Piushavengebied 2009, 8e herziening (Vendeliersstraat 77-79)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 27-05-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Piushavengebied 2009, 8e herziening (Vendeliersstraat 77-79) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2022020-c001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 13.4 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.13 beperkt kwetsbare functie
Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'beperkt kwetsbaar gebouw' en 'beperkt kwetsbare locatie'.
1.14 beperkt kwetsbaar gebouw
Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een beperkt kwetsbare functie.
1.15 beperkt kwetsbare locatie
Een locatie voor:
-
recreatief nachtverblijf voor niet meer dan 50 personen;
-
sport, spel of recreatief dagverblijf, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of
-
evenementen in de open lucht voor minder dan 5.000 personen.
1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.17 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.18 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.
1.25 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.29 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.30 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.31 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.32 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.33 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.36 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.37 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.38 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.39 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.40 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.42 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.43 kwetsbare functie
Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'kwetsbaar gebouw' en 'kwetsbare locatie'.
1.44 kwetsbaar gebouw
Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een kwetsbare functie.
1.45 kwetsbare locatie
Een locatie voor:
-
recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;
-
sport, spel of recreatief dagverblijf, waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of
-
evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
1.46 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.47 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.48 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.49 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.50 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d.
Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.51 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.52 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.53 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.54 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.55 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.56 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.57 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.58 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.59 straatpeil
Zie: peil (straatpeil).
1.60 studentenhuisvesting
Woningen bestemd voor personen die voltijd studeren aan universiteit, hogeschool of MBO opleiding en die worden uitgevoerd als sociale huurwoning. Dit is een huurwoning met een aanvangshuurprijs ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst op of onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a van de Wet op de huurtoeslag, zoals omschreven staat in artikel 1.1.1 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening, althans de grens als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Uivoeringswet huurprijzen woonruimte indien deze hoger is.
1.61 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw.
1.62 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.63 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.64 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.65 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.66 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.67 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen - Gestapeld
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Ondergrondse bouwwerken
6.2 Hoofdtoegang woningen
6.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
6.4 Ruimte tussen bouwwerken
6.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 luchtvaartverkeerzone
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
9.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 3m boven de op de verbeelding aangeduide maximum bouwhoogte.
9.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
9.5 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
-
de oppervlakte niet meer dan 50m² mag bedragen.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
11.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Piushavengebied 2009, 8e herziening (Vendeliersstraat 77-79)
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een appartementencomplex met 8 appartementen aan de Vendeliersstraat, 32 zelfstandige wooneenheden voor studenten aan de Tournooistraat en 3 grondgebonden woningen aan de Van der Coulsterstraat. Het betreft de percelen sectie R, nrs. 2811 en 2812.
Op de locatie is momenteel een winkel met appartementen en kamerverhuur gelegen. De locatie heeft een woonbestemming met de aanduiding 'dienstverlening'. Met het voorliggende plan wordt het bestaande pand aan de Vendeliersstraat gerenoveerd, opgetopt en omgebouwd tot woongebouw met 8 appartementen. De onzelfstandige kamerverhuur aan de Tournooistraat wordt omgezet naar 32 zelfstandige wooneenheden voor studenten. De aanbouwen/schuren aan de Van der Coulsterstraat worden gesloopt, ter plaatse zijn 3 grondgebonden woningen in de goedkope koopsector voorzien.
Figuur 1 plattegronden
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het perceel aan de Vendeliersstraat 77 - 79a-79c, en wordt globaal begrensd door de Vendeliersstraat in het noorden, Slotstraat in het oosten, Van der Coulsterstraat in het zuiden en Tournooistraat in het westen.
Figuur 2 Ligging plangebied in Tilburg
Piushaven
In 1923 is de Piushaven geopend. Vanaf die tijd vindt rondom de Piushaven een verdere verstedelijking plaats. De haven wordt gaandeweg omringd door bedrijventerreinen en woonbuurten. Al deze gebieden zijn afzonderlijk en in verschillende tijdvakken gerealiseerd. Mede daardoor presenteert het ruimtelijke totaal van het plangebied zich nu als een verzameling van stedelijke fragmenten. De haven zelf heeft geen betekenis meer als faciliteit voor de bedrijvigheid.
De schaal en maat van stratenpatroon en bebouwing in het Piushavengebied is zeer divers. De woongebieden zijn kleinschalig van opzet, terwijl de bedrijventerreinen grootschaliger van karakter zijn.
Vooral aan de zuidzijde van de Piushaven zijn grootschalige werkcomplexen te vinden die zich uitstrekken tot aan Ringbaan Zuid/Meierijbaan. Het gaat daarbij met name om de omgeving van de voormalige AaBe-fabriek.
Binnen het Piushavengebied liggen een aantal (delen van) 20e eeuwse woonbuurten. Deze buurten vertonen onderling grote verschillen in ruimtelijke en functionele karakteristiek. Fatima ligt ten zuiden van de Piushaven en is een kleinschalig woongebied met overwegend grondgebonden woningen. De noordflank van deze buurt is in dit bestemmingsplan meegenomen omdat dit deel in de directe invloedssfeer ligt van de Piushaven.
De haven
In de afgelopen decennia is het gebruik en daarmee de betekenis van de Piushaven veranderd. De haven vervult geen rol meer als logistieke faciliteit voor de omliggende bedrijvigheid. In de 80-er jaren is de zuidelijke havenkom gedempt en is op die plek woningbouw gerealiseerd. De beroepsvaart is uit de haven verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een meer recreatief en cultureel gebruik. De haven biedt tegenwoordig ligplaatsen aan ondermeer enkele 'museumschepen' (historische bruine vloot), de watersporter (passanten), een partyboot en een drijvende kapperszaak. Verder ontwikkelt zich een tendens waarbij de Piushaven in trek raakt als omgeving voor evenementen.
In stedenbouwkundige zin heeft de haven een waardevolle betekenis als een brede blauwgroene 'inprikker' vanaf de oostelijke stadsrand bij Moerenburg tot aan het centrumgebied met Stadspark Oude Dijk. Het Vendelierspark maakt onderdeel uit van deze belangrijke en waardevolle groenstructuur. Het westelijke deel van de haven heeft een enigszins stedelijk karakter door de aanwezigheid van kaden. Het oostelijke deel ademt een meer natuurlijke sfeer door de groene taluds met bijbehorende bermen.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingslpan Piushavengebied 2009 dat op 14 december 2011 onherroepelijk is geworden. In het vigerende bestemmingsplan is de bestemming 'wonen'. De ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan, omdat een gedeelte van het plan gestapelde woningbouw betreft en niet overal een bouwvlak ligt.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuweontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.
Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.
De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van
strijdigheid met nationale belangen.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Om te bepalen of sprake is van een Ladderpichtige ontwikkeling, is allereerst van belang of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan een ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. Volgens dit artikel wordt als stedelijke ontwikkeling bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Voor wonen geldt dat voor nieuwe woningbouwlocaties vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Dit blijkt uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in onder andere een uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3542). Omdat in het voorliggende geval sprake is van een ontwikkeling met 44 woningen is de ontwikkeling aan te merken als stedelijke ontwikkeling en dient het te worden getoetst aan de in de Ladder voor duurzame verstedelijking gestelde eisen.
Wonen en duurzame verstedelijking
De gemeente Tilburg maakt samen met tien andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2040 is er behoefte aan 25.000 extra woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De sterkste groei vindt plaats in de jaren tot 2030. In de update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021 is aangegeven dat de Tilburgse netto bouwopgave tot 2030 gemiddeld ten minste 1.500 woningen per jaar bedraagt.
De update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie Wonen van september 2021 geeft antwoord op de vraag hoe we invulling kunnen geven aan de grote en urgente woningbouwopgave. De woningbouwopgave voor Tilburg wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd in aansluiting op de uitgangspunten van de NOVI. De strategie bevat richtinggevende verdichtingsprincipes, zodat er op een toekomstbestendige manier gebouwd kan worden aan Tilburg en initiatieven beter afgestemd kunnen worden op de mogelijkheden en ontwikkelrichtingen die wij als gemeente zien.
Het plan tot de bouw van 43 woningen, waarvan 32 studio's voor studenten, 3 grondgebonden woningen en 8 appartementen past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context en is opgenomen in de planlijst (ingevolge artikel 3.1.6. Bro). De studio's worden uitgevoerd in de sociale huursector, voor de 3 grondgebonden woningen is betaalbare koop uitgangspunt. Van de 8 appartementen worden er 6 in de middeldure huursector uitgevoerd. Ruimtelijk past dit plan binnen de in de update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie Wonen geformuleerde strategie. Over de samenhang van dit plan met de kwalitatieve woningbouwopgave verderop meer.
2.2 Provincie
2.2.1 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2023) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten.
2.2.2 Interim omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied en voldoet aan de interim omgevingsverordening.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
2.3.2 Structuurvisie linten oude stad
De Structuurvisie linten is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten.
In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:
-
bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad;
-
rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.
Doelen
De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:
-
bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;
-
vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;
-
introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;
-
behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);
-
behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.
In de structuurvisie Linten is de Piushaven aangeduid als een grootschalige gebiedsontwikkeling in de Oude stad. Dit gebied neemt daarmee een bijzondere plek in. Hoewel de structuurvisie ruimtelijke input kan bieden binnen de stedenbouwkundige afwegingen die worden gemaakt, kan deze binnen het gebied "Piushaven" worden ‘overruled’. De 32 zelfstandige studenteneenheden (studio’s) zijn grotendeels een vervanging van de bestaande onzelfstandige studenteneenheden en vormen daarmee een kwalitatieve verbetering t.o.v. de huidige situatie. De 8 reguliere appartementen leveren een bijdrage aan de opgave vanuit het gebiedsprofiel om doorstroming van ouderen mogelijk te maken.
Appartementen met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50m2 zijn in principe ongewenst, maar hier kan van worden afgeweken, indien sprake is van het huisvesten van bijzondere doelgroepen. In de Updage Stedelijke Ontwikkelingsstrategie Wonen wordt als bijzondere doelgroep o.a. studentenhuisvesting genoemd.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Stedenbouwkundige beschrijving
Het plan ligt tussen de Vendeliersstraat, de Tournooistraat en de Van de Coulsterstraat. In de huisige situatie is er sprake van 21 studentenkamers. Met het nu ingediende plan, wordt het bestaande pand aan de Vendeliersstraat gerenoveerd, opgetopt en omgebouwd tot een woongebouw met 8 volwaardige appartementen, waarbij rekening is gehouden met de bestaande gebouwstructuur. Het woongebouw krijgt een hoogte van 3 bouwlagen met het accent op de hoek met 4 bouwlagen ten behoeve van een penthouse.
figuur 3: impressie Vendeliersstraat
De aanbouwen aan de Van de Coulsterstraat en de aanbouwen op het achtererf worden gesloopt, maar het pand aan de Tournooistraat wordt grotendeels gehandhaafd. Hierdoor ontstaat ruimte voor het verbeteren van het woningaanbod en het afronden van het perceel met grondgebonden woningen.
figuur 4: impressie Van de Coulsterstraat
Het plan ligt tussen de Vendeliersstraat, de Tournooistraat en de Van de Coulsterstraat. In de huidige situatie is er sprake van 21 studentenkamers. Met het nu ingediende plan wordt het bestaande pand aan de Vendeliersstraat gerenoveerd, opgetopt en omgebouwd tot een woongebouw met 8 volwaardige appartementen, waarbij rekening is gehouden met de bestaande gebouwstructuur. Het woongebouw krijgt een hoogte van 3 bouwlagen met een accent op de hoek van 4 bouwlagen ten gunste van een penthouse. De aanbouwen aan de Van de Coulsterstraat en de aanbouwen op het achtererf worden gesloopt, maar het pand aan de Tournooistraat wordt grotendeels gehandhaafd. Hierdoor ontstaat ruimte voor het verbeteren van het woningaanbod en het afronden van het perceel met grondgebonden woningen.
Het nieuwe plan bestaat uit:
-
aan de Vendeliersstraat: een appartementencomplex van 4 bouwlagen, bestaande uit 8 appartementen (circa 60-150 m2 bvo), waarvan 1 penthouse betreft met dakterras;
-
aan de Tournooistraat: 32 onzelfstandige wooneenheden, verdeeld over drie bouwlagen. Deze eenheden hebben een oppervlak van zo’n 23 tot 35 m2 bvo. Twee ruime gemeenschappelijke woonkeukens en de fietsenstalling liggen op de kop aan de zuidzijde;
-
aan de Van de Coulsterstraat: 3 grondgebonden woningen.
In de planontwikkeling zijn de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten meegegeven:
-
privacy van de achtertuinen van de woningen aan de Slotstraat;
-
aansluiting bij bebouwingskenmerken omgeving (gedeeltelijk behoud van de voorgevel moet mogelijk zijn);
-
vergroening/ verduurzaming van het binnengebied;
-
heldere en logische ontsluiting van de woningen.
Het plan voldoet aan deze uitgangspunten.
figuur 5: overzicht perceel, ingreep gebouwen en nieuwbouw
3.2.2 Hoogbouw
In de Omgevingsvisie Tilburg 2040 (vastgesteld op 21 september 2015 door de gemeenteraad) is de actualisering van de Handreiking Hoogbouw als thematische uitwerkingsopdracht aangekondigd. De nieuwe Handreiking is door de raad vastgesteld op 11 september 2017 en vervangt de Handreiking uit 2007.
Hoogbouw (gebouwen hoger dan 15 meter) is meer dan een hoog gebouw. Hoogbouw willen we realiseren op die locaties waar het meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Met hoogbouw kunnen we verdichting mogelijk maken en daardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeteren. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is.
De Handreiking Hoogbouw is een praktisch en bruikbaar middel voor initiatiefnemers van hoogbouw. De Handreiking beschrijft de methodiek die gevolgd zal worden bij hoogbouwinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan/omgevingsplan.
In dit bestemmingsplan wordt geen bouwhoogte hoger dan 15 meter toegelaten. De Handreiking Hoogbouw is dan ook niet van toepassing op dit plan.
3.2.3 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische geografie
Het Piushavengebied bevindt zich in het zuidoosten van de bebouwde kom van Tilburg. Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de Haven op de hoek Vendeliersstraat-Tournooistraat.
Het Piushavengebied is grotendeels gelegen op een dekzandrug ten noorden van het stroomgebied van de Nieuwe Leij, al dan niet met een oud landbouwdek. Daarnaast komt ook de aan de Korvelse Waterloop gerelateerde beekdalglooiing voor. De Korvelse Waterloop verdween uit het plangebied bij de aanleg van de Piushaven tussen 1921 en 1923.
In de late middeleeuwen waren ten oosten van het plangebied de kleine gehuchten Hogendries en Hoeven gelegen. De rest van het gebied was zo goed als onbewoond. In het noordelijk deel bevond zich de gemeenschappelijke heide (gemeijnt) met enkele leemputten.
Op de kaart van Diederik Zijnen uit 1760 is te zien dat het plangebied vrijwel geheel in gebruik is als akkerland en mogelijk deels als grasland. Dit gebruik gaat mogelijk zelfs terug tot de prehistorie maar in ieder geval tot de middeleeuwen. Slechts een klein deel aan de oostzijde van het Piushavengebied behoorde tot de bebouwde stadskern. Sinds de middeleeuwen was langs de oude linten al enige bebouwing te vinden, met name langs de Oude Beekse Dijk (Lanciersstraat-Kruisvaardersstraat), langs de huidige Prinsenhoeven (het gehucht Hogendries) en langs de Hoevenseweg (het gehucht Hoeven). Achter de bebouwing bevonden zich tot aan het begin van de twintigste eeuw weiden en akkers.
Na de aanleg van de haven (1921-1923) die aantakte op het zojuist gereedgekomen Wilhelminakanaal, vestigden zich in hoog tempo bedrijven aan beide oevers van de haven. De belangrijkste hiervan was de ten zuidoosten van het plangebied gelegen AaBe-fabriek die een groot terrein in beslag nam en in verschillende fases vanaf 1930 is gebouwd. Tussen 1930 en 1950 werden grote delen ten noorden en ten zuiden van de Piushaven volgebouwd met woningen en bedrijfspanden.
Het pand Vendeliersstraat 77 werd in 1930 gebouwd als koffiehuis met eengezinswoning en is in de daaropvolgende decennia diverse malen gewijzigd.
3.3.2 Archeologie
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK. Ruim ten oosten van het plangebied bevinden zich in het gebied Moerenburg enkele op de AMK gewaardeerde terreinen.
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
De ligging nabij de beekdalen van de Leij en de Korvelse Waterloop maakt het plangebied archeologisch interessant. Op de oevers van beide beekdalen zijn archeologische waarnemingen gedaan.
Op de zuidwesthoek van de splitsing van de huidige Jan Aartestraat (in de negentiende eeuw Kazernestraat genoemd) met de Lanciersstraat (de vroegere Beeksedijk) stond het zogenaamde Jan Aarte Boomke. Op de akker waar deze eeuwenoude eik stond, werden bij het uitzanden in 1841 door de Tilburgse lakenverver en amateurarcheoloog Jan Anthony van Spaendonck (1792-1849) enkele urnen uit de Midden-Bronstijd (ca. 1500-1000 jaar v.Chr.) ontdekt.
In 2001 is door Fontys Hogescholen Bilan een archeologische verkenning voor het Piushavengebied uitgevoerd (Standaard Archeologische inventarisatie plangebied Piushaven 2001/12). De bebouwing langs de haven wordt daarin beschouwd als verstoord zodat er op de planlocatie geen archeologische verwachting is.
In 2023 is door Transect een archeologisch bureauonderzoek voor de planlocatie uitgevoerd: Transect-rapport 4566, Tilburg Vendeliersstraat 77-79, Gemeente Tilburg (NB), Archeologisch bureauonderzoek (BO), versie 2.0 (zie bijlage 10). Op basis van het archeologisch bureauonderzoek is vastgesteld dat in het plangebied sprake is van een middelhoge tot hoge verwachting op archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum –Nieuwe Tijd. Het is nog onbekend of het archeologisch niveau intact is en wat de exacte diepteligging ervan is. Vermoedelijk heeft de bestaande bebouwing de bodemopbouw plaatselijk aangetast. Om te bepalen op welke diepte het archeologisch niveau precies wordt verwacht en in hoeverre het archeologisch niveau intact is, adviseert Transect een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren in het plangebied in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Gezien de hoge mate van bebouwing kan dit het beste worden uitgevoerd na de bovengrondse sloop van de bestaande bebouwing. Hierbij worden alle vloeren op maaiveld verwijderd, maar blijven de kelders voorlopig zitten. Vervolgens dient een proefsleufonderzoek te worden uitgevoerd met een lange sleuf over de volledige lengte van het perceel, zo dicht mogelijk tegen de Tournooistraat.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988, de Erfgoedwet 2016 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten. Het zich ruim ten noordoosten van het plangebied aan de noordoever van de Haven bevindende pand Piushaven 1; een in 1935 naar ontwerp van de architect Jos Schijvens voor de firma A.C. van Loon en Zn. Coöperatieve Meelfabriek gebouwd bedrijfsgebouw met kantoor en woonhuizen, is een rijksmonument. Het pand is in 2018-2019 verbouwd tot brouwerij met horeca. Op circa 300 meter ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich aan de Kruisvaardersstraat een complex bebouwing dat naar ontwerp van Jos. Bedaux in de periode vanaf 1952 tot stand kwam. Delen hiervan zijn beschermd als rijks- of gemeentelijk monument.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In de nabijheid van het plangebied komen diverse panden voor uit die periode.
Historische structuren. Met name de overzijde van de haven gelegen Lanciersstraat die mogelijkerwijs al in de Bronstijd een belangrijke noord-zuid route was van waaruit de Korvelse Waterloop en de Leij overgestoken konden worden, is een historisch-geografische lijn van zeer hoge waarde. Ook de haven zelf kan worden beschouwd als een historisch geografische structuur van hoge waarde.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplandeontwikkeling. Er worden geen historisch waardevolle objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft de archeologie is het bureauonderzoek Vendeliersstraat 77-79 versie 2.0 inhoudelijk akkoord, de conclusie van een hoge tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde wordt gevolgd.
Het onderzoeksbureau geeft als advies een proefsleuvenonderzoek uit te voeren onder de bestaande bebouwing. De gemeente neemt dit advies niet over. De dichte bebouwing op het perceel heeft een aanzienlijk deel van de ondergrond verstoord. Daarnaast wordt niet alles gesloopt. Er blijft te weinig over om zinvol archeologisch onderzoek te doen.
3.4 Volkshuisvesting
Woonvisie, Woonagenda, Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek en update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie. In de update stedelijke ontwikkelstrategie zijn studenten opgenomen als bijzondere doelgroep waarvoor woningen kleiner dan 50 m2 kunnen worden toegevoegd.
Woonadvies specifiek voor plangebied
In de wijk Oud Zuid Oost staat een mix van woningtype waarvan, waarvan iets meer dan de helft koop is. De rest is deels sociale huur (28%) en deels particulier (21%). Het is een wijk die alle typen huishoudens huisvest in een samenstelling die overeen komt met het Tilburgs gemiddelde. De bouw van 3 grondgebonden woningen en 8 appartementen in verschillende prijsklassen draagt bij aan de stedelijke woonbehoefte.
De bouw van 32 studenteneenheden draagt bij aan de behoefte aan studentenhuisvesting zoals blijkt uit de Kences Monitor en is opgenomen in het convenant Studentenhuisvesting 2020-2025.
In paragraaf 2.1.3. (Ladder voor) Duurzame verstedelijking hebben we omschreven op welke wijze we regionaal afspraken maken over nieuwbouw en hoe het plan zich verhoudt tot de plancapaciteit.
3.5 Groen En Speelruimte
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer
bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is
onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Ook zijn ze van belang voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden, is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:
-
Bomenverordening 2021
-
Bomenbeleid:
-
beoordelingscriteria houtopstanden
-
Nota 'overige houtopstanden'
-
Boomwaarde zoneringskaart 2021
-
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen
Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.
3.5.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomenverordening 2021
De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming
door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.
Boomwaarde zoneringskaart 2021 (BWZ-kaart)
Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente
Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat- , eco-,hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht enstraatbeeld.
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)
Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de
Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.
Wet natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)
In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming
(Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van
de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij
velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie
Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod
opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal
houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde
plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van
de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen
in de zogenaamde Buiten-zone (van de BWZ-kaart). Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.
Maatregelen in bestemmingsplan
De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of
herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan is de BWZ-kaart verwerkt in de Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een klimaat-, eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.
De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor
het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit
het hart van de desbetreffende boom.
In het rapport Bomen Effect Analyse Vendeliersstraat Tilburg d.d. 19 oktober 2023 (zie bijlage 1) zijn de bomen rondom het plangebied onderzocht. Het betreft 7 gemeentelijke straatbomen (loofbomen) en 1 boom in een particuliere tuin.
Figuur 6: onderzochte bomen rondom het plangebied
De bomen binnen het plangebied zijn gelegen binnen de zone 'klimaatwaarde'. Kap van deze bomen is in beginsel niet toegestaan, enkel wanneer een zwaarwegend maatschappelijk belang is aangetoond kan toestemming worden verleend. In het voorgenomen plan wordt uitgegaan van maximaal behoud van de bomen die binnen de invloedssfeer van de ontwikkeling vallen. Voor boom 4 lijkt dit in de huidige planvorming niet haalbaar. De overige bomen kunnen duurzaam behouden blijven.
Voor boom 3, 5 en 8 geldt dat hiervoor specifieke maatregelen getroffen moeten worden. Dit betreffen maatregelen ter voorkoming van wortelschade en het toepassen van vormsnoei om de gevels vrij te houden.
Voor boom 14 zijn beperkte maatregelen van toepassing. Deze maatregelen bestaan uit het opsnoeiden van de boom aan de zijde van de huidge brandgang en de geplande herontwikkeling.
Boom 4 kan niet duurzaam behouden blijven bij de realisatie van het bouwplan. Ter compensatie van deze boom, wordt een herplantplicht van 4 bomen opgelegd.
Figuur 7: herplant nieuw bomen A, B, C en D
Bomen C en D (lampionboom en goudberk) worden opgericht als groenelementen in de binnentuin bij de geplande studio's en appartementen.
Bomen A en B (sierperen) worden geplaatst in de Tournooistraat er vervanging van de huidige boom 4. Omdat de plaatsing van deze bomen ten koste gaat van 2 parkeerplaatsen, worden 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied aangelegd. 1 aan de zijde van de Tournooistraat en 1 aan de zijde van de Van de Coulsterstraat. Door de keuze van sierperen naast de reeds bestaande sierpeer (boom nr. 7) in de Tournooistraat, onstaat een evenwichtig beeld. Sierperen hebben een smalle eivormige kroon en een opgaande groei waardoor deze soort geschikt is voor aanplant nabij gevels van gebouwen.
De bijdrage van de huidige (te kappen) boom aan het klimaat is beperkt door de beperkte afmeting van de boom. De 4 aan te planten bomen worden in de toekomst groter dan de te kappen boom en zullen een grotere bijdrage leveren aan het klimaat. Tevens wordt de hoeveelheid verharding in het plangebied verminderd en wordt er extra groen toegevoegd. Daarbij is de ontwikkeling van het plan, 32 studio's voor de doelgroep studenten, 8 appartementen en 3 grondgebonden woningen, waarvan 3 als betaalbare koopwoning worden gerealiseerd, een gewenste ontwikkeling waarmee wordt voorzien in extra betaalbare woningen en studentenhuisvesting, hetgeen een bijdrage levert aan passende huur- en koopwoningen in Tilburg.
3.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld. In dit programma wordt aanvullend op de agenda groen o.a. aangegeven hoe de ambities op het gebied van groen en biodiversiteit de komende jaren geprioriteerd zijn.
3.5.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteitneemt wereldwijd af. Het doel van de nota, vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter tebeschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en
versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie
van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een
duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet
worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de
groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en
groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon
waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap,
heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene
beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016).
3.5.4 Agenda groen in de stad
De agenda groen in de stad (vastgesteld door het college op 19 juli 2016) gaat samen met beheerbeleidsplan Groen op Niveau, en de nota’s groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad. De agenda groen geeft de kaders om de impuls voor groen in de stad goed in te zetten. Het geeft duidelijk richting aan de groene koers voor de in de omgevingsvisie 2040 omschreven netwerken, gebieden en structuren en omvat een integrale visie op het groen voor de (middel)lange termijn gebaseerd op de drie pijlers klimaatbestendige stad, beleefbaar groen en het verhogen van biodiversiteit.
Voor het halen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit is de Stadsnatuurkaart 2040 opgesteld (gekoppeld aan agenda groen in de stad). Inmiddels is deze op 10 maart 2022 geactualiseerd (vastgesteld door de raad).
3.5.5 Stadsnatuurkaart 2040
De Stadsnatuurkaart 2040, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2022, is de actualisatie van de Stadsnatuurkaart die samen met de agenda groen in de stad in 2016 eerder is vastgesteld.
Biodiversiteit en natuur zijn belangrijk voor al onze inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Samen met de Bomenverordening, bijbehorend bomenbeleid en bestemmingsplannen vormt de Stadsnatuurkaart 2040 de beleidsmatige randvoorwaarden en instrumenten die ervoor moeten zorgen dat biodiversiteit in het stedelijk gebied behouden blijft en waar het kan, wordt versterkt.
Op de Stadsnatuurkaart 2040 zijn onder meer de ecologische structuren benoemd. Hieraan is een duidelijke maatvoering gekoppeld. Deze maatvoering wordt zowel bij de start van ruimtelijke ontwikkelingen als gedurende het verdere proces meegenomen om zo de ecologische kwaliteit op een juiste manier mee te nemen. De grote ambities en veelheid van belangen die spelen in ruimtelijke ontwikkelingen, maken een heldere en duidelijke structuur en maatvoering voor ecologie wenselijk.
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' (zie bijlage 2) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode
vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal
parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is,
minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW
kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor
gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling
'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte
door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met
een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal
effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
3.6.4 Parkeren in dit bestemmingsplan
De parkeerplaatsen binnen het plan ontsluiten op de Tournooistraat. De rekenkundige parkeerbehoefte van dit plan is afgerond 9 parkeerplaatsen. (zie bijlage 3) parkeerbalans Vendeliersstraat). Hierbij is rekening gehouden met de bestaande functies in het huidige pand. Een historisch tekort aan parkeren op eigen terrein hoeft immers niet gecompenseerd te worden in deze ontwikkeling. Op eigen terrein worden 11 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze kunnen worden gebruikt door zowel bewoners als hun bezoekers.
Het uitgangspunt is dat deze locatie op de BROP-lijst (Beperkt Recht Op Parkeerproduct) wordt geplaatst. Toekomstige bewoners komen daarmee niet in aanmerking voor een gemeentelijk parkeerproduct (parkeervergunning op straat of een abonnement in een parkeergarage). Daarmee wordt voorkomen dat er parkeeroverlast ontstaat in de omgeving. Uitzondering zijn hiervoor de bestaande woningen waarvan de huidige bewoners al in de openbare ruimte parkeren. Het gaat daarbij om de 3 woningen, vergelijkbaar met de drie bestaande woningen, Vendeliersstraat 79a, 79b en 79c welke nu ook recht hebben op een parkeervergunning.
Het onderhavige bestemmingsplan wordt gecoördineerd met de aanvraag om omgevingsvergunning. Uit de aanvraag omgevingsvergunning blijkt dat op het perceel 11 parkeerplaatsen zijn gesitueerd. Het plan voldoet daarmee aan de parkeernormen zoals genoemd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. In de nabije toekomst zal, naar alle waarschijnlijkheid, de geactualiseerde nota 'Parkeernormen Tilburg 2023' in werking treden. Omdat het ontwerpbestemmingsplan op dat moment reeds ter inzage ligt, wordt niet aan de nieuwe parkeernota getoetst, conform de in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2023' opgenomen overgangsregeling.
Fietsenstalling
Goede voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn nodig om het fietsgebruik te stimuleren. Voor het bepalen van het aantal in te passen fietsstallingsplaatsen dient een inschatting van de behoefte te worden gemaakt op basis van de kencijfers uit de Leidraad Fietsparkeren van de CROW (zie de CROW Kennisbank). Deze verwachte stallingbehoefte is een richtlijn. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag voor een bouwplan moet de initiatiefnemer aangeven op welke manier wordt voorzien in voldoende fietsstallingsvoorzieningen. Daarbij kunnen openbare collectieve stallingsvoorzieningen in de nabijheid van de ontwikkeling een rol vervullen in het voorzien van de (toekomstige) stallingbehoefte.
3.6.5 Verkeersgeneratie
Het plan ligt op de hoek Vendeliersstraat - Tournooistraat. Dit zijn beide erftoegangswegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/h.
De planontwikkeling geeft een bepaalde verkeersgeneratie. In onderstaande tabel is van de verschillende functies bepaald wat de verkeersgeneratie is. Hiervoor zijn kencijfers van het CROW “ASVV 2021” gehanteerd. Tilburg is aangemerkt als “sterk stedelijk”. De locatie ligt in de zone Schil Centrum.
Type | Verkeersgeneratie* | Aantal | Totaal |
Appartement klein | 4,7 | 2 | 9,4 |
Appartement groot | 4,7 | 5 | 23,5 |
Penthouse | 6,4 | 1 | 6,4 |
Stadswoningen | 6,4 | 3 | 19,2 |
Zelfstandige wooneenheden | 0,6* | 32 | 19.2 |
Totaal | 77,7 |
*Deze verkeersgeneratie is uitsluitend het bezoekersdeel. Voor het deel bewoners is het uitgangspunt dat men op de BROP-lijst worden geplaatst. Daarmee komt men niet in aanmerking voor een gemeentelijk parkeerproduct. Derhalve betekent dit ook geen verkeersgeneratie door bewoners.
Deze ontwikkeling zorgt voor een verkeersgeneratie van afgerond 78 ritten per gemiddelde weekdag. Dit is niet de toename van de hoeveelheid verkeer. De bestaande functies genereren ook een bepaalde hoeveelheid verkeer. De verkeersgeneratie van 84 ritten is in dit geval de meest negatieve situatie.
De verkeersgeneratie van 78 ritten kunnen zonder problemen afgewikkeld worden op de omliggende wegen. Hier ontstaan geen problemen op het gebied van doorstroming of verkeersveiligheid.
Openbaar vervoer
Op loopafstand van het plangebied liggen bushaltes waar meerdere lijndiensten langskomen. Deze ligt op een afstand van hemelsbreed ongeveer 400 meter van het plangebied.
Afvalinzameling
Voor de afvalinzameling gelden de richtlijnen zoals deze door het BAT zijn opgesteld.
Noodhulpdiensten
Het gebied moet bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten volgens de bijbehorende bereikbaarheidseisen.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Aanleiding vormvrije m.e.r beoordeling
Voor dit plan is een aanmeldnotitie opgesteld op basis waarvan is beoordeeld of het noodzakelijk is een m.e.r. op te stellen (bijlage 4). De aanmeldnotitie is getoetst aan de hand van de drie hoofdcriteria (de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten van het project) van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn. Naar aanleiding van deze toetsing is geoordeeld dat ten gevolge van de voorgenomen activiteit, gezien diens aard, omvang en locatie, geen negatieve effecten op de nabijgelegen gevoelige gebieden en Natura 2000 gebieden zijn te verwachten
Op 26 oktober 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg besloten dat voor het het initiatief ter realisatie van een appartementecomplex met 8 appartementen aan de Vendeliersstraat, 32 zelfstandige wooneenheden voor studenten aan de Tournooistraat en 3 grondgebonden woningen aan de Van der Coulsterstraat, geen milieueffectrapportage (m.e.r.) behoeft te worden opgesteld (zie bijlage 5).
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie verschaft inzicht in de milieucategorie waartoe het bedrijf behoort en is gebruikt om de bestaande, binnen het plangebied gelegen, bedrijven in het bestemmingsplan vast te leggen en eventuele knelpunten te signaleren. Omdat het bestemmingsplan een beheersmatig karakter heeft, zijn deze bedrijven uit de inventarisatie allen in het bestemmingsplan opgenomen. Er is vanuit gegaan dat de bestaande bedrijven voldoen aan de milieuvoorschriften volgend uit de Wet milieubeheer en zodoende geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Een aantal bedrijven is op basis van hun activiteiten en de daarmee samenhangende milieucategorie niet wenselijk op het desbetreffende adres. Een dergelijk bedrijf mag haar bestaande activiteiten voortzetten en eventueel uitbreiden, voor zover de regels dat toelaten. Zodra zo´n bedrijf zijn activiteiten beëindigt, moet worden voldaan aan de milieucategorie die bij de omgeving hoort. Wel mag op de desbetreffende locatie een soortgelijke activiteit plaatsvinden, mits de nieuwe activiteit niet in een hogere milieucategorie valt dan de oude. De milieucategorie van de bedrijven binnen het plangebied is weergegeven op de verbeelding en/of genoemd in de bestemmingsregels.
In de directe omgeving van de planlocatie bevinden zich geen bedrijven waarvoor niet aan de richtafstanden conform de VNG systematiek kan worden voldaan. De omliggende percelen en het gebied kent enkel woonbestemmingen. Er valt daarmee geen milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten op de planlocatie te verwachten.
Geitenmoratorium
In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2).
Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.
De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.
Dit houdt in dat:
-
wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;
-
kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;
-
met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;
-
nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;
-
de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.
Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.
De planlocatie is deels gelegen binnen 2 kilometer van een geitenhouderij. Het betreft echter een wooninitiatief binnen stedelijk gebeid (een zgn. inbreidingslocatie). Daarmee is lid 1 van het geitenmoratorium van toepassing. Het geitenmoratorium vormt geen belemmering voor dit plan.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In de bij dit plan gevoegde 'Memo - externe veiligheid (d.d. 19 december 2022, projectnummer 327200569)' (bijlage 6) zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het toxisch invloedsgebied van de spoorlijn Breda-Tilburg en de Rijksweg A58/N65. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk.
-
Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten.
-
Bestaande risicovolle inrichtingen (LPG tankstations en propaantanks groter dan 18 m³) en in de directe omgeving gelegen kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk.
-
Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk.
-
Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda-Tilburg en de Rijksweg A58/N65. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Memo - externe veiligheid).
De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft d.d. 23 januari 2023 advies uitgebracht (zie bijlage 12). De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;
-
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een significante toename van het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen in de omgeving van het plangebied;
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen.
-
In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit (en daarnaast NL-Alert) biedt de mogelijkheid de aanwezigen in het gebied tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten (waar nodig onder begeleiding van de aanwezige minder zelfredzame personen);
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing.
-
Bij mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;
-
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd (9.30 minuten) conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Het plan voorziet in de realisatie van 8 appartementen aan de Vendeliersstraat, 32 (on)zelfstandige wooneenheden aan de Tournooistraat en 3 grondgebonden woningen aan de Van de Cousterstraat.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen de zones van wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de geluidnormen van de Wgh en het gemeentelijk geluidbeleid d.d. april 2015. Vanuit de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting van de omliggende 30 km/uur wegen op het plan beschouwd. Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar bijlage 7: akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Vendeliersstraat 77-79 te Tilburg opgesteld door Stantec (d.d. 19 december 2022, projectnummer 20220380). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de maximale gecumuleerde geluidbelasting 58 dB bedraagt. Een dergelijke geluidbelasting wordt acceptabel geacht omdat de woningen dicht langs de wegen gelegen zijn, er sprake is van een binnenstedelijke situatie, uitgaande van een gemiddelde gevelwering van de woningen van 25 dB voldaan kan worden aan het wettelijk binnenniveau van 33 dB conform het huidige Bouwbesluit. Bovendien beschikken de grondgebonden woningen over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte en de appartementen over een gezamenlijke geluidluwe binnentuin.
4.6.2 Railverkeerlawaai
De nieuwe woningen liggen buiten het "aandachtsgebied" van het spoortraject Tilburg/Vught/Boxtel. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.6.5 Stiltegebied attentiezone
Het plangebied is niet gelegen binnen een stiltegebied of binnen de attentiezone van een stiltegebied.
4.6.6 Trillingen
Het plangebied ligt ver buiten het “aandachtsgebied” van 100 meter gezien vanaf het spoor. Dit betekent dat trillinghinder niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 8 appartementen aan de Vendeliersstraat, 32 (on)zelfstandige wooneenheden aan de Tournooistraat en 4 grondgebonden woningen aan de Van de Cousterstraat. Gelet op het aantal woningen/appartementen dat gerealiseerd gaat worden kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Daarnaast is geen sprake van luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële geurhinder
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.
Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.
Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven met een relevante industriële geur-emissie. Het plan maakt geen activiteiten mogelijk met een industriële geur-emissie. Daarmee vormt industriële geur geen belemmering voor dit plan.
4.8.2 Agrarische geurhinder
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven met een relevante agrarische geur-emissie. Het plan maakt geen activiteiten mogelijk met een agrarische geuremissie. Daarmee vormt agrarische geur geen belemmering voor dit plan.
4.9 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, dat niet ouder is dan 5 jaar.
In het verleden hebben op de locatie bodem verontreinigende activiteiten plaatsgevonden, zoals opslag zuren en basen, reparatie van accumulatoren. Tevens zijn op de locatie meerdere opstallen aanwezig waar diverse onderhoudswerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
In het archief van de gemeente Tilburg zijn meerdere bodemonderzoeken bekend. Deze onderzoeken zijn echter op een groter gebied gericht, waar de bestemmingsplanlocatie een klein deel van uit maakt. Bovendien zijn veel van de onderzoeken sterk verouderd.
De aanvrager heeft naar aanleiding van de aanvraag een historisch bodemonderzoek laten uitvoeren.
-
Historisch onderzoek Vendeliersstraat 77-79, Lankelma geotechniek Zuid BV, kenmerk 2202596, d.d.: 23 februari 2023 (zie bijlage 11). Dit betreft alleen een inventarisatie van bekende gegevens; er is geen fysiek bodemonderzoek uitgevoerd. Bovendien is niet het gehele bestemmingsplangebied onderzocht. In het rapport wordt geadviseerd om het bodemonderzoek na sloop van de opstallen uit te voeren.
Conclusie
Ten tijde van het opstellen van de bodemparagraaf is geen actueel bodemonderzoek van de locatie beschikbaar. Hierdoor kan bodemverontreiniging op dit moment niet worden uitgesloten. Ook eventuele risico’s en belemmeringen voor toekomstig gebruik zijn niet in beeld gebracht. Strikt genomen is dit een belemmering voor het instemmen met de bestemmingsplanwijziging. Echter wordt een voorwaarde in het bestemmingsplan opgenomen waaraan moet worden voldaan alvorens men met grondwerkzaamheden mag starten. Hierin wordt een bodemonderzoek voorafgaand aan de bouwvergunningsfase geëist. Bij het uitvoeren van het bodemonderzoek moet het gehele bestemmingsplangebied worden onderzocht, dus niet alleen de bouwvlakken.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Puntensysteem natuurinclusief bouwen
Verstedelijking zorgt wereldwijd voor een uitbreiding en een verdichting van het stedelijke gebied. In veel steden leidt dit tot een verlies aan biodiversiteit. Ook de opgave voor de energietransitie kan een bedreiging voor de natuur vormen. Natuur- en groeninclusief bouwen helpt om de stad prettig en de inwoners gezond te houden. Om het creëren van groene elementen in de stad te stimuleren is het puntensysteem ontwikkeld. Het systeem gaat uit van een lijst met groen- en natuurinclusieve maatregelen, waarbij elke maatregel een bepaald aantal punten waard is. Om te bepalen hoeveel van deze maatregelen genomen moeten worden bij de uitvoering van een bouwproject moet per project een te behalen puntenscore berekend worden.
4.10.3 Gebiedsontheffing gebouwbewonende soorten
Met de Tilburgse gebiedsontheffing gebouwbewonende vleermuizen en broedvogels worden de procedures in het kader van de Wet natuurbescherming en de Wabo vereenvoudigd. Om de gebiedsontheffing te kunnen toepassen zijn soortenmanagementplannen (SMP) opgesteld en worden de verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten in kaart gebracht. De gebiedsontheffing en bijbehorende SMP’s zijn erop gericht de instandhouding van gebouwbewonende vleermuizen en vogels te waarborgen. Dat wil zeggen dat bij elk project (zowel van derden als van de gemeente) preventieve maatregelen worden genomen, gericht op het behouden en verbeteren van het aanbod van verblijfplaatsen. Alle projecten (van de gemeente en van derden) die onder de werking van de SMP vallen, kunnen profiteren van de gebiedsontheffing. Dit betekent dat voor deze projecten geen afzonderlijke ontheffing nodig is.
4.10.4 Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op geringe afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina & Oisterwijkse Vennen ten oosten van het plangebied op ongeveer 3.1 kilometer afstand. Ten zuidoosten ligt Regte heide & Riels Laag op ongeveer 5,1 kilometer van het plangebied. Omdat negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten zijn heeft er een stikstoftoets (zie bijlage 15) plaatsgevonden, waarbij zowel de aanlegfase (zie bijlage 13) als de gebruiksfase (zie bijlage 14) getoetst zijn.
Uit de Aerius-berekeningen blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op voorwaarde dat tijdens de sloop en bouw (naast elektrisch handgereedschap) uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de in de Aerius-berekening genoemde mobiele bronnen.
Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op ongeveer 950 meter van het plangebied en betreft de ecologische verbindingszone De Leij ter hoogte van het Leijpark. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.
Er is geen effect op het Natuurnetwerk Brabant.
Soortenbescherming
Op 14 oktober 2022 is er een quickscan naar flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 8). Uit de quickscan komt naar voren dat verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw en vleermuizen niet uitgesloten kunnen worden. Er zijn binnen het plangebied geen beplantingen aanwezig waar broedvogels zich in kunnen nestelen.
De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men maatregelen in acht nemen. Deze maatregelen zijn enerzijds gericht op zorgvuldig werken en anderzijds op het creëren van vervangende verblijfplaatsen.
Conclusie
Effecten op beschermde natuurwaarden zijn redelijkerwijs uit te sluiten, mits tijdens de bouw gewerkt wordt met mobiele bronnen en er voldaan wordt aan de voorwaarden voortkomend uit het werken onder het SMP. De ontwikkeling biedt gelegenheid om invulling te geven aan het puntensysteem natuurinclusief bouwen.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Programma Water En Riolering 2020 - 2023
Het Programma Water en Riolering (PWR) is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de
gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het PWR wordt vastgelegd wat de gemeente wil
bereiken en wat de rolverdeling is tussen overheid, bewoners en bedrijven ten aanzien van stedelijk
afvalwater, hemelwater en grondwater. Gemeenten zijn volgens de Wet milieubeheer verplicht een plan op te
stellen waarin de zorgplichten worden uitgewerkt. De Wet milieubeheer schrijft geen geldigheidsduur voor,
hierin zijn gemeenten vrij. Het is wel gebruikelijk om het rioleringsplan periodiek te herzien. Het PWR is tevens
de basis voor de gemeentelijke rioolheffing.
Eén van de doelstellingen in het PWR is om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te maken.
Door klimaatverandering krijgen we te maken met zwaardere buien, een toename van warme dagen,
langdurige perioden van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Deze verandering stelt nieuwe eisen
aan het watersysteem, de waterketen en de omgeving. Als we droge voeten en een leefbare omgeving willen
behouden, moet iedereen hier een steentje aan bijdragen.
Om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te houden is een regenwateropgave geïntroduceerd
voor vervanging van verhard oppervlak en hanteren we nieuwe ondergrenzen bij toename van het verhard
oppervlak. De regenwateropgave verplicht tot het aanbrengen van regenwaterberging en is in lijn met de
wateropgave die de waterbeheerder oplegt. Op dit moment is dat 60 mm. De opgave heeft als doel het
verwerken van extreme neerslaghoeveelheden om de kans op wateroverlast nu en in de toekomst te
beperken.
-
<50 m2: geen regenwateropgave
-
50 m2 - 150 m2:
-
indien niet vergunningplichting: geen regenwateropgave
-
indien wel vergunningplichting: regenwateropgave volgens tabel 1
-
>150 m2: regenwateropgave volgens tabel 1
Tabel 1 - regenwateropgave
De opgave is voor de gebieden Blaak en Reeshof kleiner omdat deze gebieden, vanwege de ruim opgezette
waterstructuur, al klimaatbestendig zijn ingericht. De opgave van 10 mm heeft als doel om het water van de
kleine buien af te vangen en toe te voegen aan de grondwatervoorraad.
5.2 Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg
We krijgen in Nederland en dus ook in Tilburg te maken met steeds extremer weer. Het gaat vaker en harder regenen, er komen meer en langere hittegolven en de bodem droogt steeds verder uit. De veranderingen gaan gepaard met overlast en schade voor mens en natuur en zet de leefbaarheid van de stad onder druk.
Doel van de uitvoeringsagenda (vastgesteld door het college op 30 juni 2020) is bewustwording, gedeeld eigenaarschap en projecten. De gemeente heeft daarnaast een zelfstandige opgave op het gebied van klimaatadaptatie bij eigen projecten, bij het meegeven van randvoorwaarden bij stedelijke ontwikkeling en een rol in het verankeren van klimaatadaptatie in andere beleidsvelden en organisaties. Er zijn zes doelstellingen geformuleerd om klimaatbestendiger te worden:
-
Een gevarieerd, natuurlijk en vitaal buitengebied;
-
Robuuste groen- blauwe structuren;
-
Een koele woonomgeving;
-
Onze nieuwbouw stelt het voorbeeld;
-
Klimaatbestendige bedrijventerreinen;
-
Klimaatbewustwording en Koel gedrag.
Onderstaande beleidsregels geven handvatten en richtlijnen voor een klimaatrobuuste inrichting en ontwerp:
-
Zorg voor voldoende groen in straten, pleinen en op gebouwen;
-
Zorg voor ‘koelte-eilanden’ en koele looproutes;
-
Zorg dat regenwater infiltreert op de plek waar het valt, dan droogt de bodem niet uit;
-
Zorg voor waterbergingsruimte om extreme buien op te vangen;
-
Gebruik groen als basis en verharding waar nodig.
5.3 Duurzaam Watersysteem
Het vastgestelde beleid is te vinden bij onderstaande documenten.
-
Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023
-
Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie (Koel Tilburg)
Randvoorwaarden watersysteem:
Zowel inpandig als terreinriolering is een gescheiden watersysteem;
-
Zo min mogelijk verharding aanleggen, hittestress;
-
Verplichte waterbergingsopgave wordt in eigen terrein gerealiseerd, met een minimale inhoud van 60 l/m² aangekoppeld afwaterende oppervlakken;
-
Technische oplossing voor de waterberging bij voorkeur een bovengrondse voorziening, bijvoorbeeld een wadi. Ondergrondse oplossingen zijn ongewenst. Is het binnenterrein voldoende groot om de berging te realiseren?;
-
Bergen in groene daken is een mogelijkheid. De bergingscapaciteit ervan kan afgetrokken worden van de bergingsopgave;
-
Keuze van terrein- en vloerhoogte is v.r.v. de eigenaar. Gemeente adviseert vloerhoogten minimaal 20 cm boven de hoogste punt in openbare ruimte i.v.m. risico op wateroverlast bij extreme neerslag, aangezien de locatie een verhoogd risico heeft op wateroverlast;
-
Geen drainage dieper aanleggen dan GHG grondwater.
Randvoorwaarden klimaatadaptatie:
Hitte: ontwerp moet insteken op verbetering t.o.v. heden. Streef naar minimaal 30% van terrein waar geen bebouwing is, groen in te richten zodat schaduw door groen (bomen) in de heetste moment van de dag na 5 jaar groei, bij normale groeiomstandigheden. Positionering en oriëntatie van bomen afstemmen op standplaats van gebouw en (buiten)verblijfruimtes. Vooral aandacht voor het binnenterrein waar parkeren plaats vindt.
Afbeelding 1; Locatie plangebied, ligging in Tilburg centrum - Zuid
Afbeelding 2; Locatie plangebied, hittestresskaart
Afbeelding 3; Locatie plangebied, Water op straat kaart (zomerbui T100)
De algemene uitgangspunten voor de (her)ontwikkeling, in de geest van het vigerende waterbeleid in PWR, zijn:
-
Het watersysteem wordt ontworpen in samenhang (integraal) met de overige opgaven van het plangebied en kan effectief beheerd worden.
-
In het ontwerpproces van de bouwmassa’s en het stedenbouwkundige ontwerp (incl. openbare ruimte) wordt een water-robuust en klimaatbestendig plan neergezet.
-
Water-robuust: het nieuwe gebied moet bestendig zijn tegen wateroverlast bij extreme neerslag.
-
Klimaatbestendig: het nieuwe gebied moet verdroging en het ontstaan van excessieve hitte zoveel mogelijk voorkomen.
-
‘Water’ is een positief onderdeel van het plan, dat via slimme combinaties met ‘groen’ een belangrijke bijdrage heeft aan de kwaliteit van het plangebied.
-
De woningen, gebouwen en de openbare ruimte zijn bestand tegen weerextremen.
-
In het wettelijk verplichte proces van de watertoets (sectoraal) worden de integrale afwegingen vanuit de waterbelangen onderbouwd en omschreven. Er wordt aannemelijk gemaakt dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor een water-robuust en klimaatbestendig watersysteem.
Toepassing van deze principes op het plan en enkele technische aspecten:
-
Hydrologisch positief watersysteem: de plandelen waarvan de regenwaterafvoer gekoppeld is op de bestaande gemengde riolering worden bij de nieuwe plannen ontkoppeld en dan aangekoppeld op de aan te leggen infiltrerende waterberging.
-
Gebiedseigen water wordt vastgehouden: Aan de hand van de maatgevende grondwaterstanden (GHG 11.6+) is de ontwateringdiepte bij de aan de Vendelierstraat 77-79 te Tilburg voldoende. Verlaging van het grondwater is niet toegestaan (geen drainage).
-
Bouwdelen onder het maaiveld dienen water- en vochtdicht te zijn. Verlagingen van het maaiveld voor bijvoorbeeld half-verdiepte inrichtingen moet rekening houden met dat het grondwater jaarlijks gedurende een periode het GHG mag overschrijden en dan ongewenste vochtigheid, kwel en onstabiliteit van het grondpakket onder het maaiveld.
-
Voldoende infiltrerende waterberging: de verplichte waterbergingsopgave is minimaal;
-
Nieuwe af te wateren oppervlakken: 60 mm (l/m2) o.b.v. de uit het inrichtingsplan nieuwe verharde terreinoppervlakken, plus de in bestemmingsplan maximaal toegestaan dakoppervlakken.
Regenwater
In het programma Water en riolering van de gemeente Tilburg is vastgelegd dat voor nieuwe en vervangende verharding een waterberging voor 60 mm, oftewel 60 l/m² afvoerende oppervlak in de nieuwe situatie. Het totale plan is 1679m². De afvoerende oppervlakken bedragen ca. 1409 m² (Waterparagraaf 20348 20230209). De waterbergingsopgave is dan ook minimaal 84,54 m³.
Het regenwater dat op de openbare weg valt wordt verzameld met riolering. Hierop mag geen hemelwater ondergronds op aan gesloten worden vanuit het plan/project.
De Vendelierstraat en Tournooistraat komt voor als een locatie met water op straat bij een hevige bui. Op de enkele percelen zelf komt uit de water op straat modellen wel water voor. Hierdoor is er kans op wateroverlast op deze locatie.(zie afbeelding 3). Door op eigen terrein 60mm berging te voorzien voor elke verharde vierkante meter levert een bijdrage op aan het verminderen van water op straat (vooral op het perceel zelf).
In directe omgeving is geen oppervlaktewater dat in beheer is van het Waterschap De Dommel. Er is niet direct aan de percelen oppervlaktewater. Wel ligt er in de nabijheid de Piushaven.
Zie afbeelding 4.
Afbeelding 4; Locatie plangebied, Legger oppervlaktewater Waterschap De dommel
Riolering
In het plan dient hemelwater en vuilwater gescheiden aangelegd te worden (inpandig alsook buiten de panden), geen vermenging van water. Hemelwater op eigen terrein verwerken zoals hierboven reeds opgesomd. Het vuilwater zal middels een aanvraag rioolhuisaansluiting aangesloten worden op de gemeentelijke riolering.
Klimaatadaptatie
Tegen overmatige hitte: zoveel mogelijk behoud van bestaande bomen, voor zover van toepassing, en streef naar minimaal 30% schaduw in terrein, waar geen bebouwing is. En dit te doen bij voorkeur door schaduw-gevend groen (bomen) te realiseren. Positionering en oriëntatie van bomen graag afstemmen op standplaats van gebouw en (buiten)verblijfruimtes, zodat deze zoveel mogelijk schaduw kan hebben in de heetste uren van de dag.
Groene daken inrichten, water vertraagd afvoeren en tevens koeling in de zomer voor de PV panelen.
Parkeerplaatsen half verharding toepassen, infiltratie en verkoeling.
Met een verhard oppervlak van 1.409 m2 en een bergingsopgave van 60 mm/m2 betekent dat ca. 84,5 m3 hemelwater moet worden geborgen. Gezien de uitgangspunten van het project wordt het bergen op de volgende wijze haalbaar geacht:
Waterbergend groendak op het woongebouw met studio’s
Op het woongebouw met studio’s is ruimte voor een groendak van ca. 379 m2. Een Sempergreen waterbergend groendak van 95 mm en verzadigd gewicht van 85 kg/m2 heeft een buffer vermogen van 49 l/ m². In totaal kan het groendak 0,049 x 379 = 18,6 m3 water vasthouden
- FS-Sedummixmat: 5 l/m²
- FS-Substraatrol S40: 29 l/m²
- FS-Filtervlies: 0 l/m²
- FS-Drainage type 525: 12 l/m²
- FS-Beschermdoek 300gr m2: 3 l/m²
- Totaal: 49 l/m²
Biodivers groendak op de fietsenstalling
De lagere hoogte van de fietsenstalling leent zich goed voor een biodivers dak. De oppervlak bedraagt ca. 45 m2. Een Sempergreen biodivers groendak van 215 mm en verzadigd gewicht van 225 kg/m2 heeft een buffer vermogen van 72 l/ m². In totaal kan het groendak 0,072 x 45 = 3,2 m3 water vasthouden
- FS- Bees & Butterfliesmatmat: 5 l/m²
- FS-Daktuinsubstraat intensief: 60 l/m²
- FS-Filtervlies: 0 l/m²
- FS-Drainage type 20R: 4,5 l/m²
- FS-Beschermdoek 300gr m2: 3 l/m²
- Totaal: 72 l/m²
Waterbergend groendak op de buitenbergingen
De buitenbergingen zijn gebaat bij een lichtgewicht groendak. De oppervlak bedraagt ca. 20 m2. Een Sempergreen lichtgewicht dak van 215 mm en verzadigd gewicht van 45 kg/m2 heeft een buffer vermogen van 24 l/ m². In totaal kan het groendak 0,024 x 21 = 0,5 m3 water vasthouden
- FS-Sedummixmat: 3,5 l/m²
- FS-Substraatrol S20: 14 l/m²
- FS-Filtervlies: 0 l/m²
- FS-Drainage type 20R: 4,5 l/m²
- FS-Beschermdoek 300gr m2: 3 l/m²
- Totaal: 24 l/m²
Waterbergende fundering onder de parkeervoorziening
Onder de parkeervoorziening kan ruimte worden gecreëerd voor een waterbergende fundering. Dat kan worden gerealiseerd met een grofkorrelig funderingsmateriaal van 0,5 meter dik onder de waterdoorlatende klinkerbestrating. Een porositeit van 0,25 bij dit type fundering is zeer reëel. De parkeervoorziening is 315 m2 groot, inclusief het deel onder het overstek van het woongebouw. Met bovenstaande uitgangspunten wordt de capaciteit van de waterbergende fundering op 315 x 0,5 x 0,25 = 39,4 m3.
De berging in een doorlatende fundering dient plaats te vinden ruim boven de GHG die wordt ingeschat op 1,60 meter onder maaiveld. Gezien bovenstaande uitgangspunten vormt dat geen probleem.
De parkeervoorziening heeft in het bestemmingsplan de functieaanduiding ‘parkeerterrein’. Daarmee is geborgd dat de gronden waarin waterberging wordt overwogen ook daarvoor zijn gereserveerd, en gebruik dat daarmee strijdig is wordt vermeden.
Infiltratiekratten onder de gemeenschappelijke binnentuin
De maatregelen uit paragraaf 5.2 t/m 5.5 hebben een totale bergingscapaciteit van 61,7 m3. De totale bergingsopgave bedraagt 84,5 m3. Het tekort van 22,8 m3 wordt met infiltratiekratten in de binnentuin op eigen terrein opgelost.
De bergingscapaciteit van Wavin Q-Bic Plus infitratiekratten met afmetingen 1.200x600x600 mm (lxbxh) is 0,454 m3 per stuk. Dit betekent dat 50 infiltratiekratten toegepast moeten worden om te voldoen aan de resterende wateropgave van 22,8 m3. De infiltratiekratten dienen voorzien te worden van een noodoverstort op het riool aan de Vendeliersstraat.
Bij een omvang van 50 kratten hoort een ruimtebeslag van 36 m2. Dit past ruimschoots in de binnentuin. De berging van infiltratiekratten dient plaats te vinden ruim boven de GHG die wordt ingeschat op 1,60 meter onder maaiveld. Gezien bovenstaande uitgangspunten vormt dat geen probleem.
De binnentuin heeft in het bestemmingsplan de functieaanduiding ‘erf’. Daarmee is geborgd dat de gronden waarin waterberging wordt overwogen ook daarvoor zijn gereserveerd, en gebruik dat daarmee strijdig is wordt vermeden.
Project gebonden voorwaarden
Verschuivingen t.a.v. bovenstaande uitgangspunten of alternatieven producten zijn denkbaar. Dan dient opnieuw aangetoond te worden dat de totale bergingsopgave wordt gehaald.
De drie grondgebonden woningen aan de Van de Coulsterstraat hebben een schuin dak. Praktisch gezien is het niet wenselijk om de goot bij de voorgevel aan te sluiten op de waterbergende voorzieningen op het achterterrein. Het riool zou dan van buitenaf onder de woning doorgeleid moet worden en dit kan op termijn tot bouwtechnische problemen leiden. Daarom worden deze woningen bij uitzondering direct aangesloten op het gemeenteriool.
5.4 Watertoets
Het voornemen is om een stedelijke inbreiding te realiseren aan de Vendeliersstraat te tilburg.
Door deze ontwikkeling zal 1.409 m2 aan nieuwe verharding ontstaan. Uitgaande van dit getal en gekeken naar het beleid van Waterschap De Dommel en het beleid van gemeente Tilburg, kan er geconcludeerd worden dat er een watercompensatie van 84,5 m3 nodig is. Dit wordt geborgd door een combinatie van diverse waterbergende oplossingen.
- Groendak op woongebouw 18,6 m3
- Groendak op fietsenstalling 3,2 m3
- Groendak op buitenbergingen 0,5 m3
- Waterbergende fundering 39,4 m3
- Infiltratiekratten 22,8 m3
Totaal 84,5 m3
Uit deze waterparagraaf (zie bijlage 16) blijkt dat verwerking van hemelwater conform de uitgangspunten van gemeente en waterschap haalbaar zijn.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
Het bestemmingsplan maakt de bouw van 3 grondgebonden woningen, 8 appartementen en 32 studio's ten behoeve van studentenhuisvesting mogelijk. In het bestemmingsplan zijn daarvoor de volgende bestemmingsplan opgenomen:
'wonen'
'wonen-gestapeld'
Binnen de bestemming 'wonen-gestapeld' is de aanduiding 'studentenhuisvesting opgenomen. Binnen deze bestemming zijn enkel woningen (ic studio's in gestapelde vorm) mogelijk met als doelgroep studenten.
Binnen de bestemming 'wonen' zijn enkel grondgebonden woningen mogelijk. Ten behoeve van de 3 grondgebonden woningen is een bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Binnen de bestemming 'wonen-gestapeld' zijn appartementen in gestapelde vorm mogelijk. De maximale bouwhoogte bedraagt 15 meter.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn 11 parkeerplaatsen gesitueerd voor bewoners van de appartementen en grondgebonden woningen en bezoekers.
Over het hele plangebied ligt de dubbelbestemming 'waarde-archeologie'. Bouwen is alleen mogelijk wanneer het plangebied archeologisch is vrijgegeven.
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst.
Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 16 december 2022 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
8.2 Omgevingsdialoog
Op 16 januari 2023 is ter uitvoering van het bepaalde in de Richtlijn Omgevingsdialoog een informatieavond gehouden in restaurant Belinda aan de Piushaven 1d. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op het initiatief en het bouwplan. Omwonenden aan de Vendeliersstraat, van de Coulsterstraat, de Burchtstraat 1 en de Slotstraat zijn uitgenodigd voor de informatieavond. Circa 30 omwonenden hebben gebruik gemaakt van de uitnodiging. Door diverse bewoners zijn tijdens de avond vragen gesteld, of is schriftelijk op een later tijdstip een reactie op de plannen gegeven.
De vragen en reacties gingen met name over de doelgroep, privacy, parkeren en de feitelijke bouwwerkzaamheden. In bijgaand document: bijlage 9 Verslag omgevingsdialoog d.d. 2 maart 2023 zijn alle vragen en opmerkingen, met een reactie van de initiatiefnemer opgenomen. Als bijlage bij dit verslag zijn bezonningsdiagrammen gevoegd. De reacties zijn geen aanleiding geweest om de plannen aan te passen. Wel is de suggestie om met een groene buffer het wederzijdse gevoel van privacy te versterken overgenomen en worden hiervoor twee bomen geplant.
Lopende de voorbereiding van de procedure is het ontwerp van de woningen wel aangepast, teneinde de bomen in de Van de Coulsterstraat te kunnen behouden. Het aantal grondgebonden woningen aan de Van de Coulsterstraat is daarom teruggebracht naar 3.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan en de aanvraag omgevingsvergunning (Z-HZ_WABO-2023-01266) hebben van 20 november 2023 tot en met 2 januari 2024 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. Er zijn tevens 2 zienswijzen tegen de aanvraag omgevingsvergunning ingediend. De zienswijzen zijn binnen de termijn ingekomen en daarmee ontvankelijk.
De zienswijzen zijn gedeeltelijk gegrond en leiden tot aanpassing van het plan. Zo wordt de bouwhoogte verlaagd en wordt in de regels de aanduiding ‘onderdoorgang’ opgenomen. Tevens worden enkele technische aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. Verwezen wordt naar de Nota van zienswijzen bestemmingsplan en omgevingsvergunning “Piushavengebied 2009 8e herziening”.
Bijlage 1 Bomen Effect Analyse Vendeliersstraat Tilburg D.d. 19 Oktober 2023
Bijlage 1 Bomen Effect Analyse Vendeliersstraat Tilburg d.d. 19 oktober 2023
Bijlage 2 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 2 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 3 Parkeerbalans Vendeliersstraat
Bijlage 3 Parkeerbalans Vendeliersstraat
Bijlage 4 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 4 Aanmeldnotitie m.e.r.
Bijlage 5 College Besluit
Bijlage 6 Memo - Externe Veiligheid (D.d. 19 December 2022, Projectnummer 327200569)
Bijlage 6 Memo - externe veiligheid (d.d. 19 december 2022, projectnummer 327200569)
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Vendeliersstraat 77-79
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Vendeliersstraat 77-79
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Quickscan flora en fauna
Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog D.d. 2 Maart 2023
Bijlage 9 Verslag omgevingsdialoog d.d. 2 maart 2023
Bijlage 10 Transect Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Transect archeologisch onderzoek
Bijlage 11 Historisch Onderzoek Lankelma
Bijlage 11 Historisch onderzoek Lankelma
Bijlage 12 Advies Brandweer 23 Januari 2023
Bijlage 12 Advies brandweer 23 januari 2023
Bijlage 13 Stikstofberekeningen Aanlegfase
Bijlage 13 Stikstofberekeningen aanlegfase
Bijlage 14 Stikstofberekeningen Gebruiksfase
Bijlage 14 Stikstofberekeningen gebruiksfase
Bijlage 15 Memo Stikstofdepositie
Bijlage 15 Memo stikstofdepositie
Bijlage 16 Waterparagraaf
Bijlage 17 Gespreksnotitie Omwonenden
Bijlage 17 Gespreksnotitie omwonenden