Binnenstad 2010, 12e herziening (Pieter Vreedeplein)
Bestemmingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 20-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Binnenstad 2010, 12e herziening (Pieter Vreedeplein) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2023012-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aan-huis-verbonden-beroep
Beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw die kunnen worden beschouwd als ´aan-huis-verbonden´, waarbij:
-
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
-
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 7.2 van de regels van dit plan;
-
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
-
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80 m² in beslag neemt;
-
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
-
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen en detailhandel voortvloeiende uit de behandeling zoals haar-, huidverzorgingsproducten e.d.;
-
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.6 additionele horeca
Horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt is en waarbij tevens:
-
de oppervlakte van de horeca-activiteit maximaal 33% van het totale verkoopvloeroppervlak van het betreffende pand in beslag mag nemen. Ook een eventueel terras maakt hier deel van uit,
-
de horeca-activiteit niet zelfstandig mag worden uitgeoefend. Toegang tot de horeca-activiteiten kan niet los van de hoofdfunctie plaatsvinden,
-
de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit,
-
geen alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt zonder de benodigde vergunningen. Het gaat dus in alle gevallen om ondersteunende 'droge horeca'.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.9 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, met een maximumduur van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.10 bedrijven
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende ondergeschikte showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, reparatie (waaronder autoreparatiebedrijven), e.d., alsmede brandweerkazerne.
Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.
Niet tot bedrijven worden gerekend: kantoren, horeca, (perifere) detailhandel, nutsvoorzieningen, tank- en servicestations, autowasplaatsen, dienstverlening, recreatie, sport, agrarisch bedrijf, maatschappelijke instellingen en bedrijfspompen, zijnde pompen die in hoofdzaak zijn bedoeld voor de eigen brandstoffenvoorziening (bedrijf is de technische eenheid van onderneming, met dit laatste begrip is de economische eenheid bedoeld).
1.11 beperkt kwetsbare functie
Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'beperkt kwetsbaar gebouw' en 'beperkt kwetsbare locatie'.
1.12 beperkt kwetsbaar gebouw
Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een beperkt kwetsbare functie.
1.13 beperkt kwetsbare locatie
Een locatie voor:
-
recreatief nachtverblijf voor niet meer dan 50 personen;
-
sport, spel of recreatief dagverblijf, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of
-
evenementen in de open lucht voor minder dan 5.000 personen.
1.14 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.15 bestaand
Bij bouwwerken: Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.16 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouw of zolder.
1.22 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.27 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m.
1.28 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, aardbeving en dergelijke.
1.29 casino
Een inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid van de Wet op de kansspelen.
1.30 cultuur en ontspanning
Voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals atelier, bowlingbaan, casino, dierentuin, evenemententerrein, speeltuin, museum, creativiteitscentrum, dansschool, kinderboerderij, muziekschool, muziektheater, sauna, welness, schouwburg, bioscoop, theater.
Prostitutie, raamprostitutie/ raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.
1.31 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.
1.32 dakhelling
Hoek die gevormd wordt door een schuin dakvlak en een horizontaal vlak die elkaar snijden op de goothoogte.
1.33 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt. Tevens dient onder detailhandel te worden verstaan additionele horeca.
1.34 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.35 discotheek/bardancing
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.36 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.37 erker
Transparante, ondiepte uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.38 erotisch gerichte horeca
Een bedrijf dat tot doel heeft het geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.39 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.40 expeditieruimte
Ruimte ten behoeve van het laden en lossen van goederen.
1.41 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidsgevoelige ruimte
Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m².
1.43 geprojecteerd kwetsbaar object
Nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
1.44 gestapelde woning
Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.45 gezondheidszorg
Medische of paramedische voorzieningen, niet zijnde verblijfsvoorzieningen.
1.46 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.47 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop of ter gebruik aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop / gebruik, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.48 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet Geluidhinder en/of Besluit geluidhinder.
1.49 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.50 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Bij horeca wordt onderscheid gemaakt in zes categorieën.
1.51 horecacategorie 1 (Daghoreca)
Horeca inrichting, met de maximale openingstijden tussen 7.00 en 23.00 uur, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie 3 mogelijk indien de openingstijden worden beperkt tot de openingstijden zoals bij horecacategorie 1 opgenomen.
1.52 horecacategorie 2 (Droge horeca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie 3.
1.53 horecacategorie 3 (Eetgelegenheden)
Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:
hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.
1.54 horecacategorie 4 (Café - Barconcepten)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.
1.55 horecacategorie 5 (Uitgaan & Zalen)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.
Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.
1.56 horecacategorie 6 (Verblijfshoreca)
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.
1.57 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, al dan niet met kinderen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.58 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccomodatie.
1.59 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.60 kwetsbare functie
Een functie of activiteit zoals omschreven in bijlage VI van het besluit Kwaliteit Leefomgeving, Stb. 2018, 292 onder 'kwetsbaar gebouw' en 'kwetsbare locatie'.
1.61 kwetsbaar gebouw
Een gebouw met als hoofdfunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een kwetsbare functie.
1.62 kwetsbare locatie
Een locatie voor:
-
recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;
-
sport, spel of recreatief dagverblijf, waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig is; of
-
evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
1.63 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.64 maatschappelijke voorzieningen
Hieronder wordt verstaan:
-
medische of paramedische voorzieningen;
-
zorginstellingen;
-
welzijnsvoorzieningen;
-
educatieve en sociaal-culturele voorzieningen;
-
voorzieningen t.b.v. kinderopvang;
-
openbare (overheid) en bijzondere instellingen;
-
overige maatschappelijke voorzieningen.
1.65 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.66 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.67 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.68 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.69 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20 m boven peil.
1.70 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, balkons, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies, gevelonderhoudsinstallaties, e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.71 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken, voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.72 onzelfstandige wooneenheid/eenheden
Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte.
1.73 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie welke geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim- / fitnessparcours, een jongerenhangplek, e.d.
1.74 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.75 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.76 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.77 peil (straatpeil)
0.30 m boven de kruin van de weg (Pieter Vreedeplein).
1.78 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.79 plangrens
Een weergegeven lijn, die de grens van het plan aanduidt.
1.80 prostitutieinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.81 restaurant
Een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.82 risicovolle inrichting
-
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
-
bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.83 speelautomatenhal
Een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
1.84 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.85 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.86 straatpeil
Zie peil (straatpeil in 1.71).
1.87 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.88 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.89 verkoopoppervlak
De oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.
1.90 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.91 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.92 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.93 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.94 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in het staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.95 wonen
Hieronder wordt verstaan:
-
het geheel aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt oop (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve nachtverblijven;
-
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
-
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van ten minste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.96 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco-units, liftschachten, luchtbehandelingskasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - Binnenstad
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
-
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
-
de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 meter achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
-
de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 meter, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik en kleurstelling voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nadat de Omgevingscommissie is gehoord. Tevens kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde nadere eisen stellen aan de situering van deze gebouwen en bouwwerken binnen het beschermd stadsgezicht, nadat de Omgevingscommissie is gehoord.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 luchtvaartverkeerzone
Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de Bijlage 4 Luchtvaartverkeerzone - funnel, overschrijdt.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van het aantal woningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maximaal aantal woningen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
er sprake is van een aanvaardbare woonkwaliteit mede i.r.t. de oriëntatie van het woongebouw;
-
er geen sprake is van onevenredige negatieve invloed op de privacy van omliggende woningen.
10.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen, met uitzondering van de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw, met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
-
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
-
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
10.3 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functieaanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
-
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
-
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
-
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
10.4 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
-
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken.
10.5 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30 m² bedragen;
-
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5 m bedragen.
10.6 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
10.7 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van particuliere percelen / bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
-
de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
-
de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;
-
de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
-
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
-
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
-
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
-
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
12.2 Parkeerregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
-
het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Binnenstad 2010, 12e herziening (Pieter Vreedeplein)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om herziening van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een woongebouw met commerciële functies in de plint (eerste twee bovengrondse verdiepingen), geprojecteerd aan het Pieter Vreedeplein in de binnenstad van Tilburg.
Figuur: Ligging plangebied in Tilburg
Op 6 april 2020 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Binnenstad 2020, 9e herziening (woongebouw Pieter Vreedeplein)'vastgesteld. Dit plan zag op realisatie van een woontoren aan het Pieter Vreedeplein, met daarin commerciële voorzieningen op de eerste twee verdiepingen en 130 vrije sector huurappartementen in een woontoren van maximaal 63,5m hoog. Op 17 mei 2023 heeft de Raad van State dit bestemmingsplan in de einduitspraak hierover vernietigd. De Raad van State concludeerde dat de gemeenteraad, bij het beoordelen van het aspect ‘bezonning’, met haar gedragslijn van meten (conform de Haagse Norm) structureel af had geweken van de gemeentelijke Handreiking Hoogbouw (mei 2017). Hierin staat namelijk dat gemeten wordt conform de Haagse bezonningsregel. Dit gegeven is volgens de Raad van State in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Om de ontwikkeling aan het Pieter Vreedeplein alsnog mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Samen met een herziening van het bestemmingsplan is ook een omgevingsvergunning voor het realiseren van het woongebouw aangevraagd. Daarbij is verzocht om een gecoördineerde procedure. Dit betekent dat de procedure voor het bestemmingsplan gelijk oploopt met de aanvraag van de omgevingsvergunning: beide ontwerp- en vaststellingsbesluiten moeten gelijktijdig ter visie worden gelegd en eventueel bezwaar en beroep wordt in één gerechtelijke procedure behandeld.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. Tevens worden de (stedenbouwkundige) richtlijnen en randvoorwaarden welke aan de basis van de planontwikkeling hebben gestaan in de toelichting verwoord. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied betreft een braakliggend terrein, gelegen aan het Pieter Vreedeplein. Het plangebied wordt globaal begrensd door het Pieter Vreedeplein in het noorden, het pand/perceel Pieter Vreedeplein 8 en de achterzijde van een aantal op de Heuvel geprojecteerde percelen in het oosten, de achterzijde van een aantal op de Heuvelstraat geprojecteerde percelen, alsmede een aantal panden met adressen Pieter Vreedeplein 10-10a, 11-11b en 12-12a in het zuiden, en de achterzijde van de winkelpanden aan de nieuwe winkelstraat Frederikstraat in het westen.
Afbeelding met omcirkeld plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010', dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 20 december 2010. Daarnaast zijn de partiële herzieningen 'Tilburg, Parkeerregeling 2017' en 'Tilburg, Terrasregels 2019' van toepassing.
Uitsnede bestemmingsplan 'Binnenstad 2010', plangebied rood omlijnd
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied En Project
2.1 Beschrijving Plangebied
De binnenstad van Tilburg heeft min of meer een rechthoekige vorm en wordt begrensd door de Spoorlaan, de Heuvelring, de Paleisring/Schouwburgring en de Noordhoekring. Deze vormen samen het CityRing-stelsel, dat als hoofdontsluitingstructuur voor het verkeer van de binnenstad dient.
De interne ruimtelijke hoofdstructuur van de binnenstad wordt grofweg bepaald door een netwerk van oost-west en noord-zuid lopende straten. Dit netwerk is een samenspel van middeleeuwse organisch gegroeide straten en relatief oude en relatief jonge ontworpen straten. Het planmatige netwerk wordt verstoord door de lijn Noordstraat - Nieuwlandstraat en door de Heuvelstraat, die een meer organische vorm hebben.
Een duidelijk netwerk vormt het stedenbouwkundige raamwerk van het gebied. Binnen deze structuur is een herkenbare ruimtelijk en functionele hiërarchie ontstaan.
Onderhavig plangebied dat voorheen in gebruik was als expeditieterrein, grenst aan het relatief nieuwe Pieter Vreedeplein, dat een parkeerterrein heeft vervangen. Het Pieter Vreedeplein wordt gekenmerkt door diverse markeringspunten die samen een intiem plein omsluiten. Er is sprake van een hoge mate van functiemenging. De westzijde wordt gedomineerd door winkels, de bebouwing aan de oostzijde zorgt ook daar voor markering ter hoogte van de Heuvel. Boven de winkels bevinden zich woningen. Een ondergrondse parkeergarage zorgt voor een autovrij plein.
De zuidelijke wand in de verlenging van de Tuinstraat is een contrast met de grootstedelijke ontwikkeling van het Pieter Vreedeplein. Hier zijn nog veel historische panden aanwezig en als zodanig herkenbaar. Temidden van deze historische structuur is onderhavig plangebied gelegen.
Ten westen van het plangebied is ten behoeve van de verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein een nieuwe, middels een zwevende overkapping overdekte, winkelstraat gerealiseerd; de Frederikstraat. Dit noordelijke deel van die verbinding legt de verbinding tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein. Daarmee vormt het een van de belangrijke noordelijke entrees van het Kernwinkelgebied. Die entree wordt gesitueerd op de locatie van het voormalige V&D pand. Een klein deel van het pand is gesloopt ten behoeve van de Verbinding. Het warenhuis Koopman heeft op dit moment zijn entree aan de verbinding. Ook bij de aansluiting op de Heuvelstraat zijn aan de verbinding voordeuren van winkelpanden gesitueerd. Deze aansluiting is zo goed mogelijk ingepast in het bestaande straatbeeld: een herkenbare opening, die is overbouwd om zich te voegen in de bestaande pandenstructuur.
2.2 Beschrijving Projectgebied En -Profiel
Onderhavige ontwikkeling maakt onderdeel uit van een groter geheel: de Verbinding Emmapassage - Pieter Vreedestraat Tilburg. Tussen het Pieter Vreedeplein en de Emmapassage is een nieuwe verbinding aangelegd. Langs de nieuwe verbinding zijn nieuwe winkels met daarboven woningen gebouwd. Ook worden twee woongebouwen gebouwd; het onderhavige aan het Pieter Vreedeplein en één op het huidige Hendrikhof langs de nieuwe verbinding, de Weverij.
Het toevoegen van woningen in de binnenstad draagt bij aan de gewenste levendigheid, dynamiek, leefbaarheid en sociale veiligheid. Daarnaast krijgt de binnenstad een meer urbaan karakter door de hoogteaccenten. Voor het toevoegen van de woningen is een stedenbouwkundige analyse uitgevoerd naar de gewenste locaties voor hoogbouw. De zoekgebieden zijn vervolgens aangegeven in het stedenbouwkundig plan 'Verbinding Emmapassage - Pieter Vreedestraat Tilburg', dat als bijlage 1 aan deze toelichting is gehecht.
Afbeelding ladderstructuur en nieuwe verbinding Kernwinkelgebied Tilburg
In het stedenbouwkundig plan wordt nog uitgegaan van een woongebouw met een hoogte van circa 50 meter. Inmiddels is er echter nieuw hoogbouwbeleid vastgesteld. Op basis van dat beleid is het aanvaardbaar een hoger woongebouw te realiseren. Dit plan gaat dan ook uit van een woongebouw van maximaal 63,5 meter hoog. In paragraaf 4.2.1 wordt deze keuze nader toegelicht.
Impressie stedenbouwkundige massa
Met de realisatie van de gehele nieuwe verbinding wordt het Kernwinkelgebied compacter, functioneler en beter herkenbaar.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk En Provincie
Volgens de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau enkel op hoofdlijnen besproken.
3.3 Rijk
3.3.1 Nationale Omgevingsvisie
De nationale omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken. Om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijk partijen en burers.
3.3.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking
getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing
zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe
ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet
een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een
of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.
Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.
Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden. Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten.
De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.
Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van
strijdigheid met nationale belangen.
3.3.3 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren dat er behoefte bestaat aan de ontwikkeling. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoeft aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Dit bestemmingsplan omvat een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waarbinnen ruimte wordt geboden aan zowel woningen als commerciële functies.
Gemeente Tilburg heeft in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan. De regionale behoefte is afgestemd in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) waaraan ook de provincie deelneemt.
Wonen en duurzame verstedelijking
Het plan voorziet de bouw van maximaal 130 middeldure huur-/koopwoningen in de Tilburgse binnenstad en past ruimschoots binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context (ingevolge artikel 3.1.6. Bro). De gemeente heeft dit project opgenomen in haar bouwopgave zodat de afspraken met de regio kunnen worden nagekomen. Verder is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het onder voorwaarden mogelijk is dit aantal met 10% te verhogen tot maximaal 143 woningen. Ook met dit aantal is het project passend binnen de gemeentelijke bouwopgave.
De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart van Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2030 moet Tilburg volgens de actuele prognoses van de provincie (september 2020) met 14.000 woningen groeien. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De netto bouwopgave tot 2030 bedraagt daarmee meer dan 1400 woningen per jaar aangezien we ook onttrekkingen moeten compenseren. In de stedelijke ontwikkelstrategie waar momenteel aan gewerkt wordt zal de concrete opgave nader geduid worden.
Het plan tot het bouwen van 130 woningen aan het Pieter Vreedeplein past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context en is opgenomen in de planlijst (ingevolge artikel 3.1.6 Bro). Meer informatie over de kwalitatieve woningbouwopgave staat in paragraaf 4.4 Volkshuisvesting.
Commerciële functies
Ingevolge het voorgaande bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' is ter plaatse de bestemming 'Centrum-Binnenstad' geprojecteerd ingevolge waarvan commerciële functies, waaronder o.a. detailhandel al rechtstreeks zijn toegestaan. In de regels van voorliggend bestemmingsplan worden commerciële functies beperkt tot een maximum bruto vloeroppervlak van 301m².
Ingevolge vaste rechtspraak is voor wat betreft de op de eerste twee bovengrondse verdiepingen toegestane commerciële functies dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1 Bro.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat onderhavig plan past binnen de kaders van het RRO Midden-Brabant, waarmee de (regionale) behoefte is aangetoond en toepassing is gegeven aan art. 3.1.6 Bro.
3.4 Provincie
3.4.1 Brabantse Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord‐Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis‐ en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning op 1-1-2024) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen:
- De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Door een integrale benadering wordt
de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.
- De provincie streeft naar een stedelijk netwerk dat de gezondheid en het leefklimaat van de Brabanders versterkt. Dat betekent dat de provincie aandacht heeft voor de milieukwaliteit en een aantrekkelijke en
bereikbare groene omgeving en voorzieningenstructuur. Nabijheid en menging van wonen, werken,
voorzieningen, parken en natuur draagt niet alleen bij aan gezondheid, maar nodigt ook uit tot sociale
contacten en draagt daardoor bij aan de sociale cohesie binnen steden en dorpen.
- De provincie zet in op het vergroten van nabijheid als strategie om groei van de (auto)mobiliteit te
beperken. Nabijheid en functiemenging van wonen, werken en voorzieningen dragen bij aan de
ontwikkeling van nieuwe (en vernieuwing van) economische activiteiten.
Het woongebouw wordt met een hoogte van maximaal 63,5 meter onderdeel van de skyline van Tilburg. Doordat de ontwikkeling is gelegen in de binnenstad van Tilburg, is deze goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Het woongebouw markeert het kernwinkelgebied en vormt een stedenbouwkundig geheel met de overige hoogbouw in directe omgeving. Daarnaast is het woongebouw goed zichtbaar vanaf het station. Daarmee is deze ontwikkeling van groot belang voor de entree van de binnenstad vanaf onder andere het station. Bovendien is het plan gelegen aan een van de nieuwe looproutes, die de binnenstad in noord-zuidrichting zal doorkruisen vanaf de Spoorlaan via het Pieter Vreedeplein tot aan de Emma Winkelpassage. Door de toevoeging van 130 appartementen op deze plek wordt bijgedragen aan functiemening op de schaarse ruimte in de binnenstad.
Gelet op het voorgaande past de voorgenomen ontwikkeling binnen het beleid in de Brabantse omgevingsvisie, mits voldaan wordt aan de afspraken uit het RRO en de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.3.3 is reeds ingegaan op de regionale afspraken voor wonen en commerciele functies in relatie tot de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.4.2 Interim Omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de
Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
De 'definitieve' omgevingsverordening, vastgesteld op 11 maart 2022 wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Specifiek voor het plangebied geldt dat het gelegen is binnen de aanduidingen 'stedelijk gebied' en 'concentratiegebied'. Dit brengt met zich mee dat de ontwikkeling moet passen binnen de regionale afspraken en dat het om een duurzame stedelijke ontwikkeling moet gaan. In paragraaf 3.3 is reeds ingegaan op de regionale afspraken met betrekking tot woningbouw in relatie tot voorliggend plan.
Voor wat betreft duurzame stedelijke ontwikkelingen, stelt de Interim omgevingsverordening dat een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
-
een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving bevordert;
-
zorgvuldig ruimtegebruik bevordert, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
-
optimaal invulling geeft aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
-
rekening houdt met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
-
optimaal invulling geeft aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
-
bijdraagt aan een duurzame, concurrerende economie.
In hoofdstuk 4 van deze plantoelichting worden bovenstaande aandachtspunten voor het voorliggend plan nader onderbouwd.
3.5 Gemeente
3.5.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon-en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg -Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied. Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf-en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
De binnenstad van de 21e eeuw
Voor de binnenstad is de Brabantstrategie van toepassing. Deze strategie richt zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken. Een van de stedelijke knooppunten is de binnenstad, meer specifiek de 'Binnenstad van de 21e eeuw'. De binnenstad van de 21e eeuw komt tot stand doordat de huidige binnenstad en de spoorzone in steeds grotere mate een geheel worden. Deze versmelting biedt grote kansen om een aantrekkelijkere binnenstad te realiseren voor bewoners, bezoekers, bedrijven en instellingen, waarbij ruimte wordt geboden voor (kennisintensieve) bedrijvigheid, onderwijs, cultuur, ontmoeting, wonen, horeca en evenementen.
De huidige binnenstad kent een aantal karakteristieke identiteiten. Een daarvan is de aanwezigheid van een oude lintenstructuur, waarvan onder andere de Heuvelstraat deel uitmaakt. Aan deze linten is aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw een nieuw stadscentrum ontstaan, met een kenmerkend patroon aan nieuwe straten. De binnenstad herbergt nog een groot aantal gebouwen uit die periode. Vanwege de cultuurhistorische waarde is de huidige binnenstad aangewezen als een beschermd stadsgezicht. Waardevolle elementen dienen zoveel mogelijk behouden te blijven en als kwaliteit en inspiratiebron voor nieuw ontwikkelingen te dienen.
De centrumfunctie van de Binnenstad van de 21e eeuw dient te worden versterkt en daarnaast dient deze een en uitstraling te hebben die specifieke doelgroepen aantrekt, zoals kenniswerkers en commerciële dienstverleners. De binnenstad is daardoor nog aantrekkelijker voor bewoners, bezoekers en ondernemers geworden. Het hoogstedelijke, hippe en creatieve woonmilieu, met publieksgerichte voorzieningen en aandacht voor lifestyle, zullen ervoor zorgen dat studenten en een jonge, hoogopgeleide beroepsbevolking worden aangetrokken en behouden blijven. Dat is belangrijk voor economische groei.
Onderhavig planvoornemen draagt bij aan de doelstellingen van de Binnenstad van de 21e eeuw. Het plan zorgt voor een versterking van de centrumfunctie. De toevoeging van een woongebouw draagt bij aan het creëren van een hoogstedelijk woonmilieu met publieksgerichte voorzieningen.
3.5.2 Overige Gemeenteliijke Structuurvisies
3.5.2.1 Structuurvisie linten oude stad
De Structuurvisie linten is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg.
Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten.
In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:
-
bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad;
-
rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.
Doelen
De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:
-
bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;
-
vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;
-
introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;
-
behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);
-
behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.
Visie en uitvoeringsprogramma
De visie op de linten volgt de drie thema's ruimtelijke ordening (met de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw), openbare ruimte en samenwerking met partijen op de linten.
Ruimtelijke ordening:
I Detailhandel/bedrijvigheid
-
versterken dynamiek en levendigheid in de linten
-
de linten economisch vitaal houden (o.a. ondernemersklimaat op peil houden)
- maatregelen detailhandel/bedrijvigheid
-
De dynamiek concentreren in bedrijvige linten
-
Stimuleren de broedplaatsfunctie in bedrijvig linten
-
Investeren in samenwerking tussen overheid en ondernemers
II Wonen
-
behouden en versterken van de diversiteit in bebouwing en bewoning
-
beperken van appartementenbouw
-
historisch karakter van de linten als woonkwaliteit behouden
- maatregelen wonen
-
Aanpassing van de functie wonen in bestemmingsplannen
-
Aanpassing van richtlijnen bouwbreedte en bouwhoogte (K1,'korrel overig')
-
Stimuleren van nieuwe woonvormen
III Cultuurhistorie
-
inzet erfgoed (objecten en structuur) als randvoorwaarde voor beheer en ontwikkeling
-
meer zorg voor historische bebouwing en de kenmerkende korrelgrootte
-
behoud van ensembles
- maatregelen cultuurhistorie
-
Planologisch vastleggen van cultuurhistorische ensembles
-
Formaliseren in de systematiek van de beheerbestemmingsplannen
-
Visie linten effectueren binnen specifieke planologische mogelijkheden
-
Stimuleren van hergebruik van waardevolle ensembles en monumenten
-
Investeren in uitstraling en communicatie van/over de linten
IV Stedenbouw
-
zorgvuldiger omgaan met de linten door aandacht voor:
-
de korrel, maat en schaal van de bebouwing
-
aanwijzing van ensembles
-
aandacht voor de overgang van de linten naar de buurt
-
benadrukken van het verschil tussen monofunctionele woongebieden achter de linten en rustige en bedrijvige linten door een andere manier van bouwen (bijv. grotere diversiteit of meer stedelijke woningtypes aan de bedrijvige linten)
-
aandacht voor diversiteit in de linten
- maatregelen stedenbouw
-
Beperking van de bouwbreedte en bouwhoogte
-
Niet alleen kijken naar de bebouwingswand, maar naar de volledige diepte van het perceel
-
Ondergronds parkeren is niet verplicht. Het is wel verplicht om parkeerplaatsen mee te verkopen.
-
Door het beschermen van ensembles verwanding (= te lange en brede gebouwen) tegengaan
V Openbare ruimte
-
behouden en versterken van de herkenbaarheid en continuïteit van de linten
-
investeren in de kwaliteit, uitstraling en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte
- maatregelen openbare ruimte
-
Afstemmen van evt. hogere eisen in de bedrijvige linten met beheer en onderhoud bedrijvige linten
-
Groen waar het kan
-
Meer aandacht voor het verblijfskarakter
-
Efficiënter omgaan met parkeren
-
Toepassen van principeprofielen voor rustige en bedrijvige linten
-
Bij herinrichting linten aansluiten op het Meerjarenprogramma
VI Samenwerking
-
het collectief belang van de linten benadrukken en uitdragen
-
bedrijvigheid op bedrijvige linten vitaal houden
-
gezamenlijke laagdrempelige projecten opzetten
- maatregelen samenwerking
-
Voortzetten lintenmanagement op de Korvelseweg en Besterdring
Structuurvisie Linten oude stad: bedrijvige en rustige linten
Onderhavig plangebied is aangeduid als een 'rustig lint' in de Binnenstad, maar wordt direct omgeven door bedrijvige linten. In de Structuurvisie Linten in de Oude Stad is aangegeven dat de Binnenstad een bijzondere plek inneemt binnen de structuurvisie. Dit omdat er voor de Tilburgse Binnenstad al specifiek diverse nota's van toepassing zijn en die bovendien in het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' duidelijk en helder zijn vastgelegd. Daarnaast is aangegeven dat er specifiek voor de Binnenstad diverse processen spelen die in dit deel van de stad dominanter en belangrijker zijn dan de Structuurvisie Linten in de Oude Stad. Het gaat dan om bijvoorbeeld de keuze van de winkelstructuur, de keuze voor dwaalgebied en de keuze voor de Cityring voor een betere ontsluiting van de stad. Ook 'winkelrondje Emmapassage', waar onderhavig bestemmingsplan ook onderdeel van uitmaakt en een bijdrage aan levert, is in die context specifiek benoemd.
Uitsnede Structuurvisie Linten oude stad (plangebied blauw omcirkeld)
In het nieuwe woongebouw worden commerciële functies toegestaan met woningen op de verdiepingen. Het accent blijft daarmee liggen op de functie wonen. Er is sprake van een kwaliteitsslag, waarmee de vitaliteit van het lint en de leefbaarheid van de binnenstad wordt behouden.
3.5.2.2 Binnenstad van de 21e eeuw
Op 11 juli 2017 stelde het college van B &W de economisch-ruimtelijke visie voor de binnenstad van de 21e eeuw vast. De titel is: "Tilburg Next, de binnenstad van Tilburg is klaar voor de 21ste eeuw." De Binnenstad van de 21e eeuw is een samenvoeging van de huidige Binnenstad en de Spoorzone. Het kernwinkelgebied is één van de deelgebieden en vormt de kapstok voor de ontwikkelingen in het gebied.
De binnenstadsvisie geeft antwoord op de vraag: "Hoe krijgen we het voor elkaar om een dynamische, aantrekkelijke en toekomstgerichte binnenstad te realiseren?"
In deze visie wordt geconstateerd dat de binnenstad populair is om te wonen, te werken en te recreëren (winkelen, evenementen etc.). De binnenstad moet opnieuw worden uitgevonden om aan meer functies ruimte te bieden. Zo is er naast de ontwikkeling van een toekomstbestendig Kernwinkelgebied behoefte aan aantrekkelijke woonmilieus voor uiteenlopende doelgroepen. Dit gebeurt al in aanpalende gebieden, zoals de Spoorzone en de Piushaven. Tilburg bindt de jonge en startende inwoner al aan de Binnenstad, maar zal gefaseerd ook ruimte bieden voor hogere doelgroepen, zoals de NexT-generation (25+). Deze 'nieuwe middenklasse' kan worden gebonden met "intensieve laagbouw en comfortabele, moderne stadsappartementen, wonen met werken aan huis, wonen boven winkels of vernieuwende woonconcepten."
Onderhavig plan draagt bij aan een toekomstbestendig Kernwinkelgebied en een aantrekkelijk woonmilieu voor diverse doelgroepen. Het plan past dan ook binnen de kaders van 'Binnenstad van de 21e eeuw'.
Hoofdstuk 4 Thematische Beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
4.2.1 Hoogbouw
Het gemeentelijke hoogbouwbeleid is opgenomen in de Handreiking Hoogbouw die op 11 september 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad. Op 3 oktober 2023 wordt in de Raad de reparatie "Handreiking Hoogbouw 2017 - reparatie juni 2023 behandeld". Met deze reparatie wordt het hoogbouwbeleid in overeenstemming gebracht met ons beleidsdoel en werkwijze, namelijk dat we ten aanzien van het bepalen van voldoende bezonning de Haagse bezonningsnorm hanteren, in plaats van de Haagse bezonningsregel (zie voor meer hierover paragraaf 4.2.5 schaduwwerking).
Onder hoogbouw worden gebouwen hoger dan 15 meter verstaan. Gemeente Tilburg wil hoogbouw realiseren op die locaties waar het een meerwaarde oplevert voor de stad, in programmatische én in ruimtelijke zin. Hoogbouw kan positief bijdragen aan de 'leesbaarheid van de stad' door de oriëntatie en herkenbaarheid te vergroten en bij te dragen aan de identiteit van de stad. Hoogbouw kan bijdragen aan de verbetering van de openbare ruimte en zorgt voor het zuinig omgaan met ruimte. Met hoogbouw kan namelijk verdichting worden mogelijk gemaakt, waardoor de levendigheid in de stad en draagvlak voor stedelijke voorzieningen verbeterd kan worden. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen bepalen mede op welke locaties hoogbouw gewenst is. De dynamiek van deze ontwikkelingen vraagt om maatwerk. Daar wil gemeente Tilburg op inspelen met een flexibeler en tegelijkertijd stringenter hoogbouwbeleid dan het voorgaande beleid.
De Handreiking Hoogbouw (2017) voorziet in een algehele actualisering van het hoogbouwbeleid uit 2007. Het hoogbouwbeleid van 2007 ging nog uit van een kaartbeeld van de stad waarop was aangegeven waar hoogbouw 'gewenst', 'af te wegen' respectievelijk 'ongewenst' was. Het kaartbeeld leidde in de praktijk tot een aantal neveneffecten, zoals speculatie en overaanbod, beperkte sturingsmogelijkheden binnen de gebieden waar hoogbouw 'gewenst' was, weinig mogelijkheden om in te spelen op nieuwe gewenste ontwikkelingen. Daarom is in de Handreiking Hoogbouw (2017) geen vast kaartbeeld opgenomen, maar de plicht om bij elk hoogbouwinitiatief een stedenbouwkundige analyse uit te voeren (dynamisch kaartbeeld), de programmatische behoefte aan te tonen en een belangenafweging te maken.
In het Stedenbouwkundig Plan zijn twee zoekgebieden voor woongebouwen weergegeven. Het nieuwe hoogbouwbeleid laat een blauwdruk met hoogtes en locaties van hoogbouw los en eist daarvoor in de plaats een gedegen stedenbouwkundige analyse van het deel van de stad waarin de specifieke hoogbouwbehoefte speelt. Die stedenbouwkundige analyse c.q. het hoogbouwlandschap is even verderop beschreven.
Het plan voldoet daarmee aan het Stedenbouwkundig Plan (de twee zoekgebieden) en het Hoogbouwbeleid (stedenbouwkundige analyse).
In de onderstaande paragrafen gebiedsprofiel en projectprofiel wordt een motivering van het hoogbouwinitiatief gegeven vanuit de in de Handreiking Hoogbouw (2017) en de actualisatie Handreiking Hoogbouw (2023) genoemde stedelijke en gebiedsgerichte criteria.
4.2.2 Gebiedsprofiel
Onderhavig plan voorziet in een woongebouw aan het Pieter Vreedeplein. De hoogbouw in onderhavig plan is motiveerbaar en inpasbaar.
Het hoogbouwlandschap van Tilburg wordt momenteel gedomineerd door de oost-west as tussen Interpolis en Universiteit en een aantal knooppunten met hoogbouw, zoals de Kempenbaan met het Cenakel en omgeving en de zuidwestelijk stadsentree bij Het Laar. Halverwege de genoemde as staat de Stadsheer, een hoog woongebouw. Deze hoogbouw heeft een afmeting van circa 100 meter of meer.
Daaronder is een niveau ontstaan (en nog in planning) van hoge gebouwen van maximaal ca 70 m. TTS2 nabij het Van Gend &Loos-terrein, alsmede geplande gebouwen in de Spoorzone zijn daarvan voorbeelden. Deze gebouwen staan op de tweede lijn van de oost-west as. Daaronder (in hoogte, maar ook ten zuiden daarvan) zijn projecten gerealiseerd als de Stadswachter aan de Piusstraat, Julianastaete aan de Heuvelring, de Heuvelse kerk, Stadskantoor 1, de Katterug etc. Voornoemde bebouwing is geconcentreerd rondom het Kernwinkelgebied. Deze gegroeide opbouw van het hoogbouwlandschap biedt aanknopingspunten voor onderhavig plan, dat een nieuw accent in de Verbinding zal vormen.
Verbeelding doorsnede omgeving
Het beoogde woongebouw wordt - evenals het woongebouw aan het Hendrikhof - een echte blikvanger in het Kernwinkelgebied.
Doordat de ontwikkeling is gelegen in de binnenstad van Tilburg, is deze goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Het woongebouw markeert het kernwinkelgebied en vormt een stedenbouwkundig geheel met de overige hoogbouw in directe omgeving en completeert daarmee de eerder beschreven opbouw van de stad.
Cultuurhistorische waarden
De hoogbouw is opgebouwd uit drie elementen, die elk een eigen verhouding met de omgeving hebben. Het eerste element is de basislaag, die met de vorm en massa en ook met de architectonische taal refereert aan de bestaande, deels historische, stadslaag. Het tweede element is het middendeel. Het middendeel springt naar achteren in en staat daarmee los van de basislaag, waardoor de toren niet rechtstreeks op de grond staat. Dit middendeel refereert met de hoogte aan het middensegment van de buurtoren. Het derde en laatste element is de kroon. Dit element is verdraaid ten opzichte van het middendeel en respecteert daarmee het zicht op de Heuvelse kerk. De zuidzijde van dit element krijgt een kleinschalige gevelindeling, waarmee het refereert aan de kleinschaligere opbouw aan de Heuvelstraat, van waaruit dit deel zichtbaar is.
Door het volume van het gebouw op het niveau van de plint, het middendeel en de kroon te laten corresponderen met de schalen die zijn terug te vinden in zijn directe omgeving, zal een gebouw ontstaan dat onderdeel uitmaakt van het (historische) stadslandschap.
a. Ruimtelijke oriëntatie:
De bijdrage van het project aan de ruimtelijke oriëntatie van Tilburg speelt op gebiedsniveau en minder op stadsniveau. Daarmee past de hoogte in het in de huidige opbouw van de stad, die 3 niveaus kent: gebouwen die de skyline bepalen (ca 100 m en meer), gebouwen die specifieke gebieden aankondigen en/of markeren (ca 70 m) en gebouwen die lager zijn (gemiddeld ca 50 m). De laatste categorie bevat gebouwen die zich meer voegen in het stedelijk weefsel als meer locale accenten kunnen worden gelezen. Het woongebouw aan het Pieter Vreedeplein voldoet door zijn hoogte en vorm, die specifiek op de directe omgeving reageert, aan die criteria.
b. Silhouet/skyline:
Vanwege deze herkenbare inbedding in de het stedelijk weefsel is de bijdrage van het woongebouw aan de skyline van de stad van minder betekenis. Het gebouw heeft vooral een relatie met de bestaande woontoren op het Pieter Vreedeplein en de Heuvelse kerk. Hoogte, richting en vormgeving zijn daarop specifiek aangepast, o.a. om het zicht vanuit de bestaande woontoren zo min mogelijk te beperken.
c. Inpassing in de omgeving:
Het woongebouw heeft een driedeling gekregen als reactie op de directe omgeving. De plint van 4 lagen is een voortzetting van de Frederikstraat en de zuidelijke pleinwand. Daarboven wordt de toren terug liggend ten opzichte van deze wanden gebouwd. Daardoor wordt de schaal van de commerciële plinten c.q. de naastliggende gebouwen vml. Hudsons Bay en mango, niet onderbroken en wordt de afstand tot de bestaande toren vergroot. Het bovenste gedeelte reageert op de schaalsprong van de bestaande woontoren door een verdraaiing. Daarnaast zorgt deze driedeling voor meer relatie met de schaal van de bebouwing in de directe omgeving.
d. Draagvlak en functiemenging:
De verbinding tussen de Emmapassage en het Pieter Vreedeplein is een essentiële ingreep om het kernwinkelgebied van Tilburg commercieel aantrekkelijker en kwalitatief hoogwaardiger te maken. De doelstelling is om boven deze nieuwe winkelstraten woningen te bouwen. Daarmee kan het draagvlak worden gehaald dat nodig is om de ontwikkelingen haalbaar te maken en de winkelstraten voldoende dynamisch en sociaal veilig te maken. Het benodigde woonprogramma kan uitsluitend worden gerealiseerd als ook op 2 locaties hoogbouw wordt toegevoegd. Het begin en het einde van de nieuwe winkel-as, nabij de Emmapassage en het Pieter Vreedeplein, zijn daarvoor de best inpasbare plekken.
4.2.3 Projectprofiel
Bij het inpassen van het beoogde woongebouw wordt rekening gehouden met de bouwregimes van de bestaande stad. Dit wordt mede gedaan door middel van setback in het ontwerp.
Het gebouw bestaat uit drie verschillende volumes. Een plint van vier verdiepingen een middendeel van zeven verdiepingen en een kroon van negen verdiepingen. De drie bouwdelen krijgen elk een façade met een eigen identiteit door in de verschillende delen de nadruk van de horizontale gevelelementen naar de verticale gevelelementen te verleggen.
De plint van vier verdiepingen sluit aan op de bouwhoogte van naastgelegen gebouwen. Vanaf de vierde verdieping maakt de gevel van het gebouw een sprong naar achteren. Hierdoor ontstaat afstand tussen het bestaande en het nieuwe woongebouw. De schaal van de aan weerszijden gelegen panden wordt niet onderbroken.
Het volume van de vierde tot en met de tiende verdieping loopt op tot een hoogte van circa 36,5 meter. Hierna verspringt de noordgevel wederom naar achteren. Het bovenste gedeelte draait ten opzichte van het middendeel. Op deze manier ontstaat er een correlatie met het bestaande woongebouw, waarbij specifiek rekening is gehouden met het zicht vanuit die appartementen.
De kroon is vanuit meerdere plekken in de stad goed te zien. De façade aan de zijde van het Pieter Vreedeplein correspondeert met de grote schaal van de bestaande bebouwing. Aan de andere kant is de gevel met een kleinere maat verdeeld. Dit bewerkstelligt een sterkere relatie met de kenmerkende kleinere schaal van achterliggende straten van het centrum.
1. Windhinder:
Zie hieronder in paragraaf 4.2.4.
2. Schaduwwerking:
Zie hieronder in paragraaf 4.2.5.
3. Uitzicht:
Er is uitvoerig onderzoek gedaan naar de effecten van het woongebouw op de directe omgeving. Daaruit zijn de vorm en verdraaiing naar voren gekomen.
4. Privacy:
In standaard woonsituaties wordt vaak een minimum afstand van 20 meter gehanteerd als goede maat tussen (achter)gevels van woningen. In de Handreiking Hoogbouw wordt een maat van 25 meter genoemd als maat waarbinnen gezichtstrekken herkenbaar zijn. Tussen gevels is, zeker in een stedelijke omgeving, een kleinere maat niet ongebruikelijk. Die maat hangt echter sterk af van de programmatische opgave en de beschikbare ruimte. In stedelijke gebieden wordt die maat om die redenen niet altijd gehaald. In een dynamische omgeving, zoals de Binnenstad van Tilburg, is een kleinere maat aanvaardbaar als er minder ruimte is en als er in het ontwerp en/of de plattegronden van de woningen zoveel mogelijk rekening is gehouden met de kleinere afstand. In dit geval is de maat overal groter (minimaal 25 meter), zie afbeelding hieronder.
5. Schaalsprong:
Het woongebouw is het hoogste gebouw in de directe omgeving. Om de effecten daarvan te minimaliseren is gekozen voor een terugliggende opbouw boven de bestaande winkelplinten van het middeldeel en een verdraaiing van het bovenste gedeelte. Op die wijze ontstaat een toren die niet alleen eenarchitectonisceh toegevoegde waarde in het stadsbeeld heeft, maar ook een herkenbare en daardoor minder confronterende schaal heeft ten opzichte van die omgeving.
6. Plint/ openbare ruimte/ openbaar groen:
De plint van het woongebouw is een continuering van de bestaande commerciële plinten van de Frederikstraat en de zuidelijk wand van het Pieter Vreedeplein. Deze plint wordt ok met winkelfncties ingevuld. In dei zin draagt de ontwikkeling bij aan het gewenste winkelmilieu. Ten behoeve van bevoorrading en het stallen van fietsen is een onderdoorgang gemaakt aan het Pieter Vreedeplein. Deze noodzakelijke logistieke voorzieningen liggen op eigen terrein en zullen de openbare ruimte zo min mogelijk belasten.
4.2.4 Windklimaat
Hogere bebouwing zorgt voor veranderingen in windstromen die al dan niet hinderlijk kunnen zijn in de openbare ruimte. Om de effecten van windhinder als gevolg van het woongebouw in beeld te brengen, is er een Kwalitatief Windhinderonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Het lokale windklimaat wordt op windhinder beoordeeld door de kans op overschrijding van de 5,0 m/s-grens (NEN 8100). De overschrijdingskans wordt uitgedrukt in procenten van het aantal uren per jaar. In de onderstaande tabel is deze standaardbeoordeling weergegeven.
Twee situaties zijn onderzocht:
De geprojecteerde situatie met hoogbouw en bomen;
De huidige planologisch toegestane situatie (conform het bestemmingsplan): een 15 meter hoog gebouw met een footprint als de hoogbouw, met bomen.
Voorts is het risico op 'windgevaar' beoordeeld aan de hand van onderstaande tabel. Hiermee wordt bedoeld dusdanig hoge windsnelheden waarbij mensen ernstige problemen ondervinden tijdens het lopen en waarbij een windvlaag mensen kan doen vallen.
Alle situaties met een overschrijdingskans groter dan 0,30% van de tijd zijn gevaarlijk en moeten vermeden worden. Een 'beperkt risico' is slechts acceptabel bij niet windhindergevoelig gebruik, dat wil zegen in doorloopgebieden of voor plekken waar geen activiteit zal plaatsvinden (geen entrees, loop of fietsroutes). Voor de activiteiten slenteren en langdurig zitten is een beperkt risico op gevaar niet acceptabel.
Beoordeling windklimaat - straatniveau
De beoordeling van het windklimaat in de geprojecteerde situatie rondom de hoogbouw op
straatniveau is als volgt:
-
Op het Pieter Vreedeplein wordt een goed windklimaat voor zitten verwacht
-
In het winkelgebied rondom de nieuwbouw bestaat een goed windklimaat voor slenteren en zitten, met uitzondering van de directe omgeving van de hoek schuin tegenover ingang van de passage. Zowel in de planologische als geprojecteerde situatie is het windklimaat voor slenteren daar in een beperkt gebied matig. Het windklimaat voor doorlopen blijft goed.
-
Het binnenterrein ten zuiden en ten oosten van het gebouw is goed geschikt als een doorloopgebied.
-
De resultaten laten zien dat er op straatniveau geen significant risico op windgevaar bestaat in de omgeving van de geprojecteerde hoogbouw.
Windklimaat hoog gelegen buitenruimtes
Het resultaat van het geprojecteerde gebouw op het windklimaat nabij de tegenoverliggende
hoogbouw is gunstig nabij de zuidoosthoek van dat gebouw. Daar neemt over de gemiddelde
windsnelheid af. Langs de gevel die uitkijkt op het Pieter Vreedeplein neemt de windsnelheid bij
ongunstige zuidwesten wind toe. In beide situaties (geprojecteerde en planologisch) zijn de loggia’s
alleen geschikt voor de activiteit ‘zitten’ in het gebied direct achter de afscherming en/of bij gunstige windcondities.
Aanbevelingen
In het algemeen is het niet te voorkomen dat het plaatsen van een hoog gebouw op een aantal
locaties tot een verandering van het windklimaat leidt. Het is gebruikelijk om een slecht windklimaat
zoveel mogelijk te voorkomen, maar een matig windklimaat als ‘acceptabel’ te beschouwen.
De omgeving van de hoek schuin tegenover ingang van de passage
Zowel in de planologische als geprojecteerde situatie is het windklimaat voor slenteren in de directe
omgeving van de hoek matig. Gezien de geringe omvang van dit ‘matige’ gebied, de beperkte mate
van hinder en de afstand tot gebouwentrees is sprake van een situatie die uit het oogpunt van goede
ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Personen hebben bovendien de mogelijkheid beschutting te
zoeken onder de arcade.
Het binnenterrein ten zuiden van het gebouw
Dit terrein is niet openbaar toegankelijk. Wel gelden de belangen van derden (andere gebruikers van het terrein/eigenaren van omliggende panden). Gezien de beoogde functie van het desbetreffende deel het besloten terrein lijkt het windklimaat goed voor alle belanghebbenden.
Loggia’s van het tegenoverliggende gebouw
Windsnelheid neemt in de atmosferische grenslaag toe met hoogte. Op hoger gelegen buitenruimtes, zoals balkons, dakterrassen en loggia’s, is het windklimaat daarom slechter dan dichter bij de grond. Voor kleine buitenruimtes geldt bovendien dat deze vooral gebruikt worden voor de activiteit ‘zitten’, waarbij al zeer snel windhinder wordt ervaren. Op hoog gelegen buitenruimtes is dan ook altijd afscherming nodig en zelfs dan is het windklimaat alleen aangenaam zijn bij relatief gunstige windcondities. De aanwezige loggia’s bieden de benodigde afscherming door hun inpandige ligging en de aanwezigheid van dichte borstwering. Bewoners passen hun gedrag aan aan het windklimaat door niet buiten te zitten bij ongunstige wind en/of dicht achter de afscherming te gaan zitten.
4.2.5 Bezonningsstudies
Naast dat hoogbouw kan zorgen voor windhinder, beïnvloedt het ook de zonlichttoetreding in de omgeving. Om de gevolgen van deze schaduwwerking in beeld te brengen is een bezonningsonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Bezonningstudie
Er bestaan in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning voor bebouwing. Gemeentes zijn daarom vrij om een eigen invulling te geven aan de eisen met betrekking tot bezonning. De gemeente Tilburg hanteert als uitgangspunt de zogenaamde ‘Haagse’ norm: waarbij men er van uitgaat dat er tenminste twee bezonningsuren per dag mogelijk zijn in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden.
Hiervoor zijn er de volgende dagen van de 4 seizoenen maatgevend:
-
22 december: de dag dat de zon het laagst staat; (geen invloed bij toets aan de Haagse norm)
-
21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;
-
21 maart: de dag dat de zon op ‘half’ staat, namelijk precies tussen de stand van 22 december en 21 juni in (zomertijd);
-
23 september: de dag dat de zon op ‘half’ staat, namelijk precies tussen de stand van 21juni en 22 december in (wintertijd);
Bij het analyseren van de Haagse norm zijn ook de volgende data van belang;
-
19 februari: de eerste dag van de Haagse norm
-
21 oktober: de laatste dag van de Haagse norm
De volgende tijdstippen worden gehanteerd: 9.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur, 18.00 uur.
Op 22 december is 18.00 uur niet relevant, omdat de zon dan al onder is. In juni is 20.00 uur ook relevant.
Voor de (globale) bezonningsstudie zijn vier scenes aan het Pieter Vreedeplein onderzocht waarbij de realisatie van het woongebouw aan het Pieter Vreedeplein invloed heeft. Per datum, tijdstip en scene is er een vergelijk opgesteld tussen huidige situatie en stedenbouwkundige studie. Aanvullend zijn bezonningsbeelden toegevoegd aan de ‘lange zijde laagbouw haak’: de uren 13.00, 14.00, 16.00 en 17.00 uur. En voor de hoge toren (Pieter Vreedeplein zijde) 10.00 en 11.00 uur. Tevens is bekeken of het woongebouw effect heeft op het (nieuwe) Hendrikhof en het Piusplein. Dit is niet het geval. Beide situaties liggen ten zuiden van het woongebouw.
-
De Heuvel:
De studie laat zien dat het woongebouw minimale invloed heeft op de bezonning op het plein de Heuvel. De bezonning op het plein is nagenoeg hetzelfde. Slechts op 21 juni na 18.00 geeft het woongebouw extra schaduw op het plein. Dit heeft geen consequenties voor de terrassen van de horeca faciliteiten op het plein. Alleen een deel van het vaste meubilair op het plein (de lange bank op de groenstroken) ligt na 18.00 uur in de schaduw.
Uit deze bezonningsstudie blijkt globaal dat aan de gehanteerde ‘Haagse’ norm op de gehanteerde momenten wordt voldaan.
-
Lange zijde laagbouw haak; achterzijde naastliggende bebouwing (Five Guys):
De studie laat zien dat het woongebouw op 21 maart, 23 september en 22 december, 19 februari en 21 oktober een schaduwverloop (11:00 – 16:00) over de appartementen van de lange zijde laagbouw haak geeft. Op 21 juni zorgt het woongebouw niet tot een schaduwwerking. Alle appartementen van de lange zijde laagbouw haak blijven – zo volgt uit een nadere beschouwing in de studie – voldoen aan de ‘Haagse’ norm. De studie laat verder zien dat het woongebouw op 21 maart, 21 juni, 23 september, 22 december, 19 februari en 21 oktober een schaduwverloop geeft over de buitenruimtes aan de achterzijde van de naastliggende bebouwing (Five Guys) (13:00 – 20:00), maar dat leidt er niet toe dat de ‘Haagse’ norm niet meer gehaald wordt.
-
Toren en korte zijde laagbouw haak
De studie laat zien dat het woongebouw op 21 maart, 23 september, 22 december, 19 februari en 21 oktober een schaduw verloop (08:00- 12:00) geeft op de appartementen van de toren en korte zijde laagbouw haak. Voor de appartementen in de korte zijde van de laagbouwhaak kan niet meteen worden gezien of deze twee bezonningsuren hebben op 21 maart, 23 september, 19 februari en 21 oktober. Bij wijze van nader onderzoek is per 30 minuten een beeld gemaakt zodat de invloed van het woongebouw nauwkeuriger bekeken kan worden. De studie laat zien dat het woongebouw op 19 februari en 21 maart een schaduwverloop geeft tussen 8:00 en 12:00 op de toren en korte zijde laagbouw haak. Op 23 september en 21 oktober geeft het woongebouw tussen 7:00 en 11.30 een schaduwverloop op de toren en korte zijde laagbouwhaak.
Op de dagen dat het woongebouw wel leidt tot een schaduwwerking is het zeker niet zo dat de schaduwwerking louter door het woongebouw wordt veroorzaakt. Door omliggende bebouwing wordt meer schaduw veroorzaakt wat niet vreemd is in een dergelijke stedelijke omgeving. Voor alle appartementen in de Korte zijde laagbouw haak geldt in elk geval dat zij ook op de meest kritische momenten minimaal 1 tot 1,5 uur zon ontvangen, de meeste appartementen grote delen van het jaar wel minimaal 2 uur zon ontvangen op de gevel en al deze appartementen blijven voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit wat betreft daglicht toetreding.
-
Naastgelegen bebouwing
Het woongebouw heeft geen invloed op de bezonning van de gevel aan de Pieter Vreedeplein zijde van de naastgelegen bebouwing. Het woongebouw geeft een schaduwverloop over het Pieter Vreedeplein op 21 maart, 19 februari en 21 oktober (09:00 – 15:00). Op 21 juni, 23 september en 22 december geeft het woongebouw een plaatselijk schaduwverloop over het plein (Pieter Vreedeplein) vanaf 12:00.
Uit de bezonningsstudie blijkt dat het woongebouw een beperkte extra schaduwwerking op omliggende gebouwen oplevert. Dit is in beeld gebracht voor de relevante locaties. Uit deze bezonningsstudie blijkt dat de gehanteerde ‘Haagse’ norm op de gehanteerde maatgevende momenten op bijna alle locaties gehaald wordt. Alleen een aantal appartementen aan de Korte zijde laagbouw haak zouden niet meer voldoen aan de ‘Haagse’ norm. Van een onaanvaardbare verslechtering van de bezonning is echter geen sprake om de navolgende redenen:
-
Het betreft een locatie in het centrum van Tilburg waar meer hoogbouw staat. In een dergelijk gebied mag minder bezonning verwacht worden dan in een open gebied.
-
De ontwikkeling van het woongebouw betreft een gewenste ontwikkeling waar in beleid voor de Tilburgse binnenstad al op voorgesorteerd is en leidt tot een verbetering van het gebied, dat nu een braakliggend stuk grond betreft aan het Pieter Vreedeplein.
-
Voor nagenoeg alle omliggende appartementen leidt het woongebouw niet tot het niet meer voldoen aan de ‘Haagse’ norm, met uitzondering van enkele appartementen aan de Korte zijde laagbouw haak. Voor alle appartementen in de Korte zijde laagbouw haak geldt in elk geval dat zij ook op de meest kritische momenten minimaal 1 tot 1,5 uur zon ontvangen, de meeste appartementen grote delen van het jaar wel minimaal 2 uur zon ontvangen op de gevel en al deze appartementen blijven voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit wat betreft daglicht toetreding.
-
De afstand van het mogelijk gemaakte woongebouw en de appartementen aan de Korte zijde laagbouw haak bedraagt minimaal 30 meter, hetgeen een behoorlijke afstand is.
Voor wat betreft de loggia’s bij de appartementen is om dezelfde redenen geen sprake van een onaanvaardbare verslechtering van de bezonning.
Aanvullende bezonningsstudie
Op 27 juni 2023 is door Peutz een aanvullend bezonningsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Het onderzoek is gericht op de beoordeling van de bezonning bij de, op basis van eerdere onderzoeken, geïdentificeerde, meest kritische woningen in het gebied, te weten de tegenover het bouwplan gelegen appartementen.
In het onderzoek zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Er is getoetst aan aan de door de gemeenteraad in het hoogbouwbeleid vastgelegde bezonningsnorm, te weten de Haagse bezonningsnorm. Deze norm is vastgelegd in RIS 170509 d.d. 9 februari 2010 en heeft een aantal specifieke kenmerken:
-
Toetsingsdatum 19 februari (overeenkomend met 21 oktober).
-
Minimale zonshoogte 10°.
-
Minimale potentiële bezonningsduur 2 uur
Hierbij gelden de volgende aanvullingen:
-
Meetpunt op 0,75 meter hoogte in het midden van de gevel van de onderste woonlaag.
-
Bezonningsduur ter plaatse van voor- en achtergevel bij elkaar optellen.
-
Geen verdere verslechtering in situaties met minder dan 2 mogelijke zon-uren.
-
Bij dakopbouwen: maximale afname bezonningsduur 50% (excessenregeling).
-
Weergave bezonningsduur en afname in tabelvorm.
-
De norm is van toepassing bij de onderste woonlaag van bestaande woningen; de gevels van nieuwbouw behoeven niet onderzocht te worden.
-
Voorts is de norm van toepassing op openbare en semi-openbare ruimten met een recreatieve functie alsmede bij buitenruimten bij scholen en kindercentra. Er is hier in de berekening van de bezonningsduur sprake van voldoende bezonning indien meer dan 50% van de oppervlakte in de zon ligt.
Er zijn meetpunten geplaatst op 0,75 m hoogte in het midden van de meest kritische gevels van de onderste woonlaag. Er zijn punten geplaatst op zowel de voor- als achtergevel van de woningen. Voor de volledigheid zijn ook punten geplaatst op de twee woningen op de tweede woonlaag. Dit omdat uit eerder onderzoek bekend is dat juist deze woningen de bezonning het meest kritisch is. Omdat de woningen op de tweede woonlaag een breedte hebben van drie stramienen liggen deze verschoven van de meetpunten op de eerste woonlaag, waar de woningen twee stramienen breed zijn.
Figuur: overzicht meetpunten
Uit de resultaten blijkt dat de bezonning op de meest kritische woning op de onderste woonlaag uitkomt op 2:00 uur. Er is sprake van een significante achteruitgang van de mogelijke bezonningsduur ten opzicht van de huidige, maar er wordt voldaan aan de Haagse bezonningsnorm.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook gekeken naar de bezonning van de twee woningen op de tweede woonlaag. Uit de resultaten blijkt dat de bezonning op de meetpunten op deze woningen terugloopt tot 1:35 uur. Hierbij worden een aantal kanttekeningen geplaatst:
-
De periode waarin de bezonning onder de norm valt is relatief beperkt. Vanaf 21 maart is er minimaal 2 uur zon mogelijk.
-
In binnenstedelijke situaties zijn er veel woningen die, ook zonder de aanwezigheid van hoogbouw in de buurt, door de hoge bebouwingsdichtheid niet voldoen aan de Haagsee norm.
-
Er worden regelmatig noord-zuidgerichte woningen gebouwd die per definitie niet voldoen aan de Haagse bezonningsnorm of andere gebruikte normen. Dit geldt bij voorbeeld voor de appartementen aan de noordzijde van de woontoren die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
Afwegingscriteria
Uit het bezonningsonderzoek blijkt dat voor 2 woningen een afname van bezonning plaatsvindt, waarbij geen sprake meer is van voldoende bezonning in het kader van de Haagse norm. Het betreft 2 woningen op de 2e woonlaag van het bestaande woningbouwcomplex aan het Pieter Vreedeplein. Voor deze woningen is afgewogen dat deze wijziging niet onevenredig in verhouding is met de tot het plan te dienen doelen, zoals het belang van extra woningen op deze locatie.
In de Handreiking hoogbouw 2017, reparatie juni 2023, is de Haagse Norm de basis waaraan een nieuwe ontwikkeling wordt getoetst. Voor deze ontwikkeling wijken wij af van de Haagse Norm en daarmee van de Handreiking Hoogbouw. In de Handreiking hoogbouw is opgenomen dat gemotiveerd afwijken van deze norm mogelijk is, indien het plan kwalitatief en/of kwantitatief bijdraagt aan de verdichtingsopgave voor woningen binnen de bestaande stedelijke contouren én een acceptabel woon- en leefklimaat voor de directe omgeving is gewaarborgd.
De nieuwe ontwikkeling is gelegen in een centrumstedelijke verdichtingslocatie, waarbij wordt gestreefd naar intensivering van het ruimtegebruik. In een dynamische, intensief bebouwde omgeving kan niet altijd worden voldaan aan de bezonningsnorm. In een stedelijke omgeving kunnen andere eisen worden gesteld aan bezonning en lichtinval dan in een omgeving met een ruime opzet. Daarnaast is de waardering van de openbare ruimte een steeds belangrijker onderwerp bij de ontwikkeling van de stad. De vergroening, verduurzaming en hoogwaardige materialisering, alsmede en het terugdringen van de automobiliteit getuigen daarvan. De toegenomen gebruikswaarde en kwaliteit van de openbare ruimte kan, met name in de intensief bebouwde delen van de stad, een goed alternatief vormen voor bezonning van individuele woningen.
In dit geval liggen de woningen aan het Pieter Vreedeplein dat op termijn zal worden vergroend. Daarbij is de periode waarin de bezonning onder de norm valt relatief beperkt. Vanaf 21 maart is er minimaal 2 uur zon aanwezig. Hiermee is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Het plan levert een grote bijdrage aan de woningbouwopgave: er worden 130 woningen toegevoegd.
Aanpassing van het gebouw is niet gewenst om de volgende redenen:
-
De hoogte, het silhouet en de opbouw van het gebouw zijn zorgvuldig gekozen en ontworpen en het gevolg diverse stedelijke en omgevingsuitgangspunten. Die uitgangspunten zijn:
-
De inpassing in het hoogbouwsilhouet: de woontoren is gelijkwaardig aan de Weverij toren met dezelfde hoogte. Samen spannen ze de nieuwe winkelas Frederikstraat van het Kernwinkelgebied op. Bij een lager gebouw zou die verwantschap minder helder zijn.
-
De opbouw van de toren in plint, lijf en kroon. Deze opbouw is zeer zorgvuldig ontworpen teneinde vanuit andere diverse locaties (o.a. Heuvelplein, Heuvelstraat, Magazijnstraat en Frederikstraat) een samenhangend silhouet van de toren waar te nemen. Een slanker of anders gevormd gebouw is vrijwel geen optie zonder deze stedelijke belangen geweld aan te doen.
-
Daarin is tevens rekening gehouden met privacy van en zicht vanuit de nabij gelegen bestaande Pieter Vreedetoren (op o.a. de Heuvelse kerk). Deze belangen betreffen meer appartementen dan de appartementen in kwestie.
-
Aanpassing van de woontoren zou strijd geven met deze uitgangspunten.
-
Deze uitgangspunten dienen grotere en meer belangen dan die van de appartementen in kwestie.
-
De aanpassingsmogelijkheden van de toren zijn dermate beperkt dat het effect daarvan zeer gering is en niet zal resulteren in meer dan 2 uren bezonning voor de appartementen in kwestie.
Het belang van het nieuwbouwplan is in dit geval groter dan het belang van de bezonning van een klein aantal van de bestaande woningen. Hierbij wordt in overweging genomen dat nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, aanpassing van het gebouw ongewenst is en de ontwikkeling in kwalitatieve en kwantitatieve zin een bijdrage levert aan de verdichtingsopgave in de stad. Bezonning is geen noodzakelijke randvoorwaarde voor een goede woon- en leefklimaat. Dat is ook de reden dat bezonning niet is opgenomen in enige nationale of gemeentelijke wet- of regelgeving. Indien de totale belangenafweging daarom vraagt, kan dan ook af worden gewken van de bezonningsnorm.
4.2.6 Welstand
Ingevolge de woningwet moeten bouwplannen worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van deze Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.
Voor dit plan heeft overleg plaatsgevonden met de Omgevingscommissie. De Omgevingscommissie heeft op 2 maart 2022 het plan akkoord bevonden. In navolging op de eerdere adviezen brengt de commissie een positief advies uit. Het betreft hier een zeer complexe opgave (plek, programma) en de toren zal een grote impact hebben op de beleving van de binnenstad. De commissie waardeert de opbouw van de toren en de ontwerpthema’s die worden ingezet. Het plan heeft gedurende het ontwerpproces aan kracht en kwaliteit gewonnen. Zo is de verschijningsvorm van de kroon (8 verdiepingen) verzacht bezien vanuit de oostzijde, de scheiding tussen de verschillende gebouwdelen is versterkt, de dieptewerking en detaillering van de gevels is geoptimaliseerd.
4.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
4.3.1 Historische geografie
Het plangebied ligt op de noordoostelijke rand van het plateau waarop de oudste akkergronden van Tilburg lagen. Deze akkergronden, waartoe ook de Heuvelse Akkers en De Schijf behoorden, strekten zich uit vanaf de Heuvel tot voorbij de Ringbaan West. Langs de rand van het akkercomplex lagen de belangrijkste nederzettingen waaronder Veldhoven, Korvel, Berkdijk, Kerk en Heuvel.
De Heuvelse Akkers, grofweg het gebied tussen de Spoorlaan, Heuvel, Heuvelstraat en Langestraat, behoren tot de 'oudere' ontginningen in het huidige centrumgebied. Over de exacte ouderdom is echter nog niets bekend. Hoogstwaarschijnlijk werd hier al in de vroege middeleeuwen geakkerd en mogelijk al sinds de bronstijd gezien de aanwezigheid van een grafveld ter hoogte van de Jan Aartestraat. De Heuvelse Akkers waren gedurende lange tijd in handen van de abdij van Tongerlo die hier al zeker sinds de veertiende eeuw een hoeve hadden.
De Heuvelstraat is onderdeel van een prehistorische route door het gebied en wordt in de Middeleeuwen een belangrijk onderdeel van de lintenstructuur tussen de herdgangen Kerk en Heuvel. De route wordt tussen 1656 en 1659 bestraat en heeft in die periode aan weerszijden van de straat spaarzame, veelal agrarische bebouwing die zich steeds meer verdicht.
In 1863 wordt ten noorden van het plangebied de spoorlijn aangelegd en een station gebouwd. Het tussenliggende gebied verstedelijkt in de daaropvolgende decennia in hoog tempo waarbij de straatwanden van de Heuvelstraat nagenoeg dicht gebouwd worden. De gebruiksfuncties wijzigen in hoog tempo van agrarisch naar detailhandel.
Tussen 1848 en 1853 neemt dankzij een stijgende binnenlandse afzet het aantal Tilburgse textielfabrieken toe van 58 naar 73. Van de 197 Nederlandse textielfabrieken stonden er in 1871 144 in Noord-Brabant, waarvan 125 in Tilburg. Bovendien wordt omstreeks 1850 naar Engels en Duits voorbeeld een nieuw van stoomkracht voorzien fabriekstype geïntroduceerd, bestaande uit twee of drie, later vier of vijf bouwlagen. Aan de achterzijde van de lintbebouwing aan de zijde Heuvel-Kerk (Noordstraat-Nieuwlandstraat-Oude Markt-Heuvelstraat-Heuvel) verrijzen in de voormalige tuinen de eerste fabrieken, waaronder ter hoogte van het huidige Pieter Vreedeplein de fabriek van G.C. van Spaendonck.
Tot circa 1860 was een groot deel van de binnenstad van Tilburg niet of nauwelijks verstoord door grootschalig grondverzet en/of bebouwing. Dat veranderde met de aanleg van de wijk Heuvelse Akkers, ten oosten van onderhavig plangebied, op de voormalige akkergronden van de abdij van Tongerlo (na 1860).
Omstreeks 1920 wordt het gebied ten zuiden van de spoorlijn en het station door de nieuwe stadsaanwas onderdeel van het centrum. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de winkelfunctie van het gebied wordt versterkt. Vele woonhuizen, met name in de doorgaande straten, worden in de volgende jaren op straatniveau van een winkelpui voorzien. Na 1960 krijgt de as Oude Markt-Heuvel een echte city-functie, hetgeen onder meer leidt tot de bouw van grote warenhuizen door landelijke winkelketens.
De grootscheepse sanering van de textielindustrie sinds 1960 heeft geleid tot vrijwel algehele sloop van de fabrieken in dit stadsdeel. Niet alleen faillissementen, maar ook overplaatsingen naar het nieuwe industrieterrein Tilburg-Noord liggen aan de sloopactiviteiten ten grondslag. De wolwasserijen verdwenen deels door verminderde afzet, maar vooral ook vanwege de steeds hogere milieueisen. De meeste terreinen zijn door de gemeente in het kader van de stadsvernieuwing opgekocht, waarna de bebouwing verwijderd werd ten faveure van onder meer de aanleg van het Pieter Vreedeplein.
4.3.2 Archeologie
Binnen, dan wel in de directe nabijheid van het plangebied, zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumenten kaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het plangebied is voorts niet nader gewaardeerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).
Op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ArWaTi) is het plangebied gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
In 2008 werd door Fontys Hogescholen/BILAN een Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek 2008 voor het gebied binnen de cityring uitgevoerd. Voorts heeft SWECO in 2017 een Archeologisch onderzoek 2017 uitgevoerd voor de locatie Emmapassage / kernwinkelgebied Tilburg, mede inhoudende een historisch onderzoek bebouwing en gebruik. Het plangebied maakt deel uit van deze onderzoeken. Betreffende rapportages zijn als Bijlage 5 en 6 aan onderhavige toelichting gehecht.
De herontwikkeling en herinrichting van het Pieter Vreedeplein rond 2007 maakt dat dit gebied grotendeels zwaar verstoord is, hetgeen is weergegeven in figuur 17 'Indicatieve verstoringskaart van het plangebied'.
Om vast te stellen of de toekomstige werkzaamheden binnen het plangebied geen bedreiging vormen voor eventueel aanwezige archeologische waarden, is een verkennend verstoringsonderzoek uitgevoerd.
Op basis van dit onderzoek heeft het overgrote deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Binnen de gebieden met een hoge verwachting wordt geadviseerd grondroerende werkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren. Gezien het huidige gebruik en de locatie binnen de historische kern is het reguliere AMZ-traject van het eerst uitvoeren van inventariserend en/of karterend veldonderzoek en op basis van de resultaten daarvan een vervolgstrategie vaststellen, mogelijk nog zinvol.
Uitsnede verwachtingskaart plangebied Emmapassage
In de planregels wordt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
4.3.3 Cultuurhistorie
Per 2 november 2012 is het de binnenstad van rijkswege als beschermd stadsgezicht aangewezen: 'Gezicht Stadskern Tilburg'. Het gebied is van belang vanwege de historische structuur waarbij het pre-stedelijke lintennetwerk in de loop van de twintigste eeuw werd opgenomen in de snel verstedelijkende omgeving. Verder is het gebied een staalkaart van de vele eclectische en nieuwe bouwstijlen die in de periode 1850-1940 in zwang waren. Onderhavig plangebied is het binnen dit beschermde stadsgezicht gelegen. In het moederplan 'Binnenstad 2010' is het beschermd stadsgezicht voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze dubbelbestemming bevat regels met betrekking tot Historische structuren.
Het plangebied betreft een voormalig expeditieterrein en is geheel onbebouwd. Binnen het plangebied zijn geen objecten aanwezig die op grond van de Monumentenwet 1988, dan wel de Monumenten- verordening gemeente Tilburg zijn aangewezen als beschermde monumenten. Ook anderszins is binnen het plangebied geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Omdat het plangebied in het beschermd stadsgezicht ligt, is het aspect cultuurhistorie middels een dubbelbestemming geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
4.3.4 Conclusie
De aspecten archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
4.4 Volkshuisvesting
4.4.1 Woonvisie,woningmarktonderzoek, Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek En Update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie 2021
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.
Betaalbaarheid van Wonen
Met de Woonagenda 2020-2025 en het recent vastgestelde Addendum op deze Woonagenda zetten we stevig in op de betaalbaarheid van Wonen. Omdat het hier een planontwikkeling betreft die ruim voor de vaststelling van Woonagenda en/of Addendum is gestart, is voor deze ontwikkeling geen afspraak gemaakt over een aandeel sociale (en of middeldure) huur. Er is geen aanleiding geweest hierover in een later stadium alnog afspraken te maken. Daarom wijkt het programma af van huidig beleid.
Woonadvies specifiek voor plangebied
Voor alle woningmarktgebieden zijn gebiedsprofielen opgesteld. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Binnenstad Oost. Een buurt die zeer vergelijkbaar is met de westelijke binnenstad. Het aandeel eenpersoonshuishoudens in de gehele binnenstad met meer dan 70% is groot in vergelijking met andere wijken en buurten. Er zijn kansen zo blijkt uit het gebiedsprofiel om de vraag naar binnenstedelijk wonen beter te benutten en er ligt een uitdaging in de binding van koopkrachtige huishoudens. De voorgestelde ontwikkeling sluit hierop aan.
Gezien de toenemende vergrijzing adviseren we de appartementen levensloopbestendig en nultreden uit te voeren. Als uitgangspunt voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast en dat certificering plaatsvindt, zowel op woningniveau als op het niveau van de woonomgeving.
In het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking worden regelmatig afspraken gemaakt binnen de regio Hart van Brabant, waar Tilburg onderdeel van uitmaakt. De gemeentelijke doelstelling (programmabegroting) om ten minste 1500 woningen per jaar toe te voegen sluit aan op de opgave.
In de update stedelijke ontwikkelstrategie van september 2021 is vermeld dat voor de Binnenstad/Spoorzone/Piushaven tot 2030 2500 woningen en tot 2040 5000 woningen zijn voorzien. Deels is al sprake van concrete plannen, deels is sprake van een inschatting van de beschikbare capaciteit voor wonen in dit gebied.
Na de update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie zijn met alle gemeenten en corporaties binnen de Stedelijke Regio Breda Tilburg (SRBT), provincie Noord-Brabant en rijk afspraken gemaakt over de bouwopgave. Op basis daarvan is afgesproken dat de minimale opgave voor Tilburg in de periode tot en met 2026 ten minste 8055 woningen bedraagt. Daarmee is de opgave groter dan de in de programmabegroting opgenomen doelstelling. We zullen onze doelstelling hierop aanpassen. De woontoren met 130 woningen aan het Pieter Vreedeplein is opgenomen in de lijst als harde plancapaciteit/in voorbereiding voor centrum/binnenstad en maakt daarmee onderdeel uit van de toe te voegen woningen tot 2026.
4.5 Groen En Speelruimte
4.5.1 Bomenbeleid Tilburg
Bomenverordening 2021
De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming
door middel van een velverbod met bijbehorende regels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een normaal en hoog beschermingsregime. Ook de compensatieverplichting maakt onderdeel uit van deze verordening.
Boomwaarde zoneringskaart 2021 (BWZ-kaart)
Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente
Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een klimaat- , eco-,hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht enstraatbeeld.
Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)
Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de
Bomenverordening Tilburg 2021. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.
Wet natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)
In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming
(Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van
de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij
velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie
Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod
opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal
houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde
plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van
de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen
in de zogenaamde Buiten-zone (van de BWZ-kaart). Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.
Maatregelen in bestemmingsplan
De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of
herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. Bomen met een klimaat-, eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze BWZ-kaart opgenomen.
De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor
het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit
het hart van de desbetreffende boom.
In dit geval zijn op de planlocatie en in de aangrenzende omgeving geen bomen aanwezig.
Indien er voor de bouwplaats inrichting bomen moeten worden gekapt, zullen deze na de bouwfase herplant worden. Het gaat om maximaal 8 bomen. Voor de kap van de bomen is een kapvergunning nodig. De bomenverordening verlangt voor de kap van deze bomen, dat een zeer zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang wordt aangetoond én alle alternatieven met behoud van de bomen worden overwogen, maar niet redelijkerwijs uitvoerbaar zijn. Gezien de grote woningbouwopgave, zoals ook vermeld in de Update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie, weegt in dit geval de bouw van 130 woningen zwaarder dan behoud van deze bomen. Daarbij maakt het Pieter Vreedeplein onderdeel uit van het 013Parken plan en zal het plein na realisatie van de woontoren verder worden vergroend. Alternatieven voor de realisatie met behoud en/of verplanten van de bomen worden nog onderzocht. Mocht dit niet redelijkerwijs uitvoerbaar zijn, dan zullen, na oplevering van de woontoren, nieuwe bomen in een grote aanplantmaat worden teruggeplant. Dit zal worden geborgd in de nog te verlenen kapvergunning.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
-
Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
-
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
-
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld. In dit programma wordt aanvullend op de agenda groen o.a. aangegeven hoe de ambities op het gebied van groen en biodiversiteit de komende jaren geprioriteerd zijn.
4.5.3 Nota Biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteitneemt wereldwijd af. Het doel van de nota, vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter tebeschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de
mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en
versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie
van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een
duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet
worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de
groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en
groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon
waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap,
heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene
beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
-
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
-
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
-
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016).
4.5.4 Agenda Groen In De Stad
De agenda groen in de stad (vastgesteld door het college op 19 juli 2016) gaat samen met beheerbeleidsplan Groen op Niveau, en de nota’s groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad. De agenda groen geeft de kaders om de impuls voor groen in de stad goed in te zetten. Het geeft duidelijk richting aan de groene koers voor de in de omgevingsvisie 2040 omschreven netwerken, gebieden en structuren en omvat een integrale visie op het groen voor de (middel)lange termijn gebaseerd op de drie pijlers klimaatbestendige stad, beleefbaar groen en het verhogen van biodiversiteit.
Voor het halen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit is de Stadsnatuurkaart 2040 opgesteld (gekoppeld aan agenda groen in de stad). Inmiddels is deze op 10 maart 2022 geactualiseerd (vastgesteld door de raad).
4.5.5 Stadsnatuurkaart 2040
De Stadsnatuurkaart 2040, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2022, is de actualisatie van de Stadsnatuurkaart die samen met de agenda groen in de stad in 2016 eerder is vastgesteld.
Biodiversiteit en natuur zijn belangrijk voor al onze inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Samen met de Bomenverordening, bijbehorend bomenbeleid en bestemmingsplannen vormt de Stadsnatuurkaart 2040 de beleidsmatige randvoorwaarden en instrumenten die ervoor moeten zorgen dat biodiversiteit in het stedelijk gebied behouden blijft en waar het kan, wordt versterkt.
Op de Stadsnatuurkaart 2040 zijn onder meer de ecologische structuren benoemd. Hieraan is een duidelijke maatvoering gekoppeld. Deze maatvoering wordt zowel bij de start van ruimtelijke ontwikkelingen als gedurende het verdere proces meegenomen om zo de ecologische kwaliteit op een juiste manier mee te nemen. De grote ambities en veelheid van belangen die spelen in ruimtelijke ontwikkelingen, maken een heldere en duidelijke structuur en maatvoering voor ecologie wenselijk.
In de memo 'inbouwvoorzieningen gierzwaluwen en vleermuizen & groendak' d.d. 26 juni 2023 (bijlage 7) zijn de voorzieningen opgenomen t.a.v. gierzwaluwen en vleermuiskasten in de ontwikkeling. Ten behoeve van vleermuizen worden in totaal vier inbouwkraamkasten ingemetseld in de gevels. Ten behoeve van gierzwaluwen worden een tiental stuks inbouwstenen gepositioneerd in de oost- & westgevel van het gebouw.
4.5.6 Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie Koel Tilburg
We krijgen in Nederland en dus ook in Tilburg te maken met steeds extremer weer. Het gaat vaker en harder regenen, er komen meer en langere hittegolven en de bodem droogt steeds verder uit. De veranderingen gaan gepaard met overlast en schade voor mens en natuur en zet de leefbaarheid van de stad onder druk.
Doel van de uitvoeringsagenda (vastgesteld door het college op 30 juni 2020) is bewustwording, gedeeld eigenaarschap en projecten. De gemeente heeft daarnaast een zelfstandige opgave op het gebied van klimaatadaptatie bij eigen projecten, bij het meegeven van randvoorwaarden bij stedelijke ontwikkeling en een rol in het verankeren van klimaatadaptatie in andere beleidsvelden en organisaties. Er zijn zes doelstellingen geformuleerd om klimaatbestendiger te worden:
-
Een gevarieerd, natuurlijk en vitaal buitengebied;
-
Robuuste groen- blauwe structuren;
-
Een koele woonomgeving;
-
Onze nieuwbouw stelt het voorbeeld;
-
Klimaatbestendige bedrijventerreinen;
-
Klimaatbewustwording en Koel gedrag.
Onderstaande beleidsregels geven handvatten en richtlijnen voor een klimaatrobuuste inrichting en ontwerp:
-
Zorg voor voldoende groen in straten, pleinen en op gebouwen;
-
Zorg voor ‘koelte-eilanden’ en koele looproutes;
-
Zorg dat regenwater infiltreert op de plek waar het valt, dan droogt de bodem niet uit;
-
Zorg voor waterbergingsruimte om extreme buien op te vangen;
-
Gebruik groen als basis en verharding waar nodig.
In de memo 'inbouwvoorzieningen gierzwaluwen en vleermuizen & groendak' d.d. 26 juni 2023 (bijlage 7) is aangegeven dat de lage daken van het gebouw worden voorzien van een mossedumdak.
4.5.7 Nota Ruimte Voor Buitenspelen
Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.
Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:
-
per hectare uitgegeven gebied wordt 300m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte;
-
de huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.
Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).
Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.
Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.
4.6 Kantoren
4.6.1 Nota Ruimte Voor Kantoren
In het werklocatiebeleid, toekomstbestendige werklocaties uit 2020 is opgenomen dat de binnenstad van Tilburg behoort tot één van de kantoor concentratiegebieden. Op deze locatie wil de gmeente Tilburg kantoren behouden en versterken.
4.6.2 Maatregelen In Bestemmingsplan
Onderhavige ontwikkeling voorziet niet rechtstreeks in nieuw te ontwikkelen kantoren. Wel wordt de huidige bestemming 'Centrum - Binnenstad' overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, waarbij in de bestemmingsomschrijving de aangewezen gronden tevens bestemd zijn voor kantoren, met dien verstande dat er in de regels een maximum vloeroppervlakte van 301 m² voor commerciële ruimtes (waaronder kantoren) is toegestaan. Beleidsmatig behoort de projectlocatie tot één van de kantoor concentratiegebieden van Tilburg.
4.7 Detailhandel
4.7.1 Visie Detailhandel
Uitgangspunten
Met de Detailhandelsvisie 2020 is een helder beleidskader vastgesteld met een onderbouwd en afgestemd toekomstbeeld voor de gewenste Tilburgse detailhandelsstructuur en welke inspanningen nodig zijn om deze gewenste structuur te realiseren. Dit beleid is op te vatten als een thematisch ‘programma’ binnen de omgevingswet, dat zoveel mogelijk gebiedsgericht is opgezet.
Figuur: Hoofdstructuur detailhandel gemeente Tilburg
In de detailhandelsvisie wordt de bestaande structuur van winkelgebieden centraal gesteld, winkels dienen zich binnen deze gebieden te vestigen, tenzij er nadrukkelijk redenen zijn om daarvan af te wijken. Daartoe in het beleid omschreven voorwaarden voor maatwerk opgenomen.
Winkelen en boodschappen doen
Traditioneel kennen we verschillende lagen in de detailhandelsstructuur. Deze gelaagdheid is zowel voor de concept structuurvisie 2040 van Tilburg als deze detailhandelsvisie het uitgangspunt. De Binnenstad is het belangrijkste winkelgebied van de stad, naast een boodschappenfunctie staat recreatief winkelen centraal, het is ook primair het gebied waar winkelbezoek gecombineerd wordt met andere bezoekdoelen zoals, theaterbezoek, evenementen en dergelijke. Bij de wijk, buurt en dorpscentra is de winkelfunctie de basis, maar wordt de ontmoetingsfunctie steeds belangrijker. Voor de linten is de nadruk gelegd op boodschappen doen in combinatie met bezoek aan speciaalzaken. Bij alle gebieden geldt dat – mede als gevolg van de teruglopende behoefte aan winkels – dat een verdere menging van functies mogelijk en wenselijk is. Naast detailhandel zijn dat andere op consumentengerichte functies als kapsalons en adviseurs, maar ook zorgverleners.
Grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen
Naast winkels met het accent op dagelijkse boodschappen of meer recreatief en vergelijkend winkelen zijn er ook verschillende, verspreid gelegen, locaties voor grootschalige en perifere detailhandelsvestigingen die meer doelgericht worden bezocht. Deze bieden ruimte aan winkels die vanwege hun omvang of branche veelal niet passend zijn in andere winkelgebieden. Het gaat hierbij onder andere om bouwmarkten, autobedrijven en woonwinkels.
Winkels op perifere detailhandelslocatie moeten voldoen aan een aantal eisen om zich daar te kunnen vestigen, hiermee willen we voorkomen dat trekkers die voor winkelgebieden als de Binnenstad belangrijk zijn voor het functioneren zoals grote sportzaken of electronicawinkels zich overal kunnen vestigen. Daarom staan we winkels in bepaalde branches niet overal toe en worden er (voor een aantal branches) eisen gesteld aan de minimale oppervlakte van winkels op een perifere detailhandelsconcentratie.
Voor alle binnen de bestemming perifere detailhandel toegestane branches geldt een minimale maat van 1.000 m2 wvo voor zover de winkel niet gelegen is binnen een van de perifere concentraties zoals is weergeven in fig. x.x.. Voor winkels wel gevestigd op perifere concentraties blijft de minimale 1.000 m2 gehandhaafd voor de branches Sport- en Speelgoed en Wit- en Bruingoed/electronica. Voor Woninginrichting geldt daar een minimale omvang van 500 m2 wvo. Voor de branches, keukens, sanitair, doe-het-zelf/bouwmarkten wordt geen minimale eis gesteld aan de omvang.
Voor de in het beleid opgenomen perifere concentraties gelden de volgende toegestane branches:
AaBe Fabriek: Doe-het-zelf/Bouwmarkten, Keukens, Sanitair, Tuincentra, Woninginrichting, Fietsen, Sport en Speelgoed, Wit- en Bruingoed/Electronica
Vossenberg Oost: Doe-het-zelf/Bouwmarkten, Keukens, Sanitair en Tuincentra;
Leijendaal: Doe-het-zelf/Bouwmarkten, Keukens, Sanitair en Tuincentra, Woninginrichting;
Bosscheweg: Doe-het-zelf/Bouwmarkten, Keukens, Sanitair en Tuincentra, Woninginrichting;
Kraaiven: Auto’s, Boten, Caravans, Fietsen (en motoren)
De Groene Kamer: Tuincentra, Sport (cf. collegebesluit 2016)
Rugdijk/Stokhasselt: Tuincentra, Doe-het-zelf/Bouwmarkten
Nieuwe ontwikkelingen
Trends, ontwikkelingen, consumentengedrag en de behoefte van retailers krijgen een prominente plek in de Tilburgse detailhandelsstructuur. Met dat in het achterhoofd stimuleren we het behoud en versterking van de bestaande winkelgebieden. Als we de huidige markt willen volgen zullen we incidenteel zeker ook ruimte moeten kunnen bieden aan ontwikkelingen buiten de bestaande locaties. Onze doelstelling is daarmee de kwaliteit en vitaliteit van de bestaande structuur te versterken en te voldoen aan de wens van de consument.
Op trafficlocaties (zoals stations, bedrijventerreinen, ziekenhuizen of andere drukbezochte locaties waar veel mensen om andere redenen dan winkelen komen) blijft een beperkte mogelijkheid voor detailhandel aanwezig. In bijzondere gevallen kan de gemeente detailhandel buiten winkelcentra toestaan, denk aan (zeer) stedelijke gebiedsontwikkelingen waar een menging van functies stellen wenselijk is.
Maatregelen bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan voorziet in detailhandel op de eerste twee bovengrondse verdiepingen van het woongebouw met een maximum bruto vloeroppervlak van 301m2. Met de nieuwe doorsteek in de vorm van de Frederikstraat wordt het Pieter Vreedeplein beter bij het hoofdwinkelgebied rondom de Heuvelstraat betrokken. Bovendien maakt de doorsteek onderdeel uit van een nieuwe noord-zuidverbinding vanaf de Spoorlaan, via het Pieter Vreedeplein richting de Emma winkelpassage. Daarmee komt de ontwikkeling de gastvrijheid en kwaliteit van het hoofdwinkelgebied ten goede. Deze aspecten staan centraal in het kernwinkelgebied van Tilburg. Winkels in alle branches en in verschillende oppervlakten worden in dit gebied toegestaan.
4.8 Horeca
4.8.1 Algemeen
De raad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.
"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horeca-aanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."
Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod
Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden. Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie, moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.
Evenwichtig aanbod
Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.
4.8.2 Horeca-categorieën
In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horeca-categorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.
Categorie 1 (Daghoreca)
Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:
hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.
Categorie 2 (Droge horeca):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.
Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken. Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.
Categorie 3 (Eetgelegenheden):
Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar
hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.
Categorie 4 (Café - Barconcepten):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.
Categorie 5 (Uitgaan & Zalen):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals (live) optredens en mechanische muziek.
Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen ook binnen deze categorie.
Categorie 6 (Verblijfshoreca):
Horeca inrichting waar:
hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.
Voorbeelden zijn: hotels, motels en pensions.
4.8.3 Gebiedsgerichte horecavisie Tilburg 2023-2027
Met deze horecavisie geeft Tilburg richting aan de gewenste ontwikkeling van horeca voor de komende 5 jaar. Het ontwikkelperspectief met de daarbij behorende gebiedsprofielen vormen de strategische uitwerking van deze visie. Dit perspectief is het richtinggevend kader waarin we onze stip op de horizon schetsen:
De Tilburgse horeca in 2027 creëert met ons samen bruisende plekken voor een groeiende bloeiende stad, biedt een gedifferentieerd aanbod voor een inclusieve stad, komt met vernieuwende initiatieven voor een duurzame stad en zorgt voor balans tussen levendigheid en leefbaarheid.
Voor de binnenstad is de volgende ontwikkelingsrichting opgenomen:
De Tilburger wordt aangetrokken tot de Binnenstad, die in diversiteit, onderscheidend vermogen en energie het voorbeeld is voor ondernemend Tilburg in de transitie naar meer stedelijke allure. Een Binnenstad die goed te bereiken is voor inwoner en bezoeker, te voet, met de fiets, auto of OV. De Binnenstad leeft overdag en bruist in het weekend. Voor ieder wat wils, maar wel wat te kiezen!
De subgebieden van de Tilburgse Binnenstad bieden een gedifferentieerd, verrassend aanbod waarbij ieder gebied een eigen, onderscheidende identiteit heeft. Uniek & creatief aanbod voor rood, luxe & klassiek voor blauw, gezellig & hip aanbod voor geel en laagdrempelig & herkenbaar voor groen. Dit geldt voor zowel de inrichting en sfeer binnen als de uitstraling van het terras. Door de optimale mix van concepten en sectoren en de aansluiting op de functies van de subgebieden (winkelen, wonen, werken, uitgaan) ontstaat een natuurlijke samenhang van de subgebieden en vormt de Binnenstad een bruisend geheel. Het is belangrijk optimale fysieke verbindingen te creëren tussen de subgebieden met aantrekkelijke looproutes bij binnenkomst in de stad.
We zetten in op verkleuren in plaats van toevoegen door stimulatie van zowel eetgelegenheden als borrelcafés en hotels. Toevoeging van horeca op locaties die de natuurlijke loop van het winkelrondje bevorderen is gewenst.
De projectlocatie ligt aan het Pieter Vreedeplein. Dit gebied wordt gedomineerd door groene concepten en fastfood en nodigt in mindere mate uit tot langer verblijven. Er is beperkte levendigheid einde middag / begin avond. Met de beoogde ontwikkeling wordt voorzien in de gewenste levendigheid door het toevoegen van woningen in combinatie met commerciële ruimte. Bij een invulling met horeca ontstaat de kans om een nieuw complementair concept toe te voegen aan het winkelrondje. Het nieuwe Frederiksstraatje verbindt het Pieter Vreedeplein en de Emmapassage in een aantrekkelijke winkelroute.
Maatregelen in bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan heeft het woongebouw de bestemming 'Centrum - Binnenstad' gekregen. Binnen deze bestemming is uitsluitend Daghoreca van categorie I rechtstreeks toegestaan met een maximum vloeroppervlakte van 301m². Daarnaast zijn ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.
4.9 Verkeer En Parkeren
4.9.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
4.9.2 Tilburg Fietst!, deTilburgse Fietsagenda 2020
Het Tilburgs beleid voor de fiets ia vastgelegd in “Tilburg Fietst!, de Tilburgse Fietsagenda 2020”, welke door het college is vastgesteld op 8 december 2020.
De fietsagenda is één van de vijf uitwerkingen van de Mobiliteitsaanpak Tilburg 2040 (MAT2040) en de MobiliteitsAgenda 013. Hierin is de doelstelling opgenomen dat tweederde van de verplaatsingen binnen de stad in 2040 op actieve wijze plaatsvindt (lopen en fietsen) en een groei van 20% van het aantal gereden fietskilometers in 2027 ten opzichte van 2017. Fietsen is inclusief, draagt bij aan een duurzame stad en is cruciaal in gezondheidspreventie. Daarom kiest de gemeente Tilburg voor de fiets en doet dit consequent. Hierbij wordt ingezet op drie pijlers: fietsinfrastructuur, fietsparkeren en fietsstimulering. De fietsagenda verbindt het Tilburgs fietsbeleid met het Regionaal Fietsbeleidsplan 2016-2020 (regio Hart van Brabant), met de Samenwerkingsagenda BrabantStad Fiets 2019-2022 (de vijf Brabantse steden, de provincie NoordBrabant en BUas) en met het landelijke Tour de Force 2e etappe Schaalsprong Fiets (samenwerking tussen het Ministerie van I&W, IPO, VNG/F10, vervoerregio’s en diverse organisaties waaronder de ANWB en de RAI Vereniging).
4.9.3 Agenda voor het stedelijke openbaar vervoer in Tilburg
De Tilburgse OV-agenda vormt een uitwerking van actuele kaders, waaronder de Mobiliteitsaanpak Tilburg (2016), Verstedelijkingsstrategie (2022), Parkeerstrategie (2022) en de Netwerkanalyse (2020). In het bestuursakkoord ‘Meer voor Elkaar’ (2022) is opgenomen dat voor het realiseren van de woningbouwopgave en voor een prettig en gezond verblijfsklimaat een mobiliteitstransitie noodzakelijk is met inzet op hoogwaardig openbaar vervoer voor de lange termijn.
Om Tilburg leefbaar en bereikbaar te houden, dient het aantal reizigers in 2040 met een factor 3-4 te zijn gegroeid ten opzichte van 2019. Om dat te bereiken, zet Tilburg op hoofdcorridors in op Bus Rapid Transit (BRT). Hier reizen inwoners en bezoekers snel en comfortabel over busbanen naar hun bestemming. Aanvullend op BRT worden sterke ontsluitende stads- en streeklijnen gehandhaafd. Een hoogfrequente stadslijn door de oude stad van noord naar zuid verbindt de Parkring, het Museumkwartier, Wagnerplein en mogelijk het ziekenhuis en te ontwikkelen transferia in Noord en Zuid. Tenslotte gaan reizigers voor de kleine vervoersbehoeften gebruik maken van flexibele, ondersteunende, toegankelijke diensten.
4.9.4 Netwerkanalyse, de auto-agenda Tilburg
De Omgevingsvisie uit 2015, de Mobiliteitsaanpak uit 2016 en TilburgNext uit 2017, sturen in combinatie met een mobiliteitstransitie en een toename van een fors aantal inwoners aan op stedelijke ontwikkeling die bijdraagt aan een vitale, economische sterke, inclusieve en mooie stad om in te wonen en werken. Dit geldt ook voor de binnenstad, dat als nieuw centrum toe moet naar meer bezoekers, meer inwoners en meer verblijfskwaliteit. Dit vergt echter ruimte en die is slechts beperkt beschikbaar.
Ten behoeve hiervan is de netwerkanlyse uitgevoerd en vastgesteld door de raad op 1 februari 2021.
In de netwerkanalyse is een betere benutting van de buitenring van de stad, voor vracht en doorgaand verkeer, door ene optimalisering van deze routes, opgenomen. Daarnaast is vastgesteld dat de gehele cityring in een kwalitatieve en leefbare openbare ruimte geïntegreerd moet worden, met gegarandeerde bereikbaarheid van de binnenstad voor bewoners, bezoekers en bevoorrading, waarbij er zodanige maatregelen getroffen worden dat er sprake is van een maximumsnelheid van 30km/uur en er uiterlijk in 2023 op de zuidelijke cityring nog maximaal 8.000 auto’s per etmaal rijden;
Hiervoor is op 4 oktober 2021 door de raad een aantal concrete, aanvullende, maatregelen vastgesteld die de hoeveelheid verkeer op de cityring in voldoende mate terugbrengt. Deze komen neer op het instellen van een linksafverbod voor autoverkeer vanaf het stadhuisplein naar de Bisschop Zwijsenstraat en een afslagverbod vanaf de Koopvaardijstraat richting centrum.
Met deze aanpassingen wordt ook de naam “cityring” vervangen door een naam die de lading beter dekt en verwijst naar de parkeerroute en het gewenste groene karakter van de ring. De huidige werknaam hiervoor is “Parkring”.
4.9.5 Tilburg loopt!, de loopagenda Tilburg 2020-2023
Lopen draagt bij aan de doelen in het bestuursakkoord. Lopen maakt, zoals wetenschappelijk is bewezen, gezond en gelukkig. Lopen is inclusief, duurzaam en draagt bij aan de vitaliteit van onze inwoners.
Met dit doel is op 12 mei 2020 de loopagenda vastgesteld. Deze agenda geeft invulling aan het handvest voor lopen, het partnerschap van het platform ruimte voor lopen, de mobiliteitsaanpak 2040 en de mobiliteitsagenda 013. Bij de mobiliteitsaanpak 2040 horen uitvoeringsagenda's. In de loopagenda is het uitvoeringsprogramma voor de voetganger opgenomen.
De uitgangspunten die zijn vastgesteld gaan uit van volledige toegankelijkheid voor iedereen. Lopen maakt deel uit van elke verplaatsing ook die waarbij andere vervoerswijzen betrokken zijn. Het kan ook alleen een ommetje zijn. Er moet voor voetgangers een basiskwaliteit zijn, maar op plaatsen waar veel voetgangers komen moet dat een extra kwaliteitsimpuls krijgen.
4.9.6 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Tilburg richt zich op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. De beschikbare parkeercapaciteit dient optimaal te worden benut. Daar hoort bij dat parkeerders op de juiste plek worden gefaciliteerd, ook voor specifieke voorzieningen zoals elektrische (deel)auto's en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en auto's in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen.
De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
4.9.7 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', parkeernormen voor de auto en voor de fiets
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' (zie bijlage 16) zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
4.9.8 Analyse plangebied
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in het centrum van Tilburg, binnen de Cityring. Meer specifiek is het plangebied gelegen aan de zuidzijde van het Pieter Vreedeplein.
Wegenstructuur
Omdat het plangebied beperkt toegankelijk is voor autoverkeer zal er op de straten in de directe omgeving nagenoeg geen sprake zijn van toename van verkeer. Parkeren vindt plaats in de openbare parkeergarages. Het extra verkeer zal worden afgewikkeld op de straten van en naar de openbare parkeergarages toe. Het betreft met name de Spoorlaan en daarnaast de Heuvelring en verdere parkring. Het plangebied is niet voor doorgaand verkeer toegankelijk. Het Pieter Vreedeplein en de omliggende straten maken onderdeel uit van het voetgangersgebied van het kernwinkelgebied van gemeente Tilburg, waarop tussen 6.00 uur en 11.00 uur laden en lossen is toegestaan. Het gebied heeft een lengtebeperking van 11 meter en aslastbeperking van 8.000 kg. Het totale gewicht van de vrachtwagen mag, inclusief belading, niet meer dan 40 ton bedragen. De nieuwe Frederikstraat, tussen de Heuvelstraat en het Pieter Vreedeplein is uitsluitend voetgangersgebied zonder venstertijden.
Fietsroutes
Het Pieter Vreedeplein is in het fietsnetwerk van de gemeente Tilburg opgenomen als 'Sternetfietsroute Binnenstad'. Daar is geen specifieke fietsinfrastructuur aanwezig. Fietsers, voetgangers en bevoorradend verkeer delen hier de ruimte. Het gebied is verboden voor snorfietsen.
Openbaar vervoer
Dit plangebied is gelegen in de binnenstad van Tilburg. Op de straten nabij het plangebied, de Spoorlaan en de Heuvelring, liggen hoogwaardige bushaltes. Dit zorgt ervoor dat het plangebied goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Bushaltes zijn te vinden op ongeveer 150 meter van het plangebied (Heuvelring). Bovendien ligt station Tilburg Centraal Station op hemelsbreed circa 500 meter van het plangebied.
Autoparkeren
Om de ontwikkeling bereikbaar te maken voor bewoners, werknemers en bezoekers wordt er ook voorzien in het parkeren van de auto. Op grond van de normen, zoals genoemd in de nota Parkeernormen Tilburg 2017 zijn op het maatgevende moment 88 parkeerplaatsen (zonder reductiefactor deelmobiliteit) benodigd voor bewoners voor de bouw van 130 appartementen en 350m2 commerciële ruimte aan het Pieter Vreedeplein. In de binnenstad is het parkeren voor bezoekers vrijgesteld, vanwege het ruime aanbod aan collectieve gemeentelijke en private parkeergarages (mits hier nog restcapaciteit aanwezig is).
Op 20 juni 2017 heeft het college besloten de toename van de parkeerdruk ten gevolge van de ontwikkeling Kernwinkelgebied, waaronder de woontoren Pieter Vreedeplein valt, te faciliteren binnen de huidige gemeentelijke parkeervoorzieningen.
Parkeren op eigen terrein is niet mogelijk. Op grond van de nota parkeernormen 2017 is het benutten van restcapaciteit in de directe omgeving mogelijk, wanneer de parkeerdruk, met toevoeging van de parkeerbehoefte van de ontwikkeling, onder de 85% blijft. Uit door Spark uitgevoerd onderzoek d.d. 19 oktober 2023 blijkt dat er voldoende restcapaciteit is in de parkeergarages in de binnenstad, evenwel zonder toepassing van 85% van de capaciteit. Dit is acceptabel, omdat restcapaciteit in parkeergarages beter te verdelen is dan restcapaciteit op straat. Door verwijzingen op straat naar beschikbare garages (PRIS) en de routing in de garages, kan bijna 100% van de beschikbare capaciteit worden benut.
Omdat de ontwikkeling niet geheel in de nota Parkeernormen Tilburg 2017 past, is gekozen voor een maatwerkoplossing voor de wijze waarop het parkeren wordt ingevuld. Deze maatwerkoplossing is gebaseerd op het parkeerbeleid zoals dit is verwoord in de nieuwe nota Parkeernormen Tilburg 2023.
Voor de bewoners van de Woontoren Pieter Vreedeplein wordt een overeenkomst aangegaan met Winkelrondje B.V. inzake parkeerabonnementen. Voor de bewoners worden 73 7-daagse parkeerabonnementen uitgegeven, te verdelen over parkeergarages 013/Tivoli en parkeergarage Emmapassage. Hier is een reductiefactor vanwege deelmobiliteit toegepast. In de binnenstad is sprake van algemene beschikbaarheid van deelmobiliteit. Voor de andere 57 appartementen krijgen bewoners de mogelijkheid zich in te schrijven voor een parkeerabonnement. Bewoners komen niet in aanmerking voor andere gemeentelijke parkeerproducten, zoals een vergunning voor het parkeren op straat. Op 14 november 2023 heeft het college besloten tot deze parkeeroplossing Pieter Vreedeplein.
De afgelopen jaren zijn verschillende bestuurlijke besluiten genomen, die van invloed zijn op deze ontwikkeling, waar bij de toetsing rekening mee gehouden wordt. Uitgangspunt is dat onderbouwd wordt dat de omgeving geen parkeeroverlast ervaart door deze nieuwe ontwikkeling. Op 14 november 2016 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig plan Verbinding Emmapassage ‐ Pieter Vreedeplein vastgesteld. Hierin is benoemd dat voor de nieuw te realiseren woningen binnen het reeds bestaande parkeerareaal een oplossing wordt gezocht. Op 21 februari 2017 heeft het college een besluit genomen met betrekking tot de realisatie van twee wooncomplexen in het Kernwinkelgebied (de Weverij en de woontoren op het Pieter Vreedeplein), waarbij benoemd is dat het vanwege verkeersbewegingen niet wenselijk was parkeren op het eigen perceel op te lossen. Toen onderzoek in de eerste helft van 2017 aantoonde dat er in de gemeentelijke garages nog voldoende restcapaciteit aanwezig was, is besloten dat hier gebruik van gemaakt kon worden en dat bewoners in aanmerking konden komen voor een bewonersabonnement. Ook het parkeeronderzoek bij het vernietigde bestemmingsplan toonde aan dat er voldoende restcapaciteit in de parkeergarages aanwezig was.
Ter volledigheid is ook getoetst aan de nota Parkeernormen Tilburg 2023. Deze is ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan en verlening omgevingsvergunning nog niet in werking, maar zal, zoals het er nu naar uitziet, binnenkort wel in werking treden. Overigens is in de nota Parkeernormen 2023 een overgangsregeling opgenomen, waarmee aanvragen om omgevingsvergunning welke voor inwerkingtreding van deze nota zijn ingediend, worden getoetst aan de nota Parkeernormen Tilburg 2017.
Op grond van de nota Parkeernormen 2023 zijn 104 parkeerplaatsen (zonder reductiefactor deelmobiliteit) benodigd. Ook bij een toets aan de Parkeernota 2023 kan van het uitgangspunt (parkeren op eigen terrein) worden afgeweken, op basis van bovengenoemde uitgangspunten en de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het vernietigde bestemmingsplan. Dat wordt ook mogelijk gemaakt via de hardheidsclausule in de Parkeernota 2023: van de restcapaciteit kan gebruik gemaakt worden als hiervan op loopafstand voldoende aanwezig is. Actueel onderzoek d.d. 6 juli 2023 (aangepast oktober 2023) toont aan dat er nog steeds voldoende restcapaciteit is voor de extra parkeervraag van 73 parkeerplaatsen, op een loopafstand van maximaal 300m. Om aan de parkeervraag te voldoen, zullen door de gemeente 73 parkeerabonnementen worden uitgegeven in de parkeergarages ‘013/Tivoli’ en ‘Emmapassage’.
De extra parkeervraag van 73 plaatsen is berekend met een reductie van 30% op de parkeerbehoefte. Ook deze reductie is benoemd in eerdere bestuurlijke besluitvorming over parkeerabonnementen voor de Weverij en de woontoren Pieter Vreedeplein. Deze reductie past echter óók in de Nota Parkeernormen 2023: de reductie mag worden toegepast als er sprake is van realiseren van deelmobiliteit. De gemeente werkt aan de realisatie van deelmobiliteit. Om de beschikbaarheid daarvan te waarborgen worden binnenkort de Beleidsregels Deelauto’s vastgesteld met als doel het aantal deelauto’s uit te breiden. Voor nu is er voldoende aanbod van deelmobiliteit in de binnenstad aanwezig.
De extra parkeervraag van 73 bewonersabonnementen, dekt mogelijk niet de volledige vraag naar parkeerplaatsen van bewoners. Als de vraag groter is dan het aantal beschikbare abonnementen, wordt er geloot en komen uitgelote aanvragers op een wachtlijst te staan, die specifiek gekoppeld is aan de voor het woongebouw Pieter Vreedeplein beschikbare plaatsen in genoemde omliggende parkeergarages. Over de afspraken voor het uitgeven van parkeerabonnementen in de parkeergarages 013/Tivoli en Emmapassage en de deelmobiliteit Pieter Vreedeplein wordt separaat een collegebesluit genomen, alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend.
Bezoek van bewoners en werknemers van de commerciële voorziening (op dit moment wordt horeca beoogd) kunnen in één van de omliggende parkeergarages parkeren, waarbij ook van de restcapaciteit gebruik wordt gemaakt. Daartoe kan bij de Parkeernota 2023 worden aangesloten, door voor dit gebruik een afkoopsom te betalen, òf door gebruik te maken van de hardheidsclausule Bezoekers van de commerciële voorziening (horeca) kunnen in één van de omliggende parkeergarages parkeren. Hierbij is een vrijstellingsregel in de parkeernota 2023 van toepassing voor bezoekersparkeren binnen de invloedssfeer van de parkeergarages, omdat hier nog voldoende restcapaciteit beschikbaar is.
Fietsparkeren
Als gevolg van onderhavige ontwikkeling zal de vraag naar kortparkeren met de fiets eveneens toenemen. Momenteel wordt voor de gehele binnenstad masterplan fietsparkeren binnenstad opgesteld, waarin is opgenomen waar kort‐en lang parkeren van de fiets plaats moet vinden. Voor lang parkeren zijn der de fietstallingen Pieter Vreedeplein en Heuvel. Beide op loopafstand van de ontwikkeling.
In onderhavig plan is rekening gehouden met fietsparkeren middels inpandige bergingen. Ook wordt hier aandacht aan besteed bij de inrichting van het binnenterrein (fietsparkeren voor bezoekers). De fietsstallingen Pieter Vreedeplein en Heuvelplein liggen voorts op loopafstand.
Calamiteitenverkeer
Het openbaar gebied moet altijd bereikbaar zijn voor de noodhulpdiensten. Het plangebied is toegankelijk voor calamiteitenverkeer. Dat geldt ook voor de andere straten die zijn aangemerkt als voetgangersgebied.
Afvalinzameling
Afvalinzameling vindt plaats door middel van ondergrondse containers. Deze ondergrondse containers moeten volgens de richtlijnen worden geplaatst en goed bereikbaar zijn met een wagen van 10 meter. Hiervoor zijn aparte richtlijnen opgesteld "Richtlijnen voor aanleg van ondergrondse afvalcontainers". Het benaderen, ledigen en verlaten van de afvalinzamelingsplaats met de vuilniswagen moet op een veilige manier gebeuren.
Bevoorrading
De bevoorrading moet op een veilige manier gebeuren, daarvoor biedt het plangebied voldoende mogelijkheden. Daarnaast zijn bepalingen in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen om dit ook juridisch te borgen.
Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
5.2 M.e.r.-beoordeling
Ingevolge de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage dient bij een stedelijk ontwikkelingsproject, ondanks dat het onder de drempelwaarden van de categorieën uit de bijlage Besluit milieueffectrapportage valt, een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt moet worden.
Ten aanzien van onderhavig project (maximaal 130 woningen en commerciële ruimte in de plint) kan geconcludeerd worden dat sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D, bijlage Besluit Milieueffectrapportage. De omvang van het project ligt evenwel ver beneden de geldende drempelwaarden (circa 100 hectare en 2.000 woningen).
Het doel van een vormvrije m.e.r./beoordeling is om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven, door in een vroeg stadium te onderzoeken en te beoordelen of de voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Om deze vraag te beantwoorden zijn in de beoordeling de criteria betrokken die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn ´betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten´.
Uit de Vormvrije m.e.r.-beoordeling die in bijlage 9 aan de toelichting is gehecht, volgt dat nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Uit geen van de effectstudies blijkt dat, met het (eventueel) toepassen van de noodzakelijke maatregelen, belangrijke nadelige milieugevolgen blijven bestaan. De te nemen maatregelen zijn afdoende geborgd in het vast te stellen bestemmingsplan en in wetgeving. Het opstellen van een MER is dan ook niet aan de orde.
5.3 Milieuhinder Bedrijven
5.3.1 Algemeen
Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven, die invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG-brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een "gemiddeld" modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' onderscheidt de VNG ook het omgevingstype 'Gemengd gebied'. Daarbij kan gedacht worden aan stadscentra, dorpskernen en winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen, en (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid. Waar bij het omgevingstype 'rustige woonwijk sprake is van een duidelijke functiescheiding, is bij het omgevingstype 'Gemengd gebied' sprake van functiemenging. Dat wil zeggen dat direct naast woningen ook andere functies voorkomen, zoals winkels, horeca en (kleine) bedrijven.
In de VNG-uitgave is een specifieke staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
5.3.2 Bestaande rechten
In het bestemmingsplan Binnenstad 2010 heeft het plangebied deels de bestemming 'Centrum - Horeca' en deels de bestemming 'Centrum - Binnenstad', waarbinnen grondgebonden en gestapelde woningen mogelijk zijn. Het gebied ten oosten van het plangebied heeft eveneens de bestemming 'Centrum - Horeca'.
Binnen de bestemming 'Centrum - Horeca' is een uitwisseling van functies mogelijk. Daarbij gaat het om onder andere: horeca tot en met de categorie 3, detailhandel, bedrijfsactiviteiten van categorieën A en B uit de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie, sport, dienstverlening en wonen (grondgebonden woningen en gestapelde woningen). Tot horeca categorie 3 wordt gerekend een discotheek/bardancing, (nacht)bar, hotel, en erotisch gerichte horeca.
In dit bestemmingsplan krijgt het gehele plangebied de bestemming 'Centrum - Binnenstad'. Binnen deze bestemming zijn naast wonen functies toegelaten die voor wat betreft het goede woon- en leefklimaat direct naast wonen kunnen voorkomen. Omdat nagenoeg dezelfde bestemming geldt voor omliggende panden, worden deze niet in hun activiteiten of ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Wel moet inzichtelijk worden gemaakt dat de woningen geen overlast zullen ervaren van de horeca die tevens mogelijk is binnen de bestemming 'Centrum - Horeca' die is geprojecteerd op de naastgelegen panden ten noordoosten van het plangebied.
5.3.3 Horeca
In het plangebied zelf is alleen horeca categorie 1 toegestaan. Dit betreft categorie A als bedoeld in de categorie-indeling functiemenging (bijlage 4 bij VNG brochure bedrijven en milieuzonering) en betreft horeca die aanpandig aan woningen gerealiseerd kan worden vanwege de geringe milieubelasting op de omgeving.
Buiten het plangebied is horeca t/m cat 3 (oude categorieen) toegestaan. Dit betreft gelet op de categorie-indeling functiemenging categorie B en is naast woningen (mits bouwkundig gescheiden) toegestaan.
Gelet op het bovenstaande voldoet het plan aan de uitgangspunten als opgenomen in de VNG brochure bedrijven en milieuzonering voor gebieden van functiemenging.
Daarnaast ligt het plangebied deels in een horecaconcentratie gebied en in een hoog stedelijk gebied. In dergelijke gebieden wordt vanwege de aard van de omgeving meer (geluid)hinder geaccepteerd dan in een rustige woonwijk. Zodoende is het aanvaardbaar om in een horecaconcentratiegebied en in een hoog stedelijk gebied woningen direct naast of boven panden met een horecafunctie te realiseren.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
-
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
-
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
-
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.4.2 Beleidsvisie externe veiligheid
Op de plankaart externe veiligheid van de beleidsvisie externe veiligheid is de omgeving waarbinnen onderhavig plangebied is gelegen, aangemerkt als een 'luw woongebied'. Binnen luwe woongebieden is de ambitie om zo min mogelijk risicovolle activiteiten toe te staan. Nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk in luwe woongebieden niet toegestaan. Overige risicovolle inrichtingen en activiteiten moeten worden beperkt of zoveel mogelijk worden uitgesloten.
Uit de inventarisatie blijkt weliswaar dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoortraject Breda-Tilburg en het spoortraject Tilburg-Vught, maar op een afstand verder dan 200 m van die vervoersassen.
Uitsnede Risicokaart Nederland (plangebied paars geduid)
5.4.3 Verantwoordelingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling in het invloedsgebied van een risicobron ligt. Zoals aangegeven in paragraaf 5.4.1 is per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
Door Tritium Advies is in november 2018 een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Deze maakt als bijlage 10onderdeel uit van de toelichting.
Een aantal omliggende risicobronnen is onderzocht:
-
Aardgasdistrictstation;
-
Spoorlijn Breda-Tilburg-Eindhoven / 's-Hertogenbosch;
-
Rijksweg A58: traject B111, afrit 11 (Goirle) en afrit 10 (Hilvarenbeek);
-
Rijksweg A58: traject B6, knooppunt de Baars-Oirschot;
-
Rijksweg A65: traject B58, Tilburg-knooppunt Vught.
Aardgasdistrictstation
Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 730 meter tot een aardgasdistrictstation. Dit station betreft een zogenoemde 'overige risicovolle inrichting' die niet valt onder het Besluit Externe Veiligheid (Bevi). De ruimtelijke invloed is beperkt en verdere toetsing is niet noodzakelijk.
Spoor
Voorts is het plangebied gelegen op een afstand van circa 375 tot de spoorlijn Breda-Tilburg en een afstand van circa 1600 meter tot de splitsing in de trajecten Boxtel-Eindhoven en Vught-'s-Hertogenbosch.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda-Tilburg en Rijksweg A58. Het planvoornemen is gelegen op een dusdanig grote afstand dat een eventuele toename van de personendichtheid geen significant effect heeft op de hoogte van het groepsrisico.
Omdat het plangebied wel binnen het invloedsgebied van het spoor is gelegen, is een generieke verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Beleidsvisie externe veiligheid Tilburg. Deze verantwoording is als bijlage van voornoemde quickscan opgenomen.
Rijkswegen A58 en A65
Over de nabijgelegen rijkswegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A58, gelet waarop een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Deze verantwoording is als bijlage van voornoemde quickscan opgenomen.
Conclusie
Op basis van de verantwoording van het groepsrisico wordt het volgende geadviseerd:
-
Bij gebruik van een mechanisch ventilatiesysteem dient in het ontwerp te worden doorgevoerd dat deze centraal dan wel per appartement met een noodschakelaar is uit te schakelen;
-
In het kader van vooroverleg dient advies aan de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant te worden gevraagd ten aanzien van de huidige stand van zaken omtrent de aanwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen ter plaatse.
-
De veiligheidsregio heeft aangegeven dat de brandwer zal opkomen vanuit de kazerne Post Centrum. De opkomsttijd bedraagt 6.30 minuut (inclusief verwerkingstijd bij de meldkamer). Dit ligt binnen de brandweerzorgnorm voor nieuwbouwwoningen.
Gezien het vorenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het beoogde planvoornemen.
5.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.
Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
5.6 Geluid
5.6.1 Algemeen
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
5.6.2 Wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen in zowel een geluidzone van wegen als spoor. Derhalve is in dit kader een Akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai uitgevoerd door Tritium Advies. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 11bij deze toelichting gevoegd. Dit onderzoek is meer dan 2 jaar oud. Om de volgende redenen zijn de uitgangspunten van het onderzoek nog steeds actueel en kan dit onderzoek worden gebruikt voor de beoordeling van weg- en verkeerslawaai:
-
Voor wegverkeer geldt dat de meest actuele verkeersmodellen weliswaar geactualiseerd zijn t.o.v. de situatie in 2019 (o.a. vanwege besluit Parkring), maar dat daardoor de intensiteiten op de Spoorlaan, Heuvelring en NS-plein af zullen nemen. In 2019 was er voor wegverkeer al geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dat zal met de nieuwe verkeersgegevens ook niet aan de orde zijn.
-
Ten aanzien van railverkeerslawaai is het uitgangspunt dat gebruik gemaakt wordt van de gegevens uit het geluidregister van ProRail voor een volledig gevuld Geluidproductieplafond (GPP). De GPP’s ter hoogte van het plangebied zijn voor het laatst gewijzigd in 2017. De gehanteerde brongegevens voor railverkeer zijn dus nog steeds actueel.
-
Het Hogere Waardenbeleid van de gemeente Tilburg dateert van april 2015. Dit beleid is nog steeds actueel, en de motivatie t.a.v. de Hogere Grenswaarden is daarmee ook nog actueel.”
Hieronder volgen de belangrijkste resultaten.
Wegverkeerslawaai
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de wegen Spoorlaan, Heuvelring en NS-plein. Voor deze gezoneerde wegen geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de woontoren overschrijdt. Derhalve is een procedure hogere waarde ten gevolge van wegverkeerslawaai niet aan de orde.
Spoorweglawaai
Voor spoorweglawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de nabijgelegen sporen rondom station Tilburg. Voor de nabijgelegen sporen rondom station Tilburg geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB op meerdere locaties wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door bron- en overdrachtsmaatregelen terug te brengen.
Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het spoorwegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is niet mogelijk in onderhavige situatie. Het toepassen van raildempers is rondom het stationsgebied niet effectief omdat hier sporen met wissels aanwezig zijn en het tevens gaat om optrekkende en afremmende passagierstreinen. Tevens ontmoet deze maatregel overwegende bezwaren van financiële aard.
5.6.3 Hogere grenswaarden
Ten behoeve van het akoestisch onderzoek is tevens rekening gehouden met het document "Hogere waarde beleid Gemeente Tilburg" d.d. april 2015 van de gemeente Tilburg. Conform dit beleidsstuk kan er pas een hogere waarde worden verleend als de woningen, waarbij de geluidbelasting meer bedraagt dan 53 dB voor wegverkeerslawaai en 60 dB spoorweglawaai, beschikken over een geluidluwe zijde en een geluidluwe buitenruimte.
Alle appartementen beschikken over een geluidluwe gevel, indien de op het noorden georiënteerde appartementen op de 14e t/m 17e verdieping tevens grenzen aan de oost- en westgevel (ter plaatse van respectievelijk toetspunt 13/14 en 18). De gevels ter plaatse van de genoemde toetspunten zijn namelijk geluidluw.
Verder dienen de genoemde appartementen te beschikken over een geluidluwe buitenruimte. Door middel van een balkon of loggia aan de oost- of westgevel kan een geluidluwe buitenruimte gecreëerd worden voor deze appartementen, waarna voor alle appartementen wordt voldaan aan het geluidbeleid van de gemeente Tilburg. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een hogere waardebesluit (besluit 18 februari 2020), is voor de appartementen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning.
5.6.4 Laden en lossen
Het plangebied is gelegen in kernwinkelgebied. Laad en losactiviteiten mogen alleen tussen 6:00 en 11:00 uur plaatsvinden. Betreffende activiteiten zijn inherent aan de ter plaatse reeds planologisch toegestane functies en de feitelijk ingerichte omgeving. Het planologisch mogelijk maken van een woongebouw met commerciële functies in de plint verandert hier niets aan.
5.6.5 Evenementen
Op het Pieter Vredeplein worden evenementen georganiseerd. Een voorbeeld hiervan is 'Caribbean Night'. Het aantal evenementen wordt vastgelegd in de jaarlijkse evenementenkalender. In de evenementenmatrix is voor het Pieter Vredeplein vastgelegd dat het aantal dagen met versterkte muziek qua evenementen beperkt moet worden tot vijf dagen per jaar. Tevens zijn de eindtijden vastgelegd.
De adviesnorm voor geluid m.b.t de maximale geluidsnormen bedraagt 85 dB(A)/100 dB(C). Deze hoge geluidsniveaus kunnen hinder veroorzaken. Gelet op de stedelijke omgeving (waaronder vele bestaande woningen dichtbij het plein), het belang van evenementen voor de stad en de incidentele basis wordt dit in het kader van een goede ruimtelijke ordening acceptabel geacht.
5.6.6 Industrielawaai
Het plangebied van onderhavig plan is niet gelegen binnen een zone van een geluidzoneringsplichtig bedrijf of industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Derhalve vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor onderhavig plan.
5.6.7 Luchtvaartlawaai
Het plangebied is gelegen in de nabijheid van militair luchtvaartterrein Vliegbasis Gilze-Rijen. In bijlage 3.6 bij de ministeriële Regeling algemene regels ruimtelijke ordening zijn de dB(A)-geluidszone en Ke-geluidszone van de vliegbasis aangegeven. Hieruit blijkt dat deze zones niet over het plangebied zijn geloven. Derhalve is het aspect luchtvaartlawaai niet aan de orde voor onderhavig bestemmingsplan.
Uitsnede van bijlage 3.6 bij Regeling algemene regels ruimtelijke ordening, met het obstakelbeheergebied en de geluidzones van militair luchtvaartterrein Vliegbasis Gilze-Rijen.
5.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
-
een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit
-
ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven
-
een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van desbetreffende stoffen in de buitenlucht
-
een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
5.7.1 Besluit en Regeling niet in betekenende mate
De uitwerking van het begrip 'niet in betekende mate' staat in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'. Hetzelfde geldt voor kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m² bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg.
Dit bestemmingsplan maakt maximaal 130 gestapelde woningen met maximaal 800 m² commerciële functies in de plint mogelijk. Het aantal woningen en de commerciële ruimte ligt in casu (ver) beneden de drempelwaarde van 1.500 woningen en 100.000 m² waaronder een project niet in betekenende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit (grens NIBM).
5.7.2 Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gericht op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). In het besluit is geregeld dat wanneer een gevoelige bestemming binnen een onderzoekszone van een rijks- of provinciale weg wordt gevestigd of uitgebreid, een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Gevoelige bestemmingen zijn functies waarbinnen kinderen, ouderen en zieken verblijven, zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Een woning of ziekenhuis is geen gevoelige bestemming conform het besluit. De onderzoekszone van een rijksweg betreft 300 meter aan beide zijden van de weg, gemeten vanaf de rand van de weg. Voor een provinciale weg geldt hetzelfde, maar dan een zone van 50 meter.
Dit bestemmingsplan maakt geen gevoelige bestemming mogelijk in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.7.3 Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK)
Aan de hand van het online CIMLK zijn de concentraties NO2, PM10, PM2,5 en EC (lood) beoordeeld voor de meest nabijgelegen meetpunten bij het plangebied, gelegen aan de Heuvelring en aldus nabij de drukke wegen in Tilburg. Op basis van de rekenresultaten zullen de concentraties aan het Pieter Vreedeplein ver beneden normwaarden liggen. Tevens zijn de PM10-overschrijdingsdagen beoordeeld. Daarbij is uitgegaan van Monitoringsronde 2022 en zijn de waarden beoordeeld voor de jaren 2021 en 2023. Het is gebleken dat voor alle meetpunten en alle stoffen de waarden goed zijn. Daarmee is aangetoond dat de luchtkwaliteit ter plaatse van onderhavig plangebied voldoende tot goed is.
5.7.4 Conclusie
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
5.8 Geur
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van (zware) industrie of agrarische bedrijvigheid. Derhalve vormt dit aspect geen belemmering voor onderhavig plan.
5.9 Bodem
5.9.1 Algemeen
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Onderhavig plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 'Wonen'.
Uitsnede Tilburgse bodemkwaliteitskaart, plangebied blauw omcirkeld
5.9.2 Verkennend Bodemonderzoek
Tritium Advies heeft een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Daarbij is zowel onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit als de kwaliteit van het grondwater. Het onderzoeksrapport als Bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder worden de voornaamste resultaten besproken. Uit de analyseresultaten blijkt dat de puin- en kolengruishoudende ondergrond plaatselijk licht verontreinigd is met cadmium, koper, kwik, lood, zink, PAK en PCB. Verder is de zintuiglijk schone ondergrond licht verontreinigd met kwik. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht. De bovengrond en het grondwater zijn niet verontreinigd met de onderzochte stoffen.
Zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen. In de halfverharding met puin is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. In de grond is zintuiglijk geen asbest aangetoond in de fractie > 20 mm. In de fijne fractie (< 20 mm) is een maximaal gewogen asbestconcentratie van 6 mg/kg d.s. aangetoond. Het aangetoonde asbest betreft niet-hechtgebonden chrysotiel en crocidoliet. Omdat er sprake is van een verkennend bodemonderzoek betreft het een indicatieve concentratie. Aangezien het asbestgehalte minder dan de helft van de interventiewaarde bedraagt is nader onderzoek conform de NEN 5707 en NEN 5897 niet noodzakelijk en mag worden aangenomen dat de grond en de puinverharding niet verontreinigd zijn met asbest.
Uit deze resultaten blijkt dat er geen noemenswaardige verontreinigingen aanwezig zijn ter plaatse van de onderzoekslocatie.
Wel dient nog rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van een grond- en grondwaterverontreiniging met VOCl ter plaatse van de onderhavige onderzoekslocatie. Deze verontreiniging wordt momenteel onderzocht. In de beschikking ernst en spoed van deze verontreiniging staat vermeld welke beperkingen er gelden als gevolg van de aanwezigheid van deze verontreiniging. Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
5.10 Natuur En Ecologie
5.10.1 Flora En Fauna
De Wet natuurbescherming biedt bescherming aan Natura 2000-gebieden, soorten en houtopstanden, hout en houtproducten. Aanwezigheid van beschermde gebieden of beschermde soorten en/of hun beschermde leefomgeving kan van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Onderhavig plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebieden.
5.10.2 Gebiedsbescherming
Het onderzoeksgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied en ligt op ruime afstand (min. 3,7 km) van gebieden die wel als Natura 2000-gebied zijn aangewezen.
In het Het plangebied maakt eveneens geen deel uit van de EHS van Nederland. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden zijn geen negatieve effecten op de nabijgelegen EHS en Natura2000-gebieden te verwachten.
In het rapport Aerius-berekening van Aveco de Bondt b.v. d.d. 16 juni 2023 (bijlage 13) voor zowel voor de bouw- als de gebruiksfase, is onderzoek gedaan naar stikstofemissie en stikstofdepositie. Uit het rapport volgt dat geen sprake is van een relevante toename aan stikstofdepositie ter plaatse van voor stikstof gevoelige Natura 2000 gebieden ten gevolge van de aanleg en het gebruik van het woongebouw. Hiermee vormt stikstof in het kader van de Wet natuurbescherming geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Er hoeft dan ook geen vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Wet natuurbescherming.
5.10.3 Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming kent drie beschermingsregimes voor dier- en plantensoorten:
-
Paragraaf 3.1: alle vogels in de zin van de Vogelrichtlijn;
-
Paragraaf 3.2: alle dieren en planten, genoemd in de bijlagen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
-
Paragraaf 3.3: overige soorten, genoemd in de bijlage van de Wnb, die niet onder de reikwijdte van paragraaf 3.2 vallen.
Gelet op het feit dat het plangebied een onbebouwd, volledig verhard voormalig expeditieterrein betreft en voorts ook geen begroeiingen aanwezig zijn waar vogels kunnen nestelen, kan er vanuit gegaan worden dat binnen het plangebied geen van voornoemde soorten aanwezig zijn.
Door de nieuwbouw evenwel natuurinclusief te bouwen, ontstaat een versterking van populaties van gebouw bewonende soorten. De noordgevel aan het Pieter Vreedeplein is in principe geschikt voor het inbouwen van huismus- en gierzwaluwnestplaatsen. De hoogbouw biedt voorts mogelijkheden voor het realiseren van grotere, stabielere vleermuisverblijfplaatsen (kraamverblijven of zelfs winterverblijven).
5.10.4 Algemene Zorgplicht
Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.
5.10.5 Conclusie
De omschreven werkwijzen (protocollen) met betrekking tot zowel de zorgplicht als ten aanzien van vogels dienen in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen significant negatieve effecten ten aanzien van natuur en ecologie. Tevens streeft initiatiefnemer ernaar natuurinclusief te bouwen. Tenslotte is van belang dat gemeente Tilburg een gebiedsgerichte ontheffing heeft voor het uitvoeren van werkzaamheden voor projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling, beheer en onderhoud.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Algemeen
Voor ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 ingevolge artikel 3.1.6, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening de verplichting van een waterparagraaf.
De waterparagraaf is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de waterparagraaf wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De waterparagraaf betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de waterparagraaf voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
In de waterparagraaf wordt eerst ingegaan op het geldende waterbeleid op nationaal-, provinciaal-, waterschaps- en gemeentelijk niveau. Daarna wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Ten slotte wordt aangegeven welke invloed onderhavig planvoornemen zal hebben ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie.
6.2 Waterbeleid
6.2.1 Provinciaal beleid
Het Provinciale “Regionale Water en Bodem Programma” (RWP) 2022 – 2027 heeft als doel een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Rode draad is het herstel van de systeemwerking. Het water en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Uitsnede Provinciaal Milieu- en Waterplan (plangebied ter hoogte van de blauwe 'druppel')
Het plangebied is gelegen binnen het gebied dat is aangeduid als 'water in bebouwd gebied'. Vanuit het provinciaal Milieu- en Waterplan zijn hier geen nadere eisen aan verbonden. Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, dan wel een boringsvrije zone.
6.2.2 Beleid Waterschap De Dommel
Het plangebied ligt in het beheergebied van Waterschap De Dommel. Waterschap De Dommel heeft zijn actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.
6.2.3 Gemeentelijk beleid
Het Programma Water en Riolering (PWR) is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de
gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het PWR wordt vastgelegd wat de gemeente wil
bereiken en wat de rolverdeling is tussen overheid, bewoners en bedrijven ten aanzien van stedelijk
afvalwater, hemelwater en grondwater. Het PWR is tevens de basis voor de gemeentelijke rioolheffing.
Eén van de doelstellingen in het PWR is om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te maken.
Door klimaatverandering krijgen we te maken met zwaardere buien, een toename van warme dagen,
langdurige perioden van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Deze verandering stelt nieuwe eisen aan het watersysteem, de waterketen en de omgeving. Als we droge voeten en een leefbare omgeving willen behouden, moet iedereen hier een steentje aan bijdragen.
Om het water- en rioleringssysteem toekomstbestendig te houden is een regenwateropgave geïntroduceerd
voor vervanging van verhard oppervlak en hanteren we nieuwe ondergrenzen bij toename van het verhard
oppervlak. De regenwateropgave verplicht tot het aanbrengen van regenwaterberging en is in lijn met de
wateropgave die de waterbeheerder oplegt. Op dit moment is dat 60 mm. Het doel van de wateropgave is tweeledig: het laten infiltreren van regenwater om het grondwater aan te vullen en het
verwerken van extreme neerslaghoeveelheden om de kans op wateroverlast nu en in de toekomst te
beperken. De wateropgave als volgt:
-
<50 m2: geen regenwateropgave
-
50 m2 - 150 m2:
-
indien niet vergunningplichting: geen regenwateropgave
-
indien wel vergunningplichting: regenwateropgave volgens tabel 1
-
>150 m2: regenwateropgave volgens tabel 1
Tabel 1 - regenwateropgave
De opgave is voor de gebieden Blaak en Reeshof kleiner omdat deze gebieden, vanwege de ruim opgezette
waterstructuur, al klimaatbestendig zijn ingericht. De opgave van 10 mm heeft als doel om het water van de
kleine buien af te vangen en toe te voegen aan de grondwatervoorraad.
6.3 Duurzaam Watersysteem
Het plangebied is bij de referentiesituatie volledig verhard. Ook in de nieuwe situatie zal het gebied nagenoeg volledig verhard zijn. De bouwontwikkeling beslaat een oppervlak van circa 1.800 m². Voor dit verharde oppervlak geldt een wateropgave van 60mm. Deze waterberging vindt bij voorkeur plaats in een bovengrondse, groene. robuuste voorziening. Ook kan (een deel van) de wateropgave op het dak geborgen worden. Als dit niet mogelijk is kan ook een ondergrondse bergende en infiltrerende voorziening overwogen worden.
De voorziening mag worden voorzien van een noodoverloop. De overloop kan worden aangesloten op de aanwezige sloot aan de noordelijke perceelsgrens. Daarnaast moet de voorziening goed te onderhouden zijn.
Naast de regenwateropgave zijn de volgende algemene uitgangspunten van toepassing:
-
bij de inrichting van het plan dient rekening te worden gehouden met de bestaande en toekomstige terreinhoogte van het openbaar gebied en de aangrenzende percelen. Geadviseerd wordt de vloerpeilen hoger aan te leggen dan de openbare ruimte;
-
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen moet voldoende zijn voor het gebruik van het bouwdeel;
-
in verband met duurzaam waterbeheer is draineren onder de gemiddeld hoogste grondwaterstand niet toegestaan;
-
de maaiveldhoogte bedraagt ter plaatse 14,6 meter +NAP. De Maatgevende Hoogste Grondwaterstand is circa 12,05 +NAP. De daartussen gelegen ruimte bedraagt aldus minimaal 2,55 meter. Omdat er minimaal 70 cm ruimte is voldoet het plan voor het aspect ontwatering. Er is daarmee voldoende ruimte voor infiltratieoplossingen. Zo wordt bij de inrichting rekening gehouden met grote opnamecapaciteit in het stelsel. Tevens wordt er voor gezorgd dat er geen ingesloten laagten in het gebied ontstaan. Tot slot wordt met de bouwers afgesproken dat de aansluitende vloerpeilen binnen minimaal 3 cm hoger liggen om overlast te voorkomen;
-
het vuilwater aangeboden voor aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Aandachtspunten
In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen. De afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden, zoals uitlogende materialen, bijvoorbeeld zink en lood. Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn.
6.4 Watertoets
Doordat dit perceel voorheen was aangesloten op de riolering en nu wordt afgekoppeld heeft deze ontwikkeling een positieve invloed op het watersysteem. Het watertoetstraject kan daarom verkort doorlopen worden. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Opzet Planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 Van De Regels: Inleidende Regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.
7.3 Hoofdstuk 2 Van De Regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
7.3.1 Bestemmingen
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Centrum-Binnenstad
De bestemming Centrum - Binnenstad komt voor op locaties waar menging van centrumfuncties is toegestaan.
De volgende dubbelbestemmingen zijn van toepassing op een gedeelte van het gebied:
Waarde - Archeologie
Om de mogelijk in de grond aanwezige archeologische waarden ook in de toekomst te kunnen beschermen is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Aan deze dubbelbestemming zijn regels gekoppeld die bij bepaalde activiteiten vereisen dat, voordat de activiteiten plaatsvinden, de archeologische waarden in voldoende mate zijn worden vastgesteld.
Waarde - Cultuurhistorie
Deze gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.
7.3.2 Bestemmingsregels
Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan-en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.
Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.
Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Cultuurhistorie' behelzen tevens een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken of werkzaamheden.
Wijzigingsbevoegdheid
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid betreffende de ligging en omvang, respectievelijk de verwijdering voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
7.4 Hoofdstuk 3 Van De Regels: Algemene Regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 bevat een algemene anti-dubbeltelregel die ervoor zorgt dat op eenzelfde perceel de onbebouwde ruimte niet nogmaals wordt betrokken in de planologische toets van een bouwplan. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
Artikel 7 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergronds bouwen en parkeren.
Algemene gebruiksregels
Artikel 8 bevat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn in dit artikel (artikel 9) geregeld.
luchtvaartverkeerzone
Deze aanduiding ligt over het gehele plangebied. Vanwege de aanvliegroute van het vliegveld 'Gilze-Rijen' mag ter plaatse van deze aanduiding niet hoger dan 160 meter worden gebouwd.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan qua maatvoering, aantallen en functies staan in artikel 10.
Algemene procedureregels
Ingevolge artikel 12 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan.
Overige regels
Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 13 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen.
7.5 Hoofdstuk 4 Van De Regels: Overgangs- En Slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs-en slotregels´. In artikel 14 is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling (artikel 15) wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Plan- en apparaatskosten zijn verzekerd door een raadskrediet voor het totale investeringsproject. Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan zullen eventuele planschadeclaims als gevolg van uitvoering van het bestemmingsplan ten laste komen van het investeringsproject.
Ten behoeve van de ontwikkeling van de woningen en winkelruimte is met de initiatiefnemers een anterieure overeenkomst en planschadeovereenkomst afgesloten. Voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn leges betaald op grond van de gemeentelijke legesverordening. Gelet hierop is het verhaal van kosten anderszins verzekerd is.
Het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro is niet noodzakelijk. Het is dan ook niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.
Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Omgevingsdialoog En Overleg
9.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010, 9e herziening (woongebouw Pieter Vreedeplein)' op 11 januari 2019 gepubliceerd in het Gemeenteblad. Dit bestemmingsplan is op 17 mei 2023 door de Raad van State vernietigd. Het voorliggende bestemmingsplan 'Binnenstad 2010, 12e herzening (Pieter Vreedeplein)' maakt dezelfde ontwikkeling mogelijk als het eerdere bestemmingsplan. Hierom is het voornemen tot vaststelling van dit bestemmingsplan niet opnieuw gepubliceerd.
9.2 Burgerparticipatie En Omgevingsdialoog
Op 13 december 2018 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad toenmalige vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatiebijeenkomst gehouden in de Cinecitta aan de Willem II straat 29 in Tilburg. Het verslag van deze bijeenkomst is als Bijlage 14 aan onderhavige toelichting gehecht.
De gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdens deze avond hebben niet geleid tot de aanpassing van het plan. De meeste vragen zijn direct ter plaatse beantwoord. Aan een verzoek om aanvullende zonnestudies is tegemoet gekomen.
Op basis van buiten de plenaire sessie gevoerde gesprekken met bewoners van het tegenovergelegen woongebouw is aangeboden om met de betreffende VvE in gesprek te gaan. Dit is door een paar individuele bewoners geaccepteerd, waarop ontwikkelaar in gesprek is gegaan met die betreffende personen.
Een aantal omwonenden heeft tegen het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010, 9e herziening (woongebouw Pieter Vreedeplein) beroep ingesteld bij de Raad van State. Dit bestemmingsplan is op 17 mei 2023 in een einduitspraak door de Raad van State vernietigd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dezelfde ontwikkeling mogelijk. Er zijn geen wijzigingen aan het ontwerp gedaan. We vallen daarom terug op de reeds uitgevoerde dialoog en de daarna doorlopen ruimtelijke procedure. Omwonenden worden wel betrokken bij de vervolgstappen. Zij worden via een bewonersbrief geateendeerd op de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning. De bezwaarmakers, die tegen het vernietigde bestemmingsplan zienswijzen hebben ingediend en in beroep zijn gegaan, worden persoonlijk (schrfitelijk) geinformeerd over de procedure en de mogelijkheid opnieuw zienswijzen in te dienen.
9.3 Zienswijzen
p.m.
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan verbinding Emmapassage - Pieter Vreedeplein
Bijlage 2 Kwalitatief Windhinderonderzoek
Bijlage 2 Kwalitatief windhinderonderzoek
Bijlage 3 Bezonningsstudie Globaal
Bijlage 3 Bezonningsstudie globaal
Bijlage 4 Bezonnningsstudie Aanvullend
Bijlage 4 Bezonnningsstudie aanvullend
Bijlage 5 Archeologisch Bureauonderzoek 2008
Bijlage 5 Archeologisch bureauonderzoek 2008
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek 2017
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek 2017
Bijlage 7 Notitie Duurzaamheidsmaatregelen
Bijlage 7 Notitie duurzaamheidsmaatregelen
Bijlage 8 Analyse Parkeerbehoefte Pieter Vreedeplein
Bijlage 8 Analyse parkeerbehoefte Pieter Vreedeplein
Bijlage 9 Vormvrije M.e.r. Beoordeling
Bijlage 9 Vormvrije m.e.r. beoordeling
Bijlage 10 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 10 Quickscan externe veiligheid
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 11 Akoestisch onderzoek
Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 12 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 13 Aeriusberekeningen
Bijlage 14 Verslag Bewonersavond
Bijlage 14 Verslag bewonersavond
Bijlage 15 Notitie ‘Pieter Vreedeplein Onderzoek Windhinder’ D.d. 23 December 2021
Bijlage 15 Notitie ‘Pieter Vreedeplein Onderzoek windhinder’ d.d. 23 december 2021