Eurocircuit Valkenswaard
Bestemmingsplan - Gemeente Valkenswaard
Vastgesteld op 07-11-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' van de gemeente Valkenswaard.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch grondgebruik
bedrijfsmatig en/of hobbymatig gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met uitzondering van moestuinen buiten de daarvoor aangewezen gebieden.
1.6 autocircuit
een terrein bestaande uit een geaccidenteerd wedstrijdcircuit voor de autosport dat voor 60% uit verhard en 40% uit onverhard wegoppervlak bestaat.
1.7 autosportactiviteit
het daadwerkelijk uitoefenen van de autosport op het autocircuit binnen het autosportterrein.
1.8 autosportterrein
een terrein bestaande uit een autocircuit en bijbehorende om- en tussenliggende gronden.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.11 bestaand(e situatie)
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;
- b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;
- c. bij maaiveld: het maaiveld zoals dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in aanleg is, dan wel aangelegd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, met uitzondering van situaties die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gerealiseerd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 constructie
alles wat herleidbaar uit twee of meer delen is samengevoegd en of een manier waarop twee onderdelen zijn samengevoegd.
1.21 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.22 dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken, ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 diepwortelende beplanting
meerjarige beplanting met houtige wortels, welke onder algemene omstandigheden dieper wortelt dan 1 meter.
1.25 eendaagse weekendwedstrijd
een nationale of internationale motorsport- of autosporttwedstrijd of -kampioenschap die gehouden wordt in het weekend en maar één dag in het weekend mag plaatsvinden met een beperkte publieksaantrekkende werking.
1.26 Eurocircuit
het terrein gelegen aan de Victoriedijk/Kempervennendreef/Mgr. Smetsstraat, bestemd tot Sport en aangeduid met de aanduidingen 'autocircuit', 'motorcrossterrein', 'wielerbaan', 'specifieke vorm van sport - fietscrossterrein' en 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van sport - hondentraining'.
1.27 extensieve dagrecreatie
vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, het gebruik van gronden als ligweides en picknick-plaats, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is.
1.28 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.31 grootschalige tweedaagse weekendwedstrijd
een nationale of internationale motorsportwedstrijd of -kampioenschap die gehouden wordt in het weekend en twee dagen in het weekend mag plaatsvinden met een grote publieksaantrekkende werking. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de MXGP en de KNMV.
1.32 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of logies. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1, 2, 3 en 4 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare horecasoorten:
Horeca 1:
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkel-/bedrijfsvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
Horeca 2:
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, zoals restaurants, bistro's, (grand) cafés, hotels en pensions;
Horeca 3:
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
Horeca 4:
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische dranken zoals bars, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
1.33 inrichting
elke door de mens bedrijfsmatige of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht:
- het is een bedrijf of de omvang is bedrijfsmatig;
- de activiteit gebeurt op een bepaalde plek, niet op meerdere;
- de activiteit duurt ten minste zes maanden of keert regelmatig terug op dezelfde plek;
- de activiteit staat in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
1.34 jeugd- en jongerenwerk
sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd en jongeren, in de vrije tijd, onder (educatieve) begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd en jongeren die deelnemen op vrijwillige basis.
1.35 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.36 landschaps- of landschappelijke waarden
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurlijke elementen, waaronder het navolgende verstaan wordt:
- landschappelijke beplantingen: begroeiingselementen in het agrarische gebied of langs wegen en paden, bestaande uit opgaande beplanting (bossages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen, solitaire bomen), zonder een hoofdfunctie bosbouw of houtteelt;
- natuurlijke elementen: een begroeiings- of abiotisch element in het agrarisch gebied of langs wegen en paden, overwegend bestaande uit niet-opgaande beplanting, zoals moerasjes, poelen, overhoeken, steilrand, e.d.
1.37 lawaaisport
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen autosport, motorsport, (model)vliegsport.
1.38 luifel
een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund.
1.39 maximaal aantal ronden
het aantal deelnemers x het aantal manches per deelnemer x aantal ronden per manche.
1.40 motorcircuit
een terrein bestaande uit een geaccidenteerd wedstrijdcircuit voor de motorsport dat voor 100% uit onverhard wegoppervlak bestaat.
1.41 motorsportactiviteit
het daadwerkelijk, op onverhard terrein al dan niet voorzien van hindernissen, rijden met motorvoertuigen op twee of drie wielen of daarmee gelijk te stellen motorvoertuigen, met inbegrip van zijspanmotoren en trialmotoren, alsook quads.
1.42 motorsportterrein
een terrein bestaande uit een motorcircuit en bijbehorende om- en tussenliggende gronden.
1.43 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.44 nevenactiviteiten
aanvullende, ondergeschikte activiteiten niet zijnde auto- of motorsportactiviteiten, behorende bij de hoofdactiviteit.
1.45 normale onderhoud
onderhoud dat gelet op de bestemming met enige regelmaat plaatsvindt en noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van gronden en/of gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren. Hieronder valt onder meer het preparen en egaliseren van de baan voor en tijdens wedstrijddagen, trainingen of evenementen.
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen t.b.v. het algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen, installaties t.b.v. gas, water, elektriciteit en (tele-)communicatie.
1.47 ondergeschikte horeca
horeca in de categorie Horeca 1 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-horeca) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.
1.48 overkapping
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand.
1.49 peil
- a. bij nieuw te bouwen hoofd-/bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bouwwerken: het bestaande maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het hoofd-/bedrijfsgebouw;
- b. bij bestaande gebouwen: de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen voorzover het peil afwijkend is van het onder a bepaalde;
- c. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde of een afdak: het bestaande maaiveld ter plaatse;
- d. ter plaatse van water: de gemiddelde hoogte van de waterstand.
1.50 ruimtelijke ontwikkeling
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is.
1.51 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.52 standplaats
een plaats bestemd voor het plaatsen van een tent, een tentwagen, een camper, een caravan, een stacaravan, of een tenthuisje geen recreatiewoning zijnde.
1.53 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist, met een maximum van 6 maanden, te onderscheiden in:
- 1. lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels, containervelden, aardbeientafels en dergelijke;
- 2. hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 2,5 meter, zoals hagelnetten en -kappen, schaduwhallen, wandelkappen;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals containervelden, bakken op stellingen en regenkappen;
- c. overige teeltondersteunende voorzieningen, zoals boompalen, boomteelthekken en leidingen voor bodemverwarming, sproei- en druppelvoorzieningen.
1.54 trainingsdag
dag waarop auto- of motorsportactiviteiten plaats mogen vinden ter voorbereiding van wedstrijden.
1.55 tweedaagse weekendwedstrijd
een nationale of internationale motorsport- of autsportwedstrijd of -kampioenschap die gehouden wordt in het weekend en twee dagen in het weekend mag plaatsvinden met een beperkte publieksaantrekkende werking.
1.56 vakantieweek
georganiseerd door jeugd- en jongerenwerk voor en door jeugd en jongeren, inclusief op- en afbouw met als doel jeugd en jongeren een week vakantie met overnachting(en) aan te kunnen bieden waarbij op hun gerichte activiteiten worden georganiseerd.
1.57 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.58 weekend
zaterdagen en zondagen en algemeen erkende feestdagen of daarmee gelijkgestelde dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene termijnenwet die op een vrijdag of maandag vallen.
1.59 wedstrijd
een tijdelijk autosport- of motorsportevenement in wedstrijdverband.
1.60 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen - Landschapselement
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de ontwikkeling en/of instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting, groenvoorzieningen en natuur- en landschapswaarden;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. extensieve dagrecreatie;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. bestaande voet-, fiets- en zandpaden;
- f. perceelsontsluitingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Sport - Autosportterrein
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Autosportterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een autosportterrein ten behoeve van autosportactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een inrit en parkeerterrein voor parkeren ten behoeve van het autosportterrein en het motorsportterrein;
met de daarbij behorende:
- c. sportgebonden evenementen;
- d. wedstrijden;
- e. ondergeschikte horeca(kantines);
- f. ondergeschikte kampeeractiviteiten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. erven en terreinen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. wind- en zonne-energievoorzieningen;
- n. gebouwen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Sport - Fietscrossterrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Fietscrossterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen en sportieve doeleinden;
- b. een fietscrosswedstrijdbaan ten behoeve van fietscrossen;
- c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - vakantieactiviteiten' tevens voor jeugd- en jongerenwerk in de vorm van een vakantieweek;
met de daarbij behorende:
- d. sportgebonden evenementen;
- e. wedstrijden;
- f. ondergeschikte horeca(kantines);
- g. ondergeschikte kampeeractiviteiten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. wegen en paden;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. wind- en zonne-energievoorzieningen;
- o. gebouwen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Sport - Hondentraining
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Hondentraining' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen en sportieve doeleinden;
- b. een hondentrainingsveld ten behoeve van (politie)hondentrainingen;
met de daarbij behorende:
- c. sportgebonden evenementen;
- d. wedstrijden;
- e. ondergeschikte horeca(kantines);
- f. ondergeschikte kampeeractiviteiten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. erven en terreinen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. wind- en zonne-energievoorzieningen;
- n. gebouwen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Sport - Motorcrossterrein
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Motorcrossterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een motorcrossterrein ten behoeve van motorsportactiviteiten;
- b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - vakantieactiviteiten' tevens voor jeugd- en jongerenwerk in de vorm van een vakantieweek;
met de daarbij behorende:
- c. sportgebonden evenementen;
- d. wedstrijden;
- e. ondergeschikte horeca(kantines);
- f. ondergeschikte kampeeractiviteiten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. erven en terreinen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. wind- en zonne-energievoorzieningen;
- n. gebouwen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Sport - Wielerbaan
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Wielerbaan aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen en sportieve doeleinden;
- b. een wielerbaan voor niet gemotoriseerde voertuigen ten behoeve van wielrennen;
- c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - vakantieactiviteiten' tevens voor jeugd- en jongerenwerk in de vorm van een vakantieweek;
met de daarbij behorende:
- d. sportgebonden evenementen;
- e. wedstrijden;
- f. ondergeschikte horeca(kantines);
- g. ondergeschikte kampeeractiviteiten;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. wegen en paden;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. wind- en zonne-energievoorzieningen;
- o. gebouwen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor in hoofdzaak doorgaand verkeer;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van en zoals genoemd in artikel 11.1 omschreven bestemming, waarbij ook wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Artikel 12 Leiding - Koolwaterstof
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Koolwaterstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse koolwaterstofstransportleiding met een belemmeringenstrook ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
12.2 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van bepalingen met andere bestemmingen is artikel 23 van toepassing.
12.3 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in artikel 12.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3m.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.3 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere op deze gronden geldende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 4
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
13.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
13.3 Verstoringsregels
13.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
13.5 Uitzonderingen
Het in lid 13.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 10.6.1;
- f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
13.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 5
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
14.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
14.3 Verstoringsregels
14.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
14.5 Uitzonderingen
Het in lid 14.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. een verstoringsdiepte van 0,3 meter en 0,5 m bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
- b. voor gronden met een agrarische bestemming (artikelen 3 en 4) een verstoringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van het maaiveld;
- c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 14.6.1;
- h. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
14.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 6
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' (Gebied met een lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
15.2 Relatie met andere bestemmingen Waarde - Archeologie
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
15.3 Verstoringsregels
15.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
15.5 Uitzonderingen
Het in lid 15.3 gestelde verbod geldt niet:
- a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van:
- 1. vervanging van (een) bestaand(e) bouwwerk(en), waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld over een oppervlakte groter dan is toegestaan;
- 2. bestaande bestratingen;
- 3. beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een fundering van een bouwwerk dat bestond voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarin voor de eerste keer de archeologie werd beschermd;
- e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 12.6.1;
- f. indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op een perceel dat ter plaatse van de activiteiten aantoonbaar dieper is geroerd dan 0,3 meter.
15.6 Afwijken ten behoeve van verstoringen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.3 voor het verstoren van gronden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Waarde - Hydrologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Hydrologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen en de bestaande waterhuishouding van het hier binnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
16.2 Bouwregels
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Afwijkende maten
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, afwijkt van hetgeen in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
18.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, railingen, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, balkons, en balustrades met een transparantie van ten minste 75% per m2, mits:
- a. de overschrijding van de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,0 m;
- b. de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen ten behoeve van overstekende daken bedraagt maximaal 0,5 m;
- c. de overschrijding van overige bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt
- d. bij overschrijding van bouwgrenzen, zoals genoemd onder a. en c. van meer dan 1 meter dient de afstand van het ondergeschikte bouwdeel tot de dakrand ten minste gelijk te zijn aan de hoogte van het ondergeschikte bouwdeel met uitzondering van schoorstenen;
- e. ondergeschikte bouwdelen boven openbare ruimten niet lager gebouwd worden dan:
- 1. 4,50 boven peil ter hoogte van de rijbaan en een strook van 0,50 meter breedte aan weerszijden;
- 2. 2,20 meter boven peil ter hoogte van andere wegdelen.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
19.1 Gebruiksregels
19.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van de winning van schaliegas;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de ondergrondse opslag van gassen;
- e. het oprichten van lichtmasten binnen een afstand van 100 meter tot gronden met de bestemming Natuur.
Artikel 20 Algemene Parkeerregel
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormering, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
- b. In het geval van een functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormering, zoals geldend ten tijde van het moment van functiewijziging.
- c. Indien bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen het gebruik van een gebouw of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen op eigen terrein. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormering, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
- d. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals die is opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormering, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
- e. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden;
- f. Voor zover de gemeentelijke 'Beleidsnota parkeernormering Valkenswaard' niet voorziet in een parkeernorm voor een opgenomen functie en/of bestemming in het buitengebied wordt de vigerende CROW norm toegepast, waarbij het midden van de bandbreedte van de betreffende parkeernorm wordt aangehouden;
- g. Voor zover de vigerende CROW norm niet voorziet in een parkeernorm voor een functie in het buitengebied, wordt binnen deze publicatie de kolom "Rest bebouwde kom", het midden van de bandbreedte van de parkeernorm uit de categorie 'Niet stedelijk" toegepast.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 milieuzone - voormalige vuilstortplaats
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - voormalige vuilstortplaats' gelden de volgende bepalingen:
21.2 veiligheidszone - leiding
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen herbouw of nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
21.3 overige zone - vakantieactiviteiten
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vakantieactiviteiten' is jeugd- en jongerenwerk in de vorm van een vakantieweek toegestaan mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 1 week bedraagt;
- b. het aantal op- en afbouwdagen maximaal 2 dagen bedraagt.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
22.1 Algemeen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen in dit bestemmingsplan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van toegangspoorten met penanten, mits de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt,
- b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
- d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.2 Geluidwerende voorzieningen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen in dit bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor de aanleg en/of bouw van een geluidwerende voorziening (geluidwal en/of geluidscherm) met een maximale (bouw)hoogte van 6,5 m, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en onderliggende gronden;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de natuurlijke en landschappelijke waarden.
22.3 Voorzieningen opwekking duurzame energie
In afwijking van de desbetreffende bepalingen in dit bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor de aanleg en/of bouw van een voorziening voor de opwekking van duurzame energie met een maximale (bouw)hoogte van 10 m, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en onderliggende gronden;
- b. de natuurlijke en landschappelijke waarden.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Prioriteit dubbelbestemmingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard'.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Valkenswaard van 27 juni 2024.
Mij bekend,
de raadsgriffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In 1971 werd het Eurocircuit, het eerste permanente rallycrosscircuit ter wereld geopend. Door verschillende activiteiten en evenementen op het gebied van auto- en motorsport is het Eurocircuit op de internationale kaart gezet. Het terrein (ongeveer 61 ha) biedt ruimte voor trainingen en wedstrijden van de Nederlandse Rallycross Vereniging (NRV) en de Motorsportvereniging Valkenswaard (MVV). Naast gemotoriseerde sporten biedt het terrein ook ruimte aan wielervereniging TWC de Kempen, fietscrossvereniging Lion d'Or en politiehondenvereniging de Verdediger.
Voor een groot deel van Eurocircuit geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Een klein deel van het Eurocircuit kent geen planologische regeling meer, omdat het Uitbreidingsplan in hoofdzaak uit 1962 per 1 juli 2013 op grond van artikel 9.3.2. van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vervallen. Het is gewenst dat het Eurocircuit wordt opgenomen in een nieuw bestemmingsplan, zodat voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en er een actueel juridisch-planologisch kader geldt voor dit gebied (per 1 januari 2024 maakt dit bestemmingsplan tevens onderdeel uit van het tijdelijk omgevingsplan op basis van artikel 22.1 Omgevingswet en artikel 4.6 Invoeringswet).
In 2018 was reeds een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht. Maar vanwege (o.a.) een uitspraak van de Raad van State ten aanzien van het Programma Aanpak Stikstof, bleek dat het toen ter inzage gelegde ontwerp juridisch niet houdbaar was. De gemeenteraad besliste op 24 oktober 2019 om het bestemmingsplan dan ook niet vast te stellen. Daarnaast werd er ook besloten om de toekomst van het Eurocircuit breder op te pakken. Het projectteam Toekomst Eurocircuit werkte een aantal scenario's uit die in samenspraak met stakeholders verder tot stand zijn gekomen. Ook inwoners mochten hun mening over de scenario's geven via een gehouden burgerpeiling. Op 15 juli 2021 nam de gemeenteraad een definitief besluit over de toekomst van Eurocircuit en koos voor scenario 2 van de uitgewerkte scenario's: het feitelijke gebruik (daarmee wordt bedoeld het gebruik in de huidige situatie) vertalen naar een nieuw juridisch-planologisch kader (het vastleggen van de huidige fysieke feitelijke situatie en bijbehorend vergund gebruik van het Eurocircuit). Dit bestemmingsplan legt dat kader vast.
Een klein deel van het Eurocircuit ligt binnen de gemeente Bergeijk. Het betreft een gedeelte van de wielerbaan van TWC de Kempen. Om dit gedeelte van het Eurocircuit ook een nieuw juridisch-planologisch kader te geven loopt er in de gemeente Bergeijk een separaat bestemmingsplan die qua procedure zoveel als mogelijk parallel loopt met dit bestemmingsplan.
1.1.1 Toekomstvisie Eurocircuit
Nadat het eerdere ontwerp-bestemmingsplan 'Eurocircuit' niet was vastgesteld, is de gemeente Valkenswaard het project 'Toekomst Eurocircuit' gestart. Met dit project is samen met de omgeving en belanghebbenden onderzocht hoe de toekomst van dit terrein eruit zou moeten komen te zien. Dit leidde uiteindelijk tot een vijftal scenario's (zie Bijlage 1), namelijk:
- 1. terrein omvormen tot natuur
- 2. huidige feitelijke en fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik vastleggen in een nieuw bestemmingsplan
- 3. terrein omvormen tot leisurezone
- 4. het gebruik ten behoeve van crossen maximaal faciliteren
- 5. combinatiescenario.
De 5 scenario's zijn op een aantal criteria beoordeeld, namelijk:
- Positionering
- Maatschappelijke effecten
- Omgevingseffecten
- Effecten ruimtelijke ordening
- Juridische effecten
- Financiële effecten
- Effecten energie en afval
- Ecologische effecten (natuur)
- Verkeerskundige effecten
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de gemeenteraad van Valkenswaard op 15 juli 2021 gekozen voor scenario 2.
Dit scenario vormt het vertrekpunt voor de actualisatie van o.a. het planologisch kader. De uitgangspunten voor een nieuw planologische kader zoals vastgelegd wordt in dit bestemmingsplan wordt verder beschreven in hoofdstuk 2.3.
1.2 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de situering van het plangebied en van de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de bestande juridische regeling(en). Tot slot worden de uitgangspunten van dit bestemmingsplan, gebaseerd op de keuze van de gemeenteraad, uiteengezet.
In hoofdstuk 3 wordt, voor zover relevant, in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn vastgesteld en wordt aangegeven hoe die beleidsdocumenten zich verhouden tot dit bestemmingsplan.
In hoofstuk 4 worden de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die een rol spelen in dit plangebied.
In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van de planregels van dit bestemmingsplan beschreven.
In hoofdstuk 6 en 7 wordt ingegaan op de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Situering En Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied, ten zuiden van Dommelen en ten oosten van Westerhoven. Ten zuidwesten ligt het recreatiepark De Kempervennen.
Situering in de omgeving
2.2 Bestaande Juridische Regeling
Tot het moment waarop dit bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' in werking treedt, gelden de onderstaande bestemmingsplannen:
vigerende bestemmingsplannen | vastgesteld |
Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962 (formeel per 1 juli 2013 vervallen)* | 17 mei 1962 |
Buitengebied 1977 | 23 maart 1977 |
Bestemmingsplan Lage Heideweg | 26 november 2009 |
Bestemmingsplan Buitengebied | 27 juni 2013 |
Bestemmingsplan Buitengebied 2 | 16 februari 2022 |
* Het Uitbreidingsplan in Hoofdzaken 1962 is per 1 juli 2013 komen te vervallen op grond van artikel 9.3.2. van de Invoeringswet Wro. Voor dit gedeelte van het plangebied geldt dan ook formeel geen bestemmingsplan meer.
2.2.1 Geldende bestemmingsplannen
2.2.2 Overige juridische sporen
Naast de geldende bestemmingsplannen zijn er via verschillende sporen ook nog andere toestemmingen door de gemeente verleend.
2.3 Uitgangspunten Nieuw Bestemmingsplan Voor Eurocircuit
2.3.1 Scenario 2 'Toekomstvisie Eurocircuit'
Zoals al aangegeven heeft er een scenariostudie plaatsgevonden waar, met de stakeholders, belanghebbenden en inwoners, een vijftal scenario's voor het Eurocircuit is uitgewerkt. Scenario 2 is het scenario dat door de gemeenteraad is gekozen om nader uit te werken in een bestemmingsplan.
Scenario 2 is het scenario waarbij de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik van het Eurocircuit in een juridisch kader (dit bestemmingsplan) wordt vastgelegd. Dit vroeg om een zorgvuldige voorbereiding om te komen tot de exacte invulling van het bestemmingsplan. Daartoe was een plan van aanpak door het college vastgesteld (18 januari 2022). Dit plan van aanpak is tot stand gekomen met behulp van diverse externe adviseurs en biedt een basis om procedurele en inhoudelijke keuzes te maken die noodzakelijk zijn om te komen tot een nieuw juridisch-planologisch kader voor Eurocircuit.
Eind 2022, begin 2023 heeft de gemeente Valkenswaard een proces doorlopen om te komen tot een nadere inhoudelijke invulling van het door de gemeenteraad gekozen 'scenario 2'. De gemeente heeft een aantal bijeenkomsten georganiseerd met omwonenden en verenigingen samen én met omwonenden en verenigingen afzonderlijk. Tijdens deze gesprekken was het aspect geluid het belangrijkste onderwerp. In dit proces is vanuit de omgeving ingebracht waarop de regeling in het bestemmingsplan zich zou moeten richten ten aanzien van het beperken van de geluidhinder in de omgeving. Hierbij was vooral van belang inzicht te krijgen in welke factoren (zowel akoestische als niet-akoestische) van invloed zijn op de hinderbeleving. Vanuit de twee verenigingen zijn in dit proces mogelijkheden voor het gebruik van de twee onderdelen (auto- en motorsport) onderzocht en ingebracht. Alle input heeft geleid tot een definitieve inhoudelijk invulling van 'scenario 2' en die invulling is de balans tussen enerzijds het belang van het gebruik van Eurocircuit door de verenigingen en anderzijds het creëren van een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden. In hoofdstuk 7.3.2. van de MER (Bijlage 4) wordt uitgebeider ingegaan op het voortraject en de gemaakte keuze. In het kort wordt in paragraaf 2.3.3.2 ook nog nader ingegaan op de invulling van 'scenario 2'.
Tijdens de terinzagetermijn van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend zowel door omwonenden als door de verenigingen. De zienswijzen gaven aanleiding om de uitgangspunten zoals opgenomen in het ontwerp opnieuw tegen het licht te houden. De wensen zijn ook opnieuw in het kader van geluid(hinder) onderzocht. Dit heeft geleid tot een aanpassing in de uitgangspunten in het definitieve bestemmingsplan.
Gemakshalve wordt ook verwezen naar Bijlage 14, waarin de nota van zienswijzen en vooroverleg is opgenomen en waarin uitgebreider is ingegaan op de ingediende zienswijzen en de aanpassingen van het ontwerp-bestemmingsplan.
Dit nieuwe bestemmingsplan moet dan ook tegemoet komen aan de behoefte aan duidelijkheid en inzicht voor alle betrokkenen van het Eurocircuit, zowel de verenigingen als de omwonenden.
2.3.2 Het bestemmingsplan-proces
Ten behoeve van het vastleggen van de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik van het Eurocircuitterrein is het noodzakelijk om een m.e.r.-procedure te volgen. In een milieueffectrapportage worden de milieugevolgen van het Eurocircuit onderzocht en ook zal een Passende beoordeling worden gemaakt die ingaat op de effecten van het Eurocircuit op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Omdat de Nota Reikwijdte en detailniveau (dit is de de eerste stap in een m.e.r.-procedure en in deze nota wordt de ontwikkeling beschreven en wordt aangegeven welke milieuaspecten er in het MER moeten worden onderzocht) reeds ter inzage heeft gelegen voor inspraak zal er geen voorontwerp ter inzage worden gelegd van dit bestemmingsplan. Stakeholders en andere inwoners hebben al in een vroegtijdig stadium ruimte gekregen voor inspraak. Daarnaast heeft er natuurlijk, bij de scenario-ontwikkeling voor Eurocircuit ook al een uitgebreide vorm van omgevingsdialoog plaatsgevonden.
Er zal een ontwerp-bestemmingsplan worden gepubliceerd tezamen met het plan-MER. Opnieuw kan er dan middels het indienen van zienswijzen gereageerd worden op de plannen. Daarna wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.
2.3.3 De inhoud
In de navolgende paragrafen wordt per vereniging in het kort een overzicht gegeven van de feitelijke fysieke situatie en het bijbehorende vergunde gebruik op het Eurocircuit. Onder de huidige feitelijke fysieke situatie bedoelen we de nu aanwezige gebouwen, bouwwerken en de circuits (banen) van de verenigingen. Kortom alles wat nu aanwezig is ter plaatse met het bijbehorende vergunde gebruik. Met het bijbehorend vergund gebruik wordt bedoeld wat is toegestaan op basis van de verleende vergunningen.
Bovenstaand dient als uitgangspunt om te komen tot een heldere en toepasbare regeling voor verenigingen enerzijds en voor omwonenden anderzijds. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De volgende vier prioriteiten zijn geformuleerd:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- Afwentelen wordt voorkomen.
Beoordeling en conclusie
Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de NOVI in het geding zijn. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt wel een bijdrage geleverd aan een sterke en gezonde regio. Met de ontwikkeling worden verschillende recreatieve functies gecombineerd. Het initiatief is dan ook niet strijdig met de Nationale Omgevingsvisie.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Kunstfundamenten;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie (met uitzondering van radar).
Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.
Beoordeling en conclusie
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In verband met bestemmingsplanwijzigingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' geïntroduceerd (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro als volgt omschreven: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Bij de toepassing van de Ladder moeten de volgende treden doorlopen worden:
- Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
- Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
- Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Beoordeling
Uit de overzichtsuitspraak van de Raad van State (ABRvS, 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat het Eurocircuit een sport en leisurelocatie is en zou daarom dan ook conform het Bro een 'andere stedelijke ontwikkeling' zijn.
De Raad van State heeft echter ook uitgesproken dat (ABRvS, 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2839) dat als er sprake is van een grotendeels onverhard terrein, zoals hier ook sprake is bij het motorsportterrein, er geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' zoals artikel 3.1.6, tweede lid Bro heeft bedoeld. Het feit dat er ook bebouwing is toegestaan, afgezet tegen de totale omvang van het terrein, maakt dit niet anders.
Het autocircuit binnen het autosportterrein is echter wel verhard.
Zekerheidshalve wordt hieronder toch wat dieper ingegaan of er sprake zou zijn van een 'nieuwe en significante' stedelijke ontwikkeling en wordt de gehele omvang van het Eurocircuit in ogenschouw genomen. Gelet op de feitelijk fysiek aanwezige situatie (met bijbehorend) vergund gebruik, maakt dit bestemmingsplan niet meer oppervlak voor het Eurocircuit mogelijk. De daadwerkelijke omvang blijft middels dit bestemmingsplan gelijk en er kan geen fysieke uitbreiding meer plaatsvinden. De vraag of er in dan juridisch-planologische zin nog sprake is van een significante uitbreiding wordt hieronder nader toegelicht.
Gebruik
Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op de juridisch-planologische vergelijking per bestemmingsplan.
Uitbreidingsplan in Hoofdzaken 1962
Zoals ook in paragraaf 2.2 is weergegeven gold voor een gedeelte van het Eurocircuit het Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962. Het Uitbreidingsplan kende geen gebruiksverboden of andere gebruiksbepalingen. Het was toen al zeer lastig doch wellicht onmogelijk om tegen dat gebruik op te treden. Toen de Wet ruimtelijke ordening in werking trad in 2013 is uiteindelijk ook het Uitbreidingsplan komen te vervallen. Er is nooit een nieuw planologisch regime vastgesteld. Uit verschillende gerechtelijke uitspraken is ook gebleken dat het gebruik tot op heden is toegestaan.
De fietscrossbaan, het hondensportterrein en een klein gedeelte van de wielerbaan, zijn gelegen binnen dit voormalige bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied 1977
Voor het autosportterrein, het motorsportterrein en het overgrote deel van het terrein van de wielerbaan geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Het autosportterrein en een klein deel van het motorsportterrein zijn gelegen binnen de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'crossterrein'. Deze functies zijn passend binnen deze aanduiding (lawaaisporten zijn daar toegestaan). Een deel van het motorsportterrein en van de wielerbaan zijn gelegen binnen de bestemming 'Bos'. Echter deze activiteiten vonden al plaats voordat het bestemmingsplan Buitengebied 1977 onherroepelijk werd. Uit een gerechtelijke uitspraak (handhavingszaak) is gebleken dat de aanleg ervan daarmee onder het overgangsrecht valt.
Het andere deel van de wielerbaan valt binnen de bestemming 'Sport' en past daarmee dan ook binnen het geldende bestemmingsplan.
Binnen de aanduiding 'crossterrein' uit het oude bestemmingsplan mag een lawaaisport plaatsvinden en deze aanduiding heeft een omvang van ongeveer 20,5 ha. De in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen aanduidingen 'autocircuit' en 'motorcrossterrein' zijn tezamen ongeveer 18 ha groot en is er in planologisch-juridische zin sprake van een verkleining. Wel zijn de nieuwe aanduidingen iets anders gesitueerd dan in het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Er is dan ook alleen sprake van een verschuiving.
Buitengebied Bergeijk 2011
Een klein gedeelte van de wielerbaan is gelegen binnen de gemeentegrens van de gemeente Bergeijk (binnen het geldende bestemmingsplan heeft dit gedeelte de bestemming 'Agrarisch' en is de wielerbaan niet toegestaan). Om de totale omvang van het Eurocircuit te bezien, dient ook dit gedeelte te worden beschouwd in het kader van de ladder duurzame verstelijking. De wielerbaan is op dit gedeelte van het terrein in de jaren '90 van de vorige eeuw aangelegd. De aanleg ervan was waarschijnlijk toen al in strijd met het toenmalige bestemmingsplan. Later is het bestemmingsplan Buitengebied 1996 vastgesteld, maar ook in dat bestemmingsplan was een wielerbaan niet toegestaan. Ook in het huidige bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 (en opvolgende herzieningen) is de wielerbaan niet toegestaan. Het gebruik valt dan ook mogelijk onder het overgangsrecht. Maar indien dit gedeelte toch gezien moet worden als een formeel juridisch-planologische uitbreiding van het Eurocircuit, dan nog geldt dat er slechts sprake is van een uitbreiding van het Eurocircuit met slechts 0,56%.
Gelet op bovenstaande is het gebruik binnen het Eurocircuit qua oppervlakte en omvang tevens in juridisch-planologische zin niet toegenomen. En indien het gedeelte dat binnen de gemeente Bergeijk is gelegen wel gezien moet worden als een uitbreiding, dan is slechts een klein gedeelte verhard. Enkel de wielerbaan zelf is verhard. De rest is grasland. Vanwege dat feit geldt dat er dan ook geen sprake is van een significante uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling.
Parkeerterreinen
Binnen het plangebied zijn drie agrarische percelen opgenomen die kunnen worden ingezet voor evenementparkeren. Één parkeerterrein heeft op basis van het huidige bestemmingsplan Buitengebied reeds een aanduiding 'parkeerterrein'. De overige twee agrarische percelen krijgen deze aanduiding nu ook. De parkeerterreinen mogen enkel en alleen ingezet worden tijdens evenementen. Voor het overige dient er op het Eurocircuit zelf geparkeerd te worden. Er is dan ook slechts tijdelijk sprake van een parkeerterrein. Daarnaast zijn deze terreinen noodzakelijk om in de bestaande behoefte van het Eurocircuit te voorzien. Dit is dan ook geen stedelijke ontwikkeling, gelet op de uitspraak van de Raad van State van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943, en het tijdelijke karakter van deze parkeerplaatsen.
Bebouwing
Het aantal in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte m2 aan bebouwing neemt formeel wel toe. Echter ook voor het bepalen van de toegestane m2 aan bebouwing bij recht (op basis van het bestemmingsplan, op basis van verleende vergunningen of van rechtswege) geldt dat deze vergelijk niet geheel nauwkeurig gemaakt kan worden. Daarnaast geldt voor alle aanwezige bebouwing dat die allemaal zijn gelegen binnen het huidige bestemmingsplan (bestemming 'Sport') ofwel binnen het voormalige Uitbreidingsplan in Hoofdzaken. Voor wat betreft de bebouwing die binnen het huidige bestemmingsplan Buitengebied 1977 zijn gelegen geldt dat weliswaar de toegestane omvang dat qua bestemmingsplan was toegestaan is overschreden,maar het daadwerkelijke ruimtebeslag (de gronden met de bestemmings Sport) niet is toegenomen. Daarnaast kunnen sommige m2 nog onder de zogenaamde 'kruimelgevallenregeling' vallen (uitbreiding van een hoofdgebouw in het buitengebied tot een maximum van 150 m2).
Conclusie
Primair is de uitspraak van de Raad van State van 15 december 2021 ook van toepassing op het motorsportterrein binnen het Eurocircuit en is het motorsportterrein dan ook geen stedelijke ontwikkeling in de zin van 3.1.6, tweede lid Bro.
Het autosportterrein ligt volledig binnen de juiste bestemming van het huidige bestemmingsplan en is dan ook bij recht in deze feitelijk aanwezige omvang toegestaan.
De fietscrossbaan, het hondensportterrein en klein een gedeelte van de wielerbaan zijn gelegen binnen een oud, niet meer vigerend bestemmingsplan Uitbreidingsplan in Hoofdzaak. Tegen het gebruik kon dan ook niet meer door de gemeente worden opgetreden en zijn deze activiteiten met bijbehorende terreinen ook bij recht toegestaan.
Het overgrote deel van de wielerbaan is dankzij het overgangsrecht van het bestemmingsplan Buitengebied 1977 ook bij recht toegestaan. Datzelfde geldt overigens ook voor een gedeelte van het motorsportterrein.
De wielerbaan, gelegen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Bergeijk wordt mogelijk ook beschermd door het overgangsrecht. Echter, indien deze gronden toch beschouwd zouden moeten worden als een uitbreiding ten opzichte van het huidige planologische regime, geldt dat het gehele Eurocircuit dan maar met ongeveer 0,56% uitgebreid wordt.
Gelet op bovenstaande geldt dat er geen sprake is van een (significante) toename/uitbreiding van een een stedelijke ontwikkeling.
Tot slot is natuurlijk de regionale behoefte ook groot. Binnen de regio zijn geen circuits van deze omvang aanwezig. Alle functies/activiteiten binnen het Eurocircuit dragen bij aan de vrijetijdssector van Valkenswaard, maar ook aan die van de regio.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 De kwaliteit van Brabant, Visie op de Brabantse leefomgeving
Provinciale Staten hebben op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. De omgevingsvisie is opgesteld volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet en beschrijft de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De provincie streeft in de omgevingsvisie naar het creëren van meerwaarde. Het handelen van de provincie is daarom gericht op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie. Daarbij vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:
- Een 'diepe' manier van kijken: niet alleen kijken naar effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar de dynamiek en randvoorwaarden betrekken die de onderste lagen meegeven. Kijken op verschillende schaalniveaus en actief benutten van de factor tijd. Hierbij ook kijken naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
- Een 'ronde' manier van kijken: niet sectoraal kijken, maar combineren van opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Kijken vanuit een gebiedsgerichte insteek, naar een balans tussen people, planet en profit.
- Een 'brede' manier van kijken: niet kijken vanuit één gezichtspunt, maar het betrekken van veel partijen, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen, ideeën en belangen.
In de omgevingsvisie zijn één basisopgave en vier hoofdopgaven benoemd. De basisopgave is het werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven zijn:
- werken aan de Brabantse energietransitie;
- werken aan een klimaatproof Brabant;
- werken aan Brabant als slimme netwerkstad;
- werken aan een concurrerende, duurzame economie.
De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving, heeft een integraal karakter en bevat geen sectorale beleidsdoelen. Concrete doelen voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit staan nog in de bestaande plannen van de provincie, bijvoorbeeld in de Svro en het provinciale verkeers- en vervoersplan. De provincie is bezig met het afstemmen van het sectorale beleid op de omgevingsvisie. Dit betekent dat aan de hand van de drie manieren van kijken wordt beoordeeld welke waarden moeten worden beschermd en hoe beleid kan worden vormgegeven. Het (sectorale) beleid wordt verder uitgewerkt in programma's en in de provinciale omgevingsverordening.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan is een definitieve bestendiging van de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik van het Eurocircuitterrein. Er is geen sprake van een grootschalige nieuwe ontwikkeling. Deze bestendiging voldoet aan de uitgangspunten en kernwaarden voor het handelen van de provincie.
3.3.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 11 maart 2022 iseen actualisatie van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) in werking getreden. De IOV betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De OV heeft de Verordening ruimte Noord-Brabant, de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening water, de Verordening ontgrondingen en de Verordening wegen vervangen. De IOV is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels uit de voorheen geldende verordeningen zijn gehandhaafd met het daarbij horende beschermingsniveau, en dat er in beginsel geen beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid, bijvoorbeeld uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Werkingsgebieden
Alle regels van de IOV zijn gekoppeld aan werkingsgebieden die op de kaart van de verordening zijn weergegeven. Voor de toepassing van de regels in hoofdstuk 3 van de verordening is Brabant onderverdeeld in drie werkingsgebieden: het Natuur Netwerk Brabant (NNB), het stedelijk gebied en het landelijk gebied. Binnen het landelijk gebied wordt nader onderscheid gemaakt in de werkingsgebieden gemengd landelijk gebied en groenblauwe mantel. Daarnaast gelden voor een groot aantal regels specifieke werkingsgebieden, bijvoorbeeld voor de gebieden waar verstedelijking afweegbaar is, voor de ecologische verbindingszones en voor de gebieden waar extra beperkingen gelden voor veehouderijen. Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'landelijk gebied'.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
In hoofdstuk 2 van de IOV staan rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven. Er gelden onder andere rechtstreeks werkende regels voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden, voor activiteiten rond provinciale wegen, voor ontgrondingen en voor handelingen die te maken hebben met bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Ook voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom en voor veehouderijen gelden rechtstreeks werkende regels.
Instructieregels voor gemeenten
In hoofdstuk 3 van de IOV zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. De instructieregels zijn overgenomen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant en gelden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Relevante regels voor dit bestemmingsplan
- Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
- Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik;
- Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap;
- Artikel 3.72 Afwijking bestaande lawaaisport.
In artikel 3.5 zijn regels opgenomen voor de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit. Deze zijn opgenomen om een bijdrage te leveren aan een juiste balans tussen beschermen en benutten. Bij de evenwichtige toedeling van functies speelt de balans tussen beschermen en benutten een belangrijke rol. Bij de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit gaat het zowel om het beschermen van waarden als het bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en functies in een gebied. De zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Brabantse omgevingsvisie: zorgvuldig ruimtegebruik, toepassing van de lagenbenadering en meerwaardecreatie.
In artikel 3.6 worden de regels voor zorgvuldig ruimtegebruik weergegeven. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is al geruime tijd in het provinciaal beleid verankerd en omvat diverse aspecten. Doel is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Het optimaal benutten van de bestaande bebouwde omgeving draagt bij aan het behoud van de openheid en kwaliteit van het buitengebied en aan hergebruik van leegkomende of bebouwingslocaties in zowel stedelijk als landelijk gebied.
Artikel 3.6 acht te voorkomen dat er onnodig nieuw ruimtebeslag in het landelijk gebied door nieuwvestiging plaatsvindt. Het voorkomen van onnodig nieuw ruimtebeslag krijgt ook vorm door eerst de mogelijkheden binnen bestaande bebouwde omgeving optimaal te benutten. Dat betekent niet dat alle fysieke ruimte benut moet worden voordat nieuw ruimtebeslag mogelijk is. Binnen stedelijk gebied is vanuit kwaliteitsoverwegingen bijvoorbeeld ook ruimte nodig voor groenvoorzieningen en voldoende opvang van water. Een verbijzondering voor stedelijke ontwikkeling is dat er toepassing gegeven moet zijn aan de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Een ander aspect van zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt dat gebouwen, bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen het bouwperceel. Het is niet wenselijk dat overal ‘los’ in het landelijk gebied dergelijke voorzieningen worden opgericht.
Vanuit het bereiken van een goede omgevingskwaliteit geldt in Noord-Brabant sinds 2014 de regeling Kwaliteitsverbetering landschap. Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk gebied voorziet daartoe in een regeling.
Om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van deze regeling is in 2011 een handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld. Vrijwel alle gemeenten in de provincie hebben de regeling verder uitgewerkt in beleid en regionaal afspraken gemaakt over de toepassing. Op diverse plaatsen in de verordening zijn verbijzonderingen van de kwaliteitsverbetering landschap opgenomen. De verplichtingen die daaruit voortvloeien, maken deel uit van de kwaliteitsverbetering landschap als bedoeld in dit artikel, zoals bijvoorbeeld verplichtingen tot sloop van bebouwing, het saneren van windturbines of de vastgelegde minimale verplichting voor een landschappelijke inpassing bij veehouderijen en mestbewerking. Ook wordt de mogelijkheid geboden om een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds te storten.
Veel gemeenten hebben in het kader van het regionaal overleg afspraken gemaakt met de provincie over de toepassing van de kwaliteitsverbetering landschap. Voor die gemeenten geldt dat zij in de toelichting van het bestemmingsplan naar deze afspraken kunnen verwijzen. De kwaliteitsverbeterende maatregelen dienen zowel financieel, juridisch en feitelijk geborgd te worden in het plan.
Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'Gemengd landelijk gebied'. Omdat het een bestaande lawaaisport betreft is artikel 3.72 van de IOV van toepassing. De provincie streeft ernaar om lawaaisportterreinen in het landelijk gebied op te heffen en mogen bestaande lawaaisportterreinen geen ontwikkelmogelijkheden meer krijgen. Een beperkte uitbreiding is mogelijk als die uitbreiding vanuit de omgeving inpasbaar is.
Landschappelijke inpassing/ruimtelijke kwaliteitsverbetering
In de Interim-omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant is ook vastgelegd dat iedere ontwikkeling in het landelijk gebied gepaard moet gaan met een fysieke kwaliteitsverbetering. Om invulling te geven aan deze beleidsverplichting hanteert de gemeente Valkenswaard de "Handreiking kwaliteitsverbetering landschap, herziening 2 januari 2023". De regeling gaat er van uit dat een initiatief moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De actualisatie van het bestemmingsplan voor het Eurocircuit behoort daarbij tot een zogenaamde categorie 3 ontwikkeling.
Berekening investeringsbijdrage
Om objectief te kunnen bepalen welke investering gedaan moet worden in het landschap, wordt hiervoor een bedrag berekend. De hoogte van de bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap is afhankelijk van de waardestijging van de planologische wijziging (de zogenaamde bestemmingswinst). Tenminste 20% van die waardestijging moet worden geïnvesteerd in kwaliteit verbeterende maatregelen in het landschap. Daarnaast kan de waardevermindering (bestemmingsverlies) ingezet worden om invulling te geven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze investering wordt ook toegepast bij de realisatie van natuurelementen, hetgeen doorgaans een afwaardering van de gronden inhoudt.
Om de waardestijging inzichtelijk te maken is door een erkend taxateur een taxatierapport opgesteld (Bijlage 7). Ten opzichte van de oude en nieuwe bestemming is er een waardeverschil van € 145.000. De investeringsbijdrage is in dit geval dus € 145.000 x 20% = € 29.000.
Maatregelenpakket
Nadat bepaald is welk bedrag in de kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden geïnvesteerd is de vraag waarin moet worden geïnvesteerd. Hiervoor is een 'opzet kwaliteitsverbetering' opgesteld (Bijlage 6). Deze gronden worden in dit bestemmingsplan ook bestemd als 'Groen-Landschapelement' en agrarisch gebruik is niet meer mogelijk.
Het bedrag dat met de realisatie en beheer van deze landschappelijke inpassing gemoeid is wordt bepaald aan de hand van de vergoedingsystematiek en –grondslagen, behorende bij de stimuleringsregeling landschap van de provincie (STILA). De aanleg en het beheer van de 'opzet kwaliteitsverbetering' bedraagt €85.573,66 euro.
Lawaaisportterreinen
Hetgeen nu ter plaatse van het Eurocircuit aan gronden in gebruik is door verschillende (lawaai)sporten en de aanwezige bebouwing wordt nu middels dit bestemmingsplan vastgelegd. Er is weliswaar een geringe uitbreiding van de bestemming 'Sport', maar er is geen sprake van de uitbreiding van lawaaisporten. De vigerende bestemming 'Crossterrein' uit het bestemmingsplan Buitengebied 1977 omvat 20,23 ha. waarbinnen overal gecrosst mag worden. De in het ontwerpbestemmingsplan toegekende aanduidingen 'motorcrossterrein' en 'autocircuit' zijn respectievelijk 8,78 en 9,20 ha. groot. Tezamen is dat 17,98 ha. aan 'lawaaisport'-oppervlakte. Planologisch gezien is er dus sprake van een verkleining van 2,25 ha aan lawaaisportterrein en is er alleen sprake van verschuiving.
Beoordeling en conclusie
Ten aanzien van de kwaliteitsverbetering van het landschap is geconcludeerd dat met het beoogde maatregelenpakket voorzien is in de vereiste investeringsbijdrage. Er is voldaan aan de kwaliteitsverbetering van het landschap volgens de interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant en de gemeentelijke handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap. In de regels van het onderhavig bestemmingsplan is daarnaast een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie en instandhouding van deze landschappelijke inpassing te waarborgen.
Gelet op bovenstaand kan gesteld worden dat het vastleggen van de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik van het Eurocircuitterrein passend is conform het provinciaal beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Valkenswaard 2012
In de Wet ruimtelijke ordening is in artikel 2.1 opgenomen dat het voor iedere gemeente verplicht is een vastgestelde structuurvisie te hebben. De structuurvisie kent twee doelen, namelijk enerzijds een ruimtelijk toetsingskader en visie op hoofdlijnen voor de lange termijn (deel A). Anderzijds bevat de structuurvisie een ruimtelijk-functioneel programma en uitvoeringsplan voor de korte (en middellange) termijn (deel B). De gemeente heeft de visie (deel A) opgesteld. Hiermee geeft ze richting aan de toekomst van Valkenswaard naar 2030. De wijze hoe daar ruimtelijk invulling aan is gegeven, staat beschreven in de verschillende thema's zoals die volgen uit de toekomstvisie, namelijk bestuur, wonen, werken, vrije tijd en welzijn. Er is antwoord gegeven op de volgende drie vragen:
- 1. wat is de huidige situatie?
- 2. wat is onze ambitie?
- 3. wat gaan we daarvoor doen?
Deze thema's kunnen echter niet los van elkaar worden gezien. Immers, de ruimte is schaars en het is van belang rekening te houden met de verschillen tussen de verschillende gebieden. Daarom is ook voor de specifieke gebieden (te weten: het stedelijk gebied, de uitbreidingen en het buitengebied) aangegeven wat de ambities zijn. Dit doet de gemeente door een onderscheid te maken in de wenselijkheid van een ontwikkeling, namelijk:
- 1. basisbeleid: dit zijn ontwikkelingen die mogelijk moeten zijn;
- 2. ambitie: dit zijn ontwikkelingen die de gemeente wil realiseren;
- 3. kansen benutten: dit zijn ontwikkelingen die zouden moeten kunnen;
- 4. voorkomen: dit zijn ontwikkelingen die de gemeente wil voorkomen.
De mogelijkheden voor ontwikkeling in het buitengebied zijn afhankelijk van het gebied waarin de ontwikkeling gewenst is. In natuur- en bosgebieden zijn er in de regel minder ontwikkelingen mogelijk dan in de agrarische gebieden.
Uitsnede kaart buitengebied, Structuurvisie Valkenswaard 2012
Omdat de gemeente Valkenswaard zich met name wil richten op de toeristische recreatieve aspecten, zijn de mogelijkheden hiervoor nogmaals expliciet op de kaart aangegeven. Ook de waterbergingslocaties zijn globaal op de kaart aangegeven. Hetzelfde geldt voor de groene elementen, te weten de ecologische verbindingszones, de koppeling met natuur en het structureel groen. Tevens is expliciet aangegeven wat de bebouwingsconcentraties zijn, waar mogelijkheden liggen voor ruimte voor ruimtewoningen.
Beoordeling en conclusie
Het Eurocircuit is een vorm van recreatie gelegen binnen het aandachtsgebied 'recreatie' op de kaart 'Buitengebied'. Binnen dit gebied worden er mogelijkheden geboden voor toerisme en recreatie. Het bestemmingsplan is dan ook niet strijdig met de Structuurvisie.
3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020
Om de visie op het landschap uit te dragen, om sturing te geven aan veranderingen in het buitengebied en om concrete projecten tot uitvoering te brengen, heeft de gemeente Valkenswaard een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het is een op zichzelf staand plan, maar heeft duidelijke koppelingen met de structuurvisie en met het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Het doel van het LOP is om bestaande landschappelijke waarden te behouden en te versterken. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaand beleid en ontwikkelingen.
Beoordeling en conclusie
In het LOP vindt een analyse plaats van sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen. Dit is vertaald in een visie, waarin per deelgebied 'maatregelen fysiek' en 'maatregelen beleid' worden genoemd. De 'maatregelen beleid' zijn echter vooral aandachtspunten en zijn nog niet in die mate uitgewerkt dat dit al in het bestemmingsplan kan worden vertaald, of vergt nog nadere studie.
3.4.3 Integraal Ontwikkelingsplan Bos- en natuurterreinen
De gemeente Valkenswaard heeft ruim 960 hectare bossen, natuurterreinen en landschappelijke elementen. Het grootste gedeelte bestaat uit naaldhout bos dat begin vorige eeuw is aangeplant op marginale gronden. Daarnaast zijn er een aantal oudere heideterreinen en vennen. Recentelijk zijn er in de beekdalen nieuwe natuurterreinen ingericht die voor een deel uit bloemrijke graslanden bestaan. De komende jaren zullen deze nog verder worden uitgebreid. Dit plan is opgesteld om te komen tot een actueel beheerplan en ontwikkelingsplan voor bos, natuur en landschapselementen vast te leggen en de reeds bestaande waarden te behouden en te ontwikkelen.
Binnen het plangebied is een dennenbos aanwezig, dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Brabant:
hoofdboomsoorten (figuur 6 integraal ontwikkelingsplan bos en natuurterreinen)
Voor dit bos geldt dat het op een arme en droge bodemtype is gelegen. Naast een ontwikkelings- en natuurdoelstelling is er ook eenproductiedoelstelling. Op de lange termijn moet het bos zich ontwikkelen tot een dennen-eikenbos, waarbij het aandeel inheemse loofboomsoorten toeneemt. Voor het beheer, onderhoud en ontwikkeling is tevens een post in de begroting opgenomen.
Beoordeling en conclusie
Het betreffende bos wordt in het bestemmingsplan met een passende bestemming bestemd. De waarde van het bos komt dan ook niet in gevaar en het bestemmingsplan voldoet dan ook aan de beheers- en ontwikkeluitgangspunten zoals opgenomen in dit integraal ontwikkelingsplan.
3.4.4 Milieubeleidsplan 2016-2019
Het ambitieuze milieubeleidsplan 2012-2013 en verlengde plan voor 2014-2015 kenden een veelheid aan thema’s en doelen. Daarom wordt in het nieuwe milieubeleidsplan 2016-2019 de focus gelegd op sturing van die milieu gerelateerde zaken, die voor inwoners echt belangrijk zijn. De afgelopen jaren zijn de inwoners van Valkenswaard nauw betrokken geweest bij het opstellen van de Toekomstvisie 2030. Daaruit is veel inzicht ontstaan in de dingen die de inwoners van Valkenswaard belangrijk vinden. Mede op basis van de input van haar inwoners is in dit milieubeleidsplan gekozen voor kwaliteit boven kwantiteit. Dus minder thema's minder doelen, meer focus en meer effect.
Een centraal doel is het bieden van een duurzaam woon-, werk- en leefmilieu voor de inwoners van de gemeente Valkenswaard.
De gemeente Valkenswaard kiest voor een realistisch ambitieniveau. Qua ambitieniveau en prioritering van werkzaamheden sluit dit milieubeleidsplan aan op het in 2013 breed gehouden onderzoek in het kader van de ‘Toekomstvisie Valkenswaard 2030’. In dat onderzoek is gevraagd welke van in totaal 18 onderwerpen verbeterd zouden moeten worden in de gemeente Valkenswaard. Het onderwerp milieu bleek een gemiddelde prioriteit te hebben. Des te belangrijker is het om te concentreren op sturing van die milieu gerelateerde speerpunten, die voor inwoners echt belangrijk zijn gebleken:
- verkeer en vervoer (lucht en geluid)
- groen én de beleefbaarheid daarvan (natuur en landschap, bodem)
- afval en de mogelijkheden voor hergebruik als grondstof (materialentransitie)
- elektrisch vervoer, energiebesparing en duurzame opwekking (energietransitie)
- scholing (natuur- en milieueducatie)
- overlast en veiligheid-(bebouwde omgeving)
- overheid als voorbeeld (bedrijfsinterne milieuzorg)
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik het uitgangspunt is. Dit plan doet dan ook geen afbreuk aan de ambities en doelstellingen zoals verwoord in het milieubeleidsplan.
3.4.5 Duurzaamheidsvisie Valkenswaard
In de ‘Duurzaamheidsvisie Valkenswaard’ zijn de kaders gesteld om te komen tot een klimaatneutrale gemeente in 2050.
Het algemene ruimtelijke uitgangspunt van gemeenten is er verder op gericht om te komen tot ‘duurzaam bouwen’. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. Een goed stedenbouwkundig plan draagt bij aan een duurzame toekomst en voorkomt onder andere verloedering en leegstand.
Stedenbouwkundige duurzaamheid komt tot uitdrukking in de ruimtelijke opzet en inpassing van de bebouwing. Ruimtelijke kwaliteit vormt de voorwaarde voor een goed woonen leefmilieu. Belangrijk hierbij is het om de stedenbouwkundige structuur op een goede manier kenbaar te maken en te behouden.
Bouwkundige duurzaamheid laat zich onder andere uitdrukken in:
- duurzaam materiaalgebruik;
- slimme energetische concepten (welke resulteren in energiebesparende maatregelen);
- afvalreductie;
- vastgesteld ambitieniveau (GPR).
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik het uitgangspunt is. Dit plan doet dan ook geen afbreuk aan de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Duurzaamheidsvisie Valkenswaard.
3.4.6 Vrijetijdsbeleid
De Nota vrijetijdsbeleid 2015-2020 zet de koers uit voor de aankomende jaren. Het streven is om in Valkenswaard over een volledig vrijetijdsaanbod te beschikken. Hierbij dient er speciale aandacht te zijn voor de doelgroep jongeren en gezinnen met kinderen, gerichtheid op het hogere segment (in accommodaties, horeca en toevoeging wellness), met diversiteit, beeldbepalend aanbod, grootschalige voorzieningen en leisurehotspots. Deze ontwikkelingen moeten resulteren in een versterking van de economische betekenis van de sector, meer bedrijvigheid en meer werkgelegenheid. Om dit doel te bereiken is tevens een goede profilering en positionering van Valkenswaard van belang. Hiervoor hebben we meer inzicht nodig in de bezoeker. De potentiële recreant / toerist kijkt verder dan de bestemming Valkenswaard. Meedoen in regionale- en provinciale promotie is noodzakelijk om meer bezoekersgroepen naar Valkenswaard te trekken. Het voorzetten en versterken van het project Transnationaal Landschap De Groote Heide en het daadwerkelijk tot ontwikkeling brengen van de zogenaamde Zuidzone (Eurocircuit en Leisurezone) is van groot belang voor het versterken van het aanbod en daarmee toeristisch profiel. Daarnaast zal aansluiting gezocht moeten worden bij de thematiek van VisitBrabant, om ook de internationale bezoeker te verleiden.
Tot slot is om dit te bereiken een versterkte samenwerking tussen de toeristische sector (binnen en buiten de gemeentegrenzen) van belang.
Beoordeling en conclusie
Het Eurocircuit maakt onderdeel uit van de zogenaamde Zuidzone, wat van groot belang is voor het toeristisch profiel van de gemeente. Dit bestemmingsplan draagt bij aan een toekomstbestendig Eurocircuit en sluit aan bij de ambities uit het vrijetijdsbeleid.
3.4.7 Nota ruimtelijke kwaliteit
Voor elke buurt in Valkenswaard is in deze nota beschreven wat de kenmerken van de omgeving zijn en welke inspiratie voor ontwerp en inrichting daaruit te halen valt. Per themagebied zijn naast de inspiratie ook duidelijke criteria opgesteld waarop nieuwe (bouw)plannen in ieder geval beoordeeld worden door de welstandscommissie.
Themagebieden en welstandsniveus, Nota ruimtelijke kwaliteit 2016
3.4.8 Beleidskader Economische Zaken 2017-2020
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2 Mer-plicht
4.2.1 Achtergrond
Bij het bestemmingsplan wordt een milieueffectrapportage (planMER) opgesteld en wordt de m.e.r.-procedure doorlopen. Dit planMER geeft de milieueffecten voor het verschil tussen het feitelijk gebruik van het Eurocircuitterrein en de legale situatie weer. Het gehele terrein is daarbij integraal beoordeeld.
De drempelwaarden zoals genoemd in het Besluit milieueffectrapportage die gelden voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen worden mogelijk overschreden. Daarnaast is het gehele terrein groter dan 5 ha.
4.2.2 Procedure van de m.e.r.
De m.e.r.-procedure is gestart met het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Met de NRD (Bijlage 2) maakte de gemeente bekend dat voor de ontwikkeling de m.e.r.-procedure doorlopen wordt en een MER wordt opgesteld. In de NRD is de voorgenomen ontwikkeling beschreven en welke rol en opzet van het MER daarbij hoort. De NRD vormt als het ware de onderzoeksagenda voor het MER en vormt de formele start van de m.e.r.-procedure.
De NRD heeft ter inzage gelegen van 24 februari tot en met 23 maart 2022. In die periode heeft iedereen de gelegenheid gekregen zijn of haar zienswijze in te dien. Ook zijn wettelijke adviseurs en betrokken instanties in de gelegenheid gesteld om advies te geven. In totaal zijn 7 reacties binnengekomen op de NRD.
Naar aanleiding van de NRD is een MER opgesteld, waarin informatie wordt gegeven over de te verwachten milieueffecten van de activiteit en de mogelijke alternatieven. De MER lag (als bijlage bij het bestemmingsplan), tezamen met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage en de MER dient ook als onderbouwing van het bestemmingpslan (Bijlage 4). De Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) heeft in juli 2023 een toetsingsadvies uitgebracht naar aanleiding van het ontwerp-MER bij het ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van dat advies is het milieueffectrapport op onderdelen aangepast. In april 2024 heeft de Commissie mer opnieuw advies uitgebracht. Nu over het aangepaste milieueffectrapport. Dit advies bevat nog een aantal aandachtspunten en bevindingen. Deze zijn beantwoord en indien relevant verwerkt in het definitieve milieueffectrapport. Het definitieve milieueffectrapport is opgenomen in Bijlage 5 van het bestemmingsplan.
4.3 Geluid
4.3.1 Algemeen
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en
verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
o verzorgingstehuizen;
o psychiatrische inrichtingen;
o medisch centra;
o poliklinieken;
o medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Zowel het autocircuit als het motorcircuit mag slechts 3x per jaar in een week langer dan 8 uur open zijn (incidentele bedrijfssituatie). Beide terreinen zijn dan ook geen geluidgezoneerde terreinen.
Het Eurocircuit zelf is geen geluidgevoelig object en binnen het terrein zijn ook geen geluidgevoelige functies aanwezig. Echter de geluidseffecten van het Eurocircuit zelf op de in de nabije omgeving gelegen geluidgevoelige objecten zijn nader onderzocht (Bijlage 10).
4.3.2 Akoestisch onderzoek
Het akoestisch onderzoek gaat alsuitgangssituatie (referentie) uit van het huidige legale gebruik en als voorgenomen situatie voor het bestemmingsplan de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar de activiteiten op het Eurocircuit die zowel vergunningtechnisch áls bestemmingsplantechnisch plaats mogen vinden.
In de voorgenomen situatie is het uitgangspunt dat zowel het autosportterrein als het motorsportterrein minder dan 8 uur per week opgengesteld is voor het rijden met gemotoriseerde voertuigen en dat er per aanwezig circuit een beperkt aantal weekendwedstrijden gehouden mogen worden per jaar (waardoor de openstellingsduur in die weken meer dan 8 uur per week bedraagt). Beide circuits zijn dan ook geen inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' en de van rechtswege aanwezige geluidzone hoeft dan ook niet in stand te worden gehouden. Voor de circuits hoeft derhalve de geluidzone, zoals deze van rechtswege is ontstaan, niet in stand te worden gehouden. Er zal derhalve een dezonering van het circuitterrein plaatsvinden in het kader van voorliggend bestemmingsplan. Voor de activiteiten op beide circuits wordt aangenomen dat de circuits gesloten zijn in de periode van december tot en met februari.
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte (aantal) wedstrijd- en trainingsdagen voor zowel het auto- als het motorsportterrein zijn ook als voorgenomen situatie in het geluidsrapport onderzocht. Daarnaast wordt in de voorgenomen situatie ook de mogelijkheid tot kamperen (maximaal 500 personen) tijdens wedstrijdweekenden meegenomen. Tot slot zijn ook de omroepinstallaties die gebruikt worden tijdens weekendwedstrijden meegenomen in het onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat er, gelet op de voorgenomen situatie voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare standaardgrenswaarde van 70 dB(A). Echter voor incidentele weekendwedstrijden (zgn. incidentele bedrijfssituatie) geldt dat er een hogere grenswaarde kan worden verleend in het kader van het 12-dagen-criterium. Dit geldt voor beide circuits. De overige verenigingen voldoen voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveus aan de standaard grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Uit het akoestisch onderzoek blijkt ook dat voor vrijwel alle omliggende woningen het woon- en leefklimaat (bij gecumuleerde geluidbelasting, het binnengeluidniveau en geluid op tuinniveau) beoordeeld kan worden als 'goed' of 'redelijk'.
Tot slot laat het akoestisch onderzoek ook zien dat het oprichten van een geluidscherm slechts tot een beperkte reductie van dB's zal leiden.
4.3.3 Conclusie
Het gebruik van de circuits op het motorsportterrein en het autosportterrein worden in de planregels dusdanig beperkt dat er ook in de toekomst geen sprake kan zijn van een gezoneerd terrein. Door tevens het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in dB(A) in de dagperiode van het geluid vanwege autosport- en motorsportactiviteiten op bepaalde (zwaarst belaste) beoordelingspunten vast te leggen in de planregels kan geconcludeerd worden dat geluid dan ook geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Omdat er sprake is van een inrichting motorsportterrein en een inrichting autosportterrein die allebei minder dan 8 uur per week geopend mogen zijn, is ervoor gekozen om beide terreinen (en ook de overige sportterreinen, wielerbaan, hondentrainingsveld en fietscrossterrein) een separate enkelbestemming te geven.
4.4 Bodem
4.4.1 Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De kwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater is afhankelijk van het voorkomen van diverse stoffen en parameters.
4.4.2 Voormalige vuilstortplaats
Binnen het plangebied zijn twee voormalige vuilstortplaatsen aanwezig. De gemeente is beheerder en eigenaar van beide terreinen.
IOV Noord-Brabant, geconsolideerde versie 21-03-2023 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Er is een verzoek van de provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag aan de gemeente Valkenswaard als beheerder van de stortplaats om de afdeklaag op te hogen om het eventueel indringen van het hemelwater tegen te gaan. Dit op basis van de wisselende dekking van de bestaande afdeklaag.
Op het deel van de voormalige stortplaats dat in gebruik is voor het motorcircuit, is door de loop van de jaren veel (rest)grond van verschillende locaties uit de gemeente op de helling gestort. De motorcrossvereniging heeft gezorgd voor een goede afdekking. Hiermee is geborgd dat de beschermende laag op de vuilstort voldoende dik is.
4.4.3 Conclusie
In het kader van dit bestemmingsplan wordt de exacte aanwezige ligging (en omvang) van verschillende functies binnen het Eurocircuit geformaliseerd.
De voormalige vuilstortplaats aan de Victoriedijk is in dit bestemmingsplan grotendeels bestemd als 'Groen – Landschapselement'. Voor de voormalige vuilstortplaats aan de Mgr. Smetsstraat is grotendeels de bestemming 'Sport' opgenomen. Specifiek voor beide voormalige vuilstortplaatsen is de gebiedsaanduiding 'milieuzone – voormalige vuilstort' opgenomen. Hiervoor geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Daarmee is een veilige ligging van de vuilstort planologisch verzekerd.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Algemeen
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
4.5.2 Luchtkwaliteit en Eurocircuit
De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt plaats op grond van de Wet milieubeheer. De basis is te vinden in hoofdstuk 5, titel 2, van de Wet milieubeheer en in bijlage 2 bij deze wet waarin de verschillende grens- en richtwaarden zijn opgenomen. Deze titel is ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Voor het Eurocircuit zijn de volgende stoffen maatgevend: stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2.5). Andere stoffen uit de Wet luchtkwaliteit hebben slechts een beperkte invloed op de luchtkwaliteit en worden daarom in het voorliggend onderzoek buiten beschouwing gelaten.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
4.5.3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Ten behoeve van luchtkwaliteit is nader onderzoek uitgevoerd (Bijlage 8).
Uit het onderzoek volgt dat voor de jaargemiddelde concentraties van NO2, PM10 en PM2.5 ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals gesteld in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Tevens wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde voor het aantal overschrijdingen per jaar van de daggemiddelde concentratie PM10 en de uurgemiddelde concentratie NO2.
4.5.4 Conclusie
Ter plaatse van het onderzoeksgebied kan voor de overige in de Wet milieubeheer opgenomen stoffen zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de grenswaarde uit de Wet milieubeheer. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt dat er geen beperkingen zijn voor het positief bestemmen van de voorgenomen situatie met de daaraan gerelateerde activiteiten.
4.6 Waterhuishouding En Riolering
4.6.1 Beleid en regelgeving Waterschap De Dommel
4.6.2 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2022
Door klimaatveranderingen krijgen we steeds vaker te maken met wateroverlast, hittestress en droogte. De urgentie om maatregelen te nemen tegen wateroverlast problematiek was na de overlastsituatie in mei/juni 2016 verhoogd. Ter beperking van wateroverlast zet de gemeente in op het klimaatbestendig maken van het stedelijk gebied. Hemelwater kan niet alleen maar ondergronds, maar dient ook bovengronds te worden opgevangen. Burgers en bedrijven kunnen hier ook een steentje aan bijdragen.
In het verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2022 heeft de gemeente de volgende doelen met betrekking tot afvalwater- en hemelwaterzorgplicht geformuleerd:
- Uiterlijk 2020 is klimaatbestendig en water robuust inrichten een onderdeel van het gemeentelijk beleid;
- In 2050 is Valkenswaard zo goed mogelijk klimaatbestendig en water robuust ingericht;
- Bij (her)inrichting van de openbare ruimte en private ruimte wordt invulling gegeven aan klimaatadaptatie;
- Nieuwe ruimtelijke plannen mogen niet leiden tot nieuwe kwetsbaarheden;
- Afvalwater en hemelwater steeds meer gescheiden inzamelen en verwerken;
- Bewustwording perceeleigenaren/burgers en een gedeelde verantwoordelijkheid;
- De invloed op het milieu en de leefomgeving vanuit stedelijk afvalwater wordt beperkt;
- Aan de hand van de Omgevingswet zal bepaald moeten worden in welke vorm het vGRP Valkenswaard blijft bestaan; In principe vervalt de huidige verplichting voor het hebben van een vGRP, maar de wijze van financiering moet wel vastgesteld worden;
- Een meer risico gestuurde benadering van het beheer en onderhoud van de riolering in plaats van normatief.
Bij nieuwe uitbreidingen gaat de voorkeur uit naar centrale waterberging. Bij inbreidingen gaat de voorkeur uit naar centrale waterberging binnen het plangebied.
eisen aan in- en uitbreidingen
4.6.3 Conclusie
Het bestemmingsplan bevat geen specifieke regels in relatie tot het inzamelen en verwerken van water. Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, is hier ook geen noodzaak toe. Water vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Tevens worden de waterbelangen ook niet door dit bestemmingsplan geschaad.
4.6.4 Overleg met het waterschap
Omdat de gemeente gekozen heeft voor 'scenario 2' en geen uitbreidingen van het Eurocircuit mogelijk maakt in dit bestemmingsplan ten opzichte van de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik worden er geen waterschapsbelangen geschaad.
4.7 Verkeer En Parkeren
Ook voor het verkeer geldt dat uitgegaan moet worden van scenario 2, het vastleggen van de huidige feitelijke fysieke situatie op het Eurocircuit en bijbehorend vergund gebruik. Er treedt dan ook geen significante wijziging op ten aanzien van het aantal voertuigbewegingen en parkeerbehoefte.
Echter door de komst van de Westparallel (N69) wijzigt wel de dagelijkse ontsluitingsroute vanuit Valkenswaard zelf en vanuit de N67.
Daarnaast heeft de gemeenteraad op 16 maart 2023 een bestemmingsplan vastgesteld (Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied t.h.v. Mgr. Smetsstraat 40'). De provincie heeft in de plannen voor de N69 (inmiddels gerealiseerd) de Mgr. Smetsstraat als onderdoorgang onder de nieuwe verbinding uitgewerkt. De gemeente wil echter voorkomen dat doorgaand verkeer via de Mgr. Smetsstraat de bebouwde kom binnenrijdt en heeft besloten om die onderdoorgang enkel voor langzaam verkeer open te stellen. Het verkeer, ook het verkeer van en naar Eurocircuit moet middels dit bestemmingsplan een alternatief krijgen in de vorm van het zogenaamde 'Haakje'.
Het parkeren ten behoeve van de wekelijkse activiteiten op het Eurocircuit, dus uitgezonderd de evenementen vindt plaats op het eigen van Eurocircuit. Tijdens evenementen worden er enkele agrarische percelen in de directe nabijheid van het Eurocircuit ingezet om de parkeerbehoefte van bezoekers aan te kunnen. Deze percelen zijn ook meegenomen in dit bestemmingsplan.
Ten behoeve van verkeer en parkeren is een onderzoek uitgevoerd (Bijlage 9). De conclusies uit dit onderzoek worden hieronder kort weergegeven:
Verkeersgeneratie
Op jaarbasis trekt het Eurocircuitterrein 36.398 motorvoertuigen aan. Het maatgevende moment voor beoordeling van de verkeersafwikkeling betreft de grootschalige tweedaagse weekendwedstrijd MXGP, met in totaal 7.000 motorvoertuigen (ongeveer 19 % van het totaal in twee dagen). Uit de prognose komt naar voren dat tussen 18:00 – 19:00 de meeste bezoekers vertrekken, wat leidt tot een uitstroom van 2.800 motorvoertuigen gedurende één uur tijd. Voor de overige activiteiten in het plangebied geldt dat de verkeersaantrekkende werking relatief beperkt is en dat het verkeer gespreid over de dag en over de week plaatsvindt, grotendeels buiten de reguliere spitsperiodes.
Op wedstrijddagen van de MXGP, wordt een grote in- en uitstroom van verkeer verwacht. Op basis van de verkeersprognose blijkt het piekmoment zaterdagavond tussen 18:00 – 19:00 te zijn met uitstroom van in totaal 2.800 motorvoertuigen. Gelet op de meest belangrijke ontsluitingsroute, zal dit met name voor veel congestie zorgen op de Monseigneur Smetsstraat en Kempervennendreef, waarbij tijdelijk filevorming kan optreden. Om de doorstroming en de verkeersveiligheid gedurende het evenement te waarborgen worden verkeermaatregelen en de inzet van verkeersregelaars op de aangewezen parkeerterreinen en kritieke kruispunten aanbevolen.
Parkeren
Een groot evenement als de MXGP genereert een parkeervraag van in totaal 3.500 motorvoertuigen per wedstrijddag. De beschikbare parkeerterreinen rondom het Eurocircuitterrein bieden plaats aan 3.044 motorvoertuigen. Dit resulteert in een tekort van (3.044-3.500) 456 parkeerplaatsen. Elke parkeerplaats heeft 22,5 m² aan ruimte nodig. De opgave is om voor de overige 456 parkeerplaatsen (x22,5 m² = 4.928 m²) 1 hectare aan parkeerruimte te vinden, dan wel maatregelen te nemen om het autogebruik terug te dringen.
Verkeersafwikkeling
Effecten op de verkeersafwikkeling kunnen vooral optreden bij grote evenementen (wedstrijden). Bij die evenementen wordt een evenementenplan in gebruik genomen. Daarin kan ook aandacht worden besteed aan de mobiliteit en het beperken van het gebruik van de auto door het aanbieden van alternatieve mogelijkheden, zoals collectief vervoer en pendelbussen naar stations. De N69 is de belangrijkste ontsluitingsroute van en naar het Eurocircuit. Er wordt een nieuwe verbinding tussen de Monseigneur Smetsstraat en N69 gerealiseerd, welke een grote impact op het wegennet rondom het Eurocircuit heeft. Als gevolg van de nieuwe ontsluiting is het voor gemotoriseerd verkeer, komend vanuit Dommelen, niet meer mogelijk om via de Monseigneur Smetsstraat het Eurocircuitterrein te bereiken. Voor fietsers en voetgangers blijft deze verbinding wel bestaan. Via een verbindingsweg vanuit de Westparallel N69 en N397 is de Monseigneur Smetsstraat dan bereikbaar. De enkelstrooksrotondes op de Luikerweg kunnen geen grote verkeersstromen afwikkelen, waardoor er wachtrijvorming ontstaat met mogelijk terugslag op de N69. Om die reden wordt aanbevolen de ontsluiting naar de Victoriedijk ter via de rotondes van de Luikerweg te stremmen, gedurende het MXGP. Dit betekent dat de ontsluiting van het MXGP grotendeels verloopt via de Monseigneur Smetsstraat en de Kempervennendreef om de parkeervoorzieningen van het evenement te bereiken.
4.7.1 Conclusie
Gelet op het feit dat er geen intensivering van het gebruik (qua evenementen en openstelling) plaatsvindt, omdat de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik is opgenomen in dit bestemmingsplan en het feit dat op dit moment een separaat bestemmingsplan in procedure is gebracht om het bovengenoemde Haakje mogelijk te maken, wat een verbetering van de bereikbaarheid van het Eurocircuit met zich meebrengt, kan gesteld worden dat er over het algemeen geen (significante) negatieve effecten optreden betreffende verkeer en parkeren.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
4.8.2 Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.
Uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)
Op basis van de risicokaart is gebleken dat er in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde risicobron is een LPG-station en die is op geruime afstand (ongeveer 870 m) van het plangebied gelegen.
4.8.3 Transport gevaarlijke stoffen
De regelgeving rond de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen volgt uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS). In de WVGS en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) worden normwaarden gegeven voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de bijlagen van de Regeling Basisnet is opgenomen voor welke transportroutes de externe veiligheidsrisico’s bepaald moeten worden. In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen berekend en geanalyseerd moeten worden.
Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de HART (paragraaf 2.1) hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen, hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico.
Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. In de HART zijn per stofcategorie en per modaliteit vaste afstanden opgenomen voor de begrenzing van het invloedsgebied.
Er zijn geen luchthavens of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor binnen een afstand van 200 meter van het plangebied aanwezig.
4.8.4 Leidingen
Door het plangebied loopt de volgende leiding:
leiding | leiding nr. | dm | druk | 1% letaliteit | 100% letaliteit | PR 10-4 | strook |
PRB | Tracé Noord | 8 inch | 68 bar | 28 m | 9 m | 10,3 m | 5 m |
uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)
De beheerder van de PRB-leiding is Petrochemical Pipeline Services BV. De leiding heeft een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 80 bar. De getransporteerde stof is naftaleen – K1 vloeistof. Voor de PRB-leiding geldt een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 10,3 m aan weerszijden van de leiding en een invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit) van 28 m aan weerszijden van de leiding.
4.8.5 Conclusie externe veiligheid
Het plaatsgebonden risico van risicobronnen vormt, gelet op bovenstaand, geen knelpunt. Voor de leiding is een dubbelbestemming met een toetsingszone opgenomen van 5 m aan weerszijden waarbinnen uitsluitend werken mogen plaatsvinden voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding. Overige werken en bouwwerken ten behoeve van de enkelbestemming(en) zijn uitsluitend toegestaan door middel van een afwijking. Daarmee kan dit bestemmingsplan verantwoord worden geacht.
4.9 Natuur
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Op 6 april 2021 is een voorinventarisatie uitgevoerd (Bijlage 12) van de kansen en de risico's voor de natuur per benoemde scenario voor het Eurocircuit. Voor het gekozen scenario (scenario 2) wordt als positief effect benoemd dat de bestaande natuurwaarden gehandhaafd blijven. Echter als negatief effect wordt wel benoemd dat de huidige negatieve effecten ook gehandhaafd blijven. Daarnaast zijn er voorstellen gedaan om middels relatief simpele maatregelen binnen het huidige gebruik kansen voor biodiversiteit te creëren.
4.9.1 Gebiedsbescherming
4.9.2 Soortenbescherming
4.10 Landschap
Kenmerkend voor het buitengebied van Valkenswaard is het afwisselende landschap. Het landschap bepaald voor een groot deel de identiteit van het buitengebied en maakt dat mensen zich hier 'thuis' voelen. Het bestemmingsplan kan een rol spelen bij het behoud van de landschappelijke waarden.
Het gebied is al eeuwenlang bewoond. Op verschillende plaatsen zijn vuurstenen werktuigen uit de prehistorie gevonden. Bij het Groot Malpieven, langs de Dommel, zijn bewoningssporen aangetroffen uit de IJzertijd. In de Middeleeuwen zijn op de flanken van de beekdalen een groot aantal kleine, soms wat grotere agrarische nederzettingen ontstaan waaronder Keersop, Deelshurk, Zeelberg, Borkel, Schaft en Hoeve. Uit die tijd stammen ook de Venbergse en Dommelse watermolens. Het toen gehanteerde landbouwsysteem, waarbij de lage, natte gronden langs de beken werden gebruikt als hooiland, de flanken naar de hogere gronden als bouwland en de bossen en heide op de hoogste gronden om vee te laten grazen, heeft tot lang zijn stempel op het landschap gedrukt. Hoewel het (agrarisch) grondgebruik zich inmiddels sterk heeft ontwikkeld, hebben de verschillende landschapstypen die nu in Valkenswaard zijn te onderscheiden, hun oorsprong in het Middeleeuwse grondgebruik.
4.10.1 Landschapstypen
Een landschapstype is een karakteristieke combinatie van landschapskenmerken en –elementen die in een bepaalde samenhang voorkomen. Valkenswaard ligt op de zandgronden van de Kempen. Het landschap bestaat hier uit grote aaneengesloten boscomplexen en natuurgebieden op hogere gronden, met daartussen de lager gelegen beekdalen van de Dommel, Keersop en Tongelreep, die van zuid naar noord lopen. Op de overgangen van hoog naar laag concentreerden zich van oorsprong de landbouw en bewoning.
De huidige verschijningsvorm van het landschap hangt af van verschillende aspecten zoals bodem, water en gebruik. In de afgelopen eeuw is het onderscheid tussen de verschillende landschapstypen vervaagd door een veranderende agrarische bedrijfsvoering en de toename van de verstedelijkingsdruk. In de gemeente Valkenswaard zijn vier landschapstypen te onderscheiden:
- Het akkerdorpenlandschap: Oude zandontginningen met een glooiend reliëf op de dekzandruggen of de flanken daarvan. Ze groeiden uit tot grote, bolgelegen, open akkercomplexen. Aan de randen hiervan werden houtwallen opgeworpen als bescherming tegen stuivend zand en vraat door vee en wild. De wegen volgen veelal de natuurlijke vormen van de akkercomplexen en de aangrenzende beekdalen, en hebben daardoor een slingerend karakter. Over de akkers door liep een grofmazig patroon van zandpaden. Bewoning gebeurde in gehuchten rondom een centrale, vaak driehoekige, drink- en verzamelplaats voor het vee (brink of Frankische driehoek). Ze konden op de akker liggen zoals Schaft (kernakkerdorp) of langs de randen van de akkers zoals Borkel (kransakkerdorp). Vanaf de 20e eeuw zijn de akkercomplexen van Dommelen, Keersop en Valkenswaard vrijwel geheel bebouwd geraakt. De akkers bij Schaft en Borkel zijn nog wel aanwezig en ook goed herkenbaar.
- Het beekdallandschap: De voedselrijke beekdalen rondom Valkenswaard werden gebruikt als hooilanden. In de volksmond werden ze aangeduid als beemden. Met uitzondering van de watermolens (Venbergse Molen, Dommelse Watermolen), waren de beekdalen van oorsprong onbebouwd. De verkaveling was fijnmazig met singels en houtwallen op de perceelgrenzen. Het gebied was daarmee uitermate kleinschalig en besloten, in tegenstelling tot de hoger gelegen akkers en de heidevelden. Vanaf de 20e eeuw zijn veel beekdalen ingrijpend aangepast door het kanaliseren van beken, het plaatsen van stuwen, ruilverkaveling en het in gebruik nemen van de grond voor akkerbouw. De kavelgrensbeplantingen verdwenen en daarmee de karakteristieke kleinschaligheid en beslotenheid.
- Het jonge ontginningenlandschap: Voor het gehanteerde landbouwsysteem was de aanwezigheid van woeste gronden essentieel. Daarom is het landschap van de kempen eeuwenlang gedomineerd geweest door uitgestrekte heidevelden, bossen, stuifzanden en moerassige vennen. Hier werden slechts schapen geweid, heide geplagd en op beperkte schaal turf gestoken. Met de uitvinding van kunstmest waren deze woeste gronden vanaf de 20e eeuw niet meer nodig voor het landbouwsysteem en konden de voorheen onvruchtbare heidevelden worden ontgonnen voor de landbouw. Dat gebeurde ook in Valkenswaard op veel plaatsen (Brugsche Heide, Schaftsche Heide en Beeker Heide). Deze jonge ontginningen kenmerken zich nu door de rationele opbouw van een regelmatige blokverkaveling, rechte wegen en grote agrarische bedrijven.
- Het bos- en heidelandschap: Niet alle woeste gronden werden tot landbouwgrond ontgonnen. Sommige delen waren daarvoor te arm en te gevoelig voor opstuiven door de wind (Malpiebergsche Heide, Opperheide). Om het zand vast te houden en toch opbrengst te genereren, is hier naaldbos geplant ten behoeve van de productie van mijnhout. De massa van het bos vormt een sterk contrast met de aangrenzende open akkers en (inmiddels) open beekdalen. Andere plekken zoals rond het Malpieven en de Plateaux zijn nooit in ontginning gebracht en vertegenwoordigen nu belangrijke natuurwaarden.
landschapstypen in de gemeente Valkenswaard (bron: LOP, 2011)
4.10.2 Landschapselementen
In het kader van de landinrichting heeft een inventarisatie plaatsgevonden van waardevolle landschapselementen in het kavelruilproject Valkenswaard - Waalre (2010). Hieruit is gebleken dat sinds de 20e eeuw de bestaande beplantingen nog maar een fractie zijn van het vroegere dichte patroon aan houtwallen en bosjes. Het huidige grondgebruik valt niet meer te rijmen met de vroegere dichte groenstructuur. Dat wat over is, zijn vooral losse elementen en geen aaneengesloten structuren. Bovendien mist veel beplanting diversiteit, zijn er gaten in gevallen of resteren nog slechts enkele bomen. Het gebrek aan structuur uit zich vooral in een geringere waarde voor de natuur.In het gebied komen nog weinig steilranden voor. Veel hoogteverschillen zijn in de loop der jaren plat geschoven en door egaliseren en (ondiep) ontgronden zijn er nieuwe steilranden ontstaan. De waarde van de steilranden voor het landschap en de aardkunde is dan ook gering. Omdat de verstoring groot is (intensieve landbouw met dito bemesting, verkeer) is ook de waarde voor de natuur in veel gevallen gering. In het plangebied komen diverse zandpaden voor, met echter veelal een geringe landschappelijke waarde.
4.10.3 Conclusie
De beschermenswaardige landschapswaarden zullen een doorvertaling in de regels en op de verbeelding krijgen.
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11.1 Algemeen
Het grondgebied van Bergeijk kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.
De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.
4.11.2 Archeologische waarden
Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Bergeijk is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
- I. categorie 1: archeologisch monument;
- II. categorie 2: gebied van archeologische waarde;
- III. categorie 3: gebied met hoge verwachting (historische kernen en linten);
- IV. categorie 4: gebied met hoge verwachting;
- V. categorie 5: gebied met middelhoge verwachting;
- VI. categorie 6: gebied met lage verwachting;
- VII. categorie 7: gebied zonder archeologische verwachting.
Binnen het plangebied is categorie 4 en categorie 5 van toepassing. De verschillende gebieden zijn in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij de bijbehorende regels gelden om het bodemarchief te beschermen.
Archeologische verwachtingen- en waardenkaart (bron: atlas.odzob.nl)
4.11.3 Aardkundig waardevolle gebieden
De Provincie Noord-Brabant wil haar aardkundige waarden behouden. Aardkundige verschijnselen zijn van betekenis voor zowel de belevingswaarde als de natuurpotentie van het landschap. Daarnaast hebben ze ook een wetenschappelijke en educatieve betekenis. Op de volgende afbeelding zijn deze aardkundige en cultuurhistorische gebieden weergegeven.
Het centraal gelegen, bruin gearceerde gebied betreft het aardkundig waardevol gebied Malpie, met het Dommeldal ten zuiden van Valkenswaard en het aangrenzende bos-, heide- en vengebied van de Malpie ten westen ervan; en het Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor. Laatstgenoemde gebieden bestaan uit het bos- en heidegebied van het Leenderbos, het ten zuiden ervan gelegen heidegebied de Groote Heide, het westelijk gelegen beekdal van de Tongelreep en het laaggelegen bosgebied van Het Goor in het oosten. Ook het Brugven ten westen van de Tongelreep is in dit gebied opgenomen.
4.11.4 Cultuurhistorische waarden
4.11.5 Conclusie
Gelet op bovenstaand worden er geen archeologische of cultuurhistorische waarden geschaad. Het bestemmingsplan biedt een passende regeling ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Plansystematiek
5.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een (digitale) verbeelding, regels en toelichting. De basis daarvoor ligt in de verplichte toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2012 (SVBP 2012). Daarin zijn een aantal verplichtingen opgenomen voor het opstellen van een bestemmingsplan.
De verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van dit plan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, aangezien zij in juridisch opzicht geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Zij heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en de uitleg van bepaalde regels. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 bevat de verschillende bestemmingen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook de dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.
5.2 Toelichting Op De Planregels
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen (art. 1):
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.
Binnen het autosportterrein is het autocircuit gelegen. Het autosportterrein zelf bevat ook de om- en tussenliggende gronden rondom het autocircuit. Het autosportterrein is dan ook qua omvang groter dan het autocircuit zelf. Datzelfde geldt ook voor het motorsportterrein.
Wijze van meten (art. 2):
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.
5.2.2 Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden
Deze bestemming geldt voor drie agrarische percelen binnen het plangebied. Extensief agrarisch grondgebruik is toegestaan en daarnaast ook agrarisch natuurbeheer. Het beweiden en bemesten van deze gronden is echter niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - beweiden en bemesten' . Deze percelen zijn meegenomen in het plangebied, omdat ze ingezet worden als evenementenparkeerterrein. Daarvoor is ook een aanduiding opgenomen. Alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht.
Groen - Landschapselement
Deze bestemming geldt voor die percelen binnen het plangebied die ingezet worden voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering en voor een perceel waar een voormalige vuilstortplaats was gelegen. Omdat al deze percelen geen onderdeel uitmaken van een Natura 2000-gebied of van het Natuurnetwerk Noord-Brabant, krijgen deze percelen, vannwege het huidige gebruik (bos met beplanting en grasland) deze bestemming . Naast de landschapswaarden mogen deze percelen ook gebruikt worden voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voor extensieve dagrecreatie, zoals wandelen en fietsen. Er mogen enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht. Om de waarden van dit perceel te beschermen is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Ook ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - beweiden en bemesten' is het niet toegestaan om de gronden te beweiden en te bemesten.
Natuur
De gronden die deze bestemming hebben gelegen zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Noord-Brabant. Daarvoor is, ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden, passend gebruik opgenomen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken geen gebouwen toegestaan en is een aanlegvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de waarden.
De sportbestemmingen
Elke sport(vereniging) binnen het plangebied heeft een aparte enkelbestemming gekregen, zodat de omvang per sport(vereniging) duidelijk is en ook welke specifieke regels er per sport(vereniging) van toepassing zijn.
Binnen elke bestemming is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de 'opzet kwaliteitsverbetering' zoals opgenomen in Bijlage 1 van de planregels is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. Daarnaast moet op de percelen (die bestemd zijn als 'Agrarisch met waarden' en 'Groen - Landschapselement) die zijn aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - bemesten en beweiden' het beweiden en bemesten daadewerkelijk zijn beëindigd.
Binnen elke bestemming is een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor specifieke werken en werkzaamheden. En elke sport(vereniging) heeft eigen bouwregels gekregen.
Binnen de sportbestemmingen 'Sport - Motorsportterrein', 'Sport - Fietscrossterrein ' en 'Sport - Wielerbaan' geldt ook een gebiedsaanduiding 'overige zone - vakantieactiviteiten' ten behoeve van een vakantieweerk van het jeugd- en jongerenwerk. De bijbehorende regels zijn opgenomen in artikel 21.3. Hieronder wordt nader ingegaan op het gebruik binnen de enkelbestemmingen 'Sport - autocircuit' en 'Sport - motorcrossterrein'
Sport - Autosportterrein en Sport - Motorcrossterrein
De opzet binnen beide bestemmingen is gelijk. Binnen de bestemming 'Sport - Autosportterrein' ligt het autosportterrein. De omvang van deze enkelbestemming is dan ook groter dan het autocircuit zelf. Binnen de bestemming 'Sport - Motorsportterrein' ligt het motorsportterrein, waarbij ook hier geldt dat de omvang van deze enkelbestemming groter is dan het motorcircuit zelf.
Qua gebruik is per bestemming een hele specifieke en gedetailleerde regeling opgenomen. Daar is ook het geluidsonderzoek (Bijlage 10) op gebaseerd en de regeling komt overeen met de voorkeursvariant uit de MER ( Bijlage 4), zodat hier geen discrepantie tussen zit. Hier is voor gekozen omdat het beperken van het gebruik (ook) de hinder richting de omgeving kan beperken, zie voor een nadere uitleg paragraaf 2.3.3.2. Daarnaast kan de voorspelbaarheid van het gebruik van de circuits leiden tot een kleinere hinderbeleving. Zo is er bijvoorbeeld bepaald dat er in de maanden december, januari en februari geen autosportactiviteiten en motorsportacitiviteiten plaats mogen vinden en dat er niet langer dan 7 uur, 59 minuten en 59 seconden per week gereden mag worden, met uitzondering van de weken waarin ook een weekendwedstrijd gereden mag worden. De wedstrijden zijn heel specifiek benoemd en opgenomen in een tabel in de planregels.
Daarnaast geldt er voor zowel het autosportterrein als het motorsportterrein een extra voorwaardelijke verplichting. Het gebruik van deze terreinen is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat de verbindingsweg tussen de toe- en de afrit van de N69 en de Mgr. Smetsstraat voor ontsluiting beschikbaar is. Dit omdat bij deze ontsluiting het bezoekersverkeer van en naar de wedstrijden op beide terreinen beter kan doorstromen.
Verder gelden voor de auto- en motorsportactiviteiten tijdens de trainingsdagen dat er in tijdblokken gereden moet worden. Op een dag zijn er 2 tijdblokken. Wel is opgenomen dat als er auto- of motorsportactiviteiten worden opgestart in één van de tijdblokken, maar dat niet het volledige tijdblok wordt benut, dat het dan niet is toegestaan om de niet-gereden uren aansluitend op een volgend tijdblok op de dag of op een andere dag mogen worden ingehaald.
Nevenactiviteiten van de verenigingen, niet zijnde auto- of motorsportactiviteiten zijn ook toegestaan. Daarbij moet gedacht worden aan sociale bijeenkomsten, algemene ledenvergaderingen en voorlichting en educatie.
Verkeer
Een gedeelte van de Victoriedijk en de Mgr. Smetsstraat zijn meegenomen binnen het plangebied en hebben de bestemming Verkeer gekregen.
Leiding - Koolwaterstof
De leiding die binnen het plangebied aanwezig is wordt beschermd middels een dubbelbestemming met bijpassende regeling. Deze dubbelbestemming gaat vóór de enkelbestemmingen. Wel kan het bevoegd gezag afwijken om alsnog ten behoeve van de onderliggende enkelbestemmingen werken en werkzaamheden uit te voeren.
Waarde - Archeologie - 4, Waarde - Archeologie - 5, Waarde - Archeologie - 6
Binnen het plangebied zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingskaart is vertaald naar een passende regeling (omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden).
Waarde - Hydrologie
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor watergerelateerde waarden en de hydrologische waarden worden middels deze planregels beschermd middels een aanlegvergunningstelsel. Er dient advies ingewonnen te worden bij het Waterschap.
5.2.3 Algemene regels
In artikel 17, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 18 zin de algemene bouwregels opgenomen. Dit zijn bouwregels die binnen alle (dubbel)bestemmingen van toepassing zijn. In artikel 19 en zijn algemene gebruiksregels opgenomen. Dit zijn gebruiksregels die binnen alle (dubbel)bestemmingen van toepassing zijn. In artikel 20 is een algemene parkeerregel opgenomen waar gebruik en bouwen aan moet voldoen. In artikel 21 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hier staan de regels waaraan getoetst moet worden binnen de zones die in dit bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de veiligheidszone van de leiding voor koolwaterstof en de gebiedsaanduiding voor de vakantieweek van het jeugd- en jongerenwerk. Artikel 22 bevat de algemene afwijkingsregels waarmee het bevoegd gezag enige beperkte mate van flexibiliteit kan geven aan het bouwen.
Artikel 23 bevat een prioritering van de bestemmingen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 24) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 25) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten
6.1 Handhaving
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. De begrippen toezicht en handhaving definiëren wij als "elke handeling van de gemeente die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding daarvan te beëindigen".Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Artikel 7.1 Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wro.
Dit bestemmingsplan biedt een duidelijk en herkenbaar juridisch kader voor het Eurocircuit. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de omvang van de verschillende vormen van gebruik en de omvang van de verschillende aanwezige bouwwerken (voornamelijk gebouwen). Deze inventarisatie is de basis voor de juridische deel van het bestemmingsplan (planregels en planverbeelding).
Uitvoering van de bestuursrechtelijke handhaving (handelen in strijd met dit bestemmingsplan of handelen in afwijking van verleende vergunningen op basis van dit bestemmingsplan) geschiedt conform de gemeentelijke handhavingsstrategie, die opgenomen is in het handhavingsbeleidsplan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan ‘Eurocircuit Valkenswaard’ is een bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk gemaakt. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Zienswijzen
7.1 Vooroverleg
In het kader van vooroverleg is het concept-bestemmingsplan voorgelegd aan:
- de provincie Noord-Brabant;
- het Waterschap De Dommel;
- PPS Pipelines.
Voor zover er opmerkingen waren op het concept, zijn deze opmerkingen verwerkt in dit ontwerp-bestemmingsplan.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' is met ingang van 12 mei 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 27 zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen (Bijlage 14) is het gemeentelijk standpunt op deze zienswijzen opgenomen en is aangegeven of deze hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Na de zienswijzenperiode is het (gewijzigde) bestemmingsplan Eurocircuit samen met alle zienswijzen en de Nota van zienswijzen daarop aangeboden ter vaststelling aan de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft echter op 27 juni 2024 niet ingestemd met de gebruikskaders voor de verenigingen die op dat moment in het ter vaststelling aangeboden bestemmingsplan waren opgenomen. De raad besloot om de behandeling van het bestemmingsplan uit te stellen naar een later tijdstip en gaf het college de opdracht om de gebruikskaders waar mogelijk voor de verenigingen te verbeteren.
Bij de uitvoering van die opdracht van de gemeenteraad, is een aantal gesprekken gevoerd met de verenigingen die daar behoefte aan hadden. De wensen en ideeën van de verenigingen zijn opnieuw besproken. Daar waar de wensen en ideeën op grond van de geldende wet- en regelgeving mogelijk zijn, en in lijn zijn met de raadsopdracht zijn deze doorgevoerd in dit bestemmingplan.
Bijlage 1 Opzet Kwaliteitsverbetering (27 December 2023)
Bijlage 1 Opzet kwaliteitsverbetering (27 december 2023)
Bijlage 2 Beoordelingspunten
Bijlage 1 Toekomst Eurocircuit, Definitieve Rapportage
Bijlage 1 Toekomst Eurocircuit, definitieve rapportage
Bijlage 2 Notitie Reikwijdte En Detailniveau
Bijlage 2 Notitie reikwijdte en detailniveau
Bijlage 3 Bijlage Bij Notitie Reikwijdte En Detailniveau Reactienota Ontwerp
Bijlage 3 Bijlage bij notitie reikwijdte en detailniveau reactienota ontwerp
Bijlage 4 Ontwerp-mer Eurocircuit Valkenswaard
Bijlage 4 ontwerp-MER Eurocircuit Valkenswaard
Bijlage 5 Definitieve Mer Eurocircuit Valkenswaard
Bijlage 5 definitieve MER Eurocircuit Valkenswaard
Bijlage 6 Opzet Kwaliteitsverbetering
Bijlage 6 Opzet kwaliteitsverbetering
Bijlage 7 Taxatierapport Evs
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 9 Verkeersonderzoek Eurocircuit
Bijlage 9 Verkeersonderzoek Eurocircuit
Bijlage 10 Geluidsonderzoek
Bijlage 11 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 11 Onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 12 Algemene Beschrijving Natuurwaarden Eurocircuit
Bijlage 12 Algemene beschrijving natuurwaarden Eurocircuit