 61 km/u langs de bosrand.

Het recreatiepark ligt aan beide zijden van de weg wat leidt tot noodzakelijke oversteekbewegingen voor gasten. Mogelijke conflicten met passerend auto- en landbouwverkeer en groepen wielrenners zijn daardoor onvermijdelijk. Uit veiligheidsoverwegingen is daarom in 2017 de inrichting van het kruispunt aangepast. In 2021 is het plateau ter hoogte van de ingang aangepast naar een hoger plateau om de snelheid van 30 km/uur af te dwingen. Op de momenten waarop veel gasten van Duinhoeve aankomen, is het druk met opgestelde voertuigen. Uit waarnemingen blijkt dat dit niet leidt tot onveilige situaties, vooral ook omdat passerend autoverkeer door de opgestelde voertuigen langzaam rijdt en oog heeft voor de verblijfsfunctie. Daarom is er geen directe aanleiding de inrichting van deze kruising weer aan te passen.

Door Recreatiepark Duinhoeve is voorgesteld om het indirecte geluid van verkeer bij de direct aanwonenden te reduceren door de toegestane snelheid op de Oude Bosschebaan over een langer weggedeelte terug te brengen naar 30 km door het 30 km bord bij de entree van het recreatiepark te verplaatsen naar voor de woning Oude Bosschebaan 2. Uit een verkenning daarnaar komt naar voren dat het feitelijk afdwingen van een snelheid van 30 km/uur niet realistisch is. Daarnaast moet de weg anders ingericht worden om de snelheidslimiet van 30 km/uur af te dwingen. Daarvoor zijn maatregelen nodig zoals andere verharding (open verharding), drempels et cetera. Dit heeft mogelijk andere negatieve gevolgen zoals geluid en/of trillen van de drempels in de omliggende woningen. Daarbij is het de verwachting dat het verkeer nog steeds geen 30 km/uur gaat rijden vanwege de ruimtelijke uitstraling van de omgeving.

3.6.5 Parkeren

De gemeente Tilburg heeft in de nota Parkeernormen Tilburg 2017 geen parkeernormen vastgesteld die toepasbaar zijn op Recreatiepark Duinhoeve. Daarom worden ter onderbouwing van de parkeerbehoefte gegevens gebruikt uit de kennisbank van het CROW. Het CROW maakt voor verblijfsrecreatie onderscheid in verkeersgeneratie voor standplaatsen op een kampeerterrein en voor een bungalowpark. In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan worden voor de verschillende typen recreatieverblijven echter andere begrippen gebruikt. Er is een onderscheid gemaakt naar standplaatsen voor 'semipermanente' en 'mobiele recreatieverblijven'. Daarom is een passende vertaling gemaakt van de CROW-normen die aansluit bij deze twee typen recreatieverblijven.

De gemeente Tilburg heeft in de nota Parkeernormen Tilburg 2017 geen parkeernormen vastgesteld die toepasbaar zijn op Recreatiepark Duinhoeve. Daarom worden ter onderbouwing van de parkeerbehoefte gegevens gebruikt uit de kennisbank van het CROW. Het CROW maakt voor verblijfsrecreatie onderscheid in verkeersgeneratie voor standplaatsen op een kampeerterrein en voor een bungalowpark. In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan worden voor de verschillende typen recreatieverblijven echter andere begrippen gebruikt. Er is een onderscheid gemaakt naar standplaatsen voor 'semipermanente' en 'mobiele recreatieverblijven'. Daarom is een passende vertaling gemaakt van de CROW-normen die aansluit bij deze twee typen recreatieverblijven.

Het CROW maakt binnen de hoofdgroep horeca en (verblijfs)recreatie onderscheid tussen de volgende functies:

  • Camping (kampeerterrein)

  • Bungalowpark (huisjescomplex)

  • 1* Hotel

  • 2* Hotel

  • 3* Hotel

  • 4* Hotel

  • 5* Hotel

  • Discotheek

  • Café/bar/cafetaria

  • Restaurant (inclusief fastfoodrestaurant)

  • Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw

Het CROW heeft in de publicatie geen begripsomschrijving opgenomen of nader toegelicht wat er precies moet worden verstaan onder een camping (kampeerterrein) en een bungalowpark (huisjescomplex). Daarom wordt aangesloten bij de normale uitleg van deze begrippen.

Camping (kampeerterrein)

Volgens de Dikke Van Dale is een camping is een terrein, speciaal ingericht om te kamperen. Kamperen betekent volgens de Dikke Van Dale ‘in tent, camper of caravan overnachten’.

Op Recreatiepark Duinhoeve worden onder meer mobiele recreatieverblijven toegelaten. Een mobiel recreatieverblijf is in het bestemmingsplan gedefinieerd als volgt:

“Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:

  • dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;

  • op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto, dan wel in de auto of ander voertuig meegenomen kan worden, en;

  • door zijn beperkte afmetingen, constructie en wijze van plaatsen relatief makkelijk opneembaar of (als een geheel) verplaatsbaar is, en;

  • door de recreant zelf wordt meegebracht, en;

  • niet aanwezig is wanneer de standplaats niet is verhuurd.

Voorbeelden zijn: een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een huifkar of enig ander hiermee vergelijkbaar voertuig of onderkomen voor recreatief nachtverblijf. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.”

Qua aard sluit een mobiel recreatieverblijf dus goed aan bij de functie camping (kampeerterrein) als bedoeld in de CROW publicatie. Om die reden zijn de kengetallen voor een camping (kampeerterrein) gebruikt voor een mobiel recreatieverblijf.

Bungalowpark (huisjescomplex)

Volgens de Dikke Van Dale is een bungalowpark een aantal bungalows, in een fraai aangelegd geheel. Een bungalow is volgens de Dikke van Dale een ‘vrijstaande woning zonder bovenverdieping’.

Op Recreatiepark Duinhoeve worden geen bungalows of vakantiewoningen gebouwd. Permanente recreatieverblijven zijn niet toegelaten. Een permanent recreatieverblijf is in het bestemmingsplan gedefinieerd als volgt:

“Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, in de vorm van een permanent bouwwerk, zoals een recreatiewoning.”

Op Recreatiepark Duinhoeve worden wel semipermanente recreatieverblijven toegelaten. Een semipermanent recreatieverblijf is in het bestemmingsplan gedefinieerd als volgt:

“Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:

  • dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;

  • door zijn afmetingen, constructie en/of wijze van plaatsen niet gemakkelijk opneembaar of verplaatsbaar is; en;

  • al dan niet in delen demontabel, opneembaar of verplaatsbaar is en daarmee niet als permanent recreatieverblijf aan te merken is.

Voorbeelden zijn: een stacaravan, een trekkershut, een pipowagen, een safarihut, een blokhut, een boomhut, of enig ander hiermee vergelijkbaar onderkomen voor recreatief nachtverblijf, onder welke benaming ook aangeduid. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.”

De typen recreatieverblijven die vallen binnen de categorie ‘semipermanente recreatieverblijven’ hebben meer overeenkomsten met kamperen. Zo worden er binnen deze categorie onder meer glampingtenten en safaritenten aangeboden op Recreatiepark Duinhoeve en moeten semipermanente recreatieverblijven (in delen) demontabel en verplaatsbaar zijn. Het zijn dus geen vaste, permanente bouwwerken. Daarom is het standpunt dat Recreatiepark Duinhoeve primair een camping (kampeerterrein) is.

Voor semipermanente recreatieverblijven groter dan 40 m² is echter aangesloten bij het CROW kencijfer van een bungalowpark (huisjescomplex). Hoewel Recreatiepark Duinhoeve een familiecamping is en zich hoofdzakelijk richt op gezinnen, kan het voorkomen dat er in semipermanente recreatieverblijven groter dan 40 m² mensen verblijven die meer dan 1 auto meenemen. Daarom sluiten de kengetallen van een bungalowpark (huisjescomplex) daar beter bij aan. Semipermanente recreatieverblijven tot en met 40 m² zijn voor wat betreft de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte vergelijkbaar met mobiele recreatieverblijven (kampeerterrein) waarbij het niet voor de hand ligt dat er meer dan 1 auto wordt meegebracht.

In de hierna opgenomen berekeningen en onderbouwing is voor alle 270 semipermanente recreatieverblijven uitgegaan van de kencijfers voor een bungalowpark, omdat deze in theorie alle 270 groter kunnen worden dan 40 m². Daarmee worden de maximale planologische mogelijkheden in de worst case situatie onderbouwd.

In het bestemmingsplan is een maximum van 350 standplaatsen opgenomen, waarvan maximaal 270 standplaatsen mogen worden benut ten behoeve van semipermanente recreatieverblijven. Worden die 270 standplaatsen niet of niet allemaal benut dan mogen er dus meer standplaatsen worden benut ten behoeve van mobiele recreatieverblijven, maar altijd tot een maximum van totaal 350 standplaatsen. Voor de onderbouwing van het parkeren gaan we uit van de maximale planologische invulling en gelet op de parkeerbehoefte van de verschillende typen recreatieverblijven komt dat neer op 270 standplaatsen ten behoeve van semipermanente recreatieverblijven en 80 standplaatsen ten behoeve van mobiele recreatieverblijven.

Parkeerbehoefte semipermanente recreatieverblijven

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan maximaal 270 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven. Hierop is ‘worst case’ het kencijfer voor een bungalowpark van toepassing. Volgens het CROW is het kencijfer voor een bungalowpark in het buitengebied minimaal 2,0 parkeerplaatsen per standplaats. Dit is inclusief 9% voor overige doelgroepen. Gasten van bezoekers zijn niet expliciet benoemd in de CROW kencijfers voor een bungalowpark, die worden geacht te zijn inbegrepen in de overige doelgroepen.

270 × 2,0 = 540 parkeerplaatsen, bestaande uit:

  • Afgerond 491 parkeerplaatsen voor bezoekers

  • Afgerond 49 parkeerplaatsen voor gasten van bezoekers, personeel en overig

Niet alle 270 semipermanente recreatieverblijven op Recreatiepark Duinhoeve zullen qua parkeerbehoefte vergelijkbaar zijn met die van een bungalow. Er is een grote verscheidenheid aan semipermanente recreatieverblijven denkbaar, zoals stacaravans, trekkershutten, pipowagens, safarihutten, blokhutten, boomhutten et cetera. Een parkeerbehoefte van twee parkeerplaatsen ontstaat doorgaans bij recreatieverblijven die geschikt zijn voor meer dan één gezin. Het is aannemelijk dat in recreatieverblijven met een oppervlakte tot en met 40 m² niet meer dan één gezin verblijft. Daarom wordt voor semipermanente recreatieverblijven tot en met 40 m² aangesloten bij het kencijfer voor mobiele recreatieverblijven à 1,21 parkeerplaats per standplaats. Dit is doorvertaald in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Op semipermanente recreatieverblijven groter dan 40 m² is de parkeereis van 2 parkeerplaatsen per standplaats van toepassing.

Parkeerbehoefte mobiele recreatieverblijven

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan tenminste 80 standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven (bij maximale planologische invulling). Hierop is het kencijfer voor een kampeerterrein van toepassing. Het kencijfer voor een kampeerterrein in het buitengebied is minimaal 1,1 parkeerplaats per standplaats. Dit is inclusief 10% voor personeel en overige doelgroepen, maar exclusief 10% voor gasten van bezoekers. Dit erbij opgeteld maakt een kencijfer van totaal 1,21 parkeerplaats per standplaats.

80 × 1,21 = afgerond 97 parkeerplaatsen, bestaande uit:

  • 79 parkeerplaatsen voor bezoekers

  • 9 parkeerplaatsen voor personeel en overig

  • 9 parkeerplaatsen voor gasten van bezoekers

Parkeerbehoefte bedrijfswoningen

De parkeerbehoefte van de bedrijfswoningen is inbegrepen in het aandeel parkeerplaatsen voor personeel en overige doelgroepen, meegerekend in de parkeerbehoefte van de recreatieverblijven.

Parkeerbehoefte horeca voor langskomende recreanten

Bij uitspraak van 29 maart 2022 heeft de rechtbank Zeeland - West-Brabant de beslissing op bezwaar tegen de omgevingsvergunning van 11 augustus 2020 vernietigd. Het betrof een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van vijf jaar ter verbreding van de horecafunctie, zodat naast campinggasten ook langskomende recreanten gedurende de dagperiode gebruik mochten maken van de horeca.

In de beslissing op bezwaar is rekening gehouden met een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen ten gevolge van de verbreding van de horecafunctie. Dit is de helft van de parkeerbehoefte van een restaurant, op basis van de Nota Parkeernormen 2017. Volgens de uitspraak is onvoldoende onderbouwd dat 50% van de gasten afkomstig zal zijn van het recreatiepark en dat er slechts twee verkeersbewegingen per dag per parkeerplaats (eenmalige bezetting) verwacht worden.

In het voorliggende bestemmingsplan is een regeling opgenomen waarmee de verbreding van de horeca definitief wordt toegestaan. In paragraaf 3.5.2 is uitgelegd waarom de gemeente dit passend vindt. De regeling bepaalt dat de horeca een maximale oppervlakte mag beslaan van 200 m² (excl. terras) en bijbehorend en ondergeschikt moet blijven aan de verblijfsrecreatieve bestemming. Er mag geen zelfstandige horecagelegenheid ontstaan en het gebruik van de horeca moet primair gericht zijn op campinggasten. Daarnaast mag de horeca gebruikt worden door niet-campinggasten, maar hiervoor mogen geen reclame-uitingen worden gedaan en het is niet toegestaan om feesten en partijen te organiseren voor niet-campinggasten.

De gemeentelijke parkeernorm voor een restaurant is gebruikt als referentiekader. Voor een zelfstandig restaurant in het buitengebied zouden 24 parkeerplaatsen vereist zijn. Voor het ondergeschikt gebruik van de horeca ten behoeve van niet-campinggasten wordt hooguit de helft daarvan noodzakelijk geacht. De horeca moet primair gericht zijn op de campinggasten, dus het kan niet zo zijn dat structureel de helft van de horecavoorziening door niet-campinggasten wordt benut. Daarbij zal slechts een zeer beperkt aandeel van de niet-campinggasten met de auto komen. De regeling is er met name op gericht dat Recreatiepark Duinhoeve geen toevallige voorbijgangers hoeft te weigeren, en die komen doorgaans te voet of op de fiets. Daarom wordt aangenomen dat de 12 parkeerplaatsen hooguit twee keer per etmaal bezet worden door niet-campinggasten.

Gelet op het voorgaande is een parkeereis van 12 parkeerplaatsen aan de hoge kant. Hoewel dit aantal hoog is ingezet, is hier voor de zorgvuldigheid wel rekening mee gehouden in de berekening van de parkeerbehoefte. Deze parkeerplaatsen worden opgeteld bij de parkeerbehoefte ten gevolge van de standplaatsen.

Conclusie parkeren

Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden (‘worst case’) zouden er dus in theorie 649 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten kunnen worden op het gehele terrein. Daarbij is nog geen rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Personeel, bezoekers van campinggasten en horecabezoekers (niet-campinggasten) zijn niet allemaal tegelijk aanwezig. Rekening houdend met dubbelgebruik door deze doelgroepen komt het totale aantal parkeerplaatsen dat in theorie maximaal nodig zou zijn uit op 635 parkeerplaatsen.

Er is een bestaand centraal parkeerterrein aanwezig met 55 parkeerplaatsen. Hier kunnen de bezoekers van de horeca (de niet-campinggasten), het personeel en overige doelgroepen parkeren. Bezoekers van campinggasten kunnen deels terecht op de centrale parkeerplaats en kunnen deels doorrijden naar de standplaats van degenen waar zij op bezoek komen. De campinggasten zelf parkeren op of nabij de standplaats. Gelet op de minimale omvang van een standplaats voor een semipermanent recreatieverblijf van 150 m², zoals geborgd in de regels van het bestemmingsplan, kunnen hier altijd twee auto’s worden geparkeerd. Voor een standplaats voor een mobiel recreatieverblijf is geen minimale omvang opgenomen, maar ook hier zal altijd ruimte worden geboden voor één à twee auto’s naast de tent of caravan. Daarnaast zullen er verspreid over het terrein meerdere landschappelijk ingepaste parkeerkoffers gerealiseerd worden. In totaal, uitgaande van 270 standplaatsen met twee parkeerplaatsen, 80 standplaatsen met één à twee parkeerplaatsen en het centrale parkeerterrein met 55 parkeerplaatsen zal er dus ruimte zijn om minimaal 675 tot 755 auto’s te parkeren. Hierbij zijn de beoogde parkeerkoffers langs de interne ontsluitingspaden nog niet meegerekend. Dit is ruimschoots voldoende om de ‘worst case’ parkeerbehoefte van 649 parkeerplaatsen op te vangen.

In de regels van het voorliggende bestemmingsplan is geborgd dat er in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. De parkeerbehoefte van het recreatiepark fluctueert gedurende het jaar. Vanzelfsprekend is er in het hoogseizoen een grotere parkeerbehoefte dan in het laagseizoen. Aangezien het op een recreatiepark niet passend of gewenst is dat alle parkeerplaatsen gedurende het hele jaar feitelijk aanwezig zijn, worden er geen voorschriften gesteld aan materialisatie van de parkeerplaatsen. Er mag dus ook op onverhard terrein worden geparkeerd en het is niet nodig om parkeervakken te verharden of anderszins aan te geven. Wel moet er voldoende ruimte zijn om een auto te stallen en de parkeerplaats te bereiken (breedte in- en uitrijden). Hier dient bij de inrichting van het recreatiepark rekening mee te worden gehouden. Op of nabij een standplaats is altijd voldoende ruimte voor het parkeren van één of twee auto’s, afhankelijk van het type en de grootte van de verblijfsaccommodatie. Bij haaks parkeren is een ruimte van circa 5 × 2,5 m. per auto nodig. Voor een auto die eenzijdig geparkeerd staat is circa 5 × 2 m. voldoende.

Laden en lossen gebeurt op eigen terrein of op de lange opstelstrook aan de openbare weg. Voor de bevoorrading van de horeca komt er in het hoogseizoen eens à twee keer per week een kleine vrachtwagen. Ook eventuele bezorgdiensten gebruiken kleine vrachtwagens. Er is voldoende ruimte om te laden en lossen op de lange opstelstrook aan de openbare weg, op de verharding langs de receptie/horeca, of op het park zelf mocht het voorkomen dat daar gelost moet worden. De restafvalcontainers worden op de parkeerplaats ter plaatse opgetild en geledigd door een vrachtwagen. De papier-, plastic- en glasbakken worden ook ter plaatse geledigd op eigen terrein.

3.6.6 Verkeersgeneratie

De gemeente Tilburg heeft geen normen voor verkeersgeneratie vastgesteld die toepasbaar zijn op Recreatiepark Duinhoeve. Daarom worden ter onderbouwing van de verkeersgeneratie gegevens gebruikt uit de kennisbank van het CROW. Net als voor de onderbouwing ten aanzien van parkeren is voor de verkeersgeneratie uitgegaan van de maximale planologische invulling en gelet op de verkeersgeneratie van de verschillende typen recreatieverblijven komt dat neer op 270 standplaatsen ten behoeve van semipermanente recreatieverblijven en 80 standplaatsen ten behoeve van mobiele recreatieverblijven.

Verkeersgeneratie semipermanente recreatieverblijven

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan maximaal 270 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven. Hierop is ‘worst case’ het kencijfer voor een bungalowpark van toepassing. Volgens het CROW is het kencijfer voor de verkeersgeneratie van een bungalowpark in het buitengebied 2,6 verkeersbewegingen per standplaats per etmaal op een gemiddelde weekdag van een jaar. Dit is een totaal, dus inclusief bezoekers van campinggasten, personeel en overige doelgroepen. Dat komt neer op een gemiddelde van 702 verkeersbewegingen per etmaal bij volledige bezetting van de 270 semipermanente recreatieverblijven.

Verkeersgeneratie mobiele recreatieverblijven

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan tenminste 80 standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven (bij maximale planologische invulling). Hierop is het kencijfer voor een kampeerterrein van toepassing. Het kencijfer voor een kampeerterrein in het buitengebied is 0,4 verkeersbewegingen per standplaats per etmaal op een gemiddelde weekdag van een jaar. Dit is een totaal, dus inclusief bezoekers van campinggasten, personeel en overige doelgroepen. Dat komt neer op een gemiddelde van 32 verkeersbewegingen per etmaal voor de 80 standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven.

Verkeersgeneratie bedrijfswoningen

De verkeersgeneratie van de bedrijfswoningen is inbegrepen in het aandeel parkeerplaatsen voor personeel en overige doelgroepen, meegerekend in de verkeersgeneratie ten gevolge van de recreatieverblijven.

Verkeersgeneratie horeca voor langskomende recreanten

Zoals onder de paragraaf parkeren reeds uitgebreid uiteengezet is, kan de verbreding van het gebruik van de horeca leiden tot een aanvullende parkeerbehoefte en daarmee ook verkeersgeneratie. Het aantal van 12 parkeerplaatsen voor niet-campinggasten is zoals eerder opgemerkt erg hoog ingezet. De horeca moet primair gericht zijn op de campinggasten, dus het kan niet zo zijn dat structureel de helft van de horecavoorziening door niet-campinggasten wordt benut. Daarbij zal slechts een zeer beperkt aandeel van de niet-campinggasten met de auto komen. De regeling is er met name op gericht dat Recreatiepark Duinhoeve geen toevallige voorbijgangers hoeft te weigeren, en die komen doorgaans te voet of op de fiets.

Hoewel het aantal van 12 parkeerplaatsen dus hoog is ingezet, is hier wel rekening mee gehouden in de berekening van de parkeerbehoefte, en dus wordt hetzelfde uitgangspunt gehanteerd voor de berekening van de verkeersgeneratie. Ervan uitgaande dat de 12 parkeerplaatsen twee keer per etmaal bezet zijn door niet-campinggasten, leidt dit tot een theoretische, ‘worst case’ aanvullende verkeersgeneratie van gemiddeld 48 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie verkeersgeneratie

Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden (‘worst case’), volledige bezetting van het recreatiepark en berekend op basis van de CROW kencijfers zou Recreatiepark Duinhoeve totaal gemiddeld 782 verkeersbewegingen genereren per etmaal op een gemiddelde weekdag van een jaar.

In augustus 2019 heeft “Groen Licht Verkeersadviezen B.V.” een onafhankelijk verkeersonderzoek uitgevoerd: “Oude Bossche Baan Duinhoeve Udenhout”. Vanaf het openingsweekeinde van Recreatiepark Duinhoeve (28 maart 2019) tot en met 30 juni 2019 is de verkeerssituatie in beeld gebracht. Binnen deze periode lag ook een periode met een volledige bezetting van de bestaande 350 standplaatsen tijdens het Hemelvaartweekend. De hoogst gemeten etmaalintensiteit bedroeg toen 1.149 mvt. Dit is hoger dan de berekening op basis van de CROW kencijfers. Dit is te verklaren doordat er bij de telling ook motorvoertuigen zijn geteld die niet van of naar Recreatiepark Duinhoeve gingen, maar verder reden op de Oude Bosschebaan. Volgens de telling waren dit op de piekdag 390 mvt. Dit betekent dat Recreatiepark Duinhoeve op die dag 1.149 – 390 = 759 verkeersbewegingen genereerde. Dit komt nagenoeg overeen met het aantal van 782 verkeersbewegingen per etmaal dat berekend is op basis van de CROW kencijfers.

Volgens de CROW kengetallen genereert het recreatiepark 782 verkeersbewegingen per etmaal. Hierbij wordt opgemerkt dat de intensiteiten gedurende het jaar sterk fluctueren, waarbij de jaargemiddelde etmaalintensiteiten beduidend lager liggen. Dit is ook te zien in het eerdere genoemde verkeersonderzoek. Het genoemde aantal verkeersbewegingen kan zonder problemen worden afgewikkeld op de Oude Bosschebaan. De grootste drukte ligt bij de entree van het recreatiepark. Zoals eerder genoemd zijn daar extra maatregelen getroffen om de veiligheid en doorstroming te waarborgen. Naar aanleiding van de omgevingsdialoog en handhavingsverzoeken is ervoor gekozen om op drukke dagen een overloopparkeerterrein in te zetten zodat eventuele hinder op de weg zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende

bestemmingsplan.

4.1 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een milieueffectrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteit die dit bestemmingsplan mogelijk maakt - de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen - komt voor op de D-lijst, maar valt onder de drempelwaarde van 25 hectare. Derhalve is het plan op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

ad b.

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen en grenst vrijwel direct aan het plangebied. Naar aanleiding van het uitgevoerde natuuronderzoek (Bijlage 5 Natuurtoets) is geconcludeerd dat, ondanks dat het plangebied grenst aan het NNB en het Natura-2000 gebied, er geen sprake is van nadelige effecten. Uit het uitgevoerde stikstofdepositieonderzoek (Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek) blijkt eveneens dat de bijdrage van de stikstofdepositie zowel in de gebruiksfase als de bouwfase maximaal 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Daarmee zijn significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie uit te sluiten.

Voor dit plan is een aanmeldnotitie opgesteld op basis waarvan is beoordeeld of het noodzakelijk is een m.e.r. op te stellen (Bijlage 9 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling). De aanmeldnotitie is getoetst aan de hand van de drie hoofdcriteria (de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten van het project) van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn. Naar aanleiding van deze toetsing is geoordeeld dat ten gevolge van de voorgenomen activiteit, gezien diens aard, omvang en locatie, geen negatieve effecten op de nabijgelegen gevoelige gebieden en Natura 2000 gebieden zijn te verwachten.

Op 8 juli 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg besloten dat voor de ontwikkeling van Recreatiepark Duinhoeve geen milieueffectrapportage (m.e.r.) behoeft te worden opgesteld.

4.2 Milieuhinder Bedrijven

Een weloverwogen ruimtelijk besluit vraagt een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is het van belang een noodzakelijke ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Dit zijn de zogeheten milieuzoneringen die behoren bij de bedrijven in of nabij het plan. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, is er de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering‟ (herziene uitgave 2009). Deze publicatie kan gehanteerd worden om voor het ruimtelijk besluit een eventuele paragraaf bedrijven en milieuzonering op te stellen.

De VNG-publicatie bevat een richtafstandenlijst in relatie tot het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Als de omgeving is te typeren als ‘gemengd gebied’, gelden kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. Bij iedere categorie hoort een richtafstand. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan mogelijk is.

De VNG-richtafstanden zijn afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten en de gebiedstypering. De omgeving kan worden getypeerd als een ‘rustig buitengebied’, vanwege de ligging nabij stiltegebied Drunense Duinen. De VNG-publicatie geeft voor kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) (SBI-code 552) voor dit gebiedstype een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter, voor stof geldt 0 meter.

Geur

De horeca van het recreatiepark is een potentieel relevante geurbron. De horeca van de camping ligt op meer dan 30 meter afstand van omliggende woningen. Eventuele geur afkomstig van het recreatiepark vormt geen belemmering voor het woon- en leefklimaat.

Gevaar

De propaantank van het recreatiepark is een potentieel relevante bron voor gevaar. De tank heeft een inhoud van 13 kubieke meter. Conform het Bevi geldt hiervoor geen plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied. Hiervoor gelden veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten conform het Activiteitenbesluit artikel 3.28 van maximaal 25 meter. Hier wordt aan voldaan en daarmee vormt ook gevaar geen belemmering.

Geluid

Het toetsingskader in de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” bestaat uit 4 stappen, waarbij per stap de geluidbelasting groter wordt en daarmee ook het belang van de onderzoeks- en motiveringsplicht. Stap 1 houdt in dat wordt getoetst aan de richtafstanden. Als de richtafstand niet wordt overschreden kan verdere beoordeling van het betreffende milieuaspect in beginsel achterwege blijven. In deze situatie is stap 1 voor het milieuaspect geluid niet toereikend, er bevinden zich geluidgevoelige bestemmingen binnen de richtafstand van 50 meter. Hierdoor is verder onderzoek naar de optredende geluidniveaus in de omgeving noodzakelijk en is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de uitgangspunten en de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar de toelichting van paragraaf 4.5.3.

Een camping is zowel een gevoelige- als een milieubelastende bestemming. Voor de camping als gevoelige bestemming geldt dat onderzocht is naar agrarische geurhinder en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de omliggende percelen. Voor de conclusies van deze onderzoeken verwijzen wij naar paragraaf 4.7.2 respectievelijk 4.8.

Speelnatuur

Ter plaatse van de wetgevingzone - wijzigingsgebied beoogt het voorliggende bestemmingsplan door middel van een wijzigingsprocedure natuur/bos met een beperkte speel- en educatiefunctie mogelijk te maken. Een dergelijke functie staat niet rechtstreeks genoemd in de richtafstandenlijst van de VNG. Ter vergelijking: bij een speelplaats van een school hoort een richtafstand van 30 meter. De speelnatuur zal hier qua hinderbeleving (met name stemgeluid) niet in de buurt komen, maar ter illustratie wordt hieraan getoetst. De afstand van het speelbos tot het perceel Oude Bosschebaan 3 is 28 meter, maar de woning staat verder op het perceel (~120 meter). Gezien de bouwvlakken in bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 is er ook geen rechtstreekse planologische mogelijkheid om achter op het perceel alsnog een woning te realiseren. De afstand tot het perceel Oude Bosschebaan 4a is 0 meter. Dit komt door een hoek in de perceelsgrenzen, echter niet het hele perceel is bestemd voor wonen. De afstand tot de woonbestemming is ca. 70 meter. De woning staat op ca. 100 meter. Tot slot is de afstand tot de woonbestemming/woningen aan de Oude Bosschebaan 5/5a meer dan 80 meter. Geconcludeerd wordt dat ruimschoots voldaan wordt aan de richtafstand van 30 meter.

Om voor de toekomst ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is de positie van de milieubelastende functies in het bestemmingsplan vastgelegd. Verder is in de regels de activiteit vastgelegd zodat er niet zonder meer een wijziging van de activiteit kan plaatsvinden.

4.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.3.1 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In Bijlage 10 Risicoinventarisatie externe veiligheid zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied niet gelegen is in het invloedsgebied van enige mobiele of stationaire risicobron van externe veiligheid. Een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet nodig.

4.3.2 Beleidsvisie externe veiligheid

In de Beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

  • Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;

  • Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;

  • Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;

  • Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;

  • Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

4.3.3 Conclusie en restrisico

Een verantwoording van het groepsrisico is niet vereist. Vanuit externe veiligheid zijn er geen bezwaren tegen dit initiatief.

4.4 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.5 Geluid

4.5.1 wet geluidhinder

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. De Wgh is niet van toepassing omdat er geen sprake is van de oprichting van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of nieuwe (spoor)wegen.

4.5.2 Stiltegebied

Een deel van het recreatiepark is gelegen binnen de attentiezone van stiltegebied Drunense Duinen zoals opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Om verstoring op het stiltegebied te voorkomen stelt de Interim omgevingsverordening een grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege de bijdrage van een locatiegebonden milieubelastende activiteit (inrichtingen) in de attentiezone stiltegebied. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een niet locatiegebonden geluidsbron binnen de attentiezone stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het stiltegebied. Uit het akoestisch onderzoek (Econsultancy d.d. 16 april 2021, rapportnummer 2586.004, versienummer D4), te vinden in Bijlage 11 Akoestisch onderzoeksrapport, blijkt dat de geluidbelasting ten hoogste 31 dB(A) bedraagt en dus ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarde uit de Interim-omgevingsverordening.

4.5.3 Industrielawaai

Omdat er binnen de richtafstanden uit de VNG-publicatie geluidgevoelige bestemmingen aanwezig zijn, is akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek opgesteld door Econsultancy d.d. 16 april 2021, rapportnummer 2586.004, versienummer D4 (Bijlage 11 Akoestisch onderzoeksrapport). De geluidbelasting is berekend.

De omgeving wordt als een ‘rustig buitengebied’ getypeerd. Voor het recreatiepark gelden conform de VNG-publicatie in beginsel de richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, het maximale en de verkeersaantrekkende werking van stap 2. Indien aan de richtwaarden van stap 2 wordt voldaan is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening. Indien niet aan de richtwaarden van stap 2 wordt voldaan kan de gemeente hogere geluidniveaus toestaan na motivatie en cumulatie met andere geluidbronnen tot de richtwaarden van stap 3. Voor de richtwaarden van stap 2 respectievelijk stap 3 voor een ‘rustig buitengebied’ wordt verwezen naar tabel 2.2.

[image]

Geluidsreducerende maatregelen Recreatiepark Duinhoeve

In het akoestisch rapport is rekening gehouden met de volgende geluidsreducerende maatregelen die recreatiepark Duinhove treft, dan wel heeft getroffen:

  • De Kids Club en de muziekinstallatie zijn naar de akoestisch meest optimale positie nabij de wasserette verplaatst;

  • Ter hoogte van de bestaande woningen Oude Bossche Baan 2 en 3 zijn geluidsschermen gerealiseerd. Deze schermen zijn vastgelegd in de planregels en op de planverbeelding;

  • Vanaf 23.00 uur zijn er geen verkeersbewegingen op het recreatiepark toegestaan en geldt een algehele nachtrust waarop wordt toegezien;

  • Een eventuele nieuwe speeltuin wordt op meer dan 100 meter van de woningen aan de Schoorstraat gerealiseerd, dit om ter plaatse van deze woningen een goed akoestisch woon- en leefklimaat te garanderen;

  • Het aantal kampeerplaatsen dat is toegestaan is vastgelegd in de planregels;

  • Het wisselen van containers vindt alleen plaats in de dagperiode.

Rekenresultaten

Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat voor:

de woning aan de Oude Bosschebaan 2:

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 45/40/35 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

  • niet voldaan wordt aan de richtwaarde van 65/60/55 dB(A) voor de maximale geluidniveaus van stap 2 in de dag- en avondperiode en de richtwaarde van 65 dB(A) van stap 3 in de avondperiode. In de dag- en avondperiode is een maximale geluidbelasting bepaald van 69 dB(A);

  • de overschrijdingen t.o.v. de richtwaarden aanvaardbaar worden geacht omdat het toelaatbaar binnenniveau van 35/30/25 dB(A) (voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) respectievelijk 55/50/45 dB(A) (voor de maximale geluidniveaus) in de dag-, avond- en nachtperiode geborgd is. Hiervoor wordt verwezen naar het onderzoek geluidwering gevels Oude Bosschebaan 2 en 3 te Udenhout opgesteld door Econsultancy d.d. 21 april 2021 (rapportnummer 2586.005, versienummer D1), te vinden in Bijlage 12 Rapport geluidwering gevels.

de woning aan de Oude Bosschebaan 3:

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 45/40/35 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode met uitzondering van de avondperiode voor toetspunt 05_B. In de avondperiode is op dit toetspunt een geluidbelasting bepaald van maximaal 42 dB(A). Hiermee wordt de richtwaarde van stap 2 overschreden, maar niet van stap 3;

  • niet voldaan wordt aan de richtwaarde van 65/60/55 dB(A) voor de maximale geluidniveaus van stap 2 in alle perioden en de richtwaarde van 65 dB(A) van stap 3 in de avondperiode. In de dag- en avondperiode is een maximale geluidbelasting bepaald van 67 dB(A) en 59 dB(A) in de nachtperiode;

  • de overschrijdingen t.o.v. de richtwaarden aanvaardbaar worden geacht omdat het toelaatbaar binnenniveau van 35/30/25 dB(A) (voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) respectievelijk 55/50/45 dB(A) (voor de maximale geluidniveaus) in de dag-, avond- en nachtperiode geborgd is. Hiervoor wordt verwezen naar het Onderzoek geluidwering gevels Oude Bosschebaan 2 en 3 te Udenhout opgesteld door Econsultancy d.d. 21 april 2021 (rapportnummer 2586.005, versienummer D1) (Bijlage 12 Rapport geluidwering gevels).

de woning aan de Oude Bosschebaan 4a:

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 45/40/35 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 65/60/55 dB(A) voor de maximale geluidniveaus in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

de woningen aan de Schoorstraat:

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 45/40/35 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

  • voldaan wordt aan de richtwaarde van 65/60/55 dB(A) voor de maximale geluidniveaus in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode met uitzondering van de woningen Schoorstraat 36, 61, 63 en 63a in de avondperiode. In de avondperiode is een geluidbelasting bepaald van maximaal 65 dB(A). Hiermee wordt de richtwaarde van stap 2 overschreden, maar niet van stap 3;

  • de overschrijdingen t.o.v. de richtwaarden aanvaardbaar worden geacht omdat het toelaatbaar binnenniveau van 55/50/45 dB(A) (voor de maximale geluidniveaus) in de dag-, avond- en nachtperiode geborgd is. Voor de woningen aan de Schoorstraat geldt dat deze woningen een geluidwering van 17 dB(A) moeten hebben. Ingevolge de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening mag vanuit worden gegaan dat bij een goede onderhouden woning de geluidwering tenminste 20 dB bedraagt. Gelet hierop alsmede op basis van de staat van onderhoud zoals tijdens de bedrijfsbezoeken is vastgesteld, wordt het vereist binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde gegarandeerd.

Indirecte hinder

Voor de indirecte hinder is gerekend met maximaal 350 standplaatsen (waarvan maximaal 270 semipermanente recreatieverblijven) en met een gemiddelde bezettingsgraad van 3,5 personen per standplaats in het hoogseizoen. Daarnaast is het effect van een worstcasescenario van 4,8 personen per standplaats berekend. Dit komt neer op een piekbelasting van 1149 voertuigbewegingen per etmaal, een worstcase scenario waarin tevens het doorgaande verkeer is meegeteld. Tevens is bezien wat het effect is uitgaande van de CROW-richtlijnen wat uitkomt op 900 voertuigbewegingen in het hoogseizoen per etmaal die toe te rekenen zijn aan het recreatiepark.

Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat:

  • voor de woning aan de Oude Bosschebaan 2 niet voldaan wordt aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) voor de indirecte hinder in alle perioden. In de dag-, avond- en nachtperiode is een geluidbelasting bepaald van respectievelijk 57/55/41 dB(A);

  • voor de woning aan de Oude Bosschebaan 3 niet voldaan wordt aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) voor de indirecte hinder in alle perioden. In de dag-, avond- en nachtperiode is een geluidbelasting bepaald van respectievelijk 56/54/41 dB(A);

  • voor de woning aan de Oude Bosschebaan 4a voldaan wordt aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) voor de indirecte hinder in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;

  • voor de overige woningen aan de Schoorstraat voldaan wordt aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) voor de indirecte hinder in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, met uitzondering van de woningen Schoorstraat 36 en 61 in de avondperiode. In de avondperiode is voor beide woningen een geluidbelasting bepaald van maximaal 47 dB(A).

Maatregelen

Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren tot de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode zijn onderzocht:

  • overwogen is het aanbrengen van geluid reducerend asfalt. Het effect daarvan is echter tijdelijk omdat de ervaring leert dat het agrarische verkeer de open structuur van het wegdek dicht rijdt waardoor het geluid reducerende effect verloren gaat. Deze maatregel wordt daarom niet in aanmerking;

  • de snelheid op de Oude Bosschebaan kort voor de woningen Oude Bosschebaan 2 en 3 zou verlaagd kunnen worden naar 30 km per uur met een mogelijke reductie van 5 à 6 dB. Een verlaagde snelheid moet ondersteund worden door een geloofwaardige inrichting van de weg. Daarbij moet de inrichting van de weg de snelheid van het verkeer afdwingen. Basismaatregelen hiervoor zijn het toepassen van open verharding en het toepassen van snelheidsremmende maatregelen zoals drempels en/of plateaus. Dit brengt mogelijk weer andere negatieve consequenties met zich mee. Mogelijk ervaren omwonenden hierdoor geluid- en/of trillingsoverlast van. Daarnaast zorgt de omgeving (landelijk) ervoor dat de snelheid van 30 km per uur hier niet geloofwaardig is. In de praktijk gaat men hier dan ook geen 30 km per uur rijden.

  • het aanbrengen van geluidsschermen tussen de weg en woningen is gelet op het ruimtelijke effect landschappelijk en stedenbouwkundige bezwaarlijk en zal ten koste gaan van het woon- en leefmilieu van de woningen Oude Bosschebaan 2 en 3.

Geconcludeerd kan worden dat maatregelen om de geluidbelasting te reduceren tot de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige- (snelheidsverlaging Oude Bosschebaan), beheerstechnische (toepassing geluidreducerend wegdektype Oude Bosschebaan) en landschappelijke (toepassing additionele geluidschermen) bezwaren.

De beperkte overschrijdingen t.o.v. de richtwaarden worden desalniettemin aanvaardbaar geacht:

  • omdat de berekende geluidsbelastingen zich enkel voor doen op piekmomenten. Dat betreft circa 8 keer in de periode van het hoogseizoen. In het midden- en laagseizoen vallen de geluidniveaus door een lagere bezetting aanzienlijk lager uit (circa 6 en 13 dB);

  • het bezwaarlijk is om de Oude Bosschebaan voorbij Duinhoeve alleen toegankelijk te maken voor bewoners en grondgebruikers;

  • omdat het toelaatbaar binnenniveau van 35/30/25 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode voor de woningen Oude Bosschebaan 2 en 3 geborgd is. Hiervoor wordt verwezen naar het Onderzoek geluidwering gevels Oude Bosschebaan 2 en 3 te Udenhout opgesteld door Econsultancy d.d. 21 april 2021 (rapportnummer 2586.005, versienummer D1);

  • omdat het toelaatbaar binnenniveau van 35/30/25 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode voor de woningen aan de Schoorstraat tevens geborgd is. Voor de woningen aan de Schoorstraat geldt dat deze woningen een geluidwering van 17 dB(A) moeten hebben. Ingevolge de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening mag vanuit worden gegaan dat bij een goede onderhouden woning de geluidwering tenminste 20 dB bedraagt. Gelet hierop alsmede op basis van de staat van onderhoud zoals tijdens de bedrijfsbezoeken is vastgesteld, wordt het vereist binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde gegarandeerd.

Cumulatie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de richtwaarden van stap 3 van de VNG-publicatie op de woningen Oude Bosschebaan 2 en 3 worden overschreden. Daarom is onderzoek gedaan naar cumulatie. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat cumulatie met andere geluidbronnen geen sprake is. Rondom de woningen Oude Bosschebaan 2 en 3 bevinden zich geen bestemmingen die relevante geluidemissies veroorzaken. Op een afstand van meer dan 300 meter bevinden zich horeca van categorie 3 (landgoed Bosch en Duin). Een dergelijke inrichting heeft een richtafstand van 30 meter en levert geen relevante bijdrage aan de cumulatieve geluidbelasting. Maatgevend voor de geluidbelasting op de woningen oude Bosschebaan 2 en 3 is het recreatiepark. Het wegverkeerslawaai (doorgaand verkeer) is volledig bij de indirecte hinder in het akoestisch onderzoek betrokken.

Conclusie

Op basis van de akoestisch onderzoeken mag gesteld worden dat voor alle woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd is en derhalve sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor alle woningen geldt dat deze zodanig geïsoleerd zijn dat aan het toelaatbaar binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde (voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de indirecte hinder) en het toelaatbaar binnenniveau van 55/50/45 dB(A) voor de maximale geluidniveaus wordt voldaan. Daarnaast beschikken alle woningen over een geluidluwe gevel waaraan de geluidluwe buitenruimte gesitueerd is. Onder een geluidluwe gevel wordt verstaan een gevel waar lagere geluidniveaus optreden dan de betreffende richtwaarde.

4.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

Recreatiepark Duinhoeve wenst het kampeerterrein uit te breiden en de indeling van het terrein te wijzigen. Het recreatiepark beschikt over 350 kampeerplaatsen. Dit aantal van maximaal 350 kampeerplaatsen is vastgelegd in de planregels van het bestemmingsplan. Voor het aantal verkeersbewegingen kan gebruikt gemaakt worden van het CROW. Het CROW geeft voor staanplaatsen (tenten, toercaravans, stacaravans) een verkeersgeneratie aan van 0,4 per standplaats, oftewel 0,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Bij 350 standplaatsen komt dit overeen met 140 voertuigbewegingen per etmaal. Op piekdagen wordt doorgaans uitgegaan van 2,4 tot 2,6 voertuigbewegingen per standplaats oftewel circa 900 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

De in het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 5.5.4) aangegeven verkeersbewegingen van 1149 per etmaal van en naar het recreatiepark zijn gebaseerd op het maximale geregistreerde aantal voertuigen vanaf het openingsweekeinde (28 maart 2019) tot en met 30 juni 2019 uit het verkeersonderzoek “Verkeersregistratie Duinhoeve van Groen Licht Verkeersadviezen BV, Adv/Ti/13/19 d.d. augustus 2019”. Hierbij wordt opgemerkt dat in het aantal van 1149 verkeersbewegingen per etmaal ook het overig bestemmingsverkeer is meegenomen. Het aantal van 1149 verkeersbewegingen per etmaal mag dan ook gezien worden als worst case scenario. Voor de bevoorrading vinden 10 vrachtbewegingen in de dagperiode plaats. Aan de hand van het aantal bewegingen van en naar het recreatiepark is met behulp van de door InfoMil beschikbaar gestelde tool beoordeeld wat de bijdrage is van het plan op de luchtkwaliteit. Uit de berekening blijkt dat de bijdrage van het verkeer, gebaseerd op een worst case scenario, niet in betekenende mate is en dat nader onderzoek niet verder nodig is.

[image]

Figuur 15 - Berekening gevolgen luchtkwaliteit

Daarnaast worden er geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) gerealiseerd. Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.7 Geur

4.7.1 Industriële geurhinder

In en om het plangebied worden geen geuremitterende industriële bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Er zal dan ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

4.7.2 Agrarische geurhinder

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van geur de Wet geurhinder en veehouderij (1 januari 2013) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een zogenaamde geurverordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

De planlocatie wordt omgeven door agrarische bedrijven waaronder enkele veehouderijen. Om de geurbelasting vanuit deze veehouderijen op de planlocatie te onderzoeken en toetsen is er een geuronderzoek uitgevoerd (Amitec, d.d.. 9 april 2021 met kenmerk 20.915-geur.03a zoals opgenomen in Bijlage 13 Geurrapport). De geurbelasting is berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). In dit onderzoek zijn ook de effecten van de uitbreiding van de planlocatie op de veehouderijen (de zogenaamde omgekeerde werking) getoetst.

Geurgevoelige objecten

Tenten, caravans en andere mobiele recreatieverblijven zijn geen geurgevoelige objecten. Deze zijn tijdelijk op de camping aanwezig en zijn niet bedoeld om permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze voor menselijk verblijf te worden gebruikt. Semipermanente recreatieverblijven kunnen wel beschouwd worden als geurgevoelig object. Deze kunnen bijvoorbeeld verwarmd worden en jaarrond in gebruik zijn. Op de planlocatie worden zowel mobiele (tijdelijke) als semipermanente recreatieverblijven toegelaten.

Woon- en leefklimaat

Het woon- en leefklimaat voor het aspect geur wordt bepaald door de berekende voorgrond- en achtergrondgeurbelasting. De voor- en achtergrondbelasting ter plaatse van de perceelsgrens en geurgevoelige objecten is berekend in het geuronderzoek in Bijlage 13 Geurrapport

Uit het onderzoek volgt dat de achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied maximaal 7,5 OUe/m3 bedraagt. Deze waarde treedt op op de perceelsgrens. Ter plaatse van de binnen de planlocatie aanwezige geurgevoelige objecten bedraagt de berekende waarde 3,3 OUe/m3. Beide voldoen hiermee ruimschoots aan de richtwaarde van 20 OUe/m3 zoals die volgt uit de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

De hoogste berekende voorgrondbelasting treedt als gevolg van de veehouderij aan Schoorstraat 59 op ter hoogte van rekenpunt MP 20. Dit rekenpunt ligt op de perceelsgrens van het plangebied ter hoogte van de kruising Schoorstraat en Oude Bosschebaan. De voorgrondbelasting bedraagt hier 12,5 OUe /m3 en voldoet daarmee aan de norm van 14 OUe/m3 zoals die volgt uit de Wet geurhinder en veehouderij. De overige berekende waarden liggen allemaal lager. Hiermee wordt aan de normen voor de individueel berekende voorgrondbelasting voldaan. De veehouderij Schoorstraat 59 heeft in 2021 een verzoek tot het intrekken van de vigerende vergunning bij de gemeente Tilburg gedaan. Deze aanvraag is in behandeling genomen. Hiermee komt, na intrekking van de vergunning, de berekende voorgrondbelasting van deze veehouderij te vervallen. Ook de bijdrage van deze veehouderij aan de achtergrondwaarde komt dan te vervallen, waardoor de achtergrondbelasting lager wordt.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het woon- en leefklimaat op Recreatiepark Duinhoeve aanvaardbaar is.

Omgekeerde werking

Er is ook beoordeeld of/nabijgelegen veehouderijen door de bedrijfsplannen van Recreatiepark Duinhoeve niet onevenredig in hun belangen worden geschaad voor wat betreft het aspect geur. Om de veehouderijen aan de Schoorstraat 63 en Oude Bosschebaan 3 niet onevenredig te belemmeren in hun bedrijfsvoering is in het plangebied van de camping een contour opgenomen van 50 meter ten opzichte van deze veehouderijen. De 50 meter wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens Agrarisch – Agrarisch bedrijf omdat het binnen deze bestemming via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ook mogelijk is om buiten de aangegeven bouwvlakken een dierenverblijf op te richten of te vervangen. Binnen deze ‘milieuzone-geurzone’ is de aanwezigheid van (nieuwe) geurgevoelige objecten, zoals semipermanente recreatieverblijven, uitgesloten. Op die manier behouden de agrarische bedrijven de mogelijkheid voor geuremitterende activiteiten op het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf, zoals bijvoorbeeld het bouwen van een paardenstal of het maken van een opslagplaats voor vaste mest.

Belangenafweging

In het geurrapport is gesteld dat er ter plaatse van de agrarische bedrijven een 'slot op de muur' geldt. Met andere woorden: dat zij niet kunnen uitbreiden en geen nieuwe geuremitterende activiteiten kunnen ontplooien. Hier wordt te snel voorbij gegaan aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan om gebouwen buiten het bouwvlak te kunnen bouwen en de mogelijkheid om andere geuremitterende actitiviteiten te ontplooien op het bestemmingsvlak, zoals het opslaan van vaste mest. Van dit uitgangspunt in het geurrapport wordt om de hierna opgenomen redenen gemotiveerd afgeweken.

Zou de gemeente ervoor kiezen om geen milieuzone - geurzone op te nemen, of een zone van 50 meter gemeten vanaf de agrarische bouwvlakken te hanteren (uit te gaan van het 'slot op de muur' principe), dan kunnen de agrarische bedrijven een groot gedeelte van hun bestemmingsvlakken niet meer benutten om eventueel op grond van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geurbelastende gebouwen op te richten die op grond van het Activiteitenbesluit een vaste afstand van 50 meter moeten aanhouden tot geurgevoelige objecten. Denk bijvoorbeeld aan een paardenstal. Ook kunnen hier dan geen geuremitterende activiteiten plaatsvinden, zoals het opslaan van vaste mest. Op de locatie Schoorstraat 63A is in 2021 nog een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een nieuwe paardenstal binnen deze zone.

Als de gemeente ervoor kiest om de milieuzone - geurzone op te nemen op een zone van 50 meter gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf, dan heeft Recreatiepark Duinhoeve minder ruimte voor het plaatsen van geurgevoelige objecten. Niet-geurgevoelige objecten mogen hier wel worden opgericht, want het leefklimaat is aanvaardbaar en deze zijn niet beperkend voor de agrarische bedrijven.

Gezien de omstandigheid dat Recreatiepark Duinhoeve nog steeds voldoende ruimte over houdt voor geurgevoelige objecten buiten de geurzone wanneer die gemeten wordt vanaf de rand van het bestemmingsvlak, en redelijkerwijs rekening kan houden met de omliggende agrarische bedrijven, kiest de gemeente ervoor om een afstand van 50 meter te hanteren tussen geurgevoelige objecten op het recreatiepark en de rand van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf.

De gemeente is van mening dat iedere aanvullende beperking van de omliggende agrarische bedrijven onevenredig zou kunnen zijn. De gemeente heeft niet onderzocht in hoeverre de agrarische bedrijven plannen hebben voor (nieuwe) geuremitterende activiteiten. Daarbij is in 2021 nog een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een paardenstal aan de Schoorstraat 63A buiten het bouwvlak en binnen 50 meter van het beoogde recreatiepark. Dit illustreert dat de agrarische bedrijven wel degelijk belang hebben bij behoud van de planologische gebruiksmogelijkheden voor geuremitterende activiteiten.

Deze belangenafweging is inzichtelijk gemaakt in Bijlage 14 Belangenafweging geur. Op kaart 1 van deze bijlage is weergegeven hoeveel planologische ruimte de agrarische bedrijven hebben voor geurbelastende activiteiten en in hoeverre zij reeds beperkt worden zonder nieuw bestemmingsplan voor Recreatiepark Duinhoeve. Op kaart 2 is inzichtelijk gemaakt wat het effect zou zijn op de planologische mogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven als de gemeente medewerking zou verlenen aan uitbreiding van het recreatiepark zonder een geurzone op te nemen op het recreatiepark. Gelet op het gestelde in deze paragraaf is er wel een geurzone opgenomen.

4.8 Spuitzones

Het plangebied is gelegen binnen spuitzones van omliggende agrarische gronden. Een spuitzone is een zone rondom gronden waar gewassen bespoten kunnen worden, omdat er feitelijk gewassen worden geteeld of omdat het geldende bestemmingsplan daarvoor de ruimte biedt. Binnen een spuitzone zijn effecten op de gezondheid niet uitgesloten. Door een uitspraak van de Raad van State van 16 december 2020 heeft het wetenschappelijk kader voor de beoordeling van de gezondheidsrisico’s binnen spuitzones zijn rechtskracht verloren. Hierdoor is nu niet meer te duiden wat de exacte risico’s zijn voor de volksgezondheid als chemische gewasbeschermingsmiddelen op een afstand kleiner dan 50 meter zouden worden toegepast. Ook de effecten van maatregelen kunnen niet meer wetenschappelijk onderbouwd worden.

Over een groot deel van de beoogde uitbreiding van de recreatiebestemming, maar ook over de bestaande recreatiebestemming ligt een spuitzone, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden van de omliggende agrarische bestemmingen. Hoewel rondom het recreatiepark feitelijk misschien geen of heel beperkt gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, is het noodzakelijk om bij de vaststelling van een bestemmingsplan uit te gaan van wat maximaal kan. In figuur 16 is met een blauwe arcering weergegeven waar in theorie sprake is van gezondheidsrisico's ten gevolge van spuitzones. Daarbij is het uitgangspunt gehanteerd dat er binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf (het agrarische bouwblok) in theorie ook gewassen kunnen worden verbouwd met toepassing van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Omdat het minder voor de hand ligt dat er op het bouwblok gewassen worden verbouwd is dit afzonderlijk weergegeven met een roze lijn.

[image]

Figuur 16 - Ligging agrarische spuitzones

Grote delen van Recreatiepark Duinhoeve, zowel bestaand als beoogd, liggen binnen de spuitzones. Aangezien het op dit moment niet mogelijk is om op basis van locatiespecifiek onderzoek wetenschappelijk onderbouwde uitspraken te doen over de gezondheidsrisico's binnen deze spuitzones en de effecten van eventuele maatregelen, moet de algemeen geaccepteerde afstand van 50 meter in acht worden genomen. Binnen deze zone kunnen dan geen voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies worden toegelaten.

Voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies

Voor de vraag wat een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functie is kan niet zonder meer worden aangesloten bij andere milieuregelgeving. Deze regelgeving ziet immers op andere vormen van milieuhinder, dan de hinder ten gevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat moet worden beoordeeld of in het betreffende object, ter plaatse van de betreffende functie, mensen langdurig (kunnen) verblijven (ECLI:NL:RVS:2015:1007). Daarmee hebben zij een grotere kans op blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Als dat het geval is doorgaans sprake van een gevoelig object. Dat is bijvoorbeeld het geval bij woningen en kantoren, maar ook bij (speel)tuinen en kampeerplaatsen (ECLI:NL:RVS:2021:2560, ECLI:NL:RVS:2007:BB1762 en ECLI:NL:RVS:2015:1007). Het gaat hier niet alleen om nieuwe objecten en functies maar ook om het laten voortbestaan van een bestaande historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat deze redelijkheid niet langer aanvaardbaar kunnen worden geacht (ECLI:NL:RVS:2018:1887). Dit is met name het geval indien de gezondheid niet kan worden gegarandeerd. In het geval van het voorliggende plan gaat het om ten dele voort laten bestaan van bestaande gevoelige functies en het planologisch mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies. In dit plan gaat het hoofdzakelijk om standplaatsen voor recreatieverblijven, maar overige functies en objecten waar langdurig verbleven kan worden zijn dus ook gevoelig voor gewasbeschermingsmiddelen.

Gevolgen bestemmingsplan Recreatiepark Duinhoeve

Als er binnen de hele zone zoals weergegeven in figuur 16 geen voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies meer kunnen worden toegelaten, dan is het niet zinvol om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor Recreatiepark Duinhoeve. Per saldo zou er dan minder ruimte overblijven voor het recreatiepark dan onder het geldende/voormalige planologische regime. Maar niet op alle agrarische gronden rondom Recreatiepark Duinhoeve is feitelijk sprake van teelt van gewassen en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom heeft de gemeente onderzocht in hoeverre de agrarische gronden daadwerkelijk worden benut ten behoeve van de teelt van gewassen en het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 25 januari 2022 naar aanleiding van een uitgebreide scenario studie besloten om de mogelijkheden voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen te beperken, voor zo ver die mogelijkheden niet worden benut (Bijlage 15 Collegebesluit agrarische spuitzones). Om in het voorliggende bestemmingsplan uitvoering te geven aan dit collegebesluit was nader onderzoek noodzakelijk naar het feitelijke gebruik van die gronden. In de volgende alinea wordt ingegaan op dit onderzoek en de resultaten daarvan.

Resultaten onderzoek

Om te onderzoeken hoe de agrarische gronden rondom Recreatiepark Duinhoeve in de afgelopen jaren feitelijk zijn gebruikt, is allereerst gebruik gemaakt van gegevens uit de Basisregistratie Gewaspercelen (BRP) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van de jaren 2010 - 2020. In figuur 17 is een kaartbeeld van 2020 opgenomen.

[image]

Figuur 17 - kaartbeeld Basisregistratie gewaspercelen 2020

Op dit kaartbeeld is te zien dat alle agrarische gronden binnen 50 meter rondom Recreatiepark Duinhoeve in 2020 gebruikt werden voor grasland. In de jaren daarvoor was er sprake van een vergelijkbaar beeld, met enkele afwijkingen. Bijvoorbeeld het perceel met tijdelijk grasland gelegen ten noordoosten van het recreatiepark is in 2018 gebruikt voor het verbouwen van snijmaïs. Op basis van deze gegevens werd geconcludeerd dat de gronden rondom Recreatiepark Duinhoeve in het verleden overwegend ten behoeve van grasland in gebruik zijn geweest. De toepassing van eventuele gewasbeschermingsmiddelen op grasland is zodanig beperkt dat dit geen significante effecten heeft op de gezondheid van personen in het plangebied. De hoeveelheid werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen die gebruikt worden voor grasland is erg laag in vergelijking met de hoeveelheid werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen voor andere teelten, zoals fruitteelt of akkerbouw. De hoeveelheid werkzame stoffen bij grasland was in 2019 gemiddeld 0,29 kg/ha (zie figuur 18). Ter vergelijking: bij fruitteelt was dit 33 kg/ha en bij akkerbouw 8,8 kg/ha.

[image]

Figuur 18 - werkzame stof grasland (bron: Bedrijveninformatienet)

Deze bevindingen vormden aanleiding om nader onderzoek te gaan doen naar het toekomstig beoogde gebruik van de gronden. Op 8 februari 2022 heeft de gemeente brieven verstuurd naar alle eigenaren van de agrarische gronden gelegen binnen 50 meter van het beoogde recreatiepark. Dit betrof acht grondeigenaren. In de brieven is mededeling gedaan van het collegebesluit van 25 januari 2022 en is gevraagd om de gegevens over het huidige grondgebruik te verifiëren en aan te geven of er chemische gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Daarbij is de gelegenheid geboden om eventuele belangen naar voren te brengen die de gemeente moest betrekken in de afweging omtrent de uitbreiding van Recreatiepark Duinhoeve versus het behoud van de rechtstreekse planologische mogelijkheden voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op de omliggende agrarische gronden. Gedacht kon worden aan concrete bedrijfsplannen voor omschakeling naar een vorm van agrarisch grondgebruik waarbij toepassing van chemische gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk is.

Vijf grondeigenaren hebben een reactie ingediend. Eén reactie is ingediend namens twee eigenaren. Totaal heeft het college dus vier reacties ontvangen. De reacties zijn in Bijlage 16 Belangenafweging agrarische spuitzones samengevat en beantwoord. Op basis van de reacties is er een belangenafweging gemaakt, eveneens te vinden in de genoemde bijlage.

Conclusie belangenafweging

De gemeente gaat ervan uit dat de drie grondeigenaren die geen reactie hebben ingediend niet (onevenredig) in hun belangen worden geschaad door de met dit bestemmingsplan beoogde beperking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zij hebben in ieder geval geen belangen naar voren gebracht die de gemeente had kunnen meewegen in de beslissing over het (ontwerp)bestemmingsplan. Op deze gronden wordt de dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone opgenomen. Deze dubbelbestemming verklaart het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 van toepassing en voegt hier de regels ten aanzien van de beperking van het gebruik van gewasbeschermingmiddelen aan toe. Meer over deze dubbelbestemming is te lezen in paragraaf 6.7.

Drie van de vijf grondeigenaren die een reactie hebben ingediend hebben naar het oordeel van de gemeente geen zaken naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij onevenredig in hun belangen worden geschaad als de planologische mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden beperkt, in die zin dat hiervoor in de toekomst een omgevingsvergunning benodigd is. De afweging hieromtrent is te vinden in Bijlage 16 Belangenafweging agrarische spuitzones. Op deze gronden wordt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone opgenomen.

De eigenaren van het bedrijf aan de Schoorstraat 63-63a daarentegen, hebben wel argumenten naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij onevenredig in de belangen zouden kunnen worden geschaad als de mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op een deel van hun gronden zouden worden beperkt. De afweging hieromtrent is te vinden in bijlage Bijlage 16 Belangenafweging agrarische spuitzones. Gelet hierop worden er binnen 50 meter van de gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden in eigendom van het bedrijf aan de Schoorstraat 63-63a geen nieuwe 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' toegelaten. Op de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf (het agrarische bouwblok) ligt het niet voor de hand dat er gewassen worden verbouwd met toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Hier is de bedrijfsbebouwing gesitueerd. De grondeigenaren hebben ook geen belangen naar voren gebracht bij behoud van de rechtstreekse planologische mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf. Daarom wordt op deze gronden wel de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' opgenomen.

4.9 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone landbouw en natuur.

Er zijn geen actuele onderzoeken beschikbaar bij de gemeente Tilburg met betrekking tot de gronden in het plangebied. In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.

Uit bodemonderzoeken uit 2007 ter plaatse van de camping (uitbreiding faciliteitengebouw) zijn in het grondwater geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond. In de grond is geen relevante verontreiniging aangetoond. Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen. Ook is gebleken dat er op de locatie een bovengrondse tank aanwezig is.

Concluderend is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de gronden ongeschikt zijn voor kampeerdoeleinden. De gronden zijn geschikt voor de beoogde bestemming en uitvoering van bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

4.10 Natuur En Ecologie

4.10.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn);

  • Overige inheemse broedvogels ;

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn;

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant);

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.10.2 Analyse plangebied

Er is een natuurtoets uitgevoerd om de effecten van de planontwikkeling op beschermde natuurwaarden te beoordelen (Staro, 2021). De belangrijkste bevindingen en conclusies worden hieronder weergegeven. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 5 Natuurtoets.

Natura 2000-gebieden

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied is gebaseerd op het maken van een interne kwaliteitsslag. Het aantal verblijfseenheden binnen het park blijft gelijk aan het aantal dat de afgelopen jaren in gebruik is geweest. Door de wijzigingen in de planopzet (meer stacaravans) zal er naar verwachting wel sprake zijn van enige seizoensverlenging. Het medegebruik van de horeca door anderen dan gasten van het recreatiepark heeft geen toename van recreatieve druk tot gevolg. Met de uitvoering van de voorgenomen plannen zal de interne structuur van het recreatiepark zich nog sterker richten op de recreatieve poort Bosch en Duin. Gasten van het recreatiepark betreden het natuurgebied primair vanuit de daartoe aangewezen recreatiepadenstructruur.

De mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen als gevolg van de voorgenomen plannen komen overeen met de effecten van recreatieve activiteiten binnen het Natura 2000-gebied in de huidige situatie. Deze zijn reeds getoetst in het Natura 2000 Beheerplan voor de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (provincie Noord-Brabant, 2017). Uit het uitgevoerde stikstofdepositieonderzoek (Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek) blijkt dat de bijdrage van de stikstofdepositie zowel in de gebruiksfase als in de bouwfase maximaal 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Daarmee zijn significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie uit te sluiten.

Uit de voortoets kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling het behalen van de instandhoudingsdoelen niet in de weg staat. Derhalve is er geen vergunningplicht in het kader van Natura 2000-gebieden.

Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Mogelijke externe effecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling op het Natura 2000-gebied (zoals hiervoor beschreven) gelden eveneens voor het NNB. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Er kan worden geconcludeerd dat daarom eveneens geen sprake is van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNB.

Soortenbescherming

In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die beschermd zijn onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet Natuurbescherming.

Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor algemene vogelsoorten. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van het foerageer- en broedgebied. Gedurende het broeden zijn nesten van vogels en de functionele leefomgeving strikt beschermd. Het verstoren van broedende vogels en het vernietigen van een nest is een overtreding van de Wet Natuurbescherming. Als het snoeien en/of verwijderen van bomen en struiken buiten het broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat er negatieve effecten optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten.

Het hoofdgebouw biedt mogelijkheden voor nestplekken van huismussen. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen betrekking heeft op de buitenzijde van dit gebouw, zullen geen negatieve effecten optreden ten aanzien van mogelijke nestplekken van huismussen. Het is waarschijnlijk dat het plangebied deel uitmaakt van het (grotere) leefgebied van enkele vogelsoorten waarvan het nest jaarrond beschermd is die in de omgeving voorkomen. De voorgenomen ontwikkeling heeft hierop geen negatieve effecten.

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling heeft hierop geen negatief effect; het plangebied blijft geschikt als foerageergebied. Mogelijk zijn verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in het hoofd- en restaurantgebouw. De sanitairgebouwen en stacaravans bieden geen geschikte omstandigheden voor belangrijke verblijfplaatsen van vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatieve effecten hebben op verblijfplaatsen van vleermuizen. Het is mogelijk dat boombewonende vleermuizen verblijfplaatsen hebben in holtes en/of achter loszittende bast van loofbomen in het plangebied. Aangezien de voorgenomen plannen niet uitgaan van kap van loofbomen zullen geen negatieve effecten optreden op eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen.

Het plangebied is geschikt als (onderdeel van het) leefgebied van eekhoorn. Bomen en struiken blijven aanwezig in het plangebied, zodat geen negatief effect optreedt ten aanzien van mogelijk aanwezige eekhoorns. Mogelijk gebruiken gewone pad, konijn, egel en diverse algemene (spits)muizensoorten het plangebied als (onderdeel van hun) leefgebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft mogelijk een tijdelijke verstoring op deze soorten tot gevolg. Voor gewone pad, konijn, egel en algemene (spits)muizensoorten geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming. Het is derhalve niet nodig om mitigerende maatregelen te nemen voor deze soorten.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde natuurtoets kunnen negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden redelijkerwijs worden uitgesloten.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

Recreatiepark Duinhoeve wil uitbreiden aan de oostzijde en de westzijde. Dit is beschreven in paragraaf 1.2. Het aantal verblijfseenheden (350 plaatsen) wordt niet uitgebreid, maar de ruimte die gebruikt wordt vten behoeve van de camping wordt vergroot.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een bebouwd oppervlak mogelijk van maximaal 4.000 m². Daarbij worden de vergunningsvrije bouwwerken (verblijfsaccommodaties) tot een oppervlakte van 70 m² op de standplaatsen niet meegeteld. Van de toegestane bebouwingsoppervlakte is anno 2021 circa 1.300 m² benut. Er kan circa 2.700 m² worden toegevoegd. Deze mogelijkheid zal vooral benut worden voor een aantal centrale voorzieningen en overkappingen die ter weerszijden van de entree gerealiseerd kunnen worden in het gebied met de aanduiding “sr-cv” op de plankaart. Daarnaast zal de oppervlakte aan verharding toenemen waarbij dit voornamelijk gaat om open- of zogenoemde half-verhardingen.

5.1 Bestaand Watersysteem

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van Udenhout aan de Oude Bosschebaan tegen de Loonse en Drunense duinen aan. Geomorfologisch gezien ligt het recreatiepark op de dekzandvlakte die aan de noordgrens overgaat in landduinen en stuifzand gebieden. Dit plangebied ligt in het stroomgebied van de Zandleij en behoort tot het beheergebied van Waterschap de Dommel. De bruto oppervlakte van het plangebied is ongeveer 13 ha. De bestaande situatie heeft een recreatieve bestemming. Het recreatieterrein wordt uitgebreid aan de oostzijde met 1,48 ha waarvan 1 ha natuur en speelnatuur en aan de westzijde met 1,99 ha recreatie. In tabel 1 zijn de gebiedskenmerken weergegeven.

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

12,8 ha

Terreinhoogte

NAP + 8,8 m - NAP + 9,3 m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

NAP + 8,4 m

Ontwateringsdiepte

0,4 - 0,9 m

Bodem

Zwakzandige leemlenzen

Riolering

Drukriolering

Oppervlaktewater

ZL 15 en Zandkantse Leij

Keur beschermde gebieden

Zie figuur 22

Tabel 1 - Gebiedskenmerken

Uit gegevens van het waterschap is de gemiddelde hoogste grondwaterstand aan de westzijde van de camping is de GHG 100-120 cm-mv. Aan de oostzijde is de GHG 60-80 cm-mv. Omdat het grondwaterpeil voor het natuurgebied De Brand is verhoogd is op het terrein van het recreatiepark achter de boerderij een peilbuis aangebracht om de gevolgen voor het recreatiepark te monitoren. Op figuur 19 zijn de locaties van twee verschillende peilbuizen aangeduid langs de Oude Bosschebaan.

[image]

Figuur 19 - locatie peilbuizen

Peilbuis B44H0867 geeft een relatief stabiel beeld waarbij het grondwaterpeil in de laatste jaren in de zomerjaren zakt. Op het terrein van het recreatiepark doet zich geen wateroverlast voor als gevolg van de verhoging van het grondwaterpeil. Het hoogste grondwaterpeil ligt op circa 100 cm onder het maaiveld en zakt in de zomer en najaar met 100 tot 150 cm (figuur 20) en loopt in het begin van het jaar weer op. Zie de grafiek die het waterschap heeft verstrekt.

[image]


Figuur 20 - Gemiddelde grondwaterstanden (GHG)

Het bestaande regionale oppervlaktewatersysteem (figuur 21) betreft enkele sloten voor de detailafwatering van de omgeving en de hoofdwatergangen ZL 15 en de ZL 1 (Zandkantse Leij).

[image]

Figuur 21 - Regionaal oppervlaktewatersysteem

Het plangebied ligt in het beschermd gebied van de keur van het waterschap De Dommel (figuur 19). Hiervoor geldt een antiverdrogingsbeleid. Ontwikkelingen mogen plaatsvinden onder hydrologisch neutrale omstandigheden. Het gebied is gelegen is gelegen in het attentiegebied (blauw). Aansluitend ligt op het plangebied het beschermd gebied de Loonse en Drunense Duinen (oranje). Verder aan de oostzijde ligt het beekdal gebied.

[image]

Figuur 22 - Keur beschermde gebieden

5.2 Beleidskader

Het Provinciale Milieu‐ en Waterplan 2016 ‐ 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord‐Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.

Waterschap De Dommel heeft het actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022‐2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem‐ en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020‐2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010‐2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

Afvalwater

Op het recreatiepark is een uitgebreid rioleringssysteem aanwezig. Daarop zijn de sanitaire units aangesloten en de afvalwaterpunten bij de standplaatsen. Waar nodig kan daar in de toekomst op worden aangesloten en/of wordt dit verder uitgebreid. Het afvalwater wordt ingezameld tot een drukrioleringssysteem aan de Schoorstraat. Indien de aanvoer van afvalwater toeneemt, moet de initiatiefnemer in overleg met de rioolbeheerder, de afvoercapaciteit toetsen bij de uitwerking van dit plan.

Grondwater

Vanuit het oogpunt van hydrologisch neutraal ontwikkelen, en omdat de locatie in een attentiegebied en in een beekdal ligt, is drainage van grondwater onder het gemiddelde hoogste grondwater niet toegestaan. De minimale ontwateringdiepte wordt indien nodig bereikt door partieel op te hogen.

Hemelwater

Het hemelwater op bestaande en nieuwe gebouwen en bouwwerken en verharde oppervlakten moet worden afgevoerd via het maaiveld en kan infiltreren in de ondergrond. Uitgangspunt is de regenwaterafvoer van nieuwe of vervangen afwaterende oppervlakken (bebouwing en verharding) aansluiten op een infiltrerende waterberging met een capaciteit van minimaal 60 l/m² (mm).

Terreinhoogten

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand volgende factoren:

  • Voldoende ontwateringdiepte;

  • De water- en vochtigheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • De vuilwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten;

  • Aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • Geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • Afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.

5.3 Duurzaam Watersysteem

Grondwater

Ten behoeve van het natuurgebied De Brand is daar het waterpeil verhoogd. Er zijn verder geen concrete plannen voor verdere vernatting. Duinhoeve wilde inzicht in het gevolg daarvan op de gronden van het recreatiepark. Daarom is direct ten oosten van de boerderij in overleg met het waterschap een peilbuis geslagen. Periodiek wordt daar het grondwaterpeil gemeten. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het plangebied ligt op 100 cm onder het maaiveld en de laagste grondwaterstand ligt 200 tot 250 cm onder maaiveld. De gronden bestaan voornamelijk uit zandgronden waarin het hemelwater goed kan infiltreren. Er doen zich dan ook geen situaties van wateroverlast voor.

Afvalwater

De bestaande aanvoer van afvalwater wordt niet gewijzigd: het aantal standplaatsen neemt niet toe. De nieuwe toiletunits worden aangesloten op de bestaande binnenriolering.

Regenwater

De impact van dit plan op het watersysteem is beperkt. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR (Programma Water en Riolering) 2020-2023. Het plan is in het kader van het vooroverleg in een zo vroeg mogelijk stadium voorgelegd aan waterschap De Dommel. Het waterschap hanteert het uitgangspunt dat voor nieuw verhard oppervlak een berging/infiltratie-voorziening wordt aangelegd met 60 mm (60 liter per m²) berging. De Gemeente hanteert een strengere eis: zowel nieuwe als vervangen verharde oppervlakken (bebouwing en verharding) moeten in principe gekoppeld worden aan een waterberging van 60 mm. Deze waterberging is niet vereist als het hemelwater direct afstroomt naar het maaiveld op eigen terrein en ter plekke kan infiltreren in de bodem.

De initiatiefnemer zorgt ervoor dat het regenwater net als in de huidige situatie kan infiltreren in de bodem. Indien de initiatiefnemer uitbreiding van verharding gaat aanbrengen, zal dit zodanig worden uitgevoerd en zodanige materialen worden gebruikt (open- en half verhardingen) dat het regenwater kan infiltreren in het maaiveld. De initiatiefnemer gebruikt geen uitlogende bouwmaterialen om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

De totale oppervlakte aan nieuwe verhardingen is afhankelijk van de mate waarin nieuwe gebouwen worden gerealiseerd waaromheen die verhardingen nodig zijn. Op de kaart in Bijlage 3 Plattegrond beoogde situatie zijn de bestaande verhardingen en gebouwen binnen met de rode lijn aangeduide plangrens te zien. Met lichtgrijs zijn de open- en half verhardingen aangeduid. Met donkergrijs de geasfalteerde paden die zijwaarts afwateren op het maaiveld, m.b.v. aan weerszijden aan te leggen kleine greppels.

Er zullen in de toekomst enkele graspaden worden voorzien van open- en half verhardingen. Het geasfalteerde hoofdpad van circa 4 m breed wordt aan de westzijde met circa 100 m verlengd en watert zijwaarts af. Om de velden met verblijfseenheden te ontsluiten worden enkele paden van nieuwe halfverhardingen voorzien. Deze zijn circa 50 tot circa 90 meter lang en circa 4 meter breed. De totale geschatte oppervlakte is bij benadering 1.500 m². Het regenwater wordt geïnfiltreerd in de nabijgelegen groenstructuur. Mocht het noodzakelijk zijn, wat niet te verwachten is, zijn kunnen naast de paden greppels worden aangelegd.

In figuur 23 zijn de beoogde nieuwe bouwwerken rondom de centrale voorzieningen aangeduid.

[image]

Figuur 23 - nieuwe bouwwerken beoogd

Nieuwe bouwwerken beoogd

Maatvoering

Oppervlakte

A

Overkapping zwembad

15 × 24 m

360 m²

B

Overkapping kinderzwembad

12 × 12 m

144 m²

C

Sauna en wellnessruimte

7 × 10 m

70 m²

D

Overdekte speelruimte

15 × 20 m

300 m²

E

Centrale nieuwe opslagruimte (machines, golfkarren, treintje etc.)

300 m²

F

Overkapping podium

7 × 10 m

70 m²

G

Multifunctionele ruimte en slecht weer voorziening

15 × 20 m

300 m²

Uitbreiding sanitair gebouwen

70 m²

Privé sanitair = standplaatsvoorziening

Berging bij standplaatsen < 6 m²

H

Overkapping terras horeca

120 m²

Overkapping speelterreinen

10 × 10 m

100 m²

Verblijfsaccommodaties > 70 m²

10 × 10 m

300 m²

Slecht weer overkappingen voor o.a. barbecue

8 × 8 m

192 m²

I

Tweede bedrijfswoning

8 × 10 m

80 m²

Totaal

2.406 m²

Tabel 2 - verklaring nieuwe bouwwerken beoogd

Aan nieuwe gebouwen en bouwwerken kan een oppervlakte van in totaal circa 2.700 m² worden toegevoegd (feitelijk). Dat gaat om diverse gebouwen en bouwwerken op het terrein met een oppervlakte die kan variëren van 100 tot 300 m². De nieuwe verhardingen om die gebouwen worden uitgevoerd in open- en of halfverhardingen. Er wordt voor gezorgd dat de afvoer van het regenwater, net als in de huidige situatie, kan infiltreren in de bodem. Omdat die gebouwen verspreid op het terrein zullen staan, zal dit gelet op de oppervlakte van het recreatiepark in de meeste gevallen geen probleem zijn.

Voor de meer geconcentreerde bebouwing en verharding op en rond het centrale voorzieningen terrein zal plaatselijk een hemelwaterberging worden aangelegd in de nabijheid van de nieuwe verharding, bijvoorbeeld in de vorm van een greppel, zaksloot, verlaagd grasveld of een wadi. De vereiste bergingsruimte, de vorm en de locatie van de waterberging worden bepaald op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen. Voor de berekening van inhoud van die voorziening wordt aangehouden: afvoerend verhard oppervlak × 0,06 = vereiste bergingsruimte in kubieke meters. De oplossingsrichting mag in geen geval leiden tot ongezonde situaties en ook niet tot afvoer naar oppervlaktewater boven die gestelde 60 mm.

Het waterschap adviseert alle nieuwe bebouwing iets hoger dan het bestaande maaiveld aan te leggen om te voorkomen dat bouwwerken bij zeer hevige regenval toch hinder ondervinden van hemelwater dat tijdelijk op het maaiveld staat. De hemelwaterafvoer van de daken van de bestaande gebouwen wordt nu al via open- en halfverhardingen via het maaiveld afgevoerd en infiltreert in de ondergrond. Ter plaatse van de huidige grotere verharde oppervlakte in de bestaande situatie tussen de boerderij en horeca en nabij de kidsclub en het sanitair zijn een tweetal kolken aangebracht om bij een wolkbreuk het hemelwater sneller af te voeren naar de nabijgelegen sloten.

Op de standplaatsen staan en komen verblijfsaccommodaties die maximaal 70 m² groot zijn. De standplaatsen daarvoor zijn minimaal 150 m² groot zodat er voldoende ruimte per standplaats blijft om het hemelwater te infiltreren. Ook rondom die standplaatsen is nog ruimte om het hemelwater te infiltreren. Er wordt met het plan voorzien in een ruimere situering van de bestaande standplaatsen waardoor er nog meer ruimte komt om ter plaatse het regenwater te infiltreren.

5.4 Watertoets

De plannen zijn op verschillende momenten aan de waterbeheerder het waterschap De Dommel voorgelegd voor advies, aangezien het plangebied gelegen is binnen het attentiegebied waterhuishouding van de Keur en binnen het invloedgebied Natura 2000. Dit is onder meer terug te lezen in de brief van het waterschap d.d. 11 februari 2021 (kenmerk Z64159/U133242). Aan de hand van het wateradvies is deze waterparagraaf opgesteld.

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. In het kader van het vooroverleg worden het waterschap verzocht om een wateradvies. Het voorlopig wateradvies is verstrekt op 11 februari 2021 per brief met kenmerk Z64159/U133242. Het voorlopig wateradvies is verwerkt in de waterparagraaf, of er wordt onderbouwd van afgeweken. Bij de terinzagelegging vindt de formele vooroverleg plaats, waarop het waterschap het volledige plan kan beoordelen inclusief alle aanvullingen en wijzigingen.

Hoofdstuk 6 Opzet Planregels

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

Aangezien de bestemmingsplansystematiek geen regeling bevat die specifiek toepasbaar is op Recreatiepark Duinhoeve, is voor de bestemming Recreatie een maatwerkregeling ontwikkeld. De regels worden hierna per bestemming toegelicht.

6.1 Bestemming Recreatie

Het terrein dat in gebruik is ten behoeve van het recreatiepark, inclusief de beoogde uitbreidingen, heeft in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming Recreatie gekregen. De Tilburgse bestemmingsplansystematiek bevat een brede Recreatie bestemming die niet specifiek is toegespitst op een recreatiepark. Daarom is voor Recreatiepark Duinhoeve een maatwerkregeling ontwikkeld. Daarmee is beoogd een duidelijk planologisch kader te bieden.

6.1.1 gebruik

De regeling maakt onderscheid tussen permanente, semipermanente en mobiele recreatieverblijven. In de begripsbepalingen is beschreven wat daaronder wordt verstaan. Het bestemmingsplan maakt alleen semipermanente en mobiele recreatieverblijven mogelijk. Permanente recreatieverblijven worden op basis van dit bestemmingsplan niet toegelaten.

Er worden maximaal 350 standplaatsen toegelaten, waarvan maximaal 270 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven. Dat betekent dat er in theorie ook 350 standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven mogen worden gerealiseerd en 0 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven. Of bijvoorbeeld 250 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven en 100 standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven. Het totaal van 350 is een maximum. Realiseren van minder standplaatsen is ook toegelaten.

Verder zijn de gronden met de bestemming 'Recreatie' bestemd voor bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, beheergebouwen, parkeerplaatsen, speelvelden en standplaatsvoorzieningen en voor bouwwerken van algemeen nut.

De functies die op grond van artikel 3.1.1 van de Regels zijn toegelaten binnen de bestemming Recreatie, mogen worden gerealiseerd binnen het hele bestemmingsvlak, tenzij door middel van een functieaanduiding anders is bepaald. Door middel van diverse functieaanduidingen is nadere invulling gegeven aan het toegestane gebruik van de verschillende terreindelen. Deze worden hierna nader toegelicht.

Functieaanduiding parkeerterrein

Ter plaatse van het bestaande parkeerterrein, nabij de entree van het recreatiepark, is door middel van de functieaanduiding 'parkeerterrein' bepaald dat deze gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor het parkeerterrein. Hier mogen dus geen standplaatsen komen of andere recreatievoorzieningen. Op deze manier wordt verzekerd dat deze ruimte altijd beschikbaar blijft voor parkeren.

Functieaanduiding landschapswaarden

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', een strook grond van op de meeste plekken 5 meter breed langs de randen van het recreatiepark, zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor de aanleg en instandhouding van het landschappelijk inrichtingsplan dat als bijlage is opgenomen bij de regels en de toelichting van dit bestemmingsplan. De beplantingsstrook mag alleen worden onderbroken ten behoeve van de calamiteitenuitrit aan de Schoorstraat of ten behoeve van enkele toegangen voor fietsers en wandelaars. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de op grond van het provinciale beleid vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap.

Functieaanduiding kampeerterrein

De functieaanduiding 'kampeerterrein' is gelegen aan de noordoostzijde van het recreatiepark en bepaalt dat hier geen standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven mogen komen. De functieaanduiding valt gedeeltelijk samen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'. Waar deze samenvallen mogen dus standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven, bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en/of centrale voorzieningen worden gerealiseerd.

Functieaanduiding bedrijfswoning

Zowel ten oosten als ten westen van de Oude Bosschebaan ligt een functieaanduiding voor een bedrijfswoning. Er zijn dus twee bedrijfswoningen toegelaten op Recreatiepark Duinhoeve. Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 zijn ook twee bedrijfswoningen toegelaten. Een bedrijfswoning moet onlosmakelijk verbonden zijn met het recreatiebedrijf en mag alleen bewoond worden door (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten van het recreatiepark, dan wel die de activiteiten uitvoert.

Ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' zijn de gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning, niet uitsluitend. Dat betekent dus dat er ook andere voorzieningen mogen worden gerealiseerd binnen deze functieaanduiding, zoals standplaatsen voor mobiele en semipermanente recreatieverblijven, bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en, waar de de functieaanduiding 'bedrijfswoning' samenvalt met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', ook centrale voorzieningen.

De maximale bouwhoogte ter plaatse van de bedrijfswoningen is door middel van maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding begrensd tot 9 meter.

Functieaanduiding specifieke vorm van recreatie - bijbehorende voorzieningen

Ten oosten van de aanduiding 'parkeerterrein' ligt de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bijbehorende voorzieningen'. Deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor de bijbehorende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1.3 van de Regels, zijnde tuinen en erven, verharde en onverharde paden en wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, objecten voor beeldende kunst, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bouwwerken van algemeen nut, voor zover deze bijbehorend en ondergeschikt zijn.

Functieaanduiding specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen

Rondom de hoofdentree van het recreatiepark, zowel aan de oostzijde als aan de westzijde van de Oude Bosschebaan, ligt de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'. Hiermee wordt bepaald dat daar de centrale voorzieningen mogen worden gesitueerd, zoals een campingwinkel, wasserette(s), binnenspeeltuin, (overdekte) zwembaden en bijbehorende en ondergeschikte horeca met terras (kantine/restaurant). Dit is geen limitatieve opsomming, dus ook andere centrale voorzieningen zijn mogelijk, zo lang deze bijbehorend en ondergeschikt zijn aan het recreatiepark en uitsluitend gebruikt worden door de gasten van het recreatiepark. Een uitzondering hierop is de bijbehorende en ondergeschikte horeca met terras (kantine/restaurant). In artikel 3.5.2 van de Regels is bepaald dat deze gedurende de dagperiode gebruikt mag worden door dagrecreanten in het omliggende gebied (wandelaars, fietsers etc.).

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' zijn de gronden mede bestemd voor centrale voorzieningen, niet uitsluitend. Dat betekent dus dat er ook andere voorzieningen mogen worden gerealiseerd binnen deze functieaanduiding, zoals standplaatsen voor mobiele en semipermanente recreatieverblijven, bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, bouwwerken van algemeen nut en, waar de de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' samenvalt met de functieaanduiding 'bedrijfswoning', ook een bedrijfswoning.

Daar waar deze functieaanduiding samenvalt met de functieaanduiding 'kampeerterrein' mogen geen standplaatsen voor semipermanente recreatievoorzieningen worden gerealiseerd.

De maximale bouwhoogte ter plaatse van de centrale voorzieningen is door middel van maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding plaatselijk begrensd tot 9 meter en plaatselijk tot 13 meter.

Specifieke bouwaanduiding 'geluidwerende voorzieningen'

Op twee plaatsen is de specifieke bouwaanduiding 'geluidwerende voorzieningen' gelegen: langs de Oude Bosschebaan ter hoogte van de woning op huisnummer 2 en tussen de parkeerplaats van het recreatiepark en het perceel aan de Oude Bosschebaan 3. In de Regels van het voorliggende bestemmingsplan is bepaald dat hier geluidwerende voorzieningen moeten worden gerealiseerd, voordat gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de bestemming 'Recreatie'. De reden hiervoor is dat de geluidschermen in het akoestisch onderzoek meegenomen zijn als geluidbeperkende maatregel.

6.1.2 bouwen

In artikel 3.2 van de Regels zijn de bouwregels voor de bestemming Recreatie verwoord. Er is onderscheid gemaakt tussen gebouwen algemeen, bedrijfswoningen, horeca, standplaatsen en recreatieverblijven, bouwwerken geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.


Gebouwen algemeen

In artikel 3.2.2 onder a is opgenomen dat gebouwen binnen het bestemmingsvlak Recreatie moeten worden gebouwd. Het bestemmingsvlak ten oosten van de Oude Bosschebaan is door middel van de figuuraanduiding 'relatie' gekoppeld aan het bestemmingsvlak ten westen van de Oude Bosschebaan. Deze bestemmingsvlakken worden dus aangeduid als één bestemmingsvlak. In artikel 3.2.2 onder b is een maximale oppervlakte van gebouwen opgenomen à 4.000 m². Semipermanente recreatieverblijven inclusief eventuele bijbehorende veranda’s, luifels en overkappingen e.d. en bedrijfswoningen inclusief eventuele bijgebouwen zijn uitgezonderd van deze maximale oppervlakte. Alle andere gebouwen op het recreatiepark, dus ook eventuele standplaatsvoorzieningen, moeten wel worden meegeteld in de maximale oppervlakte van 4.000 m².

Bedrijfswoningen

De regeling voor het bouwen van bedrijfswoningen in artikel 3.2.3 spreekt voor zich. Zoals bij de toelichting over de functieaanduiding 'bedrijfswoning' al is toegelicht, geldt er ter plaatse van de bedrijfswoningen een maximale bouwhoogte van 9 meter. De oppervlakte van bedrijfswoningen en eventuele bijgebouwen wordt niet meegeteld in de maximale oppervlakte van gebouwen à 4.000 m².

Horeca

Specifiek voor de bijbehorende en ondergeschikte horeca met terras (kantine/restaurant) is een maximale omvang opgenomen. Deze mag 200 m² bedragen en maakt onderdeel uit van de maximale oppervlakte van gebouwen van 4.000 m². De omvang van het eventuele terras mag ook 200 m² bedragen.

Standplaatsen en recreatieverblijven

Een standplaats voor een semipermanent recreatieverblijf heeft een minimale oppervlakte van 150 m². Aan een standplaats voor een mobiel recreatieverblijf is geen minimale oppervlakte verbonden.

Op maximaal 270 standplaatsen mag een semipermanent recreatieverblijf inclusief eventuele bijbehorende veranda's, luifels en overkappingen e.d. worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 70 m². Het semipermanente recreatieverblijf, inclusief eventuele bijbehorende veranda's, luifels en overkappingen e.d. kan op grond van artikel 3 van bijlage II bij het Bor vergunningvrij worden gebouwd. De bouwhoogte van een semipermanent recreatieverblijf bedraagt maximaal 5 meter.

De oppervlakte van de semipermanente recreatieverblijven inclusief eventuele bijbehorende veranda's, luifels en overkappingen wordt niet meegeteld in de maximale oppervlakte van gebouwen à 4.000 m².

Op een standplaats kunnen ook standplaatsvoorzieningen worden gebouwd. Dat zijn kleinschalige gebouwde voorzieningen ten behoeve van sanitair, nutsvoorzieningen en/of berging ten behoeve van een standplaats. De oppervlakte van standplaatsvoorzieningen wordt wel meegeteld in de maximale oppervlakte van gebouwen à 4.000 m2.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter. Ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' geldt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een maximale bouwhoogte van 9 meter.

Op grond van artikel 3.4.1 van de Regels kan onder voorwaarden worden afgeweken van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Tevens kan op grond van dit artikel worden afgeweken van de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.

Bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken van algemeen nut mogen binnen de hele bestemming Recreatie worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en een maximale oppervlakte van 50 m². Voor zo ver deze bouwwerken gebouwen zouden betreffen, wordt de oppervlakte meegeteld in de maximale oppervlakte van gebouwen à 4.000 m². Bouwwerken van algemeen nut betreffen ook nutsvoorzieningen die ten dienste staan van de voor 'Recreatie' bestemde gronden. Dat is geregeld in artikel 3.1.3 onder h van de planregels.

6.2 Bestemming Verkeer

De bestemming Verkeer is gelegen ter plaatse van de Schoorstraat. Deze is gedeeltelijk in het plangebied meegenomen om twee redenen. Enerzijds wordt er een kleine correctie gedaan om aan te sluiten bij de ligging van de kadastrale grenzen. De gronden die in eigendom zijn van de gemeente Tilburg krijgen daar de bestemming Verkeer. Anderzijds wordt deze bestemming meegenomen om een aaneengesloten plangebied te creëren met de aan de overzijde van de Schoorstraat plaatselijk gelegen dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone.

6.3 Bestemming Verkeer - Verblijf

De bestemming Verkeer - Verblijf is gelegen op de Oude Bosschebaan en op het fietspad langs de noordkant van het recreatiepark. De reden voor het opnemen van deze bestemming op de Oude Bosschebaan is wederom tweeledig. Enerzijds betreft het een correctie op smalle strookjes gemeentegrond om aan te sluiten bij de kadastrale situatie. Anderzijds is dit bedoeld om een aaneengesloten plangebied te creëren met de dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone.

Langs de noordkant van het recreatiepark ligt een fietspad op gemeentegrond dat in het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 de bestemming 'Recreatie' heeft. Deze gemeentegronden krijgen de bestemming Verkeer - Verblijf met een aanduiding 'langzaam verkeer' om de feitelijke situatie planologisch goed vast te leggen. Door middel van de aanduiding 'langzaam verkeer' is verzekerd dat hier alleen verkeersvoorzieningen ten behoeve van voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer mogen worden aangelegd. Er mag geen weg worden aangelegd voor autoverkeer.

6.4 Bestemming Agrarisch Met Waarden

De bestemming Agrarisch met Waarden is gelegen op een deel van perceel 2900 aan de oostzijde van het plangebied. In het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 heeft deze grond ook de bestemming Agrarisch met Waarden. In feite verandert de bestemming dus niet, maar deze grond wordt meegenomen in het plangebied om hier de gebiedsaanduidingen 'Wetgevingszone - Wijzigingsgebied' en 'Milieuzone - Spuitvrije zone' aan toe te kennen. Hierover verderop meer.

6.5 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie zorgt ervoor dat er voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat dan bijvoorbeeld om activiteiten zoals bouwen dieper dan 0,6 meter in de grond, een bouwwerk plaatsen met een oppervlakte groter dan 100 m2 of het uitvoeren van grondbewerkingen. Voorwaarde om deze omgevingsvergunning te verkrijgen is dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast. Dat moet door de aanvrager worden aangetoond middels een rapport. Het kan ook zijn dat er bepaalde maatregelen moeten worden getroffen om de archeologische waarden te beschermen en dat een activiteit onder die voorwaarde doorgang mag vinden.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie ligt niet op het hele plangebied, maar alleen op de delen waar archeologische waarden verwacht worden. Er heeft een verstoringsonderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 6 Archeologisch onderzoeksrapport). Daaruit is naar voren gekomen voor welke delen van het plangebied er een middelhoge tot hoge verwachting geldt. Op die plandelen is de dubbelbestemming opgenomen.

De percelen 2873, 2899 en 2900, gelegen aan de oostzijde van het plangebied, zijn niet of niet geheel meegenomen in het archeologisch onderzoek. In bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 ligt op deze gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarom is de dubbelbestemming op deze gronden in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.

6.6 Dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied Nnb

Aan het hele plangebied is de dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant toegekend. Deze dubbelbestemming is opgenomen omdat een bestemmingsplan dat van toepassing is op de Groenblauwe mantel als bedoeld in het provinciale beleid, op grond van artikel 3.32 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant moet strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Door middel van de dubbelbestemming wordt dit geborgd. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat het zonder omgevingsvergunning verboden is om werken en werkzaamheden uit te voeren die effect kunnen hebben op de hydrologische waarden. Denk bijvoorbeeld aan het verzetten van grond (meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld) of het verlagen van de grondwaterstand.

6.7 Dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije Zone

De dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone is opgenomen op gronden van derden waar planologische mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden beperkt. Deze zone is opgenomen op een strook grond rondom beoogde of bestaande 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' op Recreatiepark Duinhoeve. Dat is een functie waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

Bij het bepalen van de ligging van de dubbelbestemming zijn daarom de gronden die uitsluitend bestemd zijn voor 'landschapswaarden' of 'parkeerterrein' niet meegenomen. Hier kunnen immers geen 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' worden opgericht.

Hoewel het praktisch niet voor de hand ligt, is het planologisch mogelijk om op de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ook gewassen te verbouwen met toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom valt de dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone niet alleen over de bestemmingsvlakken Agrarisch met waarden, maar plaatselijk ook over de bestemmingsvlakken Agrarisch - Agrarisch bedrijf.

In de regels behorend bij de dubbelbestemming wordt het geldende bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 van toepassing verklaard, en is bepaald dat de regels in 9.2 daar aan toegevoegd worden. Op die manier is het voor eigenaren van omliggende agrarische gronden duidelijk dat dit de enige verandering is in hun planologische mogelijkheden.

In 9.2 onder a. is bepaald dat het ter plaatse van de dubbelbestemming verboden is om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Op grond van sub c. zijn biologische gewasbeschermingsmiddelen hiervan uitgezonderd, evenals incidenteel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van onkruid in grasland. Op grond van sub b. kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd waarmee toestemming kan worden verkregen om alsnog gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken op de desbetreffende gronden, onder voorwaarde dat dient te worden aangetoond dat dit geen negatieve effecten heeft op de volksgezondheid en eventueel noodzakelijke maatregelen worden getroffen om dit te verzekeren.

De onderbouwing en de belangenafweging die aan deze regeling vooraf is gegaan zijn te vinden in paragraaf 4.8.

6.8 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Geurzone

In een zone van 50 meter rondom nabijgelegen agrarische bedrijven is de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Geurzone' opgenomen. Binnen deze zone mogen geen geurgevoelige objecten komen. Deze zone is bedoeld om ervoor te zorgen dat de nabijgelegen agrarische bedrijven niet onevenredig in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

Voor het bepalen van de zone van 50 meter tot omliggende agrarische bedrijven is gemeten vanaf de rand van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf, en dus niet vanaf de rand van de bouwvlakken die daarbinnen liggen. Hiervoor is gekozen omdat het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid bevat op basis waarvan medewerking zou kunnen worden verleend aan de bouw van een gebouw buiten de aangegeven bouwvlakken. Dat kan ook een geurbelastend gebouw zijn. Daarnaast zijn binnen het hele bestemmingsvlak geuremitterende activiteiten mogelijk. De onderbouwing en de belangenafweging zijn uiteengezet in paragraaf 4.7.2.

6.9 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Spuitvrije Zone

Recreatiepark Duinhoeve heeft zelf ook agrarische gronden in eigendom binnen 50 meter van 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies'. Deze gronden behouden in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming Agrarisch met Waarden en hier wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toekomstige aanleg van natuur met een ondergeschikte speelfunctie. Omdat hier niet alleen de regels ten behoeve van de beperking van gewasbeschermingsmiddelen moeten worden toegekend, maar ook een wijzigingsgebied en de enkelbestemming Agrarisch met Waarden, wordt niet het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 van toepassing verklaard, en kon de dubbelbestemming hiervoor niet worden gebruikt. Ten aanzien van het gebruik van gewasbeschermingsmiddeln bepaalt de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Spuitvrije zone' inhoudelijk echter exact hetzelfde als de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone'.

6.10 Gebiedsaanduiding Milieuzone - Spuitcirkel

De gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Spuitcirkel' is gelegen op een strook grond aan de zuidwestzijde van het recreatiepark langs de Schoorstraat. Hier ligt in theorie een spuitzone van 50 meter, afkomstig van het aspergebedrijf aan de Schoorstraat 63-63a. Binnen deze milieuzone mogen geen nieuwe 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' worden opgericht. Net als op de gronden waar de mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden ingeperkt, is het binnen de 'Milieuzone - Spuitcirkel' mogelijk om omgevingsvergunning aan te vragen om alsnog nieuwe 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' op te richten, onder de voorwaarde dat er met onderzoek wordt aangetoond dat effecten op de gezondheid zijn uitgesloten en eventueel noodzakelijke maatregelen hiertoe worden getroffen. Daarbij dient dan wel uit te worden gegaan van de maximale planologische mogelijkheden voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op omliggende gronden. Alleen op die manier kan de gezondheid voldoende worden beschermd.

6.11 Gebiedsaanduiding Wetgevingszone - Wijzigingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding Wetgevingszone - Wijzigingsgebied blijven de gronden primair bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Deze gebiedsaanduiding zorgt ervoor dat er in de toekomst, door middel van een afzonderlijke (wijzigings)procedure door het college van burgemeester en wethouders medewerking zou kunnen worden verleend aan de ontwikkeling van natuur met een speel- en educatie functie. Deze plannen heeft Recreatiepark Duinhoeve nog niet concreet uitgewerkt en worden om die reden ook nog niet met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Mocht het recreatiepark de plannen in de toekomst nader uitwerken, dan moet er een nieuwe procedure worden gevolgd waarin niet alleen getoetst wordt aan de regels die zijn gekoppeld aan de gebiedsaanduiding (de wijzigingsregels), maar ook in bredere zin aan het gemeentelijk beleid en aan het principe van een goede ruimtelijke ordening. Onder de Omgevingswet wordt dat 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties'.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (camping Duinhoeve) op 5 juni 2020 gepubliceerd in het Gemeenteblad. De naam van het bestemmingsplan is nadien veranderd in Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve).

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie

Datum verzending

Reactie

Provincie Noord-Brabant

23 februari 2022

14 april 2022

Waterschap De Dommel

23 februari 2022

7 maart 2022

Gemeente Loon op Zand

23 februari 2022

16 maart 2022

Gemeente Heusden

23 februari 2022

Geen reactie ontvangen

Vereniging Natuurmonumenten

23 februari 2022

6 april 2022

Brabantse Milieufederatie

23 februari 2022

Geen reactie ontvangen

Brabants Landschap

23 februari 2022

Geen reactie ontvangen

Dorpsraad Udenhout

23 februari 2022

Geen reactie ontvangen

Hierna worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Provincie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant geeft aan in beginsel positief tegenover het plan te staan. Ruimte bieden voor modernisering van bestaande recreatieparken kan verloedering van het buitengebied tegengaan. Daarnaast maakt de provincie twee opmerkingen.

Cultuurhistorische waarde

Het recreatiepark is gelegen in cultuurhistorisch waardevol gebied als bedoeld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De provincie stelt voor dat bij de herstructurering de historische 'groene' lijnelementen terug te brengen in het plangebied, in dezelfde beplanting als voor het landschapsplan wordt beoogd. Verder is de boerderij aan de Oude Bosschebaan 4 cultuurhistorisch waardevol, volgens de provincie. Hier wordt in het bestemmingsplan geen aandacht aan besteed en de provincie ziet een kans om de cultuurhistorische waarde beter in het plan naar voren te laten komen.

De boerderij aan de Oude Bosschebaan 4 is opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie en dateert uit de bouwperiode 1700 - 1800. Vanuit de planontwikkeling ontstaat geen aanleiding voor juridische bescherming van cultuurhistorische waarde. Voor wat betreft de inrichting van het plangebied wordt beoogd om inderdaad inheemse beplanting toe te passen, dezelfde als voor de randen van het recreatiepark. Dit is doorvertaald in het landschappelijk inrichtingsplan. Hierin is ook te zien dat er twee landschapsconcepten worden beoogd: het type 'in de duinen' en het type 'in de groene kamers'. In het landschapstype 'in de groene kamers' zullen de groene lijnelementen enigszins herkenbaar zijn, maar vanaf de openbare weg wordt het recreatiepark volledig aan het zicht onttrokken. Dit heeft dan ook zeer weinig betekenis voor de cultuurhistorische waarde. Veel belangrijker is de waarde van de landschappelijke inrichting voor de natuur en de biodiversiteit.

Kwaliteitsverbetering landschap

De provincie is van mening dat de gehanteerde bestemmingswaarde van € 12,50/m2 te laag is en dat aangesloten zou moeten worden bij de bestemmingswaarde van € 40,00/m2. De provincie herhaalt hier een eerder gemaakte opmerking in de zienswijze op het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 1e herziening (Camping Duinhoeve). Deze zienswijze is destijds, blijkbaar naar tevredenheid van de provincie, beantwoord door de gemeenteraad bij de vaststelling van het vorige plan en het gemeentelijke standpunt is in principe onveranderd. Hierna gaan we ten overvloede opnieuw in op de bestemmingswaarde in het kader van van de kwaliteitsverbetering landschap in dit plan.

Kwaliteitsverbetering van het landschap houdt in dat 20% van de waardevermeerdering van de gronden moet worden geïnvesteerd in het landschap. De minimale basisinspanning mag o.a. worden ingezet voor landschappelijke inpassing. Voor het bepalen van de grondwaardevermeerding wordt, conform de regionale werkafspraken van 2015, gebruik gemaakt van de grondwaardemethodiek van Croonen/Read Advies. Dit is de standaard werkwijze en voldoet aan het met de provincie gemaakte afsprakenkader.

De grondwaardemethodiek bevat twee categorieën voor recreatie die van toepassing zijn op Recreatiepark Duinhoeve:

1. Extensieve recreatieve voorziening

Dit gaat om gronden met beperkte (mogelijkheid tot) gebouwde vormen van leisure en recreatie. Als voorbeeld worden campings genoemd, waaronder trekkersvelden, caravanplaatsen en chalets.

2. Intensieve recreatieve voorziening

Dit gaat om gronden met (mogelijkheid tot) gebouwde vormen van leisure en recreatie die qua aard en schaal passen bij het landelijk karakter van het buitengebied. Als voorbeelden worden o.a. genoemd de centrumvoorzieningen bij een camping, solitaire kleinschalige horeca en bungalows.

Als we de gronden in de beoogde situatie zouden moeten onderverdelen in deze twee categorieën, dan vallen de standplaatsen voor mobiele en semipermanente recreatieverblijven in de categorie 'extensieve recreatieve voorziening'. Hier zijn beperkte mogelijkheden voor gebouwde vormen van recreatie. Standplaatsen voor mobiele recreatieverblijven zijn bedoeld voor tenten, caravans en dergelijke. Caravanplaatsen worden genoemd in het voorbeeld. Semipermanente recreatieverblijven zijn qua aard en ruimtelijke impact gelijk te stellen aan chalets, zoals eveneens genoemd in de voorbeelden bij de extensieve recreatieve voorziening. Het gaat concreet om chalets, stacaravans, bungalowtenten en vergelijkbare recreatieverblijven, zo lang het geen permanente gebouwen zijn. Op Recreatiepark Duinhoeve zijn op de standplaatsen geen vakantiewoningen of bungalows toegelaten. Dergelijke voorzieningen zijn genoemd in de voorbeelden bij de intensieve recreatieve voorziening.

De gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' vallen in de categorie 'intensieve recreatieve voorziening'. Hier zijn de centrumvoorzieningen behorend bij het recreatiepark toegelaten. Centrumvoorzieningen worden genoemd in de voorbeelden bij de categorie 'intensieve recreatieve voorziening'. De genoemde aanduiding beslaat een oppervlakte van 10.285 m2.

Om de grondwaardevermeerdering te kunnen bepalen, moet de beoogde situatie vergeleken worden met de huidige planologische situatie. Aangezien een groot deel van het plangebied op grond van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 reeds bestemd is voor Recreatie, en binnen deze bestemming ook centrale voorzieningen zijn toegelaten, vindt hier geen waardevermeerdering plaats. Daarbij wordt opgemerkt dat de centrale voorzieningen op grond van het vigerende plan zelfs binnen een groter gebied zijn toegelaten. Binnen de gehele functieaanduiding 'verblijfsrecreatie', ruim 70.000 m2 groot, mogen voorzieningen zoals de campingwinkel, de horeca en de wasserette worden opgericht. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt dit gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' verkleind tot 10.285 m2. De centrale voorzieningen zullen daardoor geconcentreerd worden rondom de entree van het recreatiepark.

Verder blijven de bouwmogelijkheden binnen de gehele bestemming Recreatie nagenoeg gelijk. Dit blijft 4.000 m2, exclusief de semipermanente recreatieverblijven inclusief eventuele bijbehorende veranda’s, luifels en overkappingen e.d. (deze zijn voor wat betreft bouwen vergunningvrij op grond van het Bor) en bedrijfswoningen inclusief eventuele bijgebouwen. Het enige verschil in bouwmogelijkheden zit in de maximale oppervlakte van een semipermanent recreatieverblijf. In het vigerende plan is dit 60 m2, maar in het voorliggende bestemmingsplan wordt aangesloten bij de rijksregels voor vergunningvrij bouwen op grond van het Bor, op grond waarvan voor het bouwen van recreatieve nachtverblijven van maximaal 70 m2 geen vergunning is vereist. De totale oppervlakte van de bestemming Recreatie wordt dus groter, maar de bebouwingsmogelijkheden blijven nagenoeg gelijk. In die zin ontstaat er uiteindelijk een extensiever ingericht recreatiepark met meer ruimte voor landschapselementen. Deze kwaliteitsimpuls is een belangrijke doelstelling van de ontwikkeling.

Gelet op het voorgaande is er op basis van de grondwaardemethodiek van Croonen/Read Advies geen sprake van een grondwaardevermeerdering op de gronden die reeds voor Recreatie zijn bestemd en daarom zijn uitsluitend de gronden ter plaatse van de uitbreiding meegenomen in de berekening. De berekening is toegelicht in paragraaf 2.2.5 en Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan. Deze gronden ter plaatse van de beoogde uitbreiding aan de oostzijde worden enkel bestemd voor bijbehorende voorzieningen en de landschappelijke inrichting. De gronden ter plaatse van de beoogde uitbreiding aan de zuidwestzijde worden bestemd voor standplaatsen voor mobiele en semipermanente recreatieverblijven met bijbehorende voorzieningen en de landschappelijke inrichting. De mogelijkheden tot gebouwde vormen van recreatie zijn hier beperkt en vallen in de categorie 'extensieve recreatieve voorziening'. Hier zijn geen centrale voorzieningen toegelaten. Daarbij komt nog dat er ter plaatse van de beoogde uitbreiding aan de zuidwestzijde tevens sprake is van een milieuzone - geurzone en een milieuzone - spuitcirkel. Binnen de geurzone zijn geen standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven mogelijk en binnen de spuitcirkel zijn in principe helemaal geen standplaatsen mogelijk. De hoeveelheid bebouwing binnen deze gebiedsaanduidingen zal daardoor nog beperkter blijven.

Concluderend blijven wij bij het standpunt dat er bij het bepalen van de grondwaardevermeerdering moet worden uitgegaan van de categorie 'extensieve recreatieve voorziening' met een grondwaarde van € 12,50/m2. De verkleining van het gebied waarbinnen centrale voorzieningen mogen worden opgericht, de aard en functie van de bebouwing en het feit dat de planologische bouwmogelijkheden binnen het totale plangebied nagenoeg gelijk blijven, leiden tot de conclusie dat er geen waardevermeerdering plaatsvindt op de delen die reeds voor recreatie zijn bestemd en dat er ter plaatse van de beoogde uitbreidingen slechts sprake is van een extensieve recreatieve voorziening.

Waterschap De Dommel

De opmerkingen van het waterschap worden hierna puntsgewijs samengevat en beantwoord.

  • Per 23 december 2021 is ons nieuwe Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5) van kracht. Ik vraag u om in paragraaf 5.2 van de plantoelichting kort aandacht te besteden aan het WBP5.

Dit is verwerkt in de waterparagraaf.

  • In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Recreatie (artikel 3.1.1) ontbreekt de functie “water en waterhuishoudkundige voorzieningen”. Verzocht wordt om deze toe te voegen om bijvoorbeeld waterberging te kunnen realiseren bij de eventuele uitbreiding van centrale voorzieningen.

Deze functie is toegevoegd in artikel 3.1.1.

  • Voor de landschappelijke inpassing is in artikel 3.5.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze verplichting sluit de gefaseerde aanleg van de landschappelijke inpassing uit: de inpassing moet “zo spoedig mogelijk na realisatie, doch uiterlijk in het eerstvolgende groeiseizoen volledig” gerealiseerd worden. In het landschappelijk inpassingsplan is juist het belang van gefaseerde aanleg benadrukt en toegelicht. Het advies is om na te gaan wat het meest wenselijk is bij aanleg van de landschappelijke inpassing en de planregels of het landschappelijk inpassingsplan hierop aan te passen.

De planregel is aangepast als volgt: "De landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a. dient binnen twee jaar (24 maanden) na onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan volledig te worden gerealiseerd, blijvend te worden onderhouden en in stand te worden gehouden." De gefaseerde aanleg blijft het uitgangspunt. De termijn hiervoor is iets verruimd en daarbij is in ogenschouw genomen dat het landschapsplan reeds voor een groot deel is gerealiseerd als gevolg van de vaststelling en vernietiging van het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 1e herziening (Camping Duinhoeve).

Gemeente Loon op Zand

De gemeente Loon op Zand heeft enkel gevraagd om in het bestemmingsplan aandacht te besteden aan de eventuele noodzaak van regionale afstemming. Naar aanleiding hiervan is het plan op 20 juni besproken in de regionale werkgroep leisure. Een toelichting op de beoogde ontwikkeling en een kopie van het voorontwerpbestemmingsplan is toegestuurd aan de regiogemeenten.

Vereniging Natuurmonumenten

De vooroverlegreactie van Natuurmonumenten wordt hierna puntsgewijs samengevat en beantwoord.

  • De ruimtelijke en recreatieve druk (verkeer, betreding, verstoring stilte en duisternis, zwerfafval etc.) op de Loonse en Drunense Duinen neemt toe door de vele uitbreidingsplannen van recreatiebedrijven rondom het natuurgebied. De Loonse en Drunense Duinen worden opgesloten door een ring van alsmaar uitdijende recreatiebedrijven. Dat is volgens Natuurmonumenten niet wenselijk en in strijd met vastgesteld beleid (o.a. Natura2000). Verder ontstaat daardoor een barrière voor dieren zoals das en ree om vanuit het natuurgebied de zuidelijk gelegen weilanden te bereiken. Volgens Natuurmonumenten zouden we de recreatie rondom de Loonse en Drunense Duinen moeten beperken en past dat ook in het gedachtengoed van het masterplan Van Gogh Nationaal Park, omdat we zouden streven naar een betere spreiding van recreatie en toerisme om de kwetsbare gebieden heen.

Deze reactie klopt ten dele, maar is niet alleen terug te voeren op de uitbreiding van Recreatiepark Duinhoeve. De regio Hart van Brabant met de integrale gebiedsopgave Loonse en Drunense Duinen en schil, de provincie met de gebiedsgerichte aanpak en de gemeente Tilburg met Landschapspark Pauwels zetten allemaal in op het verlichten van de druk op de Duinen. Dit betekent niet per definitie dat het ruimtebeslag moet worden beperkt. Belangrijker is inzet op kwaliteitsverbetering. Dit betekent kwaliteitsverbetering van de recreatievoorzieningen, maar ook van de landschappelijke inrichting en natuurwaarden. Deze maatregelen helpen bij het verlichten van de druk op de Loonse en Drunense Duinen, te meer omdat het hier gaat om een kwaliteitsslag zonder een toename van het planologisch mogelijke aantal standplaatsen. Per saldo levert dit een extensiever ruimtegebruik op en een robuustere landschappelijke inrichting, waar natuurwaarden kunnen worden versterkt. Dit is uiteengezet in Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan. Het opstellen van een masterplan om de randen van de Loonse en Drunense Duinen beter toegankelijk te maken voor flora en fauna moet dan ook plaatsvinden op het schaalniveau van de regio of de integrale gebiedsopgave LDD en schil. Op woensdag 8 juni 2022 heeft hierover overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Tilburg en Natuurmonumenten en is concreet afgesproken dat de gemeente zich zal inspannen om deze opgave hoger op de agenda te plaatsen in de integrale gebiedsopgave LDD en schil van de regio Hart van Brabant.

  • De horecaregeling is volgens Natuurmonumenten te ruim, leidt tot een grotere verkeersaantrekkende werking en er wordt niet op toegezien of gehandhaafd.

Zoals elders in deze toelichting uitgebreid is verwoord, is de horecaregeling bedoeld om ervoor te zorgen dat Recreatiepark Duinhoeve de toevallige voorbijganger niet hoeft te weigeren. Dit is goed geborgd in de regels van het plan, waarin o.a. is bepaald dat reclame-uitingen om externe bezoekers naar de horeca te trekken niet zijn toegestaan, en dit is ook in lijn met het horecabeleid. Daarin staat dat horeca functies bij voorzieningen in het buitengebied primair ondersteunend moeten zijn aan de hoofdfunctie, maar zich ook moeten kunnen richten op externe bezoekers. Dat is precies wat er met het voorliggende bestemmingsplan wordt geregeld.

Toezicht en handhaving gebeurt in principe naar aanleiding van een handhavingsverzoek. Als er ten aanzien van het gebruik van de horeca een handhavingsverzoek wordt ingediend, dan zal hierop toegezien worden en waar nodig gehandhaafd.

Tijdens het overleg op 8 juni 2022 is ter sprake gekomen of het mogelijk is om in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente Tilburg en Recreatiepark Duinhoeve afspraken te maken over het gebruik van de horeca. Daar is gelet op de tweewegenleer geen mogelijkheid voor. Wat publiekrechtelijk kan worden geregeld (en in dit geval ook moet worden geregeld vanwege ruimtelijke relevantie) mag niet privaatrechtelijk worden vastgelegd. Een dergelijke overeenkomst zou nietig zijn. In de juridische regeling in het bestemmingsplan is het ondergeschikte karakter van het gebruik van de horecavoorziening ten behoeve van niet-campinggasten bovendien voldoende geborgd.

  • De natuurtoets is volgens Natuurmonumenten niet overtuigend, want die beperkt zich tot de locatie zelf en de externe werking is summier in beeld gebracht. Daarbij verwijst Natuurmonumenten naar een nieuw Beheerplan 2e fase dat verwacht wordt in 2023 waarbij niet alleen een behoudsdoelstelling maar ook een verbeterings- en uitbreidingsdoelstelling aan de orde is.

De gebruikelijke systematiek voor de uitvoering van een natuurtoets is dat er eerst een quickscan wordt gedaan op basis van één veldbezoek. Naar aanleiding van dit veldbezoek wordt beoordeeld of vervolgonderzoek noodzakelijk is. Omdat effecten op beschermde soorten op voorhand uitgesloten kunnen worden, is nader onderzoek naar beschermde soorten niet noodzakelijk. De quickscan die in 2018 is opgesteld is in april 2021 herzien. De conclusie bleef gelijk. De quickscan is volgens de gebruikelijke systematiek uitgevoerd en er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens.

Verder schrijft Natuurmonumenten dat de conclusies van een effectenbeoordeling voor Natura 2000 niet direct door te trekken zijn is naar een effectenbeoordeling voor het Natuur Netwerk Nederland. In zijn algemeenheid klopt dit. Echter in dit specifieke geval zijn er geen storingsfactoren te benoemen die wel effect zouden hebben op de doelen voor het Natuur Netwerk Nederland, maar niet op Natura 2000-doelen.

Het nieuwe beheerplan waar Natuurmonumenten naar verwijst, is nog geen vastgesteld of openbaar bekend document. Hiermee kan in de toetsing nog geen rekening gehouden worden.

  • Volgens Natuurmonumenten is het landschappelijk inrichtingsplan onvoldoende, want er zou bij kwaliteitsverbetering van het landschap ook buiten de planlocatie moeten worden geïnvesteerd in het landschap.

Volgens de regionale werkafspraken Kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant, actualisering 2015 zijn er drie soorten ontwikkelingen:

  1. Categorie 1: ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering niet van toepassing zijn of worden geacht te zijn;

  2. Categorie 2: ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn, maar waarbij het gaat om ontwikkelingen die een (zeer) beperkte invloed op het landschap hebben;

  3. Categorie 3: ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn en waarbij sprake is van een (substantiële) invloed op het landschap.

De uitbreiding van Recreatiepark Duinhoeve is een categorie 3 ontwikkeling. Ter plaatse van de beoogde uitbreidingen is namelijk sprake van een waardevermeerdering van gronden (bestemmingswinst). Op basis hiervan wordt een kwantitatieve eis gesteld dat 20% van de waardevermeerdering van de gronden moet worden geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit is de minimale basisinspanning.

Conform de regionale werkafspraken kan er op meerdere wijzen geïnvesteerd worden in kwaliteitsverbetering van het landschap:

  1. landschappelijke inpassing van bebouwing en bestemmingsvlakken;

  2. aanleg cq herstel van natuur- en landschapselementen ter versterking van de landschapsstructuur;

  3. aanleg recreatieve voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik(bankjes, wandelpaden, bebording, etc.);

  4. fysieke inrichtingsmaatregelen gericht op behoud en herstel van cultuurhistorie en archeologie;

  5. sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen/stallen/kassen en verwijderen verharding;

  6. fysieke bijdrage aan realisering NNB en ecologische verbindingszones (EVZ’s).

Landschappelijke inpassing is één van de onderdelen waar de minimale basisinspanning aan mag worden besteed. Ook onderhoud en beheer van het landschap mag voor een deel in de kosten worden meegenomen. De kostenverantwoording is uiteengezet in Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan. De kwaliteitsverbetering van het landschap voldoet daarmee aan de regionale werkafspraken.

Daarbij komt dat het inrichtingsplan reeds op 20 februari 2018 in het kader van de voorbereiding van het vorige bestemmingsplan door Recreatiepark Duinhoeve is besproken met Natuurmonumenten en Brabants Landschap. Naar aanleiding daarvan zijn andere plantsoorten in het plan verwerkt. Op dat moment is de nu gemaakte opmerking t.a.v. het landschapsplan niet naar voren gebracht. Dit bestemmingsplan heeft primair tot doel om de gebreken van het vernietigde bestemmingsplan te herstellen. Het gemeentelijke standpunt ten aanzien van de landschappelijke inpassing is ongewijzigd.

Desondanks is het landschappelijk inrichtingsplan aangevuld naar aanleiding van de vooroverlegreactie van Natuurmonumenten en het overleg dat daarover heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Eén van de punten van kritiek van Natuurmonumenten was dat alleen de omzoming van het park wordt verbeterd, terwijl een grotere kwaliteitsverbetering zou kunnen worden bewerkstelligd als de centrale delen van het recreatiepark - waar de standplaatsen en de voorzieningen zijn gelegen - ook verbeterd zouden worden. In de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan was reeds beschreven dat Recreatiepark Duinhoeve hier ook een kwaliteitsverbetering voor ogen heeft in de vorm van robuuster groen. Dit is nu ook in het landschappelijk inrichtingsplan verwoord. Daarin zijn uitgangspunten opgenomen voor de inrichting van het hele recreatiepark en zijn de effecten daarvan op het landschap en de natuur beschreven. Op die manier komt de beoogde kwaliteitsverbetering beter tot zijn recht in de plannen.

8.3 Omgevingsdialoog

Op 29 april 2021 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog– als gevolg van de op dat moment geldende landelijke coronarichtlijnen – een digitale informatieavond gehouden via Microsoft Teams. Van de elf genodigden waren er vijf present tijdens de avond. Vijf andere genodigden hebben zich afgemeld en met horecagelegenheid Bosch en Duin heeft een afzonderlijk gesprek plaatsgevonden met het recreatiepark. Tijdens de informatieavond heeft Recreatiepark Duinhoeve een toelichting gegeven op de aard en het doel van

het bestemmingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. De natuurorganisaties Vereniging Natuurmonumenten, Brabantse Milieufederatie en Brabants Landschap hebben niet deelgenomen aan de omgevingsdialoog. Een verslag van de omgevingsdialoog is te vinden in Bijlage 17 Verslag omgevingsdialoog.

De gemeente heeft aanvankelijk gepoogd een regierol op zich te nemen voor wat betreft de omgevingsdialoog door het starten van een mediation traject. Helaas moest in dat traject geconcludeerd worden dat het niet mogelijk bleek om een voor alle partijen bevredigende totaaloplossing te vinden. Uiteindelijk heeft Recreatiepark Duinhoeve zelf de omgevingsdialoog georganiseerd en de gemeente was hierbij aanwezig als toehoorder en om eventuele procesvragen te beantwoorden. De vragen van aanwezigen waren o.a. gericht op de gebreken van het vorige bestemmingsplan en hoe die zijn hersteld. Ook werden er vragen gesteld over de eventuele speelnatuur, de calamiteitenpoort, stikstof en diverse andere onderwerpen.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve’, heeft van maandag 1 augustus tot en met maandag 12 september 2022 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Zienswijzen konden worden ingediend door een ieder. Bij de gemeente zijn gedurende de periode van tervisielegging 6 zienswijzen ingekomen. De indiener van zienswijze 1 (Oude Bosschebaan 2) heeft gedurende de termijn nog een aanvulling op de zienswijze ingediend. De zienswijzen zijn tijdig ingekomen en zodoende ontvankelijk.

Recreatiepark Duinhoeve heeft op 14 november 2022 nog een aanvulling op de zienswijze ingediend. Formeel is deze aanvulling niet ontvankelijk. Toch is hier in zienswijze 3.4 een standpunt over ingenomen.

Een samenvatting van de zienswijzen en het standpunt van de gemeenteraad zijn te vinden in Bijlage 18 Nota van zienswijzen. De gemeenteraad heeft de ingebrachte zienswijzen met nummer 1 en 3 gedeeltelijk gegrond en overwegend ongegrond verklaard. De ingebrachte zienswijzen met nummer 2, 4, 5 en 6 zijn ongegrond verklaard.

Bijlage 1 Aanpassingen N.a.v. Uitspraak Rvs

Bijlage 1 Aanpassingen n.a.v. uitspraak RvS

Bijlage 2 Plattegrond Bestaande Situatie

Bijlage 2 Plattegrond bestaande situatie

Bijlage 3 Plattegrond Beoogde Situatie

Bijlage 3 Plattegrond beoogde situatie

Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoeksrapport

Bijlage 6 Archeologisch onderzoeksrapport

Bijlage 7 Verkeersonderzoek

Bijlage 7 Verkeersonderzoek

Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 9 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Risicoinventarisatie Externe Veiligheid

Bijlage 10 Risicoinventarisatie externe veiligheid

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoeksrapport

Bijlage 11 Akoestisch onderzoeksrapport

Bijlage 12 Rapport Geluidwering Gevels

Bijlage 12 Rapport geluidwering gevels

Bijlage 13 Geurrapport

Bijlage 13 Geurrapport

Bijlage 14 Belangenafweging Geur

Bijlage 14 Belangenafweging geur

Bijlage 15 Collegebesluit Agrarische Spuitzones

Bijlage 15 Collegebesluit agrarische spuitzones

Bijlage 16 Belangenafweging Agrarische Spuitzones

Bijlage 16 Belangenafweging agrarische spuitzones

Bijlage 17 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 17 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 18 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 18 Nota van zienswijzen