Bestemmingsplan Dommelkwartier
Bestemmingsplan - gemeente Valkenswaard
Vastgesteld op 31-01-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Dommelkwartier" van de gemeente Valkenswaard;
1.2 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan “Dommelkwartier”, met het identificatienummer NL.IMRO.0858.BPdommelkwartier-VA01;
1.3 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0858.BPdommelkwartier-VA01 met de bijbehorende regels;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentverzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.8 achterperceel:
gedeelte van het perceel dat aan de achterzijde van het bouwvlak is gelegen en het zijdelingse verlengde daarvan, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak;
1.9 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bergbezinkbassin:
een rioleringssysteem voro het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.12 bestaand:
- a. ten aanzien van bouwwerken:
een bouwwerk, dat:
- 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
- 2. na het in lid 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
- b. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.16 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 brutovloeroppervlak:
de vloeroppervlakte van een ruimte, danwel van meerdere ruimtes van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen;
1.25 café/bar:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.26 cafetaria/afhaalrestaurant:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
1.27 coffeeshop:
een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.29 de naar de weg gekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
1.30 de van de weg afgekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.33 dierenweide:
weiland, niet groter dan maximaal 2.500 m², waar vanuit niet-commerciële doeleinden maximaal twee hoefdieren, met uitzondering van varkens, hobbymatig gehuisvest mogen worden.
1.34 discotheek:
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt;
1.35 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, waaronder wandelen en fietsen;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 growshop:
een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38 handel in softdrugs:
het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat de bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.39 hertenpark:
omrasterd grasland in de openbare ruimte, niet publiek toegankelijk, waar vanuit niet-commerciële doeleinden herten en pluimvee gehuisvest mogen worden;
1.40 hoofdgebouw:
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.41 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca I tot en met Horeca V worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;
Horeca 3 (spijsverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
Horeca 4 (drankverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;
Horeca 5 (zware horeca):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs.
1.42 hotel:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.43 huishouden:
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.44 kamerverhuur:
de verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;
1.45 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.46 luifel:
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;
1.47 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, paramedische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder begrepen een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, alsmede verzorgd en beschermd wonen, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.48 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.49 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.50 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.51 overkapping:
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie zonder eigen wanden;
1.52 peil:
- a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken:het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
- b. bij bestaande gebouwen:de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.
1.53 prostitutiebedrijf:
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
1.54 restaurant:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.55 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;
1.56 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.57 smartshop:
een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling en verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.58 verzorgd wonen:
al dan niet zelfstandige eenheden of woningen, die op basis van fysieke kenmerken geschikt zijn voor wonen en zorg;
1.59 volkstuinencomplex:
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze, voedings- ,sier- of andere gewassen worden geteeld;
1.60 voorgevelrooilijn:
de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;
1.61 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze tijdelijk of permanent droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve voor wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Bijvoorbeeld duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;
1.62 werk:
een constructie geen gebouw zijnde;
1.63 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
- vrijstaande woning: een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
- twee-aaneengebouwde woning:
- 1. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
- 2. een woning, waarbij het hoofdgebouw door middel van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen is verbonden met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen (geschakeld);
- aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een bouwmassa van meer dan twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
- gestapelde woning: een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
- patiowoning: een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door (de gevels van) bebouwing, welke aanwezig is op het eigen danwel belendende bouwperce(e)l(en);
1.64 woonzorgcomplex:
een complex zelfstandige woningen met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, met een complexgewijs aangeboden zorg- en servicearrangement, maar met een consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;
1.65 zolder:
ruimte(n) in een gebouw, die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
1.66 zorgwoning:
verzamelnaam voor die woningen die aangepast zijn voor bewoners met een lichamelijke en/of geestelijke handicap en waar zorg geleverd wordt of de levering van zorg (in de toekomst) mogelijk is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Meetwijzen
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Agrarisch met waarden - Natuur ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van water en waterhuishoudkundige waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. natuureducatie;
met de daarbij behorende:
- g. weilanden;
- h. bermen, bermsloten en greppels;
- i. bebossing en andere groenvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. onverharde paden;
- m. verhard fietspad ten behoeve van de noordzuid verbinding;
- n. dierenweides, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenweide';
- o. hertenparken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hertenpark'.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
- a. het storten van puin, vuil en tuinafval;
- b. de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
- c. het plaatsen van kampeermiddelen;
- d. het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
- e. de uitoefening van handel en dienstverlening;
- f. als sportterrein.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Dienstverlening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening zonder baliefunctie;
met de daarbijbehorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. erven en terreinen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. openbare verkeersruimten;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
- b. bermen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. extensieve dagrecreatie;
met de daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. voet- en fietspaden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. volkstuinencomplex, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- j. cultuurhistorisch waardevol pad, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
- k. waardevolle boom, ter plaatse van de aanduiding ' waardevolle boom'.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden voor uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 5.3 ten behoeve van het gebruik van de gronden voor uitritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen, mits:
- a. het groen als bedoeld in artikel 5.1 lid a en b in overwegende mate gehandhaafd en als zodanig herkenbaar blijft;
- b. het de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
5.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
- c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- e. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
- f. aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- g. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
5.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
- c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 5.5.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de waardevolle boom.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuurbehoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en waterhuishoudkundige waarden;
- b. bebossing en andere groenvoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. natuureducatie;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- g. onverharde voetpaden;
- h. verhard fietspad ten behoeve van de noordzuid verbinding;
- i. cultuurhistorisch waardevol pad, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
- j. bergbezinkbassins, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bergbezinkbassin'.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden:
- a. voor het storten van puin, vuil en tuinafval;
- b. voor de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
- c. voor het plaatsen van kampeermiddelen;
- d. voor het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
- e. voor de uitoefening van handel en dienstverlening;
- f. als sportterrein.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Natuur’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de wijziging wordt uitgevoerd in het kader van beekherstel;
- b. het betrokken waterschapsbestuur dient te worden gehoord;
- c. het bepaalde in artikel 10 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. in- en uitritten;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 7.1 omschreven bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de aangrenzende bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding ' waardevolle boom', een waardevolle boom;
met de daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. evenementen;
- h. geluidwerkende voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
- c. kappen en rooien van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- d. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
- e. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
- f. aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
- g. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
8.3.2 Toegestane werkzaamheden
Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
- c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning
De in artikel 8.3.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de waardevolle boom.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen met een verblijfsfunctie en voor de ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten, woonerven en paden;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'brug', een brug ten behoeve van het kruisen van watergang de Dommel;
met de daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de waterloop en bijbehorende oevers;
- c. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Water’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de wijziging wordt uitgevoerd in het kader van beekherstel;
- b. het betrokken waterschapsbestuur dient te worden gehoord;
- c. het bepaalde in artikel 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen en erven;
- c. aan-huis-verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 11.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding, ten behoeve van het transport van rioolwater, met de daarbij behorende beschermingszone ter weerszijden van de leiding.
12.2 Bouwregels
- a. Op of in de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijde ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,50 meter.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en), zijn uitsluitend toelaatbaar indien er geen sprake is van strijdige belangen met betrekking tot de leidingen en burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde-Archeologie" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 14 Waarde - Hydrologie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Hydrologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen.
14.2 Bouwregels
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.
15.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 meter worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
- a. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
- b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te verkleinen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Op basis van gewijzigd beleid danwel anderszins is aangetoond dat de bescherming danwel de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is.
- b. Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Overschrijding bestemmingsgrens
De bestemmingsgrenzen van de tot de bestemming 'Wonen' behorende gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' en 'specifieke bouwaanduiding – patio', mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 worden overschreden door tot gebouwen behorende erkers mits:
- a. de maximale goothoogte 3 meter bedraagt;
- b. de maximale dakhelling 45 graden bedraagt;
- c. de maximale aanbouwdiepte aan de gevel van het hoofdgebouw 1,5 meter bedraagt;
- d. de maximale breedte van de erker 4 meter bedraagt.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning verlenen, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen.
18.3 Parkeren
- a. De parkeerbehoefte behorende bij de functies in het plangebied dient binnen het plangebied gerealiseerd te worden conform de beleidsnota ‘Parkeernormering’ van de gemeente Valkenswaard zoals opgenomen in de bijlage Beleidsnota parkeernormering.
- b. Tevens gelden de volgende bepalingen:
- 1. bij vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en patiowoningen dient op eigen terrein ten minste één opstelplaats voor motorvoertuigen gerealiseerd te worden;
- 2. bij dienstverlenende bedrijven dienen ten minste 1,75 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Attentiegebied ehs
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Algemene afwijkingsregels
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen;
- b. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten van afstand tot zijdelingse perceelgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
- c. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m² en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;
- d. het oprichten van gebouwen zoals een jongeren ontmoetingsplaats (= Jop), mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 40 m² en geen grotere bouwhoogte dan 3 meter hebben;
- e. het oprichten van liftschachten, trappenhuizen en installaties als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 meter boven de toegelaten bouwhoogte voor de hoofdbouw;
- f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer -waaronder begrepen antennes en zendmasten-, al dan niet van openbare aard, mits de hoogte ten hoogste 40 meter bedraagt;
- g. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de hoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
- h. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt;
- i. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de hoogte maximaal 10 meter bedraagt.
20.2 Nadere eisen
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen:
- a. ten behoeve van de overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. ten behoeve van de overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld onder a. en b. mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Nadere eis
- a. Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
- 1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van twee weken voor een ieder ter inzage;
- 2. van de terinzagelegging wordt van te voren kennisgeving gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad;
- 3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een belanghebbende zijn of haar zienswijze tegen het voornemen tot het stellen van een nadere eis schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders;
- 4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- b. Het bepaalde in lid a, sub 2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.
22.2 Wijziging
- a. Op de voorbereiding van het besluit inzake wijziging van het bestemmingsplan is de volgende procedure van toepassing:
- 1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van vier weken voor een ieder ter inzage;
- 2. van de terinzagelegging wordt van te voren kennisgeving gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad;
- 3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een belanghebbende zijn of haar zienswijze tegen het ontwerpbesluit schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders;
- 4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- b. Het bepaalde in lid a, sub 2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Dommelkwartier”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De gemeente Valkenswaard en enkele ontwikkelende private partijen zijn voornemens het plangebied Dommelkwartier te herinrichten. Het betreft een totaalontwikkeling waarbij de ontwikkeling van natuur en woningbouw samen wordt opgepakt. De ontwikkeling van het Dommelkwartier biedt kansen om op verschillende vlakken tot een structurele en duurzame verbetering te komen. De potenties van het gebied moeten in een integraal plan tot ontwikkeling komen. Aan de oostrand van het Dommeldal worden, tegen de bestaande woonwijk ‘t Gegraaf, twee nieuwe woongebieden ontwikkeld. Gelijktijdig met deze ontwikkeling wordt het Dommeldal ontwikkeld als landschapspark. Met deze ontwikkeling worden een aantal doelen beoogd:
- 1. invulling geven aan de vraag naar woningen binnen de gemeente;
- 2. afronden en versterken woonwijk ’t Gegraaf;
- 3. versterking van de natuurwaarden in het Dommeldal en tevens versterken van de recreatieve mogelijkheden;
- 4. oplossen waterproblematiek Valkenswaard;
- 5. realiseren kantoorpand in deelgebied Hoppenbrouwers;
- 6. bijdragen leveren aan het oplossen van de parkeerproblematiek bij speeltuin Geenhoven in deelgebied Hoppenbrouwers.
Omdat deze omvangrijke ontwikkeling niet binnen het vigerende bestemmingsplan past maar wel is opgenomen in de Structuurvisie Valkenswaard, heeft de gemeente besloten om, voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan, een gebiedsvisie voor de ontwikkeling vorm te geven. Deze gebiedsvisie, opgesteld door Compositie 5 stedenbouw bv, is op 14 juli 2009 door het college van B&W vastgesteld. Voorafgaand aan de vaststelling heeft de gebiedsvisie van 19 maart 2009 tot 29 april 2009 ter inzage gelegen. Op 15 april 2009 heeft tevens een informatieavond plaatsgevonden. Hiermee is het plan gepresenteerd aan belangstellenden en belanghebbenden. Op de gebiedsvisie zijn inspraakreacties binnengekomen die zijn verwerkt in een inspraaknota. Deze inspraaknota is samen met de gebiedsvisie vastgesteld. Als vervolgstap op de gebiedsvisie is onderhavig bestemmingsplan opgesteld waarmee de beoogde ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt.
Uitsnede topografische kaart plangebied Dommelkwartier.
Bron: Atlas Noord-Brabant, 2005
1.2 Plankarakter
Het bestemmingsplan “Dommelkwartier” draagt het karakter van een ontwikkelingsgericht plan. Dit houdt in, dat er in het plangebied stedenbouwkundige/ruimtelijke veranderingen worden voorzien. In hoofdstuk 5 is een beschrijving opgenomen van de gewenste ontwikkeling.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt kort het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de toetsing van de ontwikkeling aan relevant planologisch beleid en wetgeving. Hierna wordt in hoofdstuk 4 het plangebied uitvoerig beschreven. In hoofdstuk 5 volgt een projectbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt het aspect handhaving en de economische uitvoerbaarheid aan de orde. In hoofdstuk 7 volgt de opzet van de juridische regeling. Hoofdstuk 8 bevat tenslotte de resultaten van inspraak, overleg en zienswijzen.
Historische kaart van het plangebied omstreeks 1900 met daaronder een luchtfoto
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Situering
Het plangebied Dommelkwartier ligt ten noorden van de Tienendreef tussen de bebouwing van Dommelen in het westen en de wijk ’t Gegraaf in het oosten. Wegen die het plangebied omsluiten zijn de Tienendreef, Hoppenbrouwers, Waterlaat, Lijsterbeslaan, Kornoeljelaan, De Weegbree en Nieuwe Waalreseweg. Het plangebied bestaat uit het natuurontwikkelingsgebied Dommeldal en de woningbouwlocaties Hoppenbrouwers en De Weegbree.
Dommeldal
Het Dommeldal is gelegen tussen de kernen Valkenswaard en Dommelen en wordt gekarakteriseerd door het licht glooiende landschap. Centraal in het dal stroomt de Dommel vanuit België richting Eindhoven en vervolgens richting ’s-Hertogenbosch waar hij uitmondt in de Maas. In het verleden was sprake van een kleinschalig beeklandschap met kleine weiden, hooilanden en houtwallen. Deze kleinschaligheid is binnen het plangebied nog steeds herkenbaar.
Hoppenbrouwers
Het deelgebied Hoppenbrouwers is gelegen aan de zuidzijde tussen de Nieuwe Waalreseweg, de Tienendreef en de Lijsterbeslaan. De weg ‘Hoppenbrouwers’ ligt in het gebied en betreft een oude landweg waaraan nog één boerderij staat. Het gebied heeft momenteel een overwegend agrarisch gebruik en is ca. 5,8 ha groot. Het vormt een groene wig die vanuit het Dommeldal de kern van Valkenswaard in loopt via het park en het kerkhof.
De Weegbree
Het deelgebied De Weegbree is gelegen ten noorden van de wijk ‘t Gegraaf bij de Nieuwe Waalreseweg – De Weegbree. Het gebied is ook wel bekend als de Loonderakker en heeft momenteel een overwegend agrarisch gebruik. Centraal door het gebied loopt een cultuurhistorisch zandpad. Het gebied ligt in de overgangszone van de bebouwde kom van Valkenswaard naar het Dommeldal en is circa 6,9 ha groot.
Bergbezinkbassins
Ten behoeve van de waterhuishouding wenst de gemeente Valkenswaard twee bergbezinkbassins te realiseren in het Dommeldal. Het betreft een bassin ten noorden van de Kornoeljelaan en een bassin bij de Schrijnerwei in Dommelen. Voor het realiseren van de bergbezinkbassins is een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.
2.2 Bestaande Juridische Regeling
Voor het gehele studiegebied zijn vier bestemmingsplannen vigerend.
Het grootste deel van het gebied valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 1976. Het deel ten westen van de Dommel valt binnen de bestemmingsplannen “Agnetendal 1976” en “Kloosterakkers” (1975). De voorgestelde ontwikkeling van het Dommelkwartier is strijdig met deze drie bestemmingsplannen.
Tenslotte is op 1 maart 2012 het bestemmingsplan “Bergbezinkbassins Dommeldal” vastgesteld. Hierin is de aanleg van twee bergbezinkbassins in het Dommeldal van een juridische regeling voorzien. Deze juridische regeling is integraal overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Planologisch Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), 2012
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De aanleiding voor het opstellen ligt in nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Groei, stagnatie en krimp vinden gelijktijdig plaats. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan.
De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van nationale baten en/of lasten, internationale verplichtingen (bijvoorbeeld werelderfgoederen) of provincie cq. lands overschrijdende onderwerpen.
Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.
Onderhavige ontwikkeling raakt geen van de onderwerpen die door het Rijk zijn aangemerkt als nationaal belang. Het beleid van het Rijk wordt geëffectueerd door het Barro en het Rarro.
Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2011
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste tranche (Barro) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro vloeit voort uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wro (Spoedwet Wro; TK 32 821) wordt, naar aanleiding van het Raad van State-advies over het Barro, eerste tranche, de wettelijke grondslag voor het provinciaal medebewind en ontheffingen verbeterd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State voorziet het Barro thans ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.
Ten aanzien van het onderhavige plangebied zijn er geen regels uit het Barro van toepassing, omdat er bij de onderhavige ontwikkeling geen nationale belangen zijn gemoeid.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, 2010
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de nieuwe Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld. De nieuwe structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025. De provincie kiest daarin voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendige en duurzame provincie.
Ruimtelijke keuzes die invulling geven aan de ruimtelijke kwaliteit en van provinciaal belang zijn, zijn onder meer:
- regionale contrasten;
- concentratie van verstedelijking;
- vitaal en divers platteland;
- ruimte voor duurzame energie;
- groene geledingszones tussen steden.
De Structuurvisie benoemt onder andere gebiedspaspoorten waarin aan de hand van de natuurlijke basis, het ontginningslandschap en het moderne landschap ambities worden geformuleerd. Het plangebied Dommelkwartier ligt in gebiedspaspoort ‘Kempen’.
De Kempen wordt gekenmerkt door een kleinschalig mozaïek aan de bovenloop van de beken, rijk aan dennen en eiken. De ambitie voor de Kempen richt zich op het versterken van het groene mozaïeklandschap en het beter verbinden van het landschap met het stedelijk gebied Eindhoven. De geformuleerde landschapsdoelen zijn verwerkt in het ontwerp voor de woongebieden en het Dommeldal. Juridisch is de Structuurvisie vertaald in de Verordening ruimte.
Uitsnede Structurenkaart Structuurvisie met aanduiding plangebied
Uitsnede kaart Gebiedspaspoorten / Ambities Structuurvisie met aanduiding plangebied
Verordening ruimte
In de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd hoe de bevoegdheden voor de ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen gemeenten, provincies en rijk. Zo is bijvoorbeeld opgenomen dat de provincie regels kan opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Dit kan de provincie doen middels het opstellen van een ‘provinciale planologische verordening’. De provincie Noord-Brabant heeft gekozen voor een ‘Verordening ruimte Noord-Brabant’, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 17 december 2010.
Aan de hand van verschillende thema’s uit de Verordening ruimte wordt het beleid van de provincie Noord-Brabant beschreven. Per thema wordt de beoogde ontwikkeling van het plan Dommelkwartier getoetst aan het beleid.
Integratie stad - land
Het plangebied Dommelkwartier is gelegen in ‘Gebied integratie stad – land’. In artikel 3.4 van de Verordening ruimte is aangegeven dat een bestemmingsplan kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze ontwikkeling:
- a. in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling;
- b. geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie.
Uitsnede uit kaart ‘Stedelijke ontwikkeling’ van Verordening ruimte
Sub a. De ontwikkeling van het Dommelkwartier betreft een ontwikkeling van de twee woongebieden Hoppenbrouwers en Weegbree in samenhang met de natuurontwikkeling in het Dommeldal. De natuurontwikkeling voor het Dommeldal richt zich op het toekomstig functioneren van het gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er is een visie en een inrichtingsplan opgesteld voor het Dommeldal waarbij gekeken is naar de ruimtelijke, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische mogelijkheden als basis voor een ambitieus plan op lange termijn. De toekomstige inrichting van het Dommeldal wordt bepaald door de doelen en voorwaarden die worden afgeleid uit regionaal en landelijk beleid en de potenties en beperkingen die de huidige inrichting en gebruik met zich meebrengen. Provinciaal beleid vormt een richtinggevend en tegelijkertijd restrictief kader. Belangrijkste doelstelling is om de kansen voor natuur en landschap te vergroten met de ambitie om een uniek landschapspark te creëren. Richtlijnen voor de waterhuishouding vormen een belangrijk uitgangspunt en ten aanzien van de recreatieve ontwikkeling worden vooral keuzes gemaakt die consequent zijn ten opzichte van de ecologische doelstellingen in het plangebied.
In het plan worden bestaande natuurwaarden versterkt en potenties benut. Er worden randvoorwaarden geschapen voor ontwikkeling van natuurdoelen welke zijn geformuleerd in het kader van het Natuurgebiedsplan voor de EHS. Het streefbeeld voor het gebied wordt, met het voorgaande als uitgangspunt, als volgt geformuleerd: “Het Dommeldal tussen Valkenswaard en Dommelen als kleinschalig, halfopen landschap waarin bos, houtwallen, poelen, weiland en hooilandjes in een mozaïekstructuur worden afgewisseld. De Dommel is herkenbaar in het landschap aanwezig”.
De stedenbouwkundige plannen van de woongebieden zijn ook gebaseerd op een integratie van groenelementen vanuit het Dommeldal in de woongebieden. Door deze landschappelijke verbindingen is er een sterke samenhang en beleving van de natuur vanuit de woongebieden. De ontwikkeling van de groene en blauwe landschapsontwikkeling in het Dommeldal dient evenredig te geschieden met de stedelijke ontwikkeling van de woongebieden, zowel in omvang als in ruimtelijke kwaliteit. Het betreft de ontwikkeling van circa 37 ha aan landschap en circa 13 ha stedelijk gebied.
Bij de planontwikkeling is niet alleen gekeken naar de kwantiteit maar ook de kwaliteit van de evenredigheid.
Het bestemmingsplan regelt zowel de stedelijke ontwikkeling als de groene en blauwe landschapsontwikkeling. Het bestemmingsplan legt de ambitie voor de ontwikkeling van het Dommeldal vast door de bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Agrarisch met waarde – Natuur’ op te nemen voor het Dommeldal. In de hiermee samenhangende anterieure overeenkomsten en exploitatieplannen worden de realisatie, de fasering en het toekomstig beheer van de gronden veilig gesteld.
Sub b. In de Verordening ruimte is er sprake van een kantorenlocatie wanneer het een aaneengesloten terrein betreft met een bruto oppervlakte van ten minste één hectare. De beoogde kantoorontwikkeling in het deelgebied Hoppenbrouwers vormt een klein onderdeel van het woongebied en betreft individuele kantoorontwikkeling met een bruto terrein van circa 0,5 ha. Er is dan ook geen sprake van een kantorenlocatie in de zin van de Verordening ruimte.
Zorgvuldig ruimtegebruik
Bij een stedelijke ontwikkeling in een gebied integratie stad – land moet sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik waarbij aangetoond wordt dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied te situeren. Binnen de gemeente Valkenswaard ontbreken de mogelijkheden om de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied te kunnen realiseren.
- Toelichting woningbouwopgave Valkenswaard
In de plantoelichting van het voorontwerp bestemmingsplan Dommelkwartier is opgenomen dat de gemeente Valkenswaard qua benodigde plancapaciteit uit gaat van 1.800 woningen voor de periode 2010-2020. De lijst met gemeentelijke bouwlocaties betrof ten tijde van het voorontwerp bestemmingsplan echter een inventarisatie van ideeën in plaats van realistische mogelijkheden. Om beter sturing te kunnen geven op het woningbouwprogramma is in 2009 een lokaal woonbehoeftenonderzoek verricht (rapport: Woningmarktonderzoek Gemeente Valkenswaard, Companen, 17 juni 2009). Hieruit volgde een woningbouwprogramma, afgestemd op de behoeften van de inwoners van Valkenswaard. Dit woningbouwprogramma is door de gemeenteraad vastgesteld (d.d. 23-07-2009) en bevat een woningbouwopgave van 1.040 woningen in de periode 2010-2020.
Het regionale woningbouwprogramma (rapport d.d. 17-12-2009, vastgesteld door de Regioraad van het SRE) sluit aan bij de provinciale prognose 2008 en voorziet in een minimale taakstelling voor het stedelijk gebied. Voor Valkenswaard is in het destijds vastgestelde Regionaal Woningbouwprogramma een minimale taakstelling opgenomen voor het toevoegen van 815 woningen in de periode 2010-2020. In het Regionale Woningbouwprogramma is echter ook opgenomen dat dit programma tussentijds moet worden geactualiseerd, zodat sprake is van een dynamisch programma.
De gemeenteraad van Valkenswaard heeft bezwaar aangetekend tegen het Regionaal Woningbouwprogramma, omdat het een te laag behoeftecijfer aangeeft. Het SRE reageerde op het gemeentelijk bezwaar met de mededeling dat het lokale woningbouwprogramma niet hoeft te 'bijten' met het regionale programma. Er was immers sprake van een minimale taakstelling. Meer bouwen dan de 815 woningen zou mogelijk zijn, mits de reële vraag hiernaar wordt onderbouwd. Die onderbouwing wordt gegeven in het lokale woonbehoeftenonderzoek.
Inmiddels heeft de Provincie Noord-Brabant een nieuwe prognose opgesteld. Uit de Provinciale Prognose 2011 blijkt voor de gemeente Valkenswaard een netto woningbouwbehoefte van 1.125 woningen voor de periode 2012 tot en met 2021. Dit aantal ligt aanzienlijk hoger dan de netto toevoeging van 815 woningen, die in het vastgestelde Regionale Woningbouwprogramma waren opgenomen. Het aantal van 1.125 sluit ook beter aan bij de behoefte zoals die in het lokale woningbouwprogramma is opgenomen.
Het Regionaal Woningbouwprogramma wordt, mede op grond van de verplichting die de Provincie in de Verordening ruimte oplegt, in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarbij is de Provinciale Prognose 2011 leidend. De taakstelling voor de gemeente Valkenswaard van netto 1.125 woningen in de periode 2012 – 2021 staat hierbij niet ter discussie in de regio. Naar verwachting wordt het bijgestelde Regionaal Woningbouwprogramma, waarin die 1.125 woningen voor Valkenswaard staan opgenomen, door de Regioraad van het SRE vastgesteld tegen de zomer 2012.
Ten aanzien van de aanbodzijde geldt dat Valkenswaard ruimtelijke plannen heeft voor ca. 1.300 woningen, dus niet voor de 1.800 woningen die nog in het voorontwerp bestemmingsplan werden genoemd. Het aantal van ca.1.300 woningen staat ook vermeld in de planningsmatrix die de gemeente Valkenswaard in april 2011 en april 2012 heeft aangeleverd aan de provincie. Uitgaande van een toevoeging van 1.040 woningen in de periode 2010-2020 is een plancapaciteit nodig van ca. 130%. Dit is een gebruikelijk percentage, omdat niet alle ruimtelijke plannen feitelijk doorgang kunnen vinden. Een plancapaciteit van 130% komt neer op een toevoeging van 1.350 woningen. Bruto (rekening houdend met sloop) ligt dit aantal nog hoger. Uitgaande van een netto toevoeging van 1.125 in de periode 2012-2021 bedraagt de benodigde plancapaciteit 130% en komt daarmee uit op ruim 1.460 woningen. De ruimtelijke plannen voor Valkenswaard, inclusief Hoppenbrouwers en Weegbree, blijven ruimschoots binnen deze marges.
Aanvullend acht de gemeente Valkenswaard het niet altijd realistisch om (een dergelijke hoeveelheid) grondgebonden woningen te realiseren op de aangewezen inbreidingslocaties. Grondgebonden woningen zijn om ruimtelijke en financiële redenen niet altijd geschikt. Gestapelde bouw vormt doorgaans de enige basis voor een financieel 'gezonde' exploitatie. Dit woningtype sluit echter niet goed aan bij de huidige marktbehoefte. Door met name de economische recessie, worden woningbouwplannen doorgeschoven naar volgende jaren, zodat nu al kan worden geconstateerd dat de Valkenswaardse woningbouwproductie in 2012 erg laag zal zijn. Overigens is hetzelfde beeld te herkennen in de regio. De kwaliteit alsmede de exclusiviteit van woningbouwlocaties, bepalen momenteel of woningbouwprojecten doorgang kunnen/zullen hebben. Projecten als Lage Heide, Hoppenbrouwers en Weegbree zijn plannen, waarvan de kwaliteit aansluit bij de marktvraag.
- Stedelijke ontwikkeling aansluitend op bestaand stedelijk gebied
De ontwikkeling van de woongebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree sluit aan op het bestaand stedelijk gebied van Valkenswaard. Het betekent een duurzame afronding van de wijk ‘t Gegraaf aan de zuid- en noordzijde waarbij rood en groen met elkaar worden verweven. Uitgangspunt voor de planontwikkeling vormen de (potentiële) kwaliteiten van het landschap van het Dommeldal. Het betreft de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van het gebied. Vanuit het Dommeldal komen het groen en de natuur in een fijnkorrelige opzet de twee woongebieden in. Historisch kwamen op deze plek kleine weilandjes omzoomd door landschappelijke hagen voor en dat gegeven vormt ook de basis van de groene rand. De Dommeldalrand wordt hier gevormd door een fijnmazige structuur van kleinschalige weilanden omzoomd door veldhagen en een bijhorende grillige padenstructuur die aansluit op de wandelpaden in de randen van het Dommeldal.
Het inrichtingsplan voor het Dommeldal is gebaseerd op een geleding van meer extensief gebruik en beheer direct ten oosten en westen van de Dommel en meer intensief recreatief gebruik in een zone bij de wijk ‘t Gegraaf en de woongebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree. Daarmee worden de buitenranden van het Dommeldal de meest intensieve recreatie zones terwijl de kerngebieden alle ruimte en rust krijgen om zich te ontwikkelen.
De ontwikkeling van het Dommelkwartier vormt onderdeel van het gemeentelijk beleid zoals ook opgenomen in de StructuurvisiePlus en het ontwerp Structuurplan Valkenswaard (zie paragraaf 3.3).
Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
In artikel 2.1 van de Verordening ruimte is aangegeven dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied bij moet dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Aangegeven is dat in ieder geval sprake moet zijn van zorgvuldig ruimtegebruik zoals ook hierboven al aangegeven. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit dient een bestemmingsplan een verantwoording te bevatten waaruit blijkt dat:
- a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
- b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling past in de omgeving;
- c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd.
Sub a. en b. De bestaande waarden maar zeker ook de potentiële waarden in het Dommeldal op het gebied van van bodemkwaliteit, cultuurhistorie, ecologie, aardkundig en landschappelijk vormen een essentieel onderdeel voor de planontwikkeling. De ontwikkeling van ‘rood’ in Hoppenbrouwers en De Weegbree gaat samen met de ontwikkeling van ‘groen’ in het Dommeldal. Diverse onderzoeken naar de aanwezige en potentiële waarden in het gebied hebben geleid tot een visie en inrichtingsplan voor het Dommeldal (zie plantoelichting in paragraaf 5.2). Het plan is opgesteld om richting te geven aan een groene inrichting van het Dommeldal, waarbij natuurontwikkeling en functioneren van het gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) leidend zijn. Het streefbeeld voor het gebied wordt als volgt geformuleerd: “Het Dommeldal tussen Valkenswaard en Dommelen als kleinschalig, halfopen landschap waarin bos, houtwallen, poelen, weiland en hooilandjes in een mozaïekstructuur worden afgewisseld. De Dommel is herkenbaar in het landschap aanwezig”. Het inrichtingsplan gaat daarbij in op een versterking van de ecologische waarden, de landschappelijke waarden, de waterhuishouding, de cultuurhistorische waarden en de recreatieve mogelijkheden in het gebied voor wandelaars en fietsers. Er wordt dan ook geïnvesteerd in een kwaliteitsverbetering van meerdere landschapsaspecten. Aansluitend aan de EHS-gebieden in het Dommeldal wordt geïnvesteerd in de versterking van de natuur zodat een aaneensluitend natuurgebied ontstaat. In totaal wordt circa 78 ha nieuwe natuur op een goede en duurzame wijze tot ontwikkeling gebracht.
Ook binnen de woongebieden worden de bestaande landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen behouden en versterkt. Het betreft in beide woongebieden het behoud van de bosplantsoenen en waardevolle solitaire bomen en het oude zandpad in De Weegbree. De landschapselementen worden versterkt door het realiseren van diverse houtwallen in de woongebieden die aansluiten op de landschapselementen in het Dommeldal. In het gebied Hoppenbrouwers zorgt het inrichten van de groene wig als doorgaande groenstructuur langs de gehele lengte van het gebied, voor de functie van het gebied als verbindend element tussen het Dommeldal en het bebouwde gebied van Valkenswaard. Deze groenstructuur wordt beheerd als parkzone en wordt beplant met bomen en struweel. De grazige zones worden beheerd als hooiland.
Sub c. De ontsluiting van de woongebieden takt aan op de bestaande infrastructuur van de wijk ‘t Gegraaf. Vanaf de weg de Weegbree, de Lijsterbeslaan en de Waterlaat worden de nieuwe woonstraten aangesloten. Dit geldt ook voor de kantoorlocatie in Hoppenbrouwers die ontsloten wordt vanaf de Waterlaat. De woongebieden zullen ingericht worden als 30 km-zone. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van de woongebieden is dat er geen onevenredige negatieve effecten mogen ontstaan voor de verkeerssituatie voor zowel de nieuwe woonbuurt als voor de bestaande wijken. Met name op de hoek Lijsterbeslaan / Nieuwe Waalreseweg / Waterlaat ligt voor de gemeente een verkeersopgave. De gemeente onderzoekt welke maatregelen noodzakelijk en mogelijk zijn om een goede verkeersontsluiting te garanderen. Dit heeft geleid tot een eerste inrichtingsvoorstel zoals opgenomen in paragraaf 5.3. Het kruispunt is volledig opgenomen binnen de bestemmingsplangrenzen, zodat voldoende ruimte is voor een adequate verkeersoplossing.
Waterberging
Het Dommeldal is gelegen in een regionaal waterbergingsgebied en reserveringsgebied waterberging. Waterbergingsgebieden worden ingezet om wateroverlast uit regionale watersystemen (beken, waterlopen) tegen te gaan. Het zijn gebieden die van oudsher al regelmatig inunderen (natuurlijke overstromingsgebieden), gebieden die de afgelopen periode door de waterschappen concreet zijn ingericht voor waterberging en gebieden die concreet in gericht zullen worden. De regelgeving voor de regionale waterberingsgebieden en de reserveringsgebieden waterberging is gericht op het tegengaan van activiteiten die ten koste kunnen gaan van het waterbergend vermogen van het gebied. Het beleid van de Verordening ruimte is gebaseerd op het Provinciaal Waterplan 2010 – 2015 en de Kaderrichtlijn Water.
Uitsnede uit kaart ‘Water’ van Verordening ruimte
- Regionale waterbergingsgebieden
Voor de regionale waterbergingsgebieden worden beperkingen aangegeven die betrekking hebben op het bouwen en voorzien in een vergunningenstelsel voor het ophogen van gronden en aanbrengen of wijzigen van kaden. Bebouwing ten dienste van waterberging is tot een hoogte van maximaal 2 meter toegestaan en overige bebouwing en uitbreiding is toegestaan mits blijkt dat dit niet ten koste gaat van het waterbergend vermogen van het gebied. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zal het betrokken waterschapsbestuur worden geraadpleegd.
In het bestemmingsplan Dommelkwartier is voor de regionale waterbergingsgebieden een dubbelbestemming ‘Waterstaat –Waterbergingsgebied’ opgenomen. In de planregels zijn bepalingen opgenomen voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied conform het bepaalde in de Verordening ruimte.
- Reserveringsgebieden waterberging
In de reserveringsgebieden waterberging zijn bepaalde activiteiten niet toegestaan omdat deze ten koste kunnen gaan van het waterbergend vermogen van een reserveringsgebied. Er is echter geen sprake van een absoluut verbod: als uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft, of bij de inrichting voldoende rekening is gehouden met hogere inundatiekansen, zijn er mogelijkheden.
De reserveringsgebieden waterberging zijn voor het grootste deel gelegen in het Dommeldal. Bij de inrichting van het Dommeldal is rekening gehouden met de waarden van het gebied en het waterbergend vermogen. Voor het grootste deel gelden de bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Agrarisch met waarden – Natuur’ waarbij in de planregels is opgenomen dat de gronden mede bestemd zijn voor water en waterhuishoudkundige waarden. Bebouwing in het gebied is slechts toegestaan ter plaatse van de huidige volkstuinen en ter plaatse van enkele dierenweiden. Het betreft in beide gevallen geen nieuwe ontwikkeling maar een voorzetting van het huidige gebruik. De dierenweiden worden verplaatst naar locaties die vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt beter gesitueerd zijn binnen de totale visie voor het Dommeldal. Het handhaven van de huidige volkstuinen en het verplaatsen van de bestaande dierenweiden, inclusief de bijbehorende bebouwing, heeft geen consequenties voor het totale waterbergend vermogen van het gebied.
Een zeer klein deel van de beoogde woonbebouwing in het deelgebied De Weegbree is gelegen in het reserveringsgebied waterberging. Ter plaatse zal het huidige maaiveld worden opgehoogd waarmee de gereserveerde ruimte voor waterberging kleiner wordt. Deze dient te worden gecompenseerd. De hoeveelheid compensatie (m3) is het deel van de ophoging, gelegen tussen het bestaande maaiveld tot aan de waterstand die lokaal kan optreden in een maatgevende situatie (T=100 met het KNMI klimaatscenario W+).
De te verwachten waterstand die lokaal kan optreden bedraagt 21,40 m +NAP. Het deel van het plan De Weegbree dat in het reserveringsgebied valt, ligt voor een groot deel in de huidige situatie boven deze hoogte. Compensatie is enkel nodig voor de ophoging van de delen onder deze hoogte. Uit berekeningen blijkt dat voor het plangebied De Weegbree totaal 24,1 m3 gereserveerde ruimte voor waterberging gecompenseerd dient te worden. Dit betreft 3,5 m3 voor de ophoging tot 21,40 m +NAP en 20,6 m3 voor het te realiseren talud t.b.v. de ophoging (talud breedte 5 meter en helling van 1:3).
In de planontwikkeling voor het Dommeldal is rekening gehouden met afgravingen dan wel verlagingen van delen van het maaiveld waarbij de afgraving nooit lager zal zijn dan de lokale GHG. De te graven compensatie binnen het reserveringsgebied kan hier gezocht worden. Gelet op de integrale aanpak van het plan is de geringe aantasting van het inundatiegebied eenvoudig te compenseren. De planontwikkeling voldoet hiermee aan de bepalingen van de Verordening ruimte en is inmiddels met het waterschap en de provincie besproken.
Natuur en landschap
Het plangebied Dommelkwartier is gelegen in de Groenblauwe mantel. De Dommel en enkele percelen op de oever van de Dommel vormen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Een bredere oeverzone van de Dommel is aangewezen als ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’. Het noordelijk deel van het Dommeldal is aangewezen als beheergebied ehs (ecologische hoofdstructuur). Een zeer klein deel van het woongebied De Weegbree is gelegen in het beheergebied ehs. Het betreft de twee woonblokken die vooruitgeschoven liggen in het groen. Het noordelijk deel van het plangebied is aangewezen als attentiegebied ehs. Het betreft zowel een deel van het Dommeldal als het gehele woongebied De Weegbree.
Uitsnede uit kaart ‘Natuur en landschap’ van Verordening ruimte
- Ecologische waarden Dommeldal
Bij de ontwikkeling van het Dommelkwartier vormt het versterken van de natuur en landschappelijke waarden de belangrijkste doelstelling. Zoals hierboven reeds beschreven, staat het investeren in het landschap centraal. De visie en het inrichtingsplan voor het Dommeldal gaan daarbij in op een versterking van de ecologische waarden, de landschappelijke waarden, de waterhuishouding, de cultuurhistorische waarden en de recreatieve mogelijkheden in het gebied voor wandelaars en fietsers. Aansluitend aan de ehs-gebieden in het Dommeldal wordt geïnvesteerd in de versterking van de natuur zodat een aaneensluitend natuurgebied ontstaat. Deze investering in het landschap is geheel gebaseerd op de aanwezige en potentiële waarden in het gebied zodat een totale kwaliteitsverbetering ontstaat. De ontwikkeling sluit hierbij volledig aan op de bepalingen van de Verordening ruimte.
- Beheergebied ehs in De Weegbree
Het westelijke deel van de woningbouwlocatie De Weegbree is voor een klein deel gelegen binnen de aanduiding ‘beheergebied ehs’. Het betreft het deel van de voorgestelde woningbouw die iets verder richting Dommeldal reikt. Een dergelijke ‘inprikker’ is vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt voorgesteld om de strakke lijn van de bestaande woonwijk ’t Gegraaf aan de Kornoeljelaan te doorbreken.
De begrenzing van de beheergebieden ehs heeft plaatsgevonden met een nauwkeurigheid van 50 meter. In de Verordening ruimte wordt daarbij verwezen naar het natuurbeheerplan. In het natuurbeheerplan is het betreffende beheergebied ehs aangeduid als ‘botanisch waardevol grasland’.
De waarde van de zone die bebouwd gaat worden is in de huidige situatie echter zeer beperkt. Hier is geen sprake van een botanisch waardevol grasland. Het betreft een overgangssituatie van de hoger gelegen akkers naar de graslanden van het Dommeldal. Iets verderop is dat wel het geval, waar sprake is van een natte, door kwel gevoede ruigte met onder andere bosbies. Daar zijn op korte termijn ook de grootste winsten te behalen en dat gebied zal worden beheerd als hooiland. Potenties zijn er in het gebied, maar die kunnen alleen op lange termijn worden behaald door middel van specifiek beheer. Dat betekent consequent maaien en afvoeren om de bodem te verschralen cq. minder concurrentiekrachtige planten te bevorderen. In potentie zijn alle graslanden in het Dommeldal botanisch waardevol, maar afstromen van (voedselrijke) kwel, nalevering van voedingsstoffen uit de bomen en het gevoerde intensieve agrarische beheer zorgen hier voorlopig nog voor erg voedselrijke omstandigheden. De potenties zijn er door de ligging in een beekdal, maar de hoge waarden zullen nog even op zich laten wachten.
Het plan Dommelkwartier voorziet in de ontwikkeling van twee woongebieden en de versterking van de aanwezige natuurwaarden in het Dommeldal. Het inrichtingsplan voor het Dommeldal is opgesteld om richting te geven aan een groene inrichting van het Dommeldal, waarbij natuurontwikkeling en het functioneren van het gebied als ecologische hoofdstructuur (ehs) leidend zijn. Bij de planontwikkeling en het opstellen van het inrichtingsplan voor het Dommeldal zijn de doelstellingen voor de ehs als uitgangspunt genomen zodat het ecologisch functioneren van het Dommeldal als geheel zal worden verbeterd. De geringe overschrijding van het beheergebied ehs, binnen de nauwkeurigheidsmarge van 50 meter, met woningbouw vindt plaats in een deel waar de huidige waarden zeer beperkt zijn. De potenties kunnen enkel op de lange termijn behaald worden door middel van specifiek beheer. De geringe overschrijding is binnen de totale ontwikkeling van het Dommelkwartier dan ook niet te beschouwen als een beperking voor het beheergebied ehs.
- Attentiegebied ehs in De Weegbree
Het woongebied De Weegbree is gelegen in het attentiegebied ehs. ‘Attentiegebieden ehs’ zijn zones die de hydrologisch afhankelijke delen van de ehs (natte natuurparels) bedekken. De gebieden zijn: “waterafhankelijke delen die behoren tot een samenhangend complex van natuurgebieden en sterk afhankelijk zijn van hoge grondwaterstanden of kwel. Deze gebieden worden sterk beïnvloed door de inrichting en het beheer van de omgeving en daarom is het beleid er op gericht om de waterhuishouding, waterkwaliteit en inrichting af te stemmen op de ecologische doelstellingen”. Om te voorkomen dat de huidige hydrologische situatie van natte natuurparels verslechtert, wordt een beschermingsbeleid gevoerd, waarbij uitgegaan wordt van een hydrologisch stand still. Om het attentiegebied ehs in het plangebied te beschermen is in het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding opgenomen. Dit leidt tot verplichtingen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning, waarbij overleg met het waterschap benodigd is.
Voor de ontwikkeling van het woongebied is een watertoets uitgevoerd en een rioleringsplan opgesteld (zie toelichting in paragraaf 4.4). De watertoets en het rioleringsplan zijn uitgevoerd om de voorgenomen planontwikkeling hydrologisch neutraal te ontwikkelen waardoor eventuele hydrologische (negatieve) effecten op de omgeving in relatie tot het attentiegebied ehs, het Keurbeschermingsgebied en Keur attentiegebied (natte natuurparel) worden voorkomen.
De gehele planontwikkeling zal t.a.v. het regenwater niet worden aangesloten op het rioleringsstelsel maar worden afgekoppeld en ter plaatse infiltreren in de ondergrond. Uit de watertoets blijkt dat binnen het deelgebied De Weegbree voldoende ruimte is gereserveerd voor de berging van regenwater. Uit de nadere uitwerking van de watertoets in het rioleringsplan blijkt dat door het aanleggen van meerdere infiltratievoorzieningen (kratten bij de woningen, IT-riool onder de wegen en wadi’s in de groenzones) de toename in verhard oppervlak verspreid over het gebied zal worden gecompenseerd en de grondwateraanvulling door het afstromend regenwater in het plangebied nagenoeg gelijk zal blijven ten opzichte van de huidige situatie (grasland en akkerbouw). De voorzieningen die geadviseerd zijn, hebben een buffercapaciteit voor een bui T=100 + 10% gebeurtenis. Er zal daarom geen sprake zijn van versnelde afstroom van regenwater richting riool of open water, waardoor de grondwateraanvulling in de toekomstige situatie gelijk is aan de huidige situatie. De tegendruk van het grondwater blijft hierdoor stabiel, waardoor de infiltratiesnelheid vanuit de natte natuurparel richting de Dommel gelijk blijft. Door het toepassen van meerdere infiltratievoorzieningen worden er in het plangebied geen grote hoeveelheden regenwater centraal vastgehouden, waardoor plaatselijk eventuele verzadiging van de ondergrond en omgeving (wateroverlast) wordt voorkomen. De ontwikkeling van het woongebied De Weegbree voldoet hiermee aan de bepalingen van de Verordening ruimte ten aanzien van het attentiegebied ehs.
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in het cultuurhistorisch landschap van het Dommeldal. Het is een samenhangend en relatief gaaf oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen. Voor het gebied is een ontwikkelingsstrategie geformuleerd dat zich richt op:
- het behoud en beter beleefbaar maken van sporen van oud watermanagement in beekdalen, zoals vloeiweides, viskwekerijen en watermolens;
- het versterken van het contrast tussen de oude ontginningen met akkers enerzijds en voormalige woeste gronden anderzijds;
- het versterken van het natte karakter van de beekdalen en (voormalige) vennen;
- de natuurontwikkeling, waterberging, stedelijke uitbreiding en economische dragers afstemmen op de cultuurhistorische identiteit;
- het vergroten van de cultuurhistorische waardering door vergroting van de beleving.
(uit: Cultuurhistorische Waardenkaart, Provincie Noord-Brabant)
Uitsnede uit kaart ‘Cultuurhistorie’ van Verordening ruimte
In de cultuurhistorisch waardevolle gebieden staat het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden centraal.
Bij het opstellen van de verkavelingsplannen voor de woongebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree en van het inrichtingsplan voor het Dommeldal vormden de (cultuurhistorisch waardevolle) landschappelijke kenmerken een belangrijk uitgangspunt. De waarden van het kleinschalige, halfopen landschap waarin bos, houtwallen, poelen, weilandjes en hooilandjes in een mozaïekstructuur worden afgewisseld, wordt behouden en versterkt in het Dommeldal. De voorgestane natuurontwikkeling is gebaseerd op de van origine aanwezige landschapskenmerken en natuurwaarden in het gebied.
Ook binnen de woongebieden worden de bestaande (cultuurhistorisch waardevolle) landschappelijke elementen behouden en versterkt. Het betreft in beide woongebieden het behoud van de bosjes en waardevolle solitaire bomen en het oude zandpad in De Weegbree. Deze landschapselementen worden versterkt door het realiseren van diverse houtwallen in de woongebieden die aansluiten op de landschapselementen in het Dommeldal. De woongebieden zorgen voor een passende overgang naar het landschap waarbij landschap en stad zijn geïntegreerd.
Uitsnede uit Cultuurhistorische waardenkaart Brabant 2006 met een groot deel van het plangebied aangeduid als waardevol cultuurhistorisch gebied
Grenscorridor N69
De provincie streeft samen met 25 betrokken partijen naar een oplossing voor onder andere de bereikbaarheidsproblematiek op en rond de N69 tussen Eindhoven en België. Als initiatiefnemer heeft de provincie in overleg en overeenstemming met betrokken partijen, waaronder de gemeente Valkenswaard, de Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld en tot en met 5 oktober 2010 ter inzage gelegd. In deze notitie zijn een aantal pakketten benoemd (varianten voor het verbeteren of de aanleg van nieuwe infrastructuur). De variant ‘Midden 3’ gaat door het Dommeldal, juist waar de gemeente het Dommeldal in wil richten zoals voorgesteld in plan Dommelkwartier.
Inmiddels is een Structuurvisie vastgesteld voor een tracé van de N69. Dit tracé betreft de zogenoemde Westparallel. De Middenvariant wordt in de structuurvisie niet meer meegenomen. De variant ‘Midden 3’ is als onvoldoende geschikt geacht. De discussie omtrent de N69 heeft derhalve geen relatie meer met plan Dommelkwartier.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Plus Valkenswaard
Algemeen
De Structuurvisie Plus Valkenswaard geeft een visie voor de lange termijn waarin antwoord wordt gegeven op ruimtelijke vraagstukken en ontwikkelingen binnen de gemeente. De nadruk ligt op inbreiding en herstructurering van de kernen. Ook het landelijk gebied vraagt veel aandacht. Momenteel treft de gemeente Valkenswaard voorbereidingen om te komen tot een geactualiseerde structuurvisie.
Een belangrijke opgave voor de kernen is de structuur- en kwaliteitsverbetering. De linten en groene wiggen zijn essentiële kwaliteiten. Door ontwikkeling van inbreidingslocaties kan vorm worden gegeven aan deze verbetering. Prioriteit wordt gelegd bij de inbreidingen waarmee een structurele kwaliteitsverbetering kan worden bereikt. Concreet zijn dit de plekken in het centrum, in de belangrijkste linten of in de groenzones.
In het landelijke gebied zijn de beekdalen van de Keersop, de Dommel en de Tongelreep structuurbepalend. In de tussenliggende gebieden liggen de hoger gelegen, droge dekzandruggen. Van oudsher is er een duidelijk verschil tussen de beekdalen en de dekzandruggen. De beekdalen hadden over de gehele lengte een kleinschalig half dichte structuur, terwijl de dekzandruggen een grootschalige open structuur kennen. In de loop van de tijd zijn deze verschillen genivelleerd, maar tot op de dag van vandaag zijn de verschillende landschappen nog herkenbaar.
Kaartbeeld uit StructuurvisiePlus Valkenswaard met aanduiding plangebied
Beekdalen (uit StructuurvisiePlus)
Projectgebied Dommelpark en Groene wig (uit StructuurvisiePlus)
Duurzaam structuurbeeld
Het duurzaam structuurbeeld is opgesteld aan de hand van negen structuurprincipes. Deze principes kunnen worden gezien als belangrijkste uitgangspunten voor het Structuurbeeld. Voor het studiegebied tussen het Dommeldal en de wijk ‘t Gegraaf zijn de volgende principes van belang:
- 1. Het landschap als drager: de landschappelijke structuur is bepalend voor de ruimtelijke inrichting en verschijningsvorm in de gemeente. Het onderscheid in verschillende landschappen wordt versterkt.
- 2. De beken zijn ordenend: in de landschappelijk-ruimtelijke structuur zijn de beken ordenend. Ze worden ontwikkeld tot groen/blauwe aders die de volledige gemeente doorsnijden en structureren.
- 3. Bosstructuur versterken: de bestaande bosstructuur wordt versterkt en waar mogelijk uitgebreid. Waar mogelijk worden de bossen met elkaar verbonden.
- 4. Recreatie: recreatie wordt een (economische) drager in de gemeente. Zowel in het buitengebied als in de kernen wordt ruimte geboden voor ‘rustige en groene’ recreatie, passend in schaal en aard van het landschap.
Een deel van het plangebied betreft het beekdal van de Dommel. De beekdalen binnen de gemeente Valkenswaard worden aangemerkt als duurzame structuren. Hier is geen ruimte voor nieuwe verstedelijking. Het creëren van ruimte voor water en natte natuur en het verhogen van de waterkwaliteit staan hier centraal. Mogelijkheden zijn aanwezig voor recreatief en agrarisch medegebruik. Aan de randen van de beekdalen in het stedelijk gebied liggen kansen om hier te komen tot aantrekkelijke, hoogwaardige woonmilieus, waarbij de beekdalen gevrijwaard blijven van bebouwing. De landschappelijke verschijningsvorm wordt bepaald door beekdalbegeleidende beplanting en de plassen- en poelenzones.
In de ontwikkelingsvisie is een belangrijke rol neergelegd voor het plangebied en meer specifiek voor de deelgebieden De Weegbree en Hoppenbrouwers.
Dommeldal
Voor het Dommeldal geldt versterking van de kwaliteiten als uitgangspunt. Belangrijke hydrologische ambities voor de beekdalen zijn onder andere het verbeteren van de afvoerdynamiek in het stroomgebied van de Bovendommel en het versterken van de meandering in combinatie met de verwijdering van stuwen. Tevens wordt gezocht naar mogelijkheden voor waterberging in het beekdal van de Dommel. Tussen Dommelen en Valkenswaard zal het Dommeldal ontwikkeld worden tot een aantrekkelijk uitloopgebied waar ruimte wordt geboden aan natuur en landschap. In het gebied moet de recreatieve dooradering worden versterkt. Bebouwing van het park is niet wenselijk.
Kaartbeeld uit Structuurvisie Valkenswaard met aanduiding plangebied
De Weegbree
In de omgeving De Weegbree kan gekomen worden tot een duurzame afronding van de kern en kunnen ecologische potenties benut worden.
Hoppenbrouwers
Een van de opgaven is om door herstructurering vorm te geven aan groene structuren van kern tot buitengebied. Nieuwbouw via inbreiding en herstructurering is mogelijk, maar dient in een parkachtige omgeving te passen. Veelal zal dit vragen om stapeling in een groene setting. Het plangebied Hoppenbrouwers maakt deel uit van de Groene Wig Waalreseweg/Tienendreef. Deze zal ontwikkeld worden in het verlengde van het Dommelpark. Er wordt een groene verbinding gelegd tussen het centrum en het Dommelpark. De wig krijgt globaal de volgende opbouw van centrum tot park:
- Gestapelde centrumbebouwing met groene dooradering tot aan de Kerkhofstraat;
- Gestapelde bebouwing in parkachtige omgeving tot Nieuwe Waalreseweg;
- Lage bebouwing (bijvoorbeeld patio’s) in natuurlijke omgeving op gebied Hoppenbrouwers;
- Natuurpark in Dommeldal.
Van centrum naar park neemt de bebouwingsdichtheid af, terwijl de natuurwaarde toeneemt. De noordzijde van de Groene Wig (zijde Waalreseweg) zal intensiever bebouwd worden dan de zuidzijde. Wellicht biedt een verplaatsing van de Tienendreef in noordelijke richting voordelen voor de groen- en/of verkeersstructuur.
‘t Gegraaf
De aangrenzende woonwijk ’t Gegraaf is als revitaliseringsgebied aangeduid. Het uitgangspunt is dat alle woonwijken voldoen aan de zogenaamde basiskwaliteit. Soms zal dit vragen om een extra inspanning. ’t Gegraaf vraag momenteel om een extra inspanning. In dit kader is in 2000 het Leefbaarheidsplan ’t Gegraaf opgesteld. In samenhang hiermee kan worden gekomen tot herontwikkeling van het winkelcentrum en de locatie van het Regionaal Educatief Centrum. Vanuit deze optiek heeft herontwikkeling van deze gebieden prioriteit. Getracht moet worden door enkele strategische ingrepen de wijk een structurele versterking te geven. Algemeen kan worden gesteld dat de aanwezige omgevingskwaliteiten van deze wijk onvoldoende zijn benut. In samenhang met de ontwikkeling van De Weegbree en Hoppenbrouwers, maar ook met de herinrichting van het Dommeldal kan de wijk ’t Gegraaf een impuls krijgen.
Ontwerp Structuurvisie Valkenswaard
In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de gemeente Valkenswaard gestart met het opstellen van een nieuwe Structuurvisie. Een update van de StructuurvisiePlus uit 2003 is benodigd omdat een aantal zaken al ontwikkeld of uitgevoerd zijn en er nieuwe aandachtspunten op de agenda zijn gekomen. Ook heeft de gemeente op diverse punten nieuw beleid geformuleerd en beleidslijnen herzien. Tenslotte ontbreekt in de Structuurvisie Plus een uitvoeringsprogramma die in onderhavige structuurvisie wel wordt opgenomen. De ontwerp structuurvisie heeft begin 2011 ter visie gelegen.
Uit de ontwerp structuurvisie komt naar voren dat er in Valkenswaard op het gebied van wonen een grote vraag naar bouwkavels is voor de ontwikkeling naar grondgebonden woningen. Begin 2009 bedroeg het aantal gegadigden 680, welke geregistreerd stonden op een wachtlijst. Om aan deze behoefte te voldoen zijn een aantal uitbreidingslocaties aangewezen in de visie. Onder deze locaties bevinden zich de gebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree. Expliciet is daarbij vermeld dat ontwikkeling plaats moet vinden in combinatie met natuurontwikkeling van het Dommeldal.
Woningmarktonderzoek gemeente Valkenswaard, 2009
De gemeente Valkenswaard heeft in samenwerking met woningcorporatie Woningbelang een woningmarktonderzoek laten uitvoeren onder inwoners van de gemeente om te bepalen hoe de woningbehoefte zich in kwantitatieve en kwalitatieve zin tot 2020 gaat ontwikkelen (rapport: Woningmarktonderzoek Gemeente Valkenswaard, Companen, 17 juni 2009). Het onderzoek omvat tevens een advies voor woningbouwprogrammering en is op 23 juli 2009 door de gemeenteraad vastgesteld.
Belangrijke onderzoeksuitkomsten zijn:
- Valkenswaard heeft grote aantrekkingskracht op gezinnen en ouderen. In de afgelopen jaren zijn met name jongeren in de leeftijd van 15 tot 24 jaar uit de gemeente vertrokken.
- Tot en met 2025 groeit het aantal huishoudens met 7%, ondanks een verwachte lichte bevolkingsafname. De vergrijzing zet duidelijk in, gezien de groei van het aandeel één- en tweepersoonshuishoudens van 55 jaar en ouder. De sterkste relatieve groei vindt plaats bij huishoudens van 75 jaar en ouder.
- De woningbehoefte tot 2020 wordt bepaald enerzijds door de verwachte huishoudensgroei 790 woningen) en anderzijds door het inlopen van het woningtekort (250 woningen).
- Er ligt een forse opgave in de bouw van nultredenwoningen. In 2015 is de normatieve behoefte ongeveer 1.850 woningen, terwijl er nu naar schatting 554 nultredenwoningen aanwezig zijn. In veel gevallen is ook aanpassing in de bestaande woningvoorraad mogelijk.
Vanuit het onderzoek worden de volgende kansmarkten herkend:
- Er is een grote behoefte aan meer nultredenwoningen, zowel in huur- als koopsector.
- Ook bij goedkope eengezinswoningen tot € 200.000,- en in de prijsklassen tussen € 200.000,- en € 300.000,- is een sterke vraag aanwezig.
Risicomarkten zijn:
- Goedkope eengezinswoningen met een huur tot € 535,- vormen een potentieel risico. Dit komt voornamelijk omdat huishoudens in deze woningen een ander woningtype zoeken. De één- en tweepersoonshuishoudens van 55 jaar en ouder willen graag de stap maken naar een nultredenwoning en bij de één- en tweepersoonshuishoudens is een sterke wens voor een koopwoning aanwezig.
- Appartementen zonder lift vormen een risicomarkt. Deze appartementen zijn eigenlijk alleen nog maar in trek bij starters en dit komt voornamelijk vanwege de prijs.
Op basis van de onderzoeksuitkomsten wordt tot 2020 onderstaand programmavoorstel gedaan:
De woningmarkt is sinds het woningmarktonderzoek uit 2009 flink veranderd. Niet dat hiermee de behoefte aan extra woningen is weggevallen. Die is immers gebaseerd op een prognose van het aantal huishoudens. Maar van belang is wel om aansluiting te zoeken bij de woonwensen van potentiële kopers die ook eisen stellen aan een kwalitatief goede leefomgeving. Flexibiliteit in het programma en aansluiting bij de marktvraag op het moment van realisatie zijn hiervoor noodzakelijk.
Regionale afstemming woningbouwbeleid
Uit het beschreven woningmarktonderzoek blijkt een woningbouwopgave van 1.040 woningen in de periode 2010-2020 voor de gemeente Valkenswaard. Het Regionaal Woningbouwprogramma (rapport d.d. 17-12-2009, vastgesteld door de Regioraad van het SRE) sluit aan bij de provinciale prognose en voorziet in een minimale taakstelling voor het stedelijk gebied. Voor Valkenswaard is in het Regionaal Woningbouwprogramma een minimale taakstelling opgenomen voor het toevoegen van 815 woningen in de periode 2010-2020. Het betreft nadrukkelijk een minimale taakstelling, meer bouwen dan de 815 woningen is mogelijk, mits de reële vraag hiernaar wordt onderbouwd. Die onderbouwing wordt gegeven in het lokale woonbehoeftenonderzoek.
Inmiddels heeft de Provincie Noord-Brabant een nieuwe prognose opgesteld. Uit de Provinciale Prognose 2011 blijkt voor de gemeente Valkenswaard een netto woningbouwbehoefte van 1.125 woningen voor de periode 2012 tot en met 2021. Dit aantal ligt aanzienlijk hoger dan de netto toevoeging van 815 woningen, die in het vastgestelde Regionale Woningbouwprogramma waren opgenomen. Het aantal van 1.125 sluit ook beter aan bij de behoefte zoals die in het lokale woningbouwprogramma is opgenomen.
Het Regionale Woningbouwprogramma wordt, mede op grond van de verplichting die de Provincie in Verordening Ruimte oplegt, in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarbij is de Provinciale Prognose 2011 leidend. De taakstelling voor de gemeente Valkenswaard van netto 1.125 woningen in de periode 2012 – 2021 staat hierbij niet ter discussie in de regio. Naar verwachting wordt het bijgestelde Regionale Woningbouwprogramma, waarin die 1.125 woningen voor Valkenswaard staan opgenomen, door de Regioraad van het SRE vastgesteld tegen de zomer 2012.
Ten aanzien van de aanbodzijde geldt dat Valkenswaard ruimtelijke plannen heeft voor ca. 1.300 woningen. Het aantal van ca.1.300 woningen staat ook vermeld in de planningsmatrix die de gemeente Valkenswaard in april 2011 en april 2012 heeft aangeleverd aan de provincie. Uitgaande van een toevoeging van 1.040 woningen in de periode 2010-2020 is een plancapaciteit nodig van ca. 130%. Dit is een gebruikelijk percentage, omdat niet alle ruimtelijke plannen feitelijk doorgang kunnen vinden. Een plancapaciteit van 130% komt neer op een toevoeging van 1.350 woningen. Bruto (rekening houdend met sloop) ligt dit aantal nog hoger. Uitgaande van een netto toevoeging van 1.125 in de periode 2021-2021 bedraagt de benodigde plancapaciteit 130% en komt daarmee uit op ruim 1.460 woningen. De ruimtelijke plannen voor Valkenswaard, inclusief Hoppenbrouwers en Weegbree, blijven ruimschoots binnen deze marges.
Door met name de economische recessie, worden woningbouwplannen doorgeschoven naar volgende jaren, zodat nu al kan worden geconstateerd dat de Valkenswaardse woningbouwproductie in 2012 erg laag zal zijn. Overigens is hetzelfde beeld te herkennen in de regio. De kwaliteit alsmede de exclusiviteit van woningbouwlocaties, bepalen momenteel of woningbouwprojecten doorgang kunnen/zullen hebben. Projecten als Lage Heide, Hoppenbrouwers en Weegbree zijn plannen, waarvan de kwaliteit aansluit bij de marktvraag.
Beleidsnota Parkeernormering Gemeente Valkenswaard
In de Beleidsnota Parkeernormering (d.d. 19 oktober 2008) heeft de gemeente Valkenswaard het parkeerbeleid vastgesteld, waarin voor elke locatie binnen de gemeente helder is gemaakt welke parkeernorm voor welk type voorziening/woning van toepassing is. Doel van het stellen van een parkeernorm is het voorkomen of oplossen van parkeerproblemen aan het begin van de planvorming. Door het hanteren van de normen ontstaat inzicht in de parkeerbehoefte en kan op voorhand een ruimtelijk, economisch en verkeerskundig kader worden geschetst.
Het plangebied ligt in het gebied “rest bebouwde kom”. Voor deze gebieden gelden de op de volgende pagina aangegeven parkeernormen.
In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op het parkeren en de normen die gelden voor het plangebied.
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het gehele studiegebied zijn drie bestemmingsplannen vigerend. Het grootste deel van het gebied valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 1976. Het deel ten westen van de Dommel valt binnen de bestemmingsplannen “Agnetendal 1976” en “Kloosterakkers” (1975). Tenslotte is recent het bestemmingsplan “Bergbezinkbassins Dommeldal” vastgesteld voor twee deelgebieden in het Dommeldal.
Bestemmingsplan “Buitengebied”
In het deelgebied Dommeldal zijn de bestemmingen ‘Beek’, ‘Stedelijk groen/Agrarisch gebruik’, ‘Stedelijk groen’ en ‘Verkeersdoeleinden verharde weg’ aanwezig. Laatstgenoemde is zeer bijzonder in het Dommeldal. Het betreft een brede zone die in de jaren ’70 gereserveerd is voor de verlengde Poot van Metz, een snelwegverbinding tussen Eindhoven en de Belgische grens.
In het deelgebied De Weegbree is hoofdzakelijk de bestemming ‘Landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ aanwezig en ter plaatse van de bunker de bestemming ‘Bijzondere bebouwing’. De op de plankaart als ‘Landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ aangeduide gronden zijn bestemd voor het behoud en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en voor de uitoefening van een reëel agrarisch bedrijf.
In het deelgebied Hoppenbrouwers is de bestemming ‘Stedelijk groen’ aanwezig met daarover een uitwerkingszone. De gronden die aangeduid zijn met ‘Stedelijk groen’ zijn bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van de recreatie met de daarbij behorende bouwwerken, fiets- en voetpaden. De uitwerkingszone, aangeduid met A, geeft aan dat binnen het gebied uitsluitend niet voor bebouwing bestemde gebouwen mogen worden opgericht ten dienste van het jeugd- en jongerenwerk, de recreatie en de sportbeoefening.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan “Agnetendal 1976" Uitsnede plankaart bestemmingsplan “Buitengebied”.
Bestemmingsplan “Agnetendal 1976”
In dit bestemmingsplan voor de gebieden ten westen van de Dommel en ten oosten van de kern Dommelen heeft de bestemming ‘Groenvoorziening’. Deze gronden zijn bestemd voor parken, plantsoenen, groenstroken, speel- en trapveldjes, andere groenvoorzieningen en voetgangersroutes.
Bestemmingsplan “Kloosterakkers”
De westzijde van de Dommel heeft in dit bestemmingsplan de bestemming ‘Stedelijk groen en agrarisch gebruik’. Gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het behoud of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden alsmede voor groenvoorzieningen, kleinschalige sportvoorzieningen, speelveldjes, volkstuintjes, fiets- en voetpaden en voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
Bestemmingsplan “Bergbezinkbassins”
In het Dommeldal hebben ten behoeve van de aanleg van bergbezinkbassins twee percelen de bestemming ‘Natuur’ met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van natuur – bergbezinkbassins’ gekregen. Deze gronden zijn bedoeld voor natuurbehoud en herstel van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en waterhuishoudkundige waarden. Tevens mag een bergbezinkbassin worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter een een bouwdiepte van maximaal 5 meter.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan “Kloosterakkers”
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan “Bergbezinkbassins Dommeldal”
Hoofdstuk 4 Bestaande Situatie
4.1 Ruimtelijke En Functionele Kwaliteit
4.1.1 Algemeen
De kern van Valkenswaard is, met ongeveer 20.000 inwoners, de grootste kern van de gelijknamige gemeente. De gemeente Valkenswaard is gelegen in het zuiden van de provincie Noord-Brabant, ten zuiden van Eindhoven. De gemeente grenst aan de zuidelijke zijde aan België. Hieronder volgt een beschrijving van het Dommelkwartier waarbij onderscheid is gemaakt in de deelgebieden Dommeldal, Hoppenbrouwers en De Weegbree.
4.1.2 Dommelkwartier
Het plangebied Dommelkwartier betreft een herinrichtingsgebied in en aan de rand van het Dommeldal, gelegen tussen de kernen Valkenswaard en Dommelen. Aan de westzijde grenst de woonwijk Schepelwijen in Dommelen en aan de oostzijde ligt de woonwijk ’t Gegraaf. Het plangebied wordt gekenmerkt door verscheidenheid. In het Dommeldal zijn open weilanden aanwezig, maar ook besloten bospercelen, waardoor variatie in de beleving van het landschap ontstaat. In het verleden was sprake van een kleinschalig beeklandschap met weiden, hooilanden en houtwallen. De kleinschaligheid is in het landschap nog steeds herkenbaar.
Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Tienendreef. Dit is één van de belangrijke ontsluitingswegen tussen Dommelen en Valkenswaard en is voorzien van een ruim profiel. Aan de Tienendreef is een benzineverkooppunt gesitueerd. De weg wordt begeleid door bomenrijen en ter plaatse van het plangebied is aan weerszijden zicht op een landelijke omgeving. De weg ligt hiermee in een groene wig die vanuit het Dommeldal ver reikt in de bebouwde kom. De groene wig krijgt richting het centrum van Valkenswaard een vervolg in het park en de begraafplaats.
4.1.3 Dommeldal
De Dommel ontspringt in België en stroomt door onder andere Valkenswaard, Eindhoven en Boxtel om vervolgens bij ’s-Hertogenbosch in de Maas uit te monden. De beek meandert ter plaatse van het plangebied en volgt het historisch verloop. Het Dommeldal is één van de gebieden die in de Nota Belvedère is aangewezen als waardevol gebied. Het bestaat uit het dal van de Dommel met zijbeken en omliggende gebieden die er historisch mee samenhangen. Vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt wordt het gebied van belang geacht. Het gebied is gesitueerd in de Groenblauwe mantel, wat inhoudt dat bescherming en ontwikkeling van de groene kwaliteiten centraal staan. In de omgeving van het gebied ligt het beschermde Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux”. De Dommel maakt zelf ook deel uit van dit beschermde natuurgebied.
Grote delen van het Dommeldal zijn in agrarisch beheer, met bijbehorende negatieve verschijnselen zoals ontwatering, bemesting en zeer weinig ruimte voor natuur. Door het gebied echter een natuurbeherende functie te geven krijgt het dal een natuurlijker waterpeil en ontstaan soortenrijkere en structuurrijkere vegetaties die veel meer kansen voor natuur bieden. Op termijn kan beheer zorgen voor afvoer van de overmaat aan meststoffen.
Rond 1900 was het deelgebied Dommeldal, als onderdeel van het Dommelkwartier, een kleinschalig agrarisch landschap. Met de komst van de moderne landbouw verdwenen kleine landschapselementen als houtwallen en bosschages door schaalvergroting. In de loop van de jaren heeft het landschap weer een gevarieerd karakter gekregen. Dit komt deels door het natuurlijk beheer van percelen, enkele bospercelen, houtwallen en solitaire bomen en het gebruik van percelen als volkstuin en dierenweide. De volkstuinen worden geheel omgeven door opgaand groen waardoor deze niet zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Een tweetal fietspaden in oost-west richting lopen door het Dommeldal en vormen een verbinding tussen Dommelen en Valkenswaard. Noord-zuid verbindingen langs de Dommel voor fietsers en voetgangers zijn echter niet aanwezig.
4.1.4 Hoppenbrouwers
Het deelgebied Hoppenbrouwers is gelegen tussen de wijk ’t Gegraaf, de Tienendreef en de Nieuwe Waalreseweg. Het gebied heeft momenteel een overwegend agrarisch gebruik met weinig natuurwaarden. De weg ‘Hoppenbrouwers’ ligt in het gebied en betreft een oude landweg waaraan nog één boerderij staat. De weg liep vroeger verder door in het westen naar de graslanden in het Dommeldal. Met de aanleg van de Tienendreef en de wijk Kerkakkers ten zuiden van het plangebied is nog maar een gedeelte van de weg ’Hoppenbrouwers’ behouden. Ten zuiden van de weg Hoppenbrouwers is een speeltuin gesitueerd.
Uit onderzoek is gebleken dat het deelgebied Hoppenbrouwers minimale natuurwaarden bevat en ook niet geschikt is om tot natuur ontwikkeld te worden. De enige belangrijke waarde is het verbindende karakter met het Dommeldal. Vanwege de hoge druk vanuit het stedelijk gebied (verstoring, recreatie, bebouwing) is realisatie van natuurwaarden beperkt.
4.1.5 De Weegbree
Het deelgebied De Weegbree is gelegen ten noorden van de wijk ’t Gegraaf. Aangrenzende wegen zijn de Nieuwe Waalreseweg en De Weegbree. Het gebied is ook wel bekend als de Loonderakker en heeft momenteel een overwegend agrarisch gebruik. Het gebied ligt in de overgangszone van de bebouwde kom van Valkenswaard naar het Dommeldal.
Bijzondere elementen in het gebied zijn de landweg die naar het voormalige kasteel en de Loondermolenbrug gaat en de bunker ‘Birkenhof’. De landweg heeft cultuurhistorische waarde als oude route vanuit Geenhoven naar de Loondermolen en boerderij ‘Het kasteel’. De boerderij is een overblijfsel van het in 1867 grotendeels afgebroken kasteel van De Heren van Waalre. Een deel van de gracht van het kasteel is nog aanwezig.
De bunker ‘Birkenhof’, Nieuwe Waalreseweg 189, betreft een rijksmonument. Deze voormalige bunker uit 1940-1944 is een goed en zeldzaam voorbeeld van camouflage-architectuur en een herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. De bunker is gecamoufleerd als boerderij met een baksteen schil en een pannendak. De bunker is een rijksmonument en van cultuurhistorisch belang, omdat het een voorbeeld is van militaire gebouwen van de Duitse bezetter en herinnert aan een belangrijke fase van de Tweede Wereldoorlog. Het object is uniek als voorbeeld van een afluisterbunker en belangrijk vanwege de gaafheid van zowel in- als exterieur. De directe omgeving van de bunker is zeer groen ingericht en voorzien van grote bomen. Het terrein is echter niet vrij toegankelijk.
4.2 Fysieke Milieuwaarden Deelgebied Hoppenbrouwers
De gronden voor de ontwikkelingslocaties Hoppenbrouwers en De Weegbree zijn in het verleden reeds onderwerp van onderzoek geweest. In beide deelgebieden is onderzoek verricht naar de relevante milieuaspecten die de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling mogelijk moeten maken. In onderhavige paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de beoordeling van de milieuaspecten voor het deelgebied Hoppenbrouwers.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering Hoppenbrouwers
In november 2009 is onderzoek verricht naar de aanwezigheid en invloed van bedrijven en inrichting in de directe nabijheid van het plangebied (Onderzoek ruimtelijke milieuzonering Plangebied “Hoppenbrouwers” te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 10-11-2009). Met het onderzoek is inzichtelijk gemaakt of er belemmeringen optreden ten aanzien van de planontwikkeling. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1 Bedrijven en milieuzonering bij deze toelichting.
Onderstaande bedrijven zijn aanwezig in de directe omgeving van het plangebied:
Tabel relevante bedrijven in omgeving plangebied
Topografische kaart met aanduiding relevante bedrijven
De voorkeursafstand is bepaald op basis van wet- en regelgeving zoals aangegeven in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG (2009). De werkelijke afstand is een inschatting van de afstand van de inrichting tot het plangebied.
Uit de tabel blijkt dat één bedrijf een zoneringsafstand heeft welke over de positie van de nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied loopt. Voor deze speeltuin met het onoverdekt zwembad is een richtafstand van 200 meter voor het aspect geluid vastgesteld. Derhalve bestaat de mogelijkheid dat deze activiteit een beperkende invloed kan hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen. Anderzijds zou de speeltuin beperkt kunnen worden in de huidige activiteiten wanneer er woningen binnen het plangebied zouden worden gerealiseerd. Gezien deze overwegingen is een nader onderzoek uitgevoerd om de daadwerkelijke akoestische belasting te bepalen (Akoestisch onderzoek Speeltuin Geenhoven Hoppenbrouwers 15 te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 14-01-2010). Uit het onderzoek blijkt dat ten behoeve van de woningbouw binnen het deelgebied Hoppenbrouwers er geen belemmering is van het woon- en leefklimaat. Daarnaast worden de activiteiten van de speeltuin niet beperkt in haar activiteiten. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 1 Bedrijvenen milieuzonering bij deze toelichting.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt op basis van de uitgevoerde onderzoeken geen belemmering voor de voorziene ontwikkeling.
4.2.2 Wegverkeerslawaai Hoppenbrouwers
In oktober 2009 is een akoestisch onderzoek verricht naar de impact van het wegverkeerslawaai op de op te richten woningen in het plangebied Hoppenbrouwers (Akoestisch onderzoek “Wegverkeerslawaai” Hoppenbrouwers te Valkenswaard, Wematech Milieu Adviseurs B.V., 23-10-2009). Een erratum op het onderzoek is opgesteld door Wematech naar aanleiding van opmerkingen door de gemeente Valkenswaard (Erratum t.b.v. akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai plangebied Hoppenbrouwers te Valkenswaard, Wematech Milieu Adviseurs B.V., 15 maart 2011). Het akoestisch onderzoek en het erratum zijn opgenomen in bijlage 2 Wegverkeerslawaai bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek staan hieronder samengevat weergegeven.
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt met maximaal 7 dB en 5 dB overschreden als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Nieuwe Waalreseweg respectievelijk de Waterlaat. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden als gevolg van de overige omliggende wegen (Lijsterbeslaan, Tienendreef, Geenhovensedreef en de Waalreseweg). Bronmaatregelen (aanbrengen van geluidsarm asfalt) zijn vanuit financieel oogpunt niet als reële maatregel te stellen. Geluidsreductie in de vorm van afscherming middels een scherm wordt vanuit financieel en stedenbouwkundig oogpunt eveneens niet als reële maatregel gezien.
Om de woningen te kunnen realiseren zullen derhalve bij de gemeente Valkenswaard hogere grenswaarden aangevraagd moeten worden voor die geveldelen waar de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting bedraagt in deze situatie 63 dB. De burgemeester en wethouders zijn conform artikel 110a lid 1 van de Wet geluidhinder bevoegd om hogere grenswaarden te verlenen.
Om aan de eisen uit het Bouwbesluit te kunnen voldoen zal een akoestisch onderzoek naar de gevelwering uitgevoerd moeten worden waarin onderzocht wordt of de isolatiewaarde van de gevels voldoende is om een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Mogelijk kan blijken uit dit onderzoek dat aanvullende isolerende voorzieningen benodigd zijn aan de gevels.
Conclusie
Voor het oprichten van enkele woningen dient ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te worden verleend. De ontheffingsprocedure zal voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan doorlopen worden. De overige woningen ondervinden geen belemmering van het aspect wegverkeerslawaai.
Ontwerp besluit hogere grenswaarden
Het ontwerp besluit hogere grenswaarden zal gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan Dommelkwartier worden gepubliceerd en ter inzage worden gelegd. Het besluit betreft het voornemen van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valkenswaard inzake het voornemen om ter voorbereiding van het project Dommelkwartier hogere grenswaarden krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder vast te stellen. Ten aanzien van het woongebied Hoppenbrouwers betreft het de percelen gelegen aan de Waterlaat te Valkenswaard.
Conform het gangbaar ontheffingenbeleid zoals vastgesteld binnen de gemeente Valkenswaard is in het ontwerp besluit beschouwd wat de mogelijkheden zijn m.b.t. bron- en overdrachtmaatregelen. Uit de afweging blijkt dat het noodzakelijk is om maatregelen bij de ontvanger te treffen en dat het noodzakelijk is dat de karakteristieke geluidwering van de gevel zodanig wordt uitgevoerd dat een binnenniveau van 33 dB gerealiseerd wordt. De ontwikkeling komt voor ontheffing in aanmerking omdat de nieuwbouw gerealiseerd wordt ter opvulling van een open plaats tussen de aanwezige bebouwing en in verband met een stadsvernieuwingsplan. Omdat voldaan wordt aan het gangbare ontheffingenbeleid kan op basis van de onderzoeksresultaten voor de ontwikkeling een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend.
4.2.3 Bodem Hoppenbrouwers
In oktober 2007 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het deelgebied Hoppenbrouwers (Verkennend bodemonderzoek Plangebied Hoppenbrouwers te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv, 16-10-2007). Dit onderzoek heeft als doel, middels een steekproef, de kwaliteit van de bodem te bepalen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3 Bodem van deze toelichting.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn:
- Er is geen asbestmateriaal aangetroffen;
- Slechts in één van de grondmengmonsters is het gemeten cadmiumgehalte hoger dan de streefwaarde;
- In de mengmonsters van de ondergrond van de landbouwpercelen is alleen een verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond ter plaatse van het meest westelijke deel van de onderzoekslocatie;
- Van de onderzochte parameters van het NEN-pakket voor grondwater overschrijdt het metaal nikkel plaatselijk de interventiewaarde. Binnen het plangebied worden tevens arseen, cadmium, chroom en koper aangetoond in gehaltes boven de streefwaarden. Omdat er geen aanwijsbare bron is, is mogelijk sprake van verhoogde achtergrondwaarden.
De aangetoonde gehaltes in de boven- en in de ondergrond geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De sterke verontreiniging met nikkel in het grondwater dient formeel echter nader onderzocht te worden. Geadviseerd wordt om in eerste instantie het onderhavig onderzoek voor te leggen aan het bevoegd gezag om een oordeel te vragen over de aangetroffen verontreinigingen. Door de gemeente Valkenswaard is de rapportage ambtelijk beoordeeld. Aangegeven wordt dat de verhoogde gehaltes het resultaat is van de cadmiumproblematiek in de Kempen. Uit meerdere bodemonderzoeken in de nabijheid wordt nikkel niet in een hogere waarde aangetroffen. Verdere beoordeling wordt niet meer noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de oprichting van woningen.
4.2.4 Waterparagraaf Hoppenbrouwers
Voor de ontwikkeling van het woongebied Hoppenbrouwers is een watertoets opgesteld (Watertoets Plangebied “Hoppenbrouwers” te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 07-04-2010). De watertoets is opgenomen in bijlage 4 Waterparagraaf bij deze toelichting. De conclusies van de watertoets zijn onderstaand aangegeven.
Het plangebied is gelegen langs de Hoppenbrouwers te Valkenswaard. Het wordt omsloten door een drietal woonwijken: ‘t Gegraaf, Geenhoven en Kerkakker. Driehonderd meter ten westen van het plangebied ligt het stroomgebied van watergang de Dommel. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 59.175 m².
Het plangebied is onbebouwd en is in gebruik als grasland. In de nabije omgeving van het plangebied is ‘open’ water aanwezig in de vorm van zijwaterlopen. De dichtstbijzijnde hoofdwaterloop (de Dommel) bevindt zich op ca. 300 m afstand. In de Dommel, ter hoogte van de Loondermolenbrug ligt stuw DL1-13592. Deze heeft een drempelhoogte van 19,11m+ NAP en een streefzomerpeil van 19,93m+ NAP.
Het plangebied is niet gelegen in een beschermd en/of attentiegebied. Grenzend aan het plangebied bevindt zich tevens een reserveringsgebied t.b.v. waterberging 2050. De bodemkundige hoofdeenheid binnen het plangebied bestaat uit beekdallandschap (matig voedselrijk en vochtig tot nat). De grondwatertrap op locatie varieert tussen IIIa en VII. Vanuit het Waterschap De Dommel is aangegeven dat de GHG in het plangebied varieert tussen 0,0 en 0,4 m – mv. Middels de wateratlas is bepaald dat het noordwestelijk deel van het plangebied wordt geclassificeerd als infiltratiegebied en dat een oostelijk deel soms kwel voorkomt. Ter hoogte van de Nieuwe Waalreseweg is een breuklijn behorende bij de formatie van Boxtel aanwezig.
Ter hoogte van de Hoppenbrouwers bevindt zich een gemengd rioolstelsel met rioolbuizen van Ø1250 mm beton en Ø1500 mm, bok = gemiddeld + 2,20 m+ NAP, de putdekselhoogte bedraagt gemiddeld 23,00 m+ NAP.
Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. De bestaande riolering in de omgeving van het plangebied is in beheer en eigendom van de gemeente Valkenswaard. Inrichtingen van waterhuishoudingen voor ruimtelijke plannen worden door deze instantie getoetst en gekeurd. Voor nieuwbouw geldt dat het “schone” regenwater van het “vuile” huishoudelijke afvalwater gescheiden opgevangen en verwerkt dient te worden. Het huishoudelijke afvalwater dient in overleg met de gemeente Valkenswaard aangesloten te worden op een bestaand rioolstelsel in de omgeving van de planontwikkeling.
Voor het “schone” regenwater gelden de hoofd beleidsregels die zijn vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015 ‘krachtig water’. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Hierin wordt een indeling in de volgende thema’s gemaakt:
- Droge voeten;
- Voldoende water;
- Natuurlijk water;
- Schoon water;
- Schone waterbodem;
- Mooi water.
Om te bepalen of het infiltreren van het regenwater in de bodem van het perceel mogelijk is, zijn er enkele praktijkproeven uitgevoerd op locatie. Daarnaast is de diepere bodemopbouw beschreven aan de hand van TNO gegevens en zijn er twee grondmonsters uit de bodem van het perceel genomen om een zeefkromme te bepalen. Mede aan de hand van de TNO-gegevens en de zeefkromme is de K-waarde van de bodem te analyseren en te controleren.
Na beproeving en verwerking van de verkregen gegevens blijkt dat de infiltratiecapaciteit van de ondergrond gemiddeld ca. 0,6 m/dag bedraagt. Dit gemiddelde wordt beïnvloed door de k-waardes van proef 3a/b, deze boring bevatte een dunne licht kleiige laag. In de checklist infiltratiemogelijkheden van het waterschap De Dommel wordt een k-waarde tussen 0,4 en 0,8 als redelijke mogelijkheid voor infiltratie beschouwd. Een gemiddelde k-waarde van 0,6 m / dag beoordeeld men als redelijk, waardoor infiltreren als redelijk mogelijk geacht mag worden.
In de omgeving van het plangebied zijn meerdere TNO-peilbuizen gesitueerd. Echter het overgrote deel van deze peilbuis gegevens zijn niet relevant door gedateerde peildata (peildata tot 1960). In deze watertoets wordt uitgegaan van TNO-peilbuis B57B0202, deze bevindt zich op een afstand van circa 150 m van de locatie. Middels peilbuis B57B0202 is er een gemiddelde hoogste grondwaterstand van 22.27m+ N.A.P. geanalyseerd. De gegevens waar gebruik van is gemaakt zijn afkomstig van gemeten waarden tot 2008.
Op basis van de waargenomen bodemsamenstelling en de berekende k-waarde behoort infiltratie in het plangebied tot de mogelijkheid. Echter in het zuidwestelijk deel van het plangebied bevindt de GHG zich ondiep aan de oppervlakte (lager gelegen maaiveld). Een ondiepe grondwaterstand beperkt de infiltratie. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat infiltratie mogelijk is mits dit plaats vindt op de hoger gelegen gebieden in het plangebied.
Vanwege een juiste dimensionering van het nieuw aan te leggen RWA-stelsel is het van belang om duidelijk in beeld te krijgen wat de nieuwbouw in het plangebied voor veranderingen aan het verharde oppervlak met zich meebrengt. Het blijkt dat het totale verharde oppervlakte met 23.306 m2 toeneemt.
Met behulp van het toetsinstrumentarium “Hydrologische neutraal ontwikkelen” is een berekening gemaakt ten behoeve van de benodigde bergingscapaciteit. Uitgangspunten bij deze berekening zijn een netto te compenseren oppervlak van 23.306 m², een GHG van 22,27 m + N.A.P. Een maaiveldhoogte 22,75 + N.A.P. (gemiddelde maaiveldhoogte), een afvoercoëfficiënt van 0,67 l/s/ha en een k-waarde van 0,6 m/dag. Aan de hand van deze uitgangspunten is berekend:
- Berging bij extreme neerslag T=10 jaar 1.116 m³
- Berging bij extreme neerslag T=100 jaar 1.476 m³
Voor verwerking van regenwater dienen binnen het plangebied de nodige maatregelen dan wel voorzieningen te worden aangelegd. Verwerking is mogelijk d.m.v. infiltratie, mits dit plaats vindt op de hoger gelegen gebieden in het plangebied. Overige voorzieningen / maatregelen welke naast grondverbetering worden geadviseerd aan te brengen / te treffen worden onderstaand weergegeven.
- Er dient een gescheiden rioolstelsel aangelegd te worden;
- Aanleg van een infiltratievoorziening. Deze moet het volledige waterbezwaar kunnen bergen, namelijk 1.116 m³ (T=10);
- In bijlage 2 zijn de beschikbare oppervlakten en locatie voor het toepassen van een infiltratievoorziening weergegeven in het stedenbouwkundig plan;
- Door toepassing van een infiltratievoorziening zal de toekomstige ontwikkeling geen verdroging veroorzaken in het plangebied dan wel omgeving;
- Op basis van de handreiking ‘afkoppelen en niet afkoppelen’ van waterschap De Dommel zal het (mits er geen schadelijke uitlogende materialen worden toegepast) dakoppervlak rechtstreeks geïnfiltreerd kunnen worden. Het verhard oppervlak wordt op basis van de handreiking geclassificeerd als ‘licht verontreinigd oppervlak”, deze classificatie schrijft voor dat er geïnfiltreerd mag worden via een filterende laag (afvangen van verontreinigde stoffen);
- Om te voorkomen dat het grondwater of het oppervlaktewater verontreinigd worden door afstromend regenwater dient gebruik gemaakt te worden van niet-uitlogende bouwstoffen;
- Tevens dient de infiltratievoorziening te worden voorzien van een overstortvoorziening met knijpconstructie (afvoercoëfficiënt van 0,67 l/s/ha) voor het geval van hevig regenval. Deze voorzieningen worden aangesloten op de aanwezige waterloop aan westzijde van het plangebied.
Op basis van de onderzochte geohydrologische gegevens van het plangebied is er een afweging gemaakt van toe te passen infiltratievoorzieningen.
Voor infiltratie kan gebruik gemaakt worden van zowel ondergrondse (infiltratiebuizen en kratten) als bovengrondse infiltratievoorzieningen (wadi’s en doorlatende verharding). Kijkend naar de stedenbouwkundige invulling van het plangebied is er voldoende ruimte gecreëerd om een bovengrondse infiltratievoorziening te realiseren in de vorm van een wadi.
Zoals aangegeven is voor de uitwerking van de regenwatervoorziening gekozen om een wadi te realiseren. Een wadi is een buffer/infiltratievoorziening van natuurlijk materialen. Een wadi bestaat uit een bovengrondse wateropvang in combinatie met een ondergrondse filterpakket. De wadi dient te worden voorzien van een overstortvoorziening (bv. Slokops).
De omvang van de wadi is gebaseerd op basis van eerder ontworpen wadi voorzieningen en de ontwerprichtlijnen van de stichting RIONED (Wadi’s: aanbevelingen voor ontwerp, aanleg en beheer, februari 2006). Hierbij zijn de volgende belangrijkste uitgangspunten gehanteerd:
- Waterdiepte in wadi: 0.3 m
- Waking: 0.1 m
- Filterlaag dikte: 0.3 m
- Talud: 1:3
- De wadi moet het volledige waterbezwaar kunnen bergen, namelijk 1.116 m³ (T=10);
Op basis van bovenstaande gegevens kan theoretisch berekend worden hoeveel m2 er benodigd is om het regenwater te bufferen: 4.260 m² x 0.3= 1.278 m³
Lengte talud (worst case) = 1.200 m1
- Inhoud talud = 1.200 x 0.3 x 0.9 x 0.5= 162 m³
Netto inhoud wadi = 1.278 m3 – 162 m3 = 1.116 m³
De regenwatervoorziening dient op de hoger gelegen gronden in het plangebied te worden gesitueerd. Op deze manier is de afstand van de onderkant van de regenwatervoorziening tot de GHG vergroot, waardoor er een grotere infiltratieschijf aanwezig is.
Een voorstel is om de wadi’s evenwijdig aan de ontsluitingsweg te situeren. Hierdoor kan de hoogteligging van de wadi’s meegenomen worden in de aanleg van de ontsluitingsweg en kan het regenwater bovengronds afstromen via een bermpassage richting de wadi’s. Echter dient ten alle tijden de wadi lager gelegen te zijn de ontsluitingsweg.
De regenwatervoorziening en het regenwaterstel dient in een vervolg stadium nader riooltechnisch uitgewerkt te worden. Tevens dient de verdeling van het afstromend verhard oppervlak richting de diverse wadi’s in een vervolg stadium nader te worden uitgewerkt.
De Ontwateringssnorm in stedelijk gebied in Nederland is vastgelegd in de Leidraad Riolering (C1000). Afhankelijk van de functie en inrichting van het gebied zijn de volgende richtlijnen beschikbaar over de toelaatbare grondwaterstanden:
Functie: Toelaatbare grondwaterstand
Woningen met kruipruimte* 0.70 m – kruin weg
Woningen zonder kruipruimte* 0.30 m – kruin weg
Tuinen en openbare groenvoorziening 0.50 m – maaiveld
Primaire wegen 0.90 – 1.00 m – kruin weg
Secundaire wegen + woonstraten 0.70 m – kruin weg
* Uitgangspunt: vloerpeil van woningen +0.2 tot + 0.3 m maaiveld.
Op basis van de maatgevende hoogste grondwaterstand in het plangebied van 22.27m+ NAP en de vastgestelde normen dient de weg-as op 22.97m+ NAP te worden aangelegd. Het vloerpeil van de woningen komt daarmee op minimaal 23.17m+ NAP.
Het regulier functioneren van een rioolstelsel wordt getoetst met behulp van neerslaggebeurtenissen, bijvoorbeeld bui 08 met een herhalingstijd T=2 jaar en bui 09 met een herhalingstijd van T=5 jaar. Een rioolstelsel moet deze neerslaggebeurtenissen kunnen verwerken zonder het optreden van ‘water op straat’. Het falen van een watersysteem wordt getoetst op basis van inundatie van gebieden als gevolg van het overvol raken van het systeem met een herhalingstijd van T=100 jaar. Bij het T=100 jaar criterium gaat het niet om het regulier functioneren van een watersysteem maar om het falen daarvan. Er is daarbij in principe geen marge zoals bij de riolering in de vorm van de berging van ‘water op straat’.
Het functioneren van de riolering wordt beoordeeld met behulp van een kort durende bui met een extreme neerslagintensiteit in een korte duur. Het functioneren van een watersysteem wordt beoordeeld met een set meerdaagse regenperioden geselecteerd uit de 100 jarige uursommenreeks van De Bilt.
Het waterbezwaar in het plangebied bij een bui T=100 bedraagt in totaal: 1.476 m³. Het toekomstig rioleringssysteem zal gedimensioneerd en regulier functioneren bij een bui T=10 (1.116 m³). Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat er bui T=100; 360 m³ regenwater op straat gebufferd dient te worden zodat er geen inundatie plaatsvindt van de woningen.
Kijkend naar de toekomstige ontwikkeling zal er in totaal ca. 10.000 m² straatoppervlak aanwezig zijn tussen de banden, bepaald op basis van stedenbouwkundige invulling. Op basis van bovenstaand oppervlak geeft 228 m³ regenwater maximaal 4 cm water op straat.
Bij een standaard wegprofiel is er een bandhoogte aanwezig van gemiddeld ca. 10 cm. Op basis van deze gegevens zal er in totaal ca. 1.000 m³ water geborgen kunnen worden tussen de banden. Dit is ruim voldoende om een bui T=100 te kunnen bergen op straat.
Ten behoeve van het huishoudelijke afvalwater dient een afzonderlijke leiding aangelegd te worden in het nieuwbouwplan. Dit stelsel dient gedimensioneerd te worden op de toekomstige bebouwing in het plangebied. De aansluitmogelijkheden dienen in een rioleringsplan nader te worden uitgewerkt.
Uitwerking watertoets in rioleringsplan
Voor de planontwikkeling Hoppenbrouwers is in 2011 een rioleringsplan opgesteld. De watertoets en het rioleringsplan zijn uitgevoerd om de voorgenomen planontwikkeling hydrologisch neutraal te ontwikkelen waardoor eventuele hydrologische (negatieve) effecten op de omgeving in relatie tot het Keurbeschermingsgebied en Keur attentiegebied (natte natuurparel) worden voorkomen.
Zoals verwoord in de definitieve watertoets en het rioleringsplan zal de gehele planontwikkeling worden afgekoppeld en ter plaatsen infiltreren in de ondergrond. De voorzieningen die geadviseerd zijn, hebben een buffercapaciteit voor een bui T=100 + 10% gebeurtenis. Er zal daarom geen sprake zijn van versnelde afstroom van regenwater richting riool of open water, waardoor de grondwateraanvulling in de toekomstige situatie gelijk is aan de huidige situatie. De tegendruk van het grondwater blijft hierdoor stabiel, waardoor de infiltratiesnelheid vanuit de natte natuurparel richting de Dommel gelijk blijft.
De wijze en de omvang van het infiltreren van het regenwater zoals opgenomen in het rioleringsplan wordt in onderstaande toelichting beknopt uiteengezet. Het rioleringsplan is een actualisatie van en aanvulling op de waterparagraaf. Het rioleringsplan is opgesteld op basis van het actuele verkavelingsplan en de actuele uitgangspunten van de gemeente Valkenswaard. Dit leidt tot andere waarden in oppervlakten verhard en omvang van de infiltratievoorzieningen. Onder andere is er niet meer gerekend met een verhardingspercentage voor de percelen maar met het dakoppervlak per perceel en worden andere uitgangspunten aangehouden ten aanzien van het te hanteren talud en de waterdiepte / peilstijging. Voor de nadere uitwerking van de waterparagraaf dient te zijner tijd een watervergunning te worden aangevraagd.
Benodigde berging en infiltratie
- a. Huidige situatie
In de huidige situatie is de planontwikkeling ter plaatse grotendeels onverhard (49.480m2) en infiltreert het regenwater rechtstreeks in de ondergrond of stroomt het af naar dichtbijgelegen greppels of verlagingen in maaiveld. In de huidige situatie (conform toetsinstrumentarium) infiltreert er het volgende debiet bij de desbetreffende gebeurtenis:
- T=10+10% scenario 2.370 m³
- T=100+10% scenario 3.134 m³
Mits alles binnen de plancontouren zou worden vastgehouden.
- b. Toekomstige situatie
Door de planontwikkeling zullen de volgende verhardingsoppervlaktes worden aangebracht:
- Daken 8.371 m²
- Wegen 10.126 m²
Middels het toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen (HNO) van waterschap De Dommel is de totale benodigde berging bepaald per afstromend oppervlak om de toename in verhard oppervlak te compenseren:
- Daken
- T=10+10% scenario 401 m³
- T=100+10% scenario 530 m³
- Wegen
- T=10+10% scenario 485 m³
- T=100+10% scenario 641 m³
De overige oppervlaktes zoals tuinen, groenvoorziening en perceelverharding voeren niet af naar infiltratievoorziening of riool maar zullen ter plaatse rechtstreeks infiltreren in de ondergrond. Dit gaat om 30.983 m². Vanaf deze oppervlaktes infiltreert er het volgende debiet bij de desbetreffende gebeurtenis:
- T=10+10% scenario 1.484 m³
- T=100+10% scenario 1.963 m³
Wijze van infiltreren
Het infiltreren van het regenwater zal worden opgesplitst tussen infiltratie van verhardingsoppervlakten op de uitgeefbare percelen en infiltratie van de openbare verharding. Om verspreiding van infiltratie in de ondergrond niet te wijzigen ten opzichte van de huidige situatie zijn er in de watertoets en het rioleringsplan de volgende infiltratievoorziening geadviseerd.
1 Daken
Verspreid over de planontwikkeling zal er per perceel afhankelijk van het dakoppervlak een aantal kratten worden toegepast, gedimensioneerd voor een T=100+10% gebeurtenis (530 m³). Deze kratten vangen het versneld afstromend regenwater op en infiltreren nagenoeg direct bij de regenpijp in de ondergrond.
2 Wegen
Het versneld afstromend regenwater vanaf de wegen wordt opgevangen via kolken en voert af naar een infiltratieriool (IT-riool). Het regenwater zal bij een reguliere bui rechtstreeks infiltreren in de ondergrond, ter plaatse van het IT-riool. Voor T=100+10% gebeurtenis zal, conform het rioleringsplan, het IT-riool overstorten op centrale wadivoorzieningen. Middels de wadivoorzieningen kan de gebeurtenis worden gebufferd en infiltreren in de ondergrond. De wadi’s liggen verdeeld over de planontwikkeling om de verspreiding van infiltratie zoveel mogelijk in stand te houden ten opzichte van de huidige situatie.
De omvang van de wadi’s zijn op basis van de ontwerprichtlijnen van stichting RIONED en de geohydrologische situatie berekend. Voor het opvangen van 641 m³ afstromend regenwater vanaf de wegen bij een T=100+10% scenario is ca. 1.925 m² wadi (insteek, talud 1:4 en 0,4 m peilstijging) benodigd in de planontwikkeling. Bij deze omvang is nog geen rekening gehouden met de infiltratiecapaciteit van de ondergrond.
3 Het overige terrein
De overige oppervlaktes zoals tuinen, groenvoorziening en perceelverharding voeren niet af naar infiltratievoorzieningen of riool maar zullen door de relatief goede infiltratiecapaciteit van de ondergrond ter plaatse rechtstreeks infiltreren in de ondergrond (1.963 m³). Tevens gaat het hier niet om grote aaneengesloten verhardingsoppervlakten maar om kleine oppervlakten zoals terrassen en toegangspaden.
Conclusie
Uit de watertoets blijkt binnen het deelgebied Hoppenbrouwers voldoende ruimte gereserveerd voor de berging van regenwater. Het aspect water vormt daarmee geen belemmering. In het rioleringsplan is dit nader uitgewerkt. Door het aanleggen van meerdere infiltratievoorzieningen (kratten, IT-riool en wadi’s) zal verspreid over het gebied de toename in verhard oppervlak worden gecompenseerd en zal de grondwateraanvulling door het afstromend regenwater in het plangebied nagenoeg gelijk blijven ten opzichte van de huidige situatie (grasland en akkerbouw).
De voorzieningen worden gedimensioneerd om bij een T=100+10% gebeurtenis, de neerslaande regenval volledig vast te houden en te infiltreren binnen de planontwikkeling. Door het toepassen van meerdere infiltratievoorzieningen worden er in het plangebied geen grote hoeveelheden regenwater centraal vastgehouden, waardoor plaatselijk eventuele verzadiging van de ondergrond en omgeving (wateroverlast) wordt voorkomen.
Voor de nadere uitwerking van de waterparagraaf dient te zijner tijd een watervergunning te worden aangevraagd.
4.2.5 Flora en fauna Hoppenbrouwers
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quick scan uitgevoerd naar beschermde soorten in het plangebied Dommelkwartier (Beoordeling beschermde soorten Het Gegraaf, Valkenswaard, Bureau Waardenburg bv, 06-11-2007). Daarnaast is een uitgebreide inventarisatie naar vleermuizen uitgevoerd. De quick scan is opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Beoordeling Flora- en faunawet Hoppenbrouwers
Voor het gebied Hoppenbrouwers is het mogelijk dat de ruimtelijke ontwikkeling de volgende gevolgen heeft:
- Groeiplaatsen van de brede wespenorchis worden verstoord of verdwijnen.
- Er worden geen negatieve effecten verwacht op amfibieën.
- Leefgebied van algemeen voorkomende soorten zoogdieren (konijn, bosmuis en veldmuis) worden aangetast en dieren kunnen worden gedood. Dit heeft geen gevolgen voor de gunstige staat van instandhouding, zodat geen ontheffing benodigd is.
- Het belang van het plangebied voor vleermuizen is beperkt en het te bebouwen gebied wordt momenteel niet door vleermuizen gebruikt als verblijfplaats, foerageergebied of vliegroute. Negatieve effecten op vleermuizen als gevolg van ontwikkeling in het gebied worden niet verwacht.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling van het deelgebied niet leidt tot overtreding van het verbodsartikel uit de Flora- en faunawet. Voorwaarde is dat maatregelen worden toegepast om te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord.
Beoordeling Natuurbeschermingswet en provinciaal beleid in Hoppenbrouwers
De voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen negatief effect hebben op het beschermde natuurgebied Leenderbos, Groote Heide & de Plateaux. Verwacht wordt dat, gezien de aard van de ingreep en de afstand tot de Dommel, het doel ‘uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van beken en rivieren met waterplanten’ niet in gevaar wordt gebracht.
In de nieuwe provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening ligt de geplande ontwikkelingslocatie Hoppenbrouwers in de Stedelijke structuur, Stedelijk concentratiegebied. Woningbouw kan hierbinnen plaatsvinden.
Van actuele natuurwaarden is in dit deelgebied geen sprake, evenmin als landschappelijke waarden die direct samen hangen met natuurwaarden. Gezien de ligging in het beekdal van de Dommel en het optreden van kwel zijn echter wel potentiële natuurwaarden aanwezig.
Veldonderzoek 2012
Om vast te stellen of wijzigingen zijn opgetreden in het voorkomen van beschermde soorten in het gebied is in 2012 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar beschermde soorten (Beschermde soorten Dommelkwartier, Resultaten veldonderzoek 2012, Bureau Waardenburg bv, 09-10-2012). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Driemaal is veldbezoek uitgevoerd in het kader van algemeen onderzoek flora en fauna. Voor onderzoek naar vleermuizen zijn vier veldbezoeken gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat de geplande bebouwing van de Hoppenbrouwers niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten planten en dieren. Deze voormalige agrarische gebieden zijn niet van belang als leefgebied voor beschermde soorten. Verbodsbepalingen worden niet overtreden. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, met in achtneming van onderstaande aanbevelingen.
De Alpenwatersalamander plant zich voort in slootjes in het gebied en is buiten de vootplantingsperiode (februari – augustus) op het land aanwezig. Aanbevolen wordt voorafgaand aan (eventuele) demping van slootjes, dat dient plaats te vinden in de periode september-december, eerst de poelen te graven, zodat altijd voldoende functioneel voortplantingswater aanwezig is. De Alpenwatersalamander is een pionier die al snel gebruik kan maken van nieuw aangelegde wateren. Het is belangrijk de poelen op geen enkele manier in contact te laten komen met het in het gebied aanwezige open water, om vestiging van de hondsvis te voorkomen. Om die reden is het ook belangrijk de poelen zo ver mogelijk van de Dommel aan te leggen, in verband met periodieke overstroming en vestiging van vis.
Verstoring van broedvogels dient voorkomen te worden. Dit kan door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen en/of bebouwing buiten het broedseizoen te slopen. Het rooien van beplanting en/of slopen van bebouwing binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaard periode gehanteerd. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode 1 maart tot 1 augustus.
Conclusie
Uit de onderzoeken blijken er geen belemmering te zijn voor ontwikkeling van het gebied.
4.2.6 Luchtkwaliteit Hoppenbrouwers
In het kader van de planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van de nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de eisen in beeld te worden gebracht.
De luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking is getreden op 1 augustus 2009 nadat de EU derogatie (verlening van de termijn waarbinnen luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn) heeft verleend.
In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Voor de realisatie van woningen betekent dit dat bij projecten waarbij sprake is van één ontsluitingsweg er 1.500 of meer woningen gerealiseerd worden, middels een projectsaldering moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitseisen. Voor projecten waarbij sprake is van twee of meer ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, is een ondergrens van 3.000 woningen van toepassing.
Onderhavig project betreft de realisatie van maximaal 80 woningen. Gesteld kan worden dat de verkeersaantrekkende werking in vergelijking met de realisatie van 1.500 of 3.000 woningen van een dermate kleine schaal is dat verwacht mag worden dat het project kan worden beschouwd als een project dat ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om dit te onderbouwen is een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet Luchtkwaliteit (Beschouwing luchtkwaliteit plangebied Hoppenbrouwers te Valkenswaard, Wematech Milieu Adviseurs B.V., 23-10-2012). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6 Luchtkwaliteit bij deze toelichting. Er zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd met behulp van het rekenprogramma Webbased CAR II (versie 11-0). Uit het onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan ruimschoots aan de grenswaarden van Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer voldoet. Geconcludeerd wordt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteitseisen.
Conclusie
Uit de toets blijkt het deelgebied Hoppenbrouwers geen belemmering op te leveren voor het aspect luchtkwaliteit.
4.2.7 Externe veiligheid Hoppenbrouwers
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Bedrijven
In de gemeente Valkenswaard is alleen de Dommelsch brouwerij aanwezig die valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Voor het productieproces maakt de brouwerij namelijk gebruik van ammoniak. Het betreft de opslag van deze stof en de toepassing ervan voor koeling tijdens het productieproces. Het deelgebied ligt op ruime afstand van de brouwerij, waardoor geen directe belemmeringen aanwezig zijn. Het effectgebied kan uitlopen tot enkele kilometers gezien het volume van de ammoniakkoelinstallatie, maar dit leidt niet tot belemmeringen ten aanzien van de projectlocatie.
Wegen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. In de omgeving van het deelgebied bevinden zich geen relevante wegen of vaarwegen.
Buisleidingen
Er zijn geen hogedruk aardgasleidingen of andere buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd nabij het deelgebied gelegen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.2.8 Kabels en leidingen Hoppenbrouwers
In het deelgebied Hoppenbrouwers is één planologisch relevante leiding aanwezig. Het betreft een stamriool die het plangebied van oost naar west doorkruist. Er mag geen bebouwing opgericht worden boven de leiding. Door middel van de opgenomen dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ wordt dit voorkomen.
Ten behoeve van de waterhuishouding is de gemeente Valkenswaard voornemens twee bergbezinkbassins te realiseren in het Dommeldal. Er zal door het plangebied van het Dommelkwartier een nieuwe leiding worden aangelegd naar de bergbezinkbassins. De leiding zal ten westen komen te liggen van de Kornoeljelaan en zal geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Voor het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bergbezinkbassins zal een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen worden. Deze zullen geen onderdeel vormen van onderhavig bestemmingsplan. De aanleg van de leidingen is mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen. In verband met het toekomstig beheer van de leidingen worden ze opgenomen in onderhavig bestemmingsplan met een dubbelbestemming ‘Leiding – Riool ‘.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.2.9 Toetsing Besluit m.e.r. Hoppenbrouwers
Toetsingskader
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland). Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Beoordeling
In het plangebied worden (inclusief Weegbree) maximaal 206 woningen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r..
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit onderhavig hoofdstuk blijkt dat de beide woongebieden niet liggen in een gebied dat beschermd wordt ten gevolge van de natuurwaarden. De woongebieden liggen op voldoende afstand van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied, zodat van externe werking geen sprake kan zijn. Daarnaast omvat het plan juist een belangrijke landschappelijke component. Er is een inrichtingsplan opgesteld waarin natuurontwikkeling passend bij een traditioneel Brabants beekdal het hoofddoel is. Daarbij zijn randvoorwaarden opgesteld voor de ontwikkeling van natuurdoelen zoals geformuleerd in het Natuurgebiedsplan voor de EHS.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied en behoort niet tot een gebied waarbinnen een rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. Ook voor landschappelijke waarden geldt dat deze in het inrichtingsplan voor het Dommeldal worden behouden en versterkt. In dit hoofdstuk zijn tevens de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen’ te verwachten zijn en dat het daarom niet noodzakelijk is een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
4.3 Historische Kwaliteit Deelgebied Hoppenbrouwers
4.3.1 Cultuurhistorie en archeologie Hoppenbrouwers
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van cultuurhistorische objecten en structuren. Er wordt daarom bij ruimtelijke ontwikkelingen meer en meer aandacht gevraagd voor behoud en/of herontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Het nationaal beleid verwoord in de Nota Belvedere, streeft naar een duurzaam behoud van cultuurhistorische waarden, niet door statisch behoud, maar door een (nieuw) actief gebruik van de waarden (“Behoud door ontwikkeling”). Ook in het provinciaal beleid is er groeiende aandacht voor het aspect cultuurhistorie middels de Cultuurhistorische Waardenkaart.
Op basis van deze Cultuurhistorische Waardenkaart kan geconcludeerd worden dat er in het deelgebied Hoppenbrouwers geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Voorbeelden zouden kunnen zijn: historische routes, monumentale en beeldbepalende bebouwing en historisch groen. Het uiterste westelijke deel van het plangebied is onderdeel van het Dommeldal en wordt daarmee beoordeeld als een redelijk hoge geografie.
Het plangebied valt binnen het cultuurhistorisch vlak ‘Beekdal van de Dommel’, een beekdal met een redelijk gaaf bewaard gebleven percelering, hakhoutbosjes en watermolens. Het dal bestaat uit een afwisseling van graslandpercelen (beemden) en bossen. Plaatselijk zijn nog zandpaden aanwezig. De beemden (oude hooi- en weilanden) zijn overwegend kleine smalle percelen haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door greppels en (de resten van) houtwallen. De aaneengesloten bosgebieden bestaan voor een deel uit (doorgeschoten) hakhout.
Het plangebied valt eveneens binnen het cultuurhistorisch landschap ‘Dommeldal’. Het Dommeldal is een samenhangend en relatief gaaf oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen. Het landschap bestaat uit een zwak golvend dekzandlandschap dat doorsneden wordt door een aantal beken. Tussen de beekdalen liggen de wat hoger gelegen dekzandruggen of –plateaus, waar zich vroeger uitgestrekte heidevelden, vennen en kleine hoogveentjes bevonden.
Met onderhavige ontwikkeling worden de waarden van het Dommeldal behouden en verder versterkt. Cultuurhistorie vormt dan ook vooral een kans en geen belemmering.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 Provincie Noord-Brabant met:
- Cultuurhistorisch landschap: Dommeldal
- Cultuurhistorisch vlak: Beekdal van de Dommel
- Archeologisch landschap: Keersop - Dommel
4.4 Fysieke Milieuwaarden Deelgebied De Weegbree
Archeologie
Conform de Cultuurhistorische Waardenkaart maakt het plangebied deel uit van het archeologische landschap Keersop-Dommel. Het aandeel archeologische waarnemingen en archeologische monumenten is groot. De kans op goed geconserveerde archeologische waarden is bijzonder hoog. De archeologische voorraad toont bewoning aan vanaf het paleolithicum. In de vroege middeleeuwen moet deze bewoning echter beperkt van omvang zijn geweest. Bij zowel de terreinen als de waarnemingen is het aandeel late middeleeuwen het grootst. Bij de terreinen valt het grote aantal paleolithische vindplaatsen op. Vanwege de archeologische verwachtingswaarde zijn diverse onderzoeken uitgevoerd.
Verkennend archeologisch bureau- en veldonderzoek
In januari 2008 is een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek voor het deelgebied Hoppenbrouwers uitgevoerd (Valkenswaard (NB), Hoppenbrouwers, Archeologisch bureau- en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase), BILAN, 23-01-2008). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting. De resultaten en conclusies van het onderzoek zijn in het onderstaande samengevat.
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het deelgebied op basis van de ligging in een gebied op de overgang van een laaggelegen beekdal naar relatief hooggelegen dekzandruggen een middelhoge archeologische verwachting heeft. In de omgeving van het deelgebied zijn archeologische waarnemingen (zowel nederzettingsterreinen als grafvelden) bekend uit de bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd, late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In hoeverre in het deelgebied ook daadwerkelijk archeologische waarden uit deze perioden verwacht kunnen worden is afhankelijk van de bodemkundige gesteldheid.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat het zuidelijke deel van het deelgebied oorspronkelijk relatief nat is geweest, van waaruit het terrein in oostelijke en noordelijke richting opliep. Door verploeging na egalisatie is het gebied in het verleden verstoord geraakt. Gezien het sterk variërende esdek en het verspreide voorkomen van heterogene, verstoorde lagen en het grotendeels ontbreken van een podzolprofiel, is niet duidelijk in welke mate de verstoring heeft plaatsgevonden en of zij in het gehele plangebied heeft plaatsgevonden. In het deelgebied werden bovendien op twee locaties archeologische indicatoren aangetroffen, die mogelijk duiden op vindplaatsen uit de periode Romeinse tijd en vroege tot late Middeleeuwen-A. Derhalve wordt geadviseerd in het deelgebied een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dient in eerste instantie te worden uitgevoerd op de hogere delen van het landschap (2,7 ha), waarvoor een hoge archeologische verwachting blijft gelden. Indien in dit gebied daadwerkelijk archeologische sporen worden aangetroffen, wordt geadviseerd het onderzoek uit te breiden naar het gebied met een middelhoge archeologische verwachting (3,2 ha), dat van oorsprong een relatief nat gebied is geweest, maar waar wel aanwijzingen voor een vindplaats zijn aangetroffen.
Dit selectieadvies moet, voordat bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid worden beoordeeld en worden onderschreven in een selectiebesluit. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat dient te worden geaccordeerd door de verantwoordelijke overheid.
Aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven
In juli 2009 is nader onderzoek uitgevoerd door middel van proefsleuven van het plangebied Hoppenbrouwers en Weegbree in Valkenswaard (Valkenswaard (NB), Weegbree en Hoppenbrouwers, Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven, BILAN, 27-04-2010). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting. Op basis van het archeologisch vooronderzoek in beide deelgebieden werden in het gebied Hoppenbrouwers vindplaatsen uit de periode Romeinse tijd – Middeleeuwen en in het gebied Weegbree vindplaatsen uit de ijzertijd en Middeleeuwen verwacht. Algemeen konden vindplaatsen vanaf de steentijd in beide gebieden worden verwacht.
In het deelgebied Hoppenbrouwers werd vindplaats 1 aangetroffen die bestond uit sporen die zijn ontstaan bij de ingebruikname van het plangebied voor agrarische doeleinden, waarbij het gebied in percelen werd verdeeld, mogelijk ontwaterd en de grond verbeterd door spitten. De grond werd op deze manier bewerkt en klaargemaakt voor agrarisch gebruik. Het vondstmateriaal dat werd aangetroffen werd gedateerd in de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats is laag. De vindplaats is als niet behoudenswaardig gewaardeerd en geadviseerd wordt om geen vervolgonderzoek uit te voeren.
Selectiebesluit archeologisch onderzoek
Op basis van het verkennend archeologisch bureau- en veldonderzoek en het aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard een selectiebesluit genomen d.d. 30-11-2010. Overwegende het algemeen maatschappelijk, historisch en wetenschappelijk belang van de archeologische waarde van vindplaatsen is besloten het plangebied Hoppenbrouwers archeologisch vrij te geven voor bodemingrepen in het kader van ontwikkeling van het gebied. Het selectiebesluit is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting.
Conclusie
Het plangebied Hoppenbrouwers is archeologisch vrijgegeven voor de planontwikkeling.
4.4 Fysieke milieuwaarden deelgebied De Weegbree
De gronden voor de ontwikkelingslocaties Hoppenbrouwers en De Weegbree zijn in het verleden reeds onderwerp van onderzoek geweest. In beide deelgebieden is onderzoek verricht naar de relevante milieuaspecten die de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling mogelijk moeten maken. In onderhavige paragraaf wordt onderscheid gemaakt in de beoordeling van de milieuaspecten voor het deelgebied De Weegbree.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering De Weegbree
Er zijn diverse bedrijven en inrichtingen in de directe nabijheid van het deelgebied aanwezig, waarvan inzichtelijk gemaakt dient te worden of er belemmeringen optreden ten aanzien van de planontwikkeling. In november 2009 is onderzoek verricht naar de aanwezigheid en invloed van bedrijven en inrichting in de directe nabijheid van het plangebied (Onderzoek ruimtelijke milieuzonering Plangebied “Weegbree” te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 10-11-2009). Met het onderzoek is inzichtelijk gemaakt of er belemmeringen optreden ten aanzien van de planontwikkeling. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1 Bedrijven en milieuzonering bij deze toelichting.
De bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn aangegeven in onderstaande tabel. De voorkeursafstand is bepaald op basis van wet- en regelgeving zoals aangegeven in de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG (2009). De werkelijke afstand is een inschatting van de afstand van de inrichting tot het plangebied. Geen van de genoemde bedrijven vormt een belemmering voor het plangebied De Weegbree. De voorkeursafstand wordt overal ruim gehaald.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorziene woningbouwontwikkeling.
4.4.2 Wegverkeerslawaai De Weegbree
In september 2009 is een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai op de voorziene woningbouwontwikkeling uitgevoerd (Akoestisch onderzoek “Wegverkeerslawaai” Plangebied Weegbree te Valkenswaard, Wematech Milieu Adviseurs B.V., 16-09-2009). Het onderzoek is op genomen in bijlage 2 Wegverkeerslawaai bij deze toelichting. Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies naar voren.
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt met maximaal 4 dB overschreden als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Nieuwe Waalreseweg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden als gevolg van De Weegbree en de Hazelaar. Bronmaatregelen (aanbrengen van geluidsarm asfalt) zijn vanuit financieel oogpunt niet als reële maatregel te stellen. Geluidsreductie in de vorm van afscherming middels een scherm wordt vanuit financieel en stedenbouwkundig oogpunt eveneens niet als reële maatregel gezien.
Om de woningen te kunnen realiseren zullen derhalve bij de gemeente Valkenswaard hogere grenswaarden aangevraagd moeten worden voor die geveldelen waar de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting bedraagt in deze situatie 63 dB. De burgemeester en wethouders zijn conform artikel 110a lid 1 van de Wet geluidhinder bevoegd om hogere grenswaarden te verlenen.
Om aan de eisen uit het Bouwbesluit te kunnen voldoen zal een akoestisch onderzoek naar de gevelwering uitgevoerd moeten worden waarin onderzocht wordt of de isolatiewaarde van de gevels voldoende is om een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Mogelijk kan blijken uit dit onderzoek dat aanvullende isolerende voorzieningen benodigd zijn aan de gevels.
Conclusie
Voor het oprichten van enkele woningen dient ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te worden verleend. De ontheffingsprocedure zal voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan doorlopen worden. De overige woningen ondervinden geen belemmering van het aspect wegverkeerslawaai.
Ontwerp besluit hogere grenswaarden
Het ontwerp besluit hogere grenswaarden zal gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan Dommelkwartier worden gepubliceerd en ter inzage worden gelegd. Het besluit betreft het voornemen van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valkenswaard inzake het voornemen om ter voorbereiding van het project Dommelkwartier hogere grenswaarden krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder vast te stellen. Ten aanzien van het woongebied De Weegbree betreft het de percelen gelegen aan nabij de Nieuwe Waalreseweg te Valkenswaard.
Conform het gangbaar ontheffingenbeleid zoals vastgesteld binnen de gemeente Valkenswaard is in het ontwerp besluit beschouwd wat de mogelijkheden zijn m.b.t. bron- en overdrachtmaatregelen. Uit de afweging blijkt dat het noodzakelijk is om maatregelen bij de ontvanger te treffen en dat het noodzakelijk is dat de karakteristieke geluidwering van de gevel zodanig wordt uitgevoerd dat een binnenniveau van 33 dB gerealiseerd wordt. De ontwikkeling komt voor ontheffing in aanmerking omdat de nieuwbouw gerealiseerd wordt ter opvulling van een open plaats tussen de aanwezige bebouwing en in verband met een stadsvernieuwingsplan. Omdat voldaan wordt aan het gangbare ontheffingenbeleid kan op basis van de onderzoeksresultaten voor de ontwikkeling een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend.
4.4.3 Bodem De Weegbree
In oktober 2007 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het deelgebied De Weegbree (Verkennend bodemonderzoek Plangebied Weegbree te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 16-10-2007). Dit onderzoek heeft als doel, middels een steekproef, de kwaliteit van de bodem te bepalen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3 Bodem bij deze toelichting.
De belangrijkste resultaten zijn:
- Er is geen asbestmateriaal aangetroffen;
- In de mengmonsters van de boven- en ondergrond van de landbouwpercelen zijn geen overschrijdingen van streefwaarden aangetoond;
- Van de onderzochte parameters van het NEN-pakket overschrijden de zware metalen cadmium, chroom, nikkel en zink plaatselijk de streefwaardes in het grondwater. De oorzaak van de licht verhoogde gehaltes is niet met zekerheid vast te stellen. De betreffende metalen worden vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. Mogelijk is er sprake van verhoogde achtergrondwaardes.
De aangetoonde gehaltes in de boven- en in de ondergrond geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek.
Er is aanvullend een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het noordelijke deel van het plangebied Weegbree (Verkennend bodemonderzoek Plangebied De Weegbree te Valkenswaard noordelijk deel, AGEL Adviseurs bv., d.d. 13-04-2007). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3 Bodem van deze toelichting.
De resultaten van het onderzoek wijken op basis van regionale achtergrondwaarden en betreffende zinkassenproblematiek niet significant af van het beeld van de milieuhygiënische kwaliteit voor de gehele planlocatie. Bij het onderzoek zijn ten hoogste enkele lichte verontreinigingen in de grond en maximaal matig verhoogde concentraties aan zware metalen in de ondergrond aangetoond. De resultaten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de oprichting van woningen.
4.4.4 Waterparagraaf De Weegbree
Voor de ontwikkeling van het woongebied De Weegbree is een watertoets opgesteld (Watertoets Plangebied “Weegbree” te Valkenswaard, AGEL Adviseurs bv., 07-04-2010). De watertoets is opgenomen in bijlage 4 Waterparagraaf bij deze toelichting. De conclusies van de watertoets zijn onderstaand aangegeven.
Het plangebied is gelegen langs de Weegbree en Nieuwe Waalreseweg te Valkenswaard. Aan de oost- en zuidzijde wordt het plangebied omsloten door een tweetal woonwijken. Driehonderd meter ten westen van het plangebied ligt het stroomgebied van watergang de Dommel. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 83.000 m².
Momenteel is er op het plangebied geen bebouwing gesitueerd. Het gehele terrein wordt agrarisch gebruikt. Verspreid over het plangebied staan een aantal bossages. De maaiveldhoogte van het plangebied varieert tussen ca. 22.18m+ NAP en 24.50m+ NAP (bron: situatiemeting + digitale grens kadaster d.d. 5-10-2009.).
In de nabije omgeving van het plangebied is ‘open’ water aanwezig in de vorm van zijwaterlopen. De dichtstbijzijnde hoofdwaterloop (de Dommel) bevindt zich op ca. 300 m ten westen van het plangebied. In de Dommel, ter hoogte van de Loondermolenbrug ligt stuw DL1-13592. Deze heeft een drempelhoogte van 19.11 m+ NAP en een streefzomerpeil van 19.93 m+ NAP.
Het plangebied is gelegen in een attentiegebied, de afstand tot het beschermd gebied bedraagt ca. 100 m. Het plangebied bevindt zich in een beschermingszone van een natte natuurparel welke zich op 300 m afstand bevindt. Grenzend aan het plangebied bevindt zich een reserveringsgebied t.b.v. waterberging 2050. De bodemkundige hoofdeenheid binnen het plangebied bestaat uit eerdgronden (voedselrijk en vochtig tot droog) en beekdallandschap (matig voedselrijk en vochtig tot nat). De grondwatertrap op locatie wordt hoofdzakelijk gekwalificeerd als VII en VIII. Vanuit waterschap De Dommel is aangegeven dat de GHG in het plangebied varieert van 0,70 tot 2,51 m- mv. Middels de wateratlas is bepaald dat het plangebied wordt geclassificeerd als infiltratiegebied. Op ca. 50m ten westen van het plangebied is een breuklijn behorende bij de formatie van Boxtel gelegen. Ter hoogte van de Weegbree bevindt zich een gemengd rioolstelsel met rioolbuizen van Ø600 mm beton, b.o.b = gemiddeld 21,00 m+ NAP, de putdekselhoogte bedraagt gemiddeld 23,00 m+ NAP.
Ligging attentiegebied conform Verordening ruimte
Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. De bestaande riolering in de omgeving van het plangebied is in beheer en eigendom van de gemeente Valkenswaard. Inrichtingen van waterhuishoudingen voor ruimtelijke plannen worden door deze instantie getoetst en gekeurd. Voor nieuwbouw geldt dat het “schone” regenwater van het “vuile” huishoudelijke afvalwater gescheiden opgevangen en verwerkt dient te worden. Het huishoudelijke afvalwater dient in overleg met de gemeente Valkenswaard aangesloten te worden op een bestaand rioolstelsel in de omgeving van de planontwikkeling.
Voor het “schone” regenwater gelden de hoofd beleidsregels die zijn vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015 ‘krachtig water’. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Hierin wordt indeling een in de volgende thema’s gemaakt:
- Droge voeten;
- Voldoende water;
- Natuurlijk water;
- Schoon water;
- Schone waterbodem;
- Mooi water.
Om te bepalen of het infiltreren van het regenwater in de bodem van het perceel mogelijk is, zijn er enkele praktijkproeven uitgevoerd op locatie. Daarnaast is de diepere bodemopbouw beschreven aan de hand van TNO gegevens en zijn er twee grondmonsters uit de bodem van het perceel genomen om een zeefkromme te bepalen. Mede aan de hand van de TNO-gegevens en de zeefkromme is de K-waarde van de bodem te analyseren en te controleren.
Na beproeving en verwerking van de verkregen gegevens blijkt dat de infiltratiecapaciteit van de ondergrond gemiddeld ca. 0,8 m/dag bedraagt. In de checklist watertoets van het waterschap De Dommel wordt een k-waarde van 0,8 of groter genoemd als goede mogelijkheid voor infiltratie. Een gemiddelde k-waarde van 0,8 m / dag beoordeeld men als gunstig, waardoor infiltreren als mogelijk geacht mag worden. Mits de plaatselijke sterk siltige zandlaag wordt verwijderd of geperforeerd.
In de omgeving van het plangebied zijn meerdere TNO-peilbuizen gesitueerd. Echter het overgrote deel van deze peilbuis gegevens zijn niet relevant door gedateerde peildata (peildata tot 1960). In deze watertoets wordt uitgegaan van TNO-peilbuis B51D054, deze bevindt zich op een afstand van circa 500 m van de locatie. Middels peilbuis B51D054 is er een gemiddelde hoogste grondwaterstand van 21,98 m+ N.A.P. geanalyseerd. De gegevens waar gebruik van is gemaakt zijn afkomstig van gemeten waarden tot 2008.
Infiltreren in de bodem van het plangebied wordt als haalbaar beschouwd. Mits de plaatselijke siltige zandlaag wordt verwijderd of geperforeerd. In overleg met de gemeente Valkenswaard en het Waterschap De Dommel is bepaald dat er binnen het plangebied voorzieningen aangelegd worden voor het verwerken en infiltreren van het regenwater. De mogelijkheden in het gebied zijn bestudeerd voor het vasthouden/infiltreren van het regenwater.
Vanwege een juiste dimensionering van het nieuw aan te leggen RWA-stelsel is het van belang om duidelijk in beeld te krijgen wat de nieuwbouw in het plangebied voor veranderingen aan het verharde oppervlak met zich meebrengt. Het blijkt dat het totale verharde oppervlakte met 39.657 m² toeneemt.
Met behulp van het toetsinstrumentarium “Hydrologische neutraal ontwikkelen” is een berekening gemaakt ten behoeve van de benodigde bergingscapaciteit. Uitgangspunten bij deze berekening zijn een netto te compenseren oppervlak van 39.657 m², een GHG van 21.98 m+ N.A.P. een maaiveldhoogte van 23m+ N.A.P. (gem. maaiveldhoogte plangebied), een afvoercoëfficiënt van 0,33 l/s/ha en een k-waarde van 0,8 m/dag. Aan de hand van deze uitgangspunten is berekend:
- Berging bij extreme neerslag T=10 jaar 2.016 m³
- Berging bij extreme neerslag T=100 jaar 2.745 m³
Voor verwerking van regenwater dienen binnen het plangebied de nodige maatregelen dan wel voorzieningen te worden aangelegd. Verwerking is mogelijk d.m.v. infiltratie, mits grondverbetering wordt toegepast. Overige voorzieningen / maatregelen welke naast grondverbetering worden geadviseerd aan te brengen / te treffen worden onderstaand weergegeven:
- Er dient een gescheiden rioolstelsel aangelegd te worden;
- Aanleg van een infiltratievoorziening. Deze moet het volledige waterbezwaar kunnen bergen, namelijk 2.016 m³ (T=10);
- In bijlage 2 van het onderzoek zijn de beschikbare oppervlakten en locatie voor het toepassen van een infiltratievoorziening weergegeven in het stedenbouwkundigplan;
- Door toepassing van een infiltratievoorziening zal de toekomstige ontwikkeling geen verdroging veroorzaken in het plangebied dan wel omgeving;
- Op basis van de handreiking ‘afkoppelen en niet afkoppelen’ van waterschap De Dommel zal het (mits er geen schadelijke uitlogende materialen worden toegepast) dakoppervlak rechtstreeks geïnfiltreerd kunnen worden. Het verhard oppervlak wordt op basis van de handreiking geclassificeerd als ‘licht verontreinigd oppervlak”, deze classificatie schrijft voor dat er geïnfiltreerd mag worden via een filterende laag (afvangen van verontreinigde stoffen);
- Om te voorkomen dat het grondwater of het oppervlaktewater verontreinigd worden door afstromend regenwater dient gebruik gemaakt te worden van niet-uitlogende bouwstoffen;
- Tevens dient het infiltratievoorziening te worden voorzien van een overstortvoorziening met knijpconstructie (afvoercoëfficiënt van 0,33 l/s/ha) voor het geval van hevige regenval. Deze voorzieningen worden aangesloten op de aanwezige waterloop aan de westzijde van het plangebied;
Op basis van de onderzochte geohydrologische gegevens van het plangebied is er een afweging gemaakt van toe te passen infiltratievoorzieningen.
Voor infiltratie kan gebruik gemaakt worden van zowel ondergrondse (infiltratiebuizen en kratten) als bovengrondse infiltratievoorzieningen (wadi’s en doorlatende verharding). Kijkend naar de stedenbouwkundige invulling van het plangebied is er voldoende ruimte gecreëerd om een bovengrondse infiltratievoorziening te realiseren in de vorm van een wadi.
Zoals aangegeven is voor de uitwerking van de regenwatervoorziening gekozen om een wadi te realiseren. Een wadi is een buffer/infiltratievoorziening van natuurlijke materialen. Een wadi bestaat uit een bovengrondse wateropvang in combinatie met een ondergrondse filterpakket. De wadi dient te worden voorzien van een overstortvoorziening (bv. Slokops).
De omvang van de wadi is gebaseerd op basis van eerder ontworpen wadi voorzieningen en de ontwerprichtlijnen van de stichting RIONED (Wadi’s: aanbevelingen voor ontwerp, aanleg en beheer, februari 2006). Hierbij zijn de volgende belangrijkste uitgangspunten gehanteerd:
- Waterdiepte in wadi: 0.3 m
- Waking: 0.1 m
- Filterlaag dikte: 0.3 m
- Talud: 1:3
- De wadi moet het volledige waterbezwaar kunnen bergen, namelijk 2.016 m³ (T=10);
Op basis van bovenstaande gegevens kan theoretisch berekend worden hoeveel m² er benodigd is om het regenwater te bufferen: 7.140 m2 x 0.3= 2.142 m3
Lengte talud (worst case) = 932 m1
Inhoud talud= 932 x 0.3 x 0.9 x 0.5 = 126 m³
Netto inhoud wadi= 2.142 m3 – 126 m3 = 2.016 m³
De regenwatervoorziening en het regenwaterstel dient in een vervolg stadium nader riooltechnisch uitgewerkt te worden. Tevens dient de verdeling van het afstromend verhard oppervlak richting de diverse wadi’s in een vervolg stadium nader te worden uitgewerkt.
De Ontwateringssnorm in stedelijk gebied in Nederland is vastgelegd in de Leidraad Riolering (C1000). Afhankelijk van de functie en inrichting van het gebied zijn de volgende richtlijnen beschikbaar over de toelaatbare grondwaterstanden:
Functie: Toelaatbare grondwaterstand
Woningen met kruipruimte* 0.70 m – kruin weg
Woningen zonder kruipruimte* 0.30 m – kruin weg
Tuinen en openbare groenvoorziening 0.50 m – maaiveld
Primaire wegen 0.90 – 1.00 m – kruin weg
Secundaire wegen + woonstraten 0.70 m – kruin weg
* Uitgangspunt: vloerpeil van woningen +0.2 tot +0.3 m maaiveld.
Op basis van de maatgevende hoogste grondwaterstand in het plangebied van 21.98m+ NAP en de vastgestelde normen dient de weg-as op 22.68m+ NAP te worden aangelegd. Het vloerpeil van de woningen komt daarmee op minimaal 22.88m+ NAP.
Het regulier functioneren van een rioolstelsel wordt getoetst met behulp van neerslaggebeurtenissen, bijvoorbeeld bui 08 met een herhalingstijd T=2 jaar en bui 09 met een herhalingstijd van T=5 jaar. Een rioolstelsel moet deze neerslaggebeurtenissen kunnen verwerken zonder het optreden van ‘water op straat’. Het falen van een watersysteem wordt getoetst op basis van inundatie van gebieden als gevolg van het overvol raken van het systeem met een herhalingstijd van T=100 jaar. Bij het T=100 jaar criterium gaat het niet om het regulier functioneren van een watersysteem maar om het falen daarvan. Er is daarbij in principe geen marge zoals bij de riolering in de vorm van de berging van ‘water op straat’.
Het functioneren van de riolering wordt beoordeeld met behulp van een kort durende bui met een extreme neerslagintensiteit in een korte duur. Het functioneren van een watersysteem wordt beoordeeld met een set meerdaagse regenperioden geselecteerd uit de 100 jarige uursommenreeks van De Bilt.
Het waterbezwaar in het plangebied bij een bui T=100 bedraagt in totaal: 2.745 m³. Het toekomstig rioleringssysteem zal gedimensioneerd en regulier functioneren bij een bui T=10 (2.016 m³). Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat er bui T=100; 729 m³ regenwater op straat gebufferd dient te worden zodat er geen inundatie plaatsvindt van de woningen.
Kijkend naar de toekomstige ontwikkeling zal er in totaal ca. 10.000 m² straatoppervlak aanwezig zijn tussen de banden, bepaald op basis van stedenbouwkundige invulling. Op basis van bovenstaand oppervlak geeft 729 m³ regenwater maximaal 7cm water op straat.
Bij een standaard wegprofiel is er een bandhoogte aanwezig van gemiddeld ca. 10 cm. Op basis van deze gegevens zal er in totaal ca. 1.000 m³ water geborgen kunnen worden tussen de banden. Dit is ruim voldoende om een bui T=100 te kunnen bergen op straat.
Ten behoeve van het huishoudelijke afvalwater dient een afzonderlijke leiding aangelegd te worden in het nieuwbouwplan. Dit stelsel dient gedimensioneerd te worden op de toekomstige bebouwing in het plangebied. De aansluitmogelijkheden dienen in een rioleringsplan nader te worden uitgewerkt.
Uitwerking watertoets in rioleringsplan
Voor de planontwikkeling De Weegbree is in 2011 een rioleringsplan opgesteld. De watertoets en het rioleringsplan zijn uitgevoerd om de voorgenomen planontwikkeling hydrologisch neutraal te ontwikkelen waardoor eventuele hydrologische (negatieve) effecten op de omgeving in relatie tot het attentiegebied ehs (natte natuurparel) en het beschermingsgebied uit de Keur en de Verordening Ruimte worden voorkomen. Het plangebied De Weegbree ligt binnen het attentiegebied ehs en voor een klein deel binnen het beheergebied ehs. Voor de attentiegebieden ehs wordt een beschermingsbeleid gevoerd, waarbij uitgegaan wordt van een hydrologisch stand-still-principe. Om het attentiegebied ehs in het plangebied te beschermen is in het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding opgenomen. Dit leidt tot verplichtingen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning, waarbij overleg met het waterschap benodigd is.
Zoals verwoord in de definitieve watertoets en het rioleringsplan zal de gehele planontwikkeling worden afgekoppeld en ter plaatsen infiltreren in de ondergrond. De voorzieningen die geadviseerd zijn, hebben een buffercapaciteit voor een bui T=100 + 10% gebeurtenis. Er zal daarom geen sprake zijn van versnelde afstroom van regenwater richting riool of open water, waardoor de grondwateraanvulling in de toekomstige situatie gelijk is aan de huidige situatie. De tegendruk van het grondwater blijft hierdoor stabiel, waardoor de infiltratiesnelheid vanuit de natte natuurparel richting de Dommel gelijk blijft.
De wijze en de omvang van het infiltreren van het regenwater wordt in onderstaande toelichting beknopt uiteengezet. Het rioleringsplan is een actualisatie van en aanvulling op de waterparagraaf. Het rioleringsplan is opgesteld op basis van het actuele verkavelingsplan en de actuele uitgangspunten van de gemeente Valkenswaard. Dit leidt tot andere waarden in oppervlakten verhard en omvang van de infiltratievoorzieningen. Onder andere is er niet meer gerekend met een verhardingspercentage voor de percelen, maar met het dakoppervlak per perceel en worden andere uitgangspunten aangehouden ten aanzien van het te hanteren talud en de waterdiepte / peilstijging. Voor de nadere uitwerking van de waterparagraaf dient te zijner tijd een watervergunning te worden aangevraagd.
Benodigde berging en infiltratie
- 1. Huidige situatie
In de huidige situatie is de planontwikkeling ter plaatse grotendeels onverhard (74.271m2) en infiltreert het regenwater rechtstreeks in de ondergrond of stroomt het af naar dichtbijgelegen greppels of verlagingen in maaiveld. In de huidige situatie (conform toetsinstrumentarium) infiltreert er het volgende debiet bij de desbetreffende gebeurtenis:
- T=10+10% scenario 3.776 m³
- T=100+10% scenario 5.141 m³
Mits alles binnen de plancontouren zou worden vastgehouden.
- 2. Toekomstige situatie
Door de planontwikkeling zullen de volgende verhardingsoppervlaktes worden aangebracht:
- Daken 11.717 m²
- Wegen 13.868 m²
Middels het toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen (HNO) van waterschap De Dommel is de totale benodigde berging bepaald per afstromend oppervlak om de toename in verhard oppervlak te compenseren:
- Daken
- T=10+10% scenario 596 m³
- T=100+10% scenario 811 m³
- Wegen
- T=10+10% scenario 705 m³
- T=100+10% scenario 960 m³
De overige oppervlaktes zoals tuinen, groenvoorziening en perceelverharding voeren niet af naar infiltratievoorziening of riool maar zullen ter plaatse rechtstreeks infiltreren in de ondergrond. Dit gaat om 48.686 m². Vanaf deze oppervlaktes infiltreert er het volgende debiet bij de desbetreffende gebeurtenis:
- T=10+10% scenario 2.475 m³
- T=100+10% scenario 3.370 m³
Wijze van infiltreren
Het infiltreren van het regenwater zal worden opgesplitst tussen infiltratie van verhardingsoppervlakten op de uitgeefbare percelen en infiltratie van de openbare verharding. Om verspreiding van infiltratie in de ondergrond niet te wijzigen ten opzichte van de huidige situatie zijn er in de watertoets en het rioleringsplan de volgende infiltratievoorziening geadviseerd.
1 Daken
Verspreid over de planontwikkeling zal er per perceel afhankelijk van het dakoppervlak een aantal kratten worden toegepast, gedimensioneerd voor een T=100+10% gebeurtenis (811 m³). Deze kratten vangen het versneld afstromend regenwater op en infiltreren nagenoeg direct bij de regenpijp in de ondergrond.
2 Wegen
Het versneld afstromend regenwater vanaf de wegen wordt opgevangen via kolken en voert af naar een infiltratieriool (IT-riool). Het regenwater zal bij een reguliere bui rechtstreeks infiltreren in de ondergrond, ter plaatse van het IT-riool. Voor T=100+10% gebeurtenis zal, conform het rioleringsplan, het IT-riool overstorten op centrale wadivoorzieningen. Middels de wadivoorzieningen kan de gebeurtenis worden gebufferd en infiltreren in de ondergrond. De wadi’s liggen verdeeld over de planontwikkeling om de verspreiding van infiltratie zoveel mogelijk in stand te houden ten opzichte van de huidige situatie.
De omvang van de wadi’s zijn op basis van de ontwerprichtlijnen van stichting RIONED en de geohydrologische situatie berekend. Voor het opvangen 960 m³ afstromend regenwater vanaf de wegen bij een T=100+10% scenario is ca. 2.875 m² wadi (insteek, talud 1:4 en 0,4m peilstijging) benodigd in de planontwikkeling. Bij deze omvang is nog geen rekening gehouden met de infiltratiecapaciteit van de ondergrond.
3 Het overige terrein
De overige oppervlaktes zoals tuinen, groenvoorziening en perceelverharding voeren niet af naar infiltratievoorzieningen of riool maar zullen door de relatief goede infiltratiecapaciteit van de ondergrond ter plaatse rechtstreeks infiltreren in de ondergrond (3.370 m³). Tevens gaat het hier niet om grote aaneengesloten verhardingsoppervlakten maar om kleine oppervlakten zoals terrassen en toegangspaden.
Reserveringsgebied waterberging
Een zeer klein deel van de beoogde woonbebouwing in het deelgebied De Weegbree is gelegen in het reserveringsgebied waterberging. Ter plaatse zal het huidige maaiveld worden opgehoogd waarmee de gereserveerde ruimte voor waterberging kleiner wordt. Deze dient te worden gecompenseerd. De hoeveelheid compensatie (m3) is het deel van de ophoging, gelegen tussen het bestaande maaiveld tot aan de waterstand die lokaal kan optreden in een maatgevende situatie (T=100 met het KNMI klimaatscenario W+).
De te verwachten waterstand die lokaal kan optreden bedraagt 21,40 m +NAP. Het deel van het plan De Weegbree dat in het reserveringsgebied valt, ligt voor een groot deel in de huidige situatie boven deze hoogte. Compensatie is enkel nodig voor de ophoging van de delen onder deze hoogte. Uit berekeningen blijkt dat voor het plangebied De Weegbree totaal 24,1 m3 gereserveerde ruimte voor waterberging gecompenseerd dient te worden. Dit betreft 3,5 m3 voor de ophoging tot 21,40 m +NAP en 20,6 m3 voor het te realiseren talud t.b.v. de ophoging (talud breedte 5 meter en helling van 1:3).
In de planontwikkeling voor het Dommeldal is rekening gehouden met afgravingen dan wel verlagingen van delen van het maaiveld waarbij de afgraving nooit lager zal zijn dan de lokale GHG. De te graven compensatie binnen het reserveringsgebied kan hier gezocht worden. Gelet op de integrale aanpak van het plan is de geringe aantasting van het inundatiegebied eenvoudig te compenseren.
Conclusie
Uit de watertoets blijkt dat binnen het deelgebied De Weegbree voldoende ruimte is gereserveerd voor de berging van regenwater. Het aspect water vormt daarmee geen belemmering. De watertoets is nader uitgewerkt in het rioleringsplan. Hieruit blijkt dat door het aanleggen van meerdere infiltratievoorzieningen (kratten, IT-riool en wadi’s) de toename in verhard oppervlak verspreid over het gebied zal worden gecompenseerd en de grondwateraanvulling door het aftromend regenwater in het plangebied nagenoeg gelijk zal blijven ten opzichte van de huidige situatie (grasland en akkerbouw).
De voorzieningen worden gedimensioneerd om bij een T=100+10% gebeurtenis, de neerslaande regenval volledig vast te houden en te infiltreren binnen de planontwikkeling. Door het toepassen van meerdere infiltratievoorzieningen worden er in het plangebied geen grote hoeveelheden regenwater centraal vastgehouden, waardoor plaatselijk eventuele verzadiging van de ondergrond en omgeving (wateroverlast) wordt voorkomen.
De ontwikkeling voldoet hiermee aan het uitgangspunt hydrologisch stand-still-principe waardoor eventuele hydrologische (negatieve) effecten op de omgeving in relatie tot het attentiegebied ehs (natte natuurparel) en het beschermingsgebied uit de Keur en de Verordening Ruimte worden voorkomen. Om het attentiegebied ehs in het plangebied te beschermen is in het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding opgenomen. Tevens wordt het kleine deel van het plangebied dat gelegen is in de gereserveerde ruimte voor waterberging gecompenseerd in het Dommeldal waarmee voldaan wordt een de uitgangspunten voor het reserveringsgebied waterberging.
Voor de nadere uitwerking van de waterparagraaf dient te zijner tijd een watervergunning te worden aangevraagd.
4.4.5 Flora en fauna De Weegbree
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quick scan uitgevoerd naar beschermde soorten in het plangebied (Beoordeling beschermde soorten Het Gegraaf, Valkenswaard, Bureau Waardenburg bv, 06-11-2007). Daarnaast is een uitgebreide inventarisatie naar vleermuizen uitgevoerd. Aanvullend is een notitie opgesteld voor het noordelijk deel van De Weegbree omdat dit deel van het plangebied in 2007 niet was meegenomen in het onderzoek (Aanvullende notitie Weegbree, Bureau Waardenburg bv, 11 oktober 2011). De quick scan en de aanvullende notitie zijn opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij dit bestemmingsplan. De conclusies van het onderzoek en de aanvullende notitie zijn in het onderstaande samengevat weergegeven.
Beoordeling Flora- en faunawet De Weegbree
Voor het deelgebied De Weegbree is het mogelijk dat de ruimtelijke ontwikkeling de volgende gevolgen heeft:
- Groeiplaatsen van de brede wespenorchis worden verstoord of verdwijnen.
- Er worden geen negatieve effecten verwacht op amfibieën.
- In het noordelijk deel zijn geen strikt beschermde soorten planten en dieren aangetroffen, geschikte groeiplaatsen en biotopen zijn niet aanwezig.
- Leefgebied van algemeen voorkomende soorten zoogdieren (konijn, bosmuis en veldmuis) worden aangetast en dieren kunnen worden gedood. Dit heeft geen gevolgen voor de gunstige staat van instandhouding, zodat geen ontheffing benodigd is.
- De bomenrij en bomengroep langs het zandpad zijn van belang als foerageergebied en vliegverbinding van de gewone dwergvleermuis. Geadviseerd wordt de bomengroep te behouden. Gezien de leeftijd van de aanwezige bomen en het belang voor vleermuizen is de vervangingswaarde hoog.
- Als gevolg van bebouwing in het plangebied worden geen negatieve effecten verwacht voor vleermuizen.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling van het deelgebied niet leidt tot overtreding van verbodsartikel uit de Flora- en faunawet. Voorwaarde is dat maatregelen worden toegepast om te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord.
Beoordeling Natuurbeschermingswet en provinciaal beleid in De Weegbree
De voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen negatief effect hebben op het beschermde natuurgebied Leenderbos, Groote Heide & de Plateaux. Verwacht wordt dat, gezien de aard van de ingreep en de afstand tot de Dommel, het doel ‘uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van beken en rivieren met waterplanten’ niet in gevaar wordt gebracht.
Veldonderzoek 2012
Om vast te stellen of wijzigingen zijn opgetreden in het voorkomen van beschermde soorten in het gebied is in 2012 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar beschermde soorten (Beschermde soorten Dommelkwartier, Resultaten veldonderzoek 2012, Bureau Waardenburg bv, 09-10-2012). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Driemaal is veldbezoek uitgevoerd in het kader van algemeen onderzoek flora en fauna. Voor onderzoek naar vleermuizen zijn vier veldbezoeken gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat de geplande bebouwing van De Weegbree niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten planten en dieren. Deze voormalige agrarische gebieden zijn niet van belang als leefgebied voor beschermde soorten. Verbodsbepalingen worden niet overtreden. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, met in achtneming van onderstaande aanbevelingen.
De Alpenwatersalamander plant zich voort in slootjes in het gebied en is buiten de vootplantingsperiode (februari - augustus) op het land aanwezig. Aanbevolen wordt voorafgaand aan (eventuele) demping van slootjes, dat dient plaats te vinden in de periode september-december, eerst de poelen te graven, zodat altijd voldoende functioneel voortplantingswater aanwezig is. De Alpenwatersalamander is een pionier die al snel gebruik kan maken van nieuw aangelegde wateren. Het is belangrijk de poelen op geen enkele manier in contact te laten komen met het in het gebied aanwezige open water, om vestiging van de hondsvis te voorkomen. Om die reden is het ook belangrijk de poelen zo ver mogelijk van de Dommel aan te leggen, in verband met periodieke overstroming en vestiging van vis.
Verstoring van broedvogels dient voorkomen te worden. Dit kan door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen en/of bebouwing buiten het broedseizoen te slopen. Het rooien van beplanting en/of slopen van bebouwing binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaard periode gehanteerd. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode 1 maart tot 1 augustus.
Conclusie
Uit de onderzoeken blijken er geen belemmering te zijn voor ontwikkeling van het gebied.
4.4.6 Luchtkwaliteit De Weegbree
In het kader van de planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van de nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de eisen in beeld te worden gebracht.
De luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking is getreden op 1 augustus 2009 nadat de EU derogatie (verlening van de termijn waarbinnen luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn) heeft verleend.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Voor de realisatie van woningen betekent dit dat bij projecten waarbij sprake is van één ontsluitingsweg er 1.500 of meer woningen gerealiseerd worden, middels een projectsaldering moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitseisen. Voor projecten waarbij sprake is van twee of meer ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, is een ondergrens van 3.000 woningen van toepassing.
Onderhavig project betreft de realisatie van maximaal 126 woningen. Gesteld kan worden dat de verkeersaantrekkende werking in vergelijking met de realisatie van 1.500 of 3.000 woningen van een dermate kleine schaal is dat verwacht mag worden dat het project kan worden beschouwd als een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om dit te onderbouwen is een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet Luchtkwaliteit (Beschouwing luchtkwaliteit plangebied Weegbree te Valkenswaard, Wematech Milieu Adviseurs B.V., 22-10-2012). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6 Luchtkwaliteit bij deze toelichting. Er zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd met behulp van het rekenprogramma Webbased CAR II (versie 11-0). Uit het onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan ruimschoots aan de grenswaarden van Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer voldoet. Geconcludeerd wordt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteitseisen.
Conclusie
Uit de toets blijkt het deelgebied De Weegbree geen belemmering op te leveren voor het aspect luchtkwaliteit.
4.4.7 Externe veiligheid De Weegbree
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Bedrijven
In de gemeente Valkenswaard is alleen de Dommelsch brouwerij aanwezig die valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Voor het productieproces maakt de brouwerij namelijk gebruik van ammoniak. Het betreft de opslag van deze stof en de toepassing ervan voor koeling tijdens het productieproces. Het deelgebied ligt op ruime afstand van de brouwerij, waardoor geen directe belemmeringen aanwezig zijn. Het effectgebied kan uitlopen tot enkele kilometers gezien het volume van de ammoniakkoelinstallatie, maar dit leidt niet tot belemmeringen ten aanzien van de projectlocatie.
Wegen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. In de omgeving van het deelgebied bevinden zich geen relevante wegen of vaarwegen.
Buisleidingen
Langs de Nieuwe Waalreseweg ligt een hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie. Deze hoge druk aardgastransportleiding loopt naar een gasreduceerstation aan de Nieuwe Waalreseweg. Door de Gasunie is getoetst of de leiding een belemmering vormt voor een nabij gelegen bouwplan (ter hoogte van de Nieuwe Waalreseweg 289). Hieruit blijkt dat er geen belemmering is en dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de nabij gelegen leiding valt. Het deelgebied De Weegbree ligt verder van de leiding dan het hiervoor genoemde bouwplan. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied met woningbouw.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavige woningbouwontwikkeling.
4.4.8 Kabels en leidingen De Weegbree
Ten behoeve van de waterhuishouding is de gemeente Valkenswaard voornemens twee bergbezinkbassins te realiseren in het Dommeldal. Er zal door het plangebied van het Dommelkwartier een nieuwe leiding worden aangelegd naar de bergbezinkbassins. De leiding zal ten westen komen te liggen van de Kornoeljelaan en zal geen belemmering vormen voor de voorziene woningbouwontwikkeling. Voor het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bergbezinkbassins zal een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen worden. Deze zullen geen onderdeel vormen van onderhavig bestemmingsplan. De aanleg van de leidingen is mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen. In verband met het toekomstig beheer van de leidingen worden ze opgenomen in onderhavig bestemmingsplan met een dubbelbestemming ‘Leiding – Riool ‘.
Verder zijn er in het deelgebied De Weegbree geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig.
4.4.9 Toetsing Besluit m.e.r. De Weegbree
Toetsingskader
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland). Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Beoordeling
In het plangebied worden (inclusief Hoppenbrouwers) maximaal 206 woningen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r..
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit onderhavig hoofdstuk blijkt dat de beide woongebieden niet liggen in een gebied dat beschermd wordt ten gevolge van de natuurwaarden. De woongebieden liggen op voldoende afstand van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied, zodat van externe werking geen sprake kan zijn. Daarnaast omvat het plan juist een belangrijke landschappelijke component. Er is een inrichtingsplan opgesteld waarin natuurontwikkeling passend bij een traditioneel Brabants beekdal het hoofddoel is. Daarbij zijn randvoorwaarden opgesteld voor de ontwikkeling van natuurdoelen zoals geformuleerd in het Natuurgebiedsplan voor de EHS.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwater-beschermingsgebied en behoort niet tot een gebied waarbinnen een rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. Ook voor landschappelijke waarden geldt dat deze in het inrichtingsplan voor het Dommeldal worden behouden en versterkt. In dit hoofdstuk zijn tevens de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen’ te verwachten zijn en dat het daarom niet noodzakelijk is een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
4.5 Historische Kwalitteit Deelgebied De Weegbree
4.5.1 Cultuurhistorie en archeologie De Weegbree
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie is de afgelopen jaren beleidsmatig steeds meer in de belangstelling komen te staan. Overheden zien in toenemende mate de waarde in van cultuurhistorische objecten en structuren. Er wordt daarom bij ruimtelijke ontwikkelingen meer en meer aandacht gevraagd voor behoud en/of herontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Het nationaal beleid verwoord in de Nota Belvedère, streeft naar een duurzaam behoud van cultuurhistorische waarden, niet door statisch behoud, maar door een (nieuw) actief gebruik van de waarden (“Behoud door ontwikkeling”).
Ook in het provinciaal beleid is er groeiende aandacht voor het aspect cultuurhistorie middels de Cultuurhistorische Waardenkaart.
Op basis van deze Cultuurhistorische Waardenkaart kan geconcludeerd worden dat er een drietal cultuurhistorische elementen aanwezig zijn in het deelgebied. Ten eerste is dat de bunker in camouflagearchitectuur. Het betreft een L-vormig complex dat een traditioneel boerderijachtig bouwwerk suggereert. Het pand herinnert aan de Tweede Wereldoorlog en heeft hiermee een bijzondere betekenis.
Het plangebied maakt deel uit van het cultuurhistorisch vlak Akkercomplex Loonse Akkers. Het betreft een oud akkercomplex met esdek, bolle ligging, openheid, zandpaden en bosjes en vormt een waardevol ensemble met het beschermde dorpsgebied van Loon. De eerste aanleg dateert uit de Late Middeleeuwen (1250-1500). Er is samenhang aanwezig met het Dommeldal.
Het plangebied valt eveneens binnen het cultuurhistorisch landschap ‘Dommeldal’. Het Dommeldal is een samenhangend en relatief gaaf oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen. Het landschap bestaat uit een zwak golvend dekzandlandschap dat doorsneden wordt door een aantal beken. Tussen de beekdalen liggen de wat hoger gelegen dekzandruggen of –plateaus, waar zich vroeger uitgestrekte heidevelden, vennen en kleine hoogveentjes bevonden.
Met onderhavige ontwikkeling zullen de waarden van het Dommeldal behouden en verder versterkt worden. Wat betreft het akkercomplex zal de structuur van zandpaden behouden blijven en een rol spelen in de aanleg van een recreatieve route langs het Dommeldal. Hiermee krijgt een cultuurhistorisch element een nieuwe functie, waarmee de geschiedenis beter beleefbaar gemaakt kan worden. Cultuurhistorie vormt bij de ontwikkeling van het gebied dan ook een kans en geen belemmering.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 Provincie Noord-Brabant met:
- Cultuurhistorisch landschap: Dommeldal
- Cultuurhistorisch vlak: Akkercomplex Loonse Akkers
- Archeologisch landschap: Keersop – Dommel
- Rijksmonument: Militair object / bunker
Archeologie
Conform de Cultuurhistorische Waardenkaart maakt het plangebied deel uit van het archeologische landschap Keersop-Dommel. Het aandeel archeologische waarnemingen en archeologische monumenten is groot. De kans op goed geconserveerde archeologische waarden is bijzonder hoog. De archeologische voorraad toont bewoning aan vanaf het paleolithicum. In de vroege middeleeuwen moet deze bewoning echter beperkt van omvang zijn geweest. Bij zowel de terreinen als de waarnemingen is het aandeel late middeleeuwen het grootst. Bij de terreinen valt het grote aantal paleolithische vindplaatsen op. Vanwege de archeologische verwachtingswaarde zijn diverse onderzoeken uitgevoerd.
Verkennend archeologisch bureau- en veldonderzoek
In januari 2008 is een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek voor het deelgebied De Weegbree uitgevoerd (Valkenswaard (NB), De Weegbree, Archeologisch bureau- en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase), BILAN, 29-01-2008). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting. De resultaten en conclusies van het onderzoek zijn in onderstaande alinea’s samengevat.
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het deelgebied op basis van de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug met hoge zwarte enkeerdgronden langs het beekdal van de Dommel grotendeels een hoge archeologische verwachting heeft. Het uiterst westelijke deel heeft een middelhoge archeologische verwachting die te relateren is aan het voorkomen van lage enkeerdgronden. Hoge zwarte enkeerdgronden en lage enkeerdgronden worden gekenmerkt door een humeus dek (esdek) met een dikte van 50 cm of meer, waardoor het oorspronkelijke bodemprofiel, en de mogelijk onderliggende archeologie, tegen diepe grondverstoringen is beschermd. In de omgeving van het plangebied zijn archeologische waarnemingen (zowel nederzettingsterreinen als grafvelden) bekend uit de bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd, late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Gezien de landschappelijke ligging van het plangebied op hogere gronden op de rand van een beekdal, worden ook in het plangebied archeologische waarden uit deze perioden verwacht.
Uit het veldwerk is gebleken dat in het deelgebied een gelaagd esdek aanwezig is, waar aan de basis nog een oude akkerlaag aanwezig was en waaronder nog deels intacte natuurlijke bodemprofielen (podzollen) werden aangetroffen. De bodem is in het grootste deel van het deelgebied derhalve nog intact. Alleen in het zuidwestelijke deel werden aardewerkfragmenten aangetroffen, die mogelijk duiden op zowel een vindplaats uit de ijzertijd als een uit de vroege Middeleeuwen tot late Middeleeuwen-A.
Gezien de landschappelijke ligging op een hoge dekzandrug langs een beekdal, de bekende waarnemingen in de omgeving van het deelgebied langs het beekdal van de Dommel in het algemeen en de aangetroffen vondstconcentraties in het zuidwestelijke deel van het deelgebied, wordt geadviseerd om, voordat enige vorm van bodemverstoring zal plaatsvinden, een proefsleuvenonderzoek in het deelgebied uit te voeren.
Aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven
In juli 2009 is nader onderzoek uitgevoerd door middel van proefsleuven van het plangebied Hoppenbrouwers en Weegbree in Valkenswaard (Valkenswaard (NB), Weegbree en Hoppenbrouwers, Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven, BILAN, 27-04-2010). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting. Op basis van het archeologisch vooronderzoek in beide deelgebieden werden in het gebied Hoppenbrouwers vindplaatsen uit de periode Romeinse tijd – Middeleeuwen en in het gebied Weegbree vindplaatsen uit de ijzertijd en Middeleeuwen verwacht. Algemeen konden vindplaatsen vanaf de steentijd in beide gebieden worden verwacht.
In het plangebied Weegbree werden vier vindplaatsen aangetroffen, een vuursteenvindplaats uit het Mesolithicum (vindplaats 1), een vindplaats met nederzettingssporen uit de ijzertijd (vindplaats 2) en twee vindplaatsen uit de late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd (vindplaats 3 en 4), één die is ontstaan bij de landinrichting en één die is ontstaan door grondstofwinning.
Vindplaats 1 bestaat uit een verstoorde vindplaats uit het (vroeg) Mesolithicum. Gezien de lage fysieke en inhoudelijke kwaliteit wordt deze vindplaats niet behoudenswaardig geacht.
Vindplaats 2 bestaat uit nederzettingssporen uit de ijzertijd waarbinnen drie sporenclusters aanwezig waren waarin ten minste twee structuren werden herkend. In de omgeving van het plangebied zijn weinig gegevens bekend over de bewoning in de ijzertijd, wel zijn er op verschillende plaatsen urnenvelden uit de periode tussen de late bronstijd en ijzertijd bekend. Gezien de hoge inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats wordt deze behoudenswaardig gewaardeerd. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is dienen de archeologische waarden door middel van een definitieve opgraving te worden gedocumenteerd. Deze opgraving dient plaats te vinden in een zone rondom werkput 7 en in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Concentraties sporen bevinden zich in werkput 35 en 38, waarvanuit de grens van de vindplaats kan worden opgezocht.
Vindplaats 3 uit het onderzoek betreft het zandpad. Het scoort op het criterium van de fysieke kwaliteit. De aangetroffen sporen bestonden uit sporen van percelering en infrastructuur. Deze sporen waren zowel in de vlakken als coupes duidelijk herkenbaar. De archeologische waarden komen voor een deel overeen met de gegevens van het minuutplan uit begin negentiende eeuw. Op het criterium van de inhoudelijke kwaliteit scoort het plangebied laag. De vindplaats bevat enkel informatie over landinrichting en landgebruik in de Nieuwe Tijd. Deze vindplaats wordt, gezien de lage inhoudelijke kwaliteit, als niet behoudenswaardig gewaardeerd. Een uitzondering daarop vormt de weg. Waar sporen behorende tot deze vindplaats worden aangetroffen dienen deze zo veel mogelijk te worden gedocumenteerd.
Vindplaats 4 bestaat uit turfwinningskuilen. Deze sporen geven informatie over het gebruik van de natte beekdalgronden langs de Dommel. De datering is niet bekend, maar op het minuutplan wordt dit gebied ‘De Brand’ genoemd, een naam die mogelijk verwijst naar stukken grond waar brandstof (brand) gehaald kon worden. Waarschijnlijk werd dit gebied in het begin van de negentiende eeuw en mogelijk al eerder gebruikt voor het winnen van turf. Gezien de hoge inhoudelijke kwaliteit wordt deze vindplaats behoudenswaardig gewaardeerd.
Gezien de planontwikkelingen in het deelgebied Weegbree blijkt behoud in situ niet mogelijk. Eventuele bodemingrepen moeten wel uitgevoerd op een manier dat de archeologische waarden niet bedreigd worden. Dit selectieadvies dient, voordat bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid te worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit.
Selectiebesluit archeologisch onderzoek
Op basis van het verkennend archeologisch bureau- en veldonderzoek en het aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard een selectiebesluit genomen d.d. 30-11-2010. Overwegende het algemeen maatschappelijk, historisch en wetenschappelijk belang van de archeologische waarde van vindplaatsen is besloten de vindplaatsen in het plangebied Weegbree, welke in het proefsleuvenonderzoek zijn aangeduid als vindplaatsen 2 en 4, als behoudenswaardig aan te merken. Van vindplaats 3 is de historische weg als behoudenswaardig aan te merken.
Aangezien door de voorgenomen planontwikkeling, met realisering van bouwprojecten met bijbehorende infrastructuur, behoud in situ niet mogelijk is, dient zorg te worden gedragen voor behoud ex situ in de vorm van een opgraving. De opgraving moet voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1) en te voldoen aan het nog ter nader goedkeuring in te dienen programma van eisen.
Het selectiebesluit is opgenomen in bijlage 7 Archeologie bij deze toelichting.
Conclusie
De behoudenswaardige vindplaatsen dienen in de vorm van een opgraving ex situ behouden te worden.
4.6 Fysieke Milieuwaarden Deelgebied Dommeldal
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quick scan uitgevoerd naar beschermde soorten in het Dommelkwartier (Beoordeling beschermde soorten Het Gegraaf, Valkenswaard, Bureau Waardenburg bv, 06-11-2007). De quick scan is opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij deze toelichting. Daarnaast is een uitgebreide inventarisatie naar vleermuizen uitgevoerd. De conclusies van het onderzoek voor het deelgebied Dommeldal zijn hieronder samengevat weergegeven.
Beoordeling Flora- en faunawet in het Dommeldal
Voor het gebied Dommeldal dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
- In het deelgebied komt de alpensalamander voor;
- De groene specht, grote bonte specht, huismus en spotvogel zijn waargenomen. Omdat het gebied niet wordt aangetast worden geen negatieve effecten verwacht;
- De ontwikkeling van De Weegbree en Hoppenbrouwers zal geen negatieve effecten hebben op de functie van foerageergebied van het Dommeldal;
Omdat het bestemmingsplan gericht zal zijn op het in stand houden en versterken van de aanwezige natuurwaarden zal er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvinden. Integendeel, het gebied biedt ruimte voor compenserende maatregelen als gevolg van de ontwikkelingen in De Weegbree en Hoppenbrouwers.
Veldonderzoek 2012
Om vast te stellen of wijzigingen zijn opgetreden in het voorkomen van beschermde soorten in het gebied is in 2012 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar beschermde soorten (Beschermde soorten Dommelkwartier, Resultaten veldonderzoek 2012, Bureau Waardenburg bv, 09-10-2012). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5 Flora en fauna bij deze toelichting. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Driemaal is veldbezoek uitgevoerd in het kader van algemeen onderzoek flora en fauna. Voor onderzoek naar vleermuizen zijn vier veldbezoeken gebracht. Het Dommeldal vormt leefgebied voor diverse beschermde soorten. De meest belangrijke daarvan is de gaffellibel, die strikt gebonden is aan de Dommel en haar oevers. Van de vleermuizen is de gewone dwergvleermuis, gelet op het grote aantal, de belangrijkste gebruiker van het Dommeldal als foerargeergebied. Daarnaast de Alpenwatersalamander, die zich voortplant in kwelslootjes en het Dommeldal gebruikt als landbiotoop. Tot slot komen in de Dommel beschermde vissen voor.
Voor alle soorten geldt dat geen negatieve effecten worden verwacht en dat natuurontwikkeling in het Dommeldal netto leidt tot geen effect of een verbetering van het leefgebied (positief effect). Als gevolg van de ingreep wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen beschermde soorten. Verbodsbepalingen worden niet overtreden. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, met inachtneming van onderstaande aanbeveling.
De Alpenwatersalamander plant zich voort in slootjes in het gebied en is buiten de vootplantingsperiode (februari – augustus) op het land aanwezig. Aanbevolen wordt voorafgaand aan (eventuele) demping van slootjes, dat dient plaats te vinden in de periode september-december, eerst de poelen te graven, zodat altijd voldoende functioneel voortplantingswater aanwezig is. De Alpenwatersalamander is een pionier die al snel gebruik kan maken van nieuw aangelegde wateren. Het is belangrijk de poelen op geen enkele manier in contact te laten komen met het in het gebied aanwezige open water, om vestiging van de hondsvis te voorkomen. Om die reden is het ook belangrijk de poelen zo ver mogelijk van de Dommel aan te leggen, in verband met periodieke overstroming en vestiging van vis.
Verstoring van broedvogels dient voorkomen te worden. Dit kan door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen en/of bebouwing buiten het broedseizoen te slopen. Het rooien van beplanting en/of slopen van bebouwing binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaard periode gehanteerd. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode 1 maart tot 1 augustus.
Conclusie
De natuurontwikkeling versterkt de waarde van het deelgebied Dommeldal.
Water op basis van ecologische doelstellingen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
De ontwikkeling van het Dommelkwartier biedt kansen om op verschillende vlakken tot een structurele en duurzame verbetering te komen. De potenties van het gebied die door provincie en gemeente in verschillende beleidsdocumenten worden benoemd, moeten in een integraal plan tot ontwikkeling komen. Hierbij gaat het met name om de belangen vanuit natuur en landschap en de belangen vanuit de woningvraag binnen de gemeente Valkenswaard. Het belang van een integrale ontwikkeling op deze locatie is als volgt opgebouwd:
- In de Provinciale Prognose 2011 is voor de gemeente Valkenswaard een taakstelling van netto 1.125 woningen opgenomen voor de periode 2012 - 2021. Deze kan voor een deel op inbreidingslocaties gerealiseerd worden, maar om aan de behoefte te voldoen zijn ook uitbreidingslocaties benodigd.
- Bij de afweging van uitbreidingslocaties is het groene karakter van de gemeente van belang. Buiten stedelijke grenzen is sprake van hoogwaardige natuur- en landschapskwaliteiten. Op enkele plekken zijn deze waarden niet of minimaal aanwezig. Hoppenbrouwers en Weebree zijn twee van deze locaties en deze komen vanwege het forse woningbouwprogramma dan ook direct in beeld.
- Het gehele plangebied Dommelkwartier biedt goede kansen om in combinatie met een stedelijke ontwikkeling natuur en landschap te ontwikkelen. Om ecologische, waterhuishoudkundige, cultuurhistorische en recreatieve doelen te kunnen bereiken is woningbouw als economische drager van belang.
- Ook leidt de realisatie van de beide woongebieden en de natuurontwikkeling van het Dommeldal tot een kwaliteitsimpuls voor de wijk ’t Gegraaf. Met toevoeging van woningen kan het voorzieningenniveau in de wijk op peil gehouden worden. Ook recreatieve voorzieningen in het Dommeldal zoals wandel- en fietspaden, speelplekken en dierenweides vormen een toegevoegde waarde voor de wijk.
- Tevens wordt met de ontwikkeling van het plan een milieuhinderlijk bedrijf in het deelgebied Hoppenbrouwers beëindigd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelstelling om het aantal geurgehinderden terug te brengen.
- Daarnaast betekent het toevoegen van een kantoorvoorziening een toename van de werkgelegenheid.
- Tenslotte wordt in het stedenbouwkundig plan een bijdrage geleverd aan het oplossen van de gevaarlijke parkeersituatie bij speeltuin Geenhoven door de realisatie van een parkeerterrein.
Alleen door een integrale visie op te stellen kan er een win-win-situatie ontstaan waarin zowel de woningvraag als het landschap een duurzame impuls krijgen. Het werken aan deze integrale benadering is mogelijk en ook reëel omdat de gronden in het gebied grotendeels in eigendom zijn bij de betrokken partijen (gemeente Valkenswaard, Latoures Vastgoed II BV en Lagis Bouw BV).
Voor ontwikkeling van het Dommeldal, Hoppenbrouwers en De Weegbree is een gebiedsvisie vastgesteld door de gemeente Valkenswaard (Gemeente Valkenswaard, Gebiedsvisie Dommelkwartier, Compositie 5 stedenbouw bv, 5 maart 2009). Het betreft een visie en randvoorwaarden op het totaal en specifiek voor de drie deelgebieden. De visie en randvoorwaarden zijn geformuleerd op basis van een ruimtelijke analyse van het plangebied, inventarisatie van het provinciale en gemeentelijke beleid en de (milieu)technische belemmeringen.
De gebiedsvisie is uitgewerkt in een inrichtingsplan voor het Dommeldal en in een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan voor de deelgebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree. De gebiedsvisie, het inrichtingsplan, het verkavelingsplan en het beeldkwaliteitplan vormen de basis voor onderhavig bestemmingsplan Dommelkwartier.
5.2 Dommeldal
Centraal voor de ontwikkeling van het Dommelkwartier staat de versterking van de aanwezige natuurwaarden in het Dommeldal, doorgezet in groene wiggen in de nieuwe woongebieden Hoppenbrouwers en De Weegbree. Er zijn een visie en inrichtingsplan opgesteld (Dommeldal Valkenswaard Hoppenbrouwers, Visie en Inrichtingsplan, Bureau Waardenburg bv, 12 september 2009). Het inrichtingsplan is opgenomen in bijlage 8 Inrichtingsplan Dommeldal BureauWaardenburg bij deze toelichting. Het plan is opgesteld om richting te geven aan een groene inrichting van het Dommeldal, waarbij natuurontwikkeling en functioneren van het gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) leidend zijn.
Het inrichtingsplan is verder uitgewerkt door Ontwerpburo Bert Huls in een visie die aansluit op de ambities die er integraal voor het Dommeldal zijn. De kaart van het inrichtingsplan is opgenomen als bijlage 9 Inrichtingsplan Dommeldal Ontwerpburo Bert Huls bij deze toelichting. Daarbij is gekeken naar de ruimtelijke, landschappelijke en ecologische mogelijkheden als basis voor een ambitieus plan op lange termijn.
Belangrijkste doelstelling is om de kansen voor natuur en landschap te vergroten maar met de ambitie om ook een uniek landschapspark te creëren waar de huidige en toekomstige omwonenden van profiteren. Heldere richtlijnen voor de ontwikkeling van de waterhuishouding vormen een belangrijk uitgangspunt van het plan vooral vanwege de ecologische doelstellingen.
Wat betreft de recreatieve ontwikkeling worden vooral keuzes gemaakt die de ecologische doelstellingen van het plangebied niet beperken.
Streefbeeld
De toekomstige inrichting van het Dommeldal wordt bepaald door de doelen en voorwaarden die worden afgeleid uit regionaal en landelijk beleid en de potenties en beperkingen die de huidige inrichting en gebruik met zich meebrengen. Provinciaal beleid vormt een richtinggevend en tegelijkertijd restrictief kader.
Natuurontwikkeling passend bij een traditioneel Brabants beekdal vormt het primaire hoofddoel. In het plan worden bestaande natuurwaarden versterkt en potenties benut. Er worden randvoorwaarden geschapen voor ontwikkeling van natuurdoelen welke zijn geformuleerd in het kader van het Natuurgebiedsplan voor de EHS. Recreatie en andere gebruiksvormen en functies worden zo goed mogelijk ingepast in het plan. Juist aan de rand van het gebied, tegen de bebouwingskernen, krijgen deze functies ruimte voor ontwikkeling.
Het streefbeeld voor het gebied wordt, met het voorgaande als uitgangspunt, als volgt geformuleerd: “Het Dommeldal tussen Valkenswaard en Dommelen als kleinschalig, halfopen landschap waarin bos, houtwallen, poelen, weiland en hooilandjes in een mozaïekstructuur worden afgewisseld. De Dommel is herkenbaar in het landschap aanwezig”.
Landschappelijke eenheid
Ruimtelijk
In de ruimtelijke opzet is gekozen voor een structuur waarin de snelstromende zandbeek in het plangebied altijd zichtbaar of herkenbaar blijft. Het meanderende verloop en de steilranden direct aan de beek bieden kansen voor een natuurlijke verruiging van de waterkanten. Een deel van het plangebied is ook inundatiegebied. De buitengrenzen van deze inundatiezone vallen samen met de historische landschappelijke structuur. Door de originele landschappelijke lijnen met elkaar te verbinden ontstaat, vooral aan de oostkant van de Dommel een coulissenlandschap met verschillende gradiëntzones. Belangrijke ruimtelijke kenmerken zijn afwisseling van ruimte en openheid doorsneden door verruigde greppels en grillige sloten maar ook door houtwallen of bomenlanen. Poelen liggen op een aantal plaatsen als waterparels in de natte hooilanden. Kleinere bossen liggen vooral aan de buitenranden van het Dommeldal maar lopen op een aantal plaatsen door tot aan rivier de Dommel. Het uiteindelijke doel is om in dit landschap verstorende elementen zoals afrasteringen en hekwerken te weren, zodat het gevoel van ruimte en openheid maar ook landschappelijke eenheid maximaal beleefd wordt. Alleen aan de westkant, tegen Dommelen aan, is gekozen voor een structuur van landschappelijke hagen, relatief dicht bij elkaar. De bestaande bebouwing staat aan deze zijde dicht tegen de Dommel. Als coulissen zullen deze hagen camouflerend werken vanuit het Dommeldal naar de achterliggende bebouwing toe terwijl uitzicht op de Dommel aan de oostkant gegarandeerd blijft. In de overgang tussen het openweidelandschap en de ruigtes en bossen die op grotere afstand van de Dommel gestalte krijgen, zijn naast de bestaande boomgroepen ook een aantal nieuwe boomgroepen voorzien. Deze boomgroepen markeren de randen van het open gebied, zorgen voor mooie doorzichten en vergezichten maar hebben ook in ecologische zin hun betekenis. De buitenranden van het dal bestaan uit landschappelijke groenmassa´s. De oorspronkelijke kavelstructuur is daarbij leidend in de ruimtelijke keuzes die gemaakt worden.
Dommel als snelstromende zandbeek
Landschappelijke groenmassa’s met doorzichten
Inrichtingsplan Dommeldal, Ontwerpburo Bert Huls
Landschap
In het gebied is al veel landschappelijk groen aanwezig. Een aantal van die groenelementen hebben voldoende kwaliteit om ze te handhaven. Op andere plaatsen is drastisch onderhoud nodig om de kwaliteit te herstellen. De keuzes die gemaakt worden voor ingrepen in het bestaande groen zullen vooral gebaseerd zijn op de ontwikkelingspotentie van de aanwezige beplanting. In het plangebied zijn een aantal oorspronkelijke landschapselementen nog herkenbaar aanwezig. Zij vormen een ideale basis voor de landschappelijke onderlegger. Kavelstructuren, patronen van greppels en sloten, het cultuurhistorisch belangrijke zandpad maar ook hoogtes en steilranden zijn bijzondere uitgangspunten voor de beoogde landschappelijke structuur. In een aantal gevallen kan volstaan worden met verbeteringen door middel van onderhoud. Op andere plaatsen zal het echter noodzakelijk zijn om drastischer te werk te gaan. Daarbij moet gedacht worden aan het wegschrapen van de bovengrond, verhogen of verlagen van het maaiveld of het graven van poelen, sloten en greppels zodat de landschappelijke diversiteit vergroot wordt. Ingrepen zullen vooral voorwaarden scheppen waarna de natuur de kans krijgt om zichzelf te ontwikkelen.
Omdat de toekomstige ontwikkeling naast natuurontwikkeling ook een recreatieve doelstelling heeft zal in het plan een duidelijke zonering worden aangebracht die naar de gebruikers toe voldoende duidelijkheid schept wat betreft mogelijkheden en beperkingen. Direct grenzend aan de Kornoeljelaan, alsmede een klein deel aan de kant van Dommelen, is aangewezen als kernrandzone. De kernrandzone is geschikt voor recreatieve functies als volkstuinen, dierenweides en een hertenkampje. Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en de bouwmogelijkheden van de kernrandzone wordt voldaan aan de regeling in artikel 11.10 van de Verordening Ruimte 2012 van de Provincie Noord Brabant ten aanzien van kleinschalige vrije-tijds-voorzieningen.
Veel groenelementen met kwaliteit
Ecologie
Meest opmerkelijk in het gebied is dat naast de aanwezigheid van de Dommel er in het aangrenzend gebied een grote mate van geomorfologische afwisseling is. Consequentie daarvan zijn bijzondere gradiëntzones die kansen bieden voor bijzondere flora en faunaontwikkeling. En daarmee ook een uitstekende basis zijn voor de vergroting van de biodiversiteit in het gebeid. Voorbeelden zijn de grillige en steile oevers direct langs de Dommel, het kwelgebied aan de oostkant van het beekdal en de hoogteverschillen in het gebied. Maar ook de grillige structuur van sloten en greppels vormen een uitermate belangrijke basis voor het herstel van het beekdal. Door ze op plaatsen waar ze gedempt of dichtgeslibd zijn opnieuw uit te graven en ze op een aantal plaatsen uit te breiden ontstaat een bijzondere basis voor de ontwikkeling van natte natuur die zo kenmerkend voor beekdalen is.
Extensief beheer van het gebied is dan wel noodzakelijk. Zo´n aanpak levert een enorme kwalitatieve impuls op voor flora- en faunaontwikkeling. Consequentie van deze keuze is wel dat intensieve landbouw en/of veeteelt gemeden zal moeten worden. Om die reden is er ook voor gekozen om de volkstuinen en dierenweides die her en der in het gebied gesitueerd zijn te herstructureren zodanig dat het natuur kerngebied van dit deel van het Dommeldal vrij van intensief gebruik wordt.
Gradiëntzones op basis van ecologische kwaliteit
Recreatie
Het ´Dommelpad´ is de fietsroute langs en door het Dommeldal. In de herinrichting krijgt deze route binnen het plangebied zijn verbindende schakel met het noordelijke en zuidelijke deel. Omdat in het plangebied natuurontwikkeling de belangrijkste doelstelling is, zal het tracé van deze fietsroute hoofdzakelijk bestaande routes volgen. Voor de omwonenden is in het plan gekozen voor een landschappelijke aansluiting van het gebied op de aanliggende woonwijken. In die overgangen voorziet het plan in verschillende recreatieve voorzieningen zoals wandelpaden, speelplekken en trapveldjes. Ook zijn er liefhebberstuinen en dierenweides gesitueerd. Daarmee worden de buitenranden van het Dommeldal de meest intensieve recreatiezones terwijl de kerngebieden alle ruimte en rust krijgen om zich te ontwikkelen. Alle bestaande wandel- en fietsroutes blijven gehandhaafd en doorsnijden het gebied. In het toekomstige plan is daarin wel meer luwte voor de wandelaars voorzien, zodat doorgaand fietsverkeer en wandelaars geen tot weinig overlast van elkaar hebben. Belangrijk element is ook het oude zandpad, dat vanaf de Weegbree naar de Dommelseweg loopt. Deze wandelroute sluit aan op het toekomstige landgoed Loonderhoeve maar biedt ook de mogelijkheid om een grote wandelronde te maken via de Loonderweg naar het zandpad aan de westkant van de Dommel terug richting de Tienendreef.
Wandel- en fietspaden
Volkstuinen
De liefhebberstuinen worden in het nieuwe plan gezamenlijk aan de Kornoeljelaan gesitueerd. Het nieuwe complex biedt ruimte aan de bestaande volkstuinen maar ook aan de groep tuinliefhebbers die aangepaste voorzieningen nodig hebben. In het plan is ruimte voor een gemeenschappelijke ruimte met noodzakelijke faciliteiten. Daarnaast is er ruimte voor centrale opslag van tuinafval, zijn er parkeervoorzieningen en wordt het complex ingepast in de landschappelijke rand van het Dommeldal.
Het complex voorziet in twee doelgroepen: de echte volkstuinen waarin het tuinieren voorop staat en een deel waar volkstuinen gecombineerd kunnen worden met het houden van kleindieren. Voor beide gebruikers zijn richtlijnen opgesteld. Het complex wordt zorgvuldig ingepast in de landschappelijke omgeving. Er is een stoere gemengde veldhaag voorzien als buitenrand van dit tuinencomplex. Doel van alle ingrepen is om het gemeenschappelijk tuinieren maximaal te faciliteren, maar zodanig dat anderen er geen overlast van hebben. In zijn opzet biedt dit complex ook nog ruimte als verblijfsgebied. De bebouwing op het tuinencomplex wordt wel beperkt. Per volkstuin is maximaal 1 kas mogelijk van maximaal 12 m². Daarnaast zijn lage kweekbakken en windtunnels mogelijk tot 0,60 m hoog. Bij een volkstuin met kleindieren (kippen, duiven, cavia’s, ganzen, eenden) is maximaal 1 dierenonderkomen mogelijk van 12 m².
Situering volkstuinen langs Kornoeljelaan
Dierenweides
De dierenweides zijn in dit plan in de randen van het Dommeldal gesitueerd tussen de nieuwe woonwijken en het Dommeldal in. Een gedeelte aan de kant van de Tienendreef en het andere gedeelte tegen de nieuwbouw van de Weegbree aan. Dierenweides zijn in verschillende maatvoeringen door de gemeente uitgeefbaar, maar altijd landschappelijk ingepast. Dierenverblijven met hun voorzieningen mogen binnen duidelijke randvoorwaarden gerealiseerd worden, opslag binnen is binnen de gestelde kaders toegestaan, maar buiten mogen geen vervoersmiddelen gestald worden en is opslag van hooi, stro of materialen niet toegestaan. Elke dierenweide voorziet in de mogelijkheid om een dierenverblijf te bouwen. Voor een dierenverblijf geldt een maximale oppervlakte van 15 m². Daarnaast is het dierenwelzijn een belangrijk criterium geweest voor de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot de toegestane voorzieningen op de dierenweides.
Door de dierenweides zoveel mogelijk in de buitenranden van het Dommeldal te situeren wordt het kerngebied van het Dommeldal vrijgemaakt van bouwsels, opslag en stallingplekken. Ook is het niet langer noodzakelijk dat het gebied voor eigenaren van dieren toegankelijk is. In de nieuwe situatie zal duidelijk worden aangegeven hoe en onder welke condities de dierenweides ontsloten worden. Dit om ongeoorloofd gebruik van wandel- en fietspaden te voorkomen.
Langs de Kornoeljelaan is een parkstrook voorzien als buffer naar het landschappelijke deel van het Dommeldal. In deze parkstrook worden wandelverbindingen aangelegd. Daarnaast is er een trapveldje voorzien. Het hertenpark, dat in particulier eigendom is, heeft ook een landschappelijk kader gekregen. Evenals voor de dierenweides geldt hier een maximale oppervlakte van 15 m ² voor een dierenverblijf en mag er buiten geen opslag van hooi, stro en andere materialen plaatsvinden.
Landschappelijke parkstrook
Bergbezinkbassins en rioolleidingen
De gemeente Valkenswaard heeft het voornemen om ten behoeve van de waterhuishouding twee bergbezinkbassins aan te leggen in het Dommeldal. Het betreft een bassin ten noorden van de Kornoeljelaan en een bassin bij de Schrijnerwei in Dommelen. Met de realisatie van de twee bergbezinkbassins en extra ondergrondse berging in leidingen aan de Kornoeljelaan en de Lijsterbeslaan wordt ingespeeld op de lokale versterking van overheidsvoorzieningen ten behoeve van de afvoer van regenwater en de verbetering van de plaatselijke waterhuishouding. In de huidige situatie binnen de gemeente Valkenswaard kan het bestaande rioolstelsel bij zeer hevige regenbuien het regenwater onvoldoende bergen waardoor er vervuild water in de Dommel wordt geloosd. De aanleg van de bergbezinkbassins is gebaseerd op de Optimalisatiestudie Afvalwatersystemen (OAS) in overleg met Waterschap De Dommel in het kader van het Basisrioleringsplan (BRP) Valkenswaard.
De bassins worden onder het maaiveld aangelegd met een schuin aflopende constructie. Het bassin nabij de Kornoeljelaan wordt ongeveer 80 meter lang, 12,5 meter breed en 1,6 meter diep met een totale inhoud van circa 1.600 m³. Het bassin Schrijnerwei wordt ongeveer 80 meter lang, 8,5 meter breed en 1,8 meter diep met een totale inhoud van circa 1.400 m³.
De bassins worden afgedekt met gebiedseigen grond met een pad van circa 3 meter breedte voorzien van doorlaatbare betontegels met gaten waartussen gras kan groeien (‘grasbetontegels’). De bassins worden onder het huidige maaiveldniveau gerealiseerd (totale diepte bassin 1,50 meter + 0,75 meter). De afdekking van de bergbezinkbassins betreft een grondpakket van circa 70 cm dik op de bassins. Dit grondpakket met enkele inspectieluiken wordt boven het huidige maaiveld gerealiseerd.
De bassins hebben een grote capaciteit en zijn berekend op een gemiddelde hoge piekbelasting van het riool. De bassins fungeren als tijdelijke buffer, waarna het opgevangen overtollige water weer teruggevoerd wordt naar het riool. In de bassins komt het water tot stilstand, zodat aanwezig slib kan bezinken. Alleen onder extreme omstandigheden wordt overtollig water geloosd op de Dommel, met dien verstande dat het water al reeds door bezinking van betere kwaliteit is. Voor de lozing van water van deelgebied Kornoeljelaan wordt een lijnvormige uitstroomconstructie gerealiseerd met een stuw. De uitstroomconstructie wordt verdiept aangelegd en onverhard uitgevoerd zodat het geen gevolgen heeft voor de EHS. In het talud van de oever van de Dommel wordt een rij perkoenpalen geplaatst waarover het water overstort. Aan de oostzijde wordt een prefab uitstroombak geplaatst.
Om de ontwikkeling van de twee bergbezinkbassins mogelijk te maken is op 1 maart 2012 het bestemmingsplan “Bergbezinkbassins Dommeldal” vastgesteld. De vigerende regeling van dit plan is in onderhavig plan geïntegreerd.
Voor de leidingen aan de Kornoeljelaan en de Lijsterbeslaan is ter plaatse van de zakelijk rechtstrook van de leidingen een dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ opgenomen in het bestemmingsplan met daarbij een aanlegvergunningenstelsel. Het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is uitsluitend toelaatbaar als er geen sprake is van strijdige belangen.
Luchtfoto met weergave ligging beide bergbezinkbassins. Bron: Terradesk, 2007
Schematische weergave doorsnede bergbezinkbassin
5.3 Hoppenbrouwers
Het deelgebied Hoppenbrouwers wordt ontwikkeld met twee hoofdfuncties: woningbouw en de aanleg van een groene wig. Aan de oostzijde wordt aanvullend een kantoorpand ontwikkeld. Woningbouw wordt gerealiseerd in het noordelijk deel, aansluitend op de woonwijk ‘t Gegraaf. De groene wig wordt ontwikkeld aan de zuidzijde van het plangebied. Hiermee wordt invulling gegeven aan de functie van de groene wig als verbinding tussen het Dommeldal richting het centrum van Valkenswaard, zoals beschreven in de StructuurvisiePlus. De groene wig krijgt een hogere natuurwaarde door de voorgestane natuurlijke inrichting. Naast deze natuurwaarde is ook de belevingswaarde van het groen essentieel bij de planontwikkeling. Door de situering van woningen ten noorden van de groene wig met een ontsluiting aan de buitenzijde krijgt het gebied een sterk extravert karakter dat zich primair richt op het groen. Het betreft een oriëntatie op de groene wig aan de zuidzijde, de houtwal / parkzone aan de Lijsterbeslaan aan de noordzijde en het groen in het profiel van de Nieuwe Waalreseweg / Waterlaat aan de oostzijde.
Het deelgebied heeft een hoofdontsluiting tussen de Lijsterbeslaan en de Hoppenbrouwers in een vloeiend verloop. De woningen worden aan de noordzijde van deze weg gesitueerd als nieuwe dorpsrand met een primaire oriëntatie op de groene wig. Het vloeiend verloop van de weg versterkt het karakter van de dorpsrand in een landelijke omgeving. Ten zuiden van de weg is er ook ruimte voor de ontwikkeling van woningbouw. Het betreft twee bijzondere woonclusters die vooruit geschoven zijn in het groen en vormen hiermee een bijzondere overgang tussen het Dommeldal en de bebouwing van de kern Valkenswaard. Het betreft een speciaal woningtype in een compacte bouw zodat het ruimtebeslag op de groene wig beperkt blijft.
Tussen de wijk ‘t Gegraaf en het nieuwe woongebied Hoppenbrouwers blijft de bestaande groenzone aan de Lijsterbeslaan behouden. Het vormt één van de houtwallen binnen het gebied Dommelkwartier en het behoud de functie als parkzone voor de wijk ‘t Gegraaf. Enkele doorsteken in de houtwal zijn mogelijk voor de ontsluiting van de aanliggende woningen en nieuwe woonstraten.
Naast de realisatie van de groene wig en een nieuwe woonbuurt wordt in het plan ook rekening gehouden met de aanleg van een parkeerterrein. Het betreft een parkeerterrein aan de zuidoostzijde ten behoeve van de speeltuin Geenhoven. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de oplossing voor het huidige parkeerprobleem bij de speeltuin en wordt voorkomen dat er parkeeroverlast ontstaat in de nieuwe woonbuurt.
Indicatieve verkaveling deelgebied Hoppenbrouwers
Ontwikkeling kantoorgebouw
Aan de Waterlaat / Nieuwe Waalreseweg wordt een kantoor gerealiseerd. Het kantoor wordt in een groene ruimte gesitueerd en vormt een markant element aan de Nieuwe Waalreseweg. De ontwikkeling van het kantoor wordt mogelijk gemaakt ten behoeve van de Rabobank. De Rabobank Valkenswaard – Waalre is gezamenlijk met de gemeente Valkenswaard al jaren op zoek naar een geschikte locatie ten behoeve van een adviescentrum voor de regio Valkenswaard-Waalre.
Gelet op de algehele bereikbaarheid gaat daarbij de voorkeur uit naar een locatie in het noorden van Valkenswaard. Onderhavige locatie is regionaal centraal gelegen en via de Nieuwe Waalreseweg goed ontsloten.
Er is in de gemeente slechts in beperkte mate bedrijfsgrond beschikbaar op de aangewezen bedrijventerreinen. In plaats van inzet van de nog beschikbare bedrijfspercelen ten behoeve van een kantoorontwikkeling, is het wenselijker om deze te benutten voor bedrijven die op hun huidige locatie overlast geven voor de omgeving. De vestiging van zelfstandige kantoren op een bedrijventerrein is in strijd met provinciaal beleid. Voorts kan een kantoorfunctie op een bedrijventerrein voor milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van omliggende bedrijven zorgen. Alternatieve locaties buiten een bedrijventerrein zijn nauwelijks voorhanden en/of als ongeschikt beschouwd. De gemeente Valkenswaard beschikt niet over een kantorenpark met een clustering van kantoren. Het betreffen altijd solitaire locaties. Ook de kantorenlocatie binnen plan Dommelkwartier betreft zo’n individuele kantoorlocatie.
De Nieuwe Waalreseweg betreft een zone waarlangs diverse dienstverlenende functies zijn gelegen (Tuincentrum Coppelmans, de monumentale Bunker, het winkelcentrum met daarbij een supermarkt, speeltuin Geenhoven). De beoogde kantorenlocatie is bovendien op een punt geprojecteerd daar waar een stedenbouwkundige markering passend is. Het nieuwe kantoorgebouw zal een markeer-/herkenningpunt zijn op de kruising Nieuwe Waalreseweg-Geenhovensedreef. Vanuit planologisch oogpunt is het derhalve verantwoord om een kantoorlocatie op een dergelijke plek te projecteren.
De bouwhoogte voor het kantoorgebouw is afgestemd op de bouwhoogtes in de directe omgeving. Het kantoorgebouw kan slechts voor 1/3 van de oppervlakte in maximaal 3 bouwlagen worden uitgevoerd (11 meter). Voor 2/3 van de oppervlakte van het gebouw geldt een bouwhoogte van maximaal 8 meter. Hiermee heeft het gebouw een vergelijkbare hoogte als de omliggende bestaande woningen aan de Nieuwe Waalreseweg en de Lijsterbeslaan (3 bouwlagen met kap).
Woningbouwprogramma
Binnen het gebied is ruimte voor de realisatie van een gemengd woonprogramma, aansluitend op de woningvraag binnen de gemeente Valkenswaard. Uitgangspunt vormt de realisatie van uitsluitend grondgebonden woningen, zoals omschreven in de door de gemeenteraad vastgestelde woonvisie. Binnen het gebied worden verschillende woningtypen gerealiseerd. Het betreft vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap woningen, rijwoningen en patiowoningen. In het bestemmingsplan worden de woningtypes mogelijk gemaakt zoals aangegeven op de kaart.
Groen en water
De groenstructuur in het plangebied sluit aan op de visie en het inrichtingsplan voor het Dommeldal. Vanuit het Dommeldal komen het groen en de natuur in een fijnkorrelige opzet het plangebied in. Vanuit het plangebied loopt de groene wig verder naar het centrum van Valkenswaard via het park en de begraafplaats. Historisch kwamen op deze plek kleine weilandjes omzoomd door landschappelijke hagen voor en dat gegeven is ook de basis van deze groene rand. De Dommeldalrand wordt hier gevormd door een fijnmazige structuur van kleinschalige weilanden omzoomd door veldhagen en een bijhorende grillige padenstructuur die aansluit op de wandelpaden in de randen van het Dommeldal.
Boomgroepen
Beeldbepalende boomgroepen, zowel bestaand als nieuw, markeren de overgang tussen woonwijk en landschap. Er is gekozen voor subtiele overgangen. Door landschappelijke elementen parkachtig te gebruiken ontstaat een bijzondere afronding van deze gebouwde rand. Bestaand groen, zoals monumentale bomen, wordt daarin gespaard. De bouwstenen van deze groenstructuur voorzien in voldoende mogelijkheden en kansen voor natuurontwikkeling maar ook om een natuurlijke verbinding te maken met het centrum van Valkenswaard. In het gebied wordt een wadi opgenomen voor retentie van het regenwater.
De groenzone aan de Lijsterbeslaan en het bosje bij de Waterlaat blijven behouden. Ze vormen een houtwal die als landschappelijk element aansluit op de kwaliteiten van het Dommeldal. De groenzone behoudt de functie als parkzone voor de wijk ‘t Gegraaf. Daarnaast wordt ook één bestaande boom vanwege zijn waarde specifiek in het bestemmingsplan beschermd.
Locatie waardevolle boom
Verkeer en parkeren
Het plangebied takt aan op de Lijsterbeslaan en Waterlaat. Uitgangspunt is dat er geen onevenredige negatieve effecten mogen ontstaan voor de verkeerssituatie voor zowel de nieuwe woonbuurt als de bestaande wijken. Daarmee ligt er voor de gemeente een verkeersopgave voor de hoek Lijsterbeslaan / Nieuwe Waalreseweg / Waterlaat. De gemeente heeft onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om een goede verkeersontsluiting te garanderen. Uitgangspunt is om het huidige kruispunt zoveel mogelijk te behouden en de Lijsterbeslaan hier rechtstreeks op aan te sluiten. Vooruitlopend op het ontwerp maakt het kruisingsvlak reeds deel uit van het plangebied.
Vanaf de Lijsterbeslaan en de Waterlaat worden de woonstraten in het nieuwe woongebied ontsloten. Het gehele gebied zal ingericht worden als 30 km zone. De aansluiting met de Tienendreef via de Waterlaat blijft behouden als éénrichtingsverkeer.
Parkeren vindt deels op eigen terrein plaats, deels in de openbare ruimte. Hierbij moet voldaan worden aan het parkeerbeleid van de gemeente Valkenswaard. Op basis van het indicatieve verkavelingsplan is een parkeerbalans opgesteld. Hierbij geldt voor de 80 woningen een totale parkeerbehoefte van 128,75 parkeerplaatsen. Deze worden gerealiseerd door 56 parkeerplaatsen op eigen terrein en 76 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Hiermee voldoet het indicatieve verkavelingsplan aan het parkeerbeleid van de gemeente Valkenswaard.
Het parkeren voor het kantoorgebouw dient op eigen terrein plaats te vinden. Het betreft dienstverlening zonder baliefunctie. De begrensde ruimte ten behoeve van de kantoorfunctie is afdoende om de parkeeropgave op te lossen. De verkeersbewegingen die vanwege de kantoorlocatie worden gegenereerd, worden nadrukkelijk meegenomen in de totale verkeersanalyse. Uitgangspunt daarbij is dat er geen onevenredige negatieve effecten mogen optreden voor zowel de nieuwe woonbuurten als de bestaande wijken. Indien nodig worden er passende verkeersmaatregelen genomen.
Het parkeren voor het kantoorgebouw wordt apart geregeld en kent een eigen ontsluiting vanaf de Waterlaat. Een zelfstandig terrein aan de zuidzijde is speciaal gereserveerd voor parkeergelegenheid voor de speeltuin Geenhoven.
Op basis van het indicatieve verkavelingsplan voor het deelgebied Hoppenbrouwers kan de parkeerbalans worden opgemaakt zoals in de tabel weergegeven.
Wanneer bij de ontwikkeling van het plangebied een wijziging plaats vindt van woningtypen, dient dit verwerkt te worden in de parkeerbalans. Consequenties voor het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein en voor het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte dient verwerkt te worden in het stedenbouwkundig plan.
Parkeerbalans op basis van indicatief verkavelingsplan
Bijzondere elementen
Aan de zuidzijde en de westzijde van het woongebied liggen twee leidingen voor de riolering. Deze leidingen moeten vrijblijven van bebouwing en diepwortelende beplanting (bomen).
Mogelijkheden voor het uitlaten van honden zijn aanwezig in de bestaande houtwal aan de Lijsterbeslaan. Deze uitlaatroute wordt uitgebreid door de aansluiting op wandelpaden in het Dommeldal. Tevens wordt er een wandelroute aangelegd door de groene wig.
Voor kinderen worden er een trapveld en een speelplek ingepast in de groene wig. Door de ligging nabij de Lijsterbeslaan kan deze gebruikt worden vanuit de nieuwe woonbuurt en vanuit de bestaande wijk ‘t Gegraaf.
Beeldkwaliteit
Voor de ontwikkeling van het Dommelkwartier is een beeldkwaliteitplan opgesteld dat gelijktijdig met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan is opgesteld als aanvulling op het ruimtelijk plan. Het beeldkwaliteitplan is gemaakt om de beeldkwaliteit in de woondeelgebieden vast te leggen. In het beeldkwaliteitplan worden randvoorwaarden en richtlijnen voor de inrichting van de publieke ruimte geformuleerd evenals uitspraken over de gewenste beeldwaarden van de bebouwing in relatie tot de publieke ruimte. Dat gebeurt door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van bebouwing en landschap en op welke landschappelijke structuren en elementen je zou moeten inspelen en welke streefbeelden daar bij horen. Binnen het woongebied Hoppenbrouwers worden in het beeldkwaliteitplan drie architectuureenheden onderscheiden waarvoor steeds specifiek de waardebepaling en gewenste ontwikkeling wordt aangegeven met daarbij beeldkwaliteitcriteria. Tevens zijn criteria opgenomen voor de verharding van de wegen en de inrichting van de groen-blauwe structuur.
5.4 De Weegbree
Het deelgebied De Weegbree wordt ontwikkeld als een afronding van het dorp Valkenswaard, zodat een betere overgang wordt gecreëerd tussen de bebouwing (het rood) en het Dommeldal (het groen). Deze overgang wordt gerealiseerd door landschappelijke structuren vanuit het Dommeldal door te laten lopen in het deelgebied. Het betreft hier enkele houtwallen in oostwest-richting, een te ontwikkelen natuurgebied aan de noordzijde en het oude zandpad centraal door het gebied. Het zandpad heeft een cultuurhistorische betekenis en blijft behouden in het gebied. De groenzone langs het zandpad en het te ontwikkelen natuurgebied aan de noordzijde zullen gecombineerd worden met infiltratievoorzieningen. De infiltratievoorzieningen versterken de groenstructuur en zijn essentieel om te kunnen voldoen aan de voorwaarden vanuit de beschermingszone natte natuurparel.
Grenzend aan het oude zandpad en aan het Dommeldal worden bijzondere clusters bebouwing gerealiseerd. Het gaat om woningen die door parkeeroplossingen aan de andere zijde direct in het groen staan. Hiermee worden in situering en architectuur voorwaarden gegenereerd voor een unieke afronding van de kern. Grenzend aan het perceel met de monumentale bunker worden enkele vrijstaande woningen gerealiseerd zodat er sprake is van een geleidelijke en groene overgang.
Centraal door het woongebied loopt een ontsluitingsweg die aan de noordoostzijde eindigt op een plein. De ontsluitingsweg wordt begeleid door een gevarieerde woonbebouwing. Het gebied krijgt hiermee een sterke interne structuur gericht op de ontsluitingsweg (introvert), gecombineerd met een structuur die zich juist sterk richt op het Dommeldal en het groen langs het zandpad (extravert). Het introverte karakter aan de ontsluitingsweg wordt doorbroken aan de noordzijde waar het woongebied zich opent richting het nieuw te ontwikkelen natuurgebied.
Met deze ontwikkeling krijgt het gebied verschillende randen die zich op een passende wijze voegen in het huidige karakter van de omgeving. Aan de westzijde oriënteert de bebouwing zich op het Dommeldal, gekenmerkt door de afwisseling aan begroeiing, graslanden en poelen. Aan de noordzijde richt de bebouwing zich op het nieuw te ontwikkelen natuurgebied. Op verschillende plaatsen dragen houtwallen bij aan een passende landschappelijke overgang. Aan de Weegbree blijft een groenzone behouden met bomen die zorgt voor een landschappelijke overgang met de wijk ’t Gegraaf. Hier wordt ook een voetpad toegevoegd aan de zijde van de nieuwe woonbuurt.
Indicatieve verkaveling Weegbree
Woningbouw Nieuwe Waalreseweg
Bij de stedenbouwkundige afweging en ontwikkeling van het totale plangebied voor het Dommelkwartier is met nadruk gekeken naar de relatie met aangrenzende gebieden. Daarbij is ook het al dan niet meenemen van het gebied tussen tuincentrum Coppelmans en de Bunker, afgewogen. Dit gebied kan worden beschouwd als onderdeel van de entree van Valkenswaard en vraagt om een passende ruimtelijke invulling. De gemeentelijke ambitie is om de entree ruimtelijk-stedenbouwkundig te verbeteren.
Locatie woningen Nieuwe Waalreseweg
Dit betreft een specifiek vraagstuk en staat wat dat betreft los van plan Dommelkwartier. Via een afzonderlijk ruimtelijk traject wil de gemeente Valkenswaard komen tot de beoogde verbetering, waarbij gedacht kan worden aan een invulling van het betreffende gebied met woningen die georiënteerd zijn op de Nieuwe Waalreseweg. Het zou de ontwikkeling betreffen van circa 5 woningen in een ruime opzet die de overgang vormen tussen het buitengebied en de bebouwde kom van Valkenswaard.
Woningbouwprogramma
Ontwikkeling van het deelgebied betreft een gevarieerd programma van grondgebonden woningen, afgestemd op de vraag binnen de gemeente Valkenswaard. In het hele gebied komen grondgebonden woningen, waarvan 30% in de goedkope sector, zoals omschreven in de door de gemeenteraad vastgestelde woonvisie.
Aan het Dommeldal en de groenzone bij het oude zandpad wordt gestreefd naar eenduidige en gelijke bouwvolumes als heldere eenheden aan het groen. Langs de interne ontsluitingsweg is een afwisseling aan woningtypes mogelijk. Het betreft een cluster van 45 rijwoningen in het zuidelijke deel. In het overige gebied komen gemengd vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen voor.
In het bestemmingsplan worden de woningtypes mogelijk gemaakt zoals aangegeven op de kaart.
Groen en water
De groenstructuur in het plangebied sluit aan op de visie en het inrichtingsplan voor het Dommeldal. Bijzonder aan dit gebied is dat het cultuurhistorisch waardevolle zandpad de landschappelijke ruggengraat vormt van het woongebied. Het Dommeldal is aan deze zijde ook veel opener en weidser. Deze ingrediënten worden gebruikt om de overgang tussen bebouwing en landschap vorm te geven. Bosjes, open weilanden en struwelen wisselen elkaar hier af en zorgen voor uitzicht en vergezichten. Gelijktijdig zorgen ze voor een afwisseling in intimiteit, omdat deze rand aansluit op de recreatieve structuur aan de zuidkant van het plangebied. Waterbergingen worden landschappelijk opgezet, zodat ze bijna natuurlijke elementen in de groenstructuur vormen. Daarnaast zijn ze interessant als speelgebieden. Kleine weilanden voorzien in de behoefte van dierenliefhebbers maar ook hier krijgt natuurontwikkeling alle ruimte.
Het bergbezinkbassin is landschappelijk ingepast en vormt de voet van een smalle wandeldijk het Dommeldal in. Dit is een van de weinige plekken in het plangebied waar de wandelaar tot dicht aan het water kan komen. Daarmee ontstaat ook een bijzondere uitzichtplek met de lengte van het Dommeldal mee. De grote landschappelijke afwisseling in dit deel biedt heel veel ruimtelijke kwaliteit en identiteit voor het Dommeldal maar ook voor de nieuw te bouwen wijk.
Kleine weilanden voor dierenliefhebbers
Dommeldal opener en weidser
Verkeer en parkeren
Het plangebied takt aan op de Weegbree. Vanaf deze weg wordt het woongebied via een interne ontsluitingslus ontsloten. Vanaf de ontsluitingslus zijn de diverse parkeerhoven in het gebied bereikbaar. De ontsluitingslus eindigt aan de noordoostzijde op een plein. Het gehele gebied zal ingericht worden als 30 km/uur-zone. Indien bij calamiteiten het calamiteitenverkeer gebruik moet maken van een alternatieve route is hierin voorzien vanaf de noordoostzijde via de wandelpaden en het oude zandpand naar de weg de Weegbree.
Parkeren vindt deels op eigen terrein plaats en deels in de openbare ruimte. Hierbij moet voldaan worden aan het parkeerbeleid van de gemeente Valkenswaard. Op basis van het indicatieve verkavelingsplan is een parkeerbalans opgesteld (zie tabel). Hierbij geldt voor de 126 woningen een totale parkeerbehoefte van 214,15 parkeerplaatsen. Deze worden gerealiseerd door 103 parkeerplaatsen op eigen terrein en 122 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Hiermee voldoet het indicatieve verkavelingsplan aan het parkeerbeleid van de gemeente Valkenswaard.
Op basis van het indicatieve verkavelingsplan voor het deelgebied De Weegbree kan onderstaande parkeerbalans worden opgemaakt.
Wanneer bij de ontwikkeling van het plangebied een wijziging plaatsvindt van woningtypen, dient dit verwerkt te worden in de parkeerbalans. Consequenties voor het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein en voor het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte dient verwerkt te worden in het stedenbouwkundig plan.
Bijzondere elementen
De woonbuurt heeft diverse mogelijkheden voor spelen en het uitlaten van honden. Centraal in de buurt, bij het oude zandpad, wordt een speelplek ingericht met spelaanleidingen en/of speeltoestellen voor kinderen in alle leeftijden. Daarnaast wordt aan de noordzijde in het groen een trapveld gerealiseerd. Naast deze aangelegde speelmogelijkheden biedt het plan vele andere mogelijkheden voor spelen in de diverse groene ruimtes langs het zandpad en in het Dommeldal.
Het oude zandpad heeft nu al een functie voor mensen uit de wijk ‘t Gegraaf voor het uitlaten van honden. Deze mogelijkheid blijft ook in de nieuwe situatie. Daarnaast worden de wandelmogelijkheden vergroot door de uitbreiding van de wandelpaden in het woongebied en in het Dommeldal.
Beeldkwaliteit
Voor de ontwikkeling van het Dommelkwartier is een beeldkwaliteitplan opgesteld dat gelijktijdig met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld. Het beeldkwaliteitplan is opgesteld als aanvulling op het ruimtelijk plan. Het beeldkwaliteitplan is gemaakt om de beeldkwaliteit in de woondeelgebieden vast te leggen. In het beeldkwaliteitplan worden randvoorwaarden en richtlijnen voor de inrichting van de publieke ruimte geformuleerd evenals uitspraken over de gewenste beeldwaarden van de bebouwing in relatie tot de publieke ruimte. Dat gebeurt door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van bebouwing en landschap en op welke landschappelijke structuren en elementen je zou moeten inspelen en welke streefbeelden daar bij horen. Binnen het woongebied De Weegbree worden in het beeldkwaliteitplan drie architectuureenheden onderscheiden waarvoor steeds specifiek de waardebepaling en gewenste ontwikkeling wordt aangegeven met daarbij beeldkwaliteitcriteria. Tevens zijn criteria opgenomen voor de verharding van de wegen en de inrichting van de groen-blauwe structuur.
Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecen
6.1 Handhaving
Toezicht en handhaving van een bestemmingsplan houden in de eerste plaats in, dat van overheidswege wordt gekeken op de naleving van de regelgeving. De gemeente inventariseert de uitkomsten van een dergelijk onderzoek en vormt zich een oordeel. Tenslotte beslist zij of er interventies in de vorm van maatregelen en acties nodig zijn. De praktische uitwerking is nader in dit hoofdstuk beschreven.
Als een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld en op termijn een ander ruimtelijk rechtsregime gaat gelden, dient de gemeente op een bepaald ijkmoment inzicht te hebben, wat er feitelijk aan bouwwerken in een gebied aanwezig is, hoe deze en de onbebouwde omgeving worden gebruikt.
De rechtssituatie gaat specifiek een rol spelen als in het kader van toezicht en handhaving teruggegrepen moet worden op het overgangsrecht, zoals dat in het geldend bestemmingsplan is beschreven. Op grond van het overgangsrecht is met objectieve feiten vast te stellen hoe de rechtssituatie is en of er bouw- en of gebruiksregels zijn overtreden. Het geheel geeft duidelijkheid aan burgers en overheid over en weer. Het systeem biedt de gemeente de mogelijkheid, als het opleggen van een dwangsom geen zin heeft gehad, op te treden via de weg van bestuursdwang. Eventueel kan door inschakeling van justitie een procedure in gang worden gezet die gericht is op vervolging wegens het begaan van een strafbaar feit. Het betreft hier de activiteiten die in de planregels worden ingeleid met de zinsnede "het is verboden ………".
6.2 Toepassing Grondexploitatiewet
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Recent is de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd, waardoor voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs. Voor het plan Dommelkwartier is dat echter niet het geval (zie paragraaf 6.3).
6.3 Financiële Uitvoerbaarheid
De ontwikkelingen betreffen deels particuliere gronden, deels gronden van de gemeente Valkenswaard. Er worden twee exploitatieplannen opgesteld, één voor Hoppenbrouwers en één voor De Weegbree. Tevens is het de bedoeling om anterieure overeenkomsten tussen de gemeente Valkenswaard en de ontwikkelende partijen af te sluiten, waarin (financiële) afspraken worden gemaakt over de realisatie, fasering en de ontwikkeling van de natuur in het Dommeldal. In deze documenten wordt naast de woningtypes, inrichting openbare ruimte en fasering nadrukkelijk de landschaps- en natuurverbetering zeker gesteld, zowel financieel als qua planning en uitvoering. Belangrijk uitgangspunt voor de gemeente is dat de beoogde woningbouw niet kan plaatsvinden zonder een investering in natuur en landschap in het Dommeldal.
Indien niet met alle partijen anterieure overeenkomsten (kunnen) worden gesloten, worden de toerekenbare kosten verhaald bij de afgifte van omgevingsvergunning(en) conform het vast te stellen exploitatieplan.
Het exploitatieplan zal gelijktijdig met het bestemmingsplan worden vastgesteld door de gemeenteraad van Valkenswaard.
Hoofdstuk 7 Juridische Regeling
7.1 Algemeen
Dit hoofdstuk bespreekt de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en bestemmingsplanregels, die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de planregels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
7.2 Verbeelding
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt dat een bestemmingsplan één of meer verbeeldingen bevat. Dit plan kent één verbeelding.
Als ondergrond voor de verbeelding zijn de kadastrale kaart en GBKN-kaart gebruikt. De bestemmingen op de verbeelding zijn door kleuren en coderingen aangegeven. Daarnaast zijn ook de nodige aanduidingen opgenomen voor specifieke toepassingen. De bestemmingen en de aanduidingen op de verbeelding zijn getekend overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) en het handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente Valkenswaard. De SVBP 2008 is de landelijke standaard waaraan bestemmingsplannen per 1 januari 2010 dienen te voldoen.
7.3 Bestemmingsplanregels
De opzet van de bestemmingsplanregels is gebaseerd op de SVBP 2008, de standaardregels van de gemeente Valkenswaard en de standaardregels uit het Besluit ruimtelijke ordening. In de navolgende tekst worden de regels artikelsgewijs toegelicht. Deze toelichting heeft enkel betrekking op eventuele bijzonderheden uit de diverse artikelen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Artikel 1 Begrippen
- Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden in de verdere bestemmingsplanregels gehanteerde begrippen nader omschreven om bij de toepassing duidelijkheid te geven aan betekenis en reikwijdte.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel beschrijft de wijze van meten om bij hantering van sommige begrippen duidelijk te maken wat de uitgangspunten zijn om de maat te bepalen en hoe een en ander in praktische zin moet worden verklaard en toegepast.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur
- Artikel 4 Dienstverlening
- Artikel 5 Groen
- Artikel 6 Natuur
- Artikel 7 Tuin
- Artikel 8 Verkeer
- Artikel 9 Verkeer – Verblijfsgebied
- Artikel 10 Water
- Artikel 11 Wonen
- Artikel 12 Leiding – Riool
- Artikel 13 Waarde – Archeologie
- Artikel 14 Waarde - Hydrologie
- Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur
Binnen het Dommeldal zijn de gronden met een beoogd gebruik als weilanden en hooilanden bestemd als ‘Agrarisch met waarden – Natuur’. Binnen de bestemming zijn specifieke randvoorwaarden opgenomen om de beoogde doelstellingen ten aanzien van landschap, natuur, ecologie, cultuurhistorie en waterhuishouding te behalen. De gronden krijgen een extensieve agrarische functie met beperkende maatregelen ten aanzien van bouwmogelijkheden en het gebruik. Hout- en boomwallen, boomgroepen, solitaire bomen, watersystemen en andere landschapselementen vormen onderdeel van het agrarische landschap.
Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen voor dierenweides, ten behoeve van extensieve recreatie en het houden van paarden, en een hertenpark. Uitsluitend op deze plaatsen zijn gebouwen toegestaan. De dierenweides en hertenpark zijn gesitueerd in de kernrandzones van het Dommeldal. Het betreft een zone direct grenzend aan de Kornoeljelaan, alsmede een klein deel aan de kant van Dommelen.
Artikel 4 Dienstverlening
Binnen het deelgebied Hoppenbrouwers is een bestemming dienstverlening (zonder baliefunctie) opgenomen ten behoeve van de realisatie van een kantoorgebouw.
Artikel 5 Groen
Binnen de bestemming is ruimte voor algemene groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen. Ook zijn binnen de bestemming de volkstuinen in het Dommeldal en het cultuurhistorisch waardevolle pad binnen het deelgebied De Weegbree opgenomen. De volkstuinen zijn gesitueerd in de kernrandzone van het Dommeldal direct grenzend aan de Kornoeljelaan.
Artikel 6 Natuur
Een groot deel van Dommeldal heeft de bestemming ‘Natuur’ gekregen. Hierbinnen vallen de gronden die door de provincie als EHS bestemd zijn, een oeverzone van 20 meter aan weerszijden van de Dommel en de bosgebieden. Ook de te realiseren bergbezinkbassins zijn ondergebracht in deze bestemming. De natuurbestemming wordt beschermd door middel van specifieke regels.
Artikel 7 Tuin
Aangrenzend aan de bestemming ‘Wonen’ is de bestemming ‘Tuin’ toegevoegd. Deze bestemming loopt tot maximaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak voor de hoofdgebouwen.
Artikel 8 Verkeer
Deze bestemming geldt voor wegen en straten ten behoeve van de verkeersontsluiting van de woningbouwlocaties.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming geldt voor straten en pleinen, waarop het verkeer zijn eindbestemming heeft. De gronden zijn primair bedoeld om er (als voetganger) enige tijd door te brengen en verder voor de ontsluiting van aanliggende of nabijgelegen percelen. Tevens is de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ bedoeld voor gestructureerd parkeren en verder ook voor zogenaamd aankledingsgroen als onderdeel van de straatinrichting, zonder dat sprake is van een grootschalige structurele groeninvulling. Daarnaast zijn er speelvoorzieningen toegestaan en objecten van openbaar nut. De bestemming is opgenomen voor de fietspaden door het Dommeldal.
Artikel 10 Water
Watergang De Dommel heeft de bestemming ‘Water’ gekregen. Ter bescherming van het waardevolle karakter van De Dommel is een specifieke regeling opgenomen.
Artikel 11 Wonen
Het artikel ‘Wonen’ maakt enkel de bouw van grondgebonden eengezinswoningen mogelijk. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is onderscheid gemaakt in vier woningtypen, aansluitend op het stedenbouwkundig plan. Met betrekking tot het bouwen worden enkele bouwregels geformuleerd. Hoofdgebouwen mogen enkel gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ en/of ‘twee-aaneen’. Het type woning dient overeen te komen met de betreffende aanduiding. Voor vrijstaande woningen geldt dat de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m bedraagt. Voor geschakelde en twee-aangebouwde woningen geldt dat de afstand van hoofdgebouwen tot minimaal één zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt. Verder mogen patiowoningen en aaneengebouwde woningen opgericht worden ter plaatse van de bijbehorende aanduiding.
Het gebruik van een woning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep vraagt nader aandacht. In de begripsbepalingen onder artikel 1 zijn deze thuisactiviteiten omschreven en nader ingekaderd. Onder bepaalde condities mag een aan-huis-verbonden beroep worden uitgeoefend. Ook beroepen als schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper worden daartoe gerekend, mits het zogenaamde eenmanszaken betreft.
Artikel 12 Leiding - Riool
In het deelgebied Hoppenbrouwers ligt een stamriool. Bij de Lijsterbeslaan en de Kornoeljelaan zijn nieuwe leidingen aangelegd voor de lokale versterking van de overheidsvoorzieningen ten behoeve van de afvoer van regenwater en de verbetering van de plaatselijke waterhuishouding. Deze nieuwe leidingen sluiten aan op het te realiseren bergbezinkbassin aan ten noorden van de Kornoeljelaan. De leidingen en de zakelijk rechtstrook van de leidingen zijn als dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Opgenomen is dat het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden uitsluitend toelaatbaar is indien de belangen in verband met de leiding zich hier niet tegen verzetten.
Artikel 13 Waarde - Archeologie
In het deelgebied De Weegbree is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Er zijn enkele waardevolle vondsten gedaan. Het selectiebesluit geeft aan dat enkele behoudenswaardige vindplaatsen ex situ behouden moeten worden. Ter bescherming van de waarden wordt een dubbelbestemming opgenomen. Door middel van specifieke regels worden de waarden beschermd.
Artikel 14 Waarde - Hydrologie
Ter weerszijde van de Dommel is voor de oeverzone van 25 meter een dubbelbestemming ‘Waarde – Hydrologie’ opgenomen ter bescherming van de beek. De gronden zijn mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen.
Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Een deel van de gronden in het Dommeldal vormt onderdeel van het regionaal waterbergingsgebied. Een dubbelbestemming is opgenomen om de functie van de gronden voor de tijdelijke opvang van water te beschermen. Bouwen en het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is enkel toegestaan indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Het bevoegd gezag dient hierbij advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
- Artikel 17 Algemene bouwregels
- Artikel 18 Algemene gebruiksregels
- Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
- Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
- Artikel 21 Algemene wijzigingsregels
- Artikel 22 Algemene procedureregels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel bepaalt dat gronden, die betrokken zijn bij (de uitvoering van) een bouwplan, niet nogmaals kunnen worden betrokken bij de beoordeling van een ander bouwplan.
Artikel 17 Algemene bouwregels
Dit artikel regelt algemene bouwmogelijkheden. Voor patiowoningen wordt bijvoorbeeld de mogelijkheid geboden om erkers buiten het bestemmingsvlak ‘Wonen’ op te richten indien dit vanwege stedenbouwkundige uitgangspunten gewenst is. Ook is in dit artikel opgenomen dat aan het gemeentelijke parkeerbeleid voldaan moet worden. Deze nota is integraal als bijlage bij de regels opgenomen. Bepalingen zijn opgenomen voor parkeren op eigen terrein bij vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, patiowoningen en dienstverlenende bedrijven.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Dit artikel regelt het gebruik van de bebouwing en de gronden.
Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn specifieke regels opgenomen voor bescherming van het attentiegebied ehs. Opgenomen is dat er aan een omgevingsvergunning verplichtingen kunnen worden verbonden waarbij het betrokken waterschapsbestuur dient te worden gehoord.
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal situaties biedt deze regeling uitkomst om af te wijken van de reguliere bepalingen van het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel. Op deze algemene afwijkingsbepaling kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor het oprichten van bouwwerken ter wering van geluidhinder, voor gebouwtjes ten dienste van het verkeer of openbaar nut, voor antennes en zendmasten en voor bepaalde bouwwerken op of direct nabij de openbare weg.
Artikel 21 Algemene wijzigingsregels
Voor een aantal situaties biedt deze regeling uitkomst om af te wijken van de reguliere bepalingen van het bestemmingsplan. De bestemming kan daarvoor worden gewijzigd. Het gaat daarbij om het verleggen van bestemmingsgrenzen indien noodzakelijk in verband met de werkelijke situatie, de verkeersveiligheid en/of intensiteit.
Artikel 22 Algemene procedureregels
Dit artikel bevat de procedureregels voor het stellen van nadere eisen en het toepassen van een wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
- Artikel 23 Overgangsrecht
- Artikel 24 Slotregel
Artikel 23 Overgangsrecht
In dit artikel wordt gesproken over bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan bestaan, in uitvoering zijn, dan wel kunnen worden gebouwd. Het gaat hier om verleende bouwvergunningen en omgevingsvergunningen op grond van de Woningwet vóór het tijdstip van tervisielegging van dit bestemmingsplan in het kader van de vaststellingsprocedure.
Artikel 24 Slotregel
Dit artikel geeft de titel van de bestemmingsplanregels.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.
8.2 Procedure
8.2.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is onderhavig ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- de VROM-inspectie;
- het Waterschap De Dommel;
- de directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van de provincie Noord-Brabant;
- het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven;
- de Wijkcommissie ’t Gegraaf.
De genoemde instanties hebben een reactie ingediend in het kader van het vooroverleg. De reacties zijn in de nota van inspraak en vooroverleg weergegeven en beantwoord. Het bestemmingsplan is aangepast / aangescherpt op basis van de reacties uit het vooroverleg tot voorliggend ontwerp bestemmingsplan. De nota van vooroverleg en inspraak is als bijlage 10 Nota vooroverleg en inspraak bijgevoegd bij het bestemmingsplan.
8.2.2 Inspraak
In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan ‘Dommelkwartier’ met ingang van 10 februari 2011 gedurende 4 weken voor een ieder ter inzage gelegen in de informatiehoek van het gemeentehuis en kon het voorontwerpbestemmingsplan geraadpleegd worden op de gemeentelijke website www.valkenswaard.nl. Dit is gepubliceerd in de Kempener Koerier van woensdag 9 februari 2011, waarbij iedereen de mogelijkheid is geboden om zijn of haar inspraakreactie gedurende de inzage termijn omtrent het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Op 14 februari 2011 is een informatieavond gehouden in zalencentrum de Bonte Koe in de wijk ‘t Gegraaf te Valkenswaard.
Gedurende voornoemde periode zijn in totaal 15 reacties in het kader van de inspraak binnengekomen. Er is een nota van inspraak en vooroverleg opgesteld waarin de ingediende reacties uiteengezet zijn en van een antwoord voorzien. Aan de hand van de nota is het bestemmingsplan aangepast / aangescherpt tot het voorliggende ontwerp bestemmingsplan Dommelkwartier. De wijze waarop de aanpassingen hebben plaatsgevonden, is in de nota geformuleerd via:
- 1. antwoorden op de vooroverlegreacties
- 2. antwoorden op de inspraakreacties
- 3. ambtshalve wijzigingen
De nota van vooroverleg en inspraak is als bijlage 10 Nota vooroverleg en inspraak bijgevoegd bij het bestemmingsplan.
8.2.3 Zienswijze en vaststelling
In het kader van de inspraak heeft het ontwerp bestemmingsplan ‘Dommelkwartier’ met ingang van 24 mei 2012 gedurende zes weken ter visie gelegen. Het bestemmingsplan was in te zien in de informatiehoek van het gemeentehuis, in de leeszaal van de openbare bibliotheek aan de De Hofnar 12 in Valkenswaard, in het dorpshuis in Borkel en Schaft en in ontmoetingscentrum De Belleman in Dommelen. Tevens was het plan te raadplegen via de gemeentelijke website www.ruimtelijkeplannenvalkenswaard.nl en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit is gepubliceerd op de gemeentelijke website, in de Kempener Koerier van 23 mei 2012 en in de Staatscourant van 23 mei 2012. De gemeente Valkenswaard heeft op maandag 11 juni 2012 een inloopavond georganiseerd over het plan in cultureel centrum de Bonte Koe aan de Kerstroosstraat in Valkenswaard.
Belangrijk onderdeel van plan Dommelkwartier is het duurzaam inrichten van het Dommeldal tussen Dommelen en Valkenswaard. Hiervoor is een uitgebreide inrichtingsvisie Dommeldal opgesteld, die integraal onderdeel uitmaakt van het ontwerp bestemmingsplan. Het inrichtingsplan Dommeldal heeft gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen.
Tijdens de tervisielegging van zes weken was het voor iedereen mogelijk om schriftelijk een zienswijze in te brengen bij de gemeenteraad van Valkenswaard. Tevens was het mogelijk om na het maken van een afspraak, een mondelinge zienswijze in de dienen. Gedurende voornoemde periode zijn in totaal 57 zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn binnengekomen en derhalve ontvankelijk. De ingediende zienswijzen zijn beantwoord in de ‘Nota van beantwoording zienswijzen’ d.d. 23 oktober 2012. De ‘Nota van beantwoording zienswijzen’ is opgenomen als bijlage 11 Nota van beantwoording zienswijzen bij deze toelichting. In de nota is aangegeven op welke wijze de zienswijzen aanleiding zijn tot wijzigen van het bestemmingsplan.
In de ‘Staat van wijzigingen’ zijn de wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen beschreven.
De wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen betreffen in hoofdlijnen:
- Een zone van 25 meter ter weerszijden van de Dommel krijgt de bestemming ‘Natuur’ en een dubbelbestemming ‘Waarde – Hydrologie’ ter bescherming van de beek. Tevens wordt ten behoeve van beekherstel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen van ‘Natuur’ naar ‘Water’ en omgekeerd.
- Om vast te stellen of wijzigingen zijn opgetreden in het voorkomen van beschermde soorten flora en fauna in het gebied is in 2012 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar beschermde soorten. Uit het onderzoek blijkt dat de geplande bebouwing van de Hoppenbrouwers en De Weegbree niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten planten en dieren. Het Dommeldal vormt leefgebied voor diverse beschermde soorten. Voor alle soorten geldt dat geen negatieve effecten worden verwacht en dat natuurontwikkeling in het Dommeldal netto leidt tot geen effect of een verbetering van het leefgebied (positief effect). Verbodsbepalingen worden niet overtreden. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, met inachtneming van een tweetal aanbeveling. Het onderzoek wordt opgenomen in de bijlagen.
- Om het aspect luchtkwaliteit te onderbouwen is voor Hoppenbrouwers en De Weegbree een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet Luchtkwaliteit. Er zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd met behulp van het rekenprogramma Webbased CAR II (versie 11-0). Uit het onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de twee plannen ruimschoots aan de grenswaarden van Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer voldoet. Geconcludeerd wordt dat de plannen niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteitseisen.
- Bij de planbeschrijving van het Dommeldal wordt toegevoegd dat direct grenzend aan de Kornoeljelaan, alsmede een klein deel aan de kant van Dommelen is aangewezen als kernrandzone. De kernrandzone is geschikt voor recreatieve functies als volkstuinen, dierenweides en een hertenkampje. Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en de bouwmogelijkheden van de kernrandzone wordt voldaan aan de regeling in artikel 11.10 van de Verordening Ruimte 2012 van de Provincie Noord Brabant ten aanzien van kleinschalige vrije-tijds-voorzieningen.
De ambtshalve wijzigingen betreffen in hoofdlijnen:
- Het beoogde woningbouwprogramma voor de Hoppenbrouwers wordt gewijzigd voor een goede afstemming met andere ontwikkelingslocaties binnen de gemeente Valkenswaard en met name in afstemming met de ontwikkeling van Lage Heide. Door de wijziging wordt beter aangesloten op de woningbehoefte binnen de gemeente en de regio. In het woongebied worden meer goedkope woningcategorieën opgenomen en minder dure kavels. Aan de Lijsterbeslaan worden rijwoningen gesitueerd, ontsloten vanaf een kleine ventweg van de Lijsterbeslaan met parkeervoorzieningen. Daarnaast zijn er patiowoningen opgenomen, met name bestemd voor de huisvesting van senioren. Het betreft de realisatie van in totaal 80 woningen.
- In de planregels wordt opgenomen dat aan het gemeentelijke parkeerbeleid voldaan moet worden. De beleidsnota ‘Parkeernormering’ van de gemeente Valkenswaard wordt opgenomen in de bijlage bij de planregels.
De ‘Staat van wijzigingen’ is opgenomen in bijlage 12 Staat van wijzigingen bij deze toelichting.
Bijlage 1 Beleidsnota Parkeernormering
Bijlage 1 Beleidsnota parkeernormering
Bijlage 1 Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 1 Bedrijven en milieuzonering
Bijlage 2 Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Bodem
Bijlage 4 Waterparagraaf
Bijlage 5 Flora En Fauna
Bijlage 6 Luchtkwaliteit
Bijlage 7 Archeologie
Bijlage 8 Inrichtingsplan Dommeldal Bureau Waardenburg
Bijlage 8 Inrichtingsplan Dommeldal Bureau Waardenburg
Bijlage 9 Inrichtingsplan Dommeldal Ontwerpburo Bert Huls
Bijlage 9 Inrichtingsplan Dommeldal Ontwerpburo Bert Huls
Bijlage 10 Nota Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 10 Nota vooroverleg en inspraak
Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 11 Nota van beantwoording zienswijzen