KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Gestapeld
Artikel 4 Leiding - Hoogspanning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Gemeente
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.4 Volkshuisvesting
3.5 Groen En Speelruimte
3.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Milieuhinder Bedrijven
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Geluid
4.6 Lucht
4.7 Geur
4.8 Bodem
4.9 Natuur En Ecologie
4.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Beleidskader
5.3 Ambitie
5.4 Duurzaam Watersysteem
5.5 Watertoets
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
6.2 Standaard Plansystematiek
6.3 Bestemmingen En Aanduidingen
6.4 Bouw- En Gebruiksregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Omgevingsdialoog
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Quickscan Windhinder
Bijlage 2 Notitie Bezonningsstudie
Bijlage 3 Bezonningsstudie
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Booronderzoek
Bijlage 6 Parkeren En Verkeer
Bijlage 7 Parkeertelling
Bijlage 8 Resultaten Afwikkelingsberekeningen 2030 Rbw
Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 10 Beoordeling Externe Veiligheid
Bijlage 11 Beoordeling Ev Lpg-tankstation
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 13 Rapportage Verkennend Bodemonderzoek En Asbest Onderzoek
Bijlage 14 Quickscan Natuurbescherming En Boominventarisatie
Bijlage 15 Vervolgonderzoek Soort Ecologie
Bijlage 16 Notitie Stikstofdepositie
Bijlage 17 Aerius Bouwfase
Bijlage 18 Aerius Gebruiksfase
Bijlage 19 Ecologisch Werkprotocol
Bijlage 20 Toestemming Gebiedsontheffing
Bijlage 21 Rapport Watertoets
Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 23 Verslag Overleg Wijkraad
Bijlage 24 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 13-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan 'Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2021037-e001; Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan) van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 7.4 van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.11 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.

1.18 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.23 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen – voor zover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.

1.24 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.25 commerciële dienstverlening met baliefunctie

Het bedrijfsmatig verlenen van zakelijke diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, bankfilialen, wasserettes eventueel met bijbehorende kantoren.

1.26 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.27 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkten. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening. Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.

1.29 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.30 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.31 extensief (dag)recreatief medegebruik

Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.

1.32 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

a. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

b. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gebruiksoppervlakte (gbo)

De vloeroppervlakte van ruimte(n) tussen de opgaande scheidingsconstructies bepaald overeenkomstig NEN 2580 waarbij garage's, bergingen, inpandige loggia's/balkons en andere niet voor bewoning geschikte ruimten niet meegerekend worden.

1.35 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.36 geprojecteerd kwetsbaar object

Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

1.37 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.38 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.39 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.40 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.41 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.42 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  1. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;

  3. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.43 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.44 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.45 kwetsbaar object

Object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'.

1.46 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.47 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.48 Middeldure huurwoning

Een huurwoning voor middeldure huur zoals bedoeld in de Verordening middenhuur Tilburg 2019 zoals vastgesteld d.d. 3 juni 2019.

1.49 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en als zodanig is aangeduid.

1.50 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.51 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.52 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.53 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.54 onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.

1.55 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.56 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57 parkeeroverkapping

Een overdekte, niet-afsluitbare ruimte om voertuigen onder te stallen.

1.58 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegag;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.59 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.60 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan aanduidt.

1.61 Beschermingswaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde, boom met een hoofdwaarde of boom met een klimaatwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.62 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.63 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, zoals omschreven staat in artikel 1.1.1 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.64 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.65 sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.

1.66 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.67 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.69 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.70 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.71 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.72 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.73 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.74 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Gestapeld

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  7. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Algemeen

Voor het realiseren van woningen gelden de aanvullende regels:

  1. ten minste 15% van het maximum aantal woningen dient als woning voor de sociale huur te worden gerealiseerd;

  2. ten minste 15% van het maximum aantal woningen dient als woning voor de middenhuur te worden gerealiseerd;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse 150kV hoogspanningsleiding, ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van 3m aan weerszijden van de as van deze leiding.

4.2 Bouwvoorschriften

Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' wordt verwijderd indien:

  1. de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;

  2. de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergrondse bouwwerken

6.2 Bouwen in nabijheid van monumentale en potentieel waardevolle bomen

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 luchtvaartverkeerzone - funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - funnel' ten behoeve van een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone, overschrijdt.

8.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

8.3 veiligheidszone – aandachtsgebied lpg

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied lpg', mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten en geen bijzonder kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a. waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen het lpg aandachtsgebied indien:

  1. er geen sprake is van nieuwe bijzonder kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename van het groepsrisico duidelijk wordt en de verantwoordingsplicht conform artikel 13 van het Bevi is ingevuld;

  3. er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde

8.4 veiligheidszone - lpg

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg', zijn geen nieuwe zeer kwetsbare, beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten toegestaan;

  2. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' mag geen uitbreiding plaatsvinden van bebouwing indien daarbij sprake is van uitbreiding/wijziging van het aantal personen en voor zover sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object welke aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Uitgezonderd hierbij is bebouwing behorende tot en onderdeel uitmakende van het bedrijf;

  3. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ opgeheven wordt, indien er geen sprake meer is van een risicovolle inrichting,

  2. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de contour als gevolg van een wijziging bij het LPG tankstation kleiner is geworden;

  3. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ is/wordt gewijzigd door het verleggen van het vulpunt.

  4. binnen de 'veiligheidszone - lpg' is uitsluitend een beperkt kwetsbaar object mogelijk indien dit isonderbouwd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve

uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

9.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

9.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beëindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming 'Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer-Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:

  1. de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25 m;

  2. de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingen niet onevenredig mogen worden aangetast;

  3. bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid bouwwerken van algemeen nut

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat bouwwerken van algemeen nut met een groter oppervlak dan 50 m2 kunnen worden gebouwd, zulks tot een maximale oppervlakte van 100 m2.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

12.2 Parkeerregeling

12.3 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Zorgvlied 2008, 5e herziening (Van Limburg Stirumlaan".

Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een nieuw appartementencomplex ter plaatse van de kantoorgebouwen Van Limburg Stirumlaan 2-6 te Tilburg. Dit planvoornemen voorziet in de volledige sloop van de huidige gebouwen en de ontwikkeling van een nieuw appartementencomplex 'De Baron', met maximaal 252 wooneenheden. De woningen worden ontwikkeld voor starters, alleenstaanden, ouder met kind(eren) en senioren, daarbij is een gedeelte (15%) van de woningen voor sociale huur en 15% middenhuur.

Dit bestemmingsplan is opgesteld om het planologisch-juridische kader te vormen voor de ingrepen en ontwikkelingen voor de realisatie van het nieuwe complex. Deze ingreep is van belang om nu en in de toekomst te kunnen blijven voorzien in voldoende huisvesting voor de stad en omgeving, met de gewenste woonkwaliteit. De bestaande kantoorpanden zijn verouderd en niet meer toekomstbestendig. Om voldoende woonkwaliteit te kunnen garanderen zal sloop en nieuwbouw plaatsvinden.

Met voorliggende toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat de percelen sectie Q, nummers 6042, 6231, 6786 en 6494 en ligt in de kruising van de Baroniebaan en Ringbaan-West, tussen de wijken Zorgvlied en De Blaak. Aan de oostzijde grenst de locatie aan het Texaco Tankstation aan de Ringbaan-West. Aan de noordwestzijde grenst het plangebied aan een park. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.

[image]

[image]Figuur 1.1 Weergave huidige situatie van het plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan is een partiele herziening van het bestemmingsplan 'Zorgvlied 2008', vastgesteld door de gemeenteraad op 27 oktober 2008. In dat plan heeft het perceel de bestemming 'Kantoor'. De maximale bouwhoogtes bedragen 10, 12 en 17 meter en het maximum bebouwingspercentage is 25%. In een zeer klein gedeelte van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Verwachtingsgebied archeologische waarden'. Het plan voor het ontwikkelen van een appartementencomplex met 252 woningen past zowel qua functie als qua bouwregels niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om die reden is de voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.

Daarnaast gelden nog de bestemmingsplannen 'Tilburg, Parkeerregeling 2017' (vastgesteld op 7 augustus 2018), 'Tilburg, Terrasregels 2019' (vastgesteld op 1 juli 2019), 'Tilburg, Appartementen 2019' (vastgesteld op 17 december 2019) en 'Tilburg, parapluplan detailhandel' (voorontwerp 9 maart 2021). Deze bestemmingsplannen stellen specifieke regels aan het parkeren, terrassen, bewoning en detailhandel waarin de planuitwerking rekening mee wordt gehouden.

1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Huidige situatie

Het plangebied is onderdeel van de ringbaan, de wijken Zorgvlied en Staatsliedenbuurt, de groenstructuur van de Baroniebaan en het entreegebied van Bedrijvenpark Zuid. De Baroniebaan brengt het westelijk landschap van Tilburg, Stadsbos 013, als corridor tot diep in het stedelijk gebied. De Baroniebaan gedraagt zich als een natuurcorridor door de stevige aanwezigheid van groen. Lanen als de Baroniebaan zijn onderdeel van het skelet van de Tilburgse groenstructuur. Deze groenstructuur draagt bij aan de versterking en herkenbaarheid van het Tilburgse groen. Het beleefbaar maken van de karakters van het stadsbos wordt als ambitie beschreven. Op de achtergrond van het plangebied ligt de rand van de woonwijk Zorgvlied.

In de huidige situatie zijn drie kantoorgebouwen aanwezig. De gebouwen bestaan uit 5 bouwlagen en zijn gedateerd. Renovatie of sloop is noodzakelijk. Bij de gebouwen zijn geasfalteerde parkeerplaatsen aanwezig. De randen van het plangebied zijn geheel voorzien van bomen. In de huidige situatie ontbreekt het op de locatie van enige samenhang met de omgeving.

Toekomstige situatie

Initiatiefnemer is voornemens de huidige bebouwing en parkeerplaatsen te saneren en een nieuw appartementencomplex 'De Baron' te ontwikkelen. 'De Baron' voorziet in maximaal 252 wooneenheden die worden ontwikkeld voor starters, alleenstaanden, ouder met kind(eren) en senioren, daarbij is een gedeelte (15%) van de woningen voor sociale huur en 15% middenhuur.

Het nieuwe gebouw wordt in een U-vorm gebouwd en moet trapsgewijs oplopen vanaf het naastgelegen park richting de Ringbaan-West, tot een hoogte van 33 meter. Hierdoor wordt het gebouw een nieuw baken van de stad op het kruispunt Baroniebaan/Ringbaan-West. De ambitie is om het naastgelegen park over te laten lopen in het plangebied. Het gebied krijgt een openbaar karakter, met wandelpaden en zonder hekken. Deze ontwikkeling leidt tot een uniek en hoogwaardig complex op een markante plaats in Tilburg.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.

Met uitzondering van de radarverstoringsgebieden waar de planlocatie in is gelegen (die uitsluitend een maximale bouwhoogte voorschrijven van 90 en 113 meter) is de voorliggende planlocatie in geen van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen.

2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

Voorliggend plan voorziet in de bouw van maximaal 252 woningen binnen het bestaand stedelijk gebied. Derhalve voorziet het plan in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en moet de behoefte van het plan worden aangetoond.

Gemeentelijke bouwopgave in regionale context

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart van Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2030 moet Tilburg volgens de actuele prognoses van de provincie(september 2020) met 14.000 woningen groeien.

Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De netto bouwopgave tot 2030 bedraagt daarmee meer dan 1400 woningen per jaar aangezien we ook onttrekkingen moeten compenseren. In de stedelijke ontwikkelstrategie waar momenteel aan gewerkt wordt zal de concrete opgave nader geduid worden.

De woningbouwopgave voor Tilburg wordt vrijwel volledig binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Vanwege de gewenste kwalitatieve samenstelling daarvan, zoals de behoefte aan verschillende woonmilieus, komt het zeer beperkt voor dat daarbij ook locaties buiten het bestaand stedelijk gebied verkend worden. Gelet op de toegenomen groeibehoefte verkennen we in de genoemde stedelijke ontwikkelstrategie of de behoefte aan ontwikkelingen buiten stedelijk gebied nodig is.

Conclusie

Het plan voor de bouw van 252 woningen in het plangebied aan de Van Limburg Stirumlaan past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context en is opgenomen in de planlijst (ingevolge artikel 3.1.6 Bro). Meer informatie over de kwalitatieve woningbouwopgave staat in paragraaf 3.4 Volkshuisvesting.

2.2 Provincie

2.2.1 Brabantse omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: "Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2022) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in een verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening wordt waarschijnlijk rond de zomer van 2019 vastgesteld. Deze interim omgevingsverordening zal relatief beleidsarm zijn. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de nieuwe omgevingsvisie worden zoveel mogelijk meegenomen.

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten.

  • De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.

Met dit plan wordt een verouderde kantoorlocatie wordt herontwikkeld tot een woningbouwlocatie met nieuwe grondgebonden woningen en gestapelde appartementen. De locatie is al bebouwd waardoor een beperkte claim op de schaarse ruimte wordt gedaan.

  • De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken, voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.

Het plangebied wordt ingesloten door de groenstructuur behorend tot de Baroniebaan en De Blaak. Verder heeft het een gunstige ligging ten opzichte van de voorzieningen behorend tot het centrum van Tilburg en wordt de locatie uitstekend ontsloten. In de omgeving van de planlocatie is sprake van een grote diversiteit aan functies zoals wonen, voorzieningen, infrastructuur, bedrijvigheid en groen.

  • De provincie zet in op het vergroten van nabijheid als strategie om groei van de (auto)mobiliteit te beperken. Nabijheid en functiemenging van wonen, werken en voorzieningen dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe (en vernieuwing van) economische activiteiten.

Zoals onder het vorige punt reeds besproken is in de omgeving van de planlocatie sprake van een diversiteit aan functies waardoor een groot aantal werkplekken en voorzieningen met de fiets bereikbaar is. Daarnaast wordt met dit planvoornemen ingezet op het gebruik van deelmobiliteit door de toekomstige bewoners.

2.2.2 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.

De omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld bestemmingsplannen en besluiten).

Blijkens de kaarten behorend bij de interim omgevingsverordening is het plangebied gelegen in het stedelijk concentratiegebied.

Stedelijke ontwikkelingen zijn binnen de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) zoveel mogelijk in het stedelijk gebied gewenst. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de beoogde woningbouwontwikkeling in lijn is met het provinciale beleid uit de interim omgevingsverordening.

Daarnaast ligt het plangebied binnen het grondwaterbeschermingsgebied zoals bedoeld in de IOV. Uit de instructieregels die de provincie heeft opgenomen in de IOV volgt dat gemeenten binnen grondwaterbeschermingsgebieden regels stellen die het risico op schade aan de bodem en het zich daarin bevindende grondwater voorkomen. Daarnaast staan er regels in de IOV die zich rechtstreeks tot een initiatiefnemer richten. De instructieregels zijn in het bestemmingsplan vertaald door middel van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' in artikel 7.2 van de regels.

Grondwaterbeschermingsgebieden liggen rondom waterwingebieden. In zoeen gebied kunnen meerdere bestemmingen liggen, zoals verkeer, wonen en bedrijven. Vervuiling van het grondwater is echter niet toegestaan. Binnen een grondwaterbeschermingsgebied is er een 25-jaarszone en soms een 100-jaarszone. De 25-jaarszone is een gebied waar een beschermende kleilaag ontbreekt. In zeer kwetsbare gebieden ligt hier nog een 100-jaarszone omheen. Deze 'schillen' zijn aangebracht om voldoende tijd te hebben om maatregelen te nemen of om de zuivering van het drinkwater aan te passen, als er onverhoopt een verontreiniging optreedt.

Binnen grondwaterbeschermingsgebieden mag, voor bijvoorbeeld funderingen of kelders, op grond van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant zonder (start)melding niet dieper worden gegraven dan 3 meter onder het maaiveld, om de kwaliteit van het grondwater te beschermen. Tot een diepte van 3 meter onder het maaiveld zijn de risico's voor het grondwater beperkt. Deze regel is overgenomen in het bestemmingsplan, in de vorm van een grens aan de maximale verticale diepte van een bouwwerk.

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt toegestaan om een bouwwerk te bouwen dat dieper ligt dan 3 meter beneden maaiveld. Er moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden om te zorgen dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. Voor bouwwerken dieper dan 3 meter onder het maaiveld is onderzoek naar de effecten op het grondwater noodzakelijk. Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zijn het eerste aanspreekpunt, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde Staten zullen het drinkwaterbedrijf zo nodig vragen om te adviseren over de risico's van de werkzaamheden.

2.3 Gemeente

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad 'de Omgevingsvisie Tilburg 2040' vastgesteld. De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

  • People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen;

  • Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur;

  • Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt 'de Omgevingsvisie Tilburg 2040' een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie;

  • de Regiostrategie;

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

  • Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

  • Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail en digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

  • Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad. Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreeren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veiligVitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

'De Omgevingsvisie Tilburg 2040' is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreeren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. 'De Omgevingsvisie Tilburg 2040' geeft ook richting aan de inzet van de gemeente. In welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Specifiek voor dit plan geeft de omgevingsvisie aan:

  • Om de verwachte groei van het aantal huishoudens op te kunnen vangen en bestaande woningtekorten terug te dringen, zal de woningvoorraad alleen al de komende tien jaar moeten groeien met meer dan 100.000 woningen. Dat is ruim 10.000 woningen per jaar.

  • We zien steeds meer behoefte aan menging van functies. De traditionele monofunctionele ruimtelijke ordening is niet overal meer passend; we willen dynamische, gemengde buurten en wijken, waar meerdere functies zorgen voor extra waarde voor de wijk. Het nieuwe werken vraagt verder om een andere manier van kijken naar de woning en woonomgeving. Werken is immers al voor veel mensen een integraal onderdeel van de woonfunctie; de woning moet hier flexibel op kunnen inspelen en moet passen bij verschillende leefstijlen van bewoners. De vorm van flexibiliteit kan gevonden worden in de (levensloopbestendige) woning zelf, maar ook in de organisatievorm. In verschillende levensfasen zijn de behoeften van mensen verschillend.

Uit 'de Omgevingsvisie Tilburg 2040' blijkt dat er een behoefte is naar woningen in het algemeen en dat er sprake is van een trend dat woningen moeten passen bij verschillende leefstijlen van bewoners. Het planvoornemen biedt de verruiming van het Tilburgse woningaanbod die volgens de omgevingsvisie nodig is. De woningtypen zullen flexibel zijn waardoor de woningen kunnen inspelen op de dynamische vragersmarkt in de toekomst. Hieruit wordt geconcludeerd dat het planvoornemen in lijn is met het Tilburgse omgevingsbeleid wat betreft woningen.

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de aspecten Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

3.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden. In de Welstandsnota 2017 Tilburg wordt beschreven dat de Omgevingscommissie de taak heeft om ervoor te zorgen dat, naast de architectonische samenhang met de omgeving, in ieder geval op objectniveau de beeldkwaliteit wordt bewaakt. Welstandstoezicht is, in die gevallen, te zien als 'vangnet' voor een visuele basiskwaliteit. Op 16 maart en 20 juli 2022 heeft vooroverleg plaatsgevonden met de Omgevingscommissie van de gemeente Tilburg. Als gevolg van de bijeenkomst op 16 maart zijn de op,- en aanmerkingen doorgevoerd in het schetsontwerp en akkoord bevonden op 20 juli.

3.2.2 Hoogbouw

In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de gemeenteraad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. De nieuwe Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017 en vervangt de Handreiking uit 2007.

Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische en in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de orientatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.

De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan.

3.2.3 Stedenbouwkundige onderbouwing

Gebouw in groene hoofdstructuur op stedelijke schaal

De Baron ligt in een van de groene inprikkers in de stad. Met deze groene inprikkers wordt de stad verbonden met het rijke achtergebied. De inprikker begeleidt de Baroniebaan de stad in. Dwars door twee woonwijken gerealiseerd in verschillende perioden.

Locatie staat ruimtelijk los van de wijk

Ondanks de ligging aan de woonstraat Van Limburg Stirumlaan wordt de Baron een alzijdig gebouw met eigen identiteit. Deze eigen identiteit wordt ontleend aan De Baron aan de stevige groene mal van volwassen bomen in een parkachtig landschap. Dit maakt dat de schaal en hoogte van de Baron afwijkt ten opzichte van de omliggende woningen en bebouwing.

De locatie gaat sociaal een onderdeel uitmaken van de wijk.

De Baron maakt ondanks de zelfstandige identiteit in het groen wel een directe functionele verbinding met de aangrenzende woonwijk. De wijk is vooral gericht op de huisvesting van gezinnen in grondgebonden woningen. Zo zijn de direct aangrenzende woningen allen corporatief eigendom. In de praktijk worden veel van deze grondgebonden woningen, welke bedoeld zijn voor gezinnen, bewoond door kleinere huishoudens. Het programma dat in de Baron gerealiseerd wordt is een verrijking van de diversiteit van de wijk. Het programma richt zich op kleinere huishoudens in een gestapelde woonvorm. Daarnaast voorziet het programma in een mix van grotere sociale huur appartementen en kleinere middeldure huurappartementen. Het is aannemelijk dat er een doorstroom op gang komt van de sociale grondgebonden woningen, veelal bezet door kleine huishoudens, naar de appartementen. Zodat er in de grondgebonden woningen ruimte ontstaat voor gezinnen.

Verbinding met het park

De aanwezige bomen in het plangebied vormen als het ware de mal van de ontwikkeling waarbinnen het nieuwe gebouw wordt gepositioneerd. Het nieuwe gebouw wordt in een U-vorm gebouwd en loopt trapsgewijs, richting de Ringbaan West steeds hoger op. Het gebouw start laag (ca. 12 meter hoog) vanaf het naastgelegen park en stijgt in hoogte richting de Ringbaan West, waar het gebouw een hoogte van 33 meter. Het trapvormige volume bouwt op en weer af. De gevels krijgen een open, fris en transparant karakter.

Het park gaat doorlopen in het plangebied en loopt deels over het nieuwe gebouw heen. Om het open karakter van het park te borgen wordt geen hekwerk in het plangebied geplaatst.. Het park wordt het gebouw ingetrokken met een openbare route. De terrassen die ontstaan door de getrapte opbouw zijn collectief en worden groen ingericht. Vanuit het park bezien loopt het park door in en over het gebouw. In grotere context vormt het plangebied daarmee in landschappelijke zin de vooraankondiging van het stadsbos en de landgoederen zone.

Verkeer en parkeren

Het parkeren wordt op maaiveld opgelost onder het gebouw en op de begane grond aan de zijde van de Baroniebaan.

Woningen

Aan de zijde van de van Limburg Stirumlaan land het wonen op maaiveld. Hier zijn entrees van de woongebouwen te vinden. Bij deze woningen zijn de buitenruimtes verzorgd ingebed in het landschap.

Vanaf het park wordt met een glooiing het maaiveld omhoog gebracht zodat het park doorgang vindt door het gebouw over het parkeren heen. De binnenruimte van het gebouw waardoor de openbare route loopt wordt is een ontsluitingshof. Het wordt een groene hof, waar voordeuren direct vanuit het park ontsloten worden. Hier bevindt zich ook een tweede hoofdentree van het de appartementcomplex. De appartementen krijgen hier verzorgde voordeur momenten en grote kozijnen die het wonen ook op dit maaiveld zichtbaar maken en bijdragen aan de sociale veiligheid.

Aan de van Limburg Stirumlaan wordt het park doorgetrokken voor de appartementen langs. Hierdoor ontstaat een open karakter met veel aandacht voor sociale veiligheid. Aan de zijde van de Baroniebaan zijn groen en gebouw op de begane grond minder benaderbaar. Daar wordt het plangebied voornamelijk met struweel ingericht.

De aansluiting naar de overburen aan de Van Limburg Stirumlaan is zorgvuldig door het landschap/park hier door te zetten. Het woongebouw profileert zich duidelijk als woongebouw op de begane grond door het positioneren van woningen en gebouwentreefs tegenover de grondgebonden overburen.

Door het stevig aanzetten van het park en laten vervallen van de huidige hekwerken wordt de beleving van het landschap voor de omgeving beter en prettiger.

[image]

Figuur 3.1 Impressie toekomstige situatie.

[image]

Figuur 3.2 Impressie toekomstige situatie.

Projectprofiel

1. Windhinder

Door het toevoegen van hogere bebouwing kunnen windstromen veranderen. Deze verandering in windstromen kan hinderlijk zijn voor de openbare ruimte. Om de effecten als gevolg van de ontwikkeling inzichtelijk te krijgen is er een Quickscan Windhinder uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. In deze paragraaf volgen de resultaten van het onderzoek. In deze studie is een variant van het ontwerp onderzocht. In onderstaande tabel worden de criteria voor windhinder weergegeven.

[image]Figuur 3.3 Tabel windhinder

De windhinder wordt beoordeeld door de kans op een overschrijding van de 5,0 m/s-grens (NEN 8100). De overschrijding wordt uitgedrukt in procenten van het aantal uren per jaar.

Naar verwachting is het windklimaat rondom het nieuwbouwplan overwegend goed, met klasse A tot B in de meeste gebieden. Klasse B betekent goed voor zowel doorlopen als slenteren, klasse A is goed voor alle functies. Ter plaatse van de gebouwhoeken van het hoogste bouwdeel kan tot klasse C optreden, wat nog goed is voor doorlopen maar matig voor slenteren en entrees. In het midden van de zuidoostgevel zal een goed windklimaat heersen. Geadviseerd wordt om windgevoelige functies zoals entrees en terrassen niet bij deze gebouwhoeken te situeren.

In deze beoordeling is ervan uitgegaan dat de bestaande bomen langs de Baroniebaan en Ringbaan blijven staan. Hiermee wordt een overwegend goed windklimaat bekomen. Op basis van het onderzochte ontwerp wordt op maaiveld geen overschrijding van het gevaarcriterium verwacht. Dit ontwerp kan op onderdelen nog wijzigen richting de vergunningsfase. Het is echter niet aannemelijk dat dit zal leiden tot een andere conclusie. Bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt een uitgebreid windhinderonderzoek gevoegd.

2. Schaduwwerking

Om de toekomstige schaduwwerking in beeld te krijgen is een bezonningsstudie uitgevoerd door Faam Architects welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. In het uitgevoerde onderzoek zijn de huidige situatie en nieuwe situatie in beeld gebracht. Vervolgens is in overeenstemming met de Handreiking Hoogbouw 2017 van de gemeente Tilburg getoetst of voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm.

Conform de Haagse Norm is de benodigde minimale bezonningsduur gedurende meetmomomenten (19 februari en 21 oktober) minimaal 2 uur. Op basis van de bezonningsstudie wordt geconstateerd dat de bezonningsduur tenminste 3:43 uur bedraagt op de woning van Van Limburg Stirumlaan 67 (maatgevende situatie). Uit de bezonningsstudie blijkt dat de bestaande en de nieuwe situatie voldoen aan de Haagse Norm.

3. Uitzicht

De beoogde bebouwing verschilt in omvang, massa en hoogte van de woningen aan de Van Limburg Stirumlaan. Het plangebied is echter solitair gelegen en vormt een eigen korrel in de omgeving met de naastgelegen infrastructuur. De impact van de onderhavige ontwikkeling op het uitzicht vanuit omliggende locaties is dan ook aanwezig maar wel beperkt. In de huidige situatie is tevens hoogbouw aanwezig.

4. Privacy

Over het algemeen wordt een afstand van 25 meter aangehouden als een maat waarbinnen gezichtstrekken te herkennen zijn. Binnen een contour van 25 rondom het plangebied bevinden zich geen woningen. De woningen aan de Van Limburg Stirumlaan liggen op grotere afstand. Er wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden.

3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

3.3.1 Historische geografie

De planlocatie is gelegen in de wijk Zorgvlied, een wijk met ca. 1.800 huishoudens in het zuidwesten van Tilburg. De wijk wordt ingesloten door de wijken De Reit, Korvel en De Blaak en grenst aan bossen en uitvalswegen. De wijk Zorgvlied is in drie gebieden te verdelen: 'de burgemeestersbuurt', het stuk van Zorgvlied dat ook het Villapark wordt genoemd, 'de staatsliedenbuurt' aan de zuidkant van Zorgvlied met huizen die er een kleine zestig jaar staan en 'de volkerenbuurt', die uit de jaren zestig dateert. De planlocatie is gelegen in 'de staatsliedenbuurt'. 'De staatsliedenbuurt' is bijna 65 jaar geleden gebouwd, als uitbreiding van de wijk Zorgvlied. Het is een gebied met sociale woningbouw. De buurt is vernoemd naar grote staatslieden uit onze vaderlandse geschiedenis.

De wijk ligt deels op de westelijke uitloper van het relatief hooggelegen centrale plateau van Tilburg. Het noordoostelijke deel van de wijk bestond vroeger voornamelijk uit een akkergebied dat werd doorsneden door een aantal wegen en paden met als belangrijkste De Berkdijk, waarlangs tevens de gelijknamige nederzetting lag. De Berkdijk lag op de overgang van het akkergebied De Schijf naar het brongebied van De Blaak. Deze relatief laaggelegen, natte gronden in het zuiden van het gebied werden doorsneden door een groot aantal sloten en waren in gebruik als weide. Evenwijdig aan de Berkdijk lag tevens een kleine waterloop die soms werd aangeduid met de algemeen voorkomende naam De Leije. Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw is de bebouwing in het gebied langzamerhand steeds meer toegenomen. Als eerste werden de percelen langs de Bredaseweg bebouwd. Tussen 1930 en de jaren vijftig is het plangebied vrijwel geheel bebouwd geraakt met de stedelijke woonwijk Zorgvlied.

3.3.2 Archeologie

Naar aanleiding van de herziening van het beheersbestemmingsplan 'Zorgvlied 2008' is in 2006 een cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat in Zorgvlied geen terreinen van bijzondere archeologische trefkans of waarde zijn gelegen, waarvoor wordt aanbevolen om deze de primaire bestemming archeologie te geven en waarbij voor wijzigingen aan de bestemming een aanlegvergunning vereist is. Op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek is een archeologische verwachtingskaart opgesteld van de wijk Zorgvlied. Deze archeologische verwachtingskaart is onderstaand weergegeven.

[image]Figuur 3.4: Archeologische verwachtingskaart van de wijk Zorgvlied, planlocatie wit omkaderd.

Op de archeologische verwachtingskaart is te zien dat de planlocatie geen tot een lage verwachtingswaarde heeft. Echter dateert het vigerende bestemmingsplan uit 2008, een moment waarop er nog weinig inzicht bestond over de archeologie van Tilburg (zonder dit nu specifiek te controleren). Derhalve is voor het plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Op basis van het onderzoek kunnen er, landschappelijk gezien, archeologische resten vanaf het paleolithicum verwacht worden. Voor de periode van het paleolithicum - volle middeleeuwen geldt een middelhoge verwachting voor het plangebied, aangezien de dichtstbijzijnde vondstwaarneming en opgraving op een relatief grote afstand liggen: op ca. 560 m en 850 m. Voor de periode van de late middeleeuwen . Nieuwe tijd geldt een hoge verwachting voor het plangebied, omdat de omgeving vanaf de 12e eeuw waarschijnlijk gebruikt is als akkergronden. Dit betreft voornamelijk complextypen als wegen, verkavelingsgreppels en agrarisch gebied.

Het is onduidelijk tot op welke diepe de bodem in het plangebied verstoord is door moderne activiteiten zoals de bouw van de kantoren, parkeerplaatsen en aanleg van ondergrondse infrastructuren zoals kabels leidingen en riolering. Op basis van gespecificeerde archeologische verwachting en de inschatting van de voorgenomen bodemingrepen op de te verwachte archeologische waarden is daarom tevens een vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van verkennend booronderzoek. Ook dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Het potentiele archeologische niveau kon tijdens het booronderzoek worden bepaald. Dit bevindt zich op ca 1m -Mv. Echter, voor een groot deel van het terrein is dit niveau verstoord door de aanwezige kabels en leidingen alsmede de huidige bebouwing. In de ongerepte delen bevindt zich echter ook in meerdere delen een verstoord niveau. Dit is onvoldoende om verder vervolgonderzoek te rechtvaardigen. Derhalve wordt het plangebied vrij gegeven van archeologische verwachtingswaarde.

3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

De beschermde monumenten en gebieden (Rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn. In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of -gebieden. De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw) hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele plantontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle objecten.

3.3.4 Conclusie

Tegen de ontwikkeling bestaat vanuit het oogpunt van cultuurhistorie en archeologie geen bezwaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied vanuit archeologisch oogpunt kan worden vrijgegeven aangezien de bodem is verstoord en er in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig zijn.

3.4 Volkshuisvesting

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie. In de Update Stedelijke Ontwikkelstrategie (september 2021) zijn accenten gelegd ten aanzien van de kwalitatieve opgaven die we zien in de gemeente. Daarnaast heeft de regio Hart van Brabant het Perspectief op wonen en woningbouw 2022 vastgesteld. Daarin is opgenomen dat de planvoorraad kwantitatief beter moet aansluiten bij de bijgestelde provinciale prognoses. Kwalitatief gaat de aandacht uit naar het sociale domein en in het bijzonder naar betaalbare woningen voor kleine huishoudens.

Centraal in de Woonvisie staat de gemeentelijke opgave om te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus. De woonmilieus vormen de basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, waarin zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend bij de huishoudenssamenstelling, het inkomen en de mate van zelfredzaamheid van de inwoners. Maar ook passend bij de verschillende leefstijlen.De Stedelijke Ontwikkelingsstrategie update 2021 geeft antwoord op de vraag hoe we invulling kunnen geven aan de grote en urgente woningbouwopgave. In de Update zijn zoekgebieden aangewezen die kansrijk zijn om te verdichten. Er worden richtinggevende verdichtingsprincipes geformuleerd, zodat er op een toekomstbestendige manier gebouwd kan worden aan Tilburg en initiatieven beter afgestemd kunnen worden op de mogelijkheden en ontwikkelrichtingen die de gemeente ziet. De behoefte aan ruimte voor wonen, werken en voorzieningen worden grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied een plek gegeven, binnen de kaders van de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit, geluid, geur en omgevingsveiligheid. Bij het ontwikkelen van nieuwe woon- en werklocaties wordt ingezet op een goede ruimtelijke indeling van de regio en het voorkomen van onnodige mobiliteitsstromen van personen- en goederenvervoer.

In paragraaf 2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking is omschreven op welke wijze we regionaal afspraken maken over nieuwbouw en hoe het plan zich verhoudt tot de plancapaciteit. De beoogde woningen worden gerealiseerd in de vorm van studio's, 2 kamer en 3 kamer appartementen. De doelgroepen voor deze woningen zijn met name starters, alleenstaande en ouder met kind(eren), 1 -2 persoons huishoudens en senioren. Oftewel de groepen die doorgaans op zoek zijn naar woningen in het betaalbare woningsegment. Vanuit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het planvoornemen voorziet in een deel van de woningbehoefte die in de 'Regionale Agenda Wonen Midden-Brabant 2017' wordt omschreven.

3.5 Groen En Speelruimte

3.5.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er te veel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

  • Bomenverordening 2021

  • Beoordelingscriteria houtopstanden

  • Nota 'overige houtopstanden'

  • Boomwaarde zoneringskaart 2017

  • Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

Bomenverordening

In maart 2021 is de Bomenverordening 2021 vastgesteld welke per september 2021 in werking is getreden. Deze verordening heeft geen betekenis voor projecten die ruim voor de vaststelling van de nieuwe verordening in voorbereiding waren, waaronder onderhavig project. Voor de beoordeling van de effecten op de bomen in dit plan kan aangesloten worden bij de Bomenverordening Tilburg 2017. Deze verordening biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.

Boomwaarde zoneringskaart 2017 (BWZ-kaart)

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

In het plangebied bevinden zich geen bomen die worden genoemd op de Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB). Blijkens de BWZ-kaart hebben de bomen aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied, nabij de Baroniebaan, een ecowaarde. Met een bomeninventarisatie zijn binnen het plangebied alle bomen in kaart gebracht en visueel onderzocht. Bij het visuele onderzoek zijn de verschillende delen (kroon, stam en wortelvoet) van de bomen vanaf de grond beoordeeld op conditie en boomstructuur om een indruk te krijgen van de boomkwaliteit en -veiligheid. De conditie van de bomen met ecowaarde is beoordeeld als 'goed'. De bomeninventarisatie is onderdeel van de quickscan natuurbescherming en als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Daarnaast zijn met de gemeente Tilburg en diverse vakspecialisten meerdere rondgangen langs de bomen gemaakt. Tijdens de rondgang op 29 september 2021 is geconstateerd dat ca. 3 bomen aan de zijde van de Baroniebaan gekapt dienen te worden om ruimte te maken voor realisatie van het beoogde gebouw. Door de kap van deze bomen ontstaat echter ook ruimte om een kwalitatieve verbetering door te voeren in de groenvoorziening welke ook bijdraagt aan het stimuleren van diversiteit en ecologische ontwikkeling. Voor de kap van de bomen wordt een vergunning aangevraagd in combinatie met het indienen van het compensatieplan.

Daarnaast wordt onderzocht of grootschalig onderhoud aan de bestaande bomen kan resulteren in een langere restlevensduur van de bestaande waardevolle bomen doordat meer groeiruimte wordt gerealiseerd. Welke bomen gekapt moeten of kunnen worden zal nader worden onderbouwd en worden voorgelegd aan de gemeente Tilburg.

3.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

3.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen. De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieen, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieen. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden. In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied en het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiele zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer). De Baroniebaan is aangemerkt als ecologische structuur. Met dit blijft een zone van ca. 21 meter als groene ruimte tussen de nieuwe bebouwing en de Baroniebaan. Het plan heeft daarom geen negatief effect op de Baroniebaan als ecologische structuur.

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieen toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto's, elektrische auto's en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

  • Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

3.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

3.6.4 Tilburg Fietst!, de Tilburgse Fietsagenda 2020

Het Tilburgs beleid voor de fiets is vastgelegd in 'Tilburg Fietst!, de Tilburgse Fietsagenda 2020', welke door het college is vastgesteld op 8 december 2020.

De fietsagenda is een van de vijf uitwerkingen van de Mobiliteitsaanpak Tilburg 2040 (MAT2040) en de MobiliteitsAgenda 013. Hierin is de doelstelling opgenomen dat tweederde van de verplaatsingen binnen de stad in 2040 op actieve wijze plaatsvindt (lopen en fietsen). Fietsen is inclusief, draagt bij aan een duurzame stad en is cruciaal in gezondheidspreventie. De fietsagenda verbindt het Tilburgs fietsbeleid met het Regionaal Fietsbeleidsplan 2016-2020 (regio Hart van Brabant), met de Samenwerkingsagenda BrabantStad Fiets 2019-2022 (de vijf Brabantse steden, de provincie Noord-Brabant en BUas) en met het landelijke Tour de Force 2e etappe Schaalsprong Fiets (samenwerking tussen het Ministerie van I &W, IPO, VNG/F10, vervoerregio's en diverse organisaties waaronder de ANWB en de RAI Vereniging).

3.6.5 Verkeer en parkeren in het plangebied

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

Voor het plan is een verkeer en parkeeronderzoek uitgevoerd door GoudappelCoffeng. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. In deze paragraaf volgen de belangrijkste resultaten.

Tevens heeft Mobycon parkeerdrukmetingen uitgevoerd in de openbare ruimte. De resultaten hiervan zijn eveneens bijgevoegd.

Parkeernorm Tilburg 2017

Volgens de nota ‘Parkeernormen Tilburg 2017’ ligt het plangebied in een zone C. Voor de functiebepaling van de wooneenheden is gebruik gemaakt van een drietal functies uit de hoofdgroep “Wonen”. De normatieve parkeerbehoefte volgens de bijbehorende parkeernormen bedraagt 330 parkeerplaatsen inclusief bezoekersparkeren en 255 parkeerplaatsen voor bewoners.

Na bepaling van het aantal parkeerplaatsen op basis van het gemeentelijke beleid is vervolgens verdieping gezocht in de locatie specifieke parkeerbehoefte in samenhang met de doelgroep, dubbelgebruik en parkeerdruk.

Doelgroepensystematiek

Gezien de aard en beoogde doelgroep van de ontwikkeling (senioren en alleenstaanden), is een zogenaamde doelgroepensystematiek toegepast. Hierbij is het autobezit bij senioren van 50+ en alleenstaanden in beeld gebracht. Ook is gekeken naar de gebiedsindeling en zijn twee wijken, Staatsliedenbuurt Oost en Staatsliedenbuurt West, met elkaar vergeleken. Uit deze onderzoeken volgt de conclusie dat de parkeernormen voor middel dure en overige wooneenheden naar beneden kan worden bijgesteld. Dit betekent dat bij de middel dure appartementen met een BVO vanaf 70 m2 en de overige wooneenheden met een BVO vanaf 50 m2 de parkeernorm 1,1 bedraagt met een bezoekersaandeel van 0,3. De parkeernorm voor sociale woningbouw heeft een parkeernorm van 0,8 met een bezoekersaandeel van eveneens 0,3. Op basis hiervan is een parkeerbehoefte berekend van 267 parkeerplaatsen.

Functie

Aantal

Eenheid

Bewoners

Bezoekers

Eenheid

Bewoners (totaal)

Bezoekers (totaal)

GGB < BV0 70 m²/ appartementen

176

Stuks

0,8

0,3

Woning

140,8

52,8

GGB < BVO 70 – 130 m² / appartementen

38

Stuks

0,8

0,3

Woning

30,4

11,4

Sociale woningbouw (appartement)

38

Stuks

0,5

0,3

Woning

19

11,4

Totaal (pp)

190,2

75,6

Totaal (pp) afgerond

191

76

Totaal (PP) afgerond

267

Figuur 3.5 Bepaling gedifferentieerde parkeerbehoefte

Dubbelgebruik

Uit het figuur 3.5 komt naar voren dat voor het plangebied 267 parkeerplaatsen benodigd zijn, wanneer alle bewoners en bezoekers 100% aanwezig zijn. Echter in de praktijk zijn bewoners en bezoekers op geen enkel dagdeel 100% aanwezig en om die reden wordt het piekmoment bepaald als maatgevend moment. De gemeente Tilburg heeft in haar beleid hiervoor een verdeling gemaakt dat resulteert in de volgende percentages en aantallen.

[image]

Figuur 3.6 Berekening dubbelgebruik - percentages.

Werkdag

Werkdag

Werkdag

Werkdag

Werkdag

Zaterdag

Zaterdag

Zondag

Dagdeel

Ochtend

Middag

Avond

Koopavond

Nacht

Middag

Avond

middag

Bewoners

96

96

172

153

191

115

153

134

Bezoekers

8

16

61

54

0

46

76

54

Totaal

104

112

233

207

191

161

229

188

Figuur 3.7 Berekening dubbelgebruik - aantallen.

In figuur 3.7 zijn twee getallen belangrijk om het aantal te realiseren parkeerplaatsen vast te stellen. Op de eerste plaats dienen bewoners op eigen terrein te parkeren. Het piekmoment voor de bewonersparkeerplaatsen is het dagdeel 'werkdag-nacht’ op basis daarvan dienen de parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Het tweede belangrijke getal is het piekmoment voor bewoners en bezoekers. Het dagdeel ‘werkdag-avond’ is met 233 parkeerplaatsen het piekmoment. Omdat 191 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd zijn resteren daarmee 42 parkeerplaatsen welke in de openbare ruimte dienen te worden voorzien.

Parkeerdrukmeting

Gelet op voorgaande constatering op basis waarvan 42 parkeerplaatsen in de openbare ruimte dienen te worden gebruikt, is onderzocht of er ruimte is om het bezoekersparkeren gedeeltelijk tijdens het piekmoment op te vangen is in de openbare ruimte. Hiertoe is een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd door Mobycon, deze is in de bijlage toegevoegd. Er zijn tellingen uitgevoerd op berekende piekmomenten, zijnde een doordeweekse avond. De meest recente tellingen zijn uitgevoerd op dinsdag 6 december 2022, donderdag 8 december 2022. Eerder zijn tellingen uitgevoerd op 10 september 2020, 16 juli 2022 en 21 juli 2022.

De meest recente tellingen hebben buiten de schoolvakanties plaatsgevonden. De tellingen zijn uitgevoerd in een straal van 250 meter rond het plangebied. Waarbij het onderzoeksgebied de wijk ‘De Blaak’ is uitgesloten doordat binnen het onderzoeksgebied geen oversteekplaats is over de Baroniebaan.

In totaal zijn er binnen het onderzoeksgebied 730 parkeerplaatsen aanwezig. Na de tellingen mogen op basis van het gemeentelijk beleid binnen een afstand van 250 meter rond het plangebied maximaal 620 parkeerplaatsen bezet zijn. Wanneer er 620 parkeerplaatsen bezet zijn, na het realiseren van het project, is er sprake van een acceptabele parkeerdruk van 85%. Het onderzoek van Mobycon levert de volgende resultaten op:

Parkeerplaatsen bezet Resterende capaciteit

  • Dinsdag 6 december 2022 443 177

  • Donderdag 8 december 2022 454 166

Geconcludeerd wordt dat op basis van het gemeentelijk beleid sprake is van een acceptable parkeerdruk. Op basis van het uitgevoerde tellingen kan ook worden geconcudeerd dat binnen een afstand van 200 meter al sprake is van een acceptabele parkeerdruk. Binnen een afstand van 200 meter werden van de 266 "vrije"parkeerplaatsen op 6 december er 155 bezet (64%) en op 8 december 156 (61%).

Deelmobiliteit

Ten aanzien van het toepassen van deelmobiliteit is in de huidige Nota Parkeernormen nog geen specifiek beleid opgenomen. Daarom is gekeken naar de landelijk gehanteerde en eerder in Tilburg toegepaste norm. Hieruit blijkt dat het gangbaar is dat een deelauto 5 reguliere personenautofs vervangt, oftewel een reductie van 4 parkeerplaatsen.


Aangezien de reductie van het aantal parkeerplaatsen afhankelijk is van het aantal deelauto's dat voorzien wordt bij de ontwikkeling, is in deze studie een bandbreedte bepaald aan de hand van 3 opties: geen deelauto's, 1 deelauto per 30 woningen en 1 deelauto per 20 woningen. Als gevolg van deze berekening ligt de reductie van het aantal parkeerplaatsen tussen de 0 en 52.


Bij de ontwikkeling van De Baron is op dit moment nog geen uitwerking gegeven aan de invulling van deelmobiliteit. Wanneer hiervoor wordt gekozen kan dat op basis van eerder genoemde kengetallen verder worden uitgewerkt in samenwerking met de gemeente Tilburg.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie is het plangebied en kantoorfunctie met een bruto vloeroppervlakte van 4.845 m2. Volgens de kencijfers van het CROW betreft de verkeersgeneratie van deze functie minimaal 156 en maximaal 238 verkeersbewegingen per etmaal. Dit betekent dat in de ochtend- en avondspits als gevolg van de functie 15 tot 25 verkeersbewegingen per uur extra ontstaan ten opzichte van de bestaande situatie.


In de toekomstige situatie bestaat het programma bestaat uit 252 appartementen, waarvan 15% sociale huurappartementen en 15% middel dure appartementen zijn. De middel dure- en sociale huurappartementen hebben een bruto vloeroppervlak van 70 m2 en de overige appartementen (70%) een bruto vloeroppervlak van 50 m2. Bij de berekening van de verkeersgeneratie is onderscheid gemaakt tussen een laag (min.), gemiddeld en hoog (max.) scenario. In het scenario laag bedraagt de verkeersgeneratie op een weekdag 867 motorvoertuigen per etmaal en op een werkdag 957 motorvoertuigen per etmaal. In lijn met de gedifferentieerde parkeerbehoefte is de verwachte verkeersgeneratie lager dan gemiddeld. Er mag dan ook verondersteld worden dat de te verwachten verkeersgeneratie van de ontwikkeling het best aansluit bij het scenario laag.


Als gevolg van de ontwikkeling op de Van Limburg Stirumlaan neemt de verkeersgeneratie toe. Ook draaien de aankomsten en vertrekken in ochtend- en avondspits om: bij een kantoorfunctie zijn de meeste aankomsten in de ochtendspits, terwijl bij woningen in de ochtendspits de meeste vertrekken zijn. Omdat de aankomsten en vertrekken omdraaien, is gekeken met behulp van de rekentool COCON wat voor effect dit heeft op de verkeersregeling op het kruispunt Van Limburg Stirumlaan met de Ringbaan West. Dit kruispunt maakt momenteel onderdeel uit van een groene golf op de Ringbaan West. Uit deze berekening is gebleken dat het kruispunt zowel in de ochtend- als avondspits voldoende capaciteit heeft in de regeling om het extra verkeer te verwerken. Wel is er een klein effect waarneembaar op de groene golf: verkeer aan het begin van het peloton moet mogelijk de snelheid iets inhouden bij het begin van de groene golf. De groentijd blijft wel voldoende om al het verkeer vervolgens te kunnen verwerken.


Daarnaast is er gekeken naar de afwikkeling in 2030 op het kruispunt Ringbaan West-Van Limburg Stirumlaan, dit rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Het onderzoek is verricht op basis van de huidige situatie. Voor deze berekening zijn twee varianten doorgerekend, de eerste variant gaat uit zonder ontwikkeling aan de Van Limburg Stirumlaan, de andere variant is doorgerekend met de ontwikkeling aan de Van Limburg Stirumlaan. Beide varianten zijn bekeken met behulp van rekentool COCON. In de bijgaande notitie zijn ter vergelijking ook de eerdere rekenresultaten toegevoegd. Bij de resultaten valt op dat de berekende cyclustijden bij de modelintensiteiten voor 2030 lager zijn dan de berekende cyclustijden voor de huidige situatie (telcijfers 2021). Dit komt doordat de modelintensiteiten op de recht doorgaande richtingen op de Ringbaan West een stuk lager zijn dan de huidige telling. Het verkeersmodel laat in de avondspits wel een flinke toename zien op richting 02 (linksaf vanaf Rooseveltplein). De resultaten geven aan dat in beide varianten een overschrijding plaatsvindt. Dit betekent dat het kruispunt met en zonder de ontwikkeling ten allen tijde dient te worden aangepast met een apart linksafvak vanaf het Rooseveltplein. Doordat beide varianten (met en onder ontwikkeling) zorgen voor een te grote verkeersintensiteit, is het probleem niet te relateren aan de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast is de gemeente voornemens om de ringbaan aan te passen maar is rekenkundig uitgegaan van de huidige situatie.

Fietsroutes:

Vanuit het plangebied kan snel worden aangesloten op de verschillende fietsroutes langs de Bredaseweg of ringbaan West. Daarnaast kan vanuit het kruispunt 'Baron van Lamsweerdelaan' en 'Vierwindenlaan' het 'Dongepad' gevolgd worden, die vervolgens verder gaat in het Roerpad waar verschillende richtingen buiten de stad kan worden gefietst.

Openbaar vervoer:

Het gebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Op loopafstand (ca. 250 meter) ligt het busstation Burgemeester Damsstraat, lijnbus 7 rijdt richting de Blaak en het centraal station van Tilburg. Verderop (ca. 400 meter) is het busstation 'Tilburg Ringbaan West / Burgermeester Rauppstraat', hier kan men opstappen op lijnbussen 7, 132, 450, 637.

Afvalinzameling

Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld. Bij bepalen van de locatie van de afvalinzameling dient rekening gehouden te worden met bereikbaarheid van de plek en voor voldoende opstelruimte van de vuilniswagen. Dat geldt voor zowel ondergrondse containers als voor losse containers. Dit wordt in de verdere planuitwerking uitgewerkt.

Noodhulpdiensten

Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

4.2 Milieueffectrapportage

4.2.1 Algemeen

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Echter, op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Een van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat de effecten voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst door middel van een vormvrije m.e,r,-beoordeling in beeld moeten worden gebracht. Het maakt daarvoor niet uit of een activiteit onder of boven de D-drempel waarde zit.

Omdat de voorgenomen activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst dient dus wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis waarvan beoordeeld wordt of het noodzakelijk is een milieueffectrapportage op te stellen.

ad b.

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bevindt zich op circa 3 kilometer van het plangebied. Vanwege de afstand leidt alleen stikstofdepositie tot mogelijke negatieve effecten op het natuurgebied.

Er heeft een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden (zie bijlage). Uit dit rapport blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-(beoordelings)procedure of m.e.r.-procedure.

4.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG-brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een ggemiddeldh modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een 'rustige woonwijk'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. Indien functies direct naast elkaar gelegen zijn, kan gesproken worden van een 'gemengd gebied'.

De VNG-brochure geeft de volgende definitie aan voor gemengd gebied: gEen gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. Daarnaast gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen. In dit geval ligt het plangebied tussen woonwijken, een benzineservicestation en hoofdinfrastructuur. Derhalve is sprake van een gemengd gebied. Het naastgelegen bedrijf betreft een benzineservicestation met LPG tot 1.000 m3 per jaar. Hiervoor geldt milieucategorie 2 met de volgende richtafstanden:

- Veiligheid:

50 meter;

- Geur:

30 meter;

- Stof:

0 meter;

- Geluid:

30 meter.

Het aspect veiligheid wordt in paragraaf 4.4 'Externe veiligheid' van deze toelichting nader onderzocht en onderbouwd. De overige afstanden kunnen vanwege de ligging in gemengd gebied met een stap verlaagd worden naar 10 meter. De werkelijke afstand tussen de grens van de inrichting en de grens van het plangebied bedraagt minimaal 11 meter waarmee aan de richtafstanden wordt voldaan. Het bouwvlak ligt zelfs op grotere afstand.

Naast het benzineservicestation zijn er geen inrichtingen die van invloed zijn op het plangebied. Voor de volledigheid wordt de invloed van het bedrijf Bosch Transmission Technology B.V. nog beschouwd. Dit bedrijf kent milieucategorie 4.1 met een grootste richtafstand van 200 meter. De daadwerkelijke afstand bedraagt 790 meter waardoor er geen sprake is van een hinder van en belemmering voor deze inrichting. Wel kan het nog invloed hebben voor het aspect externe veiligheid. Dit wordt in de volgende paragraaf beschouwd.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Inleiding

Het aspect externe veiligheid brengt de risico's in kaart die ontstaan door risicobronnen in de omgeving. In verschillende wetten en regelingen zijn normen en richtlijnen opgenomen om de externe veiligheid te waarborgen. Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is erop gericht om risico's voor de omgeving te beperken en beheersen vanwege:

- Het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven (inrichtingen);

- Het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);

- Het gebruik van luchthavens.

Dat gebeurt onder andere om te voorkomen dat te dicht bij kwetsbare bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, om de zelfredzaamheid te bevorderen en om de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet getoetst worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (die als wettelijke grenswaarde fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  1. de kans op een ongeval;

  2. het effect van het ongeval;

  3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;

  4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico wordt uiteengezet in het aantal dodelijke slachtoffers en de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiele) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

4.4.2 Risicobeoordeling

De risicokaart is de kaart waarop risicofs worden weergegeven die kunnen leiden tot rampen en ongevallen. Een uitsnede van de risicokaart met de omgeving van de planlocatie wordt weergegeven in onderstaande figuur. De aanwezigheid van een ruimtelijke ontwikkeling in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportroute, buisleiding of hoogspanningsleiding bepaalt of er een verantwoordingsplicht van het groepsrisico geldt. Cauberg Huigen heeft een beoordeling van het aspect externe veiligheid gemaakt. Dit rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. In deze paragraaf volgen de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek.

[image]Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart (risicokaart.nl)

4.4.3 Inrichtingen (bedrijven)

Op circa 790 meter ten zuiden van de planlocatie bevindt zich het bedrijf Bosch Transmission Technology B.V. De betreffende inrichting heeft een Pr 10-6 contour van circa 25 meter. Het plangebied bevindt zich in de grootste EV zone. Deze inrichting heeft geen invloed op de planlocatie maar een verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk.

Op de risicokaart is te zien dat zich naast het plangebied een risicovolle inrichting bevindt. Deze inrichting betreft een ondergronds LPG-reservoir. Het invloedsgebied van dit LPG-reservoir betreft 150 meter en de onderhavige locatie bevindt zich hierbinnen. Derhalve is door Cauberg Huygen een berekening van het groepsrisico gemaakt. Dit onderzoek is tevens als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Plaatsgebonden risico

Binnen de vastgestelde PR 10-6-contouren rond de LPG-installaties bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Groepsrisico

Het groepsrisico neemt toe van 0.04 naar 0.37 maal de orientatiewaarde. Het groepsrisico moet in alle gevallen worden verantwoord conform artikel 13 van het Bevi.

Effectafstand

De realisatie van de appartementen (kwetsbare objecten) binnen de 60m effectafstand rond het LPG-vulpunt dient te worden gemotiveerd.

Cauberg Huygen heeft een verantwoording van het groepsrisico en een motivering van de effectafstand gemaakt. Dit rapport is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan. Navolgend wordt de verantwoording uit het rapport uiteengezet.

Effectafstand

Voor de verantwoording van het risico moet ook rekening worden gehouden met de zogeheten effectbenadering. Voor (beperkt) kwetsbare objecten geldt de 60 m effectafstand en als (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze afstand komen te liggen, dan moet deze situatie verantwoord worden. Hetzelfde geldt voor zeer kwetsbare objecten binnen de 160 m effectafstand.

Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk binnen de 60 m effectafstand. Binnen het plangebied zijn geen zeer kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd. De 160 m effectafstand legt daarmee geen beperkingen op aan het plan.

De afstand van 60 meter is gebaseerd op de effecten van het meest risicorelevante ongevalscenario (het ongevalscenario dat het meest bijdraagt aan het plaatsgebonden risico). In die zin bevat deze effectafstand tevens een risico-element. Het meest risicorelevante scenario voor een LPG-tankstation is een slangbreuk met een daarop volgende fakkelbrand van het ontsnapte LPG. 60 meter is de afstand vanaf het vulpunt waarop slachtoffers kunnen vallen wanneer dit scenario optreedt. Op deze afstand is de warmtestraling 10 kW/m2, samenvallend met de 1% letaliteitsgrens voor onbeschermde personen. Dit neemt niet weg dat er ook andere scenariofs denkbaar zijn die in het kader van de incidentbestrijding een rol kunnen spelen. Die andere scenariofs worden echter in onderhavig kader niet betrokken bij het vaststellen van de effectafstand voor (beperkt) kwetsbare objecten.

Op basis hiervan kan gesteld worden dat, wanneer we uitgaan van 10 kW/m2 op 60 meter (de effectafstand) het pand voldoende beschermd wordt, omdat de toetsingswaarde voor Bouwbesluit 15 kW/m2 is. Omdat het pand zich maar voor een klein deel binnen de 60 meter bevindt en vanuit de bouwregelgeving een gevel minimaal moet voldoen aan 15 kW/m2, kan het plan ook voldoen aan de 10 kW/m2. In de circulaire effectafstanden LPG-tankstations is het een invloedsgebied van een LPG-incident met een stralingswarmte van 10 kW. Als bewoners door dit invloedsgebied moeten vluchten is dit een te hoge straling. De oplossing is dat via een andere kant van het gebouw (Noordkant) de ontvluchting plaatsvindt. Dit is in het overleg van 13 april 2022 met de Brandweer besproken en staat nu ook op de tekening.

Verantwoording groepsrisico

Omdat het plangebied niet binnen de gemeentelijke gedefinieerde beleidskaders valt en er geen planologische kaders zijn, moet er maatwerk geleverd worden voor de verantwoording. Het plan gebied valt in twee contouren, de eerste contour is het invloed gebied van een inricht genaamd Bosch Transmission Technology B.V. gezien de afstand zal de blootstelling aan toxische wolk het bepalende scenario, de tweede contour betreft het LPG tankstation. Daarnaast kunnen ook invloedsgebieden van kleinere transportassen over het beoogde plangebied liggen, echter hier zijn de transporthoeveelheden dermate laag dat de risico's voldoende beheersbaar zijn. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot de volgende generieke verantwoording.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de Beleidsvisie Externe Veiligheid. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beinvloeden van de personendichtheid is binnen het plangebied een beperkt item.

Het beperkte zit er in dat het moment van de hoogste personendichtheid niet overeenkomt met het hoogste risico moment. Statistisch is in de nachtperiode de grootste personendichtheid. Terwijl het grootste risico op incidenten in de dagperiode is. In de huidige situatie is het hoogste aantal personen in de dagperiode waarbinnen ook de grootste kans is op een incident. De toekomstige situatie heeft een positief effect op het groepsrisico.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheidsvraagstuk een rol. De bestrijding vindt plaats bij de bron, maar is zeer toegankelijk voor de hulpdiensten. De bron is van drie zijden goed te benaderen. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Omdat er twee risicofs aanwezig zijn (toxische wolk en LPG tankstation) zijn er ook twee benaderingen voor de zelfredzaamheid.

Voor de blootstelling aan een toxisch wolk, biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar.

Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelingsinstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met een druk op de knop uit te schakelen. Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.

De locatie is gelegen in de bebouwde kom van Tilburg. Binnen de bebouwde kom is voldoende dekking van de Waarschuwings- en alarmeringsinstallatie (WAS-installatie). Daarnaast is NL Alert operationeel voor vele mobiele telefoons. Op deze wijze is de risicocommunicatie vooralsnog voldoende geborgd.

Voor de blootstelling aan een incident bij een LPG tankstation, biedt vluchten de beste wijze van zelfredzaamheid. Het meest realistische scenario voor een LPG tankstation is een incident met een tankwagen (laden en lossen). Het scenario hiervoor is dat door een incident er een brand ontstaat welke de tankwagen doet opwarmen. Wanneer de inhoud van de tankwagen de kritische waarde bereikt zal de tankwagen detoneren (explosie). Tussen het incident en het effect zit een reactietijd, deze reactietijd kan gebruikt worden voor ontruiming. Wanneer de vluchtwegen van de bron (afgeschermd van de bron) zijn is dat de meest ideale situatie. Bij het ontwerp kan rekening gehouden worden met de situering van vluchtwegen. Het ontwerp van het gebouw houdt al rekening met afscherming van de bron, wat zeer gunstig is voor het vluchten bij een incident.

Conclusie

Door de ontwikkeling zal er sprake zijn van een toename van de populatie voor het plangebied, maar de toename zal anders verdeeld zijn (dag/nacht) dan in de huidige situatie. Het plan gebied ligt buiten de 10-6 contouren van het LPG-tankstation. De effectafstand kan aan voldaan worden omdat de toetsingseis voor het Bouwbesluit 15 kW/m2 is en het bouwblok maar voor een klein deel in de effectcirkel van de 60 meter zit. Op basis van de generieke verantwoording van de gemeente Tilburg hoeft er niet meer gedaan te worden dan (centraal) afsluitbare ventilatie. De overige maatregelen zijn op andere plaatsen geborgd.

4.4.4 Transport gevaarlijke stoffen

Het invloedsgebied van de transportassen over de weg en het spoor met gevaarlijke stoffen verschilt per transportas. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de wegen en sporen met de stofcategorie die zorgt voor het grootste invloedsgebied.

[image]
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in de omgeving van het plangebied zich twee risicobronnen bevinden die relevant zijn om te beschouwen in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling, te weten de A58 en het spoortraject Breda - Tilburg - Vught.

Rijksweg A58

De Rijksweg A58 ligt ongeveer 1000 meter ten zuiden van het plangebied. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van deze snelweg (>4000 meter; stofcategorieen GT4).

Plaatsgebonden risico

In de Regeling basisnet is voor het trajectdeel van de A58 ter hoogte van het plangebied een PR 10-6-plafond opgenomen van 24 meter. Deze contour reikt niet tot het plangebied. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de A58 is lager dan de orientatiewaarde en kent geen toename omdat een ontwikkeling op meer 200 meter afstand geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico. Omdat de beoogde woningbouwlocatie binnen het invloedsgebied van de weg is gelegen, is een beperkte verantwoording van het groepsrisico (zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) conform het Bevt verplicht. Aangezien een toxische wolk het maatgevend scenario is kan worden aangesloten bij de verantwoording van het groepsrisico voor de inrichtingen.

Spoortraject Breda - Tilburg - Vught

Het spoortraject Breda . Tilburg . Vught bevindt zich ten noorden van het plangebied. Over deze spoorlijn vindt, conform de Regeling basisnet, transport van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand tussen het spoortraject en het plangebied bedraagt circa 1650 meter, het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de spoorlijn (>4000 meter; stofcategorie D4).

Plaatsgebonden risico

Het risicoplafond van het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de Regeling basisnet. Hierin staat vermeld dat er voor het spoortraject ter hoogte van het plangebied sprake is van een maximale PR 10-6-contour van 8 meter (spoorlijn Breda . Tilburg). Deze contour reikt niet tot het plangebied en vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de spoorlijnen ligt ter plaatse van het plangebied onder de orientatiewaarde, gezien het GR-plafond 10-7 van 57 meter en het GR-plafond 10-8 van 221 meter. De hoogte van het groepsrisico van de spoorlijnen zal door de voorgenomen ontwikkelingen geen toename kennen, een ontwikkeling op een afstand zoals deze (1650 meter) is niet van invloed op het groepsrisico. Omdat de ontwikkelingslocatie binnen het invloedsgebied van het spoortraject is gelegen, is een beperkte verantwoording van het groepsrisico (zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) conform het Bevt verplicht. Aangezien een toxische wolk het maatgevend scenario is kan worden aangesloten bij de verantwoording van het groepsrisico voor de inrichtingen.

4.4.5 Buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen worden de veiligheidsaspecten behandeld van hogedruk buisleidingen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een hogedruk buisleiding. Daarom is dit externe veiligheidsaspect buiten beschouwing gelaten in de groepsrisicoverantwoording.

4.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridisch kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriele activiteiten. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. Op basis van de Wet geluidhinder dienen de geluidsgrenswaarden in acht te worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken, binnen de zones rondom wegen en indien de vergunning mogelijkheden biedt voor:

  • De realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen;

  • De aanleg van een nieuwe weg en/of reconstructie van een bestaande weg;

  • Functiewijziging van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie.

4.5.1 Wegverkeerlawaai

Het plangebied ligt in de geluidzone van de Baroniebaan en de Ringbaan-West De geplande geluidgevoelige bestemmingen (woningen) betreffen een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van het bestemmingsplan dienen de geluidbelastingen en mogelijke maatregelen inzichtelijk gemaakt te worden. Daarbij is een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet geluidhinder. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. In deze paragraaf volgen de belangrijkste resultaten.

De overige wegen rondom het plangebied zijn uitgevoerd als 30 km/uur wegen, die volgens de Wet geluidhinder geen geluidzone hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de invloed van de nabijgelegen 30 km/uur wegen wel inzichtelijk gemaakt. Het gaat om de volgende weg: van Limburg Stirumlaan.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Baroniebaan ten hoogste 62 dB en ten aanzien van de Ringbaan West ten hoogste 60 dB (inclusief aftrek art. 110g Wgh) bedraagt, hiermee wordt de voorkeurgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. De gecumuleerde geluidbelasting (LVL,cum) als gevolg van het verkeer op alle wegen samen bedraagt op de gevel van de woonappartementen ten hoogste 65 dB Lden zonder aftrek.

De maximale ontheffingswaarde van 63 dB per wegdeel wordt dus niet overschreden. Wanneer bron- of overdrachtsmaatregelen niet getroffen kunnen worden, is het nodig een hogere grenswaardeprocedure te doorlopen. Hierbij dient een toetsing aan het gemeentelijk geluidbeleid uitgevoerd te worden. Er is onderzocht of hier aan voldaan kan worden:

  • Bij toepassing van een stil type asfalt zal nog steeds niet overal aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Hiermee is de maatregel niet doeltreffend.

  • Toepassing van overdrachtsmaatregelen zijn onrealistisch vanwege de hoogte van de beoogde nieuwbouw. Snelheidsverlaging en het terugdringen van de verkeersintensiteiten is gezien de verkeersfunctie van de van de Ringbaan West en de Baroniebaan niet realiseerbaar.

  • Bij het verlenen van hogere waarden voor woningbouw eist de gemeente Tilburg dat iedere woning ten minste over een geluidluwe gevel beschikt en dat de buitenruimte van de woning aan een geluidluwe gevel is gelegen, bij een hogere waarde van meer dan 53 dB wegverkeerslawaai. Aan de geluidluwe gevel dient tenminste een verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) te zijn gelegen. Ter plaatse van de oostgevel is een geluidluwe gevel aanwezig, aan deze gevel dienen verblijfsruimtes (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) te worden gesitueerd. In de geluidluwe gevel moet een te openen deel (raam of deur) aanwezig zijn ten behoeve van het (spui)ventileren.

Uit het onderzoek blijkt dat het plan aan het gemeentelijk geluibeleid kan voldoen en hogere grenswaarden kunnen worden aangevraagd. Aansluitend dient ook een gevelweringsonderzoek uitgevoerd te worden om de binnenwaarde uit het Bouwbesluit te garanderen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.

4.5.2 Railverkeerlawaai

De planlocatie is niet binnen de geluidzone van het spoor. Railverkeerlawaai hoeft dan ook niet te worden onderzocht.

4.5.3 Industrielawaai

De planlocatie is niet binnen de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein gelegen. Industrielawaai hoeft dan ook niet te worden onderzocht.

4.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.

4.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

  2. een project leidt . al dan niet per saldo . niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

  3. een project draagt gniet in betekenende mateh (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

  4. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

De verkeersgeneratie neemt in de toekomstige situatie toe met 629 mvt/etmaal. Invoer in de NIBM tool laat zien dat het project kan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Zie onderstaande figuur.

[image]Figuur 4.2 Uitsnede NIBM-tool

Vanuit "een goede ruimtelijke ordening" van tevens gekeken naar de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens uit de NSL-monitoringstool. In de monitoringstool zijn rekenpunten gelegd langs de Baroniebaan. Uit de tool blijkt dat de berekende concentraties NO2, PM10 en PM2,5 allen ruim onder de geldende grenswaarden liggen (40 ug/m3, jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 en 25 ug/m3 voor PM2,5). Vanuit luchtkwaliteit is er dan ook geen bezwaar tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Geur

4.7.1 Industriele geurhinder

In en om het plangebied wordt geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriele geurhinder.

4.7.2 Agrarische geurhinder

In en om het plangebied worden geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van agrarische geurhinder.

4.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek. Vanwege de beoogde bestemmingswijziging en de nieuwbouw is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit. Derhalve is door Econsultancy een verkennend bodemonderzoek en onderzoek naar asbest in puin uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Verkennend bodemonderzoek

Op basis van het milieuhygienisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat deze deellocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV-NL). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. Uit het veldonderzoek blijk dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met cadmium, koper, kwik en lood. De zwak baksteenhoudende ondergrond is licht verontreinigd met kwik. In het grondwater is plaatselijk een lichte verontreiniging met barium aangetoond. De achtergrondwaarden worden hierbij niet overschreden. De bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het toekomstige gebruik.

Asbest in puin onderzoek

Onderzocht dient te worden volgens de strategie voor 'afgedekte funderingslagen'. Op het maaiveld en in het opgegraven en opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk in de fractie > 20 mm geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Analytisch is in de puinmengmonsters (fractie < 20 m) plaatselijk wel asbest aangetoond.

Aangezien het maximaal indicatief berekend asbestgehalte slecht in zeer geringe mate de helft van de hergebruikswaarde (50 mg/kg d.s.) overschrijdt en in de overige gaten een lager indicatief berekend asbestgehalte is vastgesteld, is het statistisch aannemelijk dat ook in een nader onderzoekstraject het gemiddelde gehalte van de verontreiniging per RE (ruimtelijke eenheid van maximaal 1.000 m2) de hergebruikswaarde niet zal worden overschreden. Een nader onderzoek asbest in puin wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. In geval van (grond)werkzaamheden op de locatie, met uitzondering van mobiel zeven, worden ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen voorzien.

Conclusie

De resultaten van het bodemonderzoek vormen geen aanleiding voor nader onderzoek in het kader van de bestemmingsplanwijziging. Na de sloop van de huidige bebouwing dient wel een onderzoek ter plaatse van de slooplocaties te worden uitgevoerd. Dit omdat sloopactiviteiten als een bodembedreigende activiteit worden beschouwd. Tevens zal na verwijdering van de funderingslaag, waarin asbesthoudend materiaal is aangetroffen, een actualiserend onderzoek moeten plaatsvinden. Ten slotte moet de vermoedelijke slootdemping nog worden onderzocht conform het protocol slootdempingen van de gemeente Tilburg. Dit aanvullend onderzoek wordt na sloop van de huidige bebouwing worden uitgevoerd, waardoor deze bruikbaar is voor de aanvraag van een bouwvergunning.

4.9 Natuur En Ecologie

4.9.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk 'Soorten' heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieen en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieen:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieen vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn);

  • Overige inheemse broedvogels;

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn;

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant);

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust-en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geintroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de "ja-mitsbenadering". De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.9.2 Analyse plangebied

Om het effect op beschermde natuurwaarden in beeld te brengen is door Natuurinclusief een Natuurtoets en Boominventarisatie uitgevoerd, deze is als bijlage opgenomen. In deze paragraaf volgen de resultaten van het onderzoek.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op circa 3 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied, Regte Heide & Riels Laag. Ecologische effecten op dit natuurgebied zijn niet te verwachten. De werkzaamheden bestaan uit het slopen van oude kantoorpanden en het nieuwbouwen van een woningcomplex. De herinrichting van het plangebied zal geen invloed hebben op het Natura 2000-gebieden met betrekking tot de punten: verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door licht, oppervlakteverlies, versnippering, verstoring door trilling, verstoring door mechanische effecten.

De invloeden van stikstofdepositie ten gevolge van de werkzaamheden zijn met deze natuurtoets niet in te schatten. Hiervoor zijn twee aparte stikstofberekeningen uitgevoerd welke tevens als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Uit de uitgevoerde berekeningen voor de bouwfase en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr ten opzichte van de referentiesituatie. In de gebruiksfase is er zelfs sprake van een afname van stikstofdepositie tussen de 0,00 en 0,02 mol/ha/jr. De stikstofemissie in de referentiesituatie kan worden opgevoerd als mitigerende maatregel / vergelijking voor de stikstofemissie in de bouwfase en de stikstofemissie in de gebruiksfase. In de referentiesituatie was er sprake van gebruik als 'kantoor'. Er staan 3 kantoorpanden met een totaal vloeroppervlakte van 4.250m². De drie kantoorpanden hebben respectievelijk energielabel C,F en G.

Het in gebruik hebben van appartementen en commerciële ruimte zal niet leiden tot mogelijke significante negatieve effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Het in gebruik hebben van appartementen leidt dan ook met zekerheid niet tot mogelijke significante negatieve effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening

Het plangebied ligt aan de rand van het centrum van Tilburg. Het dichtstbijzijnde gebied dat behoort tot het Natuurnetwerk bevindt zich op ruim 1 kilometer van het plangebied. Ecologische effecten op dit gebied zijn niet te verwachten. De werkzaamheden bestaan uit het slopen van oude kantoorpanden en het nieuwbouwen van een woningcomplex. De herinrichting van het plangebied zal geen invloed hebben op het Natuurnetwerk met betrekking tot de punten: verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door licht, oppervlakteverlies, versnippering, verstoring door trilling, verstoring door mechanische effecten.

Soortenbescherming

De aanwezigheid van gebouw- en boombewonende vleermuizen, eekhoorn, ransuil en sperwer kan binnen het plangebied niet worden uitgesloten. Aanvullen onderzoek naar deze soorten is noodzakelijk. Wat betreft de mogelijke verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten kan er gebruik gemaakt worden van de gebiedsgerichte ontheffing Oude Stad Tilburg. Op basis van de eisen van de factsheets kan gekozen worden of er gebruik wordt gemaakt van de gebiedsgerichte ontheffing of regulier aanvullend onderzoek de voorkeur heeft.

Door Natuurinclusief is in de periode van mei tot en met september ecologisch onderzoek naar de ransuil, sperwer en naar gebouwbewonende en boombewonende vleermuissoorten uitgevoerd. Tijdens het ecologisch onderzoek zijn er geen tekenen of sporen van ransuil, sperwer en boombewonende vleermuissoorten gevonden. Er is een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis gevonden. Onderzoek naar eekhoorn was niet noodzakelijk omdat de kap van de bomen buiten de kwetsbare periode van de soort wordt uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan is een ecologisch werkprotocol opgesteld om zorg te dragen voor een goede implementatie van de voorwaarden van de gebiedsgerichte ontheffing en om voldoende zorgplichtig te werken. Het werkprotocol is een document waarin beschreven staat waar en wanneer welke werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden en onder welke voorwaarden. Tevens wordt er aangegeven welke maatregelen uitgevoerd dienen te worden. Dit is tevens als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie

Met inachtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het onderdeel ecologie geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Kabels En Leidingen

Bij ruimtelijke ingrepen dient de initiatiefnemer rekening te houden met planologisch relevante kabels en leidingen. Onder planologisch relevante kabels en leidingen wordt verstaan:

  • hoogspanningsverbindingen van 50 Kv en hoger;

  • buisleidingen voor transport van aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 millimeter en een druk van meer dan 16 bar;

  • buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een uitwendige diameter van meer dan 70 millimeter en een druk van meer dan 16 bar;

  • buisleidingen met een diameter van 400 millimeter of meer buiten de bebouwde kom;

  • buisleidingen voor transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risicofs met zich meebrengen voor mens en/of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.

In het plangebied zelf zijn bovengenoemde kabels en leidingen niet aanwezig. Het aspect kabels en leidingen is dan ook niet relevant voor onderhavige ontwikkeling. Naast het plangebied ligt echter wel een ondergrondse 150 kV kabel, zie onderstaande figuur.

[image]Figuur 4.3 Ondergrondse 150 kv leiding

Voor hoogspanningskabels zijn er twee aandachtspunten; de belemmeringenstrook en de magneetveldzone. Voor de ondergrondse 150 kV kabel geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijde (dus 8 meter totaal), gemeten vanuit het hart van de verbinding. Het nieuwe gebouw ligt niet tot in strook, dus vormt dit geen belemmering. Verder is door TenneT aan de gemeente verklaard dat er voor ondergrondse kabels geen indicatieve zones beschikbaar zijn. Ondergrondse kabels maken geen onderdeel uit van het huidige voorzorgsbeleid ten aanzien van magneetveldzones en gevoelige bestemmingen in relatie tot gezondheidsbeleid. Gemeente Tilburg heeft zich geconformeerd aan dit voorzorgsbeleid. Het beschermingsgebied van deze kabel is wel als dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Bestaand Watersysteem

5.2 Beleidskader

Onderliggend Programma Water en Riolering (hierna te noemen: PWR) laat zien dat we als gemeente Tilburg terug- en vooruitkijken en verder bouwen aan een robuust en flexibel systeem. Het PWR, in de vorige planperiode bekend als het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is een goed planinstrument om mee te kunne bewegen met de trends en ontwikkelingen binnen dit vakgebied. Zo is er bijvoorbeeld sprake van meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoners en verandering in wetgeving. Om mee te kunnen bewegen met de ontwikkelingen om ons heen is het wenselijk om het GRP periodiek te actualiseren. In 2015 is het GRP 2016-2019 vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Tilburg. De looptijd van dit GRP is aan het eind van 2019 ten einde. Daarom is voor de periode 2020-2023 een nieuw GRP opgesteld, met een naamswijziging en aangepaste opzet naar PWR. De reden hiervoor is dat deze naamgeving alvast voorsorteert op de Omgevingswet, die het opstellen van programma's voorschrijft. Het programma Water en Riolering vormt dan samen met andere nog op te stellen programma's zoals bijvoorbeeld geluid, luchtkwaliteit, waterkwaliteit en overstromingsrisico's een samenhangend pakket van maatregelen ter bescherming en verbetering van de leefomgeving.

Sinds het in werking treden van het Bestuursakkoord Water (2010) werken we als gemeente Tilburg samen met waterschap Brabantse Delta, waterschap De Dommel, gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk en Waalwijk en Brabant Water binnen de werkeenheid Doelmatig Waterbeheer Hart van Brabant. Dit is een van de vier werkeenheden voor samenwerking aan doelmatig (afval)waterbeheer binnen de SWWB (Samenwerken aan Water in Midden en West Brabant). Voor deze samenwerking hebben we een samenwerkingsovereenkomst (SOK) opgesteld. Door samen op te trekken en kennis te delen kunnen we de waterketen zo optimaal mogelijk inrichten en profiteren van elkaars expertise en capaciteit. Ook na 2020, wanneer het Bestuursakkoord Water afloopt, gaan we door met het sturen op de 4k's (kwaliteit, kwetsbaarheid, kostenbesparing en klimaatadaptatie) en richten we ons op nieuwe thema's en het addendum Bestuursakkoord Water.

Met een aantal gemeenten binnen de werkeenheid Doelmatig Waterbeheer Hart van Brabant (Goirle, Oisterwijk en Tilburg), de waterbeheerders waterschap De Dommel en waterschap Brabantse Delta en drinkwaterbedrijf Brabant Water is besloten om voor de komende planperiode gezamenlijk een omgevingswetproof PWR op te stellen en hiervoor een blauwdruk te maken die binnen het samenwerkingsverband kan worden gebruikt. Het PWR krijgt hiermee een gemeenschappelijke basis met een 'couleur locale' voor gemeentespecifieke zaken. Om te komen tot een nieuw PWR hebben we het bestaande plan geactualiseerd op basis van gezamenlijke wensen, ambities en beleidskeuzes. Ook de financiele aspecten zijn herzien op basis van nieuwe inzichten en informatie.

Daarnaast geldt sinds 23 december 2021 het nieuwe Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5) van het Waterschap De Dommel. Hiermee wordt de watertransitie in gang gezet: een aanpak die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. In 2050 wil De Dommel een leefomgeving die klaar is voor de toekomst en een watersysteem dat daarbij past. Dat laatste wil zeggen; een waterhuishouding die robuust, flexibel en in balans is met de natuur en de omgeving en zorgt voor een goede waterkwaliteit. De droge zomers van 2018, 2019 en 2020, en de wateroverlast in 2021 tonen de urgentie aan en laten zien dat de omgang met water fundamenteel moet veranderen. Deze grote veranderopgave heet de watertransitie

5.3 Ambitie

In het Bestuursakkoord 'Gezond en gelukkig in Tilburg' 2018 . 2022 is opgenomen dat er onder de noemer 'Koel Tilburg' gewerkt wordt aan het realiseren van een klimaatbestendige stad in 2050. Hierbij gaat het vooral om het tegengaan van opwarming, wateroverlast en verdroging zowel in de bebouwde omgeving als in het omringende buitengebied en de natuur. Op het vlak van stedelijk waterbeheer wordt gesteld dat de ambitie om (binnen gerelateerde projecten) bij te dragen aan andere klimaatthema's dan wateroverlast zoals droogte, hittestress en biodiversiteit door meekoppelkansen te benutten en belanghebbenden bij elkaar te brengen. In combinatie met de reguliere onderhouds- en vervangingsmaatregelen wordt er naar gestreefd om het rioleringssysteem en de bijbehorende openbare ruimte zoveel mogelijk klimaatbestendig in te richten. Er wordt integraal afgestemd met andere disciplines (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en beheer openbare ruimte) en maken een gezamenlijke afweging. Hierbij wordt meegelift met zoveel mogelijk met geplande werkzaamheden in de openbare ruimte. Het gaat dan om het zichtbaar maken van water, het verhogen van de belevingswaarden en integratie van water en groen. We benutten de reikwijdte van de zorgplicht riolering om voor maatregelen die bijdragen aan een goed functionerend stedelijk watersysteem uren en middelen beschikbaar te stellen. Bij de klimaatbestendige inrichting van de openbare ruimte voor bestaand gebied wordt een stresstest uitgevoerd en voeren een risicodialoog uit om te komen tot maatwerkoplossingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen houden wij bij nieuwbouw rekening met de vloerpeilen zodanig dat er geen inpandige waterschade of waterschade bij omliggende bebouwing plaatsvindt bij de 70 mm/h bui uit het DPRA. Dit houdt in dat elke locatie maatwerk is. We stemmen de maatregelen en programmering af met de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie.

Met de aanleg van de blauwe aders en waterparken zet de gemeente Tilburg een flinke stap in het voorkomen van natte voeten. Echter door klimaatverandering ontstaat een nieuwe opgave. Buien worden extremer en de frequentie waarmee zware buien optreden neemt toe. Om op de toekomst voorbereid te zijn en een goed woon- en vestigingsklimaat te behouden zijn nieuwe investeringen nodig. Extra en grote hoeveelheden regenwater moeten worden verwerkt om waterschade te voorkomen. Het ondergronds afvoeren van deze extremen is kostbaar, maar bovengrondse oplossingen voor berging vergen ruimte en zijn daardoor sterk afhankelijk van andere claims op de bovengrond. Door regenwater te accepteren tussen de straatbanden, in groenvoorzieningen en te bufferen in de bodem kunnen ook zwaardere buien worden verwerkt. Dit vergt nieuwe investeringen, maar biedt ook nieuwe kansen. Met de bovengrondse blauwgroene voorzieningen kan tevens een bijdrage leveren aan het oplossen van andere klimaat gerelateerde problemen zoals hittestress en langdurige droogte. Groen en water in de openbare ruimte hebben ook een gunstig effect op de gezondheid (meer bewegen, ontspanning) en kan bijvoorbeeld worden gecombineerd met natuurontwikkeling (ecologische verbindingen). Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het coalitieakkoord "Een gezond en gelukkig Tilburg". Daar waar bovengrondse oplossingen op korte termijn geen haalbare kaart zijn, bieden ondergrondse oplossingen uitkomst.

Om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te kunnen inrichten introduceert de gemeente een regenwateropgave voor vervanging van verhard oppervlak en hanteren zij nieuwe ondergrenzen bij toename van het verhard oppervlak. De regenwateropgave verplicht tot het aanbrengen van regenwaterberging en is in lijn met de wateropgave die de waterbeheerder oplegt. Op dit moment is dat 60 mm. De opgave is voor de gebieden Blaak en Reeshof kleiner omdat deze gebieden, vanwege de ruim opgezette waterstructuur, al klimaatbestendig zijn ingericht. De opgave van 10 mm heeft als doel om het water van de kleine buien af te vangen en toe te voegen aan de grondwatervoorraad.

  • 50 m2: geen regenwateropgave;

  • 50 m2 - 150 m2:

o Indien niet vergunningplichtig: geen regenwateropgave

o Indien wel vergunningplichtig: regenwateropgave volgens onderstaande tabel:

  • 150 m2: regenwateropgave volgens onderstaande tabel:

[image]De opgave van 60 mm heeft als doel het verwerken van extreme neerslaghoeveelheden om de kans op wateroverlast nu en in de toekomst te beperken. De komende periode gaan we gebruiken om nauwlettend te voldoen aan de gestelde eisen. Daarbij volgen we wat haalbaar is (in de ruimte) en betaalbaar is (risico afgezet tegen verminderen schadelast, in combinatie met maatschappelijke voordelen, zoals berekend kan worden met tools als TEEB stad). Als blijkt dat de waterbergingsopgave redelijkerwijs niet mogelijk is, kan hiervan worden afgeweken (in overleg met onze gemeente). Eventueel kan hier een financiele voorwaarde aan worden verbonden (de opgave wordt dan afgekocht).

5.4 Duurzaam Watersysteem

In navolgende tabel is de oppervlakteverharding in de huidige situatie weergegeven.

[image]

Het planvoornemen heeft (vanwege de lange termijn ontwikkelingen) nog een globaal karakter. De oppervlakten zijn aangeleverd door de opdrachtgever en geven als worstcase benadering inzicht in het toekomstig verhard oppervlak. Voor het toekomstig verhard oppervlak wordt uitgegaan van 7.000 m2. Dit is indicatief berekend aan de hand van zowel het bouwvlak (ca. 6.270 m2) en een vlak waar verharding komt te liggen voor verkeer en parkeren (ca. 730 m2). Ten opzichte van de huidige situatie zal als worst-case scenario ten aanzien van de ontwikkeling het verhard oppervlak toenemen met 465 m2.

5.5 Watertoets

Afvalwater

Bij nieuwbouw dient hemelwater en afvalwater gescheiden aangeleverd te worden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aanbod van vuilwater mogelijkerwijs wijzigen. Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving, dat is het gescheiden rioolstelsel aan de Van Limburg Stirumlaan. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden. Tevens zal voor de aansluiting een vergunning aangevraagd moeten worden.

Oppervlaktewater

Op basis van de leggerkaart van waterschap De Dommel is in de directe omgeving van de planlocatie geen oppervlaktewater gelegen.

Waterkwaliteit

De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beinvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) en is ook van toepassing op onderhavige ontwikkeling. De emissies vanuit bouwmaterialen richting het oppervlaktewater dienen in verband met de waterkwaliteit zoveel mogelijk te worden beperkt door bij voorkeur gebruik te maken van producten die voorzien zijn van een keurmerk.

Hemelwateropgave

Om de hemelwateropgave de bepalen worstcase benadering aangehouden om inzicht in het toekomstig verhard oppervlak te krijgen. Voor het toekomstig verhard oppervlak wordt uitgegaan van 7.000 m2 . Dit is indicatief berekend aan de hand van zowel het bouwvlak (ca. 6.270 m2 ) en een vlak waar verharding komt te liggen voor verkeer en parkeren (ca. 730 m2 ). Het huidig verhard oppervlak is bij benadering bepaald aan de hand van de Opentopokaart van PDOK, de GBKN, de BAG en luchtfotofs en bedraagt ca. 6.535 m2. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verhard oppervlakte worst-case met 465 m2 toe.

Er is geen sprake van een toename van het verhard oppervlak van meer dan 500 m2 . Dit betekent dat conform het beleid van waterschap De Dommel geen compensatie verplicht is. Gemeente Tilburg stelt voor vervanging van verhard oppervlak als ook bij toename van het verhard oppervlak een compensatieplicht van 60 mm/m2 , een ondergrens van 50 m2 (indien vergunningsplichtig). Voor het worstcase scenario van de toekomstige ontwikkeling is een compenserende berging benodigd van maximaal circa 420 m3 (7.000 m2 x 0,06 m). Afhankelijk van de concrete planuitwerking wordt conform bovenstaande rekenregel de exacte waterbergingsopgave bepaald. De waterbergingsopgave kan via een wadi of infiltratiekratten worden verwerkt.

Hoofdstuk 6 Opzet Planregels

6.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

6.2 Standaard Plansystematiek

6.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit plan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf. Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

6.3 Bestemmingen En Aanduidingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen aanwezig: Wonen- Gestapeld. Deze bestemming is bedoeld voor de functie wonen in een appartementencomplex. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone' beschermd een obstakelvrij start- en landingsvlak en stelt regels aan de maximale bouwhoogte. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanning' die de beschermingszone van de 150 kv leiding regelt.

6.4 Bouw- En Gebruiksregels

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan.

8.2 Omgevingsdialoog

Bij onderhavige planontwikkeling is gekozen voor een procedure waarbij eerst een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen en vervolgens op basis hiervan een Omgevingsvergunning voor de bouw wordt aangevraagd.

Conform de 'Richtlijn omgevingsdialoog bij ruimtelijke plannen' van de gemeente Tilburg is invulling gegeven aan de Omgevingsdialoog in het kader van het bestemmingsplan door een informatiebijeenkomst te organiseren en omwonenden de gelegenheid te bieden om vooraf, tijdens en na afloop vragen te stellen.

Informatiebijeenkomst 21 oktober 2021

Op donderdag 21 oktober 2021 heeft initiatiefnemer een informatiebijeenkomst georganiseerd in de vorm van een inloopavond. Initiatiefnemer heeft hiervoor inwoners van de wijk Zorgvlied (tot het Burgemeester van de Mortelplein) uitgenodigd middels een brief. De gemeente heeft deze brief ook verspreid bij inwoners van De Blaak. De inloopavond vond plaats op de planlocatie zelf, op de bovenste verdieping van Van Limburg Stirumlaan 2. De bovenste verdieping van dit gebouw was ingericht voor de inloopavond met onder andere een viertal banners waarop de plannen zijn weergegeven.

De informatiebijeenkomst is door ca. 30 a 40 personen uit de wijken Zorgvlied en De Blaak bezocht. Tijdens de bijeenkomst waren vertegenwoordigers namens Magis Vastgoed en Tiwos aanwezig om de omwonden te woord te staan.

Vanuit de omgeving wordt positief gereageerd op het voornemen om de kantoren te slopen en nieuwbouw woningen te realiseren. Met name vanwege de bestaande situatie waarbij in de avond en nacht personen rondhangen op de locatie, in de huidige situatie zorgt dit voor een onveilig gevoel van de buurtbewoners.Het doortrekken van het park wordt als sterk punt benoemd, enerzijds vanwege toevoeging van de groene kwaliteit maar anderzijds ook met het oog op een leuke en logische looproute. De direct omwonenden uiten hun zorgen over een toename van de parkeerdruk.

De gemeente heeft enkele jaren geleden het straatprofiel van de Van Limburg Stirumlaan aangepast waarbij de auto's aan een zijde van de straat op de rijbaan dienen te parkeren. Eerder was er een profiel met aan beide zijden parkeervakken. Deze wijziging is doorgevoerd met als doel de snelheid van autoverkeer terug te brengen. De bewoners geven aan dat ze bij het parkeren op de rijbaan bang zijn voor beschadigen aan de autofs en liever in een vak parkeren. Dit laatste kan mogelijk lastiger worden als er meer auto's in de straat moeten parkeren. Bezoekers van de informatieavond welke niet direct omwonenden betroffen waren over het algemeen woningzoekenden. Er werd door woningzoekenden met enthousiasme gereageerd op de opzet van het gebouw en beoogde programma met twee- en driekamerappartementen. De sfeer van de inloopavond was overwegend positief, het verslag van de informatiebijeenkomst is als bijlage toegevoegd.

Na de informatiebijeenkomst is door diverse personen contact opgenomen, dit betroffen enkel geinteresseerden in een woning met vragen over huurprijzen, planning en mogelijkheid tot inschrijving.

Vervolg op de Omgevingsdialoog

In vervolg op de Omgevingsdialoog c.q. Informatiebijeenkomst gaat initiatiefnemer nog enkele bijeenkomsten organiseren met de direct omwonenden. Omdat gekozen is voor een traject waarbij eerst een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen en later een omgevingsvergunning voor de bouw wordt aangevraagd wordt gedurende de planuitwerking steeds meer bekend over het exacte gebouw en terreininrichting.

Parallel aan deze uitwerking worden de direct omwonenden geinformeerd tijdens bijeenkomsten of schriftelijk per brief. Dat geldt overigens niet alleen voor de planuitwerking, maar ook voor de activiteiten buiten in het veld waaronder de sloopwerkzaamheden welke inmiddels zijn gestart. Op het moment dat het Ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd zal een bijeenkomst worden georganiseerd met de omwonenden om te informeren over de huidige planuitwerking en een toelichting worden gegeven op de verantwoording omtrent het parkeren. Naar aanleiding van de informatiebijeenkomst lijkt het zinvol de omwonenden hier goed en volledig over te informeren. Daarnaast heeft initiatiefnemer de ambitie om de omwonenden te betrekken bij de terreininrichting ten aanzien van met name het gedeelte tussen de nieuwbouw en de Van Limburg Stirumlaan, denk hierbij aan plansoorten, looproutes en eventuele inrichtingselementen, rekening houden met de kaders van de gemeente Tilburg.

Overleg wijkraad

Initiatiefnemer en Wijkraad Zorgvliet hebben op d.d. 27 januari 2022 overleg met elkaar gevoerd n.a.v. aanvullende vragen en opmerkingen van de wijkraad welke zijn voortgekomen uit de omgevingsdialoog op d.d. 21 oktober 2021. Van dit overleg is een verslag opgesteld welke tevens als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. In reactie op dit verslag heeft de Wijkraad aangegeven van mening te zijn dat het verslag op sommige onderdelen te positief is geformuleerd en het hierdoor kan lijken dat initiatiefnemer en Wijkraad het met elkaar eens zijn, maar dat is op enkele onderdelen niet het geval.

De Wijkraad vindt het complex te massaal, heeft moeite met de omvang van de appartementen en maakt zich zorgen over de toekomstbestendigheid van het initiatief. Gelet op deze zorgen hebben Wijkraad, Magis Vastgoed, Tiwos en Gemeente Tilburg afgesproken samen te komen om deze onderwerpen inhoudelijk te bespreken, de relatie met het beleid omtrent het woonprogramma toe te lichten en met elkaar af te stemmen hoe tegen de toekomstbestendigheid wordt aangekeken. Ook wordt de Wijkraad betrokken bij de voorbereidingen op de aanvullende informatiebijeenkomsten met de omwonenden met als doel om de informatie op een goede manier over te kunnen dragen aan de inwoners van de wijk.

Informatiebijeenkomst 21 juli 2022

Op donderdag 21 juli 2022 heeft een informatieavond plaatsgevonden over het project 'De Baron' georganiseerd door Magis Vastgoed (in samenspraak met Tiwos en Gemeente). Aanleiding voor de informatieavond was de directe omgeving te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de planuitwerking voor het nieuwbouwproject de Baron gelegen aan de van Limburg Stirumlaan te Tilburg.

Magis Vastgoed heeft deze informatiebijeenkomst voor de zomervakantie en Tilburgse Kermis gepland, omdat de gemeente het bestemmingsplan na de vakantieperiode in procedure gaat brengen.

Tijdens de informatieavond zijn de volgende onderwerpen gepresenteerd met een PowerPoint presentatie:

- Magis Vastgoed & Tiwos / Project Baron;

- Omgevingsdialoog oktober 2021 tot en met nu;

- Huidig ontwerp en terreininrichting (stand van zaken)

- Bestemmingsplan

o Procedure

o Planning

o Parkeren

Het aspect parkeren is extra toegelicht omdat tijdens de omgevingsdialoog in oktober 2021 veel vragen gesteld werden over het parkeren.

Na de presentatie zijn de onderwerpen, die aanbod zijn gekomen tijdens de presentatie, besproken en bediscussieerd.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 3 oktober tot en met 14 november 2022. Tijdens deze periode zijn er 5 zienswijzen ingediend. In de nota van zienswijzen behorend bij het bestemmingsplan zijn de zienswijzen samengevat en beoordeeld.

Bijlage 1 Quickscan Windhinder

Bijlage 1 Quickscan windhinder

Bijlage 2 Notitie Bezonningsstudie

Bijlage 2 Notitie bezonningsstudie

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 3 Bezonningsstudie

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Booronderzoek

Bijlage 5 Archeologisch booronderzoek

Bijlage 6 Parkeren En Verkeer

Bijlage 6 Parkeren en verkeer

Bijlage 7 Parkeertelling

Bijlage 7 Parkeertelling

Bijlage 8 Resultaten Afwikkelingsberekeningen 2030 Rbw

Bijlage 8 Resultaten afwikkelingsberekeningen 2030 RBW

Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 9 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Beoordeling Externe Veiligheid

Bijlage 10 Beoordeling externe veiligheid

Bijlage 11 Beoordeling Ev Lpg-tankstation

Bijlage 11 Beoordeling EV LPG-tankstation

Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 12 Akoestisch onderzoek

Bijlage 13 Rapportage Verkennend Bodemonderzoek En Asbest Onderzoek

Bijlage 13 Rapportage verkennend bodemonderzoek en asbest onderzoek

Bijlage 14 Quickscan Natuurbescherming En Boominventarisatie

Bijlage 14 Quickscan natuurbescherming en Boominventarisatie

Bijlage 15 Vervolgonderzoek Soort Ecologie

Bijlage 15 Vervolgonderzoek soort ecologie

Bijlage 16 Notitie Stikstofdepositie

Bijlage 16 Notitie stikstofdepositie

Bijlage 17 Aerius Bouwfase

Bijlage 17 AERIUS bouwfase

Bijlage 18 Aerius Gebruiksfase

Bijlage 18 AERIUS gebruiksfase

Bijlage 19 Ecologisch Werkprotocol

Bijlage 19 Ecologisch werkprotocol

Bijlage 20 Toestemming Gebiedsontheffing

Bijlage 20 Toestemming gebiedsontheffing

Bijlage 21 Rapport Watertoets

Bijlage 21 rapport watertoets

Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 22 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 23 Verslag Overleg Wijkraad

Bijlage 23 Verslag overleg wijkraad

Bijlage 24 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Bijlage 24 Nota van zienswijzen en Staat van wijzigingen