Recropassage Spinder
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 05-02-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Recropassage Spinder met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2022012-c001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
Gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant, waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.9 belemmeringenstrook
Strook grond waarin leidingen liggen welke privaatrechtelijk is vastgelegd en gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant.
1.10 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.11 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.16 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.19 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.23 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.24 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.25 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en/of ecologische verbindingszone(s) of die deze verbinden.
1.27 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.28 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 hoogteaccent
Een ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat hoger is dan de overige delen van het hoofdgebouw, dat tot doel heeft specifieke functies in het hoofdgebouw en/of de stedenbouwkundige context van het hoofdgebouw te benadrukken.
1.30 hoogspanningslijn
Een leiding of kabel met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
1.31 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.32 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.33 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.34 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.35 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.36 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.37 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.38 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
1.39 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.40 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.41 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.42 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.43 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.44 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.45 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspad.
1.46 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.47 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.48 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.49 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.50 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.51 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen
Gebied naast een waterloop, waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.
1.52 zoekgebied voor ecologische verbindingszone
Gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken-)as van de windturbine.
2.7 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 Kv Ondergronds
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
toegangswegen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
binnen de dubbelbestemming'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds ' mogen ten behoeve van de bestemming enkel worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering of indien de bestaande fundering niet aan technische eisen voldoet een nieuwe fundering mits de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2onder c en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:
-
de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
-
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
[Type hier uw tekst]
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding 380 Kv
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 380 kV ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
toegangswegen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 380 kV' mogen ten behoeve van de bestemming enkel worden gebouwd: bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding die voldoen aan de volgende criteria:
-
de bouwhoogte van een hoogspanningsmast (waaronder mede begrepen jukken) mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
-
hoogspanningsmasten worden uitsluitend gebouwd als vakwerkmast;
-
de veldlengte tussen twee mastlocaties bedraagt ten minste 180 m en ten hoogste 400 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
uit een rapport met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de 'Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen' versie 4.1 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.blijkt dat na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding er geen gevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen de specifieke magneetveldzone anders dan de gevoelige bestemmingen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels van het Inpassingsplan 'Zuid-West 380 kV Oost';
-
hoogspanningsmasten waarvan de bouwhoogte groter is dan de valafstand tot enige buisleiding waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, mogen alleen worden opgericht indien er zodanige bouwmaterialen worden gebruikt en/of zodanige andere maatregelen worden getroffen, dat wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
-
ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering of indien de bestaande fundering niet aan technische eisen voldoet een nieuwe fundering mits de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:
-
de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
-
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding Te Verwijderen
7.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding te verwijderen' komt de onderliggende (dubbel)bestemming of aanduiding ten behoeve van een bovengrondse 150 kV- en 380 kV-hoogspanningsverbinding met bijbehorende voorzieningen, anders dan een dubbelbestemming uit dit inpassingsplan, te vervallen vanaf het moment dat de hoogspanningsverbindingen, als bedoeld in Artikel 6, Artikel 7, Artikel 8 en Artikel 9 overeenkomstig het Inpassingsplan "Zuid-West 380 kV Oost" in gebruik zijn genomen. De andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en) en/of aanduiding(en) blijven onverkort van toepassing.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning 1 (Ondergronds)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning 1 (ondergronds)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale spanning van 150kV en de belemmeringenstrook, met de daarbijbehorende voorzieningen (zoals glasvezel, kabels, (buis-)leidingen, overkluizingen en mofputten) en de bouwwerken en anderen werken, waaronder mede begrepen toegangswegen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:
-
de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
-
vooraf de beheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
[Type hier uw tekst]
Artikel 9 Leiding - Hoogspanning 2 (Bovengronds)
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning 2 (bovengronds)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale spanning van 380kV en de belemmeringenstrook, met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken, waaronder mede begrepen toegangswegen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:
-
de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
-
vooraf de beheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
[Type hier uw tekst]
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse 380kV- of 150kV hoogspanningsverbinding, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit en een belemmeringenstrook van:
-
39m ter weerszijden van de as van de 380kV - hoogspanningsverbinding;
-
26m ter weerszijden van de as van de 150kV - hoogspanningsverbinding.
10.2 Bouwregels
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Voor het bouwen geldt dat:
-
in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de weergegeven dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding;
-
de maximale bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer mag bedragen dan 60m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd indien:
-
de desbetreffende leiding gesaneerd is/wordt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende leiding buiten werking is gesteld;
-
de leidingbeheerder heeft aangegeven dat de leiding wordt verwijderd dan wel buiten werking is gesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Ondergrondse bouwwerken
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare objecten worden opgericht;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname of gelijkblijvend groepsrisico;
-
het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:
-
er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;
-
er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;
-
de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld
14.2 veiligheidszone - windturbine
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' de volgende regels in acht moeten worden genomen:
-
de PR 10-6 contour van de te bouwen/plaatsen windturbine mag niet buiten de aangegeven gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' komen;
-
binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht;
-
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' opgeheven wordt, indien de aanwezige windturbine buiten werking is gesteld, of;
-
dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging kleiner is geworden
14.3 vrijwaringszone - weg
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' een bouwverbod voor nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en een verbod tot uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
15.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
15.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 20 m.
15.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.
15.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Recropassage Spinder".
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een aanvraag ingekomen ten behoeve van de bouw van een zogenoemde "recropassage" vanaf de Stokhasseltlaan naar de Bos en Beemdweg, beide te Tilburg. De passage bestaat uit een onderdoorgang (viaduct) onder de Midden-Brabantweg (N261) door, waar mensen en dieren gebruik van kunnen maken. Concreet betekent dit dat een ondergrondse natuurstrook van circa 25 meter breed (Robuuste Ecologische Zone, REZ) wordt aangelegd, plus een (eveneens ondergronds) fietspad. Daarnaast wordt middenin het viaduct een bouwwerk gerealiseerd, een "Tilburgse Terugblik". Dit is een voor mensen toegankelijk kunstwerk, dat functioneert als een soort uitkijktoren.
De aanleg van de recropassage zelf betreft een verplichting vastgelegd in afspraken met de gemeente Loon op Zand (samenwerkingsverband Landschapspark Pauwels), inzake de natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling (Wereld van de Efteling). Op basis van een overeenkomst tussen de gemeente Tilburg en TenneT wordt in het plan tevens de landschappelijke inpassing, die nodig is als gevolg van de bouw van een nieuw 380 kV-station op De Spinder, meegenomen. Het 380 kV-station zelf wordt in juridisch-planologische zin geregeld in een Rijksinpassingsplan (RIP).
Afsprakenkader project
Voor de realisatie van onderhavig plan hebben gemeente Tilburg, Natuurmonumenten, provincie Noord-Brabant, Tennet en de Efteling diverse overeenkomsten gesloten.
Voor de realisatie van de recropassage is in 2018 een intentieovereenkomst gesloten tussen gemeente Tilburg, Natuurmonumenten, provincie Noord-Brabant en de Efteling. Deze overeenkomst komt voort uit de vastgelegde natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling. Op basis van deze overeenkomst is het plan verder uitgewerkt en zijn de financiële kaders bepaald. In 2022 is dit door de provincie formeel bekrachtigt door een financiële beschikking af te geven voor medefinanciering van het plan onderdeel Recropassage.
Naast de afspraken over de Recropassage zijn in een vastgestelde Realisatieovereenkomst in 2022 afspraken vastgelegd tussen de partijen gemeente Tilburg, Tennet, Waterschap De Dommel en Provincie ten aanzien van de realisatie van een waterberging en de Robuuste Ecologische Zone. In die overeenkomst is opgenomen dat ‘Gemeente en Provincie de Robuuste Ecologische Zone (REZ) als onderdeel van de totale ecologische verbindingszone Huis ter Heide – De Brand dienen te realiseren en het Waterschap daaraan meewerkt, en waarvoor zij behoefte hebben aan het gebruik van een gedeelte van de huidige waterberging binnen het terrein van de RWZI Tilburg-Noord’.
Daarnaast is – als invulling van de landschappelijke verplichtingen van TenneT als gevolg van het RIP voor het nieuwe 380-kV-station - opgenomen dat: ‘TenneT de uitvoering verzorgt en de kosten draagt voor de voorbereiding en realisatie van … het verplaatsen van de kades (dijken) … ter plekke van de REZ’ ….. en ‘dat Partijen zich tevens hebben gecommitteerd aan de voorbereiding en realisatie van de overige planonderdelen die buiten deze overeenkomst vallen, maar zonder welke de REZ niet kan functioneren, te weten:
-
TenneT: inrichting van de REZ;
-
Gemeente en Provincie: Recropassage/verbinding, onderdelen:
- Kunstwerken recropassage;
- Faunapassage snelfietspad Bos en Beemdweg;
- REZ tussen N261 en Stokhasseltlaan en snelfietspad;
- Aanpassing Stokhasseltlaan/Finantiën incl. faunapassage;
- Recreatieve verbinding tussen snelfietspad en Stokhasseltlaan.
De Recropassage is dus onderdeel van een groter ecologisch netwerk wat wordt gerealiseerd tussen De Brand en Huis ter Heide en is aangeduid op de natuurbeheerkaart van de Provincie. Deze ecologische verbindingszone dient als verbinding voor de doelsoort Boomkikker en aanverwante soorten en is een belangrijke schakel tussen beide genoemde gebieden. Om deze verbindingszone goed te laten functioneren, is een verbinding vanaf de oostzijde van de Finantiën naar de westzijde van de Bos en Beemdweg van belang. Deze verbinding wordt robuust gerealiseerd met de Recropassage. In dit werk zijn tevens maatregelen opgenomen om de genoemde wegen, Finantiën en Bos en Beemdweg, door de doelsoorten te laten kruisen. Aan de westzijde van de Bos en Beemdweg sluit het traject aan op een nieuw te realiseren verbinding naar Huis ter Heide, welke mogelijk wordt gemaakt door het aanpassen van de nu aanwezige waterberging en het verleggen van het dijklichaam ter plaatse. Dit valt op basis van de vastgestelde Realisatieovereenkomst onder de verantwoordelijkheid van TenneT.
Afbeelding: ligging plangebied in Tilburg. Het vlak dat de Midden-Brabantweg (N261) doorkruist, is de feitelijke recropassage. De andere gronden, die in het plangebied zijn begrepen, worden aangewend voor de landschappelijke inpassing ten gevolge van de komst van een nieuw 380 kV-station van TenneT op De Spinder. Die gronden krijgen allemaal de bestemming Natuur.
Afbeelding: impressie recropassage (de "Tilburgse Terugblik", een uitkijkpunt, is aangepijld)
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat wat de recropassage betreft delen van de kadastrale percelen gemeente Tilburg, sectie F, nrs. 4200, 5368 en 7106. De landschappelijke inpassing, die hoort bij het Rijksinpassingsplan ten behoeve van het nieuwe 380 kV-station van TenneT op De Spinder, strekt zich uit over een veelheid van kadastrale percelen rondom het nieuwe station.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt/is een gedeeltelijke herziening van de bestemmingsplannen
-
Lobelia Spinder Rugdijk, vastgesteld op 10 juni 2013;
-
Bt Spinder 2017, vastgesteld op 3 juli 2017;
-
Bgb De Zandleij 2012, vastgesteld op 18 maart 2013.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking
getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch
wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is
op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden.
Het Barro heeft enige relevantie voor het landelijke elektriciteitsnetwerk en het nieuwe 380 kV-station op De Spinder, maar heeft geen gevolgen ten aanzien van de recropassage en de landschappelijke inpassing van het nieuwe station, zoals geregeld in dit bestemmingsplan.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daardoor niet aan de orde.
2.2 Provincie
2.2.1 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgeingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2023) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
2.2.2 Interim omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt.
Afsprakenkader project
Voor de realisatie van de recropassage is in 2018 een intentieovereenkomst gesloten tussen gemeente Tilburg, Natuurmonumenten, provincie Noord-Brabant en de Efteling. Deze overeenkomst komt voort uit de vastgelegde natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling. Op basis van deze overeenkomst is het plan verder uitgewerkt en zijn de financiële kaders bepaald. In 2022 is dit door de provincie formeel bekrachtigt door een financiële beschikking af te geven voor medefinanciering van het plan onderdeel Recropassage.
Naast de afspraken over de Recropassage zijn in een vastgestelde Realisatieovereenkomst in 2022 afspraken vastgelegd tussen de partijen gemeente Tilburg, Tennet, Waterschap De Dommel en Provincie ten aanzien van de realisatie van een waterberging en de Robuuste Ecologische Zone. In die overeenkomst is opgenomen dat ‘Gemeente en Provincie de Robuuste Ecologische Zone (REZ) als onderdeel van de totale ecologische verbindingszone Huis ter Heide – De Brand dienen te realiseren en het Waterschap daaraan meewerkt, en waarvoor zij behoefte hebben aan het gebruik van een gedeelte van de huidige waterberging binnen het terrein van de RWZI Tilburg-Noord’.
Daarnaast is – als invulling van de landschappelijke verplichtingen van TenneT als gevolg van het RIP voor het nieuwe 380-kV-station - opgenomen dat: ‘TenneT de uitvoering verzorgt en de kosten draagt voor de voorbereiding en realisatie van … het verplaatsen van de kades (dijken) … ter plekke van de REZ’ ….. en ‘dat Partijen zich tevens hebben gecommitteerd aan de voorbereiding en realisatie van de overige planonderdelen die buiten deze overeenkomst vallen, maar zonder welke de REZ niet kan functioneren, te weten:
-
TenneT: inrichting van de REZ;
-
Gemeente en Provincie: Recropassage/verbinding, onderdelen:
- Kunstwerken recropassage;
- Faunapassage snelfietspad Bos en Beemdweg;
- REZ tussen N261 en Stokhasseltlaan en snelfietspad;
- Aanpassing Stokhasseltlaan/Finantiën incl. faunapassage;
- Recreatieve verbinding tussen snelfietspad en Stokhasseltlaan.
De Recropassage is dus onderdeel van een groter ecologisch netwerk wat wordt gerealiseerd tussen De Brand en Huis ter Heide en is aangeduid op de natuurbeheerkaart van de Provincie. Deze ecologische verbindingszone dient als verbinding voor de doelsoort Boomkikker en aanverwante soorten en is een belangrijke schakel tussen beide genoemde gebieden. Om deze verbindingszone goed te laten functioneren, is een verbinding vanaf de oostzijde van de Finantiën naar de westzijde van de Bos en Beemdweg van belang. Deze verbinding wordt robuust gerealiseerd met de Recropassage. In dit werk zijn tevens maatregelen opgenomen om de genoemde wegen, Finantiën en Bos en Beemdweg, door de doelsoorten te laten kruisen. Aan de westzijde van de Bos en Beemdweg sluit het traject aan op een nieuw te realiseren verbinding naar Huis ter Heide, welke mogelijk wordt gemaakt door het aanpassen van de nu aanwezige waterberging en het verleggen van het dijklichaam ter plaatse. Dit valt op basis van de vastgestelde Realisatieovereenkomst onder de verantwoordelijkheid van TenneT.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.2.1 Historische geografie
-
Het plangebied ligt in het noorden van Tilburg en is nagenoeg onbebouwd. In het oosten bevinden zich vuilstortplaats De Spinder en de zuiveringsinstallatie, in het zuidoosten ligt een deel van de bossen van Landgoed De Mast. Het overige deel van het plangebied wordt ingenomen door heidegronden (rond het Leikeven) en landbouwgronden.
-
Het plangebied bestond tot ver in de twintigste eeuw uit woeste gronden, behorende tot het Lepelare Zand, de Loonsche Heide en De Vos(sen)berg. Verder naar het westen lagen de drassige gronden van het Rauw Veld. In het oosten, waar de grens ter hoogte van de Oude Baan van Tilburg naar Loon op Zand loopt, liggen de late ontginningen van de Moleneindse Heide. De zuidgrens loopt langs de huidige Vossenbergseweg, toen nog een onverharde route. Deze weg markeert ook de toenmalige grens van de ontginningen van het heidegebied, bestaande uit de aanplant van bossen. De enige tekenen van ontginning in het begin van de twintigste eeuw waren De Heihoef in het noorden en een aantal percelen ten westen en zuidwesten van het Leikeven.
-
Het plangebied werd vroeger gekenmerkt door een aantal drassige gebieden (o.a. Leikeven en Moordgat) temidden van de heide. Uit oude kaarten is duidelijk dat de grenzen van deze vennen konden variëren, waarschijnlijk naar aanleiding van een wisselende grondwaterstand dan wel als gevolg van de mate van neerslag. Ter hoogte van de De Vossenberg, in het westen, was in 1443 sprake van een moer aen den Vosberch, mogelijk identiek met De Rouw Bosschen. Ook ten noorden van het Lepelare Zand lag een drassige zone, die soms wordt aangeduid als het Grootven. Vanwege de drassige situatie kende het plangebied nagenoeg geen wegen of paden. In de Middeleeuwen wordt het gebied vermeld als gemeint waar mogelijk ook turf (moer) werd gewonnen.
-
Op een topografische kaart uit 1936 zien we dat ten oosten en ten westen van de weg naar Loon op Zand vloeivelden zijn aangelegd. In die tijd is het aandeel woeste heidegronden drastisch teruggedrongen en is een groot deel van het plangebied omgezet in grasland, afgewisseld met drassige terreinen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de vuilstort De Spinder aangelegd. In 1972 werd ten oosten van de Spinder een nieuwe biologische waterzuivering in gebruik genomen (de Rioolwaterzuivering Tilburg) die het gereinigde water op de Zandleij loost.
3.2.2 Archeologie
-
Het plangebied is gelegen in het Brabants zandgebied. Het landschap is grotendeels ontstaan tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (114.000-9.700 v. Chr.). Tijdens de koudste fase van het Weichselien, ongeveer 26.000 jaar geleden, werd het landschap gekenmerkt door toendravegetaties waarbij op grote schaal zandverstuivingen konden plaatsvinden. Deze zandafzettingen worden dekzanden genoemd en behoren tot de eolische afzettingen van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Door ontbossing vanaf de Romeinse tijd zijn in delen van het dekzandgebied stuifduinen ontstaan; de stuifzanden bleven actief tot in de late middeleeuwen. Hierdoor is het mogelijk dat oudere bodems (met hierin archeologische resten) door stuifzand zijn afgedekt en bewaard gebleven.
Op de paleogeografische kaart van Heunks (2012) is het gebied gelegen op een dalflank of dekzandwelving. Op de bodemkundige kaart is sprake van veldpodzolen. -
In de nabijheid van het plangebied zijn drie waarnemingen gedaan. Twee daarvan hebben betrekking op het vroegere Lepelare Zand ter hoogte van de vuilnisstortplaats. Hier werd in 1981 een nederzetting uit het laat-mesolithicum gevonden (Archisnr. 14.437) terwijl op het terrein ten zuiden daarvan veel vuursteenartefacten werden aangetroffen bij een veldkartering (Archisnr. 46.765). De aanwezigheid van hoger gelegen gronden (Lepelare Zand) nabij een ven (Grootven) was blijkbaar een belangrijke vestigingsfactor.
-
Ten noordoosten van het plangebied werd een concentratie van vuursteenafslagen gevonden op een zandweg. De artefacten konden echter niet nader worden gedetermineerd (Archisnr. 34.900). In de omgeving van het Leikeven en het Plakkeven, werden eveneens veel vondsten gedaan die gedateerd kunnen worden in de steentijd.
-
Op de Tilburgsche en Loonsche Heide zijn diverse nederzettingssporen aangetroffen uit onder andere de steentijd waaruit blijkt dat het gebied in het verleden ‘drukbevolkt’ was. De combinatie van hoger gelegen gronden in de nabijheid van water (vennen) was, evenals elders het geval is, blijkbaar ook hier een belangrijke vestigingsfactor.
-
In het kader van de aanleg van de 380kV-verbinding tussen Rilland en Tilburg-Noord, zijn enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd, in het kader van een Rijksinpassingsplan. Deze onderzoeken vallen grotendeels samen met of grenzen aan het pangebied van de Recropassage onder de N261.
De meest relevante onderzoeken zijn:
Archeologisch bureauonderzoek:
-
Knapen, D., S. de Jong en F. van Oosterhout, 2020. Bureauonderzoek archeologie aanvullend zuidwest 380 oost VKA 1.1 station Tilburg Noord (definitief). AAR 218, Arcadis, Amersfoort
Op basis van het bureauonderzoek zijn zones met hoge archeologische verwachting, lage verwachting en verstoring aangegeven.
Archeologisch verkennend booronderzoek:
-
Sophie, G., 2021. Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen,380 kV-station Tilburg (EU-204); waterberging. Antea Group Archeologie 2020/62. Antea Group, Oosterhout.
Op basis van het verkennend onderzoek is geconcludeerd dat ter hoogte van het Recroduct de aanleg van de N261 en de aanpalende bospercelen, er geen verwachting meer is voor steentijd-vindplaatsen en ook de verwachting op het aantreffen van sporen van landbouwsamenleving (prehistorische bewoners en hun sporen) laag is.
Aanvullend is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd. Op basis van deze beelden in combinatie met de gegevens uit het archeologische onderzoek, is de conclusie dat de kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen ter hoogte van de Recropassage Spinder laag is. Er hoeft daarom geen dubbelbestemming Waarde Archeologie te worden opgenomen.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister. In de praktijk kan deze melding het beste gedaan worden bij gemeente Tilburg (het bevoegde gezag).
3.2.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
-
In of in de zeer directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde monumenten. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen panden uit de wederopbouwperiode of objecten met een nader aan te duiden cultuurhistorische waarde die als zodanig zijn aangemerkt in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP).
-
Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant (versie 2006) worden enkele onbenoemde paden in het plangebied aangeduid als lijnen met een historisch -geografische hoge tot redelijk hoge waarde. In en rondom het projectgebied liggen enkele lijnstructuren met redelijk hoge, hoge en zeer hoge cultuurhistorische waarde. Van redelijk hoge waarde is het Loonse Spinderspad, ten noordwesten van het projectgebied. De Stokhasseltlaan/ Finantiën is van hoge cultuurhistorische waarde. Dit was in de 19de eeuw het tracé van de stoomtramlijn tussen Tilburg en Besoijen. Het projectgebied sluit ten zuidoosten aan op een lijnstructuur van zeer hoge waarde: de zeldzame Vloeiweide Loonse Heide.
-
Langs de Stokhasseltlaan/ Finantiën, het tracé van de stoomtramlijn, ligt de lijnstructuur van de Vloeiweide Loonse Heide. Deze structuur is een tussen 1923 en 1929 – in het kader van een werkverschaffingsproject – aangelegd systeem van dijklichamen. Het systeem moest de waterstromen op de Tilburgse vloei- en drainagevelden begeleiden. Tussen de dijklichamen liggen gedraineerde graslanden. Doel van het complex was zuivering van de door textielfabricage verontreinigde Zandleij. De aangelegde vloei- en drainagevelden zuiverden het vuile water waarna het in gezuiverde vorm via de Zandleij naar de Bergse Maas afgevoerd kon worden. Tot in 1972 hebben deze velden dienstgedaan, waarna de nieuwgebouwde waterzuivering, de AWRI-Noord, deze taak overnam. In 1999 werd het besluit genomen om in dit gebied een nieuw natuurgebied aan te leggen, het Noorderbos genaamd, waarin ook een aantal waterlopen, sluisjes en stuwtjes van het voormalige vloeiveld een plaats kregen.
3.2.4 Conclusie
De plannen hebben geen nadelige effecten voor wat betreft de cultuurhistorie van het plangebied. De verbinding komt de toegankelijkheid en de belevingswaarde van het landschap ten goede.
De kans op het aantreffen van intact archeologsisch erfgoed wordt laag ingeschat. Dat betekent dat er geen dubbelbestemming Waarde Archeologie hoeft te worden opgenomen. Wel geldt de meldingsplicht op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet, indien bij werkzaamheden sporen of resten van archeologisch erfgoed worden aangetroffen.
Bronnen/afkortingen
-
RCE: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
-
AMK: Archeologische Monumentenkaart (RCE)
-
Archis: Archeologisch informatiesysteem (RCE)
-
CHW: Cultuurhistorische Waardenstelling
-
MIP: Monumenten Inventarisatie Project
-
RUI: Afdeling Ruimte
-
Team SO: Team Stedelijke Ontwikkeling.
3.3 Groen En Speelruimte
3.3.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer
bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is
onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Ook zijn ze van belang voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Om er niet
te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld
en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden, is het noodzakelijk om belangrijke zaken
rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:
-
Bomenverordening 2021
-
Bomenbeleid:
-
Beoordelingscriteria houtopstanden
-
Nota 'overige houtopstanden'
-
Boomwaarde zoneringskaart 2021
-
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen
Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.
Bomenverordening
De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming
door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.
Boomwaarde zoneringskaart (BWZ-kaart)
Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente
Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat- , eco-,hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)
Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de
Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.
Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)
In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming
(Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van
de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij
velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie
Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod
opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal
houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde
plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van
de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen
in de zogenaamde Buiten-zone (van de BWZ-kaart). Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van deBomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.
Maatregelen in bestemmingsplan
De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of
herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan is de BWZ-kaart verwerkt in de Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een klimaat-, eco- en hoofdwaarde en
monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.
De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor
het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit
het hart van de desbetreffende boom.
3.3.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
3.3.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteitneemt wereldwijd af. Het doel van de nota, vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter tebeschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en
versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie
van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een
duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet
worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de
groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en
groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon
waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap,
heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene
beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen Nota Biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'Agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016).
3.3.4 Agenda groen in de stad
De agenda groen in de stad (vastgesteld door het college op 19 juli 2016) gaat (samen met beheerbeleidsplan Groen op Niveau, en de nota’s Groen en Biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad. De agenda groen geeft de kaders om de impuls voor groen in de stad goed in te zetten. Het geeft duidelijk richting aan de groene koers voor de in de omgevingsvisie 2040 omschreven netwerken, gebieden en structuren en omvat een integrale visie op het groen voor de (middel)lange termijn gebaseerd op de drie pijlers klimaatbestendige stad, beleefbaar groen en het verhogen van biodiversiteit.
Voor het halen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit is de Stadsnatuurkaart 2040 opgesteld (gekoppeld aan agenda groen in de stad). Inmiddels is deze op 10 maart 2022 geactualiseerd (vastgesteld door de raad).
3.3.5 Stadsnatuurkaart 2040
De Stadsnatuurkaart 2040, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2022, is de actualisatie van de Stadsnatuurkaart die samen met de agenda groen in de stad in 2016 eerder is vastgesteld.
Biodiversiteit en natuur zijn belangrijk voor al onze inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Samen met de Bomenverordening, bijbehorend bomenbeleid en bestemmingsplannen vormt de Stadsnatuurkaart 2040 de beleidsmatige randvoorwaarden en instrumenten die ervoor moeten zorgen dat biodiversiteit in het stedelijk gebied behouden blijft en waar het kan, wordt versterkt.
Op de Stadsnatuurkaart 2040 zijn onder meer de ecologische structuren benoemd. Hieraan is een duidelijke maatvoering gekoppeld. Deze maatvoering wordt zowel bij de start van ruimtelijke ontwikkelingen als gedurende het verdere proces meegenomen om zo de ecologische kwaliteit op een juiste manier mee te nemen. De grote ambities en veelheid van belangen die spelen in ruimtelijke ontwikkelingen, maken een heldere en duidelijke structuur en maatvoering voor ecologie wenselijk.
3.3.6 Uitvoeringsagenda Koel Tilburg
Het klimaat verandert sneller dan verwacht en zet de leefbaarheid van de stad onder druk. We willen dat onze
stad en dorpen prettig zijn om in te wonen, te werken en te verblijven. Daarom willen we dat de stad leefbaar
blijft tijdens hittegolven, dat regenwater geen schade veroorzaakt en dat de Tilburgse bodem niet verder
uitdroogt. In de Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie is opgeschreven hoe we in Tilburg samenwerken aan een
Koel Tilburg.
De Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg is tot stand gekomen door in gesprek te gaan met partijen
uit de stad. We zetten in op bewustwording, gedeeld eigenaarschap en projecten van en met de stad. Om hier
een olievlekwerking van uit te laten gaan. Initiatiefnemers, bedrijven en organisaties uit de stad die bijdragen
aan de doelstellingen nodigen we nadrukkelijk uit om mee te gaan in de beweging die met de
Uitvoeringagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg in gang is gezet.
Ieder initiatief of ontwikkeling moet bijdragen aan het klimaatbestendiger maken van de stad. Om hier richting aan te geven hebben we zes doelstellingen geformuleerd en zijn er beleidsregels voor een klimaatrobuuste inrichting en ontwerp vastgesteld. De beleidsregels voor het omgaan met regenwater zijn uitgewerkt in het Programma Water en Riolering 2020-2023. De beleidsregels worden juridisch verankerd in onder andere bestemmingsplanregels en het Handboek Openbare Ruimte.
3.4 Verkeer En Parkeren
3.4.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.4.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.4.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Algemeen
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet
worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad. a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke
activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt
zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig.
Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, worden de concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene
wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen (zie o.a. uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2019:1879).
Het voorliggende plan ziet op het ondergronds aanleggen van een ecologische zone, een fietspad en daarnaast op de bouw van een gebouw, dat dienstdoet als kunstwerk annex uitkijktoren. Daarmee is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject en een daaruit voortvloeiende mer-beoordelingsplicht.
ad b.
Het plangebied ligt op 2,6 kilometer afstand van het wettelijk beschermde Natura2000-natuurgebied De Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling, die bovendien juist gericht is op versterking van natuurwaarden, kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in essentie in de herbestemming van diverse gronden naar natuur. Er worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook wordt er geen bedrijvigheid mogelijk gemaakt. De VNG-borchure Bedrijven en Milieuzonering (2009), die de gemeente standaard hanteert bij planvorming, vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Hetzelfde geldt voor het provinciale geitenmoratorium.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.
De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur.
In dit plan is geen sprake van de oprichting van een (beperkt) kwetsbaar object en/of risicovolle inrichting. Daarom is er geen aanleiding tot het opstellen van een risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico.
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie en restrisico
In dit plan is geen sprake van de oprichting van een (beperkt) kwetsbaar object en/of risicovolle inrichting. Daarom hoeven er geen conclusies getrokken te worden of gekeken te worden naar een eventueel restrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur. Er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Geluid als gevolg van wegverkeer vormt daarmee geen belemmering.
4.6.2 Railverkeerlawaai
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur. Er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De planlocatie ligt niet binnen de wettelijke geluidzone van het spoor. Geluid als gevolg van railverkeer vormt daarmee geen belemmering.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. Er zijn geen nieuwe woningen gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële geurhinder
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.
Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur. Er worden geen geurgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Industriële geur vormt daarmee geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.8.2 Agrarische geurhinder
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van de planlocatie naar natuur. Er worden geen geurgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Agrarische geur vormt daarmee geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.9 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingssituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, dat niet ouder is dan 5 jaar.
Binnen het bestemmingsplangebied zijn in het bodeminformatiesysteem meerdere verdachte zaken bekend. Het gebied valt deels onder de voormalige vloeivelden, en in het noordelijk deel zijn voormalige agrarische percelen gelegen.
Er zijn meerdere bodemonderzoeken aangeleverd door de aanvrager van de bestemmingsplanherziening. Tevens is door de gemeente een bodemonderzoek ter plaatse van de toekomstige recropassage uitgevoerd. In de bodemonderzoeken komen verschillende verontreinigingen naar voren. Ter plaatse van de recropassage is sprake van verhoogde waarden aan PFAS. Deze verontreiniging is niet geheel in beeld. Ter plaatse van het nieuwe 380 kV-station is sprake van een verhoogd gehalte aan chroom in de bodem. De omvang van deze verontreiniging is niet geheel in beeld, en kan mogelijk binnen het nieuwbouwvlak vallen. Ter plaatse van de watergang langs het Loonse Spinderpad zijn verontreinigingen in de waterbodem geconstateerd. Op het noordelijk deel is ter plaatse van een voormalig agrarische perceel asbest aangetroffen. Het gaat om een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bovendien gaat het om een zorgplichtgeval.
Voor het bestemmingsplangebied zijn bodemonderzoeken door de aanvrager ingediend. In dit onderzoek zijn plaatselijk sterk verhoogde gehalten gemeten in grond- en waterbodem. Deze resultaten vormen aanleiding voor nader onderzoek in het kader van bouwplannen en zorgplicht. Ter plaatse van de recropassage moet nader bekeken worden waar nader onderzoek nodig is. Dit kan na het vaststellen van de concrete bouwplannen worden uitgevoerd. Ter plaatse van het toekomstige 380kv station moet de verontreiniging met chroom verder in beeld worden gebracht. Ter plaatse van het agrarisch perceel zal de asbestverontreiniging in het kader van zorgplicht moeten worden gesaneerd. De waterbodem langs het Loonse Spinderpad is sterk verontreinigd. In overleg met het bevoegd gezag moeten hier vervolgacties worden vastgesteld.
Wat de bestemmingsplanfase betreft vormen deze verontreinigingen geen belemmeringen voor de procedure, zolang bovenstaande punten in een latere fase worden aangepakt. Ook moet men dus rekening houden met (aanvullende) bodemsaneringen in latere fasen.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en in overeenstemming met titel 2.10 van het Barro op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Puntensysteem natuurinclusief bouwen
Verstedelijking zorgt wereldwijd voor een uitbreiding en een verdichting van het stedelijke gebied. In veel steden leidt dit tot een verlies aan biodiversiteit. Ook de opgave voor de energietransitie kan een bedreiging voor de natuur vormen. Natuur- en groeninclusief bouwen helpt om de stad prettig en de inwoners gezond te houden. Om het creëren van groene elementen in de stad te stimuleren is het puntensysteem ontwikkeld. Het systeem gaat uit van een lijst met groen- en natuurinclusieve maatregelen, waarbij elke maatregel een bepaald aantal punten waard is. Om te bepalen hoeveel van deze maatregelen genomen moeten worden bij de uitvoering van een bouwproject moet per project een te behalen puntenscore berekend worden. Voor het voorliggende plan is dit niet aan de orde.
4.10.3 Gebiedsontheffing gebouwbewonende soorten
Met de Tilburgse gebiedsontheffing gebouwbewonende vleermuizen en broedvogels worden de procedures in het kader van de Wet natuurbescherming en de Wabo vereenvoudigd. Om de gebiedsontheffing te kunnen toepassen zijn soortenmanagementplannen (SMP) opgesteld en worden de verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten in kaart gebracht. De gebiedsontheffing en bijbehorende SMP’s zijn erop gericht de instandhouding van gebouwbewonende vleermuizen en vogels te waarborgen. Dat wil zeggen dat bij elk project (zowel van derden als van de gemeente) preventieve maatregelen worden genomen, gericht op het behouden en verbeteren van het aanbod van verblijfplaatsen. Alle projecten (van de gemeente en van derden) die onder de werking van de SMP vallen, kunnen profiteren van de gebiedsontheffing. Dit betekent dat voor deze projecten geen afzonderlijke ontheffing nodig is. Voor het voorliggende plan is geen (gebieds)ontheffing nodig.
4.10.4 Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op 2,6 kilometer afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Verder is van van belang te vermelden, dat de provincie Noord-Brabant de recropassage heeft beoordeeld als een maatregel die een positief effect heeft op de Natura 2000-gebieden. Het project is vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Door het initiatief wordt er echter geen NNB aangetast. Wel zullen er wijzigingen plaatsvinden in de beheertypen, zoals opgenomen op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening. Het aanleggen van de recro-passage draagt bij aan de ecologische verbinding tussen de twee afzonderlijke (leef)gebieden aan beide zijden van de N261.
Soortenbescherming
Door de aanleg van de recropassage worden geen natuurwaarden aangetast, maar wordt er een verbinding gemaakt tussen twee natuurgebieden. Door de werkzaamheden kunnen wel aanwezige (beschermde) soorten worden verstoord. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal daarom een inventarisatie moeten plaatsvinden, zodat bij aanwezigheid van (beschermde) soorten zorgvuldig gehandeld kan worden.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels door het verwijderen van beplantingen dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.
Voor alle soorten is de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
Er worden geen negatieve effecten verwachten op beschermde gebieden of beschermde soorten. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal wel een inventarisatie moeten plaatsvinden, zodat bij aanwezigheid van (beschermde) soorten zorgvuldig gehandeld kan worden.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Programma Water En Riolering 2020 - 2023
Het Programma Water en Riolering (PWR) is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de
gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het PWR wordt vastgelegd wat de gemeente wil
bereiken en wat de rolverdeling is tussen overheid, bewoners en bedrijven ten aanzien van stedelijk
afvalwater, hemelwater en grondwater. Gemeenten zijn volgens de Wet milieubeheer verplicht een plan op te
stellen waarin de zorgplichten worden uitgewerkt. De Wet milieubeheer schrijft geen geldigheidsduur voor,
hierin zijn gemeenten vrij. Het is wel gebruikelijk om het rioleringsplan periodiek te herzien. Het PWR is tevens
de basis voor de gemeentelijke rioolheffing.
Eén van de doelstellingen in het PWR is om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te maken.
Door klimaatverandering krijgen we te maken met zwaardere buien, een toename van warme dagen,
langdurige perioden van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Deze verandering stelt nieuwe eisen
aan het watersysteem, de waterketen en de omgeving. Als we droge voeten en een leefbare omgeving willen
behouden, moet iedereen hier een steentje aan bijdragen.
Om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te houden is een regenwateropgave geïntroduceerd
voor vervanging van verhard oppervlak en hanteren we nieuwe ondergrenzen bij toename van het verhard
oppervlak. De regenwateropgave verplicht tot het aanbrengen van regenwaterberging en is in lijn met de
wateropgave die de waterbeheerder oplegt. Op dit moment is dat 60 mm. De opgave heeft als doel het
verwerken van extreme neerslaghoeveelheden om de kans op wateroverlast nu en in de toekomst te
beperken.
-
<50 m2: geen regenwateropgave
-
50 m2 - 150 m2:
-
indien niet vergunningplichting: geen regenwateropgave
-
indien wel vergunningplichting: regenwateropgave volgens tabel 1
-
>150 m2: regenwateropgave volgens tabel 1
Tabel 1 - regenwateropgave
De opgave is voor de gebieden Blaak en Reeshof kleiner omdat deze gebieden, vanwege de ruim opgezette
waterstructuur, al klimaatbestendig zijn ingericht. De opgave van 10 mm heeft als doel om het water van de
kleine buien af te vangen en toe te voegen aan de grondwatervoorraad.
5.2 Bestaand Watersysteem
In het vervolg van deze waterparagraaf wordt uitsluitend stilgestaan bij de eigenlijke Recropassage. Het omvormen van de overige in het plangebied begrepen gronden naar natuur heeft geen significante invloed op het watersysteem.
De belangrijkste kenmerken van het gebied zijn weergegeven in tabel 1.
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Zandleij |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | Totaal plangebied ca. 9.500m² |
Terreinhoogte | Tussen NAP+11,5m en NAP+14,1m |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | Globaal tussen NAP+10,1m en NAP+10,3m |
Ontwateringdiepte | Tussen 1,2m en 4,0m |
Bodem | Zand, zwak lemig |
Riolering | Geen riolering |
Afkoppelgebied | Niet van toepassing |
Oppervlaktewater | Ten zuiden van het plangebied ligt een A-watergang en aan de oostzijde enkele B-watergangen, zie afbeelding 2 |
Keur beschermde gebieden | De Recropassage valt gedeeltelijk in beschermd gebied waterhuishouding, zie afbeelding 3 |
Tabel 1: Gebiedskenmerken
In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit een autoweg die aan beide zijden wordt begrensd door bos.
Afbeelding: Locatie plangebied ten opzichte van oppervlaktewater
Afbeelding: Locatie plangebied ten opzichte van door Keur beschermde gebieden
5.3 Beleidskader
Het Provinciale “Regionale Water en Bodem Programma” (RWP) 2022 – 2027 heeft als doel een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Rode draad is het herstel van de systeemwerking. Het water en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Waterschap De Dommel heeft zijn actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
Toekomstige situatie
De ontwikkeling betref de aanleg van een verbinding voor zowel fietsers als fauna. Hiervoor wordt een onderdoorgang gemaakt onder de autoweg. Voor het fietsverkeer wordt een fietspad aangebracht die de Stokhasseltlaan met de Bos en Beemdweg verbind. Voor fauna vindt een landschappelijke inpassing plaats in een ecozone.
Afbeelding: nieuwe situatie recropassage
Afbeelding: principedoorsnede Recropassage
Voor de nieuwe situatie zijn in tabel 2 aannames gedaan voor de afwaterende verhardingen.
Oppervlakken | Oppervlak (m²) | Afvoerende verharding (%) | Afvoerend totaal (m2) |
Fietspad*1 | 920 | 100 | 920*2 |
Onverhard | 8.580 | 0 | 0 |
Totaal | 9.500 | 920 |
Tabel 2: Afvoerende oppervlakken in de plansituatie
*1 Voor de oppervlakte van het fietspad wordt geen rekening gehouden met afwatering van de taluds. Deze stromen af in robuust verlaagd liggend groen
*2 Voor de bepaling van het verhard oppervlak is geen rekening gehouden met de bovenliggende autoweg waardoor theoretisch op dit deel van het fietspad geen neerslag terecht komt
5.4 Duurzaam Watersysteem
Grondwater
De maaiveldhoogten van de nieuwe situatie moeten worden gekozen op basis van voldoende ontwatering. Om voor het fietspad in de onderdoorgang aan de minimale ontwatering te voldoen wordt het bestaande wegdek van de autoweg ter plaatse van de onderdoorgang verhoogd. Als minimale ontwatering voor het fietspad wordt 0,5 meter aangehouden.
Regenwater
Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren). In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg.
Op basis van de aangenomen te compenseren afvoerende oppervlakte van de toekomstige situatie (920 m²) geldt voor het plangebied een bergingsopgave van ca. 55 m³. De opgave dient bij verdere uitwerking mogelijk te worden bijgesteld op basis van de werkelijke afvoerende verharde oppervlakken. De voorgenomen invulling van de waterbergingsopgave is in zaksloten en in verlaagde maaivelden van de recreatieve- en ecozone.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen
Keur beschermd gebied
Het plangebied valt deels onder de Keur beschermd gebied. Dit betreft het deel tussen de autoweg en de Stokhasseltlaan. Het water wat valt op de nieuw aan te brengen verhardingen infiltreert vanuit de waterbergende voorzieningen in de bodem waarmee een negatief effect op het grondwater wordt voorkomen.
5.5 Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. Waterschap De Dommel heeft bij brief van 3 oktober 2022 ingestemd met het plan. Waterschap Brabantse Delta geeft aan dat in geval van de natuurcompensatie voor de nieuwe hoogspanningsverbinding er geen maatregelen worden getroffen die een verdrogend effect mogen hebben.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit plan bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld en dus ook geen vervangende exploitatieovereenkomst.
De gemeente is initiatiefnemer van dit plan en intern zijn de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan afgerekend. Een deel van de leges wordt op basis van een overeenkomst verhaald op TenneT, omdat een deel van het plan betrekking heeft op de landschappelijke inpassing, die hoort bij het Rijksinpassingsplan ten behoeve van een nieuw 380 kV-station op De Spinder. Deze inpassing komt qua uitvoering op basis van dezelfde overeenkomst ook voor rekening van TenneT. De financiering van de Recropassage zelf komt voor rekening van de gemeente en wordt medegefinancierd door de provincie.
Eventuele wettelijk verplichte tegemoetkomingen in planschade, worden door de gemeente voldaan uit de reguliere budgetten. Vanwege de medewerking van betrokken grondeigenaren en het gebrek aan bouwplannen wordt overigens geen voor tegemoetkoming in aanmerking komende planschade verwacht.
Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
7.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen om te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 1 juli 2022 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan provincie, waterschappen, De Efteling, Natuurmonumenten en de gemeente Loon op Zand. De vooroverlegreacties van deze partners worden hieronder samengevat weergegeven, alsmede de reactie van de gemeente daarop.
Waterschap De Brabantse Delta
Het waterschap wijst erop dat het plangebied (deels) in een hydrologisch beschermd gebied ligt en dat maatregelen geen verdrogend effect mogen hebben.
Reactie gemeente
Dit is de gemeente bekend, dank voor de reactie.
Waterschap De Dommel
Het waterschap stemt in met het plan, maar wijst wel op twee aandachtspunten bij de verdere uitwerking van de recropassage:
-
Regenwaterberging maakt nog geen onderdeel uit van het principeprofiel. In het profiel zijn geen zaksloten zichtbaar. Tussen het fietspad en de natuurzone bevindt zich een verhoogde struweelwal, waardoor regenwater vanaf het fietspad niet de natuurzone in kan stromen. In de verdere uitwerking van het ontwerp van de recropassage vraagt de waterberging dus nog aandacht. Wanneer er op het fietspad strooizout wordt toegepast, heeft bergen in zaksloten langs het fietspad sterk de voorkeur boven bergen in de natuurzone.
-
Voor aansluiting van het fietspad in de recropassage op de Stokhasseltlaan is een duiker nodig in de B-watergang langs de Stokhasseltlaan. Voor de duiker is geen watervergunning nodig als hij voldoet aan de Algemene regels van De Dommel, meer specifiek aan artikel 10 van die regeling.
Reactie gemeente
De gemeente neemt nota van de beide opmerkingen, dank voor de reactie.
Provincie Noord-Brabant
-
Ten aanzien van de landschappelijke inpassing van het nieuwe hoogspanningsstation van TenneT c.a. merkt de provincie op dat er, behalve summier in de toelichting, geen relatie wordt gelegd met het Landschapsplan uit het RIP Hoogspanningsstation Tilburg. De context ontbreekt grotendeels, met andere woorden. De provincie acht het nodig dat er in de planregels van dit bestemmingsplan expliciet verwezen wordt naar dit Landschapsplan en verzoekt dit landschapsplan als bijlage toe te voegen bij dit bestemmingsplan. Tevens verzoekt de provincie de gemeente nader toe te lichten wat de afspraken zijn ten aanzien van de realisering van dit Landschapsplan. Dit bestemmingsplan zal in dit verband direct moeten aansluiten en afgestemd zijn met het RIP en het daarbij horende Landschapsplan, zodat herleidbaar is welke partijen voor de uitvoering van welke onderdelen uit dit Landschapsplan verantwoordelijk zijn en hoe dit is geborgd. In het RIP Hoogspanningsstation is in artikel 8.1 sub b een gebruiksverbod (voorwaardelijke bepaling) opgenomen. Dit geeft echter nog onvoldoende inzicht in het bovenstaande.
-
Ten aanzien van de recropassage: De aanleg van de recropassage betreft een verplichting vastgelegd in overeengekomen afspraken met Loon op Zand (samenwerkingsverband Landschapspark Pauwels), inzake de natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling (Wereld van de Efteling), aldus de provincie. Men mist in de toelichting hier een nadere duiding van. Daarnaast mist de provincie onder andere de uitleg dat de aanleg van deze ecozone onderdeel is van de ecologische verbindingszone tussen de Brand en Landgoed Huis ter Heide. In het voorliggende plan wordt niets gezegd over maatregelen die zijn voorgesteld om de parallel lopende provinciale weg (Finantiën) te ontsnipperen voor doelsoorten van de recropassage. Ook de context voor de verdere inrichting van de ecologische verbindingszone in de waterberging van de RWZI, waarvoor een dijklichaam moet worden verplaatst, waardoor waterberging wordt verkleind en op een andere locatie moet worden gecompenseerd, ontbreekt. Hier ligt een heel afsprakenkader aan ten grondslag, waar geheel aan voorbij wordt gegaan.
-
De bestemmingsplanregels en dan met name die van de bestemming ‘Natuur’ zullen toegeschreven moeten worden naar het doel waarvoor de bestemming is gelegd, namelijk de realisering van de landschap verbeterende maatregelen uit het Landschapsplan van het RIP. De bijbehorende de bouw- en gebruiksregels zullen met dit doel (verwezenlijking van dit Landschapsplan) geformuleerd moeten worden.
Daar is nu niet expliciet sprake van, merkt de provincie ten slotte op.
Reactie gemeente
Ad 1. In de provinciale reactie wordt gesproken over een Landschapsplan bij het RIP Hoogspanningsverbinding Tilburg. Het Landschapsplan bij het RIP hoogspanningsverbinding Rilland-Tilburg verwijst voor wat betreft Tilburg naar het Landschapsplan bij het andere RIP, namelijk dat voor het nieuwe hoogspanningsstation op
De Spinder in Tilburg. Wij nemen aan dat dat het Landschapsplan is, dat de provincie graag aan de regels verbonden ziet. Aan het verzoek wordt tegemoet gekomen, er is een verbinding gelegd tussen dit Landschapsplan, dat als bijlage bij de planregels is gevoegd, en de planregels.
Zie verder ook het antwoord op het tweede punt van de vooroverlegreactie.
Ad 2. De aanleg van de recropassage betreft inderdaad een verplichting, vastgelegd in overeengekomen afspraken met Loon op Zand (samenwerkingsverband Landschapspark Pauwels), inzake de natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling (Wereld van de Efteling). De recropassage maakt deel uit van de (grotere) ecologische verbindingszone tussen de Brand en Landgoed Huis ter Heide.
Hier ligt een heel afsprakenkader aan ten grondslag, dat de provincie mist in het plan. Het afsprakenkader wordt toegevoegd aan de plantoelichting. Dit betekent concreet dat de volgende tekst wordt toegevoegd aan de paragrafen 1.1 en 2.2:
Afsprakenkader project
Voor de realisatie van de recropassage is in 2018 een intentieovereenkomst gesloten tussen gemeente Tilburg, Natuurmonumenten, provincie Noord-Brabant en de Efteling. Deze overeenkomst komt voort uit de vastgelegde natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling. Op basis van deze overeenkomst is het plan verder uitgewerkt en zijn de financiële kaders bepaald. In 2022 is dit door de provincie formeel bekrachtigt door een financiële beschikking af te geven voor medefinanciering van het plan onderdeel Recropassage.
Naast de afspraken over de Recropassage zijn in een vastgestelde Realisatieovereenkomst in 2022 afspraken vastgelegd tussen de partijen gemeente Tilburg, Tennet, Waterschap De Dommel en Provincie ten aanzien van de realisatie van een waterberging en de Robuuste Ecologische Zone. In die overeenkomst is opgenomen dat ‘Gemeente en Provincie de Robuuste Ecologische Zone (REZ) als onderdeel van de totale ecologische verbindingszone Huis ter Heide – De Brand dienen te realiseren en het Waterschap daaraan meewerkt, en waarvoor zij behoefte hebben aan het gebruik van een gedeelte van de huidige waterberging binnen het terrein van de RWZI Tilburg-Noord’.
Daarnaast is – als invulling van de landschappelijke verplichtingen van TenneT als gevolg van het RIP voor het nieuwe 380-kV-station - opgenomen dat: ‘TenneT de uitvoering verzorgt en de kosten draagt voor de voorbereiding en realisatie van … het verplaatsen van de kades (dijken) … ter plekke van de REZ’ ….. en ‘dat Partijen zich tevens hebben gecommitteerd aan de voorbereiding en realisatie van de overige planonderdelen die buiten deze overeenkomst vallen, maar zonder welke de REZ niet kan functioneren, te weten:
-
TenneT: inrichting van de REZ;
-
Gemeente en Provincie: Recropassage/verbinding, onderdelen:
- Kunstwerken recropassage;
- Faunapassage snelfietspad Bos en Beemdweg;
- REZ tussen N261 en Stokhasseltlaan en snelfietspad;
- Aanpassing Stokhasseltlaan/Finantiën incl. faunapassage;
- Recreatieve verbinding tussen snelfietspad en Stokhasseltlaan.
De Recropassage is dus onderdeel van een groter ecologisch netwerk wat wordt gerealiseerd tussen De Brand en Huis ter Heide en is aangeduid op de natuurbeheerkaart van de Provincie. Deze ecologische verbindingszone dient als verbinding voor de doelsoort Boomkikker en aanverwante soorten en is een belangrijke schakel tussen beide genoemde gebieden. Om deze verbindingszone goed te laten functioneren, is een verbinding vanaf de oostzijde van de Finantiën naar de westzijde van de Bos en Beemdweg van belang. Deze verbinding wordt robuust gerealiseerd met de Recropassage. In dit werk zijn tevens maatregelen opgenomen om de genoemde wegen, Finantiën en Bos en Beemdweg, door de doelsoorten te laten kruisen. Aan de westzijde van de Bos en Beemdweg sluit het traject aan op een nieuw te realiseren verbinding naar Huis ter Heide, welke mogelijk wordt gemaakt door het aanpassen van de nu aanwezige waterberging en het verleggen van het dijklichaam ter plaatse. Dit valt op basis van de vastgestelde Realisatieovereenkomst onder de verantwoordelijkheid van TenneT.
Ad 3. We hebben de regels van de bestemming Natuur toegeschreven naar realisatie van het Landschapsplan bij het nieuwe 380 kV-station. Zie ook de vooroverlegreactie van Natuurmonumenten. Verwijderd zijn in de functie-omschrijving de "bouwwerken van algemeen nut" en "gebouwen". Het begrip "wegen en paden" wordt beperkt tot "fiets-, wandel- en ruiterpaden". Ook de bouwregels zijn daar op aangepast.
De Efteling
In de afbeelding in paragraaf 1.1 zijn onze gronden aan de Finantiën voorzien van een kader, waardoor ze zouden worden aangewend voor de landschappelijke inpassing ten gevolge van de komst van een nieuw 380 kV-station. Is de overdracht / inzetten van de gronden voor de natuurcompensatie van Tennet al definitief?
We sluiten ons aan bij de opmerkingen van de provincie dat in het bestemmingsplan expliciet verwezen wordt naar de afspraken rondom het landschapsplan van het RIP, inclusief de borging daarin van de overeengekomen afspraken inzake de natuurcompensatieverplichting Efteling.
In de verbeelding staat ons perceel ingekleurd als bestemming natuur. Klopt dat? Dit perceel heeft momenteel een agrarische bestemming.
Reactie gemeente
Het afsprakenkader is toegevoegd aan zowel paragraaf 1.1 als paragraaf 2.2 van de plantoelichting. De bedoelde gronden van de Efteling zijn inderdaad in de afbeelding in paragraaf 1.1 van de plantoelichting en op de verbeelding van het plan aangeduid als "Natuur" ten behoeve van de compensatieverplichting van TenneT ten gevolge van de realisatie van het nieuwe 380 kV-station op De Spinder, zulks tegen de achtergrond van het genoemde afsprakenkader en anticiperend op een definitieve afspraak tussen TenneT en de Efteling over dit perceel. Als het moet, kan e.e.a. worden teruggedraaid door het ontwerpbestemmingsplan t.z.t. aan te passen richting vaststelling.
Natuurmonumenten
(Plankaart/Verbeelding)
Wij signaleren dat de recropassage ter hoogte van de N261 de bestemming ‘Verkeer’ heeft gekregen. Dat doet geen recht aan de dubbele functie die deze passage heeft, als natuur- en recreatieverbinding. Wij verzoeken u de recropassage ter hoogte van de N261 de dubbelbestemming Natuur en Verkeer te geven.
We verzoeken u de kruising met de Bos en Beemdweg ook in dit bestemmingsplan op te nemen, zodat dit bestemmingsplan een doorgaande verbinding borgt.
(Regels)
Artikel 3 Natuur bevat, zowel bij de functieomschrijving als bij de bouw- en specifieke gebruiksregels allerlei bepalingen die in onze ogen niet behoren bij een bestemming natuur. Wij verzoeken u om al deze mogelijkheden in het artikel terug te brengen tot de hoogstnoodzakelijke. Bij 3.1.1. Functie staan bv ‘verharde wegen’, ‘gebouwen’, ‘bouwwerken van algemeen nut’ opgenomen maar die horen in onze ogen niet thuis in de bestemming natuur. Bij 3.2.2. Windturbines wordt een maximale hoogte voor windturbines en een maximale rotordiameter gegeven die hoger/langer is dan de huidige turbines. Dat is ongewenst, graag de huidige turbinematen opnemen. Bij 3.2.3 Gebouwen wordt allerlei ruimte geschapen voor gebouwen, terwijl niet thuishoren in een natuurgebied, svp schrappen. Ditzelfde geldt voor 3.2.4 Bouwwerken, wij zien niet in waar bouwwerken tot 10 meter toe dienen, svp schrappen.
Bij 3.3.1 Specifieke gebruiksregels. Wij verzoeken u de uitzondering onder b, voor opslag, te schrappen. Opslag dient in onze ogen buiten de bestemming Natuur plaats te vinden. Bij 3.4.1 zijn veel te veel werkzaamheden als vergunningplichtig opgenomen, terwijl die in onze ogen als strijdig gebruik zouden moeten worden bestempeld. Bv ‘het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 per perceel’ is in onze ogen sowieso ongewenst, svp schrappen.
Wij sluiten ons aan bij het verzoek van de Provincie om in de planregels expliciet te verwijzen naar het Landschapsplan dat deel uitmaakt van het Rijksinpassingsplan voor het hoogspanningsstation Tilburg, en om dat Landschapsplan ook als bijlage bij het bestemmingsplan te voegen.
(Toelichting)
Op de eerste plaats sluiten wij ons aan bij de opmerking van de provincie dat een nadere duiding wordt gemist van de recropassage als onderdeel van de ecologische verbindingszone tussen de Brand en Huis ter Heide (incl ontsnipperende maatregelen bij de weg Finantiën) en dat de recropassage uitkomst is van de afspraken omtrent natuurcompensatie voor de Eftelingplannen. Graag deze context toevoegen.
Wij missen ook een duidelijk ontwerptekening van de inrichting zoals die voorzien is onder de weg, die hoort in onze ogen onderdeel te zijn van de toelichting, inclusief het beoogde verlichtingsplan.
Verder missen we een paragraaf over het beheer van de recropassage en de omgeving, ook die moet in onze ogen integraal onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan. Daarbij hoort ook de vermelding van de verantwoordelijkheid voor het beheer, dat is namelijk een hardnekkig knelpunt bij veel faunavoorzieningen.
Wij signaleren dat de paragraaf 3.2 nog niet ingevuld is.
Opm. bij paragraaf 4.10 Natuur en ecologie:
Bij de beleidsmatige bescherming van het Nationaal Natuurnetwerk ontbreekt de vermelding van de wettelijke bescherming die geregeld is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Graag deze toevoegen;
Bij 4.10.4 wordt al te gemakkelijk gesteld dat negatieve effecten op het N2000-gebied op voorhand kunnen worden uitgesloten. O.a. qua stikstof is dit de vraag, zeker nu de bouwvrijstelling sinds kort van tafel is.
Reactie gemeente
(Plankaart/Verbeelding)
Er bestaat geen dubbelbestemming "Natuur-Verkeer". Te doen gebruikelijk is in dit soort situaties te kijken naar welke functie op de desbetreffende gronden prevaleert. In dit geval is dat de verkeersfunctie, omdat niet alleen de onderdoorgang van de recropassage op de gronden in kwestie is geprojecteerd, maar ook (in verticale richting) de N261 van en naar Waalwijk. Wel hebben wij in de functieomschrijving in artikel 4 (Verkeer) expliciet opgenomen dat de gronden in dit plan, die deze bestemming hebben, mede bestemd zijn voor een ondergrondse ecologisch-recreatieve zone onder de N261 door, inclusief "Tilburgse terugblik" (een soort uitkijktoren). Zowel onder de Stokhasseltlaan als onder de Bos en Beemdweg komen ondergrondse ecologische passagevoorzieningen ("duikers"). Deze passen binnen de vigerende bestemmingen en het plangebied van het voorliggende plan hoeft derhalve niet te worden uitgebreid.
(Regels)
We hebben de regels van de bestemming Natuur toegeschreven naar realisatie van het Landschapsplan bij het nieuwe 380 kV-station. Zie ook de vooroverlegreactie van Natuurmonumenten. Verwijderd zijn in de functie-omschrijving de "bouwwerken van algemeen nut" en "gebouwen". Het begrip "wegen en paden" wordt beperkt tot "fiets-, wandel- en ruiterpaden". Ook de bouwregels zijn daar op aangepast. De maatvoeringen, die voor windturbines worden genoemd, komen rechtstreeks uit het vigerende plan en worden daarom niet aangepast. Beoogd is slechts de in juridisch opzicht bestaande situatie te conserveren. Het uitsluiten van de bepaling inzake bouwwerken, geen gebouwen zijnde (een standaardbepaling) achten wij ongewenst, evenals het schrappen van de mogelijkheid om te verharden. Dit laatste zou bijvoorbeeld het realiseren van een fietspad uitsluiten. Regelonderdeel 3.3.1 gaat, in tegenstelling tot wat de vooroverlegreactie impliceert, over strijdig gebruik. Het schrappen van (delen van) dit regelonderdeel zou dus juist leiden tot hetgeen men niet beoogt. Het Landschapsplan wordt aan de planregels verbonden.
(Toelichting)
De aanleg van de recropassage betreft inderdaad een verplichting, vastgelegd in overeengekomen afspraken met Loon op Zand (samenwerkingsverband Landschapspark Pauwels), inzake de natuurcompensatieverplichting voor uitbreiding van De Efteling (Wereld van de Efteling). De recropassage maakt deel uit van de (grotere) ecologische verbindingszone tussen de Brand en Landgoed Huis ter Heide.
Hier ligt een heel afsprakenkader aan ten grondslag, dat in de plantoelichting wordt opgenomen (zie ook de beantwoording ad 2. van de vooroverlegreactie van de provincie).
Ontwerptekeningen van de inrichting zoals die voorzien is onder de N261, inclusief het beoogde verlichtingsplan, zijn als bijlagen bij de plantoelichting gevoegd.
T.a.v. beheer: het gehele kunstwerk komt incl. de ecologische zone in beheer bij de gemeente. In het gemeentelijk natuurbeheerplan zal het beheer hiervan worden opgenomen. Verkend wordt nog of het beheer van de natuurzone op termijn kan worden overgedragen aan Natuurmonumenten, maar dat is nog niet concreet. Tot nader order wordt het beheer dus bij de gemeente belegd.
Paragraaf 3.2 (inzake Archeologie en Cultuurhistorie) is inmiddels ingevuld.
In de paragraaf inzake Ecologie is ten aanzien van de beleidsmatige bescherming van het Nationaal Natuurnetwerk wordt thans het Barro genoemd als wettelijke basis.
Een nader stikstofonderzoek is inmiddels uitgezet. Dit wordt voor de vaststelling bij het plan gevoegd. Gelet op de tijd en het feit dat de vraag naar stikstofonderzoeken momenteel groot is, en de doorlooptijd hoog, is het denkbaar dat dit pas in de ontwerpfase geschiedt.
Gemeente Loon op Zand
De gemeente Loon op Zand heeft uitsluitend instemmend gereageerd.
Reactie gemeente
Waarvoor dank.
7.3 Omgevingsdialoog
Het Rijk heeft de landschappelijke inpassing van het nieuwe 380 kV-station meegenomen in de omgevingsdialoog aangaande dat station.
Het Landschapsplan is tot stand gekomen middels een participatieproces met alle relevante belanghebbende partijen in de omgeving van het nieuw te realiseren hoogspanningsstation. Het startpunt voor het proces ligt bij het bepalen van de locatie van het station. Nadat in juli 2017 het zoekgebied Spinder is aangewezen als eindpunt voor de verbinding tussen Rilland en Tilburg, is met stakeholders uit het gebied de exacte locatie van het station bepaald. In 2018/2019 heeft een ruimtelijke verkenning plaatsgevonden. Medio 2019 hebben de
samenwerkende overheden advies uitgebracht over de voorkeurslocatie van het station. De gemeenten Tilburg en Loon op Zand, waterschappen De Dommel en Brabantse Delta, De Efteling, Natuurmonumenten en provincie Noord-Brabant zijn bij de keuze voor de voorkeursvariant betrokken geweest.
Participatieproces
In het kader van het vooroverleg voor het Rijksinpassingsplan voor het hoogspanningsstation is aan de overlegpartners gevraagd om een reactie te geven op het concept Landschapsplan (mei 2020).Het merendeel van de geconsulteerde partijen verzocht TenneT concreet inzicht te bieden in de exacte kwantitatieve en kwalitatieve opgave van de natuur- en landschapscompensatie die zou volgen uit het Inpassingsplan. Daarnaast verzochten partijen om de maatregelen uit het Landschapsplan te laten aansluiten en bij te laten dragen aan de overkoepelende ambities en plannen van de partijen, waaronder Landschapspark Pauwels.
TenneT is samen met partijen aan de slag gegaan om te komen tot een aangepast Landschapsplan, rekening houdend met de verzoeken van deze partijen. TenneT heeft aan Bureau Waardenburg opdracht gegeven om de natuurcompensatieopgave te kwantificeren en
kwalificeren.
Van september 2020 tot november 2021 heeft er een participatieproces plaatsgevonden om gezamenlijk richting te geven aan de invulling van de compensatieopgave, die de basis is voor dit Landschapsplan.
Dit landschapsplan is het resultaat van de uitkomsten uit het participatieproces en sluit aan op de plannen en ambities van partijen, zoals Landschapspark Pauwels en gebiedsvisie Huis ter Heide. Gedurende dit participatieproces zijn de visie en uitwerking van het Landschapsplan vier keer met partijen besproken en aangepast. Daarnaast is er veelvuldig bilaterale afstemming geweest.
Het ontwerp-inpassingsplan met landschapsplan en de ontwerpbesluiten van hoogspanningsstation Tilburg hebben van 16 maart tot en met 26 april 2022 ter inzage gelegen. Op 22 maart heeft een inloopavond plaatsgevonden. Daar was ook aandacht voor landschappelijk inpassing. Er zijn ongeveer 10 bezoekers geweest. Daarbij was in ieder geval één eigenaar van een bosperceel dat naast de te realiseren evz ligt. Deze eigenaar (een jongen van 10) heeft samen met zijn vader een zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet tot wijzigingen in het plan geleid.
Ten aanzien van de Recropassage heeft de gemeente in april 2022 een separate bewonersbrief verspreid. er zijn overigens maar 6 naburige adressen in dit verband. Daarnaast is het project meermalen al aan bod geweest in de nieuwsbrief Pauwels, welke breed wordt verspreid in het gebied. Tevens is het project gepresenteerd tijdens de Pauwelsdag op 15 mei 2022. Weerstand tegen de recropassage is niet gebleken.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 27 maart tot en met 8 mei 2023 ter inzage gelegen. In deze periode zijn drie zienswijzen ingekomen. Er is een nota van zienswijzen opgesteld welke als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
De zienswijzen zagen op de samenhang met de rijksinpassingsplannen voor de hoogspanningsverbinding Zuid-West. De verbeelding en de regels van het voorliggend bestemmingsplan zijn, voor zover dit niet reeds was gedaan, aangepast op de regelingen zoals opgenomen in de rijksinpassingenplannen "Zuid-West 380 kV Oost" en "Hoogspanningsstation Tilburg.
Ook is een perceel uit het bestemmingsplan gehaald. Het betreft perceel gemeente Tilburg, sectie F, nummer
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Boomwaardekaart
Bijlage 3 Landschapsplan
Bijlage 1 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 1 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 2 Tilburgse Terugblikken - Ipv Delft
Bijlage 2 Tilburgse terugblikken - IPV Delft
Bijlage 3 Verlichtingsplan Ontwerp
Bijlage 3 Verlichtingsplan ontwerp