Piushavengebied 2009, 13e wijziging (Hoogvensestraat 2a)
Wijzigingsplan - gemeente Tilburg
Vastgesteld op 20-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels
Regels, deel uitmakende van het wijzigingsplan "Piushavengebied 2009, 13e wijziging (Hoogvensestraat 2a)".
Artikel 1 Bestemming
In dit wijzigingsplan is aan de gronden binnen de plangrens de bestemming "Gemengd"toegekend zoals opgenomen in artikel 26.7 van het bestemmingsplan "Piushavengebied 2009" dat is vastgesteld door de raad op 19 juli 2010, in werking getreden op 26 november 2010 en onherroepelijk geworden op 14 december 2011, met inachtneming van wijzigingen zoals in deze regels zijn opgenomen.
Artikel 2 Aanduiding
Ter plaatse van de aanduiding:
-
erf;
zijn de gronden als zodanig bestemd.
Artikel 3 Gemengd
De regels van bestemmingsplan Piushavengebied 2009 zijn overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat de regels voor dit plangebied als volgt worden aangevuld c.q. gewijzigd.
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Functie
wijzigen in:
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen (grondgebonden);
-
bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de categorie A;
-
kantoren tot maximaal 250m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid en voor zover het voorzieningen in de categorie A betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
-
maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen.
-
recreatie, voor zover het voorzieningen in de categorie A betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
sport, voor zover het voorzieningen in de categorie A betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
dienstverlening, voor zover het voorzieningen in de categorie A betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ;
-
bouwwerken van algemeen nut.
met dien verstande dat de voor de onder b t/m h genoemde functies geldt dat deze alleen op de eerste bovengrondse bouwlaag (begane grond) mogen voorkomen.
Artikel 4 Parkeerregeling
4.1 Parkeren
-
De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017' ;
-
het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;
-
De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017', zie Bijlage Parkeernormen. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.
4.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.
4.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 4.1 en 4.2 indien:
-
op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en
-
wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen
Artikel 5 Voorwaardelijke Verplichting Waterberging
-
Het bouwen van bouwwerken op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).
-
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
Hoofdstuk 1 Plan En Plangebied
1.1 Aanleiding Tot Planontwikkeling
Er is een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan ingediend voor de locatie Hoogvensestraat 2a te Tilburg. De ontwikkelaar wil het bestaande pand slopen en vijf grondgebonden nieuwbouwwoningen realiseren. Volgens het geldende bestemmingsplan Piushavengebied 2009 geldt voor deze locatie een enkelbestemming 'bedrijventerrein'. Hierdoor is in beginsel niet mogelijk om woningen te bouwen op dit perceel.
Het bestemmingsplan Piushavengebied 2009 kent voor het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met behulp van een wijzigingsplan de bestemmingen te wijzigen naar Gemengd en/of Verkeer-Verblijf en/of Groen met in achtneming van de genoemde voorwaarden in artikel 26.7 van de Regels van het bestemmingsplan. Dit perceel krijgt de bestemming 'Gemengd'.
Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanwijziging waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied omvat het object aan de Hoogvensestraat 2a met daarbij een braakliggend terrein aan de achterzijde. Kadastraal gaat het om een deel van het perceel sectie X, nr.889.
Hieronder is een uitsnede van de locatie opgenomen.
1.3 Voorgaande Plannen
Dit bestemmingsplan is een wijziging van het bestemmingsplan Piushavengebied 2009.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking
getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch
wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is
op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de
inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van
de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op
doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels
opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en
deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan
bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
Het besluit bepaalt tevens:
"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de
gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een
bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."
Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing
zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe
ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet
een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een
of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.
Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde
projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.
Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.
Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van
de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro
vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.
In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de
bij het Barro behorende kaarten.
De voorliggende planlocatie is niet in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang gelegen.
Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van
strijdigheid met nationale belangen.
2.1.3 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.
Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van vijf woningen mogelijk gemaakt. Uit de jurisprudentie blijkt dat voor kleinschalige ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepssing is. In de overzichtsuitspraak ladder voor duurzame verstedelijking van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724 ) is aangegeen dat een bestemmingsplan dat voorziet in niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt.
De gemeente Tilburg maakt samen met acht andere gemeenten deel uit van de regio Hart-van-Brabant. In regionaal verband worden met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwantitatieve woningbouwopgave voor een periode van 10 jaar. Dit op basis van de door de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. In de periode 2020-2040 is er behoefte aan 25.000 extra woningen. Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke groei, de huishoudenverdunning en in de groei door migratie. De sterkste groei vindt plaats in de jaren tot 2030. In de update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021 is aangegeven dat de Tilburgse netto bouwopgave tot 2030 gemiddeld ten minste 1.500 woningen per jaar bedraagt.
De update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie Wonen van september 2021 geeft antwoord op de vraag hoe we invulling kunnen geven aan de grote en urgente woningbouwopgave. De woningbouwopgave voor Tilburg wordt vrijwel volledig binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd in aansluiting op de uitgangspunten van de NOVI. De strategie bevat richtinggevende verdichtingsprincipes, zodat er op een toekomstbestendige manier gebouwd kan worden aan Tilburg en initiatieven beter afgestemd kunnen worden op de mogelijkheden en ontwikkelrichtingen die wij als gemeente zien.
Het plan tot de bouw van 5 grondgebondenwoningen past binnen de gemeentelijke bouwopgave in regionale context en is opgenomen in de planlijst (ingevolge artikel 3.1.6. Bro). Ruimtelijk past dit plan binnen de in de update Stedelijke Ontwikkelingsstrategie Wonen geformuleerde strategie. Over de samenhang van dit plan met de kwalitatieve woningbouwopgave verderop meer.
2.2 Provincie
2.2.1 Brabantse omgevingsvisie
Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:
-
De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
-
Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
-
Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
-
Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?
-
Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.
Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.
2.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een
actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Belangrijke
onderwerpen zijn de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in Brabant.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar
2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet
rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke
ordening biedt.
2.2.3 Interim omgevingsverordening
De provincie heeft een Interim omgevingsverordening vastgesteld (25 oktober 2019, in werking 5 november 2019) waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.
Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. Uitgaande van de huidige planning van de Omgevingswet wordt de definitieve omgevingsverordening in november 2020 vastgesteld.
De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).
Dit plan is gelegen in het stedelijk gebied en voldoet aan de Interom omgevingsverordening.
2.3 Gemeente
2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
-
de Brabantstrategie
-
de Regiostrategie
-
de Stadsstrategie.
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
-
Binnenstad van de 21e eeuw
-
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
-
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
-
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
-
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
-
Stadsregionaal park Stadsbos013
-
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
-
Bedrijvenpark Zuid
-
Zorgcluster Leijpark
-
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
-
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
-
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
-
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
-
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
-
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
-
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
-
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
-
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
-
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
-
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
-
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
-
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Gelet op het abstractieniveau gaat de Omgevingsvisie niet specifiek in op de onderhavige ontwikkeling. De ontwikkeling van vijf grondgebonden woningen is niet strijdig met de principes zoals beschreven staan binnen de stadsstrategie.
Hoofdstuk 3 Thematische Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
3.2 Stedenbouwkundige Aspecten En Welstand
3.2.1 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.
Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.
3.2.2 Stedenbouwkundige aspecten
De Piushaven:
In 1923 is de Piushaven geopend. Vanaf die tijd vindt rondom de Piushaven een verdere verstedelijking plaats. De haven wordt gaandeweg omringd door bedrijventerreinen en woonbuurten. Al deze gebieden zijn afzonderlijk en in verschillende tijdvakken gerealiseerd. Mede daardoor presenteert het ruimtelijke totaal van het gebied zich nu als een verzameling van stedelijke fragmenten.
In de afgelopen decennia is het gebruik en daarmee de betekenis van de Piushaven veranderd. De haven vervult geen rol meer als logistieke faciliteit voor de omliggende bedrijvigheid. In de 80-er jaren is de zuidelijke havenkom gedempt en is op die plek woningbouw gerealiseerd (De Residentie van Woonzorg Nederland). De beroepsvaart is uit de haven verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een meer recreatief en cultureel gebruik. De haven biedt tegenwoordig ligplaatsen aan onder meer enkele 'museumschepen' (historische bruine vloot), de watersporter (passanten) en een horeca boot.
In stedenbouwkundige zin heeft de haven een waardevolle betekenis als een brede blauwgroene 'inprikker' vanaf de oostelijke stadsrand bij Moerenburg, via parkerf Piushaven, tot in het centrumgebied (toekomstige Koningswei, Vredestuin, Muzetuin en Stadspark Oude Dijk). Het westelijke deel van de haven heeft een enigszins stedelijk karakter door de aanwezigheid van kaden. Het oostelijke deel ademt een meer natuurlijke sfeer door de groene taluds met bijbehorende bermen.
Structuurbeeld landschappelijke betekenis Piushaven
Hoogvenne:
Hoogvenne is een levendige stadsbuurt tussen het Tilburgse centrum, Spoorlaan, Ringbaan Oost en de Piushaven. De buurt kenmerkt zich door een mix van woonfuncties en verspreid liggende clusters en structuurlijnen met tal van andersoortige functies. Door de functiemix en de dynamiek is Hoogvenne te typeren als een centrumstedelijke buurt. Van oudsher wordt de woontypologie gedomineerd door grondgebonden woningen aan woonstraten. In de afgelopen decennia zijn door herontwikkelingen ook verspreid woonhofjes en appartementencomplexen ontstaan. Het aandeel van particulier woningbezit is groot.
Van deze stadsbuurt grenst de zuidelijke rand direct aan de clusters met bedrijvigheid langs de Piushaven en staat daarmee onder directe invloed van de beoogde veranderingsprocessen.
Een van die veranderingsprocessen die invloed heeft op het onderhavige plan is het project De Spinaker, waarvoor tevens een bestemmingsplanprocedure loopt.
Planbeschrijving De Spinaker
Stedenbouwkundige situatie:
Positie en vorm van de deelplannen aan de noordoever van de Piushaven verschillen per stadsblok. Stadskade wordt begrensd door straten en sluit aan op een campusinvulling van het stadsblok. Fase 1 van de Havenmeester sluit aan op de bestaande woningen in de Lanciersstraat. Fase 2 ligt vrij aan de omliggende straten. De Werf is een lange relatief smalle strook die aansluit op de woningen aan de J. van Oisterwijkstraat. Het stadsblok is uitgangspunt voor eigenheid en samenhang.
Bijkomende uitgangspunten zijn:
• nieuwe ontwikkelingen vangen de bestaande woonbebouwing op in een gesloten stadsblok, zodat private gebieden aan elkaar sluiten;
• hoe dichterbij de nieuwe bebouwing, hoe meer die bebouwing qua volume, type en functie aansluit bij de bestaande bebouwing. Hoe verder weg van de bestaande bebouwing, hoe meer de eigen vorm, type en functie kan gezocht worden om aan de programmatische eis te voldoen.
Plankaart Stedenbouwkundige Visie Piushaven 2018, De Spinaker (13) in het midden.
Bebouwingsopzet:
Deze uitgangspunten zijn op de locatie Spinaker gecombineerd met de kwaliteit van de locatie als stedelijk knooppunt. Het knooppunt maakt bij de noordoever de omslag van een centrumstedelijke zone aan het water naar het woongebied oude stad aan het water, door tweedeling van de bouwvolumes. Het volume aan het water sluit aan bij de Havenmeester en is centrumstedelijk van aard. De volumes die meer naar achteren staan completeren het bestaande stadsblok, sluiten aan bij het volume en bebouwingstype van de bestaande woningen. Deze passen in hun typologie en opzet bij De Werf. In de planopzet ontstaan zo de 2 genoemde pocketparks. De grondgebonden woningen aan de Havendijk krijgen een forse verspringing om ruimte te geven aan bestaande waardevolle bomen. De plattegronden van deze woningen spelen in op deze bijzondere situatie.
Openbare ruimte:
De overgang naar de aansluitende openbare ruimte wordt vormgegeven met een pocketpark op de hoek met de Gondelstraat, een parkerf langs de Havendijk en een informele verbinding tussen de Hoogvensestraat en het woonhof c.q. tweede pocketpark.
De openbare ruimte op de hoek Havendijk – Prinsenhoeven is vergroot om de verkeersweg Havendijk een grotere kromming te geven. Dit versterkt het lokale karakter van deze weg en maakt dat het parkerf zich meer richting de nieuwe brug kan uitstrekken. Het groen wordt versterkt door een groen parkje/groene zichtas vanuit Galjoenstraat richting draaibrug.
De Gondelstraat wordt aan de zuidzijde verbreed en aan de noordzijde versmald. De verbreding geeft gelegenheid om de straat als parkeerhof beter bij het park te betrekken en de woningen beter op het water te betrekken. Dit gedeelte fungeert ook als toegangsweg naar de parkeervoorzieningen voor dit plandeel en de
Havenmeester. Door het noordelijk deel van de Gondelstraat te versmallen, blijft het onderdeel van de achterliggende woonstraten.
Luchtfoto vanuit het noorden met plangebied, grenzend aan locatie Spinaker (groen, links op de foto) en de Havenmeester (hoogbouw, rechts op de foto).
Foto maquette De Spinaker, met rechts van het midden Hoogvensestraat 2a (wit blokje)
Planbeschrijving Hoogvensestraat 2a
Op het perceel staat nu een oud pandje dat de straatwand niet geheel vult. Het pandje wordt gesloopt en ervoor in de plaats komt een blokje van 5 grondgebonden woningen van 3 lagen (plat afgedekt), dat de straatwand completeert. Het geheel is te lezen als een in tweeën gedeelde ontwikkeling met afzonderlijk herkenbare panden. Het middelste pand heeft een licht afwijkende rooilijn en vangt de hoekverdraaiing van de Hoogvensestraat op. Door deze opzet en het gebruik van 2 kleuren baksteen voegt het project zicht vanzelfsprekend in het bestaande straatbeeld met grondgebonden woningen van uiteenlopende maat, richting en verschijningsvorm.
De woningen hebben tuinen op het zuiden, open achtergevels op de begane grond en gevarieerde plattegronden. 2 woningen hebben een werkruimte aan de straat, een keuken aan de tuin en een woonkamer op de eerste verdieping. De andere 3 hebben een meer traditionele indeling.
Impressie Hoogvensestraat 2a (BVBA Architecten)
3.3 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumentenzorg
3.3.1 Historische geografie
Het plangebied maakt deel uit van de noordoostelijke helling van het relatief hooggelegen centrale plateau van Tilburg, waarin zich direct ten zuiden van het gebied de Korvelse Waterloop had ingesneden. Vanuit het plateau stak een aantal hogere uitlopers in het beekdal van de Korvelse Waterloop (o.a. ter hoogte van het gehucht Hogendries).
De kaart van Diederik Zijnen uit ca. 1760 laat zien dat het plangebied destijds voornamelijk bestond uit een akkergebied dat werd doorsneden door een aantal wegen, waaronder het Pelgrimspad, de weg van Tilborg na Oosterwyk en de Commerstraet, en waarin zich (gedeeltelijk) de nederzettingen Enthoven en Heuvel en de gehuchten Hogendries en ’t Ven bevonden. In het beekdal van de Korvelse Waterloop ten zuiden van het plangebied en rond Enthoven in het noorden lagen relatief natte gronden (graslanden).
Door de opkomst van de industrie in de negentiende eeuw en de daarmee gepaard gaande bevolkingsgroei is het plangebied in de negentiende en begin twintigste eeuw sterk veranderd. Vanaf 1850 verdichtte de bebouwing zich langs de bestaande nederzettingslinten en werd aan de Jan Aartestraat een blok woningen gebouwd. Aan het eind van de negentiende eeuw voltrok deze ontwikkeling zich in een steeds hoger tempo en werden o.a. de Sint-Josephstraat en andere uitvalswegen bebouwd met huizen voor de welgestelden. In de achterliggende straten en rondom de oude gehuchten verrezen arbeiderswoningen.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Tilburg ten noorden van de Piushaven en ten zuiden van de Sint Josephstraat, aan de oostzijde van de wijk Hoogvenne in het westelijke deel van de Armhoefse Akkers.
Het plangebied ligt op een dekzandrug, die naar het zuiden geleidelijk overgaat in het beekdal van de Korvelse loop. Op de dekzandrug en deels ook op de beekdalhelling liggen de oude bewoningskernen en de door plaggenbemesting opgehoogde akkerpercelen: de hoge enkeerdgronden.
Uit de kaarten van Diederik Zijnen (1760) en het Minuutplan en bijbehorende Oorspronkelijke Aanwijzende Tabel van het Kadaster van de Gemeente Tilburg, Sectie B genaamd Loven, uit circa 1830, blijkt dat het oudst bekende grondgebruik agrarisch was. Het plangebied maakt deel uit van de buurtschap Kommerstraat, dat op een groot akkercomplex ten oosten van het centrum van Tilburg ligt. Het agrarische grondgebruik in het plangebied gaat in ieder geval terug tot de late Middeleeuwen. Tot in de eerste decennia van de twintigste eeuw zou dit zo blijven. Pas met de aanleg van de Piushaven, een zijtak van het Wilhelminakanaal, in 1923 en de bouw van de woningen langs de Oisterwijksebaan in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw, verliest het gebied haar landbouwfunctie en vormt het als onderdeel van het gebied Armhoefse Akkers een deel van de bebouwde kom van Tilburg.
Ten oosten van het plangebied bevindt zich nog een overblijfsel van de vroegere Kommerstraat. Deze wordt al in 1481 vermeld. Wij kennen deze weg vanaf het kanaal tot aan de Koebrugseweg in Moerenburg, maar oorspronkelijk begon hij in de huidige Sint Josephstraat. Na de aanleg van de Piushaven, de Ringbaan-Oost en de Hogendriesstraat verdween het eerste deel van de plattegrond. Deze schuin gepositioneerde huisjes herinneren aan dat oude tracé.
Aan de Sint-Josephstraat/Kazernehof, ruim ten westen van het plangebied, verrijst in de jaren vanaf 1841 in opdracht van koning Willem II een groot militair complex bestaande uit een cavaleriekazerne, paardenstallen en een manege. In de nabijheid van het plangebied werden in de jaren vanaf 1860 de BeKa -fabrieken (deels gehuisvest in delen van het militaire complex) en het Duvelhok (fabriek van Deen) gebouwd.
Prinsenhoeven is het begin van de oude verbinding met Koningshoeven, die sinds 1923 wordt onderbroken door de Piushaven en later nog door de Ringbaan-Zuid en de Kempenbaan. Vanaf 1882 reed op dit traject enkele decennia een stoomtram naar het toenmalige industrie- en buitengebied. Die tram verklaart deze zwaar belastbare draaibrug , maar bij de aanleg ervan was de tramverbinding al opgeheven.
De naam van de Sint Josephstraat werd pas in 1881 officieel vastgesteld en was direct gerelateerd aan de aanleg van de begraafplaats van de in 1869 opgerichte Sint Jozefparochie. Het deel bij het kerkhof heette eerst nog Oisterwijksebaan. Er bestaan veel aanwijzingen dat de route Sint Josephstraat - Oisterwijksebaan al tenminste sinds de Bronstijd als doorgaande route in gebruik is.
Het plangebied maakte vroeger deel uit van een groot akkergebied rondom het huidige Tilburg en ter hoogte van het gehucht en akkergebied Hogendries. De naam Hogendries is waarschijnlijk afgeleid van het woord ‘dries’, in de betekenis van braakliggend land, onvruchtbare grond of vochtig weiland, en ‘ hoog’ dat aangeeft dat deze percelen op een hoogte lagen of gunstig afstaken bij de rest.
3.3.2 Archeologie
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK
IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.
ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Bij werkzaamheden ten westen van het plangebied zijn in 1841 op de akker waar een eeuwenoude eik (het Jan Aarteboompke) stond, bij het uitzanden door de Tilburgse lakenverver en amateurarcheoloog Jan Anthony van Spaendonck (1792-1849) enkele urnen uit de Midden-Bronstijd (ca. 1500-1000 jaar v.Chr.) ontdekt. Drie urnen zijn bewaard gebleven en behoren nu tot de collectie van het Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch.
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Piushaven 2009. Op de locatie is sprake van een dubbelbestemming Waarde Archeologie. Voor plannen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,30 m -mv dient vooraf archeologisch onderzoek plaats te vinden om na te gaan of er sprake is van archeologische waarden in het gebied reiken.
De omvang van de voorgenomen nieuwbouw bedraagt 750 m2 en reikt dieper dan 0,30 m -mv.
Daarom heeft de initiatiefnemer een archeologisch bureauonderzoek laten uitvoeren, aangevuld met verkennende boringen (Nales, T. 2021: Tilburg, Hoogvensestraat 2a, Gemeente Tilburg. Archeologische bureauonderzoek (BO) en inventariserend Veldonderzoek (IVO, verkennende fase. Transect-rapport 3195).
Hieruit is duidelijk geworden dat er op deze locatie geen archeologische sporen of resten verwacht worden.
Er hoeft daarom geen verder archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Vanuit de zorg voor het archeologische erfgoed bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen planwijziging.
Natuurlijk is het altijd mogelijk dat er sporen of vondsten worden gedaan waarvan vermoed kan worden dat het om archeologie gaat. In dat geval geldt de meldingsplicht volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn enkele beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten gelegen. Onder meer de begraafplaats van de Sint Jozef parochie (aangelegd vanaf 1873), de boerderij Sint Josephstraat 51 (laatste kwart 19de eeuw) en enkele woonhuizen (derde kwart negentiende eeuw). Op enige afstand ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich 1 beschermd rijksmonument: het pand Piushaven 1 dat omstreeks 1930 in zakelijke vormen werd opgetrokken.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In de directe nabijheid van het plangebied komen diverse panden voor uit die periode, zowel aan de Sint Josephstraat als in de achterliggende Jan Aartestraat en de Hoogvensestraat.
Aan de zuidwand van de Hoogvensestraat bevinden zich diverse cultuurhistorisch waardevolle panden uit het eerste kwart van de twintigste eeuw.
Het plangebied is gelegen direct ten zuiden van het op 20 december 1993 als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen gebied Heuvel/Sint Josephstraat e.o. In 2012 ging het westelijke deel van dit gebied op in het toen als zodanig aangewezen rijksbeschermde stadsgezicht Stadskern Tilburg. Het resterende deel van het oorspronkelijke gebied (Sint Josephstraat) heeft de status van gemeentelijk beschermd stadsgezicht behouden. Het wordt in hoge mate gekarakteriseerd door bebouwing uit de periode 1840-1940 met veelal representatieve fabrikantenvilla's, een kazerne, een fabrieksgebouw en een begraafplaats.
Direct ten zuiden van het plangebied bevindt zich de in 1923 aangelegde Piushaven die het Wilhelminakanaal en de stad Tilburg van havenruimte voorzag. Enkele van de aan de haven gelegen objecten dateren uit de vroegste ontstaansperiode daarvan en zijn beschermingswaardig. Deze zullen in 2023 in procedure gebracht worden voor aanwijzing als gemeentelijke monument. Dit zijn: de draaibrug, de voormalige pastorie, het wachthuisje en de brugwachterswoning.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Het voor deze ontwikkeling te slopen fabriekspand (aannemersbedrijf Doevendans) dateert uit 1955 en heeft geen bescherming als rijks- of gemeentelijk monument of een aanduiding als cultuurhistorisch waardevol pand.
3.3.4 Conclusie
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen beschermde objecten of structuren aangetast.
Voor wat betreft de archeologie is er op de planlocatie geen vervolgonderzoek noodzakelijk omdat er geen archeologische resten verwacht worden.
3.4 Volkshuisvesting
Woonvisie, Woonagenda, Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek en update stedelijke ontwikkelingsstrategie 2021
Het gemeentelijk woonbeleid volgt primair uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Woonagenda 2020-2025. Hierin staan de thema's en trends in het wonen, zijn actuele knelpunten geduid en zijn de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. In de woonvisie en woonagenda wordt ingezet op de samenstelling en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast blijft de nieuwbouwopgave voor Tilburg belangrijk vanwege de natuurlijke groei, gezinsverdunning en migratie.
Woonadvies specifiek voor plangebied
In de wijk Hoogvenne staan relatief veel gestapelde woningen (47%) In de wijk wonen relatief weinig gezinnen en weinig sociale minima. Uit het gebiedsprofiel wonen voor het gebied Oud-Zuid Oost blijkt dat het gebied aantrekkelijk is voor stedelijk georiënteerde gezinnen. Het realiseren van woningen voor deze groep voorziet in een stedelijke behoefte. Het woningbouwprogramma van 5 grondgebonden woningen sluit goed aan op de opgave vanuit het gebiedsprofiel wonen.
In paragraaf 2.1.3. (Ladder voor) Duurzame verstedelijking hebben we omschreven op welke wijze we regionaal afspraken maken over nieuwbouw en hoe het plan zich verhoudt tot de plancapaciteit.
3.5 Verkeer En Parkeren
3.5.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg
De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.
De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.
Mobiliteitsagenda 013
De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.
3.5.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:
-
Voor het inschatten van de parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen de CROW-richtlijn te hanteren;
-
In de toepassing van parkeernormen meer vrijstellingen te hanteren, zonder daarbij de (directe) omgeving van de ontwikkeling te belasten met (toekomstige) parkeeroverlast;
-
Het PPS-gebied in de Spoorzone aan te wijzen als een gebiedsontwikkeling die in zijn eigen parkeerbehoefte moet voorzien, waarbij alleen op (tijdelijke) piekmomenten de parkeercapaciteit in de directe omgeving een uitwijkmogelijkheid is, met name voor bezoekers;
-
Het basisprincipe te blijven hanteren dat een nieuwe ontwikkeling de parkeerbehoefte op eigen terrein oplost, maar wel de mogelijkheid te bieden af te wijken van deze verplichting zolang daar met voldoende zekerheid geen parkeeroverlast voor de omgeving uit volgt;
-
Indien wordt afgeweken van het basisprincipe daarvoor het instrument van een afkoopregeling in te zetten, waarmee de afkoopsom de gemeente de gelegenheid geeft om zo nodig maatregelen te treffen om (toekomstige) parkeeroverlast in de omgeving te voorkomen.
3.5.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'
In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.
Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.
Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
Op grond van de parkeernormen, zoals genoemd in de nota 'parkeernormen Tilburg 2017' (zie bijlage 1) heeft een grondgebonden woning met een oppervlakte tussen 70 en 130 m2 bvo in zone A een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning. Voor 5 woningen moeten dus 5 parkeerplaatsen aan worden gelegd.
Op het parkeerterrein dat mede aan wordt gelegd voor de naastgelegen ontwikkeling 'Spinaker' zijn 5 parkeerplaatsen gereserveerd voor dit plan.
Figuur: afbeelding parkeerplaatsen tbv plangebied 'spinaker'
Binnen het plan Spinaker wordt een parkeerplaats aangelegd met 43 parkeerplaatsen, waarvan er 38 voor de nieuwbouw Spinaker zijn bedoeld. De overige 5 parkeerplaatsen (in blauw gemarkeerd) worden ten behoeve van de 5 woningen aan de Hoogvensestraat aangelegd.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Algemeen
Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet
worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;
b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.
ad. a.
In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke
activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt
zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig.
Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, worden de
concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene
wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen (zie o.a. uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2019:1879). Gelet
hierop wordt de bouw van 5 woningen niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar
verandert het gebruik van het perceel door de toevoeging van 5 woningen, maar het ruimtebeslag van de
voorziene bebouwing is te beperkt om aangemerkt te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als
bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.
4.3 Milieuhinder Bedrijven
Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
Het plan maakt vijf woningen mogelijk. Rondom het plangebied is lichte bedrijvigheid aanwezig (milieucategorie 1 en 2). Deze liggen op geruime afstand van de woningen. Er is voldoende ruimtelijke scheiding om hinder van bedrijvigheid te voorkomen en de bedrijven niet onevenredig te schaden in hun belangen.
Geitenmoratorium
In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2).
Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.
De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.
Dit houdt in dat:
1. wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;
2. kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;
3. met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;
4. nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;
5. de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.
Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.
Het plan ligt niet binnen 2 km van een geitenhouderij. Er hoeft zodoende niet getoetst te worden aan de beleidslijn geitenmoratorium.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Inleiding
Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
4.4.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.
In de bij dit plan gevoegde Quickscan externe veiligheid Hoogvensestraat 2A te Tilburg, uitgevoerd door Tritium advies met datum 31 januari 2022 en kenmerk 1911/011/JOW-06.A (zie bijlage 2), zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Rijksweg A58 en de spoorlijn Breda-Tilburg. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.
4.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het gebied waarin het plangebied ligt aangemerkt als een luw gebied. Binnen een luw gebied gelden de volgende voorwaarden:
- Kwetsbare objecten zijn overal mogelijk;
- Geschikt voor bijzonder kwetsbare functies/objecten;
- Bestaande risicovolle inrichtingen en kwetsbare objecten zijn onder voorwaarden mogelijk;
- Bevi-inrichtingen zijn niet mogelijk;
- Beheersbaarheid gericht op effecten van mogelijke calamiteiten op orde.
Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
4.4.4 Conclusie en restrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A58 en de spoorlijn Breda-Tilburg. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Quickscan externe veiligheid Hoogvensestraat 2A te Tilburg). De brandweer Midden- en West- Brabant heeft d.d. 20 december 2021 advies uitgebracht (zie bijlage 3). De relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.
Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:
- De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van risicobronnen in de omgeving van het plangebied vormt geen belemmering voor het initiatief;
- De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een toename van het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen in de omgeving van het plangebied;
- De bereikbaarheid van het plangebied is goed;
- Goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt communicatie plaats via de Risicokaart, en de risicocommunicatie-campagne Denk Vooruit;
- Het plangebied ligt in het dekkingsgebied van de WAS-installatie (Waarschuwings- en alarmeringssysteem), dit (en daarnaast NL-Alert) biedt de mogelijkheid de aanwezigen in het gebied tijdig te waarschuwen;
- De aanwezigen kunnen het plangebied goed ontvluchten;
- Bij een incident met een toxische wolk is binnen schuilen vaak de beste oplossing. Bij mechanische ventilatie heeft het de voorkeur dat deze in de meterkast kan worden uitgezet. Hiermee is langdurig verblijf inpandig bij een toxische wolk mogelijk;
- De brandweer voldoet aan de opkomsttijd conform het dekkings- en spreidingsplan.
Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.
4.5 Vuurwerk
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.
4.6 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
4.6.1 Wegverkeerlawaai
De grondgebonden nieuwe woningen zijn gelegen binnen de zone van een weg zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Dit betreft de Ringbaan Oost. Door Tritium Advies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing aan de normen van de Wgh plaatsgevonden. Voor de uitgangspunten en rekenresultaten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Hoogvensestraat 2A te Tilburg ( d.d. 17 september 2021 met documentkenmerk 1911/011/JOW-01, versie A) (zie bijlage 4).
Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat:
- de wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB t.g.v. de Ringbaan Oost niet wordt overschreden;
- er geen aanleiding is om hogere waarden voor wegverkeerslawaai vast te stellen;
- de Hoogvensestraat maatgevend is voor de hoogte van de optredende geluidbelasting.
- De maximale geluidbelasting bedraagt 54 dB respectievelijk 59 dB exclusief toepassing van de wettelijke aftrek voor wegverkeer;
- de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen tezamen exclusief toepassing van de wettelijke aftrek voor wegverkeer op de noordgevel van de woningen maximaal 60 dB en op de zuidgevel van de woningen maximaal 44 dB bedraagt.
De gecumuleerde geluidbelasting op de nieuwbouw wordt acceptabel geacht omdat sprake is van een binnenstedelijke situatie en alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte (tuin). Onder geluidluw wordt verstaan een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 55 dB, berekent conform Hoofdstuk 2 van Bijlage II van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder. Voor alle woningen geldt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening. Vanwege de hoge gecumuleerde geluidbelasting op de noordgevel van de woningen wordt in het kader van de Omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen geadviseerd aandacht te besteden aan de benodigde gevelwering teneinde een aanvaardbaar binnenniveau te realiseren.
4.6.2 Railverkeerlawaai
De nieuwe woningen liggen buiten het ‘aandachtsgebied’ van het spoortraject Tilburg-Den Bosch-Eindhoven zoals bedoeld in lid 1 van artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wet-/Besluit geluidhinder.
4.6.3 Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen een wettelijke geluidzone van een industrieterrein of een geluidzone van een industrieterrein waarvoor een geluidbeheerplan is vastgesteld. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.
4.6.4 Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.
4.6.5 Stiltegebied/Attentiezone
Het plangebied is niet gelegen binnen een stiltegebied of binnen de attentiezone van een stiltegebied.
4.6.6 Trillingen
Het plangebied ligt ver buiten het “aandachtsgebied” van 100 meter gezien vanaf het spoor.
Dit betekent dat trillinghinder niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.
4.7 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 5 grondgebonden woningen waardoor het plan gelet op de aantallen kan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Daarnaast worden er geen luchtgevoelige bestemmingen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen gerealiseerd. Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
4.8 Geur
4.8.1 Industriële geurhinder
Er liggen geen voor geur relevante industriële bedrijven in de omgeving van het plangebied
4.8.2 Agrarische geurhinder
Er liggen geen agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied.
4.9 Bodem
De aanleiding is de voorgenomen opsplitsing van het perceel in twee nieuwe kadastrale percelen. Op het noordelijk deel zal daarbij het huidige pand worden gesloopt en 5 nieuwe woningen met tuin worden gerealiseerd.
O.a. de ligging van de locatie is weergegeven in ingevoegd locatiekaartje.
Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek . In beginsel dient een bestemmingsplan(-wijziging) minimaal vergezeld te worden van een verkennend bodemonderzoek, conform de NEN 5740, dat niet ouder is dan 5 jaar.
Er is een actueel bodemonderzoek aangeleverd (BK ingenieurs BV, kenmerk 201344, d.d. 15-03-2021) (zie bijlage 5). In dit bodemonderzoek is het noordelijke deel van de locatie onderzocht. De resultaten uit dit onderzoek zijn derhalve representatief voor het bestemmingsplangebied. In het bodemonderzoek zijn maximaal licht verhoogde gehalten in de grond en het freatisch grondwater aangetroffen.
Conclusie
Op basis van deze resultaten zijn er geen directe belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en toekomstige bouwplannen. Wel is in het diepere grondwater een verontreiniging met VOCL bekend. Het is nog niet toegestaan om grondwater te bemalen of te onttrekken zonder melding aan het bevoegd gezag vooraf. Het bodemonderzoek kan tot 5 jaar na publicatiedatum worden gebruikt bij de aanvraag om een bouwvergunning.
Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde
In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.
4.10 Natuur En Ecologie
4.10.1 Wettelijke kaders
De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.
Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.
Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
-
Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats (deze soorten zijn benoemd in het document "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep", Dienst Regelingen, 2009. Hierin worden 4 categorieën vogels genoemd waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, en een categorie 5 waarvan de nesten onder bepaalde voorwaarden jaarrond beschermd zijn)
-
Overige inheemse broedvogels
-
Soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn
-
Nationaal beschermde soorten zonder algemene vrijstelling (de algemene vrijstellingen zijn door iedere provincie in verordeningen vastgelegd. In Noord-Brabant zijn de vrijgestelde soorten benoemd in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant)
-
Nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Analyse plangebied
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina & Oisterwijkse Vennen op ongeveer 2,85 kilometer afstand. Voor het plan is een Aerius-berekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen negatieve effecten op Natura 200-gebied te verwachten zijn. De berekening is gebaseerd op de gebruiksfase en dat de woningen gasloos worden uitgevoerd. Op basis van de berekening is er geen toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied voorzien.
Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op ongeveer 1 km van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.
Soortenbescherming
Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan wordt voor de sloop van de aanwezige bebouwing gebruik gemaakt van deze gebiedsontheffing. Om te voldoen aan de ontheffingseisen zal men maatregelen in acht nemen. Deze maatregelen zijn enerzijds gericht op zorgvuldig werken en anderzijds op het creëren van vervangende verblijfplaatsen.
Aangrenzend aan het plangebied is het voorkomen van huismus bekend. Hier dient bij het realiseren van de toekomstige woningbouw rekening mee gehouden te worden, zodat verstoring van nesten wordt voorkomen.
In het plangebied zijn beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Deze beplantingen zullen moeten worden verwijderd voor de geplande ontwikkeling. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd. In de directe omgeving is huismus vastgesteld, hierbij dient gedurende de werkzaamheden rekening mee gehouden te worden om verstoring te voorkomen.
De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.
Conclusie
De werkzaamheden hebben geen effecten op Natura 2000-gebieden en op het natuurnetwerk Brabant.
In de directe omgeving is huismus vastgesteld, hierbij dient gedurende de werkzaamheden rekening mee gehouden te worden om verstoring te voorkomen.
Er wordt gebruik gemaakt van de gebiedsontheffing. Hiervoor zal een ecologisch werkprotocol opgesteld moeten worden.
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Bestaand Watersysteem
De belangrijkste kenmerken van het plangebied zijn weergegeven in tabel 1. Het te ontwikkelen plangebied betreft een deel van één kadastraal perceel en is in de bestaande situatie in gebruik en deels verhard.
Kenmerk | In plangebied |
Waterbeheerders | Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel Oppervlaktewater: waterschap De Dommel |
Bruto oppervlakte | Totaal percelen ca. 500 m2 |
Terreinhoogte | Tussen NAP+13,0 m en NAP+13,3 m |
Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) | ca. NAP+11,6 m |
Ontwateringdiepte | Tussen 1,4 m en 1,7 m |
Bodem | Sterk lemig, matig fijn zand |
Riolering | Gemengde riolering |
Afkoppelgebied | n.v.t. |
Oppervlaktewater | n.v.t |
Keur beschermde gebieden | n.v.t. |
Tabel 1; Gebiedskenmerken
Afbeelding 1; Locatie plangebied (rode cirkel) ten opzichte van oppervlaktewater
In de Hoogvensestraat is gemengde riolering aanwezig. In de bestaande situatie wordt het regenwater van verharde oppervlakte afgevoerd naar de gemengde riolering. Het regenwater dat op onverharde oppervlakken valt infiltreert in de bodem.
5.2 Beleidskader
Het Provinciale “Regionale Water en Bodem Programma” (RWP) 2022 – 2027 heeft als doel een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Rode draad is het herstel van de systeemwerking. Het water en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Waterschap De Dommel heeft zijn actuele waterbeleid opgenomen in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP5). In dit programma staat een watertransitie centraal die moet zorgen voor een toekomstbestendig watersysteem. De transitie heeft drie leidende principes: 1) elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; 2) functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; 3) wat schoon is moet schoon blijven.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.
De ontwikkeling betreft een stedelijke inbreiding bestaande uit 5 grondgebonden woningen, zie afbeelding 2.
Afbeelding 2; Plattegrond nieuwe situatie
Oppervlakken | Oppervlak (m²) | Afvoerende verharding (%) | Afvoerend totaal (m2) |
Daken | 250 | 100 | 250 |
Erfverharding | 125 | 100 | 125 |
Onverhard | 125 | 0 | 0 |
Totaal | 500 | 375 |
Tabel 2; Afvoerende oppervlakken in de plansituatie
5.3 Duurzaam Watersysteem
De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van de terreinpeilen en de vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:
voldoende ontwateringdiepte;
de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;
de vuil- en regenwaterafvoer moet mogelijk zijn via de aangeboden lozingspunten en dus op het juiste peil worden aangeboden;
aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);
geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;
afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.
De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen.
Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.
Omdat de omliggende openbare verhardingen gevoelig zijn voor water op straat bij extreme neerslag moet worden voorkomen dat water uit openbaar gebied tot overlast kan leiden in het plangebied en wordt geadviseerd de vloerpeilen van nieuwbouw in het plangebied minimaal 0,2m boven de T-hoogte aan te brengen.
Regenwater
Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).
Mogelijkheden hiervoor zijn:
Minder terrein verharden;
Hergebruik van regenwater voor bijvoorbeeld toiletspoeling of wassen van voertuigen;
Groene daken;
Water opvangen in poelen, regentonnen e.d.;
Waterdoorlatende verharding.
Alle beetjes helpen; andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.
In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de nieuwe situatie. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg.
Op basis van de aangenomen te compenseren afvoerende oppervlakte van de toekomstige situatie (375 m²)geldt voor het plangebied een bergingsopgave van ca. 23 m³. De opgave dient bij verdere uitwerking mogelijk te worden bijgesteld op basis van de werkelijke afvoerende verharde oppervlakken. De verharde oppervlakte kan worden gereduceerd door de toepassing van groene daken en doorgroeibare verhardingen en door tuinverhardingen in de tuin zelf te verwerken.
De invulling van deze waterberging vindt bij voorkeur plaats in een centrale, robuuste voorziening. De toepassing van bovengrondse waterbergende voorzieningen als groene-/waterbergende daken aangevuld met een ondergrondse voorziening wordt als kansrijk gezien.
De voorziening(en) worden voorzien van een overloop op de riolering. Deze overloop dient als een separate leiding te worden aangeboden aan de zijde van de Hoogvensestraat.
Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater kan worden afgevoerd via de bestaande gemengde riolering in de Hoogvensestraat.
5.4 Watertoets
De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Uit de waterparagraaf die is opgesteld door Tritium Advies d.d. 2 november 2021 (zie bijlage 6) is geconcludeerd dat voor onderhavig plangebied conform de aannames omtrent de vervanging van het verhard oppervlak sprake is van een minimale bergingseis van 23,52 m3. Aan deze opgave kan conform de voorkeursvolgorde van hydrologisch neutraal (en positief) ontwikkelen op verschillende manieren invulling worden gegeven. Uit de resultaten van de peilbuismeting in het verkennend bodemonderzoek en nader bodemonderzoek en de provinciale kwel- en infiltratiekaart kan worden gesteld dat in principe de bodem geschikt is voor infiltratie, wat kansen biedt voor de invulling van deze opgave.
Hoofdstuk 6 Opzet Planregels
De regels zijn opgezet conform de bestemmingsplansystematiek van de gemeente Tilburg. Daarbij is het van
belang dat het plan een wijzigingsplan betreft; een aanpassing binnen het bestaande bestemmingsplan.
Daarvoor is het juridisch niet noodzakelijk dan wel gewenst om een volledig nieuw bestemmingsplan op te
stellen. Het voorliggend wijzigingsplan wordt geacht onderdeel te gaan uitmaken van het zgn. moederplan: het
bestemmingsplan Piushavengebied 2009.
Voor de gronden is de bestemming 'Gemengde doeleinden' van toepassing.
Wel wordt in de wijzigingsplan de paraplubestemmingsplannen 'Parkeerregeling 2017' en de regels voor de waterberging opgenomen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro hoeft in casu echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Doordat met initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het verhaal van kosten die de gemeente moet maken 'anderszins verzekerd' door die overeenkomst. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1. Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.
Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog En Vooroverleg
8.1 Kennisgeving Ex Artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 15 april 2022 gepubliceerd in het gemeenteblad
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Met het concept-ontwerpwijzigingsplan zijn geen belangen gemoeid van overlegpartners. Derhalve is geen wettelijk vooroverlegraject doorlopen.
8.3 Omgevingsdialoog
De omgevingsdialoog voor dit wijzigingsplan heeft meegelopen via het Planteam Piushaven.
In het kader van het bepaalde in de richtlijjn Omgevingsdialoog is het Planteam Piushaven van het project Spinaker 3x bij elkaar geweest, waarbij het gehele plan is besproken en de aandachtspunten voor deze ontwikkeling aan de orde zijn geweest. Als aandachtspunten zijn het verkeer en parkeren genoemd.
Het planteam heeft op 17 april 2020 een advies aan het kwaliteitsteam uitgebracht (zie bijlage 7). Het planteam maakt zich zorgen over de bereikbaarheid van het gebied voor bezoekers en parkeren daarvoor. Het kwaliteitsteam onderschrijft de zorgen.
Het kwaliteitsteam heeft op 26 augustus 2020 het volgende standpunt over het plan ingenomen (zie bijlage 8). Het kwaliteitsteam oordeelt dat het traject van het planteam is doorlopen en als afgerond kan worden beschouwd in de zin van burgerparticipatie. Op 10 december 2021 heeft de ontwikkelaar de omwonenden geïnformeerd door middel van een brief (zie bijlage 9).
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 20 juni 2022 tot en met
1 augustus 2022. Tijdens deze periode is er één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijze (zie bijlage 10).
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van
natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober
2009).
Bijlage 1 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 1 Parkeernormen Tilburg 2017
Bijlage 2 Quickscan Externe Veiligheid Hoogvensestraat 2a
Bijlage 2 Quickscan externe veiligheid Hoogvensestraat 2A
Bijlage 3 Advies Brandweer Midden- En West Brabant
Bijlage 3 Advies Brandweer Midden- en West Brabant
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Waterparagraaf
Bijlage 7 Advies Planteam
Bijlage 8 Reactie Kwaliteitsteam
Bijlage 8 Reactie kwaliteitsteam