Hoolstraat 8 en 9 Berkel-Enschot
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 01-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Hoolstraat 8 en 9 Berkel-Enschot met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2023010-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 77.4van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn
De achterste, niet naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst.
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds) teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.10 agrarisch gebied
Een gebied, waar ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven.
1.11 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.14 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.16 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.17 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.
1.18 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.23 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.
1.26 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.30 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.31 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.32 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.33 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.34 carport
Een aangebouwde of vrijstaand bijgebouw, bestaande uit een (semi) gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen bedoeld voor het stallen van één of meerdere (motor)voertuig(en), met maximaal twee gesloten wanden; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren.
1.35 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is bebouwing die vanwege de kwaliteit van de verschijningsvorm, de ouderdom, authenticiteit of het cultuurhistorisch belang een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het straatbeeld en aan het van rijkswege/gemeentewege beschermde stadsgezicht '..' in zijn algemeenheid.
1.36 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.37 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.38 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.39 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.40 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.41 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.42 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder supermarkten voor zover deze supermarkten niet groter zijn dan 250m² wvo (winkelvloeroppervlakte). Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca als bijbehorende voorziening, evenals afhaalgelegenheden van direct voor consumptie geschikte etenswaren en/of maaltijden (zoals een afhaalrestaurant of broodjeszaak) zonder zitgelegenheid.
1.43 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.44 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.45 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
-
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
-
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.46 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.48 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.49 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.50 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.51 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.52 kas
Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5m) worden beschouwd als een kas.
1.53 kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening
Dienstverlening, vallend onder ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten en gericht op het aan personen of dieren verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze of lichaamsverzorgende sfeer en andere vormen van dienstverlening die min of meer een openbaar karakter hebben, zoals (niet limitatief) een huisartsen- of tandartsenpraktijk, een praktijk voor fysiotherapie, een dierenartsenpraktijk, een nagelstudio, een kapsalon en een kinderopvangcentrum, uitgezonderd:
-
seksuele en erotische dienstverlening;
-
zakelijke dienstverlening met een kantoorfunctie, zoals (niet limitatief) rechtskundige en administratieve dienstverlening, architecten- en technische adviesbureaus, makelaarsbureaus, reclamediensten en uitzendbureaus;
-
detailhandel, met uitzondering van een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de dienstverlening;
-
horeca.
1.54 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.55 kwetsbare functie
Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'kwetsbaar gebouw' en 'kwetsbare locatie'.
1.56 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.57 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.58 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.59 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.60 logiesgebouw
Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.
1.61 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder worden verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen;
-
zorginstellingen;
-
welzijnsvoorzieningen;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang;
-
openbare (overheid) en bijzondere instellingen;
-
overige maatschappelijke voorzieningen.
1.62 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.63 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.64 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.65 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.66 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.67 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.68 nokrichting
Hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, t.w. waar beide vlakken elkander snijden.
1.69 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.70 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.71 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.72 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.73 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.74 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.75 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.76 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.77 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.78 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.79 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.80 prostitutie-inrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.81 escortbedrijf
Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
1.82 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.83 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.84 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een inrichting waarvoor krachtens het Activiteitenbesluit regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.85 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.86 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.87 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
-
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
-
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
-
het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water e.d.);
voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
1.88 teeltondersteunende voorzieningen, permanente
Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.
1.89 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke
Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.
1.90 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw.
1.91 veiligheidsafstand
Afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds.
1.92 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.93 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.94 vuurwerkbesluit
Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Dit besluit is in werking getreden op 1 maart 2002.
1.95 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.96 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.97 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.98 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.99 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.100 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
1.101 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Hieronder vallen niet campers en caravans.
1.102 zorgwoning
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.
1.103 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen - Buitengebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Spuitvrije Zone
6.1 Van toepassing verklaring
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' zijn de bestemmingsplannen Buitengebied 94 (onherroepelijk 15 juli 1999) en Buitengebied De Groene Zoom 2012 (onherroepelijk 13 februari 2014) van toepassing, met dien verstande dat aan die bestemmingsplannen, ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Spuitvrije zone, worden toegevoegd de regels als opgenomen in 6.2.
6.2 Spuitvrije zone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde
- Spuitvrije zone' de volgende regels:
-
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' is het verboden om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.
-
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a, indien:
1. op basis van onderzoek is aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, en;
2. maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn. -
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor:
2. biologische gewasbeschermingsmiddelen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergrondse bouwwerken
8.2 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.2 Bevordering ruimtelijke kwaliteit buitengebied
Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, indien voldaan wordt aan het vereiste van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant en de daarop gestoelde werkafspraken met de provincie.
12.3 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
-
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Hoolstraat 8 en 9 Berkel-Enschot".
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor functiewijziging van het agrarisch bouwvlak op Hoolstraat 8 en 9 in Berkel-Enschot. De melkveehouderij die hier gevestigd was, is beeindigd. Momenteel is er nog een melding Acitiviteitenbesluit voor het houden van 86 stuks melkvee en 71 stuks vrouwelijk jongvee. Beoogd wordt hier de functie te wijzigen naar:
Wonen met ondergeschikte statische opslag op Hoolstraat 9;
Wonen in een beeldbepalend waardevol pand op Hoolstraat 8, waarbij een deel van de niet waardevolle beeldbepalende bebouwing wordt gesloopt.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Hoolstraat in Berkel-Enschot en wordt omringd door agrarische gronden, waarop boomteelt plaatsvindt.
Afbeelding: ligging plangebied aangeduid (oranje cirkel, ten noorden van Berkel-Enschot)
Afbeelding: ligging plangebied, ingezoomd
Afbeelding: ligging plangebied op luchtfoto
Afbeelding: luchtfoto met plangebied april 2022
1.3 Voorgaande Plannen
Het voorgaande bestemmingsplan op de locatie van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied 94' van de gemeente Tilburg. Op Hoolstraat 9 (het deel van het bouwvlak ten noorden van de Hoolstraat) bevindt zich de agrarische bedrijfswoning en een loods van ca. 720 m2. Op nummer 8, ten zuiden van de Hoolstraat, staat nog de voormalige beeldbepalende woonboerderij met bijgebouwen. Deze boerderij mag in de huidige situatie niet als woning gebruikt worden. De nieuwe bedrijfswoning op nummer 9 is namelijk in 2009 vergund, onder voorwaarde dat nummer 8 aan de woonfunctie werd onttrokken.
Afbeelding: uitsnede detailbestemming agrarisch bouwvlak bestemmingsplan 'Buitengebied 94'
1.4 Ruimtelijke En Functionele Structuur En Beoogde Ontwikkeling
Het plangebied is gelegen aan De Hoolstraat ten noorden Berkel-Enschot. Het omliggend gebied is agrarisch en er vindt boomteelt in de directe nabijheid van het plangebied plaats. Het plangebied omvat onder meer het gekoppeld agrarisch bouwvlak van Hoolstraat 8 en Hoolstraat 9, met daarop bestaande bebouwing. Via het voorliggend bestemmingsplan wijzigt deze enkele agrarische functie naar twee nieuwe functies: Hoolstraat 9 en Hoolstraat 8.
Afbeelding: Vogelvluchtfoto met links Hoolstraat 8 en rechts Hoolstraat 9
Hoolstraat 9
De ruimtelijk/visuele situatie op Hoolstraat 9 wordt, met uitzondering van aanpassingen in de landschappelijke inpassing, niet gewijzigd. Hier is een agrarische bedrijfswoning aanwezig en een grote loods. Deze was voorheen als melkveestal in gebruik. In de beoogde situatie wordt de bedrijfswoning een burgerwoning en krijgt de loods een aanduiding voor 'opslag'. Het betreft hier statische opslag die ondergeschikt is aan de nieuwe woonbestemming. De mestput onder de loods blijft behouden en wordt als retentievoorziening voor waterwaterberging benut. De landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering landschap krijgt vorm op de locatie Hoolstraat 8 en Hoolstraat 9.
Hoolstraat 8
Op Hoolstraat wordt een deel van de niet beeldbepalende bebouwing gesloopt en vindt ook landschappelijke inpassing plaats. Alle beepdbepalende bebouwing blijft behouden. Dit betreft de historische boerderij met een groot deel van de bestaande aanbouw. Het gaat om bebouwing die hoofdzakelijk vanwege vorm, indeling en positionering vorm geeft aan het landschappelijk beeld/straatbeeld ter plekke.
Het gebruik dat hier is toegestaan op basis van de voorgaande bestemmingsplannen is gebruik als agrarisch bedrijfsgebouw (zie ook par. 1.3). Door deze boerderij via de voorliggende planherziening een nieuwe (woon)functie te geven en op een passende manier te verbouwen, wordt een waardevol element in het agrarisch cultuurlandschap Pauwels behouden. Daarnaast betekent de sloop van overtollige bebouwing en de landschappelijke inpassing van de boerderij ook een verbetering van dit landschap.
Het toekennen van een woonfunctie aan de vroegere boerderij is mogelijk onder voorbehoud dat hier de aanwezige beeldbepalende waarden behouden blijven en ook hersteld worden. Dit wordt in de planregels vastgelegd. Naast de historische bebouwing blijft ook de schuur ten zuiden van de boerderij, met een oppervlak van 288m2, behouden. Hierdoor blijft het oorspronkelijke stedenbouwkundige ensemble van het boerenerf intact: naast de bedrijfswoning stonden vroeger verschillende gebouwen zoals opslagschuur, een kippenhok en een bakhuisje op het erf. Inmiddels zijn enkele van deze gebouwen vervangen door nieuwbouw. Het handhaven van de nog aanwezige schuur als bijgebouw bij de woning, is ruimtelijk aanvaardbaar, omdat deze goed aansluit aan bij de historische boerenerfbebouwing, die kenmerkend is voor de omgeving van het plangebied.
De verbetering van de omgevingskwaliteit, die op grond van de provinciale regelgeving benodigd is voor het toevoegen van een woning in de voormalige boerderij op nummer 8, krijgt vorm via behoud en herstel van cultuurhistorische waarden van en in deze boerderij.
Afbeelding: luchtfoto met te verwijderen bebouwing (oranje) en te behouden bebouwing (groen) aan Hoolstraat 8
Op de onderstaande afbeelding zijn de twee nieuwe woonbestemmingen, inclusief de aan te leggen en/of te behouden landschappelijke inpassing, te zien.
Afbeelding: Beoogde woonbestemmingen (geel) met landschappelijke inpassing rondom
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI is tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.
Hoe werkt de NOVI?
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
-
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
-
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
-
Afwentelen wordt voorkomen.
Uitvoering van de NOVI
Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe het Rijk samen met medeoverheden en de samenleving uitvoering geeft aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. Het Rijk werkt de NOVI uit in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma’s, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling en werkt gebiedsgericht met Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking
getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch
wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is
op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de
inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van
de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op
doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels
opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en
deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan
bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de
gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een
bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing
zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet
een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een
of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren. Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.
De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.
Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met dit bestemmingsplan wordt 1 woning toegevoegd in een bestaand gebouw. Uit de jurisprudentie blijkt dat voor kleinschalige ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. In de overzichtsuitspraak ladder voor duurzame verstedelijking van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724 ) is aangegeen dat een bestemmingsplan dat voorziet in niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt.
2.2 Provincie
2.2.1 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning per 1-1-2024) echt klaar te zijn, is er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
2.2.2 Interim omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening (IOV) vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Specifiek voor het plangebied gelden de volgende aanduidingen: ligging in (gemengd) landelijk gebied, stalderingsgebied, beschermingsgebied Natura2000, verstedelijking afweegbaar, beperking grootschalige logistiek (2x). Met betrekking tot de beoogde ontwikkeling zijn de onderstaande aanduidingen van belang:
Ligging in (gemengd) landelijk gebied
Artikel 3.68 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bepaalt dat alleen bestaande bedrijfs- of burgerwoningen zijn toegestaan. Het voorliggend plan maakt gebruik van de uitzonderingen hierop, die artikel 3.69 lid d biedt, om Hoolstraat 9 van functie te wijzigen, waardoor de bestaande bedrijfswoning een burgerwoning wordt. Om op juiste wijze gebruik te maken van deze mogelijkheden moet aangetoond worden hoe vorm gegeven wordt aan de kwaliteitsverbetering die op grond van artikel 3.9 van de IOV vereist is. Daarover gaat de onderstaande paragraaf.
Kwaliteitsverbetering landschap (in relatie tot Hoolstraat 9)
De regionale werkafspraken kwaliteitsverbetering (2015) geven onder meer inzicht in de wijze waarop bij functiewijziging van agrarische bouwvlakken vorm aan verbetering van omgevingskwaliteit kan worden gegeven.
Hoolstraat 9 wijzigt van functie naar een burgerwoonbestemming, en de voormalige bedrijfswoning wordt een burgerwoning. Daarnaast blijft een voormalige melkveestal van ca. 703m2 behouden, en zal dienen als bedrijfsmatige statische opslag, ondergeschikt aan de woonbestemming. Hierdoor blijft een te groot aantal m2 aan bijgebouwen behouden, waardoor de ontwikkeling in categorie 3 van de genoemde werkafspraken valt. In onderstaande tabel is te zien aan welke financiele waarde de kwaliteitsverbetering moet voldoen, voor wat betreft de ontwikkeling aan Hoolstraat 9.
In het inrichtingsplan, zie bijlage 1, wordt vorm gegeven aan de in bovenstaande tabel in beeld gebrachte kwaliteitsverbetering. De uitvoering hiervan wordt via voorwaardelijke verplichtingen in de planregels geborgd.
Nieuwvestiging Hoolstraat 8 op basis van regels voor behoud van een beeldbepalend pand
De nieuwvestiging van een burgerwoning in de voormalige boerderij op Hoolstraat 8 wordt verantwoord door gebruik te maken van de regels voor een beeldbepalend pand. Deze regels zijn opgenomen in artikel 5.14 ‘Maatwerk met als doel omgevingskwaliteit’ van de provinciale Omgevingsverordening. Nieuwvestiging in karakteristieke bebouwing is, onder voorwaarden mogelijk. In de beleidsregel Maatwerk omgevingskwaliteit is in artikel 7.1.5 beschreven waar aan moet worden voldaan:
‘bij de realisatie van een of meerdere wooneenheden in karakteristieke bebouwing:
-
1°. is de bijdrage in het versterken van omgevingskwaliteit € 62.500 per toe te voegen wooneenheid;
-
2°. is de realisatie van wooneenheden alleen inpandig mogelijk;
-
3°. worden karakteristieke of cultuurhistorische waarden en kenmerken behouden en het behoud juridisch geborgd;
-
4°. wordt bij de situering van de bijgebouwen rekening gehouden met de te behouden karakteristieke waarden van de bebouwing;
-
5°. wordt behoud van de karakteristieke of cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bebouwing, waaronder het tegengaan van verstoring van die waarden door het realiseren van uitbouwen, juridisch geborgd;
-
6°. worden als tegenprestatie fysieke maatregelen ingezet als bedoeld in artikel 7.1.6.’
In artikel 7.1.6 van de beleidsregels staat uitgewerkt hoe de tegenprestatie vorm kan krijgen, als deze niet in de vorm van een deeltitel van €62.500,- wordt geïnvesteerd. In lid e staat: ‘in ht geval een ontwikkeling is gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden, waaronder het terugbrengen van oude landschappelijke cultuurhistorische elementen of het behoud van aantoonbare cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, kunnen de aantoonbaar gemaakte kosten daarvoor worden ingezet als tegenprestatie voor omgevingskwaliteit, behoudens in het geval dat toepassing kan worden gegeven aan artikel 5.14, derde lid, onder d, van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;’
De investering voor de deeltitel ad €62.500,- kan daarom vorm kan krijgen in de vorm van behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dat deze waarden aanwezig zijn blijkt uit de Redengevende omschrijving, te vinden in een van de hoofdstukken van het Behoud- en herstelplan, zie bijlage 2. Het behoud en herstel van waardevolle aspecten die daarin naar voren komen, worden ook in deze bijlage benoemd. De totale investering omvat €118.735,- en wordt in paragraaf 3.2 van het behoud- en herstelplan onderbouwd.
De investering betreft behoud en herstel van het pand als geheel, waardoor ook de beeldbepalende kwaliteiten in stand gehouden worden. Een deel van de € 118.735,- investering omvat een investering in behoud en herstel van inpandige cultuurhistorisch waardevolle elementen. Ook dit is op grond van artikel 7.1.6 mogelijk. Om goed te onderbouwen hoe deze investering plaatsvindt, is in het geactualiseerde behoud- en herstelplan de vroegere situatie, de feitelijk aanwezige situatie en de toekomstige situatie goed in beeld gebracht. Voor de toekomstige situatie zijn in het behoud en herstelplan ook bouwtekeningen toegevoegd.
De duurzame instandhouding van de beeldbepalende en het behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle elementen worden in het plan via een voorwaardelijke verplichtingen geborgd:
- behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle elementen (ad €118.735,-) is gekoppeld aan bouw- en aan gebruiksregels;
- behoud van het beeldbepalend pand is gekoppeld aan de gebruiksregels.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
De Hoolstraat ten noorden van de kern Berkel-Enschot wordt niet specifiek benoemd in de Omgevingsvisie. Wel blijkt dat de Hoolstraat en het plangebied gelegen zijn binnen een aanduiding 'ecologische verbindingszone', een ruime zone rondom de stad. Ten oosten van Tilburg bestaat deze verbinding uit 'ecologische stapstenen (landschapselementen in het gebied tussen de Oisterwijkse Vennen en Leemkuilen), in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied. De voorliggende ontwikkeling van Hoolstraat 8 en 9 sluit hier in zoverre op aan, dat de nieuwe woonfunctie met ondergeschikte opslag op Hoolstraat 9 geringere ruimtelijke effcten met zich meebrengt dan de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Dat sluit aan op de doelstelling om in dit gebied te streven naar ontwikkeling van natuur en landschap. Ook de nieuwvestiging van een woning, en daarmee de duurzame instandhouding van de boerderij Hoolstraat 8 past hierbij.
Figuur:
ligging plangebied in zone 'ecologische verbinding' (donkergroen) rondom de stad, Omgevingsvisie 2040 (2015)
2.3.2 Beleidsregels particuliere woningbouwinitiatieven en functiewijziging in het landelijk gebied
Op 7 november 2023 zijn de beleidsregels 'particuliere woningbouwinitiatieven en functiewijziging in het landelijk gebied' vastgesteld. Hierin wordt, onder meer, het uitgangspunt in beeld gebracht dat nieuwe woningen in het buitengebied alleen passen in specifiek aangewezen linten en bebouwingsconcentraties. Ook gelden daarbij specifieke voorwaarden: bij functiewijziging mag bij een woning maximaal 600m2 behouden blijven, waarvan 400m2 bedrijfsmatig mag worden gebruikt. Ook dient minimaal 500m2 voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te worden gesloopt. Voor de voorliggende ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de in de beleidsregels genoemde optie maatwerk. Deze ontwikkeling loopt al geruime tijd en betreft een wenselijke ontwikkeling: de reden dat er te weinig wordt gesloopt, is omdat een behoudenswaardig pand met cultuurhistorische waarden nu een nieuwe woonfunctie krijgt (huisnummer 8). De loods die voor statische opslag behouden blijft bij huisnummer 9 is ongeveer 725m2 groot en wordt met de functiewijziging naar wonen landschappelijk goed ingepast.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
Stedenbouwkundig aspecten
Berkel en Enschot waren twee gescheiden dorpen die aan elkaar zijn gegroeid. Beide dorpen zijn in de vroege middeleeuwen ontstaan. Nadat de dorpen aan elkaar waren gegroeid, ontstond in 1941 de naam Berkel-Enschot. Ten noorden van het dorp is de Hoolstraat gelegen. Vanaf de kruising met de Molenstraat tot aan de kruising met de Heikantsebaan is de Hoolstraat voorzien van de oorspronkelijke bestrating van kinderkoppen. Van oudsher betreft de omgeving van het plangebied een agrarisch gebied, dat tot op de dag van vandaag agrarisch in gebruik is. Rondom het plangebied vindt momenteel boomteelt plaats.
Aan de binnenzijde van een bocht in de weg staat de boerderij Hoolstraat 8. Deze boerderij komt sinds 1851 voor op kadastrale kaarten. De oorsprong van huidige boerderij stamt uit 1890.
Welstand
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het
motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar
om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
De grondslag voor de welstandsnota ligt in de Woningwet: Bouwplannen moeten worden getoetst aan
´redelijke eisen van welstand´. Het welstandsbeleid is daarmee een instrument om de ruimtelijke kwaliteit van
de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli
2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de
raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd.
Nadien is de nota in 2010 en 2012 geactualiseerd. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester
en wethouders ingestemd met de meest recente actualisatie van de Welstandsnota 2012. Deze nota is op 1
januari 2017 in werking getreden. Hierin zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de
Oude Stad verwerkt en zijn kaarten geactualiseerd, samengevoegd en afgestemd op het kaartbeeld van de
Omgevingsvisie. Daarmee beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de
beoordeling van (bouw)plannen.
De voorliggende ontwikkeling zal passen binnen de huidige welstandskaders. De bedrijfswoning op nummer 9 blijft in stand. De huidige historische boerderij op nummer 8 blijft behouden en wordt hersteld.
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
Afkortingen:
-
AMK: Archeologische Monumentenkaart
-
Archis: Archeologisch informatiesysteem (RCE)
-
ArWaTi: Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg
-
CHW: Cultuurhistorische Waardenkaart
-
IKAW: Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (RCE)
-
MIP: Monumenten Inventarisatie Project
-
RAT: Regionaal Archief Tilburg
-
RCE: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
3.3.1 Historische geografie
-
Ligging: het plangebied ligt ten noordoosten van de bebouwde kom van Berkel-Enschot.
-
Geomorfologie: het terrein is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door dekzandruggen al of niet met oud bouwlanddek.
-
Bodemgesteldheid: het plangebied maakt deel uit van een uitgestrekte, zuidwest-noordoost georiënteerde zone die gekarteerd is als gooreerdgronden op lemig fijn zand. Gooreerdgronden komen niet zelden voor in de nabijheid van oude ontginningen en aan de randen of in de bovenlopen van beekdalen. In de omgeving van dorpen, zoals hier het geval is, hebben deze gronden vaak een humushoudend dek van circa 40 cm dik. Net als bij de hoge zwarte enkeerd- en laarpodzolgronden is deze humushoudende bovengrond opgehoogd met materiaal uit de potstal.
-
Historische situatie: de oudste vermelding van Bercle dateert uit 1214, toen hertog Hendrik I van Brabant een derde van de tiendrechten overdroeg aan de plaatselijke St.-Wilibrorduskapel. De ontginning van Berkel is vermoedelijk te relateren aan de boshoeveontginningen in het nabije Udenhout, die dateren van voor 1300.
-
Huidig landgebruik: agrarisch.
-
De Hoolstraat is een oud agrarisch lint aan de rand van de Berkelse kransakkerstructuur.
3.3.2 Archeologie
-
Het plangebied Hoolstraat 8 ligt zowel op de archeologisch kaart van de gemeente Tilburg (ARWATI) als op de Indicatie Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in een gebied met hoge tot zeer hoge (archeologische) verwachting (ARWATI) / hoge (archeologische) trefkans (IKAW).
-
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een AMK-Terrein.
-
ARCHIS en RAT: in (de directe omgeving van) het plangebied zijn geen waarnemingen bekend. Binnen een straal van 1 km. rond het plangebied zijn wel enkele waarnemingen gedaan:
-
Ca. 650 m. ten zuidwesten van het terrein werd aan de Akkerweg een bakstenen structuur (boerderij) met plaggenput en muntvondsten uit ca.1500-1600 gevonden. Eveneens langs de Akkerweg is een vuursteenartefact gevonden dat dateert tussen het laat-Neolithicum en de midden Bronstijd.
-
Ca. 1100 m. ten zuidwesten van het terrein, op de Berkelse Akkers, is een urnengrafveld opgegraven. Naast kringgreppels, langbedden en vlakgraven is veel aardewerk uit de IJzertijd gevonden.
-
Verwachting: het plangebied heeft een hoge archeologische verwachting.
-
Naar verwachting zal de functiewijziging nauwelijks met diepe bodemverstorende werkzaamheden gepaard gaan en zijn de ontwikkelingen van zeer beperkte aard. Begeleidend archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
-
In dit plangebied liggen geen beschermde monumenten, geen MIP-panden en geen panden of objecten van cultuurhistorische waarde.
-
Gebieden (beschermd stadsgezicht, beschermd dorpsgezicht, …): nvt.
-
Lijnen: de Hoolstraat is een lijn van zeer hoge historisch-geografische waarde.
-
Historisch groen: de laanbeplanting van hoge waarde langs de Hoolstraat die deel uitmaakt van de Bosschage (laanbeplanting Hoolstraat, Molenbaan, Brem, Heikant te Berkel-Enschot. Beplanting van Amerikaanse eik, eik, linde en aansluitend een klein bos met zomereik. Het geheel dateert uit 1850-1920.
-
De kransakkerstructuur is bepalend voor de identiteit van het te ontwikkelen gebied. De Hoolstraat heeft dus een hoge cultuurhistorische waarde en zal zijn huidige vorm en functie in het agrarische gebied behouden. De karakteristiek van de straat - de in het agrarisch landschap verspreid gelegen boerderijen, het profiel van kinderkoppen, greppel en eenzijdige bomen – in combinatie met de kenmerkende agrarische bebouwing zorgt voor een bijzonder landschap.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie wordt de ombouw van de boerderij naar woning gezien als een positieve ontwikkeling waarbij op een toekomstbestendige wijze niet beschermd erfgoed wordt herbestemd en dus behouden.
Voor wat betreft archeologische aspecten, kan gesteld worden dat nader onderzoek niet nodig is, omdat bij dit plan geen nieuwe bodemverstoring van enige omvang zal optreden.
3.4 Volkshuisvesting
Woonvisie, Woonagenda, Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek en update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.
Woonadvies specifiek voor plangebied
Met de voorgenomen ontwikkeling Hoolstraat 8 en 9 wordt de agrarische functie van Hoolstraat 8 omgezet naar een woonbestemming. Hierbij wordt feitelijk één grondgebonden woning toegevoegd. De woning op Hoolstraat 9 blijft in stand. Vanwege het de beperkte wijziging van het aantal woningen verlangt deze ontwikkeling geen toetsing of onderbouwing volgens de Ladder voor Duurzame stedelijke ontwikkeling.
De ontwikkeling draagt bij aan het streven om tot 2030 250-400 woningen in Berkel-Enschot te realiseren. Het plan past in de gemeentelijke woningbouwopgave en voldoet het aan de beleidsdoelen Wonen in de WoonVisie en de Woonagenda 2020-2025, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave grondgebonden woningen in een dorps woonmilieu als ook in de ontwikkeling van woningen in PO/particulier opdrachtgeverschap.
Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning levensloopbestendig te ontwerpen en te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.
3.5 Groen
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer
bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is
onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Ook zijn ze van belang voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden, is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:
-
Bomenverordening 2021
-
Bomenbeleid:
-
beoordelingscriteria houtopstanden
-
Nota 'overige houtopstanden'
-
Boomwaarde zoneringskaart 2021
-
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen
Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.
3.5.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomenverordening 2021
De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming
door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.
Boomwaarde zoneringskaart 2021 (BWZ-kaart)
Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat- , eco-,hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)
De GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.
Wet natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)
In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone (van de BWZ-kaart). Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.
Maatregelen in bestemmingsplan
De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan is de BWZ-kaart verwerkt in de Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een klimaat-, eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.
De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.
3.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld. In dit programma wordt aanvullend op de agenda groen o.a. aangegeven hoe de ambities op het gebied van groen en biodiversiteit de komende jaren geprioriteerd zijn.
3.5.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteitneemt wereldwijd af. Het doel van de nota, vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter tebeschermen. De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden. Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden. In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden. -
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt. -
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016).
3.5.4 Agenda groen in de stad
De agenda groen in de stad (vastgesteld door het college op 19 juli 2016) gaat samen met beheerbeleidsplan Groen op Niveau, en de nota’s groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad. De agenda groen geeft de kaders om de impuls voor groen in de stad goed in te zetten. Het geeft duidelijk richting aan de groene koers voor de in de omgevingsvisie 2040 omschreven netwerken, gebieden en structuren en omvat een integrale visie op het groen voor de (middel)lange termijn gebaseerd op de drie pijlers klimaatbestendige stad, beleefbaar groen en het verhogen van biodiversiteit.
Voor het halen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit is de Stadsnatuurkaart 2040 opgesteld (gekoppeld aan agenda groen in de stad). Inmiddels is deze op 10 maart 2022 geactualiseerd (vastgesteld door de raad).
3.5.5 Stadsnatuurkaart 2040
De Stadsnatuurkaart 2040, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2022, is de actualisatie van de Stadsnatuurkaart die samen met de agenda groen in de stad in 2016 eerder is vastgesteld.
Biodiversiteit en natuur zijn belangrijk voor al onze inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Samen met de Bomenverordening, bijbehorend bomenbeleid en bestemmingsplannen vormt de Stadsnatuurkaart 2040 de beleidsmatige randvoorwaarden en instrumenten die ervoor moeten zorgen dat biodiversiteit in het stedelijk gebied behouden blijft en waar het kan, wordt versterkt.
Op de Stadsnatuurkaart 2040 zijn onder meer de ecologische structuren benoemd. Hieraan is een duidelijke maatvoering gekoppeld. Deze maatvoering wordt zowel bij de start van ruimtelijke ontwikkelingen als gedurende het verdere proces meegenomen om zo de ecologische kwaliteit op een juiste manier mee te nemen. De grote ambities en veelheid van belangen die spelen in ruimtelijke ontwikkelingen, maken een heldere en duidelijke structuur en maatvoering voor ecologie wenselijk.
3.5.6 Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg
We krijgen in Nederland en dus ook in Tilburg te maken met steeds extremer weer. Het gaat vaker en harder regenen, er komen meer en langere hittegolven en de bodem droogt steeds verder uit. De veranderingen gaan gepaard met overlast en schade voor mens en natuur en zet de leefbaarheid van de stad onder druk.
Doel van de uitvoeringsagenda (vastgesteld door het college op 30 juni 2020) is bewustwording, gedeeld eigenaarschap en projecten. De gemeente heeft daarnaast een zelfstandige opgave op het gebied van klimaatadaptatie bij eigen projecten, bij het meegeven van randvoorwaarden bij stedelijke ontwikkeling en een rol in het verankeren van klimaatadaptatie in andere beleidsvelden en organisaties. Er zijn zes doelstellingen geformuleerd om klimaatbestendiger te worden:
-
Een gevarieerd, natuurlijk en vitaal buitengebied;
-
Robuuste groen- blauwe structuren;
-
Een koele woonomgeving;
-
Onze nieuwbouw stelt het voorbeeld;
-
Klimaatbestendige bedrijventerreinen;
-
Klimaatbewustwording en Koel gedrag.
Onderstaande beleidsregels geven handvatten en richtlijnen voor een klimaatrobuuste inrichting en ontwerp:
-
Zorg voor voldoende groen in straten, pleinen en op gebouwen;
-
Zorg voor ‘koelte-eilanden’ en koele looproutes;
-
Zorg dat regenwater infiltreert op de plek waar het valt, dan droogt de bodem niet uit;
-
Zorg voor waterbergingsruimte om extreme buien op te vangen;
-
Gebruik groen als basis en verharding waar nodig.
Het voorliggend plan omvat een boomwaardezoneringskaart, waardoor de hierop aangegeven bomen beschermd zijn. Voor het overige draagt het plan bij aan enige vergroening, door de in het plan geborgde groene landschappelijke inpassing.
3.6 Verkeer En Parkeren
Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', parkeernormen voor de auto en voor de fiets
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2023' zijn de geactualiseerde parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Deze zijn voor zowel autoparkeren als fiets- en scooterparkeren opgenomen. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een te realiseren aantal parkeerplaatsen. Voor de auto betreft dit een minimum en meteen ook maximum norm. Voor fietsparkeren betreft dit een minimumnorm. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, te worden gerealiseerd. Een ontwikkeling kan uit verschillende functies bestaan. De parkeereis wordt per functie bepaald. De Tilburgse parkeernorm is gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW. Dit zijn normen van de belangrijkste functies die in de gemeente voorkomen. Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven. De mogelijkheid van inzet van deelmobiliteit is uitgebreid en er zijn rekenregels voor opgenomen. Tenslotte is de richtlijn laadpunten opgenomen.
Tilburg Fietst!, de Tilburgse Fietsagenda 2020
Het Tilburgs beleid voor de fiets ia vastgelegd in “Tilburg Fietst!, de Tilburgse Fietsagenda 2020”, welke door het college is vastgesteld op 8 december 2020. De fietsagenda is één van de vijf uitwerkingen van de Mobiliteitsaanpak Tilburg 2040 (MAT2040) en de MobiliteitsAgenda 013. Hierin is de doelstelling opgenomen dat tweederde van de verplaatsingen binnen de stad in 2040 op actieve wijze plaatsvindt (lopen en fietsen) en een groei van 20% van het aantal gereden fietskilometers in 2027 ten opzichte van 2017. Fietsen is inclusief, draagt bij aan een duurzame stad en is cruciaal in gezondheidspreventie. Daarom kiest de gemeente Tilburg voor de fiets en doet dit consequent. Hierbij wordt ingezet op drie pijlers: fietsinfrastructuur, fietsparkeren en fietsstimulering. De fietsagenda verbindt het Tilburgs fietsbeleid met het Regionaal Fietsbeleidsplan 2016-2020 (regio Hart van Brabant), met de Samenwerkingsagenda BrabantStad Fiets 2019-2022 (de vijf Brabantse steden, de provincie NoordBrabant en BUas) en met het landelijke Tour de Force 2e etappe Schaalsprong Fiets (samenwerking tussen het Ministerie van I&W, IPO, VNG/F10, vervoerregio’s en diverse organisaties waaronder de ANWB en de RAI Vereniging).
Agenda voor het stedelijk openbaar vervoer in Tilburg
De Tilburgse OV-agenda vormt een uitwerking van actuele kaders, waaronder de Mobiliteitsaanpak Tilburg (2016), Verstedelijkingsstrategie (2022), Parkeerstrategie (2022) en de Netwerkanalyse (2020). In het bestuursakkoord ‘Meer voor Elkaar’ (2022) is opgenomen dat voor het realiseren van de woningbouwopgave en voor een prettig en gezond verblijfsklimaat een mobiliteitstransitie noodzakelijk is met inzet op hoogwaardig openbaar vervoer voor de lange termijn. Om Tilburg leefbaar en bereikbaar te houden, dient het aantal reizigers in 2040 met een factor 3-4 te zijn gegroeid ten opzichte van 2019. Om dat te bereiken, zet Tilburg op hoofdcorridors in op Bus Rapid Transit (BRT). Hier reizen inwoners en bezoekers snel en comfortabel over busbanen naar hun bestemming. Aanvullend op BRT worden sterke ontsluitende stads- en streeklijnen gehandhaafd. Een hoogfrequente stadslijn door de oude stad van noord naar zuid verbindt de Parkring, het Museumkwartier, Wagnerplein en mogelijk het ziekenhuis en te ontwikkelen transferia in Noord en Zuid. Tenslotte gaan reizigers voor de kleine vervoersbehoeften gebruik maken van flexibele, ondersteunende, toegankelijke diensten.
Netwerkanalyse, de auto-agenda Tilburg
De Omgevingsvisie uit 2015, de Mobiliteitsaanpak uit 2016 en TilburgNext uit 2017, sturen in combinatie met een mobiliteitstransitie en een toename van een fors aantal inwoners aan op stedelijke ontwikkeling die bijdraagt aan een vitale, economische sterke, inclusieve en mooie stad om in te wonen en werken. Dit geldt ook voor de binnenstad, dat als nieuw centrum toe moet naar meer bezoekers, meer inwoners en meer verblijfskwaliteit. Dit vergt echter ruimte en die is slechts beperkt beschikbaar. Ten behoeve hiervan is de netwerkanalyse uitgevoerd en vastgesteld door de raad op 1 februari 2021. In de netwerkanalyse is een betere benutting van de buitenring van de stad, voor vracht- en doorgaand verkeer, door een optimalisering van deze routes, opgenomen. Daarnaast is vastgesteld dat de gehele cityring in een kwalitatieve en leefbare openbare ruimte geïntegreerd moet worden, met gegarandeerde bereikbaarheid van de binnenstad voor bewoners, bezoekers en bevoorrading, waarbij er zodanige maatregelen getroffen worden dat er sprake is van een maximumsnelheid van 30km/uur.
Tilburg loopt!, de loopagenda Tilburg 2020 – 2023
Lopen draagt bij aan de doelen in het bestuursakkoord. Lopen maakt, zoals wetenschappelijk is bewezen, gezond en gelukkig. Lopen is inclusief, duurzaam en draagt bij aan de vitaliteit van onze inwoners. Met dit doel is op 12 mei 2020 de loopagenda vastgesteld. Deze agenda geeft invulling aan het handvest voor lopen, het partnerschap van het platform ruimte voor lopen, de mobiliteitsaanpak 2040 en de mobiliteitsagenda 013. Bij de mobiliteitsaanpak 2040 horen uitvoeringsagenda's. In de loopagenda is het uitvoeringsprogramma voor de voetganger opgenomen. De uitgangspunten die zijn vastgesteld gaan uit van volledige toegankelijkheid voor iedereen. Lopen maakt deel uit van elke verplaatsing ook die waarbij andere vervoerswijzen betrokken zijn. Het kan ook alleen een ommetje zijn. Er moet voor voetgangers een basiskwaliteit zijn, maar op plaatsen waar veel voetgangers komen moet dat een extra kwaliteitsimpuls krijgen.
Verkeer en parkeren in relatie tot Hoolstraat 8-9
De functiewijzigingen van Hoolstraat 8 en 9 hebben zeer weinig invloed voor het verkeer en het parkeren in de directe omgeving van de ontwikkeling. De parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging dient men op het eigen perceel op te lossen. Voor Hoolstraat 8, de transformatie naar woning, is dat het parkeren voor bewoners en bezoekers (parkeerbehoefte conform nota Parkeernormen Tilburg 2023). Hiervoor is op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig.
Ook voor de woonbestemming Hoolstraat 9 dient voldoende parkeergelegeheid te zijn voor bewoners en bezoekers. Tevens zal hier een functie statische opslag aanwezig zijn. Eventuele benodigde parkeergelegenheid moet op eigen terrein gerealiseerd worden. Hier is voldoende ruimte voor aanwezig.
Voor wat betreft verkeersbewegingen zullen de nieuwe functies in het plangebied geen ander verkeersbeeld opleveren dan reeds aanwezig was. Vanwege de voormalige agrarische functie zal het aantal verkeersbewegingen naar verwachting zelfs afnemen. De bestaande inritten blijven zowel op Hoolstraat 8 als op Hoolstraat 9 gehandhaafd.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende
bestemmingsplan.
4.2 Milieueffectrapportage
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet
worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad. a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, worden de concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen (zie o.a. uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2019:1879). Gelet hierop wordt een plan dat 1 extra woning mogelijk maakt en 1 bedrijfswoning omzet naar een burgerwoning niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de toevoeging van 1 woning, maar het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing is te beperkt om aangemerkt te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
ad b.
Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen op 1,1 km afstand. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.
Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven die invloed kunnen hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG‐brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG‐uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het plan betreft een woonbestemming voor twee woningen, met ondergeschikt aan een van de woonbestemmingen, statische opslag. Er is daarom geen sprake van het belemmeren van functies in de omgeving. In de beide woonbestemmingen is ook sprake van een goed woon- en leefklimaat. In de directe nabijheid van de woningen, zijn tot op een afstand van ruim 300 meter alleen enkele woonbestemmingen aanwezig. Alleen met het aspect 'spuitzones' moet rekening gehouden worden. Daarover gaat de volgende paragraaf.
Spuitzones
Rondom het plangebied worden bomen geteeld. In de vollegronds- en sierteelt ontkomt men niet aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmels, luizen en andere vormen van ongedierte. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een afweging worden gemaakt tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de volksgezondheid. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een afstand van 50 meter, tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk vindt. Volgens vaste rechtspraak kan een kortere afstand ook aanvaardbaar zijn, mits hieraan een goede onderbouwing ten grondslag ligt. Daarnaast kan het zijn dat gepaste maatregelen genomen moeten worden om drift te voorkomen, of overdrachtsmaatregelen zoals bijvoorbeeld een dichte haag.
Om te borgen dat de bewoners van de burgerwoningen Hoolstraat 8 en Hoolstraat 9 niet te maken krijgen met de negatieve effecten van drift van gespoten gewasbeschermingsmiddelen is in het voorliggend plan een aanduiding 'spuitzone' opgenomen. Deze zone omvat het gebied op een afstand van 50 meter rondom de woonbestemmingen. In de planregels is vastgelegd dat hier geen te spuiten gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Zodoende is goed woon- en leefklimaat, vanuit het oogpunt van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, voldoende geborgd.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
De in bijlage 3 bij dit plan gevoegde notitie Externe veiligheid, Hoolstraat 8-9 Berkel-Enschot (d.d. 23 oktober 2023 en kenmerk BK/23071.002) zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
-
kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
-
geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
-
bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
-
bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
-
beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg – Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage). De brandweer Midden-en West-Brabant heeft d.d. 18 september 2023 advies uitgebracht (zie bijlage 4). De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
-
De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;
-
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een significante toename van het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen in de omgeving van het plangebied;
-
De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
-
Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Atlas van de Leefomgeving en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
-
Het plangebied ligt niet in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), als alternatief biedt NL-Alert de mogelijkheid de aanwezigen in het gebied tijdig te waarschuwen;
-
De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten (waar nodig onder begeleiding van de aanwezige minder zelfredzame personen);
-
Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;
-
De brandweer voldoet aan de opkomsttijd (8 minuten) conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten‐ en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk. Het voorliggend plan ziet niet op handel in vuurwerk.
4.6 Geluid
4.6.1 Wegverkeerlawaai
De woningen Hoolstraat 8 en 9 zijn gesitueerd aan een weg zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wgh ("zones
langs wegen") respectievelijk hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Dit betreft de ligging aan de Hoolstraat.
Met de herbestemming van de bestaande bebouwing op Hoolstraat 8 wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt. De woning op Hoolstraat 9 is een bestaande woning en blijft aanwezig.
De Hoolstraat kent een maximum snelheid van 60 km/u. De woning Hoolstraat 8 ligt binnen de wettelijke geluidzone van deze weg, maar wordt gerealiseerd in bestaande bebouwing. Zodoende is er sprake van een transformatie. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de voorkeursgrenswaarde voor geluid van wegverkeer niet zal worden overschreden. De Hoolstraat betreft namelijk een plattelandsweg met enkel lokaal verkeer. In de EU geluidkaarten van de gemeente Tilburg is de Hoolstraat ook niet meegenomen omdat de verkeersintensiteiten dermate laag zijn dat geluid van wegverkeer op deze weg niet significant is.
Figuur 1: uitsnede EU geluidkaart gemeente Tilburg, Wegverkeerslawaai
4.6.2 Railverkeerlawaai
Railverkeerslawaai: planlocatie ligt niet binnen de wettelijke zone van een spoorweg. Geen belemmering. Binnen het plangebied zijn geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Het betreft 2 woningen. Deze zijn echter niet gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch, waardoor de normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder hierdoor niet van toepassing zijn.
Ook voor wat betreft trillingen heeft railverkeer geen gevolgen in het plangbied. Het plangebied ligt buiten het “aandachtsgebied” hiervoor, te weten 100 meter gezien vanaf het spoor. Dit betekent dat trillinghinder redelijkerwijs gezien niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de herbestemming van 1 woning en de nieuwvestiging van 1 woning. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële geurhinder
In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële
geurhinder.
4.8.2 Agrarische geurhinder
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon‐ en leefklimaat ter plaatse van het plan en dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven (omgekeerde werking).
De afstand van de nieuwe woningen tot actieve veehouderijen met dieren zonder geuremissiefactor is in alle gevallen groter dan de vaste richtafstand conform de Wet geurhinder en veehouderij. Voor veehouderijen met dieren met geuremissiefactor geldt dat de dichtstbijzijnde veehouderij op een afstand van meer dan 800 meter ligt. Dit is een dermate grote afstand dat er sprake is van een goed woon‐ en leefklimaat ter plaatse van onderhavig plangebied.
4.9 Bodem
Ter plaatse van Hoolstraat 8 en 9 is momenteel sprake van een agrarische bestemming. Voorliggend plan ziet op functiewijziging naar twee woonbestemmingen. In het geval van Hoolstraat 8 is sprake van een toekomstig gevoeliger gebruik. De hier aanwezige boerderij mag in de bestaande situatie niet bewoond worden. Via voorliggend plan wordt hier een woonbestemming toegevoegd. Op Hoolstraat 9 is al een (bedrijfs)woning aanwezig. Deze woning blijft behouden. Er is dus sprake van het toevoegen van toekomstig gevoeliger gebruik op Hoolstraat 8.
Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, dat niet ouder is dan 5 jaar.
Voor de beoogde bestemmingswijziging is door de aanvrager een bodemonderzoek aangeleverd:
Verkennend bodem- en asbestonderzoek Hoolstraat 8-9, Moerdijk bodemsanering BV, 19 oktober 2023, zie bijlage 5.Bij de gemeente Tilburg zijn verder geen bodemonderzoeken, saneringsplannen of evaluaties bekend.
In het bodemonderzoek zijn maximaal licht verhoogde gehalten in grond en grondwater gemeten. In het verkennend asbestonderzoek zijn licht verhoogde gehalten gemeten. Deze gehalten vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek.
Conclusie
De resultaten uit de bodemonderzoeken vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanherziening. Tevens kan het bodemonderzoek worden gebruikt bij een bouwvergunningsprocedure.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats
Deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" (Dienst Regelingen, 2009). Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn. -
Overige inheemse broedvogels
De algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant. -
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
4.10.2 Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Loonse en Drunense Duinen op ongeveer 1,2 kilometer afstand van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. Ook effecten door stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten. Dit blijkt uit de bij deze plantoelichting toegevoegde Aeriusberekening (zie bijlage 6enbijlage 7).
Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op ongeveer 1,3 kilometer afstand van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Op 11 november 2023 is een quick scan naar flora en fauna uitgevoerd, zie bijlage 8. Hieruit komt naar voren dat er huismussen voorkomen in de bestaande en te behouden woning en rundveestal. Het is daarom van belang om de (sloop)werkzaamheden in de directe omgeving (binnen een straal van 200 meter) buiten de kwetsbare periode uit te voeren. Op die wijze kan overtreding van de Wet natuurbescherming worden voorkomen. Aanvullend zal er ook voldoende foerageergebied en dekking in de vorm van beplanting aanwezig moeten blijven. Om dit te kunnen garanderen zullen de aanwezige beplantingen (haag, struiken en boomvormers) langs de te slopen halfopen loods behouden moeten blijven. Andere beschermde soorten kunnen op basis van bebouwingskenmerken en biotoop worden uitgesloten.
In het plangebied zijn beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Deze beplantingen zullen moeten worden verwijderd voor de geplande ontwikkeling. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.
De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
Ten aanzien van de gebieden bescherming zijn er geen belemmeringen om het plan uit te voeren. Ten aanzien van de soortenbescherming zal met zich moeten houden aan de volgende voorwaarden:
-
Bij werkzaamheden aan de te behouden woning en de rundveestal aan de Hoolstraat 8 zal nader onderzoek moeten worden uitgevoerd naar het voorkomen van huismussen en zal eventueel aanvullend een ontheffing aangevraagd moeten worden bij het bevoegd gezag.
-
(Sloop)werkzaamheden in de directe omgeving (binnen een straal van 50 meter) van de te behouden woning en rundveestal met huismusnesten moeten buiten de kwetsbare periode worden uitgevoerd. De kwetsbare periode is hierbij de broedperiode (maart tot en met augustus) en in de winter de perioden met vorst.
-
Aanwezige beplantingen (hagen, struiken en bomen) in de directe omgeving van de te slopen halfopen loods dienen behouden te worden.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
Bestaand watersysteem
De belangrijkste kenmerken van het gebied en perceel zijn weergegeven in tabel 1. Het te ontwikkelen perceel is in de bestaande situatie in gebruik en deels verhard.
Kenmerk | In plangebied |
Stroomgebied | Nieuwe Leij |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | Ca. (RO plannen) 12.585 m2 |
Terreinhoogte | Tussen NAP+10,95m en NAP+11,15 m |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | Ca. NAP+9,8m |
Ontwateringdiepte | 1,15 à 1,35 m |
Bodem | Sterkzandige leemlenzen dikker dan 1m |
Riolering | drukriolering |
Afkoppelgebied | Niet van toepassing |
Oppervlaktewater | Een B-watergang aan de noordzijde van de Hoolstraat en een zaksloot in de Zandstraat |
Keur beschermde gebieden | Het perceel (huisnummer 8) bevindt zich in een invloedsgebied Natura 2000 met opheffen voorjaars- en urenverbod (zie afbeelding 2) |
Tabel 1: gebiedskenmerken
Afbeelding : Locatie plangebied ten opzichte van oppervlaktewater. Met een rode cirkel is het perceel aangegeven
Afbeelding : Locatie plangebied (rode cirkel) ten opzichte van de beschermingsgebieden keur.
Op de Hoolstraat 8 en 9, tussen beide percelen, is de verbinding van de vuilwateraansluiting aanwezig van de drukriolering die langs de hoofdweg loopt. In de bestaande situatie is sprake van afvoerende verharde oppervlakte. Het regenwater infiltreert op het perceel in de boden tot het grondwater of op de naastgelegen sloot (B-watergang, afvoerend richting oosten A-watergang van Waterschap De Dommel).
Beleidskader
Het Provinciale “Regionale Water en Bodem Programma” (RWP) 2022 – 2027 heeft als doel een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Rode draad is het herstel van de systeemwerking. Het water en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Waterschap De Dommel heeft zijn actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
Toekomstige situatie
De ontwikkeling betreft enkel een bestemmingswijziging. Er zijn geen bouwactiviteiten bekend, wel gaat er gesloopt worden. Hierdoor wordt er verharding weggehaald en komt er meer onverhard oppervlak terug op beide percelen. De bovengenoemde wet- en regelgeving omvat verbetering van de bestaande situatie en/of compensatie bij veranderingen in de waterhuishouding. Bij een eventuele verbouwing, nieuwbouw of ruimtelijke ontwikkelingen die een impact op de afwatering binnen het bestemmingsplan kunnen hebben, dient de initiatiefnemer hiermee rekening te houden.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd via een vuilwaterleiding naar de drukriolering aan de Hoolstraat, gelegen tussen beide percelen.
Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is nihil. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
6.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
Het bestemmingsplan kent de volgende hoofdbestemmingen:
Wonen‐Buitengebied
De regeling voor Wonen is gelegen op de plekken waar de woningen en de bijbehorende erven zijn gesitueerd.
Binnen deze bestemmingen kunnen de hoofdgebouwen binnen de bouwvlakken worden opgericht. Daaromheen ligt de tuin die bij de woonbestemming hoort.
Agrarisch met waarden
Deze bestemming is bedoeld voor agrarisch grondgebruik. Landschapselementen die in het kader van
landschappelijke inpassing worden aangelegd zijn binnen deze bestemming toegestaan. Deze bestemming is
niet bedoeld voor gebruik als tuin bij de woning.
Het bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemmingen:
Waarde ‐ Archeologie
Voor gronden met deze dubbelbestemming geldt dat er archeologische verwachtingswaarden zijn, waardoor
bodemingrepen slechts onder voorwaarden (benoemd in de planregels) mogelijk zijn.
Waarde - Spuitzone
Deze dubbelbestemming sluit het gebruik van te spuiten gewasbeschermingsmiddelen uit.
Binnen de planregels zijn voor onderstaande aanduidingen specifieke regels benoemd:
landschapswaarden
bouwvlak
opslag
cultuurhistorische waarden
6.3 Bouw- En Gebruiksregels
De verschillende bestemmingen kennen bouwregels, gebruiksregelsen soms ook mogelijkheden om van deze regels af te wijken (afwijkingsmogelijkheden) of deze regels te wijzigen (wijzigingsbevoegdheden).
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan‐ en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan
voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu‐effectrapport wordt
opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat
bestemmingsplan. Van het voorliggend plan is op 28 april 2023 kennis gegeven.
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op 17 november 2023 is de reactie van de provincie Noord-Brabant in het kader van wettelijk vooroverleg ontvangen. Hieruit blijkt dat het plan voorstelbaar wordt geacht, maar dat de kwaliteitsverbetering landschap beter vorm gegeven moet worden. Omdat de voormalige melkveestal van ruim 700m2 behouden blijft, is er, in het kader van de regionale werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap, sprake van een categorie 3 ontwikkeling. Ook wordt benoemd dat het behoud- en herstelplan onvoldoende kwaliteit had. Zo wordt onder andere niet in beeld gebracht hoe het behoud en herstel er uit gaat zien en ook niet hoe zich dit verhoudt ot de historische, huidige en toekomstige situatie. Ook wordt gewezen op de mogelijkheid een woonbestemming op nummer 8 toe te voegen op basis van de regeling voor het behoud van een beeldbepalend pand.
In het voorliggend ontwerpbestemmingsplan is de kwaliteitsverbetering landschap nader uitgewerkt en is ook een aangepaste versie van het behoud- en herstelplan toegevoegd.
8.3 Omgevingsdialoog
Initiatiefnemer beschrijft in zijn verslag van de omgevingsdialoog dat hij op omwonenden op 11 september 2023 heeft uitgenodigd voor een toelichting op zijn plan. Ook heeft hij in de uitnodigingsbrief aangeboden langs te komen als mensen verhinderd zouden zijn geweest. Daarnaast zijn door genodigden (van 12 adressen) ook een formulier ingevuld, waaruit blijkt dat zij betrokken zijn. De genodigde omwonenden wonen allemaal op ruime afstand (meer dan 300m), de woningen aan Hoolstraat 8 en 9 zijn solitair gelegen. Genodigden zijn geselecteerd op nabijheid en zicht op het plangebied.
Uit de reacties blijken geen inhoudelijke vragen of opmerkingen. Het verslag van de dialoog is toegevoegd in de bijlage 9.
8.4 Zienswijzen
In de periode 27 december 2023 t/m 6 februari 2024 heeft het ontwerpbestemmingsplan Hoolstraat 8 en 9 ter visie gelegen. De provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel hebben zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien
Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan
Bijlage 2 Behoud- En Herstelplan
Bijlage 2 Behoud- en Herstelplan
Bijlage 3 Notitie Externe Veiligheid
Bijlage 3 Notitie externe veiligheid
Bijlage 4 Advies Brandweer Midden- En West-brabant
Bijlage 4 Advies Brandweer Midden- en West-Brabant
Bijlage 5 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 7 Aeriusberekening Gebruiksfase
Bijlage 7 Aeriusberekening gebruiksfase
Bijlage 8 Ecologische Quickscan
Bijlage 8 Ecologische quickscan
Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 9 Verslag omgevingsdialoog