Tilburg, parapluplan waterberging & grondwaterbescherming
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 27-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en eventueel daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Tilburg, parapluplan waterberging & grondwaterbescherming met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2021008-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.7 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.8 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.11 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.12 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.18 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.20 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.21 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en/of ecologische verbindingszone(s) of die deze verbinden.
1.23 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.24 maaiveld
Het grondoppervlak, waarvan de hoogte opgegeven wordt ten opzichte van het NAP.
1.25 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.26 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.27 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
1.28 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.29 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.30 peil
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.31 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.32 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.33 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.34 waterwingebied
Een gebied waar waterwinning plaatsvindt t.b.v. de openbare drinkwatervoorziening, door onttrekking van grondwater.
1.35 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 2 Relatie Met De Geldende Bestemmingsplannen
-
Voor zover niet anders bepaald in artikel 3 blijven de regels behorende bij de aldaar genoemde bestemmingsplannen onverminderd van kracht.
-
Voor zover niet anders bepaald op de verbeelding bij dit bestemmingsplan blijven de verbeeldingen behorende bij de bestemmingsplannen genoemd in artikel 3 onverminderd van kracht.
Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels
3.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
3.2 milieuzone - waterwingebied
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone – waterwingebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening.
3.3 Milieuzone - boringsvrije zone
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone – boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
3.4 overige zone - waterbergingseis
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 1%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Tilburg, parapluplan waterberging & grondwaterbescherming
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
De aanleiding voor het bestemmingsplan Tilburg, parapluplan waterberging & grondwaterbescherming is tweeledig. De regels ten aanzien van regenwaterberging vloeien voort uit de gemeentelijke Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg en het Programma Water en Riolering 2024 - 2027. De regels ten aanzien van drinkwaterbescherming vloeien voort uit instructieregels van de provincie in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Hierna wordt ingegaan op de aanleiding voor de verschillende deelonderwerpen van dit bestemmingsplan.
Waterberging
Op 20 november 2023 is het Programma Water en Riolering 2024 - 2027 (PWR) vastgesteld door de gemeenteraad. Eén van de doelstellingen in het PWR is om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te maken. In dat verband is een regenwateropgave geïntroduceerd voor vervanging van verhard oppervlak en hanteren we nieuwe ondergrenzen bij toename van het verhard oppervlak. De regenwateropgave verplicht tot het aanbrengen van regenwaterberging bij vervanging en toename van verhard oppervlak. De regenwateropgave wordt nader toegelicht in paragraaf 2.3.2 van deze toelichting.
Om de regenwateropgave juridisch te verankeren is gekozen voor een paraplubestemmingsplan. Op deze manier kunnen de regels worden 'toegevoegd' aan de vigerende bestemmingsplannen. Bij toetsing van bouwplannen aan vigerende bestemmingsplannen moeten ook de regels uit het paraplubestemmingsplan in acht worden genomen en op die manier kan de regenwaterbergingsopgave voor heel de gemeente Tilburg worden ingevoerd.
Grondwaterbescherming
De provincie Noord-Brabant heeft de verantwoordelijkheid om de grondwaterwinning te beschermen. Het uitgangspunt is dat activiteiten in de fysieke leefomgeving niet mogen leiden tot verhoogde risico's voor de winning van water voor huidige of toekomstige menselijke consumptie. De provincie beschermt de kwaliteit van het grondwater door middel van regels in de omgevingsverordening.
In de provinciale omgevingsverordening worden waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones aangewezen en rechtstreeks werkende regels gesteld aan activiteiten in die gebieden. Daarnaast bevat de omgevingsverordening instructieregels voor gemeenten: bestemmingsplannen die betrekking hebben op de genoemde gebieden strekken mede tot bescherming van het grondwater. Met het voorliggende paraplubestemmingsplan worden de instructieregels vertaald en juridisch verankerd.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Tilburg.
1.3 Voorgaande Plannen
De regels in dit bestemmingsplan zijn van toepassing op de bestemmingsplannen zoals opgenomen in de tabellen in artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 van de regels van dit plan. In de meeste gevallen worden de regels toegevoegd aan de vigerende bestemmingsplannen. In enkele gevallen vervangen de regels bestaande regelingen. Dit is aangegeven in de genoemde tabellen.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
Er zijn geen rijksbelangen betrokken bij het voorliggende bestemmingsplan. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op rijksniveau (Nationale Omgevingsvisie, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Ladder voor duurzame verstedelijking) buiten beschouwing gelaten.
2.2 Provincie
Op 25 oktober 2019 heeft de provincie Noord-Brabant de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Hierin zijn de bestaande regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving uit de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening Ontgrondingen, de Verordening ruimte, de Verordening water en de Verordening wegen samengevoegd. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks werkende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld bestemmingsplannen en besluiten). Hierna wordt ingegaan op de provinciale regelgeving specifiek ten aanzien van drinkwaterbescherming.
Waterwingebied
Waterwingebieden zijn de gebieden waar drinkwater wordt gewonnen uit grondwater. In Noord-Brabant wordt het grondwater uit de grond gepompt door twee waterleidingbedrijven, Brabant Water en Evides. In een waterwingebied geldt een strikte vorm van bescherming. Daarom is een milieuzone in het bestemmingsplan opgenomen, waarbinnen regels gelden over het bouwen van bouwwerken binnen een waterwingebied. Op een locatie kunnen meerdere bestemmingen liggen, maar in een waterwingebied zijn op grond van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant alleen een natuur- of bosbestemming mogelijk. In de praktijk komt het voor dat gemeenten bestaande bestemmingen zoals ‘maatschappelijk’ in het kader van overgangsrecht handhaven. Dit is ook toegestaan op basis van art. 9.8 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
De gebiedsaanduiding milieuzone - waterwingebied betekent concreet dat gebruikers van gronden altijd rekening dienen te houden met de regels die gericht zijn op behoud en herstel van de drinkwatervoorziening. Deze regels gelden naast de regels voor onderliggende bestemmingen die op de grond rusten.
In het waterwingebied mogen alleen bouwwerken worden gebouwd die die ten dienste staan van de drinkwaterwinning. Hierbij kan worden gedacht aan bedrijfsgebouwen, pomphuizen, hekwerken en schakelkasten. Daarnaast is het mogelijk om binnen het waterwingebied bouwwerken op te richten die ten dienste staan van de onderliggende bestemmingen die op de betreffende gronden rusten, zoals natuur of bos. Daarvoor moet wel een omgevingsvergunning worden aangevraagd, omdat moet worden voorkomen dat activiteiten worden verricht die onevenredig afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Dit is bijvoorbeeld het geval als de fundering van een bouwwerk grondlagen kan aantasten die het grondwater beschermen of als er door uitloging van bouwmaterialen schadelijke stoffen in het grondwater terecht kunnen komen. Voor de afweging over het verlenen van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders advies aan de provincie. De provincie vraagt zo nodig advies aan het betrokken drinkwaterbedrijf.
Een initiatiefnemer moet zich naast de regels die in het bestemmingsplan staan, ook altijd houden aan de rechtstreeks werkende regels in de IOV. De rechtstreeks werkende regels die in de omgevingsverordening staan voor het drinkwaterwingebied verbieden met name het gebruik van (potentieel) schadelijke stoffen en het uitvoeren van andere werkzaamheden op of in de bodem, het toepassen van uitloogbare materialen en het (laten) gebruiken van gronden als parkeerterrein of voor evenementen.
Grondwaterbeschermingsgebied
Grondwaterbeschermingsgebieden liggen rondom waterwingebieden. In zo’n gebied kunnen meerdere bestemmingen liggen, zoals verkeer, wonen en bedrijven. Vervuiling van het grondwater is echter niet toegestaan. Binnen een grondwaterbeschermingsgebied is er een 25-jaarszone en soms een 100-jaarszone. De 25-jaarszone is een gebied waar een beschermende kleilaag ontbreekt. In zeer kwetsbare gebieden ligt hier nog een 100-jaarszone omheen. Deze ‘schillen’ zijn aangebracht om voldoende tijd te hebben om maatregelen te nemen of om de zuivering van het drinkwater aan te passen, als er onverhoopt een verontreiniging optreedt.
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden mag, voor bijvoorbeeld funderingen of kelders, op grond van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant zonder (start)melding niet dieper worden gegraven dan 3 meter onder het maaiveld, om de kwaliteit van het grondwater te beschermen. Tot een diepte van 3 meter onder het maaiveld zijn de risico’s voor het grondwater beperkt. Deze regel is overgenomen in het bestemmingsplan, in de vorm van een grens aan de maximale verticale diepte van een bouwwerk. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt toegestaan om een bouwwerk te bouwen dat dieper ligt dan 3 meter beneden maaiveld. Er moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden om te zorgen dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. Voor bouwwerken dieper dan 3 meter onder het maaiveld is onderzoek naar de effecten op het grondwater noodzakelijk. Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zijn het eerste aanspreekpunt, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde staten zullen het drinkwaterbedrijf zo nodig vragen om te adviseren over de risico’s van de werkzaamheden.
Een initiatiefnemer moet zich naast de regels die in het bestemmingsplan staan, ook altijd houden aan de rechtstreeks werkende regels in de IOV. De rechtstreeks werkende regels die in de omgevingsverordening staan voor het grondwaterbeschermingsgebied verbieden het bedrijfsmatig gebruik van voor het grondwater schadelijke stoffen, de toepassing van IBC-bouwstoffen, de aanleg van een buisleiding, opslag van dierlijke mest zonder bodembeschermende maatregelen, aanleg van een begraafplaats of uitstrooiveld en activiteiten waarvan de werking berust op het direct of indirect onttrekken of toevoegen van warmte aan het grondwater, waaronder bodemenergiesystemen.
Boringsvrije zone
Bij een boringsvrije zone wordt het water gewonnen uit een dieper pakket, dat wordt afgesloten door een kleilaag. Boringsvrije zones zijn daarom minder kwetsbaar dan grondwaterbeschermingsgebieden. De vaststelling van de zonegrens wordt bepaald door de horizontale reistijd van 25 jaar in het watervoerend pakket waaruit onttrokken wordt.
De Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant bepaalt dat bestemmingsplannen van toepassing op een boringsvrije zone mede moeten zorgen voor behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Hieraan geeft de gemeente invulling door middel van een aanlegvergunningenstelsel voor activiteiten in de bodem op een diepte van meer dan 10 meter. De vergunning voor boringen of andere grondwerkzaamheden kan worden verleend als boringen of grondwerkzaamheden dieper dan 10 meter beneden maaiveld gaan, maar de beschermende kleilaag niet doorboren. Dit kan het bevoegd gezag nagaan door in de kaartbank van de provincie Noord-Brabant in de map 'Water in de Interim Omgevingsverordening’ de kaartlaag Boordiepte Boringsvrijezone (de laatste kaartlaag in de map Water Algemeen) te raadplegen. Deze kaart gebruikt de provincie ook om te bepalen of boringen meldingsplichtig zijn op grond van de IOV.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
-
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
-
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
-
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen: de Brabantstrategie, de Regiostrategie en de Stadsstrategie. Deze worden hierna toegelicht.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
-
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
-
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
-
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten (Binnenstad van de 21e eeuw, Tilburg University Campus, Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven en Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant) en drie stadsregionale parken (Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven, Stadsbos013 en stadsregionaal park Noord).
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten (Bedrijvenpark Zuid, zorgcluster Leijpark en het duurzaam energielandschap Noord) en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. De hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten;
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig;
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk;
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding;
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners;
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal;
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar;
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen;
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers;
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken.
2.3.2 Programma Water en Riolering 2024 - 2027
Het Programma Water en Riolering (PWR) is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het PWR wordt vastgelegd wat de gemeente wil bereiken en wat de rolverdeling is tussen overheid, bewoners en bedrijven ten aanzien van stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Het PWR is tevens de basis voor de gemeentelijke rioolheffing.
Eén van de doelstellingen in het PWR is om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te maken. Door klimaatverandering krijgen we te maken met zwaardere buien, een toename van warme dagen, langdurige perioden van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Deze verandering stelt nieuwe eisen aan het watersysteem, de waterketen en de omgeving. Als we droge voeten en een leefbare omgeving willen behouden, moet iedereen hier een steentje aan bijdragen.
Als gevolg van het veranderende klimaat is de bestaande situatie vaak niet bestand tegen hevige buien en langdurige droogte. Om wateroverlast (hinder of ernstige hinder) te beperken en de kans op waterschade te minimaliseren, zijn maatregelen nodig. Daarom geldt voor werkzaamheden in de bestaande omgeving een regenwateropgave. Voor uitbreidingen is de opgave om de nieuwe omgeving klimaatadaptief in te richten, met voldoende ruimte voor waterberging. De volgende criteria bepalen de regenwateropgave voor verschillende categorieën van werkzaamheden:
Regenwateropgave | Opgave bij A < 50 m2 | Opgave bij 50 ≤ A < 200 m2 | Opgave bij A ≥ 200 m2 | |
Ruimtelijke ontwikkeling | m2 vervanging * | Geen | 10 mm | 60 mm *** |
m2 toename * | Geen | 20 mm | 60 mm *** | |
Openbare ruimte | m2 vervanging * | Geen | 10 mm | Locatiespecifiek ** |
m2 toename * | Geen | 20 mm | 60 mm |
Tabel 1: regenwateropgave per type en schaal van ontwikkeling
*De opgave geldt voor verhard oppervlak waarvan het hemelwater op het watersysteem wordt aangesloten. Verhard oppervlak waar niets mee gebeurt of verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct infiltreert in de bodem zonder overloop, krijgt geen opgave.
**Er geldt altijd een minimale opgave van 10 mm voor bergen en infiltreren.
***Bij ruimtelijke ontwikkelingen mag rekening worden gehouden met bestaande berging (mits aantoonbaar en beschikbaar).
De opgave van 10 mm heeft als doel om het water van de kleine buien af te vangen en toe te voegen aan de grondwatervoorraad met het oog op de toenemende verdroging.
Het Programma Water en Riolering 2024 - 2027 is in de regels van dit paraplubestemmingsplan doorvertaald door middel van een voorwaardelijke verplichting. Het bouwen van een (vergunningplichtig) bouwwerk met een oppervlakte groter dan 50 m2 is uitsluitend toegestaan als er voorzien wordt in voldoende waterberging, overeenkomstig het gestelde in het Programma Water en Riolering 2024 - 2027. Er is een dynamische verwijzing opgenomen. Dat wil zeggen dat als het PWR wordt vervangen door andere, nieuwere regelgeving ook de waterbergingseis uit die nieuwe regels gaat gelden.
2.3.3 Uitvoeringsagenda Koel Tilburg
Het klimaat verandert sneller dan verwacht en zet de leefbaarheid van de stad onder druk. We willen dat onze stad en dorpen prettig zijn om in te wonen, te werken en te verblijven. Daarom willen we dat de stad leefbaar blijft tijdens hittegolven, dat regenwater geen schade veroorzaakt en dat de Tilburgse bodem niet verder uitdroogt. In de Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie is opgeschreven hoe we in Tilburg samenwerken aan een Koel Tilburg.
De Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg is tot stand gekomen door in gesprek te gaan met partijen uit de stad. We zetten in op bewustwording, gedeeld eigenaarschap en projecten van en met de stad. Om hier een olievlekwerking van uit te laten gaan. Initiatiefnemers, bedrijven en organisaties uit de stad die bijdragen aan de doelstellingen nodigen we nadrukkelijk uit om mee te gaan in de beweging die met de Uitvoeringagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg in gang is gezet.
Het klimaat verandert sneller dan gedacht. Daarom vinden we dat ieder initiatief of ontwikkeling moet bijdragen aan het klimaatbestendiger maken van de stad. Om hier richting aan te geven hebben we zes doelstellingen geformuleerd en zijn er beleidsregels voor een klimaatrobuuste inrichting en ontwerp vastgesteld. De beleidsregels voor het omgaan met regenwater zijn uitgewerkt in het Programma Water en Riolering 2024 - 2027. De beleidsregels worden juridisch verankerd in onder andere bestemmingsplanregels en Handboek Openbare Ruimte.
2.4 Waterschap
De waterschapsregels gelden naast het parapluplan
Ook de waterschappen hebben regels voor het omgaan met regenwater. De waterschapsregels gelden naast dit bestemmingsplan; een ruimtelijke ontwikkeling moet ook voldoen aan de waterschapsregels. De waterschapsregels richten zich op het voorkomen van versnelde afvoer van regenwater naar het oppervlaktewatersysteem als gevolg van een toename van verhard oppervlak. Het kan dan gaan om nieuwe bebouwing, maar ook om nieuwe wegen, parkeerterreinen of andere verhardingen:
-
Bij een verhardingstoename tussen 500 m2 en 10.000 m2 gelden algemene regels voor het realiseren van regenwaterberging.
-
Voor ruimtelijke ontwikkelingen met een verhardingstoename van meer dan 10.000 m2 geldt een watervergunningplicht. Daarbij is een waterhuishoudkundig plan nodig, waarin de initiatiefnemer uitwerkt hoe hij omgaat met regenwater en welk effect de ontwikkeling heeft op het watersysteem.
Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de Keur van zowel waterschap De Dommel als Brabantse Delta.
Hoofdstuk 3 Opzet Planregels
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
3.1 Begrippen
In artikel 1 van het bestemmingsplan zijn de begripsbepalingen opgenomen.
3.2 Bestemmingen
In dit bestemmingsplan zijn geen bestemmingen opgenomen. Een overzicht van de geldende bestemmingsplannen waarop dit paraplubestemmingsplan van toepassing is, is opgenomen in de tabellen in artikel 3 van de regels. Daarin zijn de plannamen en de IMRO codes van de geldende bestemmingsplannen opgenomen en is aangegeven of de desbetreffende regeling een bestaande regeling vervangt of wordt toegevoegd aan het geldende bestemmingsplan. De regels in de geldende bestemmingsplannen blijven, naast dit plan, gelden. Dit bestemmingsplan geldt naast de genoemde bestemmingsplannen.
3.3 Algemene Aanduidingsregels
In de algemene aanduidingsregels in artikel 3 van het voorliggende bestemmingsplan zijn vier gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze worden hierna toegelicht.
Artikel 3.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Met dit artikel worden de regels voor het grondwaterbeschermingsgebied toegevoegd aan alle ter plaatse geldende bestemmingsplannen. De regeling bevat een vergunningplicht voor bouwen met een diepte van meer dan 3 meter in het grondwaterbeschermingsgebied.
Artikel 3.2 milieuzone - waterwingebied
Met dit artikel worden de regels voor het waterwingebied toegevoegd aan alle ter plaatse geldende bestemmingsplannen. De regeling bevat een verbod om bouwwerken te bouwen anders dan bouwwerken ten dienste van de drinkwatervoorziening. Onder bepaalde voorwaarden kan omgevingsvergunning verleend worden om hiervan af te wijken.
Artikel 3.3 milieuzone - boringsvrije zone
Met dit artikel worden de regels voor de boringsvrije zone toegevoegd aan alle ter plaatse geldende bestemmingsplannen. De regeling bevat een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een diepte van meer dan 10 meter in de boringsvrije zone.
Artikel 3.4 overige zone - waterbergingseis
Met dit artikel worden de regels voor waterberging toegevoegd aan alle ter plaatse geldende bestemmingsplannen die nog geen (actuele) regeling bevatten voor waterberging. Deze gebiedsaanduiding beslaat het hele ambtsgebied.
De regeling bepaalt dat het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 50 m² of groter uitsluitend is toegestaan als voldaan wordt aan de waterbergingsopgave zoals neergelegd in het geldende Programma water en riolering. Wordt het Programma water en riolering gewijzigd, dan moet worden voldaan aan de gewijzigde waterbergingsopgave.
3.4 Overgangs- En Slotregels
in artikel 6 en 7 zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen. In artikel 6 is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling artikel 7 wordt de exacte naam van het bestemmingsplan weergegeven.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan is gericht op de juridische verankering van nieuw beleid en bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. De gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan worden betaald uit de algemene middelen. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
5.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieueffectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 26 februari 2021 gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad.
5.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties.
Instantie | Datum verzending | Datum reactie |
Provincie Noord-Brabant | 6 januari 2023 | n.v.t. |
Waterschap Brabantse Delta | 6 januari 2023 | 16 februari 2023 |
Waterschap De Dommel | 6 januari 2023 | 6 februari |
Brabant Water | 6 januari 2023 | n.v.t. |
Hierna volgt een overzicht van de opmerkingen, suggesties en aanpassingen n.a.v. het vooroverleg.
Wijziging beleid/dynamische verwijzing
In het conceptbestemmingsplan zat een statische verwijzing naar de waterbergingseis. Als het Programma Water en Riolering en de waterbergingseis worden gewijzigd, zou niet automatisch de regeling in het parapluplan gewijzigd worden. Door een dynamische verwijzing op te nemen wordt hier wel in voorzien. Deze suggestie wordt overgenomen. Eén van de waterschappen deed aanvullend de suggestie om het beleid zodanig aan te passen dat ook in de Blaak en de Reeshof een waterberging van 60 liter per vierkante meter wordt vereist. Dat is nu niet het doel van het paraplubestemmingsplan, maar eventuele toekomstige wijzigingen worden door de dynamische verwijzing wel direct juridisch bindend.
Ruimere formulering waterbergingseis
Eén van de waterschappen deed de suggestie om de verplichting om een waterberging aan te leggen niet alleen te verbinden aan het bouwen van bouwwerken, maar ook aan het aanleggen van verharding. Hier is bewust niet voor gekozen. Op dit moment geldt er op de meeste plekken in de gemeente Tilburg geen vergunningplicht voor het aanleggen van verharding. Dit zou een grote verandering zijn voor inwoners waar meer communicatie over nodig zou zijn. Op dit moment wordt de suggestie niet overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Wanneer het volledige beleid over klimaatadaptatie wordt vertaald in het omgevingsplan zal bekeken worden of er een vergunningplicht zal worden geïntroduceerd voor de aanleg van verharding. Dit kan dan mogelijk in samenhang met andere klimaatadaptieve maatregelen worden beoordeeld.
Verwijzing maken naar waterschapbeleid
Verzoek van één van de waterschappen was om in de toelichting te beschrijven dat naast het gemeentelijk beleid ook het waterschapsbeleid van kracht is en er voor sommige projecten een watervergunning nodig is. Dit is verwerkt in de toelichting.
Overleg provincie Noord-Brabant
In het conceptbestemmingsplan waren regels opgenomen ten aanzien van grondwaterbescherming. Deze regels waren overgenomen uit een handreiking van de provincie Noord-Brabant. De genoemde handreiking geeft een voorbeeld hoe instructieregels uit de IOV doorvertaald kunnen worden in het bestemmingsplan. De voorbeeldregels leken op het eerste gezicht prima werkbaar.
Echter de gemeente ontving tijdens de omgevingsdialoog een aantal vragen over de regels t.a.v. grondwaterbescherming. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente ambtelijk contact gezocht met de provincie Noord-Brabant. Door belanghebbenden zijn vragen gesteld over de concrete toepassing van de regels die gelden in het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. In het conceptbestemmingsplan was bepaald dat bepaalde activiteiten binnen het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied verboden zijn zonder omgevingsvergunning. Het ging zowel om bouwen als om werken en werkzaamheden. Voor de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning zou advies worden gevraagd aan het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Noord-Brabant (uitvoering door de omgevingsdienst). We hebben geconstateerd dat voor wat betreft de werken en werkzaamheden de rechtstreeks werkende regels uit de IOV voldoende bescherming bieden van het grondwater en dat een regeling in het bestemmingsplan puur een signaleringsfunctie zou hebben. Na het overleg met de provincie is het verbod op werken en werkzaamheden in het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied verwijderd. In paragraaf 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt gewezen op de rechtstreeks werkende regels. Het verbod op bepaalde bouwwerkzaamheden blijft wel gehandhaafd.
Van Brabant Water heeft de gemeente geen vooroverlegreactie ontvangen.
5.3 Omgevingsdialoog
Op 6 januari 2023 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog het voorliggende conceptbestemmingsplan ter inzage gelegd. Dit is gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad, in een nieuwsbericht op Tilburg.nl en een artikel in het Stadsnieuws. Aan de belanghebbenden in het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied is een persoonlijke kennisgeving gestuurd in de vorm van een bewonersbrief. Gedurende een periode van zes weken (6 januari t/m 17 februari 2023) heeft een ieder de gelegenheid om een reactie in te dienen op het conceptbestemmingsplan. Afhankelijk van de aard en omvang van de reacties zal worden bepaald op welke wijze de reacties worden beantwoord en of er nog een vervolg wordt gegeven aan de omgevingsdialoog. De reacties zijn beantwoord en zijn terug te vinden in bijlage 1 (inspraakreacties omgevingsdialoog). Het advies van de waterschappen om dynamisch te verwijzen naar het vigerend regenwaterbeleid is aangenomen.
5.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan “Tilburg, parapluplan waterberging & grondwaterbescherming” heeft van maandag 18 december 2023 tot en met maandag 29 januari 2024 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Zienswijzen konden worden ingediend door een ieder. Bij de gemeente zijn in totaal zeven zienswijzen ingediend. Zes zienswijzen zijn gedurende de termijn ingediend en zodoende ontvankelijk. Er is daarnaast één zienswijze buiten de termijn ingediend. Deze is niet ontvankelijk, maar is wel meegenomen in de beoordeling van de zienswijzen.
Voor de samenvatting en inhoudelijke beoordeling van de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in bijlage 2 (nota van zienswijzen). Vijf zienswijzen hebben inhoudelijk geen betrekking op het paraplubestemmingsplan.
Bijlage 1 Inspraakreacties Omgevingsdialoog
Bijlage 1 Inspraakreacties omgevingsdialoog