KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels
Artikel 1 Bestemming
Artikel 2 Aanduiding
Artikel 3 Parkeerregeling
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
1.2 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijk En Provincie
2.3 Gemeente
2.3.2 Stedenbouwkundige Visie Piushaven
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Stedenbouwkundige Aspecten
3.2 Woonvisie
3.3 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportgage
4.3 Milieuhinder Bedrijven
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Vuurwerk
4.6 Geluid
4.6.3 Luchtvaartlawaai
4.7 Lucht
4.8 Geur
4.9 Bodem
4.10 Natuur En Ecologie
4.11 Stikstofdepositie
4.12 Brandveiligheid
4.13 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
5.2 Beleidskader
5.3 Duurzaam Waterbeheer
Hoofdstuk 6 Juridische Regelgeving
6.1 Indeling Van De Regels
6.2 Toetsing Wijzigingsvoorwaarden
6.3 Procedure
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Omgevingsdialoog
8.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 1 Stedenbouwkundige Visie Piushaven, Actualisatie 2018
Bijlage 2 Bezonningsstudie
Bijlage 3 Archeologisch Verstoringsonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Notitie Blok B En C
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Notitie Blok E
Bijlage 7 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 Tb - Aoo Antea
Bijlage 8 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 Tb - Bodemonderzoek Vo
Bijlage 9 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5 En Hoogvensestraat 52-56a Tb - Avo
Bijlage 10 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5b En Hoogvensestraat 52-56b Tb - Vo Geofox
Bijlage 11 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb - Saneringsplan Fugro
Bijlage 12 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb - Saneringsplan Beschikking Bg Wbb
Bijlage 13 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5-7 Tb Eindsituatie Fugro
Bijlage 14 Bodemonderzoek Hoogvensestraat 74-80 Tb Vo-no
Bijlage 15 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Saningsevaluatie Fugro
Bijlage 16 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb Tbv Tankstation
Bijlage 17 Natuurtoets
Bijlage 18 Advies Planteam
Bijlage 19 Reactie Kwaliteitsteam Op Advies Planteam
Bijlage 20 Brandveiligheidsadvies
Bijlage 21 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Galjoenstraat Noord
Bijlage 22 Rapport Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 23 Stikstofdepositie Aanlegfase
Bijlage 24 Stikstofdepositie Gebruiksfase
Bijlage 25 Inventarisatie Risicobronnen En Verantwoording

Piushavengebied 2009, 10e wijziging (Galjoenstraat Noord)

Wijzigingsplan - gemeente Tilburg

Ontwerp op 30-06-2020 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels

Regels, deel uitmakende van het wijzigingsplan "Piushavengebied 2009, 10e wijziging (Galjoenstraat Noord)".

Artikel 1 Bestemming

In dit wijzigingsplan is aan de gronden binnen de plangrens de bestemmingen "Gemengd" en "Verkeer-Verblijf" toegekend zoals deze is opgenomen in artikel 26.2 van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009" dat is vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, in werking getreden op 26 november 2010 en onherroepelijk geworden op 14 december 2011, met inachtneming van wijzigingen zoals in deze regels zijn opgenomen.

Artikel 2 Aanduiding

Ter plaatse van de aanduidingen:

  • onderdoorgang;

  • parkeerterrein;

zijn de gronden als zodanig bestemd.

Artikel 3 Parkeerregeling

3.1 Parkeren

  1. De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017' ;

  2. het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', zie Bijlage Parkeernormen. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

3.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.

3.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 3.1 en 3.2 indien:

  1. op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

Artikel 4 Gemengd

De regels van bestemmingsplan Piushavengebied 2009 zijn overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat de regels voor dit plangebied als volgt worden aangevuld c.q. gewijzigd.

7.1.1 Functie

wijzigen in:

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen (gestapeld en grondgebonden), met uitzondering van de gronden welke zijn aangeduid als 'wonen uitgesloten' waar geen woningen zijn toegestaan;

  2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorieën A, B en C;

  3. kantoren tot maximaal 250m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 2500 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak, en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;

  4. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.

  5. recreatie, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  6. detailhandel tot maximaal 500 m2, en voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  7. sport, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;

  8. dienstverlening, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;

  9. bouwwerken van algemeen nut.

met dien verstande dat

- de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijnde detailhandel en kantoren, 1000 m² bruto vloeroppervlak bedraagt.

- voor de onder c, d, f, g, h en i genoemde functies geldt dat deze alleen in combinatie met de onder a genoemde functie mogen voorkomen waarbij per bestemmingsvlak 30% van de bruto vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor de functies genoemd onder c, d, f, g, h en i.

7.1.2 Aanduidingen

toevoegen:

ter plaatse van de aanduiding:

brandwerende gevel, dient een stenen muur van minimaal 90 mm dik en minimaal 2 m hoog aanwezig te zijn voordat de woningen in gebruik worden genomen en in stand gehouden te worden zolang de woningen in gebruik zijn.

geluidscherm, dient een geluidscherm ter hoogte van de aangegeven bouwlaag aangebracht te worden voor de ramen van de betreffende gevel waarachter de geluidgevoelige ruimten gesitueerd zijn. Het geluidscherm dient zodanig geluidwerend te zijn dat de geluidbelasting op deze gevels van geluidgevoelige objecten vanwege industrielawaai niet meer bedraagt dan de geluidniveaus zoals gesteld in tabel 1 en tabel 2 van het vastgesteld maatwerkvoorschrift.

geluidwerende voorziening 1, dient op of binnen een afstand van 1 m uit de aanduiding een stenen muur van minimaal 90 mm dik en minimaal 4,2 m hoog aanwezig te zijn voordat de woningen in gebruik worden genomen en in stand gehouden te worden zolang de woningen in gebruik zijn.

geluidwerende voorziening 2, dient op of binnen een afstand van 1 m uit de aanduiding een stenen muur van minimaal 90 mm dik en minimaal 2 m hoog aanwezig te zijn voordat de woningen in gebruik worden genomen en in stand gehouden te worden zolang de woningen in gebruik zijn.

dove gevel begane grond, dient een dove gevel op de begane grond gerealiseerd te zijn voordat de woningen in gebruik worden genomen en deze dient in stand gehouden te worden zolang de woningen in gebruik zijn.

dove gevel 1e verdieping, dient een dove gevel op de eerste verdieping gerealiseerd te zijn voordat de woningen in gebruik worden genomen en deze dient in stand gehouden te worden zolang de woningen in gebruik zijn.

onder dove gevel wordt verstaan:

  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidelijk 35 dB, alsmede

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

7.5 Specifieke gebruiksregels

toevoegen:

7.5.2 Voorwaardelijke verplichting

a. Voordat de woningen in gebruik genomen mogen worden en zodra de woningen in gebruik zijn, dient een geluidscherm ter hoogte van de aangegeven bouwlaag zoals op de verbeelding is aangeduid als 'geluidscherm' gerealiseerd te zijn. Het geluidscherm dient ter hoogte van de aangegeven bouwlaag aangebracht te worden voor de ramen van de betreffende gevel waarachter de geluidgevoelige ruimten gesitueerd zijn. Het geluidscherm dient zodanig geluidwerend te zijn dat de geluidbelasting op deze gevels van geluidgevoelige objecten vanwege industrielawaai niet meer bedraagt dan de geluidniveaus zoals gesteld in tabel 1 en tabel 2 van het vastgesteld maatwerkvoorschrift.

b. voordat de woningen in gebuik genomen mogen worden en zodra de woningen in gebruik zijn, dienen woningen voorzien te zijn van dove gevels zoals is aangeduid.

c. voordat de woningen in gebuik genomen mogen worden en zodra de woningen in gebruik zijn, dienen woningen voorzien te zijn van geluidwerende voorzieningen zoals is aangeduid.

d. voordat de woningen in gebuik genomen mogen worden en zodra de woningen in gebruik zijn, dient nabij de woningen een brandwerende muur te zijn opgericht zoals is aangeduid.

e. voordat de woningen gelegen aan de oostzijde van de bestemming Verkeer-Verblijf in gebruik genomen mogen worden, dienen eerst de woningen gelegen aan de westzijde van de bestemming Verkeer-Verblijf gerealiseerd te zijn en in stand te worden gehouden en dient het gebouw in het bouwvlak met de aanduiding 'wonen uitgesloten' in stand te worden gehouden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling

Er is een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan ontvangen voor de ontwikkeling van het deelplan Galjoenstraat Noord in de gebiedsontwikkeling Piushaven. Dit deelplan is gesitueerd op de percelen Galjoenstraat 5, 5a, 5b, 29, 31, 33, 35 en 37. In dit deelplan zullen 30 grondgebonden woningen en 22 appartementen worden gerealiseerd. De loods Galjoenstraat 37 zal worden gehandhaafd en een gemengde functie krijgen.

In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is de mogelijkheid opgenomen om het geldende bestemmingsplan onder voorwaarden te wijzigen. Zie voor de voorwaarden paragraaf 6.2 . Dit wijzigingsplan wijzigt de geldende bestemming "Bedrijf" in de bestemming "Gemengd" en "Verkeer-Verblijf". Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanwijziging waarmee medewerking kan worden verleend aan de realisatie van het deelplan Galjoenstraat Noord.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Galjoenstraat aan de zuidkant, de perceelsgrens van het perceel Galjoenstraat 39A aan de westkant, de tuinen van de Hoogvensestraat 52 tot en met 84 aan de noordkant en de perceelsgrens van Galjoenstraat 3 t/m 3c aan de oostkant. Het perceel is in gebruik geweest voor bedrijvigheid en opslag. De bestaande opstallen met uitzondering van de loods Galjoenstraat 37, zullen worden gesloopt. Op figuur 1 is de ligging van het plangebied in Tilburg te zien en figuur 2 geeft het plangebied

in groter detail weer.[image]

Figuur 1 - ligging plangebied in Tilburg (rode stip)[image]

Figuur 2 - ligging plangebied

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit wijzigingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

2.2 Rijk En Provincie

De provincie Noord-Brabant heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (vastgesteld op 25 oktober 2019 en in werking getreden op 5 november 2019) waarin de bestaande regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).

Volgens de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken. Een uitzondering hierop is de ladder voor duurzame ontwikkeling (zie hoofdstuk 3).

2.3 Gemeente

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Tilburg

2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een

uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken,

leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de

gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De

Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de

gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen: de Brabantstrategie, de Regiostrategie en de Stadsstrategie. In verband met de beperkte omvang van de

voorliggende ontwikkeling, wordt hier uitsluitend de Stadsstrategie nader toegelicht.

• De Stadsstrategie: leefbaarheidmet oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

• Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten

• Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig

• Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk

• Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.

• Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners

• Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal

• Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar

• Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen

• Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers

• Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken

Specifiek voor dit plan geeft de Omgevingsvisie aan:

Het Piushavengebied is onderdeel van het stedelijk weefsel. De Piushaven zelf is aangemerkt als groene inprikker. Groene ‘inprikkers’ (groene verbindingen) en aantrekkelijke fiets- en wandelroutes zorgen voor een goede verbinding van de stad met de omliggende stadsregionale parken en het buitengebied en omgekeerd.

De bouw van 52 woningen aan de Galjoenstraat in Tilburg past in de Omgevingsvisie Tilburg

2040.

2.3.2 Stedenbouwkundige Visie Piushaven

De eerste stedenbouwkundige visie voor de Piushaven is in 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De stedenbouwkundige visie houdt rekening met de lange ontwikkelingstijd van het Piushavengebied. De ruimtelijke kaders en het procesmatige karakter van het project zijn in dit document op elkaar afgestemd. Deze visie wordt elke twee tot drie jaar worden verfijnd of bijgesteld op basis van nieuwe feiten, ontwerpervaringen en inzicht in planningsrisico’s.De laatste visie dateert van 2018 (zie bijlage 1).

In de stedenbouwkundige visie wordt Galjoenstraat Noord genoemd als locatie welke onderdeel is van de ontwikkelingsvisie en de raamovereenkomst. De ontwikkeling Galjoenstraat-Noord is opgedeeld in een locatie Van der Wegen (in ontwikkeling, onderhavige locatie) en een locatie De Bonth (in ontwerpfase).

Locatie Van der Weegen:

Er komen 30 grondgebonden woningen en 22 appartementen. Daarnaast is er de bestaande hal. Parkeren vindt plaats op maaiveld in het midden gebied. Boven de parkeerplaatsen komen de terrassen van de woningen, op deze manier staan de auto's uit het zicht. Tegen de bestaande tuinen van de Hoogvensestraat zijn in het middengebied twee bungalows ontworpen. In het planteam is het verzoek gedaan om meer afstand te creëren tot de bestaande woningen onder andere vanwege de lichtinval en privacy. Er is daardoor een woning komen te vervallen, waardoor de westelijke bungalow groter is geworden. De architectonische uitwerking moet nog gaan plaatsvinden. Er is differentiatie per bouwblok gewenst in de materialisatie. Het moet een overgang zijn tussen de Havenmeester en de wevershuisjes in de omliggende straten. De koop-/realisatieovereenkomst zit in de afrondende fase. Er is een intakegesprek geweest over de juridische procedure (binnenplanse wijzigingsprocedure).

[image]

[image]

Figuur 3: stedenbouwkundige schets Galjoenstraat Noord

[image]

Figuur 4: Galjoenstraat Noord in samenhang met omliggende ontwikkelingen

Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders

3.1 Stedenbouwkundige Aspecten

Het onderhavige wijzigingsplan is gelegen in het deelgebied Galjoenstraat Noord en transformatiegebied Piushaven Noordwest. Het deelgebied wordt begrensd door de Galjoenstraat, de locatie Galjoenstraat-Gondelstraat en de achterpercelen van de woningen aan de Hoogvensestraat en de Lanciersstraat.

[image]

Figuur 5: Voorgestelde bebouwing

Al vanaf de jaren tachtig is de gemeente Tilburg bezig met de herontwikkeling van het Piushavengebied. De afgelopen jaren heeft deze herontwikkeling meer vorm gekregen. De gemeente heeft diverse stedenbouwkundige en ambitiedocumenten laten ontwikkelen en in 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 vastgesteld. In de Stedenbouwkundige Visie Piushaven 2018 en bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is het plangebied aangeduid als een ontwikkelingsgebied voor gemengde functies.

In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 is ten aanzien van het plangebied gekozen voor een bedrijfsmatige bestemming met een wijzigingsbevoegdheid. Dit laat toe om deze locatie te transformeren naar een gemengd milieu, waarbij de woonfunctie centraal staat. Verder zijn er mogelijkheden voor de integratie van bestaande bedrijvigheid, vestiging van dienstverlening, werkruimten en ateliers.

Het beoogde proces van transformatie zal projectmatig plaatsvinden, maar voltrekt zich in kleine stappen via een meer perceelsgewijze ontwikkeling. De integratie van de bestaande bedrijvigheid is daarbij voortdurend een complicerend onderdeel van het ontwikkelproces.

In stedenbouwkundige zin is het uitgangspunt dat het bouwblok aan de Hoogvensestraat, Gondelstraat, Galjoenstraat en Lanciersstraat een gesloten bouwblok blijft. De nieuwe bebouwing staat direct aan de Galjoenstraat. Voorterreinen in de vorm van tuinen ontbreken. Er komen 30 grondgebonden woningen en 22 appartementen. Het ruimtelijke uitgangspunt hierbij is dat er 'slagen' in de vorm van straatjes of woonhoven ontstaan die vanaf de Galjoenstraat ontsloten worden. De straat in dit project biedt ook een doorkoppeling voor langzaam verkeer naar de Hoogvensestraat. Op die manier ontstaat een informele ruimtelijke verbinding via het binnengebied naar buiten en wordt voorkomen dat er een opgesloten en geïsoleerd woonmilieu ontstaat. Deze route zal lopen vanaf het parkje nabij de school aan de Hoogvensestraat, via het Pocketpark van de Havenmeester naar de Piushaven.

De hoogte van de nieuwbouw bestaat uit 5 bouwlagen aan de Galjoenstraat, twee stroken haaks daarop in 3 bouwlagen, minder formele, meer opgedeelde bebouwing aan de westzijde in 2 bouwlagen en patiowoningen in 1 bouwlaag achter de stroken. Nabij de achterpercelen van de Hoogvensestraat blijft de bebouwing dus beperkt tot 1 of 2 bouwlagen. Door dit regime van spelregels ten aanzien van bouwhoogten sluit de beoogde ontwikkeling goed aan bij de hoogtekarakteristieken van Hoogvenne. Om inzichtelijk te maken welke effecten de bebouwing heeft op de bestaande bebouwing is er een bezonningsstudie gemaakt. Hieruit blijkt dat de schaduweffecten op omliggende woningen beperkt zijn (zie bijlage 2).

De beoogde ontwikkeling moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte volgens de normen van het gemeentelijke parkeerbeleid. In het openbare gebied van Galjoenstraat is geen of nauwelijks aanbod van parkeerplaatsen beschikbaar die meegeteld kunnen worden in het bereiken van een sluitende parkeerbalans. Vanwege het compacte hofachtige woonmilieu is het parkeren op straat niet gewenst. Dit betekent dat er binnen het projectgebied voorzien moet worden in de realisatie van parkeervoorzieningen. Er wordt geparkeerd in maaiveldparkeren onder verhoogde tuinen c.q. terrassen van de stroken bebouwing. Iedere woning beschikt over een eigen parkeerplaats.

Het ingediende (bouw)plan voldoet aan de stedenbouwkundige eisen. De architectonische uitwerking moet nog gaan plaatsvinden. Er is differentiatie per bouwblok gewenst in de materialisatie. Het moet een overgang zijn tussen de Havenmeester en de wevershuisjes in de omliggende straten.

3.2 Woonvisie

Wonen en duurzame verstedelijking

De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In deze regio maken de gemeenten periodiek samen met de provincie Noord-Brabant afspraken over de kwantitatieve woningbouwopgave, dit voor een voortschrijdende tienjaarsperiode. Basis hiervoor vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, waarvan de recentste dateert uit mei 2017.

In de periode 2017-2027 bedraagt de bouwopgave voor Tilburg ruim 9.600 woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudenverdunning van de gemeente, plus in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Wanneer en waar nodig worden er regionaal ook kwalitatieve afspraken gemaakt, getuige de afspraak waarbij Tilburg van de eigen opgave 730 woningen beschikbaar stelt aan een drietal buurgemeenten ter verwezenlijking van hun programmadoelen tussen 2009 en 2019.

Zeker tot 2025 behelst de gemeentelijke woningbouwopgave gemiddeld zo’n 1.000 woningen per jaar, dit gecorrigeerd voor circa 200 w/jr. sloop. De effectieve vraag –uitgeoefend door de woonconsument– ligt gemiddeld op 850-900 woningen per jaar; het gemeentelijke bouwprogramma is hierop afgestemd.

Het plan tot de bouw van in totaal 30 grondgebonden woningen en 22 appartementen, past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context (ingevolge artikel 3.1.6. Bro).

Volkshuisvesting - Woonvisie, Woningmarktonderzoek en Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek (KWBO)

Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de Woonvisie is aangegeven dat –ondanks accentverschuiving naar de bestaande woningvoorraad– de nieuwbouwopgave voor Tilburg nog steeds een belangrijk thema is, gegeven de natuurlijke aanwas, gezinsverdunning en immigratie.

Centraal in de Woonvisie Tilburg 2015 –met de horizon op 2020– staat de gemeentelijke opgave te voorzien in een compleet en gevarieerd palet aan woonmilieus als basis voor een voldoende gedifferentieerd woningaanbod, zodat zo veel mogelijk inwoners passende woonruimte kunnen vinden. Passend in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen en trends (waar onder demografie, individualisering, zelfredzaamheid & betaalbaarheid, identiteit/ beleving); dit geldt zowel de woning als de woonomgeving/woonmilieu.

In het verlengde daarvan zien we dat kleine huishoudens een steeds dominantere factor in de groei van de woningbehoefte innemen. Onder invloed van de individualisering (i.c. uitstel-/afstel van samenwoonrelatie, resp. relatiebreuk) en de vergrijzing neemt zowel in jongere als oudere leeftijdscategorieën het kleine huishouden toe.

Het plan tot realisatie van in totaal 30 grondgebonden woningen en 22 appartementen van het Piushavengebied (i.c. Galjoenstraat-Noord) ligt in bestaand stedelijk gebied. Het bouwplan betreft een vorm van binnenstedelijke (her)ontwikkeling, c.q. verdichting stedelijk gebied. In het plan is rekening gehouden met de woonmilieu(differentiatie)opgave, in dit geval het voorzien in de vraag naar Centrum-Stedelijk wonen, ofwel (gestapeld) wonen in vrij hoge dichtheid, veel functiemenging met (groot-)stedelijke voorzieningen, grootschalige (ruimtelijke) complexiteit, en een combinatie van sterke nabijheid en bereikbaarheid. Aandachtspunt is wel dat ten aanzien van het Piushaven-gebied in een raamovereenkomst is vastgelegd dat per deelplan een taakstelling geldt van 20% sociale huurwoningen (waarvan eventueel 5% sociale koop), dat deze woningen via Woning in Zicht (WiZ) toegewezen dienen te worden, de huurprijzen maximaal de aftoppingsgrenzen van de huurtoeslagwet mogen gedragen en na 15 jaar de woningen verkocht kunnen worden zonder naheffing waarbij ze in eerste instantie aangeboden worden aan de Tilburgse woningcorporaties.

3.3 Verkeer En Parkeren

[image]

Ligging/ontsluiting plangebied

Het plan Galjoenstraat Noord is gelegen aan de noordzijde van het Piushavengebied, vlakbij het centrum van Tilburg. Het plangebied is het meest direct bereikbaar vanaf de Ringbaan Zuid, wethouder Baggermanlaan en via de brug D'n Ophef langs de Havendijk en via de Gondelstraat richting de Galjoenstraat. De Galjoenstraat is tweerichtingsverkeer en er geldt een maximum snelheid van 30 km/u. Autoverkeer dat het plangebied wil verlaten kan via de Lanciersstraat en Gondelstraat richting de hoofdwegenstructuur. Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen is beperkt en kan goed afgewikkeld worden via de betreffende woonstraten. Daarnaast worden een aantal bedrijfshallen verwijderd waardoor (vracht)verkeer verdwijnt.

Langzaam verkeer

Het Piushavengebied is een aantrekkelijk gebied is voor recreatief gebruik. Hiervoor zijn op diverse plaatsen voorzieningen voor fietsers en voetgangers aangebracht, met name rondom de Piushaven zijn brede en groene stroken beschikbaar voor voetgangers . Er liggen sternetfietsroutes op de Hoevenseweg/Prinsenhoeven en Piusstraat en een secondaire route over de Lanciersstraat.

Openbaar Vervoer

Binnen het Piushavengebied is beperkt openbaar vervoer mogelijk. Er rijdt busverkeer op de Fatimastraat, Ringbaan Oost en de Piusstraat. Voor het plangebied ligt in de Fatimastraat de dichtstbijzijnde halte op minder dan 500 meter, wat een acceptabele afstand is.

Parkeren

De ontwikkelingen moeten voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Tilburg. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied moeten voldoen aan de, op dat moment, vastgestelde parkeernormen. Voor het programma zijn de meest recent vastgestelde parkeernormen voor zone A van toepassing. Hier is sprake van gereguleerd gebied met lagere parkeernormen om autogebruik te ontmoedigen. Nieuwe bewoners kunnen derhalve geen parkeervergunning krijgen in het openbare gebied.

In het plan zijn 52 woningen voorzien, waarvan 22 in sociale categorie. De totale parkeerboefte bedraagt 49 parkeerplaatsen. Er worden 56 parkeerplaatsen aangelegd. Een eerste berekening van de parkeerbehoefte wijst uit dat hiermee voldaan kan worden aan de parkeereis, zowel voor bewoners als bezoekers. Bij de vergunningverlening zal de definitieve parkeertoets plaatsvinden.

De parkeerplaatsen in het openbaar gebied in het gedeelte van de Galjoenstraat dat direct grenst aan het plan (één zijde van de straat) telt mee voor de parkeercapaciteit. De huidige inrichting van de Galjoenstraat biedt in dit gedeelte ruimte voor 4 parkeerplaatsen. In de nieuwe planopzet worden hier 7 parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan.

4.2 Milieueffectrapportgage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een M.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

ad a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke

activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt

zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. Dit project kan aangeduid

worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2). Een stedelijk ontwikkelingsproject is

m.e.r.-beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of

meer dan 2.000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het

plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk

genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na

het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.

ad b.

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft

derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied

bevindt zich op meer dan 3 kilometer ten oosten van het plangebied (Kampina & oisterwijkse Vennen). Stikstofdepositie zou tot mogelijke negatieve effecten op het natuurgebied kunnen leiden. Dit wordt inparagraaf 4.11 onderzocht en beoordeeld.

Er heeft een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden (zie Bijlage Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. Galjoenstraat Noord). Uit dit rapport blijkt dat geen sprake is

van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden, dan wel dat deze effecten met mitigerende maatregelen worden beperkt, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving.

Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.

4.3 Milieuhinder Bedrijven

Bij het beoordelen van de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een omgevingstype ´rustige woonwijk´ en een 'gemengd gebied'. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Het gebied ligt in een gemengde omgeving waar wonen en bedrijvigheid is toegestaan. Voor deze bedrijvigheid is aansluiting gezocht bij de lijst functiemenging zodat voor woningen in dit gebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op het naastgelegen perceel (Galjoenstraat 39a) is echter een functieaanduiding opgenomen voor een metaal bewerkend bedrijf. Hiervoor geldt dat de richtafstand voor geluid (100 meter) en gevaar (10 meter) niet gehaald wordt voor de nieuwe woningen binnen dit initiatief. Deze richtafstand gelden tot woningen in een rustige woonwijk. In dit geval is er sprake van een gemengde omgeving. Het gebied maakt onderdeel van het gebied Piushaven waar diverse activiteiten en wooninitiatieven naast elkaar ontplooid worden. Daarnaast zijn er aan de Galjoenstraat nog enkele bedrijvenfuncties aanwezig. Hiermee is het verantwoord de richtafstand voor geluid met 1 stap te verkleinen naar 50 meter. De nieuwe woningen liggen binnen deze richtafstand.

Op basis van de VNG-brochure is het mogelijk om af te wijken van de richtafstanden mits dit nader is onderzocht. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.6.2 .

Voor de richtafstand voor het aspect gevaar geldt het volgende. Volgens de vergunningsaanvraag van het metaalbedrijf is er ruim 500 liter aan gassen in opslag. Bij de laatste milieucontroles is geconstateerd dat deze hoeveelheden feitelijk niet meer aanwezig zijn. Op basis van deze hoeveelheden is het duidelijk dat er geen sprake is van een Bevi of Brzo- inrichting. Omdat niet aan de richtafstand kan worden voldaan is een deskundig advies gevraagd. Volgens het advies (Bureau Veldweg, d.d. 8 maart 2019, kenmerk 7615S02) is het voldoende om tussen de woningen en het bedrijf een brandwerende muur te realiseren van tenminste 2 meter hoog. Deze randvoorwaarde is in het bestemmingsplan opgenomen om de veiligheid van de woningen te kunnen garanderen.

4.3.3 Geitenmoratorium

In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2). Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.

De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.

Dit houdt in dat:

  1. wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;

  2. kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;

  3. met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;

  4. nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;

  5. de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.

Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.

Het initiatief voldoet aan het eerste criterium.

4.3.1 Brandveiligheid

In de handreiking Bedrijven en milieuzonering van het VNG is aangegeven dat er bepaalde afstanden benodigd zijn tussen milieubelastende activiteiten zoals bedrijven en woonfuncties. In de handreiking staan richtafstanden genoemd waarvan onderbouwd kan worden afgeweken.

Door het naastgelegen bedrijf De Kort Metaalbewerking wordt gebruik gemaakt van gasflessen. Er is door Bureau Veldweg (Bureau Veldweg, 8 maart 2019, zie 20 ) onderzocht of dit gevolgen heeft voor de brandveiligheid en of er eventueel maatregelen genomen dienen te worden.

Bij een brand in de woning wordt voldaan aan de vereiste van het Bouwbesluit. De aanwezige afstand van de gevelopeningen naar de perceelgrens is hierbij toereikend om brandoverslag naar de omgeving tegen te gaan.

Vanuit het bedrijf dient er aangetoond te worden dat er ter plaatse van de gasflessenopslag een veilige afstand aanwezig is waarbij er geen risico richting de naastgelegen percelen aanwezig is.

De bestaande metselwerk muur op de erfgrens blijft tot een hoogte van circa 2 meter staan. Zoals aangegeven in de Praktijkgids Bouwbesluit kan aan een metselwerk wand met een dikte van 90 mm. een brandwerendheid van 60 minuten worden toegekend. Vanuit de Bouwregelgeving dient er brandoverslag te worden bepaald vanuit (gevel)openingen welke een brandwerendheid bezitten van minder dan 30 minuten. Indien de wand 60 minuten brandwerend is, zijn er geen (gevel)openingen waardoor er vanuit het bedrijfsterrein geen brandoverslag kan optreden.

Door de aanwezigheid van de scheidende metselwerk muur is er een veilige situatie vanuit de milieubelastende activiteit richting de woning aanwezig, waarbij kan worden afgeweken van de richtafstand zoals omschreven in de Handreiking van het VNG. In de regels van het bestemmingsplan wordt een muur voorgeschreven in het kader van brandveiligheid.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.4.3 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

In de bij dit plan gevoegde Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg en de Rijksweg A58. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde Bijlage Inventarisatie risicobronnen en verantwoording.

4.4.4 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:

  • Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;

  • Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;

  • Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;

  • Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;

  • Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

4.4.4 Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Breda - Tilburg en de Rijksweg A58. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico). De Brandweer Midden en West-Brabant heeft aangegeven dat gebruik kan worden gemaakt van het standaardadvies. De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

  • De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;

  • Groepsrisicobeschouwing is niet aan de orde (afstand tot transportroute bedraagt > 200 meter);

  • De bereikbaarheid van het plangebied is goed;

  • Bewoners kunnen gealarmeerd worden via de WAS-palen of NL-Alert;

  • De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten;

  • Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij gebruik van mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;

  • Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit.

  • De brandweer voldoet wat de opkomsttijd betreft aan de normen van het dekkings- en spreidingsplan.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.5 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.6 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.6.1 Wegverkeerslawaai

De nieuwe woningen zijn enkel gelegen binnen de wettelijke zone van de Wethouder Baggermanlaan. Voor deze weg geldt een snelheidsregiem van maximaal 50 km/uur. De geluidbelasting van deze weg is berekend op basis van het gemeentelijk geluidmodel 2030. Uit de berekening blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB wordt gerespecteerd.

4.6.4 Railverkeerslawaai

De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen het aandachtsgebied als bedoeld in artikel 1.4a lid 1 van het Besluit geluidhinder. De geluidbelasting is berekend op basis van het gemeentelijk geluidmodel 2030 waarvan de gegevens met betrekking tot spoorweglawaai direct vanuit het landelijk Geluidregister Spoor zijn opgenomen. Uit de geluidberekening blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 55 dB wordt gerespecteerd.

4.6.2 Industrielawaai

Omdat niet voldaan wordt aan de richtafstanden (zie paragraaf 4.3 ) is door F. Bouwmans Ingenieursburo een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai (zie bijlage 4). Voor de uitgangspunten en rekenresultaten van het onderzoek wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek d.d. 28 april 2020 met nummer 20181215-06. De in het akoestisch rapport uitgevoerde geluidberekeningen zijn gebaseerd op het ontwerp zoals in onderstaande afbeelding is weergegeven.

[image]

In het kader van de beschouwing van een goede ruimtelijke ordening wordt op basis van de VNG-brochure geadviseerd, uitgaande van gebiedstype gemengd gebied, het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau te toetsen aan 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 70/65/60 dB(A) voor het maximale geluidniveau voor respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode.

Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt:

  • dat De Kort Metaalbewerking maatgevend is voor de optredende (cumulatieve) geluidbelasting op de nieuwe woningen;

  • dat ter plaatse van de bouwblokken A01-A09, A10-A17, D01, D02 en C04-C06 voldaan wordt aan de 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus van 70/65/60 in de betreffende perioden. Voor deze woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat;

  • dat ter plaatse van de gevels van bouwblok E wordt voldaan aan de 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau met uitzondering van de rekenpunten 35-38 op een rekenhoogte van 10,5 meter in de dagperiode. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dagperiode bedraagt maximaal 54 dB(A). Deze beperkte overschrijding in de dagperiode van 4 dB wordt aanvaardbaar geacht omdat het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde geborgd is uitgaande van een standaard geluidwering van 20 dB conform het Bouwbesluit. Om een hogere geluidbelasting op een paar rekenpunten toe te staan ten opzichte van de standaard geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een maatwerkvoorschrift gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.

  • dat ter plaatse van de gevels van bouwblok E wordt voldaan aan de 70/65/60 dB(A) voor de maximale geluidniveaus met uitzondering van de westgevel ter hoogte van de rekenpunten 35-38 op een rekenhoogte van 10,5 meter. Het maximale geluidniveau in de dagperiode bedraagt 78 dB(A) en wordt veroorzaakt door incidentele metaalbewerkende activiteiten op het buitenterrein. Deze overschrijding in de dagperiode met maximaal 8 dB wordt aanvaardbaar geacht omdat de gevel een zodanige gevelwering heeft dat het binnenniveau van 55/50/45 ruimschoots wordt gerespecteerd. Hiervoor wordt verwezen naar het onderzoek opgesteld door Cauberg Huygen d.d. 20 mei 2020 met referentie 06177-52336-06 (zie bijlage 6). Daarnaast is in het ontwerp uitgegaan van plaatsing van geluidschermen voor de ramen aan de geluidbelaste westgevel ter hoogte van de rekenpunten 37 en 38, waar de geluidgevoelige ruimten gesitueerd worden. Ter hoogte van de rekenpunten 35 en 36 worden geen geluidgevoelige ruimten gesitueerd. Om een hogere geluidbelasting op een paar rekenpunten toe te staan ten opzichte van de standaard geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een maatwerkvoorschrift gesteld voor de maximale geluidniveaus.

  • dat ter plaatse van de zuidgevel, de westgevel en de noordgevel van de woningen B01-B05 niet wordt voldaan aan de 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau van 70 dB(A) voor de dagperiode. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de geluidbelaste westgevel van Bouwblok B bedraagt 54 dB(A) in de dagperiode. Het maximale geluidniveau op de geluidbelaste westgevel bedraagt 81 dB(A) in de dagperiode op een beoordelingshoogte van 1,5 meter en wordt veroorzaakt door incidentele metaalbewerkende activiteiten op het buitenterrein. Om zorg te dragen dat ook voor de woningen van Bouwblok B een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gerealiseerd, wordt een pakket aan geluidmaatregelen getroffen:

  • omdat ter plaatse van de oostgevel van de woningen wel voldaan aan de 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus van 70/65/60 dB(A) in de betreffende perioden, zijn daar de buitenruimten en de geluidgevoelige ruimten zoals de hoofdslaapkamer en de woonkamer gesitueerd. De woningindeling is dus afgestemd op het akoestisch aspect;

  • aan de westkant van de woningen blijft een hoge afscherming staan in de vorm van een tuinmuur van 4.2 meter hoogte;

  • in het ontwerp van de woningen zijn aan de geluidbelaste westgevel geen geluidgevoelige ruimten gesitueerd;

  • er worden (deels) dove gevels toegepast (zuidgevel, de eerste verdieping van de westgevel, de eerste verdieping van de noordgevel en de westgevel van woning B05 op de begane grond);

  • de woningen beschikken over een zodanige gevelwering dat het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau alsmede de 55/50/45 dB(A) voor de maximale geluidniveaus is geborgd. Hiervoor wordt verwezen naar het onderzoek opgesteld door Cauberg Huygen d.d. 20 mei 2020 met referentie 06177-52336-05 (zie bijlage 5).

Met betrekking tot de dove gevels wordt opgemerkt dat een dove gevel geen gevel is in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de optredende geluidbelasting op dove gevels niet getoetst hoeven te worden. Wel geldt de eis dat een dove gevel dient te voldoen aan de voorwaarden uit artikel 1b vierde lid van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat in de dove gevel geen te openen delen aanwezig zijn (zoals ramen en deuren) en de dove gevel een karakteristieke geluidwering heeft dat het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde is geborgd. Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Om een hogere geluidbelasting op een paar rekenpunten toe te staan ten opzichte van de standaard geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een maatwerkvoorschrift gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale piekniveau.

  • dat ter plaatse van de gevels van de woningen C01-C03 wordt voldaan aan de 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus van 70/65/60 in de betreffende perioden met uitzondering van de westgevel op de eerste verdieping in de avondperiode. De geluidbelasting in de avondperiode bedraagt maximaal 54 dB(A). Omdat de zuidgevel van woning C01 doof wordt uitgevoerd is deze gevel niet beschouwd.

De buitenruimten aan de oostgevel en de westgevel van de woningen zijn geluidluw. Dit betekent dat de cumulatieve geluidbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB zoals gesteld in het gemeentelijk geluidbeleid. Hiermee is sprake van een acceptabel leefklimaat. Om dit te realiseren wordt ter plaatse van woning C01 aan de westzijde een tuinmuur geplaatst van 2 meter hoog en worden de woningen C01-C03 van een aanbouw voorzien op de begane grond.

Om zorg te dragen dat in de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van 35 dB(A) etmaalwaarde is geborgd, wordt een pakket aan maatregelen getroffen. Naast genoemde tuinmuur worden dove gevels toegepast (zuidgevel woning C01, zuid- en westgevels van de aanbouwen) en worden de ramen ter plaatse van de slaapkamers op de eerste verdieping van de westgevel voorzien van geluidschermen. Uit het onderzoek opgesteld door Cauberg Huygen d.d. 20 mei 2020 met referentie 06177-52336-05 blijkt dat door toepassing van de geluidschermen de 50 dB(A) voor de dagperiode en de 45 dB(A) voor de avondperiode in acht wordt genomen met uitzondering van woning C01.

In de avondperiode vindt bij woning C01 ondanks toepassing van een geluidscherm nog een lichte overschrijding plaats van 4 dB. Deze overschrijding wordt acceptabel geacht omdat de woning minimaal van een standaard geluidwering van 20 dB conform het Bouwbesluit wordt voorzien waardoor het binnenniveau van 30 dB(A) in de avondperiode wordt gerespecteerd.

Om een hogere geluidbelasting op een paar rekenpunten toe te staan ten opzichte van de standaard geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een maatwerkvoorschrift gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.

Conclusie:

Op basis van de akoestisch onderzoeken mag gesteld worden dat voor alle woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat realiseerbaar is. Voor een beperkt aantal woningen wordt een hogere geluidbelasting toegestaan. Hiervoor is een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer gesteld.

In het ontwerp van de woningen is rekening gehouden met hogere geluidbelastingen en wordt er een groot pakket aan geluidmaatregelen getroffen. Zo blijft de hoge afscherming ter hoogte van bouwblok B staan, worden de geluidgevoelige ruimten en de buitenruimtes van de woningen

B01-05 aan de oostgevel gesitueerd, wordt er een tuinmuur geplaatst ter hoogte van woning C01, worden er dove gevels toegepast en worden bij een paar woningen geluidschermen geplaatst. Bovendien worden de woningen die geluidbelast zijn van een zodanige pakket gevelwering voorzien dat zowel het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het binnenniveau van 55/50/45 dB(A) voor het maximale geluidniveau is geborgd.

In de planregels en op de planverbeelding zijn de te treffen geluidmaatregelen geborgd. Tevens is geborgd dat de woningen pas in gebruik mogen worden genomen zodra de woningen B01-05 en C01-C03 zijn opgericht, dit in verband met de afschermende werking van deze woningen op de achterliggende woningen.

4.6.3 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.7 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

Het plan voorziet in de realisatie van ca. 52 woningen/appartementen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Bovendien worden er geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) gerealiseerd. Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.8 Geur

Industriële geurhinder

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële

geurhinder.

Agrarische geurhinder

In en om het plangebied zijn geen agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van

agrarische geurhinder.

4.9 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek. In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform het de onderzoeksprotocol NEN 5740. Het rapport mag niet ouder zijn dan 5 jaar.

Algemeen

Naast het bovengenoemde, landelijk erkende onderzoeksprotocol is voor de paragraaf en de herontwikkeling verder van belang:

Nota 'In goede aarde'(specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg):

in deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg (specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg). In deze context en de navolgende wordt opgemerkt dat in Noord-Brabant, zo ook in Tilburg, regelmatig verhoogde waarden voor (zware) metalen in grond en grondwater aangetroffen worden zonder direct aanwijsbare bron. Dergelijke verhoogde waarden zijn eerder regel dan uitzondering, hebben een diffuus verspreidingsbeeld en kunnen sterk in tijd en ruimte variëren. Conform de nota zijn verhoogde waarden aan (zware) metalen, met name nikkel, koper, zink en arseen, in dergelijke gevallen als verhoogde achtergrondgehalten te beschouwen. Deze vormen over het algemeen geen actuele risico's voor de gezondheid en het milieu.

Bodembeheerplan/Bodemkwaliteitskaart (specifiek Bodembeleid gemeente Tilburg):

op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 'Wonen' (Toepassingskaart/Bodemfunctieklassenkaart). Ten aanzien van voornoemde zone mag de bodemkwaliteit niet verslechteren dat wil zeggen, er mag in principe geen grond worden toegepast van een slechtere kwaliteit. Bekend is dat op deze locatie en haar omgeving de kwaliteit van de bovengrond, de eerste 50 cm, iets slechter is en wel kwaliteit 'Industrie' heeft. Beiden kwaliteiten zijn geen belemmering voor de huidige en beoogde bestemming/gebruik.

Bodemkwaliteit Plangebied

Op de locatie zijn door de jaren heen diverse bodemonderzoeken uitgevoerd (zie bijlagen 7 , 8 , 9 , 10, 11 , 12 , 13 , 14 , 15 , 16 ) en een heeft een deelsanering plaatsgevonden van een relatief kleine olieverontreiniging. Deze deelsanering dient na sloop van een gebouw te worden afgemaakt. De verontreiniging bleek iets onder het gebouw door te lopen. Deze kon toentertijd om constructieve redenen niet kosteneffectief worden verwijderd. Voorts bevinden zich verspreid over de locatie nog een drietal kleine doch saneringswaardige grondverontreinigingen. Deze worden eveneens na sloop, tijdens het bouwrijp maken (BRM) verwijderd. Voor het overige is de algemene kwaliteit zoals beschreven onder 'Algemeen'. Na sloop van de diverse gebouwen dient de grond onder de gebouwen nog aanvullend te worden onderzocht. Deze zijn tot heden, vanwege de aanwezigheid van dikke betonvloeren marginaal onderzocht.

Conclusie

Voor de bodem ter plaatse van het plangebied is er op basis van de vastgestelde bodemkwaliteit geen risico voor de volksgezondheid en/of het milieu, die de ontwikkeling belemmeren. Een viertal sterke (grond-)verontreinigingen, 'spots', zullen tijdens het bouwrijp maken worden verwijderd. Ook mogelijke toeval vondsten die, gelet op de beoogde bestemming/gebruik en vanuit wetswege, als te hoog worden aangemerkt, zullen zodanig worden gesaneerd dat er geen (onoverkomelijke) gebruiksbeperkingen zullen zijn. De bovengrond is wel van een slechtere kwaliteit dan het ambitieniveau zoals beschreven in het 'Bodembeheerplan'. De vrijkomende bovengrond is echter nog van zodanige kwaliteit dat deze binnen het plangebied mag worden hergebruikt, maar bij toepassing buiten het plangebied dienen de regels van Besluit bodemkwaliteit (Bbk) te worden gevolgd. Ook in het kader van de maatschappelijk-financiële afweging worden er vanuit dit oogpunt geen of geen noemenswaardige belemmeringen verwacht, ondanks dat na sloop onder gebouwen de grond nog aanvullend moet worden onderzocht.

4.10 Natuur En Ecologie

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is, doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

  • Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats

  • Overige inheemse broedvogels

  • Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn

  • Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling

  • Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.

Analyse plangebied

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Oisterwijkse Vennen & Kampina op 3,0 km. In paragraaf 4.11 wordt ingegaan op de mogelijke invloed van de geplande ontwikkeling op dit Natura 2000-gebied.

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op 1,2 km van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.

Soortenbescherming

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men de maatregelen uit de Natuurtoets (BTL Advies, 20 februari 2019, zie bijlage 17) in acht nemen.

De verspreidingsgegevens en het oriënterend veldbezoek geven een voldoende duidelijk beeld van het (mogelijk) voorkomen van beschermde vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, algemene broedvogels, jaarrond beschermde broedvogels, reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelde diersoorten. Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van een soortgericht onderzoek om het voorkomen van bovengenoemde soorten en soortgroepen en/of hun verblijfplaatsen nader vast te stellen.

Het optreden van negatieve effecten door de werkzaamheden op broedvogels met jaarrond beschermde nesten en beschermde vaatplanten, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelde diersoorten is uitgesloten. Hierdoor hoeven geen mitigerende maatregelen genomen te worden (anders dan maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht) en is het aanvragen van een ontheffing van de Wnb voor deze soortgroepen niet aan de orde.

Voor algemene broedvogels, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren zondermeer worden uitgesloten dat negatieve effecten optreden en moeten aanvullende maatregelen worden genomen.

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • De sloop van de aanwezige bebouwing wordt uitgevoerd conform de eisen uit het ecologisch advies, gebaseerd aan het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg. Tevens worden verblijfplaatsen voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen gerealiseerd in de nieuwbouw.

  • Begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.

4.11 Stikstofdepositie

In het kader van de Natuurbeschermingswet moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten kunnen optreden in Natura2000-gebieden. Stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor

stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze

gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of andere handeling leidt tot een toename van

stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. De effectbeoordeling stikstofdepositie heeft tot doel de NOx (stikstof) en NH3 (ammoniak) emissies naar de lucht door het voornemen inzichtelijk te maken, de toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden te berekenen. De effectbeoordeling stikstofdepositie wordt afgesloten met conclusies waarbij duidelijk wordt of in het kader van de Wet Natuurbescherming significante effecten uitgesloten kunnen worden, dan wel een nader onderzoek nodig is (passende beoordeling).

In Nederland zijn ongeveer 160 Natura 2000-gebieden aangewezen: gebieden met een Europese beschermingsstatus. Veel van die gebieden zijn (ook) gevoelig voor stikstofdepositie. Een verdere

toename van de stikstofdepositie kan leiden tot ‘significante effecten’ op de beschermde natuurgebieden, wat alleen is toegestaan met een Wet natuurbescherming (Wnb) vergunning. Daarom dient voor nieuwe plannen en projecten onderzocht te worden of er sprake kan zijn van een significante depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden.

Op basis van de berekende NOx en ammoniak emissies die een project, andere handeling of planologische mogelijkheden van een plan uitstoot wordt met een verspreidingsmodel de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in Natura2000-gebieden berekend. Er wordt gebruik gemaakt van Aerius voor wat betreft informatie over de actuele stikstofdepositie en kritische depositiewaarde (kdw) van stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden in de Natura 2000-gebieden.

Depositieberekeningen worden uitgevoerd met AERIUS Calculator. Door Econsultancy is een Aeriusberekening uitgevoerd (zie Bijlage Rapport stikstofdepositieonderzoek Rapport stikstofdepositieonderzoek, berekening aanlegfase (Bijlage Stikstofdepositie aanlegfase) en berekening gebruiksfase (Bijlage Stikstofdepositie gebruiksfase). Uit de uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie, blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling zowel in de tijdelijke fase (de bouw van de woningen) als in de permanente fase (bewoning) niet leidt tot een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden op nabij gelegen Natura-gebieden. Significante gevolgen door stikstof kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er is geen vergunningplicht op grond van de Wet Natuurbescherming ten gevolge van stikstoftoename. Een passende beoordeling is niet noodzakelijk.

4.12 Brandveiligheid

Door het naastgelegen bedrijf De Kort Metaalbewerking wordt gebruik gemaakt van gasflessen. Er is door Bureau Veldweg (Bureau Veldweg, 8 maart 2019, zie bijlage 20) onderzocht of dit gevolgen heeft voor de brandveiligheid en of er eventueel maatregelen genomen dienen te worden.

Bij een brand in de woning wordt voldaan aan de vereiste van het Bouwbesluit. De aanwezige afstand van de gevelopeningen naar de perceelgrens is hierbij toereikend om brandoverslag naar de omgeving tegen te gaan.

Vanuit het bedrijf dient er aangetoond te worden dat er ter plaatse van de gasflessenopslag een veilige afstand aanwezig is waarbij er geen risico richting de woonfunctie aanwezig is.

De bestaande metselwerk muur op de erfgrens blijft tot een hoogte van circa 2 meter staan. Zoals aangegeven in de Praktijkgids Bouwbesluit kan aan een metselwerk wand met een dikte van 90 mm. een brandwerendheid van 60 minuten worden toegekend. Vanuit de Bouwregelgeving dient er brandoverslag te worden bepaald vanuit (gevel)openingen welke een brandwerendheid bezitten van minder dan 30 minuten. Indien de wand 60 minuten brandwerend is, zijn er geen (gevel)openingen waardoor er vanuit het bedrijfsterrein geen brandoverslag kan optreden.

Door de aanwezigheid van de scheidende metselwerk muur is er een veilige situatie vanuit de milieubelastende activiteit richting de woning aanwezig, waarbij kan worden afgeweken van de richtafstand zoals omschreven in de Handreiking van het VNG. In de regels van het bestemmingsplan wordt een muur voorgeschreven in het kader van brandveiligheid.

4.13 Archeologie En Cultuurhistorie

In opdracht van de Gemeente Tilburg heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in januari 2019 een verstoringsonderzoek uitgevoerd in het kader van de herontwikkeling van het plangebied Galjoenstraat in Tilburg (zie bijlage 3).

De eerste stap in het archeologische proces is het inzichtelijk krijgen van welke bouwwerken binnen het plangebied aanwezig zijn of zijn geweest, en welke invloed deze kunnen hebben gehad op het bodemarchief. Doel van het bureauonderzoek is om een verstoringskaart van het plangebied op te stellen, waarop niet alleen de horizontale, maar ook de verticale spreiding van verstoringen is opgenomen.

Het plangebied ligt zeer waarschijnlijk in een zone met enkeerdgronden. Geomorfologisch ligt het op een dekzandrug, mogelijk op een flank naar een wat lagergelegen deel van het landschap. Tot in de derde kwart van de 20ste eeuw is het plangebied uitsluitend gebruikt als akkerland, bebouwing is in deze tijd niet aantoonbaar. Aan de noordzijde (Hoogvensestraat) worden een rij woningen gebouwd tussen 1920 en 1930, maar het plangebied zelf wordt pas vanaf de jaren zestig van de 20ste eeuw ontwikkeld als bedrijventerrein. Binnen 10 jaar tijd worden vrijwel alle, nu nog aanwezige, gebouwen opgetrokken. Ze zijn allen op staal gefundeerd door middel van strokenfunderingen en/of poeren. De breedte van de strokenfundering is maximaal 0,9 meter en minimaal 0,3 meter, van de poeren 0,6 tot 1,25 in het vierkant, de diepte bedraagt minimaal 0,65 m -peil, in enkele gevallen is tot circa 1,0 m -peil gefundeerd. De vloeren zijn vrijwel allemaal uitgevoerd in beton of met betontegels, beiden direct op de bodem aangebracht. Één hal heeft een tot 0,5 m -peil verlaagd laadplatform, de bestrating en fundering zullen op 0,8 tot 1,0 m -peil liggen. Alleen bij deze hal is indirect aangegeven dat de bouwput geheel ontgraven moet worden. Onbekend is hoe het grondwerk bij de overige gebouwen is uitgevoerd. Aannemelijk is dat bij de hallen alleen de sleuven voor de funderingsstroken en de poeren zijn ontgraven, en voor de vloeren alleen de bovenste 0,4 m van de bodem. Op drie locaties binnen het plangebied zijn meerdere ondergrondse brandstoftanks aanwezig (geweest). Onbekend is of deze zijn verwijderd.

Op basis van het bovenstaande moet geconcludeerd worden dat de kans groot is dat de bouwactiviteiten vanaf 1960 binnen het plangebied waarschijnlijk maar in beperkte mate geleid zullen hebben tot verstoring van de bodem. Indien er inderdaad een esdek aanwezig is, is bovendien de kans groot dat de verstoringen maar in beperkte mate tot in de C-horizont zullen hebben gereikt. De verwachting is dan ook dat eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen grotendeels intact zullen zijn. Daar waar grondroerende activiteiten gerelateerd aan de aanleg en het gebruik van het bedrijventerrein tot op de vaste bodem (dit is de C-horizont) hebben gereikt, de kans nog steeds aanwezig is dat archeologische sporen in de C-horizont (deels) intact zullen zijn.

Geadviseerd wordt om het gehele plangebied nader te onderzoeken, waarbij in eerste aanleg vastgesteld moet worden of het bodemprofiel nog deels of geheel intact is. Daar de verwachting is dat inderdaad het geval zal zijn, en dat er binnen het plangebied enkeerdgronden zullen zijn, wordt geadviseerd een karterend en waarderend onderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) te laten uitvoeren. Hiermee wordt niet alleen de bodemopbouw betrouwbaar inzichtelijk gemaakt, maar worden tevens eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen opgespoord. Voorafgaand aan dit onderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld.

Het terrein is momenteel grotendeels verhuurd. Hierdoor is het lastig om een verstoringsonderzoek uit te voeren. In het bestemmingsplan wordt een dubbelbestemming waarde archeologie opgenomen voor het gehele bestemmingsplangebied. Het onderzoek wordt uitgevoerd voorafgaand aan de vergunningaanvraag.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan.

5.1 Bestaand Watersysteem

Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca. 6.400 m²

Terreinhoogte

Ca. 13,8 m+NAP

Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG)

Ca. 11,6 m+NAP

Ontwateringdiepte

2,2 m

Bodem

Sterk lemig, matig fijn zand

Riolering

Gemengd stelsel

Afkoppelgebied

Nee

Oppervlaktewater

Op ongeveer 150 meter ten zuiden van de locatie ligt de Piushaven

Keur beschermde gebieden

Niet relevant

Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van waterschap De Dommel aan de noordkant van Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking. Het met regenwater verdunde afvalwater wordt dan geloosd op oppervlaktewater. De referentiesituatie voor wat de afvoerende oppervlakten betreft is de bestaande situatie. In tabel 2 zijn de bestaande oppervlakten weergegeven.

Tabel 2. Afvoerende oppervlakten in de bestaande situatie

Oppervlakten *

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak en terreinverharding

0

5.470

5.470

Tuin

930

0

930

Totaal (m²)

930

5.470

6.400

5.2 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.

Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020 (vastgesteld november 2016). Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het vGRP is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

5.3 Duurzaam Waterbeheer

Het plangebied is in de bestaande situatie deels verhard. Het afvalwater wordt samen met het regenwater afgevoerd naar de gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie zijn bepaald op basis van de verbeelding en bijhorende regels en aannames voor oppervlakten waarvan een variabele oppervlakte afgewaterd kan worden. In tabel 3 zijn deze oppervlakten weergegeven. De afvoerende oppervlakte neemt toe ten opzichte van de bestaande situatie met ongeveer 630 m².

Tabel 3. Afvoerende oppervlakten in de plansituatie

Oppervlakten

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende

oppervlakte (m²)

Totaal

(m²)

Dak en terreinverharding

0

6.100

6.100

Tuinen

300

0

0

Totaal (m²)

300

6.100

6.400

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant: de toename van afvoerende oppervlakte is minder dan 2.000 m². Daarom wordt er geen bijzondere compensatiemaatregelen / (bergings)eisen vastgesteld voor deze ontwikkeling. De vuil- en regenwaterafvoer kunnen direct gescheiden aangesloten worden op de bestaande riolering.

Het is belangrijk dat beide waterstromen, regenwater en huishoudelijk afvalwater, inpandig apart worden ingezameld. Als de gemengde riolering in de omgeving van het plangebied in de toekomst eventueel wordt gescheiden dan kunnen de waterstromen ieder op het daarvoor bestemde riool aangesloten worden. Tot dat moment worden beide afvoerstromen bij de perceelgrens gecombineerd en door de gemengde riolering afgevoerd.

Bij extreme neerslag is het bestaande watersysteem ontoereikend. Als de afvoer- en bergingscapaciteit van het systeem volledig benut zijn kunnen de waterpeilen stijgen tot boven het maaiveld. De laag gelegen delen zullen als eerste overstromen. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing ten minste 10 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te realiseren. Zo wordt de kans op inpandige schade zo veel mogelijk beperkt.

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

  • voldoende ontwateringdiepte;

  • de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;

  • de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;

  • aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

  • geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

  • afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.

Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Conform deze aanpak kan het watertoetsproces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Regelgeving

6.1 Indeling Van De Regels

In dit wijzigingsplan worden de regels van het moederplan "Piushavengebied 2009" van toepassing verklaard.

In het eerste artikel wordt de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding benoemd en wordt geregeld dat deze voor de betreffende percelen in de plaats treedt van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009". Op de verbeelding is de bestemming "Gemengd" toegekend aan de betreffende percelen/perceelsgedeelte. Tevens is de aanduiding parkeerterrein opgenomen. Daarnaast is de bestemming Verkeer-Verblijf opgenomen als ontsluiting van het gebied.

Per november 2014 is het verwijzen naar de parkeernormen uit de Bouwverordening niet meer mogelijk. Parkeernormen dienen voortaan in de ruimtelijke plannen opgenomen te worden. Derhalve zijn in dit wijzigingsplan de regeling van de normen voor parkeren opgenomen. Uit het concept plan blijkt dat het parkeren opgelost kan worden. Bij de bouwplan uitwerking dient nog wel aandacht besteed te worden aan de maten van de parkeerplaatsen en de weg.

Omdat er nog een bureauonderzoek Archeologie naar met name de mate van verstoring dient plaats te vinden is vooralsnog de dubbelbestemming Waarde Archeologie opgenomen. Die is in artikel 5 van de regels geregeld.

6.2 Toetsing Wijzigingsvoorwaarden

In het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 zijn de voorwaarden voor de wijziging van de bestemming opgenomen (artikel 26.2). In dit artikel is bepaald dat:

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Bedrijventerrein´ gelegen binnen de ' Wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming Gemengd en/of Verkeer-Verblijfen/of Groen, onder de voorwaarden dat :

  1. er er een aanvullend onderzoek naar aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden;

  2. een waterparagraaf met watertoets wordt opgesteld;

  3. het aantal te bouwen woningen niet meer wordt dan 81;

  4. dat in de openbare ruimte slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers beschikbaar zijn vanwege de beoogde ruimtelijke kwaliteit van het Havenpark, en dat de rest van de parkeerbehoefte op eigen terrein plaatsvindt volgens de normen en andere regels uit het TVVP zoals die gelden op het moment van ondertekenen van de realisatieovereenkomst;

  5. er een doorsteek komt voor langzaam verkeer van de Galjoenstraat naar de Hoogvensestraat, die een verbinding vormt tussen het pocketpark bij de Havenmeester en het parkje nabij de Andreasschool aan de Hoogvensestraat.

  1. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemmingen de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.

  2. Burgemeester en wethouders bepalen via maatvoeringsaanduidingen de maximale hoogte en bebouwingspercentage aangeven uitgaande van de volgende uitgangspunten

  1. de bebouwing overwegend in 3 bouwlagen mag plaatsvinden, waarbij de hoogte afloopt in noordelijke richting in verband met de aanpassing aan de bestaande bouw.

Toetsing aan deze voorwaarden levert het volgende op:

a.1. In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het flora en fauna onderzoek.

a.2. In hoofdstuk 5 is de waterparagraaf opgenomen.

a.3. Er worden binnen het plangebied 52 woningen gebouwd. Voor het naastgelegen gebied is in 2012 een wijzigingsplan vastgesteld. Volgens dit plan "Piushavengebied 2009, 1e wijziging (Galjoenstraat Noord)" kunnen in totaal 26 woningen worden gebouwd. Met deze beide plannen wordt dus binnen het totaal aantal van 81 woningen gebleven.

a.4. Er kunnen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

a.5 Het plan bevat de bestemming Verkeer en verblijf waardoor een doorsteek ontstaat vanaf de Galjoenstraat naar de Hoogvensestraat.

c.1 De meeste woningen gaan uit 3 bouwlagen bestaan (maximale bouwhoogte 10 meter). De woningen grenzend aan de tuinen van de woningen aan de Hoogvensestraat zijn lager. Deze krijgen een maximale bouwhoogte van 4 meter en 7 meter. Nabij de Galjoenstraat komen appartementen met een bouwhoogte van 16 meter (5 bouwlagen).

6.3 Procedure

Voor dit wijzigingsplan dient de procedure zoals opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening te worden gevolgd. Deze procedure verloopt als volgt:

  1. het ontwerp wijzigingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage;

  2. Burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij het college tegen het ontwerp wijzigingsbesluit, gedurende onder a. genoemde termijn;

  4. indien tegen het ontwerp wijzigingsplan zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;

  5. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede en stellen het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd, vast.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Ingeval een toekomstige ontwikkeling een particuliere grondexploitatie betreft en er voor het realiseren van het plan voorzieningen van openbaar nut nodig zijn, schrijft de wet kostenverhaal voor. In deze gevallen, waar de gemeente zelf geen grond exploiteert en de voorzieningen en overige kosten dus niet zelf in de grondprijs kan verdisconteren, wordt doorgaans met initiatiefnemers een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden alle gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemers in rekening gebracht, zoals de gemeentelijke plan- en apparaatskosten, de kosten 'Reserve Bovenwijkse Voorzieningen' en kosten van voorzieningen van openbaar nut, waaronder herstel van aangebrachte schade. Eveneens wordt een planschadeovereenkomst afgesloten. Door het afsluiten van een exploitatieovereenkomst en planschadeovereenkomst zijn deze plannen kosten neutraal voor de gemeente en derhalve economisch uitvoerbaar.

Op basis van de programmatische invulling en de stedenbouwkundige randvoorwaarden is de financiële haalbaarheid van het plan door de gemeente getoetst. Uit deze toets is gebleken dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. De verantwoordelijkheid en het risico van de grond- en vastgoedexploitatie van de verdere ontwikkeling van het deelgebied ligt bij de ontwikkelaar.

Met de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst en een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In de overeenkomst tegemoetkoming in schade is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door ontwikkelaar. In de exploitatieovereenkomst zijn de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan opgenomen, de bijdrage voor het fonds bovenwijkse voorzieningen en beeldende kunst alsmede de kosten voor de benodigde aanpassingen in het openbaar gebied.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg

8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Piushavengebied 2009, 10e wijziging (Galjoenstraat Noord) op 28 september 2018 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Aangezien er geen Rijks- en provinciale belangen gemoeid zijn met dit wijzigingsplan is toezending niet nodig aan de betreffende instanties.

8.3 Omgevingsdialoog

Ter uitvoering van het de handreiking burgerparticipatie en de nadere uitwerking burgerparticipatie Piushaven is voor de ontwikkeling van dit deelplan een planteam (Planteam Muziekwonen) in het leven geroepen. Het planteam bestaat uit omwonenden van het plangebied.

Het planteam heeft 4 keer vergaderd en heeft op 12 april 2017 een gekwalificeerd advies uitgebracht. Het Kwaliteitsteam Piushavengebied heeft gereageerd op dit advies. Voor dit advies en de reactie van het kwaliteitsteam wordt verwezen naar bijlage 18 en bijlage 19 .

Door het planteam zijn 9 punten naar voren gebracht. Dit betrof:

  1. het parkeren, zowel het bestaande parkeerprobleem als opmerkingen met betrekking tot de regeling van het parkeren voor de te bouwen woningen.

  2. de privacy, de hoogte van de woningen, men pleit er voor om variant 2 van de plannen uit te voeren, men pleit voor het aanbrengen van afscheiding op de balkons van de eerste woningen die grenzen aan bestaande woningen,

  3. Men verzoekt om een vriendelijke, onderhoudsarme perceelsafscheiding.

  4. Zorgen met betrekking tot de bouwhal

  5. Zorgen met betrekking tot geluidsoverlast vanuit de muziek woningen.

  6. Men vindt dat de woningen erg dicht op elkaar staan, met weinig open ruimte

  7. Men wil betrokken worden bij de architectuur

  8. men vindt de rol van het planteam beperkt

  9. Omwonenden betrekken bij invulling van de hal.

Reactie Kwaliteitsteam.
Op 24 mei 2017 is het advies van het planteam besproken in het kwaliteitsteam (zie bijlage 19). Samengevat is de reactie dat het parkeren goed wordt geregeld, dat er een regeling komt om inkijk vanuit balkons te beperken, dat gekozen wordt voor variant 2 als uitgangspunt voor het plan, dat er overleg over de erfafscheiding zal plaatsvinden tussen ontwikkelaar en omwonenden, dat het idee van Muziekwonen is verlaten en de plannen voor de hal anders zijn, dat door realisatie van autovrije straten er een hoogwaardige openbare ruimte ontstaat, dat men het rol van het planteam niet te beperkt vond en dat met betrekking tot de hal altijd geldt dat er geen geluidoveralst voor de omgeving mag plaatsvinden.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.9a. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken, te weten van xxx tot yyy ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er zzz zienswijzen ingediend. Deze worden in Bijlage xxx Notitie behandeling zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 1 Parkeernormen

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging

Bijlage 1 Stedenbouwkundige Visie Piushaven, Actualisatie 2018

Bijlage 1 Stedenbouwkundige visie Piushaven, actualisatie 2018

Bijlage 2 Bezonningsstudie

Bijlage 2 Bezonningsstudie

Bijlage 3 Archeologisch Verstoringsonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch verstoringsonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Notitie Blok B En C

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek notitie blok B en C

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Notitie Blok E

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek notitie blok E

Bijlage 7 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 Tb - Aoo Antea

Bijlage 7 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 TB - aOO Antea

Bijlage 8 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 Tb - Bodemonderzoek Vo

Bijlage 8 Bodemonderzoek Galjoenstraat 35-37 TB - Bodemonderzoek VO

Bijlage 9 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5 En Hoogvensestraat 52-56a Tb - Avo

Bijlage 9 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5 en Hoogvensestraat 52-56a TB - aVO

Bijlage 10 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5b En Hoogvensestraat 52-56b Tb - Vo Geofox

Bijlage 10 Bodemonderzoek Galjoenstraat 3-5b en Hoogvensestraat 52-56b TB - VO Geofox

Bijlage 11 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb - Saneringsplan Fugro

Bijlage 11 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 TB - Saneringsplan Fugro

Bijlage 12 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb - Saneringsplan Beschikking Bg Wbb

Bijlage 12 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 TB - Saneringsplan beschikking BG Wbb

Bijlage 13 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5-7 Tb Eindsituatie Fugro

Bijlage 13 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5-7 TB eindsituatie Fugro

Bijlage 14 Bodemonderzoek Hoogvensestraat 74-80 Tb Vo-no

Bijlage 14 Bodemonderzoek Hoogvensestraat 74-80 TB VO-NO

Bijlage 15 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Saningsevaluatie Fugro

Bijlage 15 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 saningsevaluatie Fugro

Bijlage 16 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 Tb Tbv Tankstation

Bijlage 16 Bodemonderzoek Galjoenstraat 5 tb tbv tankstation

Bijlage 17 Natuurtoets

Bijlage 17 Natuurtoets

Bijlage 18 Advies Planteam

Bijlage 18 Advies planteam

Bijlage 19 Reactie Kwaliteitsteam Op Advies Planteam

Bijlage 19 Reactie kwaliteitsteam op advies planteam

Bijlage 20 Brandveiligheidsadvies

Bijlage 20 Brandveiligheidsadvies

Bijlage 21 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Galjoenstraat Noord

Bijlage 21 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. Galjoenstraat Noord

Bijlage 22 Rapport Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 22 Rapport stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 23 Stikstofdepositie Aanlegfase

Bijlage 23 Stikstofdepositie aanlegfase

Bijlage 24 Stikstofdepositie Gebruiksfase

Bijlage 24 Stikstofdepositie gebruiksfase

Bijlage 25 Inventarisatie Risicobronnen En Verantwoording

Bijlage 25 Inventarisatie risicobronnen en verantwoording