KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Gemeente
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.4 Volkshuisvesting
3.5 Groen En Speelruimte
3.6 Detailhandel
3.7 Horeca
3.8 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Milieuhinder Bedrijven
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Vuurwerk
4.5 Geluid
4.6 Lucht
4.7 Geur
4.8 Bodem
4.9 Natuur En Ecologie
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Beleidskader
5.3 Toekomstige Situatie
5.4 Watertoets
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Omgevingsdialoog
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Memo Hoogbouw Koningswei
Bijlage 2 Windhinderonderzoek
Bijlage 3 Resultaten Wind
Bijlage 4 Bezonningsstudies Koningswei
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Verkeerskundig Onderzoek
Bijlage 7 Nota Parkeernormen Tilburg
Bijlage 8 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 9 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 10 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico Externe Veiligheid
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai
Bijlage 13 Quickscan Luchtkwaliteit
Bijlage 14 Rapport Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 15 Onderzoek Stikstof En Aeriusberekening
Bijlage 16 Aanvullende Bezonningsstudie
Bijlage 17 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 18 Rapport Watertoets
Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 20 Parkeren Mobiliteitsplan
Bijlage 21 Zichtlijnenstudie Koningswei
Bijlage 22 Notitie Behandeling Zienswijzen

Centrum Zuid 2008, 6e herziening (Koningswei)

Bestemmingsplan - gemeente Tilburg

Vastgesteld op 19-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Centrum Zuid 2008, 6e herziening (Koningswei) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2021042-e001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 77.4van de regels van dit plan;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 additionele horeca

Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:

  1. de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het b.v.o. van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit;

  2. de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden;

  3. de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  4. geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.

1.11 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.12 bedrijven

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, groothandel met eventueel

bijbehorende ondergeschikte showroom, ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag,

reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven al dan niet met bijbehorende en ondergeschikte showroom),

e.d., alsmede brandweerkazerne. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van autohandel in

combinatie met een autoreparatiebedrijf.

Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties. Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, prostitutie inrichting, (perifere) detailhandel,

nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch

bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die zijn bedoeld voor de eigen

brandstoffenvoorziening met uitzondering van bedrijfspompen behorende bij transportbedrijven.

(Bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).

1.13 beperkt kwetsbare functie

Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'beperkt kwetsbaar gebouw' en 'beperkt kwetsbare locatie'.

1.14 beperkt kwetsbaar gebouw

Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een beperkt kwetsbare functie.

1.15 beperkt kwetsbare locatie

Een locatie voor:

  1. recreatief nachtverblijf voor niet meer dan 50 personen;

  2. sport, spel of recreatief dagverblijf, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of

  3. evenementen in de open lucht voor minder dan 5.000 personen.

1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.17 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.18 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwblok

Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.

1.24 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.

1.26 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

1.31 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.32 calamiteit

Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.

1.33 dakhelling

Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.

1.34 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten voor zover deze supermarkten niet groter zijn dan 250m² wvo (winkelvloeroppervlakte). Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening, evenals afhaalgelegenheden van direct voor consumptie geschikte etenswaren en/of maaltijden (zoals een afhaalrestaurant of broodjeszaak zonder zitgelegenheid. Uitgezonderd zijn: postorderbedrijven, internetbedrijven e.d.

1.35 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.36 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.38 evenement

Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van

een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve,

commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën,

snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.39 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.40 gebruiksoppervlakte (gbo)

De vloeroppervlakte van ruimte(n) tussen de opgaande scheidingsconstructies bepaald overeenkomst NEN 2580, waarbij garages, bergingen, inpandige loggia's/balkons en andere niet voor bewoning geschikte ruimten niet meegerekend worden.

1.41 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.43 gestapelde woning

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.44 gezondheidszorg

Medische of paramedische voorzieningen, niet zijnde verblijfsvoorzieningen.

1.45 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.46 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.47 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.48 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horecacategorie 1 (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

1.50 horecacategorie 2 (Droge horeca)

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

1.51 horecacategorie 3 (Eetgelegenheden)

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

1.52 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).

1.53 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.54 kantoorhoudendheid

Percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte dat als kantoor wordt gebruikt.

1.55 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening

Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie A en B van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:

  1. seksuele en erotische dienstverlening;

  2. zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;

  3. detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;

  4. horeca.

1.56 kwetsbare functie

Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'kwetsbaar gebouw' en 'kwetsbare locatie'.

1.57 kwetsbaar gebouw

Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een kwetsbare functie.

1.58 kwetsbare locatie

Een locatie voor:

  1. recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;

  2. sport, spel of recreatief dagverblijf, waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of

  3. evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.

1.59 kwetsbare objecten (Vuurwerkbesluit)

Hieronder worden verstaan:

  1. woningen, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit zijn gelegen;

  2. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet;

  3. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn;

  4. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt;

  5. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling;

  6. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;

  7. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn;

  8. winkels, hotels, restaurants en cafés;

  9. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging;

  10. sport-, kampeer- en recreatieterreinen;

  11. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven;

  12. rijkswegen en spoorwegen.

1.60 langzaam verkeer

Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.

1.61 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.62 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  1. medische of paramedische voorzieningen;

  2. zorginstellingen;

  3. welzijnsvoorzieningen;

  4. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen;

  5. voorzieningen t.b.v. kinderopvang;

  6. openbare (overheid) en bijzondere instellingen;

  7. overige maatschappelijke voorzieningen.

1.63 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.64 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.65 Middeldure huurwoning

Huurwoning bedoeld voor middeldure huur en die voldoet aan de bepalingen voor hoge middenhuur in de verordening Middenhuur, met dien verstande dat in afwijking van de hierin opgenomen bepalingen voor woonoppervlakte en huurprijsindexatie deze respectievelijk 55 m2 Gebruiksvloeroppervlakte (GBO) en indexatie met CPI+1 bedragen.

1.66 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.67 netto vloeroppervlak (n.v.o.)

De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.

1.68 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, warmte koude opslag, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.69 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.70 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.

1.71 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.72 onzelfstandige wooneenheid/eenheden

Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.

1.73 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.74 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.75 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.76 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.77 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.78 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.79 recreatief medegebruik en evenementen

Hieronder wordt verstaan:

  1. incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;

  2. incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d;

1.80 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.81 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst op of onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a van de Wet op de huurtoeslag, zoals omschreven staat in artikel 1.1.1 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening, althans de grens als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruime indien dat hoger is.

1.82 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.83 Sport en recreatie

Het geheel van voorzieningen t.b.v. (recreatieve) sportbeoefening, zowel binnen als in de buitenlucht, zoals

sportveld, atletiekbaan, sporthal, gymzaal, fitnessruimte en sportschool, inclusief bijbehorende bebouwing

zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d., alsmede

recreatieve voorzieningen, zoals welness, (binnen)speeltuin, bowlingbaan, (muziek)theater,

creativiteitscentrum, muziek- en dansschool. Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is

uitgesloten.

1.84 straatpeil

Zie: peil (straatpeil).

1.85 studentenhuisvesting

Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding.

1.86 supermarkt

een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk voedingsmiddelen waaronder ook verse groente, brood en vlees, worden verkocht, waarbij het assortiment gebruikelijk wordt aangevuld met huishoudelijke en drogisterij artikelen.

1.87 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.88 veiligheidsafstand

Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.

1.89 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.90 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf

Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.

1.91 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor e.d.

1.92 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.93 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.94 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden

Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.

1.95 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.96 wet geluidhinder

De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.97 wet milieubeheer

De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.

1.98 winkelvloeroppervlakte

Het oppervlak van een (winkel)unit dat voor publiek vrij toegankelijk is, dan wel zichtbaar is, inclusief de ruimten die direct met de verkoop samenhangen.

1.99 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.100 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

1.101 zeer kwetsbare functie

Een functie of activiteit zijnde:

  1. een woonfunctie voor 24-uurzorg;

  2. een bijeenkomstfunctie:

  1. voor kinderopvang; of

  2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;

  1. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit Bouwwerken Leefomgeving, Stb. 2018, 291;

  2. een gezondheidsfunctie met een bedgebied; of

  3. een onderwijsfunctie:

  1. voor basisonderwijs; of

  2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.

1.102 zeer kwetsbaar gebouw

Een hoofdgebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een zeer kwetsbare functie.

1.103 Zorginstelling

Zorgvoorziening voor mensen met een (zware) mentale of fysieke beperking waarbij intensieve zorg en begeleiding geleverd wordt.

1.104 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. de milieusituatie;

  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  2. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;

  3. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede landschappelijke inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  1. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergrondse bouwwerken

7.2 Hoofdtoegang woningen

7.3 Ruimte tussen bouwwerken

7.4 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 luchtvaartverkeerzone

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, plangrens, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, tot een maximum van 1m, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;

  4. gelet op de aangrenzende openbare ruimte het daar beoogde gebruik en de daar nagestreefde veiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 3m boven de met de maatvoeringsaanduiding aangeduide hoogte.

10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.

10.6 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;

  2. de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.2 Parkeerregeling

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Centrum Zuid 2008, 6e herziening (Koningswei)".

Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van circa 367 woningen, circa 1600m2 maatschappelijke doeleinden (gastenhuis) en circa 500m2 aan horeca en dienstverlening aan Koningswei Tilburg. Het betreft de percelen sectie TBG01 M nrs. 9911,9913, 9914, 9915, 9916, 10205, 10107, 10399, 10401, 10402, 10756, 11171, 11172, 11969, 12347, 12349. Het plan betreft de gebiedsontwikkeling 'Koningswei', welke bestaat uit het slopen van 2 bestaande complexen en de bouw van 2 stadsblokken met woningen, een gastenhuis, horeca en dienstverlening, aan de Piusstraat en Koningsplein.

Met de omvorming van het Koningsplein van een stenig plein naar een groen park (Koningswei) ontstaat een centrum stedelijk woongebied in een groene omgeving met een directe verbinding met de Piushaven via de huidige Koopvaardijstraat.

[image]

Impressie: wonen aan de Koningswei

De binnenstad van Tilburg is sterk in ontwikkeling. Het winkelrondje nadert zijn voltooiing, de Spoorzone ontwikkelt zich in sneltreinvaart, de Piushaven is helemaal opgebloeid, het Veemarktkwartier bijna gereed en met het Stadsforum krijgt de binnenstad binnen enkele jaren een prachtig extra plein én een nieuw Koningsplein met veel extra woningen. Met de omvorming van Koningsplein van een stenig desolaat plein naar een groen park, ontstaat Koningswei. Mooie ontwikkelingen die stuk voor stuk bijdragen aan een toekomstbestendige, leefbare en economisch gezonde binnenstad. Een binnenstad met meer groen, minder doorgaand verkeer, méér woningen, betere verblijfskwaliteit en een kloppend winkelhart waar Tilburgers en bezoekers niet alleen komen om inkopen te doen maar ook graag verblijven.

De nieuwe gebouwen staan alzijdig met hun voeten in het groen en de bestaande gebouwen krijgen hun oriëntatie op Koingswei in een vormentaal die bijdraagt aan de parkbeleving. De centraal gelegen weide wordt een prachtige verblijfsplek voor jong en oud. Hier kan men relaxen, een balletje trappen of schommelen aan de deels te behouden en van klimplanten voorziene pergola.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief voor de bouw van de woningen, het gastenhuis en de horeca en dienstverlening. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied omvat het gebied Koningswei en wordt globaal begrensd door het Koningsplein in het noorden en westen, het Anna Paulownahof in het zuiden en de Piusstraat in het oosten.

[image]

Figuur: Ligging plangebied in centrum Tilburg

1.3 Voorgaande Plannen

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Centrum Zuid 2008, dat op 23 juni 2010 onherroepelijk is geworden. Het bestemmingsplan Centrum Zuid 2008 is een beheerbestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie in beeld is gebracht. De bestaande complexen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden gesloopt en in plaats daarvan worden 2 nieuwe woonblokken gerealiseerd. Deze nieuwe woonblokken passen niet in de regels van het vigerende bestemmingsplan.

1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het gebied Koningswei ligt op een grensvlak van 3 kenmerkende gebieden: de binnenstad, De Schatkamer van Tllburg en de Piushaven.

De Binnenstad wordt hier gekenmerkt door een verweving van de historische Heuvelstraat en de grootschalige centrumhervorming uit de jaren ’60, waarvan het Koningsplein deel uitmaakt. Deze ingreep ging gemoeid met grootschalige sloop, van onder andere de nog niet eens zo oude woonwijk Koningswei. Daarvoor in de plaats kwam een modernistisch plan met kernwandgebouwen (Katterug), de Cityring en het Koningsplein. De ingreep diende meerdere doelen: wederopbouw c.q. het tegengaan van de verkrotting, het faciliteren van de toenemende automobiliteit en het creëren van een modern stadshart dat is verbonden met de oude stad. Het Stadhuis (architect Kraaivanger, 1972), dat onlangs met respect voor het oorspronkelijke ontwerp vernieuwd is (DeDrie Architecten), staat op de grens van die 2 werelden. De Katterug is bedoeld om ze te verbinden.

Het plan van Van de Broek en Bakema is deels uitgevoerd. Het heeft naast veel sloop en schaalvergroting ook ruimte en flexibiliteit opgeleverd. Het Stadsforum had er niet kunnen komen zonder deze grote ingrepen en de huidige plannen voor de Koningswei kunnen daar eveneens van profiteren.

[image][image]

De wijk Koningswei in 1960 en het plan Van de Broek en Bakema (1965)

[image][image]

Het nieuwe Stadhuis (gezien vanuit zuidwest en zuidoost)

De Schatkamer van Tilburg wordt vooral bepaald door het Kunstcluster. Dat maakte deel uit van het Masterplan voor Centrum-Zuid van Jo Coenen. Voor de Koningswei zijn de structurerende ingrepen van belang die Coenen heeft gedaan. Door min of meer open volumes rondom openbare binnentuinen en structurerende elementen en bestrating tussen de Binnenstad en de Koningswei zijn nieuwe relaties ontstaan en oude relaties hersteld. Ook voor dit plan geldt dat de uitvoering niet compleet is. De Koningswei ontwikkeling kan daaraan bijdragen, maar dan op een hedendaagse, toekomstgerichte wijze.

[image]Masterplan Centrum-zuid en Kunstcluster van Jo Coenen

Andere ontwikkelingen die recentelijk hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Centrum-Zuid zijn het Factorium, met het Vrijheidspark, de ontwikkeling van de Frederikstraat c.q. het Kernwinkelgebied (in aanbouw) en de nieue Stadswinkel (Stadskantoor 2, in aanbouw).

[image][image]

Factorium en Vrijheidspark (linksonder Kantongerecht), impressie Frederikstraat (bovenin Koningswei)

[image]

impressie Stadswinkel

De Piushaven wordt sinds 2002 herontwikkeld van verloederde industrieterreinen naar een gevarieerd en centrum-stedelijk woonmilieu. Ca 1650 woningen en 36.500 m2 commerciële ruimten worden gebouwd in de vorm van stedelijke blokken met hoogbouw aan pocket parks, gebiedsontwikkelingen en kleinere ingrepen. Voor de ingrepen zijn respect voor de bestaande schaal en het benutten van de kwaliteit van de Piushaven altijd uitgangspunt. De gebiedsontwikkeling Piushaven is voor ca driekwart gereed. De laatste ingrepen zijn vanaf de Koningswei te zien. De Koopvaardijstraat krijgt een nieuwe aanblik (openbare ruimte en bouwplannen). De Koningswei is de laatste schakel tussen de Piushaven en de Binnenstad.

[image]

Afbeelding: De Koopvaardij, met links op de achtergrond de huidige TBV flat aan de Koningswei

De omschreven kenmerken van deze drie gebieden komen samen op de Koningswei. De Koningswei wordt begrensd door de flat Koningswei in het westen, het Anna Paulownahof in het zuiden, de Piusstraat in het oosten en de Stadswachter en de Stadswinkel (Stadskantoor 2) in het noorden. Daarvan zijn de flat Konigswei en SK2 duidelijk representanten van het brutalisme/ modernisme van Van de Broek en Bakema. Op grotere afstand zijn de representanten het (nieuwe) Stadhuis, de Katterug, het Kantongerecht en de Frankenflat. De andere gebouwen, zoals het Anna Paulownacomplex, sluiten in meer of mindere mate in hun verschijningsvorm aan bij het kleinschaliger stedelijk weefsel, dat verschillende ‘kleuren’ kent.

[image]

Figuur: Stadsweefsel Tilburg

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.

De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking

getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch

wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is

op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de

inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van

de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.

In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op

doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels

opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en

deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan

bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de

gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een

bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing

zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe

ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet

een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een

of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde

projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.

Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van

de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro

vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de

bij het Barro behorende kaarten.

De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.

Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van

strijdigheid met nationale belangen.

2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van ca. 367 woningen, een gastenhuis van ca. 1600 m2 (maatschappelijke doeleinden) en maximaal 500m2 aan horeca en dienstverlening mogelijk gemaakt.

Sinds 1 juli 2017 is de 'nieuwe' ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. De traditionele drie opeenvolgende treden van 'de ladder' zijn hierbij komen te vervallen. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de voorgaande regeling betreffen:

- de begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt;

- de nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.

- voor ontwikkeling buiten bestaande stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de jurisprudentie blijkt (zie overzichtsuitspraak ladder voor duurzame verstedelijking van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 ) dat bij de bouw van meer dan 11 woningen en meer dan 500m2 aan overige functies sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Voorliggend initiatief betreft de bouw van 367 woningen, 1600m2 aan maatschappelijke doeleinden in de vorm van een zorginstelling, en maximaal 500m2 aan horeca en dienstverlening, waardoor toetsing aan de Ladder aan de orde is.

Bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro behelst, moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan. Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime niet voorziet in een groter planologisch beslag op de ruimte en niet voorziet in een functiewijziging, voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het voorgaande bestemmingsplan (Centrum Zuid 2008) voorziet ter plaatse van het plangebied in 3 bestemmingen: Gemengd-1, Centrum en Verkeer-Verblijf. Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn onder andere wonen, maatschappelijke instellingen, dienstverlening en bedrijven mogelijk. Binnen de bestemming Centrum zijn onder andere wonen, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke instellingen mogelijk. Daarmee is bij recht reeds (binnen Centrum ca. 2400 m2 + binnen Gemengd-1 ca. 1900m2=) 4300m2 aan o.a. maatschappelijke doeleinden, dienstverlening en wonen mogelijk.

De bouw van 1600m2 voor een zorginstelling valt onder maatschappelijke instellingen en is dus bij recht reeds mogelijk, voorziet daarmee niet in een functiewijziging en legt geen groter planologisch beslag op de ruimte. De bouw van maximaal 500m2 aan horeca en dienstverlening is grotendels een vervanging van de reeds aanwezige commerciele functies in de plint van het bestaande complex aan de het Koningsplein. De horecavoorziening wordt begrensd op maximaal 500m2, dienstverlening is reeds toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan. Daarmee valt deze ontwikkeling onder de ondergrens van een stedelijke ontwikkeling. Op een klein gedeelte van het plangebied rust de aanduiding 'detailhandel'. De bestaande winkel met een oppervlakte van ca. 240 m2, die ter plaatse aanwezig is, wordt hiermee in het nieuwe bestemmingsplan ingepast.

In het bestaande complex zijn 159 woningen aanwezig welke worden gesloopt. Dit bestemmingsplan maakt circa 367 woningen mogelijk. Per saldo zullen er circa 208 extra centrum stedelijke woningen worden toegevoegd. Voor wat betreft de woningen is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart van Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2030 moet Tilburg volgens de actuele prognoses van de provincie (september 2020) met 14.000 woningen groeien. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De netto bouwopgave tot 2030 bedraagt daarmee meer dan 1400 woningen per jaar aangezien we ook onttrekkingen moeten compenseren. In de stedelijke ontwikkelstrategie waar momenteel aan gewerkt wordt zal de concrete opgave nader geduid worden.

De woningbouwopgave voor Tilburg wordt vrijwel volledig binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Vanwege de gewenste kwalitatieve samenstelling daarvan, zoals de behoefte aan verschillende woonmilieus, komt het zeer beperkt voor dat daarbij ook locaties buiten het bestaand stedelijk gebied verkend worden. Gelet op de toegenomen groeibehoefte verkennen we in de genoemde stedelijke ontwikkelstrategie of de behoefte aan ontwikkelingen buiten stedelijk gebied nodig is.

Het plan tot de bouw van 367 woningen in het gebied Koningswei past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context en is opgenomen in de planlijst (ingevolge artikel 3.1.6 Bro).

Meer informatie over de kwalitatieve woningbouwopgave staat in paragraaf 3.4 Volkshuisvesting.

2.2 Provincie

2.2.1 Brabantse omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen.

  • De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.

  • De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken, voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.

  • De provincie zet in op het vergroten van nabijheid als strategie om groei van de (auto)mobiliteit te beperken. Nabijheid en functiemenging van wonen, werken en voorzieningen dragen bij aan de ontwikkeling van nieuwe (en vernieuwing van) economische activiteiten.

2.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een

actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke

onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar

2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet

rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke

ordening biedt.

2.2.3 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).

Het plangebied is gelegen binnen het stedelijk gebied en voldoet aan de interim omgevingsverordening.

2.3 Gemeente

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

  • de Brabantstrategie

  • de Regiostrategie

  • de Stadsstrategie.

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

  • Binnenstad van de 21e eeuw

  • Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing

  • Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven

  • Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant

De drie stadsregionale parken zijn:

  • Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven

  • Stadsregionaal park Stadsbos013

  • Stadsregionaal park Noord

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

  • Bedrijvenpark Zuid

  • Zorgcluster Leijpark

  • Duurzaam energielandschap Noord

De twee ecologische verbindingszones:

  • Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.

  • Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

  • Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

  • Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

  • Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

  • Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

  • Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

  • Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

  • Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

  • Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

  • Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

  • Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Het plangebied is gelegen binnen het knooppunt: 'binnenstad van de 21e eeuw' . De versmelting van de huidige binnenstad met de Spoorzone biedt grote kansen om een aantrekkelijke binnenstad te realiseren voor bewoners, bezoekers, bedrijven en instellingen. Ruwweg omvat de binnenstad van de 21e eeuw vijf 'sfeergebieden': een hoogstedelijk gebied waar een kenniscampus met creatieve economie en kleinschalige bedrijvigheid de dragers zijn (Spoorzone), een detailhandelsgebied (Heuvelstraat en omgeving), een zakelijk dienstencentrum (rondom banken en Interpolis), een gebied met creatieve bedrijvigheid, cultuur en horeca (Veemarktkwartier en Korte Heuvel) en het Dwaalgebied (Rondom Heuvel/Nieuwlandstraat/Noordstraat). Tussen deze samenstellende onderdelen van de binnenstad zorgen groen en pleinen voor verbinding en kans op ontmoeting.

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand

3.2.1 Hoogbouw

In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de gemeenteraad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. De nieuwe Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017 en vervangt de Handreiking uit 2007.

Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.

De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan.

Er is een memo Ruimtelijke Onderbouwing Hoogbouw opgesteld (rapport memo Ruimtelijke onderbouwing hoogbouw Koningswei, d.d. 28 maart 2022), die in bijlage 1bij dit bestemmingsplan is opgenomen.

Gebiedsprofiel

Uitgangspunten bebouwing

De stedelijke analyse van de ruimere omgeving vormt de basis voor de keuze van twee stedelijke blokken met elk een eigen identiteit.Het uitgangspunt is dat het noordelijk blok (Het Atrium) voortzetting is van/ refereert aan de kenmerken van het uitbreidingsplan van Van de Broek en Bakema c.q. het modernisme en dat het zuidelijk blok (De Hof) meer opgaat in het stedelijk weefsel. Dit onderscheid wordt afleesbaar in zowel de stedenbouwkundige opzet/ het concept, als in de materiaalkeuze. Daarbij is de uitdaging voor het noordelijke blok dat de uiteindelijke verschijningsvorm van de gebouwen in het modernistische deel zeer uiteenlopend is. Alle gebouwen hebben een duidelijke eigen signatuur. Het noordelijke blok moet daarop een nieuwe aanvulling zijn.

De blokken krijgen een basis van 6 tot 7 lagen, waarvan de opbouw rekening houdt met de bestaande bebouwingskenmerken van de omgeving. De torens vormen samen met de Stadswachter een ensemble van gelijkwaardige volumes van ca 52 m hoog. De richtingen van de torens hebben verschillende functies. De Noordtoren koppelt de Koopvaardijstraat, de Piusstraat en de Koningswei. De Zuidtoren verbindt de richtingen van Kunstcluster-Binnenstad en Piushaven. De torens leveren daarmee een positieve bijdrage aan de skyline van de stad.

De torens zijn geen solitaire elementen, maar vormen een geheel met het bouwblok. Toch is het onderscheid tussen toren en basement van het blok van belang, evenals de verticale geleding.

[image]

Richting, korrel en identiteit bouwblokken

De plinten van de bouwblokken hebben een duidelijke relatie met de aanliggende openbare ruimte. Daarbij wordt rondom de entrees gezorgd voor dynamische functies, zoals zorg, dienstverlening, en horeca.

De bouwblokken zijn voor voetgangers ‘doorspuibaar’. [image]

Figuur: ruimte tussen noord- en zuidblok

Het noordblok is, vanwege zijn beperkte binnenmaat, intiemer en meer het domein van de bewoners. Het zuidblok is volledig openbaar toegankelijk. De toegankelijkheid van het zuidblok wordt in principe in elke gevel mogelijk gemaakt. Doorkijken naar de binnenhoven dragen bij aan de groene beleving[image]

Vogelvlucht met projectie Noordblok (Atrium) en Zuidblok (De Hof)

Uitgangspunten openbare ruimte

De openbare ruimte wordt groen en parkachtig. Hij verbindt de 3 gebieden Binnenstad, Schatkamer van Tilburg en Piushaven en is een belangrijke schakel in de west-oost reeks van parken c.q. de groen-blauwe wig, bestaande uit Stadspark Oude Dijk, Muzetuin, Vrijheidspark, Koningswei, Piushaven, Moerenburg. Het plein voor de Stadswachter is een aanvulling op de reeks driehoekige pleinen en plantsoenen aan de Heuvelring en Piusstraat. Het wordt vergroend en onthard, door de entree van de parkeergarage Koningswei onder te brengen in het gebouw Het Atrium (het noordblok). Daardoor kan hier een klimaatadaptieve ruimte worden gemaakt (buffercapaciteit water). De zuidelijke zijstraat van de Piusstraat, geheten Koningsplein, is onderdeel van het plangebied. Deze straat blijft beschikbaar voor ontsluiting van de parkeergarage van het Anna Paulowna complex en bevoorrading van Factorium en de Koningswei flat. Hij wordt ingepast in het nieuwe park de Koningswei. De nieuwe Koningswei omsluit daarmee de nieuwe bouwblokken. Die staan niet aan maar zoveel mogelijk op de Koningswei.

[image][image]

Impressie openbare ruimte Koningswei met ontwerpen

[image]Positie Koningswei in de reeksen van parken en pleinen

De nieuwe gebouwen krijgen een relatie met de weide. Het noordblok (Atrium) is daarbij meer gericht op de Koopvaardijstraat en Piusstraat, Het zuidblok (De Hof) heeft zijn adres aan de Koningswei. De pleinvormige ruimte tussen de gebouwen verbindt ze zowel stedenbouwkundig (richting en verdraaiing) als functioneel (dynamiek van de functies op de begane grond). Een organische vormentaal, zowel 2- als 3-dimensionaal, draagt bij aan de parkbeleving. De centraal gelegen weide wordt een prachtige verblijfsplek voor jong en oud. Hier kan men relaxen, een balletje trappen of schommelen aan de deels te behouden en van klimplanten voorziene pergola.

De weide wordt omsloten door een weelderige kleurrijke zoom. De beplanting heeft een hoge ecologische waarde en zorgt eveneens voor een natuurlijke overgang tussen privé en openbaar. Naast de beplantingskeuze worden er nog aanvullende klimaatadaptieve maatregelen getroffen. Het groenpakket op de parkeergarage wordt voorzien van een waterretentielaag waardoor er buffercapaciteit voor water ontstaat. Hier kan de beplanting in de drogere periodes weer van profiteren. Door vergroening van de pergola middels klimplanten en het zorgvuldig positioneren van bomen worden er schaduwplekken gecreëerd, waardoor hittestress afneemt.

[image]

Schets inrichtingsplan openbare ruimte

Projectprofiel

Het projectprofiel beschrijft de volgende criteria die worden gehanteerd in het hoogbouwbeleid: windhinder, schaduwwerking, uitzicht, privacy, schaalsprong , plint/openbare toegankelijkheid, verkeer en parkeren en ruimtelijke kwaliteit. Hieronder worden de verschillende criteria uitgewerkt.

Windhinder

Het windhinderonderzoek (bijlage 2 en bijlage 3) is uitgevoerd op basis van de norm NEN8100 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.

Rondom de geplande bebouwing is veelal een goed windklimaat te verwachten. Op enkele plaatsen, met name rond de 50m hoge torens is sprake van een matig windklimaat. Met behulp van begroeiing kan het windklimaat worden verbeterd. In het binnengebied is een beperkt risico op windgevaar vastgesteld. Door extra begroeiing aan te brengen in het binnengebied kan het windklimaat hier worden verbeterd. Een grote verbetering kan worden gerealiseerd door het compartimenteren van het gebied.

Concluderend wordt gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar windklimaat. Door het aanbrengen van begroeiing in het binnengebied en rondom de torens zal het windklimaat nog worden verbeterd.

Schaduwwerking

De bezonningsonderzoeken zijn gebaseerd op de "Haagse normen" en onderzoeksmethodiek, waarbij uit wordt gegaan van ten minste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober ter plaatse van de fictieve meetpunten. De meetpunten zijn op 75 cm vanaf het maaiveld en/of een verdiepingsvloer geplaatst en er is bij een minimale zonhoogte van 10 graden gemeten.

Uit het onderzoek dat is gebaseerd op de maximale vigerende en toekomstige mogelijkheden uit het bestemmingsplan is gebleken dat de nieuwe planologische situatie meer positieve effecten van de bezonning op de omgeving heeft dan negatieve. Vanuit deze optiek is de ontwikkeling dan ook aanvaardbaar te noemen.

Het is gebruikelijk om de schaduwwerking van nieuwbouw plannen te vergelijken met de schaduwwerking van de bestaande planologische situatie. Bij deze vergelijking is echter gebleken dat op basis van het geldende bestemmingsplan in een 5 meter smalle strook achter de bestaande bebouwing, in het Vorstenhof, 45 m hoog worden gebouwd. In de feitelijke bestaande situatie is echter een stuk lagere bebouwing aanwezig en het is niet aannemelijk dat tot een dergelijke hoogte conform bestemmingsplan gebouwd gaat worden. Daarom is ook de bezonning van de bestaande feitelijke situatie vergeleken met de beoogde nieuwbouw (bijlage 4).

In de laatste ontwerpen is het gebouw aan de noordzijde met ca. 7 meter ingekort. Het bestemmingsplan is hierop aangepast, op de verbeelding is het bouwvlak gewijzigd. Het bezonningsonderzoek is op 6 oktober 2022 aangevuld met een nadere bezonningsstudie (bijlage 16), welke is gebaseerd op de gewijzigde verbeelding met aanpassing van het bouwvlak. In het aanvullende onderzoek zijn de adressen Koningsplein 300 t/m 329, Anna Paulownahof 29 en Piushaven 36 nader beschouwd.

Piushaven 36

In de conclusie van het bezonningsstudie is vermeld, dat geen verandering in zonlicht door de nieuwe ontwikkeling op de gevel van uw woning optreedt. Deze conclusie wordt niet helemaal onderschreven. Op 21 juni is een vermindering van zonlicht te bemerken van ca. 0,5 - 1 uur, die pas na 20.00 uur optreedt. Doordat dit de langste dag in het jaar betreft, zal in de overige (lente en zomer)maanden het effect beperkter zijn. Op de peildata van 19 februari en 21 oktober is geen verschil te zien tussen de bestaande en nieuwe situatie.

Omdat slechts zeer beperkt verandering in bezonning van de woning zal worden ervaren en op de peildata van 19 februari en 21 oktober geen verandering optreedt, is de wijziging niet onevenredig in verhouding met de tot het plan te dienen doelen, zoals het belang van extra woningen op deze locatie (zie kopje afwegingscriteria).

Anna Paulownahof 29

Uit het bezonningsonderzoek blijkt dat er geen verandering in zonlicht door de nieuwe ontwikkeling in de woning zal worden ervaren. Door de ligging van het complex ten zuiden van het nieuwbouwplan in relatie tot de draaiing van de zon is de impact nihil te noemen.

Koningsplein 300 t/m 329

In het bezonningsonderzoek zijn de effecten beoordeeld van de laatste actuele verbeelding op de bezonning van de woningen die in het complex Stadswachter zijn gelegen aan het Koningsplein. Door de wijziging van het bouwvlak wordt de bezonning van deze woningen beter dan in de situatie ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan. In totaal zijn 28 meetpunten onderzocht op de data 19 februari, 21 juni en 21 oktober.

Op de peildata 19 februari en 21 oktober is bij 4 meetpunten van de gevels van de woningen Koningsplein (meetpunten b7 t/m b10) minder dan 2 uur zonlicht op de gevel te verwachten. 2 woningen (meetpunten b7 en B9) voldeden al de huidige situatie al niet aan de Haagse Norm en hier zijn geen wijzigingen te bemerken. Voor de woningen met meetpunt B8 en B10 geldt dat deze in de nieuwe situatie ter plaatse van deze gevel niet meer aan de Haagse Norm voldoen, maar dat (net als bij B7 en B9) hier de slaapkamer van de woningen is gelegen. Aan de zijde van de woonkamer is geen tot minimaal invloed vanuit de nieuwbouw. Voor de overige meetpunten geldt, dat in een aantal gevallen wel vermindering van zonlicht zal worden ervaren, maar dat deze woningen in de nieuwe situatie nog ruimschoots voldoen aan de Haagse Norm.

Op de peildatum 21 juni is slechts op enkele meetpunten een vermindering van zonlicht te zien. Voor het overgrote deel blijven de woningen voldoen aan de 'Haagse Norm' en/of hebben geen nadelige invloed van het nieuwbouwplan.

De gewijzigde verbeelding met aangepast bouwvlak resulteert in een veel betere bezonning van de woningen aan het Koningsplein 300 t/m 329. Voor de woningen waarvoor geldt dat een vermindering van zonlicht plaatsvindt door de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen dat deze wijziging niet onevenredig in verhouding is met de tot het plan te dienen doelen, zoals het belang van extra woningen op deze locatie (zie hiervoor onder het kopje afwegingscriteria).

Piusplein

De woningen aan het Piusplein zijn niet opgenomen in het aanvullende bezonningsonderzoek. De wijziging van het bouwvlak op de verbeelding is niet van invloed op deze woningen. De resultaten uit het eerste bezonningsonderzoek laten zien dat met name de omgeving aan de Piusstraat en Piusplein nadelige gevolgen hebben van de beoogde ontwikkeling. De grootste afname van bezonning, vindt plaats op de meetpunten van blok A, ter plaatse van het appartementencomplex aan het Piusplein 32 t/m 46, en gedeeltelijk blok B, ter plaatse van Piusstraat 2 t/m 12. Hierbij is in blok A de grootste afname te zien en is in verschillende woningen gelegen op de lagere verdiepingen van het appartementencomplex geen sprake meer van voldoende bezonning in het kader van de " Haagse norm". Daar staat tegenover dat bij verschillende meetpunten bij blok B (ter plaatse van Piusstraat 14 t/m 26) in de nieuwe situatie de bezonning toeneemt. Voor de woningen waarvoor geldt dat een vermindering van zonlicht plaatsvindt door de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen dat deze wijziging niet onevenredig in verhouding is met de tot het plan te dienen doelen, zoals het belang van extra woningen op deze locatie (zie hiervoor onder het kopje afwegingscriteria).

Afwegingscriteria

De gemeente Tilburg hanteert in de 'handreiking hoogbouw' de 'Haagse norm' als basis waaraan een nieuwe ontwikkeling wordt getoetst. Voor deze ontwikkeling wijken wij af van de gestelde in de 'Haagse norm'. Wij hebben hiervoor het belang van het nieuwbouwplan afgewogen tegen de afname van bezonning van de bestaande woningen, waarbij we de volgende afwegingscriteria hebben gehanteerd:

Proportie

Slechts bij een beperkt aantal woningen vindt een afname van bezonning plaats, met name in het vroege voorjaar (21 februari) en het najaar (21 oktober). In de zomer is bij 1 woning sprake van een aanzienlijke afname van bezonning. Ondanks de afname van bezonning, is bij alle woningen wel sprake van voldoende lichtinval, zoals vereist op grond van het Bouwbesluit.

Verdichting

De woningen zijn gelegen in een centrumstedelijke verdichtingslocatie, waarbij wij streven naar intensivering van het ruimtegebruik. In een dynamische, intensief bebouwde omgeving kan niet altijd worden voldaan aan de bezonningsnorm. In een stedelijke omgeving kunnen andere eisen worden gesteld aan bezonning en lichtinval dan in een omgeving met een ruime opzet. Daarnaast is de waardering van de openbare ruimte een steeds belangrijker onderwerp bij de ontwikkeling van de stad. De vergroening, verduurzaming en hoogwaardige materialisering, alsmede en het terugdringen van de automobiliteit getuigen daarvan. De toegenomen gebruikswaarde en kwaliteit van de openbare ruimte kan, met name in de intensief bebouwde delen van de stad, een goed alternatief vormen voor bezonning van individuele woningen.

Typologie

Het plan levert een positieve bijdrage aan de woningbouwopgave: na sloop van de huidige complexen is er per saldo een toename van ca 208 nieuwe woningen waarvan 63% betaalbare huurwoningen (sociaal en middelduur). Om deze woningen stedenbouwkundig inpasbaar en financieel haalbaar te maken is gestapeld wonen noodzakelijk. Daarnaast moeten de huidige woningen in de middeldure huur (ca 125 stuks) worden gecompenseerd. De koopwoningen en de (middel) dure huurwoningen komen in de beide torens met een hoogte van ca 50 m.

Het belang van het nieuwbouwplan is in dit geval groter dan het belang van de bezonning van een klein aantal van de bestaande woningen. Hierbij wordt in overweging genomen dat er nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bezonning is geen noodzakelijke randvoorwaarde voor een goede woonkwaliteit. Dat is ook de reden dat bezonning niet is opgenomen in enige nationale of gemeentelijke wet- of regelgevingen. Indien de totale belangenafweging daarom vraagt, kan dan ook af worden geweken van de bezonningsnorm.

Uitzicht en privacy

De ontwikkeling omvat 2 bouwblokken met ieder 3 bouwhoogte zones van maximaal 52 (accent), 24 en 21 meter hoog. Gezamenlijk vormen deze verschillende bouwhoogtes twee samengestelde en gesloten bouwblokken. Langs de Piusstraat is nu al een massa aanwezig van 6 tot 7 bouwlagen. Hiermee kan worden gesteld dat het uitzicht in de huidige situatie al wordt beperkt door de aanwezigheid van appartementen in het plangebied.

Het zuidelijk bouwblok respecteert in zijn totaliteit de huidige bouwhoogte van ca. 24 meter, waardoor de verandering hier minimaal is. Voor het noordelijk bouwblok is dit minder het geval door de positionering van het 52 meter hoge accent in het verlengde van het kruispunt met de Koopvaardijstraat. Dit is echter geen verslechtering ten opzichte van de bestaande situatie, voor een aantal woningen ontstaat een doorzicht naar Koningswei.

Het accent in het zuidelijk bouwblok heeft naar alle waarschijnlijkheid invloed op het weidse zicht dat de bovenste appartementen van het complex aan de westzijde van het Koningsplein momenteel hebben. De herinrichting van het Koningsplein zal wel bijdragen aan nieuwe en kwalitatieve zichtlijnen. Aan de zuidzijde van het zuidelijke bouwblok wordt zowel vorm als bouwhoogte significant gewijzigd. In de verbindingsstraat tussen de Piusstraat en het Koningsplein is nu één bouwmassa aanwezig, terwijl dit zich in de toekomstige situatie transformeert naar maximaal 7 bouwlagen. Hiermee wordt het vrije uitzicht voor vrijwel alle appartementen vanaf de 2e en 3e bouwlaag beïnvloed. Hier staat tegenover dat de transformatie van de verbindingsstraat (en de Koningswei) naar een groene en aantrekkelijke ruimte als vooruitgang kan worden gezien.

Voor het noordelijk bouwblok geldt dat het uitzicht vanaf (een gedeelte van) het naastgelegen complex De Stadswachter in zuidwestelijke richting over het huidige Koningsplein het sterkst zal veranderen. De opdrachtgevers zijn zich bewust van deze situatie en doen zoveel mogelijk om het uitzichtverlies te compenseren. Er wordt met de plattegronden van de nieuwe appartementen rekening gehouden met de nabijheid van het noordblok. De appartementen zijn gericht op de Koningswei en hebben hun ontsluiting aan het binnenhof. De verblijfsruimtes en de ontsluiting zijn derhalve niet gericht op De Stadswachter. Om een blinde kopgevel te voorkomen zijn daar ramen ontworpen. Deze bieden geen direct uitzicht op De Stadswachter. In de laatste ontwerpen is het gebouw aan de noordzijde met ca. 7 meter ingekort. Het bestemmingsplan is hierop aangepast, op de verbeelding is het bouwvlak gewijzigd. Deze wijziging heeft een positieve invloed op het zicht vanuit de woningen naar het Koningsplein.

[image]

Figuur: impressie verdieping noordblok met ingekort bouwblok

In de zichtlijnenstudie (bijlage 21) is met zichtlijnen het uitzicht vanuit de woningen in het complex Stadswachter inzichtelijk gemaakt.

Voor wat betreft de privacy hanteert de gemeente een richtlijn dat nieuwebouw ten minste 25 meter afstand moet bewaren tot achterkanten van bestaande bebouwing. Aangezien deze ontwikkeling zich enkel richt tot voorkanten in relatie tot omliggende bebouwing wordt aan bovenstaande richtlijn voldaan.

Schaalsprong

De nieuwe massa's sluiten aan met de directe omgeving en/of behouden de al bestaande bouwhoogte. In zijn totaliteit is dan ook geen sprake van een schaalsprong. Alle bestaande complexen rondom het Koningsplein hebben een forse bebouwingskorrel met vaak hoogteaccenten tot 40 of 45 meter. De nieuwe beoogde hoogte accenten sluiten aan in dit beeld door de verbinding tussen de Piushaven en de binnenstad te vormen met het toekomstige stadspark Koningswei als hoogwaardig knooppunt.

Plint en openbare ruimte

De verschillende plinten hebben ieder een eigen karakter dat aansluit bij de directe omgeving. In het zuidelijk bouwblok langs de Piusstraat en de verbindingsstraat met het Koningsplein is sprake van wonen en een groen ingevulde rand. De verbindingsstraat transformeert naar een groene oase en verkeersvrije straat. Het accent van het zuidelijk bouwblok is gepositioneerd op de Koningswei en vormt een belangrijke entree tot de woontoren. In het verlengde van de Piushaven, tussen de twee bouwblokken door, ontstaat een dynamische ruimte met in de plint commerciële- en zorgvoorzieningen. In het noordelijk bouwblok is op de begane grond nog ruimte gereserveerd voor een commerciële invulling.

Verkeer en parkeren

De ontwikkeling genereert een aantal van maximaal 613 extra verkeersbewegingen per etmaal. Door aanvullende maatregelen zoals het aanbieden van deelmobiliteit, wordt dit aantal naar beneden bijgesteld. Het parkeren voor de ontwikkeling vindt, voor zowel bewoners als bezoekers, plaats in de parkeergarage Koningsplein, welke een inrit krijgt aan de oostzijde op de Piusstraat en een uitrit aan de westzijde op de Bisschop Zwijsenstraat. De maximale verkeersproductie kan door de huidige infrastructuur worden afgewikkeld en ook de functie en vormgeving zoals deze in de jaren 2022 t/m 2025 wordt gerealiseerd kan de extra hoeveelheid verkeer goed verwerken.

Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 3.8 van deze toelichting.

Ruimtelijke kwaliteit

De ontwikkeling levert door het toevoegen van 2 torens met een hoogte van ca. 50meter een positieve bijdrage aan de skyline van de stad.

Het noordelijk blok is een voortzetting is van / refereert aan de kenmerken van het uitbreidingsplan van Van de Broek en Bakema c.q. het modernisme. Het zuidelijk blok gaat meer op in het stedelijk weefsel.

De torens vormen samen met de Stadswachter een ensemble van gelijkwaardige volumes van ca 50 m hoog. De richtingen van de torens hebben verschillende functies. De Noordtoren koppelt de Koopvaardijstraat, de Piusstraat en de Koningswei. De Zuidtoren verbindt de richtingen van Kunstcluster-Binnenstad en Piushaven.

3.2.2 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg

3.3.1 Historische geografie

Het plangebied maakt deel uit van de noordoostelijke helling van het relatief hooggelegen centrale plateau van Tilburg, waarin zich direct ten zuiden van het gebied de Korvelse Waterloop had ingesneden.

Het plangebied, Circa 8455 m2, ligt aan de Piusstraat, aan de oostzijde van Tilburg in het stadsdeel Oud-Zuid tussen het stadscentrum en het Wilhelminakanaal in de wijk Hoogvenne in de gemeente Tilburg (zie figuur 1 en figuur 2). Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) bevindt hetmaaiveld zich op een hoogte van circa 13,5 meter +NAP.

Vanuit het plateau stak een aantal hogere uitlopers in het beekdal van de Korvelse Waterloop (o.a. ter hoogte van het gehucht Hogendries).

De kaart van Diederik Zijnen uit ca. 1760 laat zien dat in een wat ruimere context het plangebied destijds voornamelijk bestond uit een akkergebied dat werd doorsneden door een aantal wegen en paden en waar zich de gehuchten Hogendries en ’t Ven (Piusplein) bevonden. In het beekdal van de Korvelse Waterloop ten zuiden van het plangebied en rond Enthoven in het noorden lagen relatief natte gronden (graslanden).

Historische vlak- en lijnelementen: de Piusstraat wordt al in de zestiende en zeventiende eeuw vermeld.

Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal blijkt dat het plangebied rond 1760 in een agrarisch gebied lag aan een doorlopende weg (voorloper huidige Piusstraat).

Op de kaart uit de periode 1811-1832 staat aan de noordzijde van het plangebied bebouwing, bestaande uit een huis en zeepziederij met tuin. De rest is in gebruik als weiland. Op de kaart uit 1869 staat aan de noordzijde van het plangebied nog steeds bebouwing, in aangepaste vorm, en loopt door het zuidelijk deel een weg. De rest van het plangebied was in gebruik als tuin en weiland.

Tussen 1869 en 1899 is in het plangebied een woonwijk gerealiseerd naar ontwerp van architect Henri van Tulder; de Koningswei, doorsneden door wegen. Deze bebouwing beef aanwezig tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw waarna alle bebouwing gesloopt werd en vervangen door de nu nog bestaande nieuwbouw en een parkeergarage centraal op het Koningsplein. Op de kaart uit 1995 is het huidige stratenpatroon gerealiseerd. De omgeving van het plangebied toont de ontwikkeling van de bebouwde kom van Tilburg van een agrarisch gebied naar de huidige situatie met aan de oostzijde de gebiedsontwikkeling van de Piushaven

3.3.2 Archeologie

Het plangebied is niet gekarteerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) in een gebied met hoge verwachting.

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een AMK-Terrein.

ARCHIS en RAT; in de directe omgeving van het plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen bekend.

Voor het plangebied is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (A. Schutte, 2022: Archeologisch bureauonderzoek Piusstraat te Tilburg, gemeente Tilburg. Econsultancy-rapport 17547.002) (bijlage 5).

Voor het plangebied bestaat een middelhoge verwachting op het aantreffen van paleo- en mesolithisch archeologisch erfgoed, gebaseerd op de ligging in een nattere, dalvormige laagte, hetgeen een aantrekkelijke leefgebied vormde voor deze jagers/verzamelaars. Door het natte karakter was het gebied minder geschikt voor landbouwers, maar natte laagtes werden in de periode neolithicum t/m vroege middeleeuwen wel vaak gebruikt voor rituele deposities; daarom wordt voor deze perioden een middelhoge verwachting op rituele deposities toegekend. Voor de periode late middeleeuwen – nieuwe tijd wordt de middelhoge tot hoge verwachting ingegeven door de ligging aan een historische weg, en de aanwezigheid van een hoge zwarte enkeerdgrond.

Uit het archeologisch bureauonderzoek is duidelijk geworden dat de initiële verwachting op het aantreffen van intact archeologisch erfgoed dient te worden bijgesteld. Het plangebied is vanaf de 19e eeuw bebouwd geraakt waarbij o.a. sprake is geweest van een tankstation met ondergrondse brandstoftanks en diverse soorten en fasen van bebouwing. De bebouwing vanaf de jaren-1960 aan de Piusstraat en aan het Vorstenhof is grotendeels onderheid en deels onderkelderd geweest. Ook hebben er in het gebied i.v.m. bodemverontreiniging, diverse saneringen plaats gevonden.

Door de bovengenoemde bodemingrepen is de kans op het aantreffen van intact archeologisch erfgoed uit de verschillende perioden vrijwel nihil. Gemeente Tilburg, zijnde het bevoegd gezag inzake de archeologie, heeft daarom besloten dat er geen aanvullend archeologisch onderzoek meer hoeft te worden uitgevoerd voor dit plangebied.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden sporen of resten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat het gaat om archeologisch erfgoed. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt bij de Minister. In de praktijk kan deze melding het beste gedaan worden bij de archeologen van gemeente Tilburg (het bevoegde gezag).Huidige archeologische verwachting; op grond van het hoge bebouwingspercentage van het perceel en daardoor veroorzaakte bodemverstoring tot op beneden de mogelijke vondstlaag, is de archeologische verwachting ter plekke nihil. Archeologisch onderzoek op deze locatie is dan ook niet meer zinvol.

3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

De bij planontwikkeling betrokken panden zijn geen beschermde monumenten of MIP-panden.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde monumenten gelegen, wel enkele MIP-panden waaraan enige cultuurhistorische waarde kan worden toegekend. Dit zijn: Piusplein 51, 52, 53, 66, 67, 67 en 72.

De Piusstraat wordt op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant gewaardeerd als een historisch-geografische lijn van redelijk hoge waarde.

Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van een gebied dat in 1993 is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht (Heuvelstraat/Sint Josephstraat e.o.) en ten zuiden van het in 2012 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht (Stadskern Tilburg).

3.3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan zal geen negatieve effecten hebben voor de cultuurhistorie van de locatie of de directe omgeving daarvan. Gelet op de reeds bestaande bodemverstoring wordt geen archeologisch vervolgonderzoek nodig geacht.

3.4 Volkshuisvesting

A Woonvisie, Woonagenda, Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek en update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.

Woonadvies specifiek voor plangebied

De wijk Koningsplein kent op dit moment vooral gestapelde woningen en komt daarmee overeen met de gemiddelden in de binnenstad. Voor de binnenstad is een verdere kwalitatieve versterking wenselijk. Deze wordt ingezet middels onder andere de ontwikkeling Koningswei. Het gebiedsperspectief Wonen voor de binnenstad concludeert dat bij nieuwe toevoegingen moet worden aangesloten op het perspectief boeien, binden en blijven. Het woningbouwprogramma met een mix van koop- en huurwoningen in het sociaal, middelduur en duurdere segment sluit aan op de stedelijke woonopgave en is als waardevol en geschikt voor deze plek beoordeeld. Het programma biedt met name kansen voor de lage en middeninkomens in onze (binnen)stad. Voor de middenhuur wordt op basis van het raadsbesluit Koningswei aangehaakt bij de daarin opgenomen definitie.

We adviseren de woningen levensloopbestendig uit te voeren. Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast en dat certificering plaatsvindt, zowel op woningniveau als op het niveau van de woonomgeving.

In paragraaf 2.1.3. (Ladder voor) Duurzame verstedelijking is omschreven op welke wijze we regionaal afspraken hebben gemaakt over nieuwbouw en hoe het plan zich verhoudt tot de plancapaciteit.

3.5 Groen En Speelruimte

3.5.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer

bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is

onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Ook zijn ze van belang voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Om er niet

te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld

en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden, is het noodzakelijk om belangrijke zaken

rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

  • Bomenverordening 2021

  • Bomenbeleid:

  • beoordelingscriteria houtopstanden

  • Nota 'overige houtopstanden'

  • Boomwaarde zoneringskaart 2021

  • Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

Bomenverordening 2021

De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming

door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.

Boomwaarde zoneringskaart 2021 (BWZ-kaart)

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente

Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat- , eco-,hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.amet betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en

straatbeeld.

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de

Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)

In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone. Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.

De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

Om het plan Koningswei mogelijk te maken, moeten er ten behoeve van de bouw van het zuidelijke, nieuwe bouwblok een drietal bomen (platanen, 1994) in de openbare ruimte gekapt worden. De locatie van de nieuwe bouwblokken hangt samen met de begrenzing van de ondergrondse parkeergarage Koningsplein. Een andere positionering van de nieuwe bouwblokken is daarom niet mogelijk. Ook kunnen de nieuwe bouwblokken niet anders gesitueerd worden zonder de gewenste doorgang naar de Koningswei te blokkeren. Er is geen alternatief waarin boombehoud mogelijk is.

De drie platanen zijn geplant in een groenvak ten zuidoosten van de huidige, éénlaagse bebouwing (Koningsplein 214). De platanen hangen hier met de boomkronen gedeeltelijk overheen.

De bomen staan volgens de boomwaardezoneringskaart in de zone met klimaatwaarde. Dit houdt in dat deze bomen slechts gekapt kunnen worden als er maatschappelijk zwaarwegende redenen voor zijn en tevens alle alternatieven met behoud van de bomen overwogen, maar niet redelijkerwijs uitvoerbaar zijn.

Plan Koningswei is in totaliteit een grote gewenste integrale ontwikkeling in de binnenstad. Hierbij vindt niet alleen een grote woningbouwtransformatie plaats door sloop en toevoeging van enkele honderden woningen, maar ook het Koningsplein zelf zal worden getransformeerd naar een groen dakpark, de Koningswei. In het plan voor Koningswei is er in totaal plek voor 55 nieuwe bomen van verschillende soorten en groottes. Het plan Koningswei is hiermee een plan van zwaarwegend maatschappelijk belang, waarbij de kap van de drie platanen goed te motiveren en gerechtvaardigd is.

Naast de kap van deze drie bomen, zullen er ook 9 kleinere (particuliere) bomen met de beleidstatus kilimaatwaarde gekapt moeten worden die nu in de verhoogde bakken aan de woonflat staan geplant (parallel aan de Piusstraat). Deze bomen zijn particulier en maken onderdeel van de verhoogde tuinen die onderdeel zijn van het huidige bouwblok.

In totaal worden er vanuit de vergroeningsopgaven van het plan Koningswei veel meer bomen gecompenseerd (55) dan dat er in totaal gekapt moeten worden (3+9=12).

In de toekomst kan met de herinrichting van de Piusstraat en een nieuwe,duurzame boomaanplant het straatbeeld nog verder vergroend worden en aan kwaliteit winnen. Dat wordt in deze planvorming echter nu niet meegenomen en staat hier los van. Voor de kap van de drie openbare platanen en de 9 particuliere kleinere bomen is het uitvoeren van een Bomen Effect Analyse niet nodig, omdat deze bomen gekapt moeten worden voor realisatie van het plan (effect is dus vooraf al duidelijk).

Op de boomwaardekaart staan een drietal bomen die voor een gedeeltelijk met de beschermingszone over het bouwvlak vallen. Deze bomen zullen worden behouden. Op basis van het huidige ontwerp is de inschatting dat deze bomen inpasbaar zijn. In de vergunningfase zal wel een BoomEffectAnalyse uit worden gevoerd, zodat randvoorwaarden ter behoud van de bomen mee kunnen worden gegeven.

3.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de

Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad

waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers

als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving

wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige

groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te

bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op

hoofdlijnen betekent dit:

1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en

natuurlijk groen);

3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld. In dit programma wordt aanvullend op de agenda groen o.a. aangegeven hoe de ambities op het gebied van groen en biodiversiteit de komende jaren geprioriteerd zijn.

3.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteitneemt wereldwijd af. Het doel van de nota, vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter tebeschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en

versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie

van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een

duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet

worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de

groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en

groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon

waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap,

heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene

beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

Doelstellingen nota biodiversiteit

1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde

gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor

handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

2. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de

bewoners van Tilburg komt.

3. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de

biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een

bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college

19-07-2016).

3.5.4 Agenda groen in de stad

De agenda groen in de stad (vastgesteld door het college op 19 juli 2016) gaat samen met beheerbeleidsplan Groen op Niveau, en de nota’s groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad. De agenda groen geeft de kaders om de impuls voor groen in de stad goed in te zetten. Het geeft duidelijk richting aan de groene koers voor de in de omgevingsvisie 2040 omschreven netwerken, gebieden en structuren en omvat een integrale visie op het groen voor de (middel)lange termijn gebaseerd op de drie pijlers klimaatbestendige stad, beleefbaar groen en het verhogen van biodiversiteit.

Voor het halen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit is de Stadsnatuurkaart 2040 opgesteld (gekoppeld aan agenda groen in de stad). Inmiddels is deze op 10 maart 2022 geactualiseerd (vastgesteld door de raad).

3.5.5 Stadnatuurkaart 2040

De Stadsnatuurkaart 2040, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2022, is de actualisatie van de Stadsnatuurkaart die samen met de agenda groen in de stad in 2016 eerder is vastgesteld.

Biodiversiteit en natuur zijn belangrijk voor al onze inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Samen met de Bomenverordening, bijbehorend bomenbeleid en bestemmingsplannen vormt de Stadsnatuurkaart 2040 de beleidsmatige randvoorwaarden en instrumenten die ervoor moeten zorgen dat biodiversiteit in het stedelijk gebied behouden blijft en waar het kan, wordt versterkt.

Op de Stadsnatuurkaart 2040 zijn onder meer de ecologische structuren benoemd. Hieraan is een duidelijke maatvoering gekoppeld. Deze maatvoering wordt zowel bij de start van ruimtelijke ontwikkelingen als gedurende het verdere proces meegenomen om zo de ecologische kwaliteit op een juiste manier mee te nemen. De grote ambities en veelheid van belangen die spelen in ruimtelijke ontwikkelingen, maken een heldere en duidelijke structuur en maatvoering voor ecologie wenselijk.

3.6 Detailhandel

3.6.1 Visie detailhandel

Uitgangspunten

In de visie Detailhandel gemeente Tilburg (2013) is de volgende doelstelling voor de detailhandel geformuleerd:

Tilburg streeft naar een toekomstbestendige detailhandelsstructuur, gericht op kwaliteit en vitaliteit van detailhandelslocaties. Wij willen een antwoord geven op vragen uit de markt en vertalen consumentenbehoeften in maatregelen die nodig zijn om de detailhandelsstructuur attractief en vitaal te houden. Onze focus richt zich daarbij vooral op de bestaande structuur.

In deze visie worden kwaliteit en vitaliteit van de detailhandelsstructuur centraal gesteld. Bij een kwalitatief hoogwaardige structuur voorzien de winkelgebieden samen in een aantrekkelijk aanbod, zodat inwoners en bezoekers voor al hun aankopen en bezoekmotieven (recreatief winkelen, thematisch winkelen, boodschappen doen, doelgerichte aankopen) terecht kunnen in de stad. Een vitale winkelstructuur kenmerkt zich door toekomstbestendige en ook op termijn krachtige en levendige kern- en ontmoetingslocaties die bijdragen aan het behoud en versterken van de winkelstructuur. Zowel bij kwaliteit als vitaliteit zijn de behoeften van de consument leidend. Uitgangspunt blijft de focus op de bestaande concentraties, waarbij voor perifere locaties de in eerdere beleidsnota's gekozen en in bestemmingsplan vastgelegde branchering het uitgangspunt blijft.

Winkelen en boodschappen doen

Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Afdalend in omvang en attractiviteit van een functie van regio- tot buurtniveau. Deze gelaagdheid is zowel voor de Structuurvisie 2040 van Tilburg als deze Detailhandelsvisie het uitgangspunt. Voor de Binnenstad staat gastvrijheid en kwaliteit centraal. Bij de wijkcentra staat de functie winkelen centraal terwijl voor de buurtwinkelcentra ontmoeten centraal staat. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken, waarbij ook verdere menging van functies mogelijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.

Nieuwe ontwikkelingen

Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud van kansrijke gebieden, kijken we kritisch naar de ontwikkelrichting van kwetsbare gebieden en willen we zo komen tot een goede kwalitatieve en kwantitatieve spreiding van het aanbod over de stad. De blik is vooral gericht op de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.

Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om beperkte detailhandelsactiviteiten betrekking hebbende op en ondergeschikt aan een sportinstelling zoals bij een ijsbaan of (voetbal)stadion.

Waar mogelijk worden afhaalpunten (van internetwinkels) gefaciliteerd binnen de bestaande structuur, daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bedrijventerreinen geen logische vestigingsplaats zijn voor internetwinkels met showroom en/of winkelfunctie.

[image]

Kaart detailhandelsvisie 2013

Ruimtelijke vertaling

Overeenkomstig de Structuurvisie Linten in de Oude Stad zal voor de binnenstad en de 2 belangrijkste winkellinten (Korvelseweg en Besterdring) de bestemming Centrum-Lint worden gehanteerd, waarin de functie detailhandel is opgenomen. Voor de Tuinstraat (binnenstad) geldt de bestemming Gemengd-Lint.

De grote winkelcentra Westermarkt, Heyhoef en Wagnerplein worden bestemd als Centrum waarvan de functie detailhandel deel uitmaakt. Voor de overige buurt- en wijkcentra, voor zover geen deel uitmakend van de Structuurvisie Linten in de Oude Stad, geldt de bestemming Gemengd-Buurt of Gemengd-Dorps. Indien hierbij sprake is van een bedrijvig lint (uitgezonderd Korvelseweg en Besterdring) geldt overeenkomstig de Structuurvisie Linten in de Oude Stad de bestemming Gemengd-Lint. Zowel bij de bestemming Gemengd-Buurt, Gemengd-Dorps en Gemengd-Lint wordt de perceelsgerichte bestemming detailhandel alleen opgenomen voor de bestaande winkels.

De bestemming Detailhandel is bedoeld voor de meer grotere solitaire winkels, die geen PDV of GDV zijn. Daarnaast zijn er PDV-Clusters. Deze krijgen de bestemming PDV met een branchebepaling.

Buiten de verschillende centra en PDV-clusters zijn tevens winkels gevestigd, met name in de oude stad en op een aantal bedrijventerreinen. Afhankelijk van de hoofdbestemming van de locatie (soort gebied, bijvoorbeeld woonwijk of bedrijventerrein) en de grootte van de winkel zullen deze solitaire winkels perceelsgericht als detailhandel of als Detailhandel perifeer worden bestemd.

3.7 Horeca

3.7.1 Algemeen

De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.

"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."

Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod

Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.

Evenwichtig aanbod

Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.

3.7.2 Horeca-categorieën

In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horeca-categorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.

Categorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

Categorie 2 (Droge horeca):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

Categorie 3 (Eetgelegenheden):

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar

hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

Categorie 4 (Café - Barconcepten):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

Categorie 5 (Uitgaan & Zalen):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.

Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.

Categorie 6 (Verblijfshoreca):

Horeca inrichting waar:

hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.

3.7.3 Gewenste ontwikkeling per gebied

Binnenstad

De belangrijkste concentratie van horeca bevindt zich in de binnenstad in het horecaconcentratiegebied (HCG). Het HCG bestaat uit: Heuvel, Korte Heuvel, Piusplein, Heuvelring/Piusstraat, Paleisring, Oude Markt / Heikese Kerk. Hier is ruimte voor een ruim en divers aanbod van horeca, juist ook horeca die zich specifiek richt op uitgaand publiek.

[image]

Horeca concentratie gebied

In andere delen van de binnenstad zoals het Kernwinkelgebied, de Spoorzone, Veemarktkwartier, Piushaven en het Dwaalgebied heeft de horeca een ondersteunende functie en zijn andere functies zoals wonen, winkelen en werken de hoofdfunctie. Uitbreiding van horeca is in deze gebieden wenselijk als dit bijdraagt aan de sfeer en aansluit op de hoofdfunctie van het betreffende deelgebied. Hierbij blijft de balans met de andere functies van groot belang.

3.7.4 Horeca bij winkels en dienstverlenende bedrijven (additionele horeca)

Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen ontstaat er bij consumenten steeds meer een behoefte aan onderscheidende concepten in zowel winkels als horeca. Hoe meer een (winkel-)gebied gericht is op recreatief winkelen of verblijf, hoe groter de behoefte aan 'beleving'. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn een lunchroom in een boekenwinkel, een kapsalon met een wijnbar (mits gescheiden ruimtes) of een lunchroom waar het gehele interieur te koop is. Maar ook binnen dienstverlenende bedrijven, zoals een gebouw met een maatschappelijke functie, is een bijbehorend horecaconcept denkbaar.

3.7.5 Maatregelen in bestemmingsplan

In het plan is een kleine horecagelegenheid mogelijk gemaakt met een maximale horecacategorie 3 en een maximale oppervlakte van 500m2 BVO. Daarnaast is binnen de zorginstelling additionele horeca mogelijk.

3.8 Verkeer En Parkeren

3.8.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

3.8.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

  • Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;

  • In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;

  • Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;

  • Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;

  • Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.

3.8.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'(zie bijlage 7) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.

Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de rand van de binnenstad van Tilburg, tussen de Piusstraat, Het Piusplein, de Paleisring en de Bisschop Zwijsenstraat. Aan de zuidzijde ligt het Anna Paulownahof, welke via het Koningsplein ontsloten wordt.

Fietsroutes

Koningswei is aan alle drie de zijden ontsloten door middel van een sternetfietsroute. De route aan de noordzijde is tevens een snelfietsroute in onderzoek.

Omliggende wegenstructuur en ontsluiting

Koningswei ligt aan de zuidzijde van de huidige cityring. In de huidige situatie is het plangebied ontsloten door middel van stedelijke gebiedsontsluitingswegen waarop deels 50 km/h is toegestaan en deels 30 km/h.

In 2021 heeft het college het besluit genomen om de huidige cityring te verluwen door middel van verkeerskundige ingrepen. Deze ingrepen bestaan uit het terugbrengen van de rijbaan van 2 rijstroken naar 1 rijstrook, het instellen van 30 km/h, een rechtsafverbod vanaf de Koopvaardijstraat de Piusstraat op en een linksafverbod vanaf het Stadhuisplein de Bisschop Zwijsenstraat in.

Ook op de noordelijke Piusstraat en de Bisschop Zwijsenstraat wordt een maximale snelheid van 30 km/h ingevoerd. Deze maatregelen worden in de jaren 2023 t/m 2025 uitgevoerd.

Ter plaatse van het plangebied ligt de gemeentelijke parkeergarage Koningsplein. In het kader van de verluwing van het verkeer op de cityring wordt de ontsluiting van de parkeergarage aangepast. De garage is dan alleen in te rijden via de oostzijde vanaf de Piusstraat en te verlaten aan de westzijde via de bisschop Zwijsenstraat.

Op het maaiveld is, aan de zuidzijde van het plangebied, het Anna Paulownahof en het Factorium ontsloten. Deze ontsluiting blijft mogelijk. Het binnengebied van Koningswei wordt autovrij, waarbij alleen calamiteitenverkeer en onderhoudsvoertuigen zijn toegestaan.

In de memo “Verkeerskundig onderzoek Koningsplein Tilburg” (bijlage 6) is aangetoond dat de extra verkeersproductie als gevolg van de planontwikkeling door de bestaande en toekomstige infrastructuur kan worden afgewikkeld zonder aanvullende maatregelen.

De ontwikkeling genereert een aantal van maximaal 613 extra verkeersbewegingen per etmaal. Door aanvullende maatregelen zoals het aanbieden van deelmobiliteit, wordt dit aantal naar beneden bijgesteld. Het parkeren voor de ontwikkeling vindt, voor zowel bewoners als bezoekers, plaats in de parkeergarage Koningsplein, welke een inrit krijgt aan de oostzijde op de Piusstraat en een uitrit aan de westzijde op de Bisschop Zwijsenstraat. De toename van verkeer is daarmee toe te wijzen aan de Piusstraat en de Bisschop Zwijsenstraat.

De maximale verkeersproductie kan door de huidige infrastructuur worden afgewikkeld en ook de functie en vormgeving zoals deze in de jaren 2022 t/m 2025 wordt gerealiseerd kan de extra hoeveelheid verkeer goed verwerken.

Openbaar vervoer

Het gebied is goed met openbaar vervoer bereikbaar. Aan de noordzijde ligt een bushalte. Deze wordt op korte termijn verplaatst naar het Piusplein, waarmee deze op een loopafstand van 180 meter van het hart van het plangebied ligt.

Het NS-station ligt op een loopafstand van ongeveer 1 km van het hart van het plangebied.

Parkeren

Deelmobiliteit:

Voor de ontwikkeling Koningswei is in de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en ontwikkelaars vastgelegd hoe aan de parkeereis tegemoet wordt gekomen. Deze afspraken zijn bindend voor deze planontwikkeling.

  • De ontwikkelaars hebben afspraken gemaakt met de gemeente voor het faciliteren van een hoogwaardig en betaalbaar aanbod van deelvervoer.

  • De ontwikkelaars zullen ieder 5 (2x5=10) 7-daagse parkeerabonnementen in de Parkeergarage van de Gemeente afnemen, zulks ten behoeve van het stallen/parkeren van deelvoertuigen.

  • De Gemeente draagt er zorg voor dat tien (10) elektrische deelauto’s in de Parkeergarage beschikbaar zijn.

  • Daarnaast zorgt de gemeente voor de beschikbaarheid van tien (10) elektronische deelvoertuigen (LEV) in de directe nabijheid van de ontwikkeling.

Autoparkeren:

In lijn met het gemeentelijke beleid kunnen bezoekers parkeren in de openbare parkeergarages in de binnenstad.

Voor de realisatie van het Bouwprogramma conform het Stedenbouwkundig Plan hoeven ook voor eigen gebruik geen parkeerplaatsen ‘op eigen terrein’ van het Noordblok en Zuidblok te worden gerealiseerd. Bewoners/gebruikers van het Bouwprogramma kunnen binnen de afspraken zoals hierna aangegeven gebruik maken van de parkeerplaatsen en/of voorzieningen in de (bestaande) Parkeergarage Koningsplein. Bewoners/gebruikers van het Bouwprogramma komen niet in aanmerking voor een vergunning voor parkeren op straat, noch voor een bezoekersregeling.

De Gemeente zal aan Ontwikkelaars parkeerplaatsen in de Parkeergarage Koningsplein ter beschikking stellen door middel van abonnementen en wel als volgt (op basis van het huidige Bouwprogramma):

  • gedurende 20 jaar zullen 59+66 (125) parkeerplaatsen in de parkeergarage (zwerfplekken) door de gemeente beschikbaar worden gesteld, door middel van het uitgeven van abonnementen ten behoeve van het gebruik door bewoners en gebruikers.

  • Van de genoemde abonnementen zullen er maximaal 63 7-daagse abonnementen zijn. De overige abonnementen zijn zogenaamde 5+2 abonnementen, waarmee in het weekend elders (in de binnenstad) geparkeerd moet worden.

Fietsparkeren:
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Het stallen van fietsen voor bezoekers kan worden gefaciliteerd in de gemeentelijke openbare fietsstallingen welke op loopafstand aanwezig zijn. Daarnaast moet op maaiveld, openbaar toegankelijk, worden voorzien in stallingsvoorzieningen voor fietsen. Voor bewoners en ander vaste gebruikers dient voldoende capaciteit inpandig te worden voorzien. Daarbij moet ook capaciteit voor buitenmaat fietsen en scooters en brommers worden voorzien. Voor een inschatting van de behoefte dienen de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW te worden toegepast.

Zie voor meer informatie bijlage 20: parkeren mobiliteitsplan.

Afvalinzameling

Afvalinzameling vindt plaats aan de rand van het plangebied. Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.

Noodhulpdiensten
Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Algemeen

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet

worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

  1. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

  2. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

4.1.2 Aanleiding vormvrije m.e.r beoordeling

Voor dit plan is een aanmeldnotitie opgesteld op basis waarvan is beoordeeld of het noodzakelijk is een m.e.r. op te stellen (bijlage 8). De aanmeldnotitie is getoetst aan de hand van de drie hoofdcriteria (de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten van het project) van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn. Naar aanleiding van deze toetsing is geoordeeld dat ten gevolge van de voorgenomen activiteit, gezien diens aard, omvang en locatie, geen negatieve effecten op de nabijgelegen gevoelige gebieden en Natura 2000 gebieden zijn te verwachten

Op 9 juni 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg besloten dat voor de ontwikkeling aan de Koningswei geen milieueffectrapportage (m.e.r.) behoeft te worden opgesteld.

4.2 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. In het geval van een stedelijke omgeving is er mogelijk sprake van ‘gemengd gebied’. In dat geval mogen de richtafstanden met één stap verkleind worden. Voor dit bestemmingsplan worden de richtafstanden voor ‘gemengd gebied’ gehanteerd.

Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht in de milieucategorie waartoe het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande, binnen het plangebied gelegen, bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in de ‘Quickscan Bedrijven en Milieuzonering – Koningswei te Tilburg’, projectnr. P04973, d.d. 8 februari 2022, BRO adviseurs (Bijlage 9). Uit deze quickscan blijkt dat voor nagenoeg alle aanwezige bedrijven in de directe omgeving van het plangebied en voor de commerciële functies binnen het plangebied wordt voldaan aan de richtafstanden conform de VNG systematiek voor ‘gemengd gebied’. Enkel voor de aanwezige parkeervoorziening (Piusstraat 1, Parkeergarage Koningsplein) wordt niet voldaan aan de minimale richtafstand. Deze parkeervoorziening ligt deels direct aan en deels onder de nieuw te bouwen appartementenblokken. Omdat de mogelijke hinder (geluid en/of licht) van deze parkeervoorziening wordt veroorzaakt door het aan- en afrijdend verkeer van en naar deze inrichting, is gekeken waar deze verkeersbewegingen plaatsvinden. De in/uitgang van de parkeervoorziening en de routes daar naar toe bevinden zich wel buiten de minimale richtafstand (in gemengd gebied) ten opzichte van de nieuw te bouwen appartementen. Daarnaast bevinden zich in de huidige situatie ook reeds woningen op de bestaande parkeervoorziening. Bij de vergunningaanvraag (onderdeel bouwen) dient middels een akoestisch onderzoek gevelisolatie aangetoond te worden dat de interne geluidisolatie tussen de (deels aanliggende, deels onderliggende) parkeervoorziening en de nieuwe te bouwen appartementen voldoet aan de daaraan gestelde eisen uit het bouwbesluit.

Geitenmoratorium

In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2). Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.

De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.

Dit houdt in dat:

  1. wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;

  2. kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;

  3. met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;

  4. nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;

  5. de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.

Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.

Binnen twee kilometer van de planlocatie bevinden zich geen geitenhouderijen. Het geitenmoratorium is daarom niet van toepassing op de voorgenomen planontwikkeling.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.3.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In de bij dit plan gevoegde Quickscan Externe veiligheid (d.d. 16 december 2021, 20211216-BRO120-RAP-EV 1.0) en Verantwoording hoogte groepsrisico (d.d. 16 februari 2022, rapportnummer 20220216-BRO120-NOT-VGR 2.0) (bijlage 10en bijlage 11) beide uitgevoerd door Kragten, zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van de Rijksweg A58, de spoorlijn Breda - Tilburg. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.

4.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een “luw gebied”. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

  • Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;

  • Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;

  • Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;

  • Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;

  • Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.

Aan bovengenoemde randvoorwaarden uit de beleidsvisie wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid

4.3.4 Conclusie en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A58, de spoorlijn Breda - Tilburg. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico).

De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 25 januari 2022 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;

  • De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een toename van het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen in de omgeving van het plangebied;

  • De bereikbaarheid van het plangebied is goed;

  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;

  • Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit (en daarnaast NL-Alert) biedt de mogelijkheid de aanwezigen in het gebied tijdig te waarschuwen;

  • De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten (waar nodig onder begeleiding van 24-uurs aanwezige zorgpersoneel);

  • Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Zorgpersoneel weet hoe te handelen met het uitschakelen van de ventilatie en dient de bewoners van het gastenhuis te begeleiden/instrueren zoals beschreven. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;

  • De brandweer voldoet aan de opkomsttijd (8 minuten) conform het dekkings- en spreidingsplan.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.4 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.5 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.5.1 Wegverkeerlawaai

De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wgh ("zones langs wegen") respectievelijk hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer:

  • Piusstraat (50 km/uur);

  • Stadhuisplein (50 km/uur);

  • Koopvaardijstraat (50 km/uur);

De normen uit hoofdstuk VI ("zones langs wegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor van toepassing. In het “Akoestisch onderzoek verkeerslawaai – plangebied Koningswei Tilburg”, rapportnummer: Rm210758aaA0, K+ Adviesgroep, d.d. 10 februari 2022 (Bijlage 12) is de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai berekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is hierin ook de geluidbelasting van de Clercxstraat (30 km/uur) meegenomen.

Ten gevolge van de geluidbelasting als gevolg van het Stadhuisplein wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer (48 dB) niet overschreden. Ook vanwege de (niet gezoneerde) Clercxstraat wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer (48 dB) niet overschreden.

Vanwege de Piusstraat en de Koopvaardijstraat wordt op een aantal appartementen wel de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer van 48 dB overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 60 dB als gevolg van de Piusstraat en 50 dB als gevolg van de Koopvaardijstraat. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB voor wegverkeer wordt daarmee niet overschreden.

Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer dient een Hogere Waardenbesluit genomen te worden. Daarbij dient te worden voldaan aan de aanvullende eisen zoals vastgelegd in het Hogere Waardenbeleid van de gemeente Tilburg. Dit betreft eisen ten aanzien van geluidluwe gevels of geveldelen en geluidluwe buitenruimte. Tevens dient te worden voldaan aan de eisen vanuit het bouwbesluit ten aanzien van gevelisolatie om het wettelijk binnenniveau te borgen.

Op basis van de aangeleverde (concept) ontwerptekeningen is het aannemelijk dat het definitieve ontwerp aan deze aanvullende eisen kan voldoen. Dit dient bij de vergunningaanvraag nog wel aangetoond te worden middels een definitief akoestisch onderzoek. In dit onderzoek dient ook aangetoond te worden dat aan de minimale eisen voor wat betreft gevelisolatie (voor wat betreft de eisen t.a.v. het binnenniveau uit het bouwbesluit) kan worden voldaan.

4.5.2 Railverkeerlawaai

Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Het betreft een tweetal appartementencomplexen met in totaal 367 appartementen. Deze appartementencomplexen liggen (net) binnen de zone van een van de spoortrajecten Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor van toepassing. In het “Akoestisch onderzoek verkeerslawaai – plangebied Koningswei Tilburg”, rapportnummer: Rm210758aaA0, K+ Adviesgroep, d.d. 10 februari 2022 (Bijlage 12) is de geluidbelasting ten gevolge van railverkeerslawaai berekend. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeer (55 dB) wordt niet overschreden. Daarmee vormt railverkeerslawaai geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.5.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.

4.5.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.5.5 Stiltegebied attentiezone

Het plangebied is niet gelegen binnen een stiltegebied of binnen de attentiezone van een stiltegebied.

4.5.6 Trillingen

Het plangebied ligt buiten het “aandachtsgebied” van 100 meter gezien vanaf het spoor. Dit betekent dat trillinghinder redelijkerwijs gezien niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.

4.6 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van xxxxxxx. Een samenvatting van deze toetsing is opgenomen in Bijlage 13 (‘Quickscan Luchtkwaliteit - Koningswei te Tilburg’, projectnr. P04973, d.d. 2 februari 2022, BRO adviseurs). Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat met betrekking tot luchtkwaliteit. Hieruit is gebleken dat de achtergrondwaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 (aanzienlijk) lager zijn dan de gestelde normen. Hiermee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot luchtkwaliteit.

4.7 Geur

4.7.1 Industriële geurhinder

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.

Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.

Binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan bevinden zich geen bedrijven met een significante industriële geuremissie. Industriële geur is daarmee geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.7.2 Agrarische geurhinder

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

Binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan bevinden zich geen bedrijven met een significante agrarische geuremissie. Agrarische geur is daarmee geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.8 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, dat niet ouder is dan 5 jaar.

Binnen het bestemmingsplangebied zijn meerdere historische bodembedreigende activiteiten bekend. Ook in de directe omgeving is sprake van (historische) bodembedreigende activiteiten. Ter plaatse van de locatie is in het verleden een textielververij en een benzineservicestation met wasserette actief geweest. Het benzineservicestation is na beëindiging van de activiteiten onderzocht en gesaneerd. Direct ten zuiden van de locatie is een stomerij aanwezig. Het is uit eerder uitgevoerd bodemonderzoek bekend dat ter plaatse van de stomerij sprake is van een verontreiniging met VOCL. De omvang is niet bekend.

Conclusie

Voor het bestemmingsplangebied zis een bodemonderzoek aangeleverd (bijlage 14). In dit onderzoek is sterk verhoogde gehalten gemeten binnen de onderzoeklocatie.

Geconstateerde verontreinigingen:

Voor de uit het onderzoek bekend geworden verontreinigingen zal aanvullend onderzoek nodig zijn. Dit kan eventueel na sloop van de bebouwing gebeuren zodat ook ter plaats van de huidige bebouwing onderzocht kan worden. Het is daarbij van belang dat beide onderzoeken die nu zij ingediend worden meegenomen in de onderzoeksstrategie.

Geval van ernstige bodemverontreiniging:

Wat de aangetroffen asbest betreft zal de omvang in beeld moeten worden gebracht alvorens een saneringsplan aan het bevoegd gezag wordt ingediend. Het gaat hier om een saneringsplichtig geval, waar een saneringsplan voor nodig is.

VOCL verontreiniging stomerij:

Ter plaatse van de stomerij is sprake van een bodemverontreiniging met VOCL. Op dit moment is de omvang niet bekend, maar het is wel duidelijk dat de verontreiniging tot op de onderzoeklocatie is verspreid. Indien voor de toekomstige sloop- en bouwwerkzaamheden bemaling noodzakelijk is, zal dit door middel van een saneringsplan of art 28.3 melding aan het bevoegd gezag moeten gemeld.

Wat de bestemmingsplanfase betreft zijn er momenteel geen belemmeringen. Aanvullend onderzoek is voor een aanvraag omgevingsvergunning bouwen verplicht, en het is bovendien opportuun om dit na sloop van de huidige bebouwing uit te voeren.

In het geval bij de sloop bemaling noodzakelijk is, dient dit eerst bij het bevoegd gezag te worden gemeld door middel van een saneringsplan of art. 28.3 melding.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

4.9 Natuur En Ecologie

4.9.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)

  • Overige inheemse broedvogels

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.9.2 Puntensysteem natuurinclusief bouwen

Verstedelijking zorgt wereldwijd voor een uitbreiding en een verdichting van het stedelijke gebied. In veel steden leidt dit tot een verlies aan biodiversiteit. Ook de opgave voor de energietransitie kan een bedreiging voor de natuur vormen. Natuur- en groeninclusief bouwen helpt om de stad prettig en de inwoners gezond te houden. Om het creëren van groene elementen in de stad te stimuleren is het puntensysteem ontwikkeld. Het systeem gaat uit van een lijst met groen- en natuurinclusieve maatregelen, waarbij elke maatregel een bepaald aantal punten waard is. Om te bepalen hoeveel van deze maatregelen genomen moeten worden bij de uitvoering van een bouwproject moet per project een te behalen puntenscore berekend worden.

4.9.3 Analyse plangebied

Het plangebied bestaat uit twee gebouwen. In het zuiden van het plangebied is een appartementencomplex aanwezig. In het noorden van het plangebied is een gebouw aanwezig met retail op de begaande grond en appartementen op de bovengelegen verdiepingen. Deze gebouwen zullen worden gesloopt, om een tweetal appartementencomplexen op te richten. Deze zullen plaats gaan bieden aan 367 appartementen. Naast woonfuncties is op de begane grond van het noordelijke appartementencomplex ook enige ruimte gereserveerd voor horeca. Op een deel van de begane grond en de eerste verdieping van het zuidelijke appartementencomplex is daarnaast nog een gezondheidszorgfunctie voorzien.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ongeveer 3,7 kilometer afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied Kampina & Oisterwijke Vennen. Gezien het aantal te realiseren appartementen is er een Aerius-berekening uitgevoerd. In de berekening wordt uitgegaan van gasloze bebouwing, een goed in beeld gebrachte verkeersaantrekkende beweging en 10% filevorming. In het berekeningsmodel wordt er van uitgegaan dat het verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld. Uit de uitgevoerde berekeningen en toelichting (bijlage 15) blijkt dat bij de bouw- en gebruiksfase geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j. Daarmee kunnen significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uitgesloten worden.

Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op meer dan 1 km afstand van het plangebied en betreffen de ecologische verbindingszones de Leij en Wilhelminakanaal. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.

Soortenbescherming

Op 17 december 2021 is een quick scan flora en fauna (bijlage 17) uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat er op het terrein geen geschikte bebouwing aanwezig is voor gebouwbewonende vogels. Zowel het appartementencomplex als het gebouw met winkels en boven woningen hebben een plat dak, waarbij geschikte invliegopeningen en dakranden ontbreken. Hierdoor kunnen broedlocaties worden uitgesloten. Groen rondom de gebouwen kan incidenteel gebruikt worden door huismussen maar is, doordat het laag bij de grond groeit en niet alles jaarrond groenblijvend is, niet essentieel.

In het plangebied zijn wel beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Deze beplantingen zullen moeten worden verwijderd voor de geplande ontwikkeling. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

Zowel het appartementencomplex als de bovenwoningen bevatten geschikte rust- en verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizensoorten in de vorm van open stootvoegen naar ruimtes in de spouw. Er is geen sprake van potentieel (essentieel) foerageergebied en/of vliegroutes, gezien het ontbreken van aspecten als grote hoeveelheden opgaand groen, oppervlaktewater en lijnvormige landschapselementen.

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men maatregelen in acht nemen. Deze maatregelen zijn enerzijds gericht op zorgvuldig werken en anderzijds op het creëren van vervangende verblijfplaatsen.

De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de provinciale natuurbeschermingsregels uit de Interim Omgevingsverordening (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • Bij de ontwikkeling wordt invulling gegeven aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg. Hiervoor wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin het zorgvuldig handelen (voorkomen van doden en verwonden) wordt uitgewerkt en er wordt een plan opgesteld voor het realiseren van verblijfplaatsen voor gebouw bewonende soorten in de nieuwbouw.

  • Begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen. In de Wet natuurbescherming wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Bestaand Watersysteem

De belangrijkste kenmerken van het gebied en het perceel zijn weergegeven in tabel 1. Het te ontwikkelen perceel is in de bestaande situatie nog steeds in gebruik en verhard.

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Nieuwe Leij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Totaal: 8.440 m2

Terreinhoogte

Tussen NAP+13,5 m en NAP+14,5 m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

ca. NAP+12,0 m

Ontwateringdiepte

1,1 à 1,4 m

Bodem

sterk lemig, matig fijn zand

Riolering

Gemengde riolering

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

Op basis van de leggerkaart van waterschap De Dommel is in de directe omgeving van de planlocatie geen oppervlaktewater gelegen.

Keur beschermde gebieden

Niet van toepassing

Tabel 1; Gebiedskenmerken

[image]

Afbeelding 1; Locatie plangebied (rode cirkel) ten opzichte van de beschermingsgebieden keur.

Aan de westzijde van het perceel is gemengde riolering aanwezig. Hoewel er in het verleden afvoerende verharde oppervlakte aanwezig is geweest, is in de bestaande situatie geen sprake van afvoerende verharde oppervlakte. Het regenwater wordt opgevangen en infiltreert in het middenterrein.

5.2 Beleidskader

Het Provinciale “Regionale Water en Bodem Programma” (RWP) 2022 – 2027 heeft als doel een klimaat adaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Rode draad is het herstel van de systeemwerking. Het water en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.

Waterschap De Dommel heeft zijn actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

5.3 Toekomstige Situatie

De bouwplannen voor het realiseren van circa 367 woningen (367 appartementen en horeca op begane grond) op percelen kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie M, nummers 9911, 9913 tot en met 9915, 10205, 10207, 10399, 10401, 10402, 10756, 10757, 11969 (ged) en 12349 (ged).voor de (her)ontwikkeling van de bestaande bebouwing aan de Vorstenhof-Piusstraat (afbeelding 2).

[image]

De ontwikkeling betreft het oprichten van een appartementencomplex van circa 367 appartementen en horeca op het perceel. Voor de ontwikkeling is een rapport watertoets opgesteld (bijlage 18).

Voor de nieuwe situatie uitgegaan van de volgende gegevens:

Oppervlakken*

Oppervlakte (m²)

Verhardingspercentage (%)

Verhard (m2)

Bouwvlak

5.815

100

5.815

Gemengd

1.230

100

1.230

Verkeer/Verblijf

170

100

170

Groen

1.225

0

0

Totaal (m²)

8.440

7.215

Tabel 2; Afvoerende oppervlakken in de plansituatie

* Bron: verbeelding en ontwerpvoorstel nieuwe situatie

Duurzaam watersysteem

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

  • voldoende ontwateringdiepte;

  • de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • Vuilwater en hemelwater moeten inpandig gescheiden worden aangeleverd en uitgevoerd;

  • de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;

  • aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • afdoende bescherming tegen overstroming bij extreem neerslag.

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. Ten opzichte van bestaand maaiveldniveau is de ontwateringsdiepte voldoende en zijn geen maatregelen benodigd.

Bij verdiepte bouwdelen is er sprake van onvoldoende ontwateringsdiepte waardoor maatregelen moeten worden genomen om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Ondergrondse bouwdelen worden waterdicht uitgevoerd. Ook verlaagde maaivelden buiten de bouwdelen worden waterdicht uitgevoerd tot minimaal 15 á 20 cm boven bestaand maaiveldniveau waarmee ook oppervlakkige inloop van regenwater naar het verlaagde maaiveld wordt voorkomen.

Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

Omdat de omliggende openbare verhardingen gevoelig zijn voor water op straat bij extreme neerslag moet worden voorkomen dat water uit openbaar gebied tot overlast kan leiden in het plangebied en wordt geadviseerd de vloerpeilen van nieuwbouw in het plangebied minimaal 0,2m boven de T-hoogte aan te brengen.

Regenwater

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).

Mogelijkheden hiervoor zijn:

  • Minder terrein verharden;

  • Hergebruik van regenwater voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wassen van voertuigen;

  • Groene daken;

  • Water opvangen in poelen, regentonnen e.d;

  • Waterdoorlatende verharding;

Alle beetjes helpen; andere / innoverende ideeën zijn mogelijk.

In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg.

Op basis van de aangenomen afvoerende oppervlakken van de toekomstige situatie (7.215 m²) geldt voor het totale plangebied een bergingsopgave van ca. 430,0 m³. De opgave wordt bijgesteld op basis van de werkelijk afwaterende verharde oppervlakte van het plan. Er dient nog een uitwerking van eeen berging- en infiltratieplan te worden uitgevoerd.

De verharde oppervlakte kan worden gereduceerd door de toepassing van bijvoorbeeld groene daken, doorgroeibare verhardingen en door het water van terreinverhardingen in de omliggende groenstroken te verwerken.

Als invulling van de waterbergingsopgave wordt naast de toepassing van blauwe en groene daken de ondergrondse waterberging onder het binnenterrein als kansrijk gezien. Hoewel de waterberging het liefst op maaiveld niveau wordt gezien en niet bovenop een parkeergarage.

De voorziening(en) worden voorzien van een overloop op maaiveld, zonder overlast te veroorzaken bij andere gebouwen en buren.

Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

Huishoudelijk afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater van het nieuwe plan kan worden afgevoerd via de bestaande vuilwaterriolering aan de oostzijde van het perceel, Piusstraat.

5.4 Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Opzet Planregels

6.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

6.2 Bestemmingen En Aanduidingen

Het bestemmingsplan maakt de bouw van 2 woonblokken mogelijk met een zorginstelling en een kleine horecalocatie. In het bestemmingsplan zijn daarvoor de bestemmingen 'gemengd', ' groen' en 'verkeer-verblijf' opgenomen. Binnen de bestemming 'gemengd' is wonen, zowel grondgebonden als in gestapelde vorm, mogelijk. Daarnaast zijn binnen de bestemming gemengd o.a. kleine bedrijfjes, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening mogelijk. Deze functies zijn in beginsel alleen op beganegrond niveau toegestaan.

[image]

Figuur: uitsnede verbeelding

Binnen de planontwikkeling zijn afspraken gemaakt over het aandeel sociale huurwoningen en middelduren huurwoningen. In de regels is daarom opgenomen dat minimaal 63% van de woningen uit moeten worden gevoerd in de sociale huursector. Deze woningen worden eigendom van de woningbouwcorporatie en zullen via hen worden verhuurd. Uitgaande van een totaal van circa 367 woningen, houdt dit in dat minimaal 231 woningen voor de sociale huursector worden gebouwd.

Voor de overige woningen geldt dat minimaal 10% in de middeldure huursector moet worden uitgevoerd. Uitgaande van een totaal van 367 woningen, waarvan er 234 voor de sociale huur zijn, komt dat neer op minimaal 14 woningen. De woningen dienen minimaal 10 jaar voor sociale en middeldure huur in stand te worden gehouden.

Binnen de bestemming 'gemengd' zijn de functie-aanduidingen 'erf', 'horeca tot en met categorie 3' en 'zorginstelling' aanwezig. Binnen de aanduiding 'zorginstelling' is een maatschappelijke instelling mogelijk over de eerste 2 bouwlagen. Binnen de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is een horeca instelling met een maximale horecacategorie 3 mogelijk van maximaal 500m2 en enkel op de eerste (beganegrond) en tweede bouwlaag tot een maximale hoogte van 6m.

De bestemmingen ' groen' en 'verkeer-verblijf' zijn bedoeld voor groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. bijvoorbeeld waterberging en bouwwerken van algemeen nut.

6.3 Bouw- En Gebruiksregels

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Binnen de bouwregels wordt gebruik gemaakt van de aanduiding 'ond' (onderdoorgang) ter plaatse van de bestaande onderdoorgang tussen de Piusstraat en het Koningsplein. Daarnaast dient ieder bouwblok voorzien te zijn van een verbinding tussen het Koningsplein en de omliggende straten.

Binnen de aanduiding 'erf' mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden opgericht met een maximum van 10% van het gedeelte van het gebied dat als 'erf' is aangeduid.

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Overige regels

In de overige regels is de parkeerregeling opgenomen. Het betreft hier een dynamische verwijzing naar het geldende parkeerbeleid, de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze nota binnen de planperiode wijzigt, gelden de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode. Voor het onderhavige bestemmingsplan geldt, dat in een samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer afspraken zijn gemaakt op welke wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid (zie ook paragraaf 3.8.3 van deze toelichting). In dat geval kan af worden geweken van het basisprincipe dat een ontwikkeling voorziet in de parkeereis op eigen terrein.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een uitgebreider bouwprogramma op deze locatie mogelijk. De gemeente heeft afspraken met de twee grondeigenaren over de verwerving van de grondposities die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het beoogde bouwplan. Het bouwprogramma bevat voor het overgrote merendeel woningen. Dit voorziet in de grote behoefte aan extra woningen in de komende decennia. Daarnaast zijn met de huidige grondeigenaren ook afspraken gemaakt over de uitgifte van de nieuwe bouwkavels met als doel het bouwplan binnen enkele jaren volledig te kunnen realiseren.

Financiële uitvoerbaarheid

De gemeente Tilburg heeft in december 2021 een grondexploitatie vastgesteld. Hiermee zijn de financiële middelen beschikbaar gesteld om de benodigde publieke werken in dit plan te kunnen realiseren. Daarnaast houdt de gemeente ook rekening met de financiële risico’s die bij dit project kunnen optreden.

Kostenverhaal

Het kostenverhaal is anderszins verzekerd via uitgifte van de gronden en aanvullende afspraken die gemaakt zijn met de twee partijen die voornemens zijn het bouwplan te realiseren. Hiermee wordt voldaan aan de in artikel 6.12 lid 2 Wro genoemde omstandigheden waardoor er naast dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld wordt.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 5 november 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Omgevingsdialoog

In het kader van de omgevingsdialoog is op 29 april 2021 een digitale informatieavond gehouden. Op deze avond zijn de uitgangspunten voor de nieuwbouw en volume impressies gepresenteerd en is het programma en parkeren toegelicht. Na deze avond is een planteam geformeerd met een vertegenwoordiging van bewoners en ondernemers uit de buurt en stad. In juni 2021 zijn de plannen besproken met het planteam. Vervolgens zijn de plannen verder uitgewerkt naar een definitief stedenbouwkundig plan. In augustus 2021 heeft het planteam een advies uitgebracht. Het college heeft hier op 12 oktober 2021 op gereageerd (bijlage 19). Voor wat betreft de ontwikkeling van de woonblokken is gewezen op de afstand tussen het noordelijk woonblok en het bestaande appartementencomplex Stadswachter. Als reactie hierop is aangegeven dat het uitzicht inderdaad zal veranderen, maar dat daar een aantrekkelijk woon- en leefmilieu als toevoeging tegenover staat. Het planteam is op 20 april 2022 over de stand van zaken van de ontwerpen van de gebouwen en de openbare ruimte geïnformeerd en bracht op 20 mei 2022 opnieuw haar advies uit.

Op 1 juni 2022 is een nieuwe (digitale) informatieavond gehouden (bijlage 19), waarbij de voorlopige ontwerpen van de bouwontwikkeling en de openbare ruimte zijn gepresenteerd. De vragen en opmerkingen op deze avond gingen voornamelijk over de bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied en parkeergarage, de schaduwwerking van de ontwikkeling op de bestaande woningen en de afstand van nieuwbouwplan tot het appartementencomplex Stadswachter. De vragen zijn door de gemeentelijk projectleider en verkeerskundige, en ontwikkelaars/architecten beantwoord. De vragen en opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassing van het voorlopig ontwerp of het bestemmingsplan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van maandag 4 juli 2022 tot en met 15 augustus 2022 ter inzage gelegen.

Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Gedurende de periode

van tervisielegging zijn 7 zienswijzen van 19 omwonenden en eigenaren ingekomen. Door 2 omwonenden zijn

tevens zienswijzen tegen het ontwerpbesluit hogere grenswaarden ingediend. Deze zienswijzen zijn binnen de

termijn ingekomen en daarmee ontvankelijk. Buiten de termijn zijn nog 2 zienswijzen ingekomen. Deze

zienswijzen zijn niet ontvankelijk, maar zijn in de notitie behandeling zienswijzen wel inhoudelijk behandeld.

Op 21 september 2022 is door de gemeente en ontwikkelaar met een afvaardiging van omwonenden van het

complex Stadswachter (huisnummers 300 t/m 329) mondeling een zienswijzengesprek gevoerd. In dit gesprek

zijn voornamelijk het verminderde uitzicht en privacy, vermindering van zonlicht, het gevoel van sociale

onveiligheid en het parkeren aan de orde geweest. In het gesprek is een alternatief door omwonenden

aangedragen, dat voor hen tot een aanvaardbare oplossing zou leiden. Naar aanleiding van het

zienswijzengesprek is het plan aangepast.

De zienswijzen zijn gedeeltelijk gegrond en leiden tot aanpassing van het plan. Verwezen wordt naar de Nota

van zienswijzen bestemmingsplan en besluit hogere grenswaarden “Centrum Zuid 2008, 6e herziening

(Koningswei)” (bijlage 22).

Naar aanleiding van de zienswijzen is de toelichting aangepast t.o.v. het ontwerp bestemmingsplan, in die zin dat de tekst in paragraaf 3.2.1. (kopje schaduwwerking en kopje uitzicht en privacy) is aangepast op het gewijzigde ontwerp. In de gehele toelichting zijn de afbeeldingen zo veel als mogelijk aangepast op de laatst actuele ontwerpen. In de bijlagen bij de toelichting zijn het aanvullende bezonningsonderzoek en de zichtlijnenstudie toegevoegd.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2022 is voor het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de uitstoot van stikstof in de bouwfase. Het ondrzoek is toegevoegd als bijlage bij deze toelichting.

Bijlage 1 Memo Hoogbouw Koningswei

Bijlage 1 memo hoogbouw koningswei

Bijlage 2 Windhinderonderzoek

Bijlage 2 Windhinderonderzoek

Bijlage 3 Resultaten Wind

Bijlage 3 resultaten wind

Bijlage 4 Bezonningsstudies Koningswei

Bijlage 4 bezonningsstudies Koningswei

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Verkeerskundig Onderzoek

Bijlage 6 Verkeerskundig onderzoek

Bijlage 7 Nota Parkeernormen Tilburg

Bijlage 7 Nota parkeernormen Tilburg

Bijlage 8 Aanmeldnotitie M.e.r.

Bijlage 8 Aanmeldnotitie m.e.r.

Bijlage 9 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 9 quickscan bedrijven en milieuzonering

Bijlage 10 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 10 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico Externe Veiligheid

Bijlage 11 Verantwoording groepsrisico externe veiligheid

Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai

Bijlage 12 akoestisch onderzoek verkeerslawaai

Bijlage 13 Quickscan Luchtkwaliteit

Bijlage 13 Quickscan luchtkwaliteit

Bijlage 14 Rapport Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 14 rapport verkennend bodemonderzoek

Bijlage 15 Onderzoek Stikstof En Aeriusberekening

Bijlage 15 Onderzoek stikstof en aeriusberekening

Bijlage 16 Aanvullende Bezonningsstudie

Bijlage 16 aanvullende bezonningsstudie

Bijlage 17 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 17 Quickscan flora en fauna

Bijlage 18 Rapport Watertoets

Bijlage 18 rapport watertoets

Bijlage 19 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 19 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 20 Parkeren Mobiliteitsplan

Bijlage 20 parkeren mobiliteitsplan

Bijlage 21 Zichtlijnenstudie Koningswei

Bijlage 21 zichtlijnenstudie Koningswei

Bijlage 22 Notitie Behandeling Zienswijzen

Bijlage 22 Notitie behandeling zienswijzen