Oude Stad Noordwest 2016; 4e herziening (Tongerlose Hoefstraat 83)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 14-11-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Oude Stad Noordwest 2016; 4e herziening (Tongerlose Hoefstraat 83) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2021017-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 77.4van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 Arbeidsmigrant
Een (EU)burger die zich op basis van economische motieven tijdelijk in Tilburg vestigt om werk (voor laagopgeleiden) te verrichten.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.13 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.16 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.
1.19 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.24 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.25 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.26 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.27 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.28 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.30 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in de al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, craderieëen, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festicals of daarmee te vergelijken activitetiten.
1.31 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.34 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.35 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.36 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.37 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.38 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.39 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.40 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.41 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.42 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.43 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.44 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van
ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden
en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.45 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en
biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.46 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.47 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.48 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.49 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.50 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.51 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.52 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.53 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.54 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.55 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.56 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.57 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.58 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
-
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
-
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;
1.59 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een inrichting waarvoor krachtens het Activiteitenbesluit regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.60 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.61 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.62 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.63 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.64 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.65 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.66 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.67 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.68 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.69 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.70 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.71 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.72 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.73 zorgwoning
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - Lint
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergrondse bouwwerken
7.2 Hoofdtoegang woningen
7.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
7.4 Ruimte tussen bouwwerken
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
-
de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
-
de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
-
de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
-
de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' projecteren;
-
de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;
-
er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
-
na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
-
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ''Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer - Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
-
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
-
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
-
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte
van de openbare ruimte;
b. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
c. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
d. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open
erven.
12.2 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Oude Stad Noordwest 2016; 4e herziening (Tongerlose Hoefstraat 83)
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van zeven grondgebonden woningen op het perceel gelegen aan de Tongerlose Hoefstraat 83 en de IJskelderstraat te Tilburg.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het perceel kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie O, nummers 5541, 3841, 5542 en 5639, plaatselijk bekend Tongerlose Hoefstraat 83. Het plangebied ligt in de Oude Stad Noordwest en wordt begrensd door de IJskelderstraat in het noorden en westen en de Tongerlose Hoefstraat in het zuiden.
Figuur 1: ligging plangebied in Tilburg
Figuur 2: luchtfoto plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemingsplan 'Oude Stad Noordwest 2016', dat op 12 december 2017 onherroepelijk is geworden. In dat bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen - Lint' en zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en 'bedrijf, van categorie 1' mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s) .
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De ontstaansgeschiedenis van dit stadsdeel is terug te vinden in de ruimtelijke opbouw ervan. Structurerende elementen in het gebied zijn de oude 'linten' met daarnaast de twee latere grootschalige elementen: de Ringbaan en het Wilhelminakanaal. Tussen deze opvallende elementen bevinden zich de meer 'verscholen' delen van de wijk. Tussen het kanaal en Ringbaan-Noord zijn het de bedrijfsterreinen van de Kanaalzone. Ten zuiden van Ringbaan-Noord zijn het de woonbuurten, kleine pleinen en plantsoenen, nauwe straten, binnenterreinen met bedrijven en garages, alsmede overblijfselen van een het kasteel van Tilburg in de Stenen Kamerpark. De hoofdstructuur wordt gevormd door verschillende historische lijnen waarvan de lijn de Hasseltstraat – Tongerlose Hoefstraat/Kwaadeindstraat - Gasthuisring de belangrijkste is. De hoofdstructuur is onderdeel van een grotere structuur, de structuur van historische linten die een belangrijke ruggengraat vormt van de oude stad van Tilburg. De linten hebben een divers en organisch karakter, zowel in functies als in bouwstijl (bouwjaar, maat, schaal en dichtheid). Tussen de historisch lijnen en de daaraan organisch gegroeide bebouwing liggen de meer planmatig opgezette woongebieden. Dit waren vroeger de weide gronden achter de boerderijen en later achter de fabrieken, nu zijn het de diverse woonbuurtjes uit verschillende tijdsperioden met verschillende stedenbouwkundige opzet en verschillende bouwstijlen. Een aantal gebieden waaronder veel oude fabrieksterreinen zijn op hun buurt ook al weer getransformeerd.
Een inventarisatiekaart uit 1975 waarbij in een oogopslag het structurele onderscheid tussen linten en planmatige (woning)bouw zichtbaar is. Afbeelding uit tijdschrift stichting tot behoud van Tilburg Cultuurgoed.
Enkele van de straten die Oude Stad Noordwest doorsnijden behoren tot de oudste van Tilburg en gaan in hun ontstaan vaak aantoonbaar terug tot tenminste de late middeleeuwen. Hier zijn vooral de Hasseltstraat en de Tongerlose Hoefstraat en de Kwaadeindstraat van belang. De Ringbaan West (het gedeelte tussen de Kwaadeindstraat en de Hasseltrotonde is pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw aangelegd) werd hier vooral een brede ringweg met veel groene ruimtes. Het tussen 1919 en 1923 door Rijkswaterstaat aangelegde Wilhelminakanaal vormt een belangrijk structuurelement in Oude Stad Noordwest. In het gebied rond de Van Bylandtstraat waar zich het kasteel van Tilburg bevond, zijn na een opgraving rond 1980 de funderingen tot boven het maaiveld opgemetseld. Enkele van de aangrenzende straten verwijzen voor wat betreft de naamgeving naar het kasteel.
De randen van het gebied worden gevormd door de Ringbanen, de kanaalzone en het spoor, aan deze randen komen ook andere bebouwingsvormen en dichtheden voor dan in de woonbuurten.
De Tongerlose Hoefstraat: een rustig lint
Een lint is een verbindingsweg met gebouwen die naast elkaar of aaneengrenzend zijn gebouwd en die zich uitstrekken aan weerszijden van een straat. Ze zijn organisch gegroeid en groeien en veranderen nog steeds. Een lint is erg waardevol voor een stad. Vaak zijn het belangrijke verkeersaders. Ze herbergen een groot deel van de winkelvoorzieningen en een aanzienlijk deel van de bedrijvigheid van Tilburg. Ze 'vertellen' de ontstaansgeschiedenis van de stad. Kenmerkend is de diversiteit van de bebouwing en de functie die deze bebouwing vervult. Linten zijn geen op zichzelf staande elementen, maar zijn met elkaar verbonden, fungeren als geheel en vormen zo een belangrijke stedelijke structuur.
In Oude Stad Noordwest zijn de voornaamste linten: Goirkestraat/Oude Lind midden door het gebied loopt van oost naar west de Hasseltstraat/Kwaadeindstraat. De doorzetting van de Kwaadeindstraat in westelijke richting is van een latere datum en bestaat voornamelijk uit rijtjes grondgebonden woningen. Een lint van lagere orde met een smaller profiel en kleinere huizen is de Tongerlose Hoefstraat.
Hasseltstraat en Kwaadeindstraat
In de "Structuurvisie Linten in de Oude Stad" wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:
-
Bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad. Voorbeeld: Goirkestraat
-
Rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt. Voorbeeld: Tongerlose Hoefstraat.
Zie ook subparagraaf 2.3.2
Stedenbouwkundige inpassing plan
Het plangebied ligt op de hoek van de Tongerlose Hoefstraat en de IJskelderstraat, aan de achterzijde begrensd door de ontsluiting naar de parkeerplaats van het voormalige Tegroterrein, dat is herontwikeld naar woningen en kleinschalige bedrijvigheid.
De omgeving wordt gekenmerkt door gevarieerde, voornamelijk grondgebonden woonbebouwing, op enkele plekken afgewisseld met kleinschalige bedrijvigheid en andere functies. De Tongerlose Hoefstraat heeft een vrij eenduidig bebouwingspatroon van voornamelijk 2 laags bebouwing met langskap. Deze bouwtypologie wordt hier en daar doorbroken met een klein hoekaccent, een andere kaprichting of een beperkte verhoging van de gootlijn. De IJskelderstraat heeft een meer diffuus stedenbouwkundig beeld. Aan de westzijde van deze straat ligt sterk uiteenlopende bebouwing, met een afwisseling van straatgerichte woningen, achtertuinen behorende bij hofjes, kleinschalige bedrijvigheid en opslaggebouwen.
De overheersende architectonische kenmerken van de omgeving zijn baksteen, wisselende gootlijsten, betonnen accenten. Latere aanpassingen hebben bij een aantal woningen geleid tot verstoring/ verrommeling van dit beeld. Het plangebied zelf heeft eveneens een negatieve invloed op het straatbeeld van de IJskelderstraat, door lage, niet representatieve aanbouwen. De opening in de Tongerlose Hoefstraat, met hekwerk, detoneert in de verder gesloten straatwand.
Het plan speelt in op de omschreven stedenbouwkundige kwaliteiten en repareert de genoemde verstoringen in het straatbeeld door:
-
het completeren van de hoek en de straatwanden tot aan het naastgelegen perceel resp. de ontsluiting van de parkeerplaats;
-
een bescheiden hoekaccent met openingen in de kopgevel en een mee-ontworpen, verbindende tuinmuur;
-
een rustige, maar zorgvuldig architectuur: een ‘opgesloten kap’, gevelopeningen die verwijzen naar de bestaande raamomlijstingen, baksteen en mooie details;
-
een functie die past in de omgeving: 2 grondgebonden woningen in de Tongerlose Hoefstraat en 5 grondgebonden woningen in de IJskelderstraat;
-
Een goede parkeeroplossing, uit het zicht, in de zijstraat.
Technische infrastructuur
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda – Tilburg, Tilburg – Vught en de A58. Dit is een belangrijk technische infrastructurele voorziening met ruimtelijke relevantie, in verband met het aspect externe veiligheid. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.4 Externe veiligheid.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking
getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch
wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is
op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de
inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van
de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op
doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels
opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en
deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan
bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de
gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een
bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing
zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe
ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet
een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een
of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.
Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde
projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.
Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.
Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van
de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro
vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.
In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de
bij het Barro behorende kaarten.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van zeven grondgebondenwoning mogelijk gemaakt. Uit de jurisprudentie blijkt dat voor kleinschalige ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. In de overzichtsuitspraak ladder voor duurzame verstedelijking van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724 ) is aangegeven dat een bestemmingsplan dat voorziet in niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt.
2.2 Provincie
2.2.1 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
2.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een
actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke
onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar
2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet
rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke
ordening biedt.
2.2.3 Interim omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Project in relatie tot Interim omgevingsverordening
Het plangebied maakt in de Interim omgevingsverordening onderdeel uit van het werkingsgebied "Stedelijk gebied"en onderverdeling 'stedelijk concentratiegebied'. De ontwikkeling kan gezien worden als een duurzame stedelijke ontwikkeling. De woningen worden conform het geldende Bouwbesluit energieneutraal gebouwd. Daarnaast zijn de gronden reeds voorzien van een 'woonbestemming', waardoor geen sprake is van een nieuwe ruimtebeslag. Met het bouwplan wordt tevens een open ruimte aan de IJskelderstraat en de Tongerlose Hoefstraat ingevuld. Geconcludeerd wordt, dat voldaan is aan het beginsel van zuinig ruimtegebruik.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
-
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
-
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
-
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Project in relatie tot Omgevingsvisie Tilburg 2040
Het plangebied ligt niet binnen een gebied met een bovenlokale of regionale betekenis. De Brabant- en
regiostrategie zijn niet van toepassing. Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied. De beoogde woningen dragen bij aan de differentiatie in woonmilieus zoals volgt uit de stadsstrategie.
2.3.2 Structuurvisie linten oude stad
De Structuurvisie linten is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten.
In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:
-
bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad;
-
rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.
Doelen
De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:
-
bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;
-
vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;
-
introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;
-
behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);
-
behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.
Visie en uitvoeringsprogramma
De visie op de linten volgt de drie thema's ruimtelijke ordening (met de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw), openbare ruimte en samenwerking met partijen op de linten.
Ruimtelijke ordening:
I Detailhandel/bedrijvigheid
-
versterken dynamiek en levendigheid in de linten
-
de linten economisch vitaal houden (o.a. ondernemersklimaat op peil houden)
- maatregelen detailhandel/bedrijvigheid
A. De dynamiek concentreren in bedrijvige linten
B. Stimuleren de broedplaatsfunctie in bedrijvig linten
C. Investeren in samenwerking tussen overheid en ondernemers
II Wonen
-
behouden en versterken van de diversiteit in bebouwing en bewoning
-
beperken van appartementenbouw
-
historisch karakter van de linten als woonkwaliteit behouden
- maatregelen wonen
A. Aanpassing van de functie wonen in bestemmingsplannen
B. Aanpassing van richtlijnen bouwbreedte en bouwhoogte (K1,'korrel overig')
C. Stimuleren van nieuwe woonvormen
III Cultuurhistorie
-
inzet erfgoed (objecten en structuur) als randvoorwaarde voor beheer en ontwikkeling
-
meer zorg voor historische bebouwing en de kenmerkende korrelgrootte
-
behoud van ensembles
- maatregelen cultuurhistorie
A. Planologisch vastleggen van cultuurhistorische ensembles
B. Formaliseren in de systematiek van de beheerbestemmingsplannen
C. Visie linten effectueren binnen specifieke planologische mogelijkheden
D. Stimuleren van hergebruik van waardevolle ensembles en monumenten
E. Investeren in uitstraling en communicatie van/over de linten
IV Stedenbouw
-
zorgvuldiger omgaan met de linten door aandacht voor:
-
de korrel, maat en schaal van de bebouwing
-
aanwijzing van ensembles
-
aandacht voor de overgang van de linten naar de buurt
-
benadrukken van het verschil tussen monofunctionele woongebieden achter de linten en rustige en bedrijvige linten door een andere manier van bouwen (bijv. grotere diversiteit of meer stedelijke woningtypes aan de bedrijvige linten)
-
aandacht voor diversiteit in de linten
- maatregelen stedenbouw
A. Beperking van de bouwbreedte en bouwhoogte
B. Niet alleen kijken naar de bebouwingswand, maar naar de volledige diepte van het perceel
C. Ondergronds parkeren is niet verplicht. Het is wel verplicht om parkeerplaatsen mee te verkopen.
D. Door het beschermen van ensembles verwanding (= te lange en brede gebouwen) tegengaan
V Openbare ruimte
-
behouden en versterken van de herkenbaarheid en continuïteit van de linten
-
investeren in de kwaliteit, uitstraling en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte
- maatregelen openbare ruimte
A. Afstemmen van evt. hogere eisen in de bedrijvige linten met beheer en onderhoud bedrijvige linten
B. Groen waar het kan
C. Meer aandacht voor het verblijfskarakter
D. Efficiënter omgaan met parkeren
E. Toepassen van principeprofielen voor rustige en bedrijvige linten
F. Bij herinrichting linten aansluiten op het Meerjarenprogramma
VI Samenwerking
-
het collectief belang van de linten benadrukken en uitdragen
-
bedrijvigheid op bedrijvige linten vitaal houden
-
gezamenlijke laagdrempelige projecten opzetten
- maatregelen samenwerking
Voortzetten lintenmanagement op de Korvelseweg en Besterdring
Structuurvisie Linten oude stad: bedrijvige en rustige linten
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Door de ontwikkelaar is een zonnestudie (zie bijlage 6) verricht met toepassing van de Haagse norm. Uit dit onderzoek is gebleken dat er niet minder dan 2 uur zon overblijf voor de bestaande woningen door de komst van de nieuwe bebouwing.
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische geografie
-
Voor Het plangebied ligt ten noorden van die Scijve, een voormalig open complex van akkers en gemeijnt, gelegen op een ovaalvormig plateau tussen de herdgangen de Reit, Hasselt, Veldhoven, Heuvel, Korvel en Berkdijk, ten noordwesten van het voormalige kasteel van Tilburg;
-
Op historische kaarten is het landgebruik tot het midden van de twintigste eeuw als agrarisch te typeren. De locatie van het plangebied behoorde dan ook tot het akkerareaal dat ressorteerde onder het voormalige kasteel van de heren van Tilburg. Waarschijnlijk werden deze gronden ontgonnen vanuit de zuidelijker in de huidige Bouwmeestersbuurt gelegen Waterhoef (nu gesloopt, ook wel Pijlijserhoeve genoemd);
-
De Tongerlose Hoefstraat vormt de oude verbindingsas tussen de herdgang Veldhoven in het oosten en de Tongerlose Hoef, behorend tot de Reit, in het westen; de Hasseltstraat die aan de oost en noordzijde van het plangebied is gelegen was de verbindingsweg tussen de herdgangen Veldhoven en Hasselt.
-
De naam IJskelderstraat is relatief recent (vastgesteld in 1950), maar werd wel genoemd naar de ijskelder van het oude kasteel van Tilburg. Deze in het Bosch schoon gemetselde zeer doelmatig ingerichte ijskelder, onder eenen hoogen fraai beplanten Berg, was naamgevend voor het gebied tussen Hasseltplein, Hasseltstraat, Reitse Hoevenstraat en Tongerlose Hoefstraat, op de kadasterkaart van 1832 aangeduid als den IJskelder. De ijskelder zelf lag mogelijk langs de huidige IJskelderstraat ter hoogte van het Johan Verassenplein of het Margriethof;
-
Op het beschikbaar historisch kaartmateriaal (1760-1955) is geen historische bebouwing in of nabij de locatie weergegeven.
-
Vanaf de jaren 1940-50 werd de omgeving stelselmatig ingevuld met woningbouw als laatste fase van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak dat sterk stoelde op de principes van ir. J. Rückert.
3.3.2 Archeologie
-
De basis voor het archeologische beleid van Tilburg is gelegen in de beleidsnota ‘Grond voor Verleden. Archeologische monumentenzorg in Tilburg’.
-
Volgens de paleogeografische basiskaart van regio Tilburg, ligt het gebied in een zone met dekzand aan de rand van een plateau (welving/dalflank) waarop later enkeerdgronden zijn ontstaan. Op basis van deze verwachte afzettingen kunnen vindplaatsen vanaf Laat-Paleolithicum B tot en met de Nieuwe Tijd worden aangetroffen. De aanwezigheid van een esdek kan hebben bijgedragen tot de conservering van de oudere niveaus.
-
Het plangebied ligt circa 300 meter ten zuidwesten van het kasteel van Tilburg (zaakidentificatienummer Archis III: 2788404100). Het terrein waarop het kasteel lag, werd in de jaren zeventig van de twintigste eeuw archeologisch onderzocht waarbij vondsten uit de periode 1500-1800 werden gedaan.
-
Op circa 120 m. ten zuidwesten van het plangebied zijn door ADC ArcheoProjecten in 2018-2019 binnen het plangebied Hendrik van Tulderstraat, in het kader van een inmiddels voltooid woningbouwproject, verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd rond de voormalige Norbertus Mavo: een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) en aansluitend een definitieve opgraving (DO) uitgevoerd. Tevens is tijdens de sloop van het voorportaal van het voormalige schoolgebouw een archeologische begeleiding uitgevoerd. Er werden bewoningssporen gevonden uit de Late IJzertijd tot de midden Romeinse tijd en uit de middeleeuwen Zie onderzoeksrapport “Hendrik van Tulderstraat, Tilburg, Een archeologisch proefsleuvenonderzoek met doorstart naar opgraving en aanvullende begeleiding”, W. Jezeer, ADC ArcheoProjecten, januari 2020, ISSN 1875-1067.
-
De te slopen huidige bebouwing van het plangebied is vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw opgetrokken op toen vermoedelijk ongeroerde bodem. Hierbij zal de bodem enigermate zijn verstoord.
-
Op basis van de AHN-beelden is de ligging van het plangebied lager dan bijvoorbeeld de onderzoekslocatie aan de Hendrik van Tulderstraat en het omringende gebied. Dit kan een natuurlijke achtergrond hebben maar is mogelijk ook te koppelen aan de ontwikkeling van de Tongerlose Hoefstraat.
-
Dit is waarschijnlijk ook de motivatie geweest waarom binnen het bestemmingsplan Oude Stad Noordwest (2016) het plangebied is opgenomen zonder dubbelbestemming archeologie.
-
Voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging is daarom geen archeologisch vervolgonderzoek nodig.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Hiervoor bestaat een meldingsplicht conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
-
In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.
-
100 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich een in 2018 als gemeentelijk monument aangewezen voormalige gymzaal.
-
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode. De panden Tongerlose Hoefstraat 2 en 6-38 zijn in het MIP aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.
-
Historische structuren: de respectievelijk ten zuiden en ten westen van het plangebied gelegen Tongerlose Hoefstraat en de Ringbaan-West zijn op de Cultuurhistorische Waarden Kaart van de provincie Noord-Brabant aangeduid als lijnen met een historisch geografisch hoge waarde.
-
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft de archeologie bestaat er geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Echter, het is mogelijk dat tijdens sloop of bouw sporen of vondsten worden aangetroffen waarvan het vermoeden bestaat dat het gaat om archeologische vondsten. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister. In de praktijk kan deze melding het beste gedaan worden bij gemeente Tilburg (het bevoegde gezag).
3.4 Volkshuisvesting
De voorgenomen ontwikkeling van zeven grondgebonden woningen aan de Tongerlose Hoefstraat 83 verlangt vanwege het beperkte aantal geen toetsing of onderbouwing volgens de Ladder voor Duurzame stedelijke ontwikkeling.
Alhoewel toetsing niet nodig is past het plan in de gemeentelijke woningbouwopgave en voldoet het aan de beleidsdoelen Wonen uit de Woonagenda 2020-2025, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave aan grondgeboden wonen in een centrum stedelijk woonmilieu.
Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning(en) levensloopbestendig te ontwerpen en te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.
3.5 Verkeer En Parkeren
3.5.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.5.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.5.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
3.5.4 Verkeersadvies project
-
Omliggende wegenstructuur:
Het plangebied ontsluit een deel van de woningen via de Tongerlose Hoefstraat en een deel via de IJskelderstraat. Beide wegen zijn erftoegangswegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/u. De Tongerlose Hoefstraat sluit aan op de Ringbaan-West een van de hoofdontsluitingswegen van Tilburg.
In de Tongerlose Hoefstraat zijn parkeerhavens aanwezig. In de IJskelderstraat is het op verschillende delen toegestaan om half op het trottoir te parkeren. Dit is door middel van verkeersborden aangegeven.
-
Fietsroutes en -stalling:
De Tongerlose Hoefstraat is aangewezen als sternetfietsroute in het gemeentelijke fietsnetwerk. De straat is ingericht als fietsstraat. Gemotoriseerd verkeer is toegestaan, maar het primaire gebruik van de weg is bedoeld voor fietsverkeer.
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Voor het bepalen van het aantal in te passen fietsstallingsplaatsen dient een inschatting van de behoefte te worden gemaakt op basis van de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW (zie de CROW Kennisbank). Deze verwachte stallingbehoefte is een richtlijn. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag voor een bouwplan moet de initiatiefnemer aangeven op welke manier wordt voorzien in voldoende fietsstallingsvoorzieningen, bijvoorbeeld met bergingen op het eigen perceel. Ook kunnen openbare collectieve stallingsvoorzieningen in de nabijheid van de ontwikkeling een rol vervullen in het voorzien van de (toekomstige) stallingbehoefte.
-
Openbaar vervoer:
Op loopafstand liggen enkele bushaltes, zoals aan de Ringbaan-West en aan de Waterhoefstraat.
-
Afvalinzameling:
Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.
-
Verkeersgeneratie
Op basis van kencijfers van het CROW (CROW publicatie 381: Toekomstbestendig parkeren – kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is in beeld gebracht wat de verkeersgeneratie is van dit plan ten opzichte van de bestaande situatie. Daarbij is uitgegaan van de locatie in de ‘schil centrum’ en Tilburg als ‘sterk stedelijk’.
Bestaande verkeersgeneratie
Functie | Aantal | Eenheid per | Kencijfer | Generatie |
Winkel | 305 | 100 m2 bvo | 32,7 | 99,7 |
Woning (koop, vrijstaand) | 1 | Woning | 7,3 | 7,3 |
Totaal | 107 |
Toekomstige verkeersgeneratie
Functie | Aantal | Eenheid per | Kencijfer | Generatie |
Woning (koop, tussen/hoek) | 7 | Woning | 6,4 | 45 |
De functiewijziging zorgt voor een afname van de hoeveelheid verkeer. Aangezien de locatie aan een sternetfietsroute heeft dit een positieve invloed op de verkeersveiligheid op deze route.
-
Parkeren:
Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de vastgestelde normen van de gemeente Tilburg zoals vastgelegd in de parkeernotitie gemeente Tilburg. Voor dit plan zijn 7 parkeerplaatsen benodigd. Er worden 6 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein welke openbaar worden. De laatste benodigde parkeerplaats wordt opgelost in de openbare ruimte. Uit een onafhankelijk parkeeronderzoek 'Bijlage 4 Parkeeronderzoek Tongerlose Hoefstraat 83 e.o.' blijkt dat de parkeerdruk in directe omgeving van het plangebied op het maatgevende moment 79% is.
-
Noodhulpdiensten:
Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen.
Omliggende wegenstructuur:
Het plangebied ontsluit een deel van de woningen aan de Tongerlose Hoefstraat en deel via de IJskelderstraat. Beide zijn erftoegangswegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/u. De Tongerlose Hoefstraat sluit aan op de Ringbaan-West een van de hoofdontsluitingswegen van Tilburg.
In de Tongerlose Hoefstraat zijn parkeerhavens aanwezig. In de IJskelderstraat is het op verschillende delen toegestaan om half op het trottoir te parkeren. Dit is door middel van verkeersborden aangegeven.
Fietsroutes en -stalling:
De Tongerlose Hoefstraat is aangewezen als sternetfietsroute in het gemeentelijke fietsnetwerk. De straat is ingericht als fietsstraat. Gemotoriseerd verkeer is toegestaan, maar het primaire gebruik van de weg is bedoeld voor fietsverkeer.
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Voor het bepalen van het aantal in te passen fietsstallingsplaatsen dient een inschatting van de behoefte te worden gemaakt op basis van de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW (zie de CROW Kennisbank). Deze verwachte stallingbehoefte is een richtlijn. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag voor een bouwplan moet de initiatiefnemer aangeven op welke manier wordt voorzien in voldoende fietsstallingsvoorzieningen. Daarbij kunnen openbare collectieve stallingsvoorzieningen in de nabijheid van de ontwikkeling een rol vervullen in het voorzien van de (toekomstige) stallingbehoefte.
Openbaar vervoer:
Op loopafstand liggen enkele bushaltes, zoals aan de Ringbaan-West en aan de Waterhoefstraat.
Afvalinzameling:
Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.
Verkeersgeneratie
Op basis van kencijfers van het CROW (CROW publicatie 381: Toekomstbestendig parkeren – kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is in beeld gebracht wat de verkeersgeneratie is van dit plan ten opzichte van de bestaande situatie. Daarbij is uitgegaan van de locatie in de ‘schil centrum’ en Tilburg als ‘sterk stedelijk’.
Bestaande verkeersgeneratie
Functie | Aantal | Eenheid per | Kencijfer | Generatie |
Winkel | 305 | 100 m2 bvo | 32,7 | 99,7 |
Woning (koop, vrijstaand) | 1 | Woning | 7,3 | 7,3 |
Totaal | 107 |
Toekomstige verkeersgeneratie
Functie | Aantal | Eenheid per | Kencijfer | Generatie |
Woning (koop, tussen/hoek) | 7 | Woning | 6,4 | 45 |
De functiewijziging zorgt voor een afname van de hoeveelheid verkeer. Aangezien de locatie aan een sternetfietsroute heeft dit een positieve invloed op de verkeersveiligheid op deze route.
Parkeren:
Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de vastgestelde normen van de gemeente Tilburg zoals vastgelegd in de parkeernotitie gemeente Tilburg. Voor dit plan zijn 7 parkeerplaatsen benodigd. Er worden 6 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein welke openbaar worden. De laatste benodigde parkeerplaats wordt opgelost in de openbare ruimte. Uit een onafhankelijk parkeeronderzoek blijkt dat de parkeerdruk in directe omgeving van het plangebied op het maatgevende moment 79% is.
Noodhulpdiensten:
Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Algemeen
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet
worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
-
er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
-
voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad. a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke
activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt
zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig.
Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, worden de
concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene
wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen (zie o.a. uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2019:1879). Gelet
hierop wordt de bouw van zeven grondgebonden woningen niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de toevoeging van zeven woningen, maar het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing is te beperkt om aangemerkt te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
ad b.
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft
derhalve geen direct effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. De afstand van gebieden die wel als Natura 2000-gebied zijn aangewezen, bedraagt voor Kampina & Oisterwijkse Vennen (ca. 5,5 km), Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (ca. 5,7 km) en Regte Heide & Riels Laag (ca. 5,5 km).
Gezien deze afstanden en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van (de binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht in de milieucategorie waartoe het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande, binnen het plangebied gelegen, bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren.
Nabij het plangebied zijn enkele bedrijven toegestaan conform staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging onder categorie A en B. Voor bedrijven uit categorie A geldt dat deze zijn toegestaan aanpandig aan milieugevoelige functies. Voor bedrijven uit categorie B geldt dat deze bouwkundig moeten zijn afgescheiden van milieugevoelige functies. De woningen in het plan zijn bouwkundig afgescheiden van omliggende bedrijvigheid. Daarnaast zorgt dit plan er niet voor dat de afstand van de bedrijven tot omliggende milieugevoelige functies wordt verkleind.
Geitenmoratorium
In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2).
Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.
De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmings-plannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld. Dit houdt in dat:
-
wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;
-
kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;
-
met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;
-
nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;
-
de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.
Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.
Relatie met het plangebied:
Het plan ligt niet binnen 2 kilometer van een geitenhouderij.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In de bij dit plan gevoegde Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico (bijlage 1) zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoor Breda-Tilburg, Tilburg-Vught en de A58. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden uit de beleidsvisie wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor Breda-Tilburg, Tilburg-Vught en de A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico)(bijlage 1).
De Brandweer Midden- en West- Brabant heeft d.d. 15 maart 2021 (bijlage 3) advies uitgebracht. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;
-
Aangezien het plan op >700 meter van de relevante transportroute gevaarlijke stoffen ligt, neemt het groepsrisico van deze risicobron in de toekomstige situatie niet toe;
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem) en NL-Alert biedt de mogelijkheid de bewoners tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten;
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Het bouwwerk dient voorzien te zijn van een afsluitbare mechanische ventilatie. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;
-
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. Het plan betreft de oprichting van 7 grondgebonden woningen.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
De nieuwe woningen zijn gelegen:
-
binnen de zone van een weg zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Dit betreft de Ringbaan West en de Kwaadeindstraat. Voor deze wegen geldt een snelheidsregiem van maximaal 50 km/uur;
-
aan de Tongerlose Hoefstraat en de IJskelderstraat. Voor deze wegen is de Wgh niet van toepassing omdat deze wegen een snelheidsregiem kennen van maximaal 30 km/uur.
Voor de oprichting van de nieuwe woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Tongerlose Hoefstraat 83 te Tilburg d.d. 12 juli 2021, documentkenmerk 2105/049/NB-01 (bijlage 2).
Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat:
-
de optredende geluidbelasting t.g.v. de Ringbaan West en de Kwaadeindstraat de wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt en dat er geen aanleiding is om hogere waarden voor wegverkeerslawaai vast te stellen;
-
de optredende geluidbelasting t.g.v. de Tongerlose Hoefstraat en de Ijskelderstraat maximaal 54 dB bedraagt exclusief toepassing wettelijk aftrek;
-
de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen tezamen maximaal 60 dB bedraagt.
De gecumuleerde geluidbelasting op de nieuwbouw wordt acceptabel geacht omdat sprake is van een binnenstedelijke situatie en alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe (achter)gevel en een geluidluwe buitenruimte (tuin). Onder geluidluw wordt verstaan een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 55 dB, berekent conform Hoofdstuk 2 van Bijlage II van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder. Voor alle woningen geldt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening. Vanwege de hoge gecumuleerde geluidbelasting wordt geadviseerd in het kader van de Wabo aanvraag bouwen aandacht te besteden aan de benodigde gevelwering teneinde een aanvaardbaar binnenniveau te realiseren.
4.6.2 Railverkeerlawaai
De nieuwe woningen liggen ver buiten het ‘aandachtsgebied’ van 200 meter (gebaseerd op het maatgevende referentiepunt 33216) van het spoortraject Tilburg-Den Bosch-Eindhoven zoals bedoeld in lid 1 van artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wet-/Besluit geluidhinder.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.6.5 Trillingen
Het plangebied ligt ver buiten het “aandachtsgebied” van 100 meter gezien vanaf het spoor. Dit betekent dat trillinghinder niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 7 grondgebonden woningen waardoor het plan gelet op de aantallen kan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële geurhinder
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.
Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
In en om het plangebied is geen zware industrie mogelijk. In de lijst functiemenging is voor de toegestane activiteiten voldoende rekening gehouden met woonfuncties in de nabijheid. Waardoor er sprak is van een goed woon- en leefklimaat.
4.8.2 Agrarische geurhinder
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
In en op het plangebied zijn geen agrarische veehouderijen aanwezig waarbij het aspect Geur van invloed is op het woon- en leefklimaat binnen dit bestemmingsplan.
4.9 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
De aanleiding is de geplande nieuwbouw van 7 grondgebonden woningen op de percelen aan de hoek Tongerlose Hoefstraat 83 en IJskelderstraat. Op dit moment wordt het perceel gebruikt als woning met tuin. Het gebruik zal dus niet gevoeliger worden ten opzichte van het huidige gebruik.
Er is geen actueel bodemonderzoek aangeleverd, en ook in het bodemarchief van de gemeente zijn geen recente bodemonderzoeken van de locatie bekend. Voor zover bekend hebben op het perceel in het verleden geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden.
Ter plaatse van Tongerlose Hoefstraat 81 is tussen 1956 en 1983 een brandstoffenhandel actief geweest. Op de locatie waren meerdere ondergrondse tanks in gebruik. In de jaren 90 zijn meerdere bodemonderzoeken op de locatie uitgevoerd, en een bodemsanering verricht.
In 2007 is in het kader van herinrichting van het openbaar gebied een bodemonderzoek uitgevoerd aan de IJskelderstraat. In dit onderzoek zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen.
In de directe omgeving ligt een mogelijke demping van een voormalige sloot. Deze potentiële demping loopt parallel aan de voorgevels van de Tongerlose Hoefstraat.
Conclusie
Er is geen actueel bodemonderzoek beschikbaar voor het plangebied. Op basis van het historisch gebruik worden echter geen belemmeringen in de vorm van grootschalige bodemverontreiniging verwacht. Aangezien het gebruik niet gevoeliger wordt hoeft in deze fase daarom geen bodemonderzoek aangeleverd te worden.
Voor een Wabo-omgevingsvergunningsactiviteit '(ver-)bouwen van bouwwerk', zal echter wel een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 (VO) worden verlangd. Dit onderzoek kan het beste na sloop van de huidige bebouwing worden uitgevoerd, aangezien sloop als bodembedreigende activiteit wordt gezien. Bij de uitvoering van het bodemonderzoek moeten bovenstaande constateringen worden meegenomen.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats1
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling2
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling
1Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn.
2De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied aan de Tongerlose Hoefstraat 83 ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Binnen 6 kilometer van het plangebied liggen meerdere natura 2000-gebieden. Het betreffen hier Kampina & Oisterwijkse Vennen, Regte Heide & Riels Laag en Loonse en Drunense Duinen. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op 1,5 km afstand van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 7 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men maatregelen in acht nemen. Deze maatregelen zijn enerzijds gericht op zorgvuldig werken en anderzijds op het creëren van vervangende verblijfplaatsen.
In het plangebied zijn beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Deze beplantingen zullen moeten worden verwijderd voor de geplande ontwikkeling. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.
De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
Het plangebied ligt op voldoende afstand van beschermde gebieden om negatieve effecten uit te sluiten. Door gebruik te maken van de gebiedsgerichte ontheffing en de daarbij behorende voorschriften in acht te nemen kunnen negatieve effecten op beschermde soorten worden uitgesloten.
In de toekomstige nieuwbouw dient minimaal te worden gerealiseerd:
-
Twee ingebouwde vleermuisvoorzieningen
-
Toegang onder de dakpannen voor huismus en gierzwaluw (door geen vogelschoot te gebruiken of de vogelschroot te verplaatsen naar de derde panlat).
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
De belangrijkste kenmerken van het gebied en perceel zijn weergegeven in tabel 1. Het te ontwikkelen plangebied bestaat uit meerdere kadastrale percelen en is in de bestaande situatie in gebruik en grotendeels verhard.
Kenmerk | In plangebied |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg. Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel. Oppervlaktewater: waterschap De Dommel. |
Bruto oppervlakte | Totaal percelen 720 m2 |
Terreinhoogte | Tussen NAP+13,6 m en NAP+13,9 m |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | ca. NAP+12,0 m |
Ontwateringdiepte | Tussen 1,6 m en 1,9 m |
Bodem | Sterkzandige leemlenzen, dikker dan 1 meter |
Riolering | Gemengde riolering |
Afkoppelgebied | In de directe omgeving van een afkoppelgebied |
Oppervlaktewater | Er is geen oppervlaktewater in de nabijheid van het plangebied |
Keur beschermde gebieden | Niet van toepassing (zie afbeelding 1) |
Tabel 1; Gebiedskenmerken
Afbeelding 1; Locatie plangebied (rode cirkel) ten opzichte van de beschermingsgebieden keur
In de Tongerlose Hoefstraat en de IJskelderstraat is gemengde riolering aanwezig. In de bestaande situatie wordt het regenwater van verharde oppervlakte afgevoerd naar de gemengde riolering. Het regenwater dat op onverharde oppervlakken valt infiltreert in de bodem. Het plangebied bestaat uit meerdere kadastrale percelen en is grotendeels verhard.
5.2 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.
Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
Toekomstige situatie
De ontwikkeling betreft de transformatie van 2 woningen en enkele garageboxen naar 7 woningen, zie afbeelding 2.
Afbeelding 2; Plattegrond nieuwe situatie
Voor de verharding van de nieuwe situatie van de percelen wordt uitgegaan van aangenomen verhardingspercentages van de nieuwe situatie zoals opgenomen in tabel 2.
Oppervlakken | Oppervlak (m²) | Verharding (%) | Afvoerend (m2) |
Daken | 410 | 100 | 410 |
Elementen verhardingen | 130 | 100 | 130 |
Tuinen | 180 | 50 | 90 |
Totaal | 720 | 630 |
Tabel 2; Afvoerende oppervlakken in de plansituatie
5.3 Duurzaam Watersysteem
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
-
voldoende ontwateringdiepte;
-
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
-
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
-
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
-
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
-
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
Regenwater
Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).
Mogelijkheden hiervoor zijn:
-
Minder terrein verharden.
-
Hergebruik van regenwater voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wassen van voertuigen;
-
Groene daken;
-
Water opvangen in poelen, regentonnen e.d.;
-
Waterdoorlatende verharding;
Alle beetjes helpen; andere / innoverende ideeën zijn mogelijk.
In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg.
Op basis van de aangenomen afvoerende oppervlakken van de toekomstige situatie (630 m²) is daarmee voor het plangebied de bergingsopgave vastgesteld op totaal ca. 38 m³. De opgave dient bij verdere uitwerking mogelijk te worden bijgesteld op basis van de werkelijke afvoerende verharde oppervlakken. De verharde oppervlakte kan verder worden gereduceerd door de toepassing van groene daken en doorgroeibare verhardingen en door tuinverhardingen in de tuin zelf te verwerken.
Als invulling van de waterberging wordt de toepassing van bovengrondse waterbergende voorzieningen als groene-/waterbergende daken als kansrijk gezien, eventueel aangevuld met ondergrondse voorzieningen. De voorziening(en) worden voorzien van een overloop op de riolering. Deze overloop dient als een separate leiding te worden aangeboden.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater kan worden afgevoerd via de bestaande gemengde riolering in de Tongerlose Hoefstraat en/of IJskelderstraat.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het Waterbeheerprogramma schetst de visie en ambities van het waterschap voor de lange termijn (2050). Dit Waterbeheerprogramma is een echte koersverandering van het waterschap. De Dommel is op een andere manier gaan denken over omgaan met water. Dat is nodig om goed in te kunnen spelen op de veranderingen in ons klimaat en in onze omgeving.
In 2050 wil De Dommel een leefomgeving die klaar is voor de toekomst en een watersysteem dat daarbij past. Dat laatste wil zeggen; een waterhuishouding die robuust, flexibel en in balans is met de natuur en de omgeving én zorgt voor een goede waterkwaliteit. De droge zomers van 2018, 2019 en 2020, én de wateroverlast in 2021 tonen de urgentie aan en laten zien dat de omgang met water fundamenteel moét veranderen. Deze grote veranderopgave heet de watertransitie.”
Het klimaat verandert, daardoor is het watersysteem van Midden-Brabant kwetsbaar geworden. Daarbij speelt mee dat het weer extremer wordt, de vraag naar ruimte toeneemt en er meer (grond)water wordt verbruikt. Bovendien is ons water, ondanks alle inspanningen, nog steeds niet schoon genoeg. Daarnaast zijn er ook andere uitdagingen in de leefomgeving. Denk aan natuurherstel, de energie- en landbouwtransitie en de woningbouwopgave. Het watersysteem speelt een cruciale rol in ál deze uitdagingen.
5.4 Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
6.2 Standaard Plansystematiek
6.2.1 Bouwvlak en erf
De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit plan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.
Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.
In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.
Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).
6.2.2 Bouwdiepte
De bouwdiepte is gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. De Tilburgse standaardbouwdiepte bedraagt voor woningen 12 meter. In specifieke - bijvoorbeeld historisch zo gegroeide situaties - kan hiervan worden afgeweken.
6.2.3 Bouwhoogte
De volgende gebiedstypen worden onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:
-
'Structuurvisie Linten in de Oude Stad', onderverdeeld in:
-
bedrijvige linten;
-
rustige linten;
-
hoofdstructuur nieuwe gebieden;
-
overige gebieden.
Ingevolge de 'Structuurvisie Linten in de Oude Stad' is, zowel binnen 'bedrijvige linten' als 'rustige linten', de maximaal toelaatbare hoogte 11m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' (Korrel 2) is een bouwhoogte van maximaal 15m toelaatbaar, terwijl in de 'overige gebieden' maximaal 10m is toegestaan. Bij afwijkende
woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.
Het plangebied ligt gedeeltelijk (2 woningen) langs de Tongelose Hoefstraat, zijnde een 'rustig lint' en gedeeltelijk (5 woningen) langs de IJskelderstraat, zijnde 'overige gebieden'.
Op grond van de 'Structuurvisie Linten in de Oude Stad' is een bouwhoogte binnen de 'overige gebieden' toegestaan van 10 meter. De toegestane bouwhoogte op het gedeelte van het perceel in de IJskelderstraat bedraagt conform het vigerende bestemmingsplan evenwel 11 meter. Volgens de concept bouwtekeningen bedraagt de bouwhoogte van de woningen 10,65 meter. Vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt is een maximum bouwhoogte van 11 meter acceptabel:
-
binnen het vigerende bestemmingsplan Oude stad Noordwest 2016 is reeds een bouwhoogte toegestaan van maximaal 11m;
-
de hoogte van de woningen is een normale maat. Voorgeschreven verdiepingshoogtes en vloerdiktes leiden tegenwoordig tot hogere bebouwing. 11 m is voor een moderne woning van 2 lagen met kap een normale maat.
6.2.4 Goothoogte
De toegelaten hoogte is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tot de meest nabije gevels. In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook meestal gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en in bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Voor de zeven woningen aan de Tongerlose Hoefstraat en de IJskelderstraat geldt een goothoogte van 6 meter.
6.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:
-
oppervlakte:
-
20m2 indien erf kleiner is dan 50m2;
-
40% van erf met maximum van 60m2 bij erf tussen de 50m2 en 500m2;
-
80m2 bij erf tussen de 500m2 en 1000m2;
-
100m2 bij erf vanaf 1000m2;
-
bouwhoogte:
-
maximaal 3m bij plat dak;
-
bij schuin dak goothoogte maximaal 3m;
-
bouwhoogte maximaal 4,5m.
Bij afwijkende woningtypes en in bijzondere situaties wordt van deze regels afgeweken en ´op maat´ bestemd.
N.B: op grond van de (landelijke) wettelijke regels voor vergunningvrij bouwen, kan er vaak meer gerealiseerd worden dan de bovenstaande standaardregeling doet vermoeden. Deze regeling maakt deel uit van de plansystematiek, omdat het Tilburgse 'erf' en het in het Besluit omgevingsrecht gedefinieerde 'achtererfgebied' niet noodzakelijkerwijs samenvallen.
6.3 Bestemmingen En Aanduidingen
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen aanwezig:
-
Wonen;
-
Wonen - Lint;
-
Verkeer- Verblijf.
Binnen deze bestemmingen zijn de volgende aanduidingen gebruikt:
-
erf.
6.4 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Algemene bouwregels
Op grond van de algemene bouwregels dient bij een woning - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig te zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van -gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m. Afwijken is mogelijk binnen de afwijkingsmogelijkheden van het bestemmingsplan. Voor een tweetal woningen aan de IJskelderstraat wordt niet voldaan aan bovenstaande diepte van 5m. Gemotiveerd kan vanuit stedenbouwkundig/ruimtelijk oogpunt op grond van de afwijkingsmogelijkheden medewerking worden verleend:
-
de regeling is in eerste instantie bedoelt om er voor te zorgen dat een open ruimte bij een nieuwe woning aanwezig moet zijn. Afwijken vanwege een gunstige andere indeling van het bouwperceel is mogelijk en ruimtelijk acceptabel. Door een slimme opzet van de bergingen, in de zijdelingse perceelsgrens in plaats van achter in de tuin, wordt voldoende buitenruimte c.q. tuin voor de nieuwe bewoners gemaakt, mede gelet op de breedte van circa 6m van de woning;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig beperkt gelet op de grote en brede achtertuinen van de achtergelegen percelen;
-
op de verdiepingen zijn geen woonvertrekken aan de achterzijde gesitueerd maar een slaapkamer en badkamer. De bovenverdieping wordt minder intensief gebruikt dan de huiskamer/keuken waarbij schending van privacy zeer beperkt is;
-
op de verdiepingen zijn kleine raamopeningen gemaakt waarbij de raampartij van de badkamer is geblindeerd. Alleen het slaapkamerraam biedt de mogelijkheid tot uitzicht op het buurperceel.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Oude Stad Noordwest 2016, 4e herziening (Tongerlose Hoefstraat 83) op 4 juni 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Aangezien met deze ontwikkeling geen provinciale en rijksbelangen zijn gemoeid is het
concept-ontwerpbestemmingsplan niet ingebracht in het vooroverleg. Het waterschap reageert in de
ontwerpfase, zie hiervoor de waterparagraaf.
8.3 Omgevingsdialoog
De initiatiefnemer heeft ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog
een brief verspreid onder 40 adressen in de directe omgeving van het plangebied. In deze brief heeft de
initiatiefnemer het plan toegelicht en gelegenheid geboden voor het stellen van vragen en het maken van
opmerkingen. De initiatiefnemer stelt dat de informatieavond door zes buurtbewoners is bezocht. In Bijlage 5 Verslag omgevingsdialoog zijn de reacties zakelijk weergegeven en beantwoord. De reacties hadden hoofdzakelijk betrekking op de privacy, zonlicht, parkeren, afstand woning buren, bouwhoogte en afstand achtergevel tot erfgrens.
Naar aanleiding van de omgevingsdialoog zijn de volgende aanpassingen gebracht aan het plan. Op de bovenverdieping is de badkamer naar de achterzijde verplaatst om de privacy te borgen.
Daarnaast zijn reacties binnengekomen over de vermindering van de zon in de achtertuinen. Uit een zonnestudio is gebleken dat de invloed van het bouwplan op de hoeveelheid zon in de achtertuinen niet veel anders/nadeliger is dan de invloed van de bouwmogelijkheden die in het huidige bestemmingsplan wordt geboden. Voorts is aangegeven dat er onrust bestaat over de parkeergelegenheden. Aan de hand van een parkeeronderzoek (bijlage 4) is aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen op eigen grond wordt gerealiseerd waardoor wordt voldaan aan de parkeernorm
Daarnaast komt er een brandgang tussen de woning op de Tongerlose Hoefstraat 81a en de buren, zodat de woning van de buren een vrijstaande woning blijft. Volgens de intatiefnemer zijn de aanpassingen met de de buren besproken op 6 november 2021.
In conclusie is de omgevingsdialoog zorgvuldig doorlopen.
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 2 mei 2022 tot en met 13 juni 2022. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van
zienswijzen.
Bijlage 1 Risico-inventarisatie En Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 1 Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Tongerlose Hoefstraat 83
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Tongerlose Hoefstraat 83
Bijlage 3 Advies Ev Brandweer Mwb
Bijlage 3 advies EV Brandweer MWB
Bijlage 4 Parkeeronderzoek Tongerlose Hoefstraat 83 E.o.
Bijlage 4 Parkeeronderzoek Tongerlose Hoefstraat 83 e.o.
Bijlage 5 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 5 Verslag omgevingsdialoog