KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijk
Artikel 4 Groen - Stedelijk
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Leiding - Water
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Regelingen
Hoofdstuk 2 Het Voornemen
2.1 Inleiding
2.2 Bebouwings- En Functionele Structuur
2.3 Groenstructuur
2.4 Waterstructuur
2.5 Verkeerskundige Structuur
2.6 Beeldkwaliteit
2.7 Indicatieve Planning
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Aspecten
4.1 Programmatische Aspecten
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Verkeer
4.4 Geluidhinder
4.5 Geur
4.6 Bodem
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Natuur In Relatie Tot Flora- En Faunawet
4.10 Natuur (Ruimtelijke Kaders, Ehs)
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12 Watertoets
4.13 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Verbeelding
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Ten Behoeve Van Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 1 Verkeerstoets
Bijlage 2 Geluidsonderzoek
Bijlage 3 Luchtonderzoek
Bijlage 4 Nota Bodembeheer
Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Plan
Bijlage 6 Reactie Ff Wet Van Ministerie Van Lnv
Bijlage 7 Natuurtoets
Bijlage 8 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 10 Gebiedsvisie T.b.v. Oerle-zuid
Bijlage 11 Reactie Van Provincie Noord-brabant In Kader Van Vooroverleg
Bijlage 12 Advies Van De Cmer
Bijlage 13 Geluidsonderzoek 201001521-15
Bijlage 14 Oplegnotitie Bij Gebiedsvisie Zilverackers
Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen

Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers

Bestemmingsplan - Gemeente Veldhoven

Vastgesteld op 17-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanOerle-Zuid, eerste fase Zilverackers van de gemeente Veldhoven;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep

het in een woning en/of in de bij die woning behorende andere gebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwde afzonderlijke ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en die door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.8 aanzicht

een willekeurig gezichtpunt gelegen in het openbaar gebied;

1.9 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de hoofdvoorgevel van het betreffende gebouw;

1.10 afhankelijke woonruimte

een ander gebouw waarin mantelzorg toegestaan is;

1.11 Algemene wet bestuursrecht

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.12 ander gebouw

een aanbouw, uitbouw of een bijgebouw;

1.13 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.15 architectonische waarde

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingsaccent

een bebouwd architectonisch of stedenbouwkundig accent in de bebouwing, in de vorm van: een verdraaiing in de nokrichting, het realiseren van een dakkapel, dakopbouw, uitbouw, torentje, erker, veranda, overbouwing of open poort;

1.18 bebouwingspercentage

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;

1.19 bedrijfsgebouw/dienstgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

1.21 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.22 bestaand

  1. a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
  2. b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.23 bestemmingsgrens

de scheiding die de begrenzing tussen op de verbeelding ingetekende bestemmingen vormt dan wel de grens van de bestemming die samenvalt met de plangrens;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, zonder directe verbinding met dat hoofdgebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.26 bijzonder wonen

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, zoals gehandicapten, bejaarden of anderszins verzorgingsbehoevenden, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.27 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk

elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 bovenwoning

een woning die zich (overwegend) op de verdieping(en) bevindt, en waarbij de hierbij behorende woningtoegangen en andere gebouwen op de begane grondbouwlaag zijn toegestaan;

1.33 caravan

een niet-omgevingsvergunning voor het bouwen plichtige ruimte in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders;

1.34 carport

een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.36 dagopvang

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting;

1.37 dak

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 dakvlak

een hellend vlak in een dak;

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.40 eerstelijns gezondheidszorg

die vorm van gezondheidszorg die voor een patiënt zonder doorverwijzing bereikbaar is en die betrekking heeft op kortdurende dagbehandelingen, zoals een huisarts, therapeut, tandarts en psycholoog;

1.41 evenement

een voor het publiek toegankelijke en daarop gerichte activiteit op het gebied van sport, muziek of sociaal-cultureel dan wel maatschappelijk vlak met een beperkte duur. Onder de duur wordt niet begrepen de periode die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43 gebouw van openbaar nut

een gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.44 gebruiken

het gebruiken, doen en laten gebruiken;

1.45 gevellijn

een als zodanig op de verbeelding aangegeven gevellijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de hoofdvoorgevel moet zijn gekeerd;

1.46 halfverhard

een verharding bestaande uit kiezel, grind, schelpen en/ of gemalen baksteen alsmede vergelijkbare losse materialen dan wel materialen die naar uitstraling daarmee overeenkomen;

1.47 hondenuitlaatplaats

een, al dan niet afgeschermd/omheind, terrein waarbinnen honden los mogen lopen en hun behoefte mogen doen;

1.48 hoofdbewoner

degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden;

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, exclusief andere gebouwen, dat door zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;

1.50 hoofdvoorgevel

de voorgevel van een hoofdgebouw die in de gevellijn is gelegen;

1.51 kampeerauto

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of recreatief nachtverblijf;

1.52 kampeermiddel

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.53 kantoor

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.54 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0.50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

1.55 kinderopvang

het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders;

onderscheiden kan worden in:

  • kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
  • 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/ of 's nachts;

1.56 kiosk

een binnen het verblijfsgebied gelegen gebouw van beperkte omvang dat bedoeld is om de verblijfsfunctie te veraangenamen door het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken alsmede rookwaren;

1.57 kunstuiting

een duurzaam, optisch waarneembaar object dat het resultaat is van een subjectieve creatieve expressie van een mens die ofwel de verbeelding of gevoelens van de kunstenaar in een scheppende activiteit uit of een schepping is die bij de waarnemer een gevoel of verbeelding oproept;

1.58 luifel

afdak of overkapping aan of bij een gebouw al of niet ondersteund;

1.59 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, kinderdagopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid;

1.60 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.61 onderdoorgang

een op de verbeelding aangegeven gebied waar een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht

1.62 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten;

1.63 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.64 onverhard

een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen;

1.65 overbouwing

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door gebouwen;

1.66 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.67 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst:
    30 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;

1.68 pergola

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn;

1.69 reclame

het publiekelijk aanprijzen van (handels)waar en /of diensten;

1.70 schotelantenne

een schotelantenne voor zover niet zijnde een vergunningvrij bouwwerk;

1.71 stacaravan

een caravan, die, ook als hij niet omgevingsvergunning voor het bouwen plichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.72 tent

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat (relatief) gemakkelijk is op te vouwen en in te pakken;

1.73 uitbouw

een ruimte die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en die tevens een vergroting van dat bestaande hoofdgebouw vormt en die door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

1.74 verblijfsdoeleinden

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

1.75 verdieping(en)

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.76 verhard

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen;

1.77 verkoop als ondergeschikte activiteit

verkoop als niet zelfstandige detailhandelsfunctie die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;

1.78 verzorgingshuis

een instelling gericht op het verlenen van huisvesting, verzorging en begeleiding wanneer dit in de eigen, zelfstandige woonsituatie niet meer mogelijk is;

1.79 voorgevel

de gevel van een gebouw, die gekeerd is naar de weg of het openbaar gebied;

1.80 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

1.81 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.82 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.83 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met dien verstande dat:

  • onder een aaneengebouwde woning wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • onder een twee-aaneen woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  • onder een gestapelde woning wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
  • onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet direct aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is aangebouwd;

1.84 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.85 zakelijke dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon- /telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.86 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een hoofdvoorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.3 Meetpunt

  1. a. Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in deze regels in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
    1. 1. afstanden loodrecht,
    2. 2. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
    3. 3. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
  2. b. Bij de toepassing van het bepaalde in lid 2.3, sub a onder 2 wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. een hondenuitlaatplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats" alsmede binnen een afstand van 10 meter uit deze aanduiding;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. een geluidwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswal';
  6. f. tevens een aarden wal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - aarden wal";
  7. g. kunstuitingen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. flora- en faunavoorzieningen;
  11. k. beschermd gebied waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - beschermd gebied waterhuishouding”;
  12. l. de aanzet van de brug ten behoeve van de brug zoals die mogelijk wordt gemaakt binnen de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug';
  13. m. tevens waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging";

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

bouwwerk, geen gebouw zijnde bouwhoogte maximaal
bewegwijzeringen 8 m
licht- en andere masten 8 m
antenne-installaties 8 m
kunstuitingen 6 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m

Een en ander met dien verstande dat de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van hondenuitlaatplaatsen alleen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats' en binnen een afstand van 10 m uit deze aanduiding.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Verharde paden mogen uitsluitend ontsloten worden ter plaatse van of in de directe nabijheid van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - indicatieve ontsluiting langzaamverkeer'. Halfverharde en onderharde paden zijn overal toegestaan.

Artikel 4 Groen - Stedelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Stedelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. in-/uitritten;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. een hondenuitlaatplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats" alsmede binnen een afstand van 10 meter uit deze aanduiding;
  6. f. een dierenweide, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide';
  7. g. verharde sportvelden;
  8. h. een evenemententerrein dat tevens deels gebruikt mag worden als parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein";
  9. i. kunstuitingen;
  10. j. waterelementen;
  11. k. geluidwerende voorzieningen;
  12. l. nutsvoorzieningen;
  13. m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  14. n. flora- en faunavoorzieningen;
  15. o. tevens waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging";

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Stedelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen van openbaar nut;
  2. b. een gebouw ten behoeve van de "dierenweide" ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide';
  3. c. ten behoeve van hondenuitlaatplaatsen zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Deze bouwwerken mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats' en binnen een afstand van 10 m uit deze aanduiding alsmede op locaties waar via afwijking ingevolge artikel 4.5.1 een hondenuitlaatplaats wordt toegelaten.
  4. d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. In- en uitritten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen.
  2. b. Het aanleggen van ontsluitingen (in- en uitritten) ten behoeve van aanliggende woningen is uitsluitend toegestaan indien een verharde parkeerplaats op eigen terrein reeds aanwezig is en mits:
    1. 1. hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
    2. 2. de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
    3. 3. geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
    4. 4. het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
  3. c. Op het evenemententerrein mogen uitsluitend evenementen worden georganiseerd die voldoen aan de in de "nota evenementenbeleid 2005" vastgelegde uitgangspunten en waarvoor door het bevoegde gezag de vereiste vergunning is afgegeven.
  4. d. Verharde paden mogen uitsluitend ontsloten worden ter plaatse van of in de directe nabijheid van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - indicatieve ontsluiting langzaamverkeer'. Halfverharde en onderharde paden zijn overal toegestaan.
  5. e. De gezamenlijke oppervlakte aan verharde sportvelden mag binnen deze bestemming maximaal 2000 m2 bedragen.
  6. f. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein" mag maximaal 30% van de gronden worden verhard en gebruikt ten behoeve van parkeerterrein.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. wonen;
  3. c. bijzonder wonen;
  4. d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. kunstuitingen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingen;
  8. h. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.worden gebouwd

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. 1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    2. 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag in totaal worden gebruikt voor deze aan huis verbonden functies;
    3. 3. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
    4. 4. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    5. 5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
    6. 6. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    7. 7. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
      • geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
      • alleen zijn toegestaan activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven(bijlage 1);
    8. 8. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    9. 9. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.
  2. b. Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan in de vorm van een verzorgingshuis en eerstelijns gezondheidszorg.
  3. c. Maximaal 200 m2 bvo is toegestaan ten behoeve van eerstelijns gezondheidszorg.
  4. d. Maximaal 250 m2 bvo is toegestaan ten behoeve van detailhandel en wel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
  5. e. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. 1. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
    2. 2. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen om ter plaatse gestapelde woningen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen/appartementen mag niet meer dan 50 bedragen;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  4. d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde
  6. f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het duurzame behoud, herstel en verdere ontwikkeling van natuur;
  2. b. het duurzame behoud, herstel en verdere ontwikkeling van bos;
  3. c. het duurzame behoud, herstel en verdere ontwikkeling van landschapselementen, zoals houtwallen;
  4. d. onverharde en halfverharde fiets- en voetpaden;
  5. e. een verhard voetpad uitsluitend voor zover dit ontsloten wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer' ;
  6. f. een verharde toegangsweg ten behoeve van het onderhoud van een zendmast ter plaatste van de aanduiding 'verkeer';
  7. g. migratieroutes van vleermuizen;
  8. h. leefgebied van de das;
  9. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. flora- en faunavoorzieingen;
  11. k. een brug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer';
  12. l. beschermd gebied waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermd gebied waterhuishouding';

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van 4 meter, zoals faunageleidende afrasteringen, bankjes, wegbewijzering. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer' een brug is toegestaan waarvan het deel dat gelegen is binnen deze bestemming niet hoger mag zijn dan 6 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 teneinde maximaal één uitkijktoren toe te staan binnen deze bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van de toren mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  2. b. de natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden;
  2. b. voorzieningen voor openbaar vervoer;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. kunstuitingen;
  9. i. muurtjes/poortjes;
  10. j. overbouwingen;
  11. k. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug'';
  12. l. beschermd gebied waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermd gebied waterhuishouding';

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan:

  1. a. gebouwen van openbaar nut;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Wegen mogen uit niet meer dan 2 rijstroken bestaan, met dien verstande dat een invoeg-/uitvoegstrook hieronder niet wordt begrepen.
  2. b. De breedte van een rijstrook mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  3. c. Het inrichten van de gronden in afwijking van de op de verbeelding aangegeven principeprofielen is niet toegestaan.
  4. d. Hondenuitlaatplaatsen zijn niet toegestaan.
  5. e. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer” zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een langzaamverkeersverbinding.
  6. f. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. verkeersontsluitingen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. in- en uitritten;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede nutsvoorzieningen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen de bestemming "Wonen" ten behoeve van:
    1. 1. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
    2. 2. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
    3. 3. standplaats voor onderkomens.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in sub a onder 3 wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.
  3. c. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. 1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    2. 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag in totaal worden gebruikt voor deze aan huis verbonden functies;
    3. 3. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
    4. 4. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    5. 5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
    6. 6. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    7. 7. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
      • geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
      • alleen zijn toegestaanactiviteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven(bijlage 1);
    8. 8. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    9. 9. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.
  4. d. Parkeren op eigen terrein is uitsluitend toegestaan:
    1. 1. indien het parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 meter bedraagt.
      Een en ander mits:
      • hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
      • de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
      • geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
      • het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Wijziging

Artikel 9 Leiding - Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van een hoge druk waterleiding;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden,

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de aanwezige archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming deels of geheel te verwijderen van de verbeelding indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet en voorzover de gronden zijn vrijgegeven door een bevoegd gezag goedgekeurd selectiebesluit.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)

Ter plaatse van de aanduiding Luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal enConical Surfice (IHCS)geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

13.2 Luchtvaartverkeerszone - ILS (Instrument Landing System)

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in deze planregels teneinde tot een maximum van 10% af te wijken van het in het plan voorgeschreven bebouwingspercentage, de breedte, de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen. Deze afwijking is niet toegestaan indien reeds eerder op grond van deze regel voor de betrokken gronden is afgeweken;
  2. b. voor het realiseren van waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Afwegingskader

Een in 14.1 genoemde afwijking is slechts toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. c. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  4. d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

16.2 Gemeentelijke beleidsregels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels dienen deze beleidsregels te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

17.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanOerle-Zuid, eerste fase Zilverackers.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Veldhoven heeft het voornemen om een nieuwe woningbouwlocatie 'Zilverackers' te ontwikkelen volgens het Masterplan Veldhoven-West om zo haar woningbouwtaak in regionaal verband mede te kunnen vervullen. De gemeente Veldhoven gaat binnen het projectgebied Zilverackers momenteel uit van de bouw van circa 2.700 woningen in de periode tussen nu en 2030, met de daarbij behorende voorzieningen (zoals sportvelden, scholen e.d.).

De ontwikkeling van Oerle-zuid vormt de eerste uitwerking van het Masterplan Veldhoven-West en maakt deel uit van de substantiële woningbouwtaak die de gemeente Veldhoven heeft in de regio Zuidoost Brabant. Voor de uitbreiding van Oerle wordt uitgegaan van circa 300 woningen (dit is inclusief het zorgcluster) waarbij rekening wordt gehouden met een divers woningbouw-programma voor verschillende soorten huishoudens en mogelijkheden voor particulier opdrachtgeverschap. Naast woningen worden er ook mogelijkheden gecreëerd voor realisatie van een zorgcluster.

Voor deze zuidelijke uitbreiding van Oerle heeft bureau Wissing het "Stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid" opgesteld. Dat stedenbouwkundig plan is op 13 oktober 2009 door het college vastgesteld en ligt ten grondslag aan het onderhavige bestemmingsplan. Daarnaast is er voor het gebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 27 mei 2010.

Het stedenbouwkundig plan is als bijlage 8 opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan als bijlage 9.

In opdracht van de gemeente Veldhoven heeft ARCADIS in 2007 een MER opgesteld voor de ontwikkeling van Veldhoven West (noot: thans Zilverackers genoemd) Woningbouw en de Westelijke Ontsluitingsroute (WOR). Deze MER is opgesteld conform de daarvoor geldende richtlijnen. In de MER is o.a. het tracé voor de onderhavige Verlengde Heerbaan op planologische en milieuaspecten beoordeeld


In de MER Veldhoven-West is een volwaardig alternatievenonderzoek verricht. Uit de alternatievenafweging volgde de locatie Veldhoven-West, met daaronder Oerle-Zuid ten behoeve van de bouw van 300 woningen en een deel van de nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Heerbaan. De reden voor de aanleg van de Verlengde Heerbaan is gelegen in de noodzaak om voor de bestaande woongebieden Oerle en Veldhoven betere ontsluitingsmogelijkheden te creëren en om te borgen dat het verkeer ook met en na de bouw van de 300 woningen in Oerle-Zuid alsook de verder in de toekomst te bouwen woningen in Zilverackers kan worden afgewikkeld.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het oorspronkelijke kerkdorp Oerle, in het westen van Veldhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0001.jpg"

1.3 Vigerende Regelingen

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd Kon. Besluit
Buitengebied 1988 13 februari 1990 27 september 1990
Oerle 10 mei 1976 29 juni 1977 19 juli 1980
Oerle 2005 21 november 2006 3 juli 2007
Oerle herziening XXVIII 12 juni 1995 14 september 1995
Oerle herziening XXVIIIa 10 juni 1997 21 augustus 1997

Deze bestemmingsplannen zullen door vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan voor deze gronden rechtskracht verliezen. Het voorliggende bestemmingsplan voor Oerle-Zuid vervangt de vigerende regelingen waardoor een overzichtelijke actuele situatie ontstaat, aangepast aan de meest recente wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2 Het Voornemen

2.1 Inleiding

Ten behoeve van de planontwikkeling voor de locatie Zilverackers is in 2007 het Masterplan Veldhoven-West opgesteld dat antwoord geeft op de vraag wat voor een thuis het gebied zal bieden en in wat voor omgeving het zal staan. Het masterplan betreft een bijzonder plan waarbij tweederde van de ruimte wordt gebruikt om groene ruimte voor natuur en recreatie te ontwikkelen met als doel de woonkwaliteit en het milieu te bevorderen. Eénderde van de ruimte wordt gebruikt om binnen een aantal dorpen een aantrekkelijk en vertrouwd woonmilieu te creëren. Er wordt gestreefd naar een inbedding van Zilverackers in het huidige Kempische landschap waarbij de landschappelijke kwaliteiten zoals houtwallen, bomenrijen, greppels en karakteristieke lintbebouwing de basis vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0002.png"

Masterplan Veldhoven-West

De zuidelijke afronding van Oerle (Oerle-Zuid) is de eerste uitwerking van het Masterplan. In de hierna volgende paragrafen wordt een samenvatting van de stedenbouwkundige opzet van Oerle-Zuid gegeven (bron: stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid, oktober 2009).

2.2 Bebouwings- En Functionele Structuur

De uitbreiding vormt de zuidelijke afronding van het bestaande kerkdorp Oerle. De karakteristieke radiale wegen gaan functioneren als de dragers van de uitbreiding en zorgen voor een heldere opzet en samenhang tussen oud en nieuw. Op een aantal plekken wordt de uitbreiding onderbroken door groene open ruimtes, waardoor de relatie met het Kempenlandschap zoveel mogelijk zal worden gehandhaafd. Een aantal cultuurhistorische kenmerken van het oorspronkelijke agrarische dorp Oerle blijft behouden, zoals o.a. het boslandschap, de singels en houtwallen ten zuiden van Oerle en de oude wegenstructuur met deels nog onverharde wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0003.png"

Het bovenstaande kaartbeeld geeft het principe van het ontwerp voor Oerle-Zuid weer. Naar aanleiding van het geactualiseerd geluidsonderzoek wijkt de verbeelding marginaal af van het hier getoonde ontwerpprincipe.

Het ontwerp voor Oerle-Zuid gaat uit van een concentrische opzet, waardoor de bestaande kern meer centraal komt te liggen en de uitbreiding op een vanzelfsprekende wijze aansluit op de bestaande bebouwing langs de Sint Janstraat en de Zandoerleseweg. De concentrische opbouw van de uitbreiding bestaat uit drie zones: de kern, de mantel en de rand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0004.png"

De kern

De kern vormt het sociale hart van het dorp en wordt gekenmerkt door een aantal bijzondere gebouwen en voorzieningen zoals de kerk, het wijkgebouw en de school.

Het KI-gebouw wordt zodanig opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan dat handhaving mogelijk is, maar dat er ook mogelijkheden zijn voor herbouw met behoud van de karakteristieke massa-opbouw. Herbouw komt in beeld indien het hergebruik van het bestaande gebouw onvoldoende mogelijkheden biedt voor het realiseren van comfortabele woningen voor met name ouderen. Het gebouw krijgt samen met de achterliggende ruimte een nieuwe bestemming als zorgcluster, met mogelijkheden voor het realiseren van grondgebonden woningen (voor ouderen), een verzorgingshuis of appartementengebouw voor ouderen en praktijkruimten voor eerstelijnszorg.


Binnen het zorgcluster past een zeer kleinschalig verkooppunt voor dagelijkse artikelen (bij voorkeur geïntegreerd in de verzorgingshuis-functie of in het cluster maatschappelijke voorzieningen). Hierbij kan worden gedacht aan een servicepunt van een in Veldhoven gevestigde supermarkt of een kleinschalige formule bijvoorbeeld in combinatie met dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking.


Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening qua opzet en omvang geen bedreiging mag vormen voor de detailhandelsstructuur in totaliteit. De haalbaarheid van een eventuele kleinschalige formule zal nader moeten worden onderzocht.


De mantel

De mantel rond de kern wordt gekenmerkt door een wat hogere bebouwingsdichtheid en een divers woningbouwprogramma. De mantel heeft een meer naar binnen gerichte verkavelingsstructuur passend bij de sfeer van een dorp. Ondanks de naar binnen gerichte structuur is door het concentrische stratenpatroon steeds sprake van zicht op het open veld temidden van het plangebied.

De rand
De randen rond de mantel vormen een rood-groene overgangszone naar het open veld en de bossen aan de zuidzijde van Oerle. De randen worden gekenmerkt door een lage bebouwingsdichtheid met grotere kavels en villa-achtige bebouwing. Passend bij het landelijke karakter wordt voor de inrichting van het openbare gebied gestreefd naar smalle wegprofielen in relatief brede openbare ruimtes met veel groen, waardoor de overgang naar de bossen goed voelbaar wordt. Twee kleinschalige appartementengebouwen aan weerszijden van het open veld vormen bijzondere objecten in het landschap welke qua beeld kunnen worden vergeleken met de vroegere kloostergebouwen in het Kempenlandschap.

2.3 Groenstructuur

Binnen het plangebied van Oerle-Zuid zijn de volgende groengebieden te onderscheiden: de bossen aan de zuidzijde van Oerle, het langgerekte open veld temidden van de twee woonbuurten en het groene stratenpatroon van het woongebied. Binnen deze groengebieden zijn tevens sportvelden, speelvoorzieningen alsmede waterberging aanwezig.

Het open veld is opgedeeld in een tweetal groengebieden. Het noordelijk gebied heeft een meer parkachtig karakter en kent diverse stedelijke gebruiksfuncties. Het zuidelijk deel heeft een meer landschaps- en natuurgericht karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0005.png"

Het bovenstaande kaartbeeld geeft het principe van het ontwerp voor Oerle-Zuid weer. Naar aanleiding van het geactualiseerd geluidsonderzoek wijkt de verbeelding marginaal af van het hier getoonde ontwerpprincipe.

Voor de bossen wordt uitgegaan van een versterking van het boslandschap door het aanplanten van nieuwe bosvakken grenzend aan bestaand bos. Het bosgebied zal naast een natuurlijke en ecologische waarde tevens een recreatieve waarde krijgen met een speelplek voor kinderen en een aantal wandel- en fietspaden.

Het open veld met afwisselende (bloemen)weiden en grasvlakten wordt gekenmerkt door ruige open grasvlaktes met een informele padenstructuur en coulissen van hoger opschietend groen en bomen. De bestaande karakteristieke singel zorgt voor een natuurlijke en vanzelfsprekende begrenzing aan de westzijde van het open veld. In het veld worden hoogteverschillen aangebracht die refereren aan een bolle akker. Tevens wordt de aanleg van wallen, taluds, een dierenweide en een boomgaard voorgesteld.

Tot slot krijgen ook de twee woonbuurten ter weerszijden van het open veld een groene uitstraling door o.a. groene entrees, de aanleg van een plantsoen met grote bomen ter hoogte van de entree vanaf de Zandoerleseweg, groene speelveldjes verspreid over de buurt, groene voortuinen en plantvakken aan één of twee kanten van de weg en een strooiing van verschillende boomsoorten door het gebied.

2.4 Waterstructuur

Op deze plek wordt volstaan met te verwijzen naar de watertoets die is opgenomen in paragraaf 4.12. In aanvulling daarop kan nog wel worden opgemerkt dat een deel van de zuidelijk gelegen gronden in het plangebied aangewezen is als beschermd gebied waterhuishouding.

Noord-Brabant kent sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet een integrale Verordening water. Hierin zijn regels opgenomen voor het waterbeheer door de waterschappen. Zo zijn er normen gesteld voor de regionale waterkeringen en voor wateroverlast. De waterschappen moeten ervoor zorgen dat de keringen en de capaciteit van het watersysteem hieraan voldoen. Ook zijn in de verordening voorschriften opgenomen voor de grondwateronttrekkingen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.


In het bestemmingsplan behoeven geen verdere regelingen te worden getroffen, nu de provinciale Verordening daarin afdoende voorziet.

2.5 Verkeerskundige Structuur

Langzaam verkeer

Voor het langzaamverkeer wordt uitgegaan van een fijnmazig netwerk tussen de bestaande kern en de zuidelijke uitbreiding van Oerle waarbij een onderscheid is gemaakt tussen routes met voorzieningen (fietsstrook, fietspad enz.), routes zonder voorzieningen en recreatieve routes. Routes met voorzieningen liggen aan de bestaande linten, langs de Verlengde Heerbaan en door het open veld om de oostelijke en westelijke buurt met elkaar te verbinden. De routes zonder voorzieningen zijn gelegen in de woonbuurten. Over de Verlengde Heerbaan wordt een voetgangersbrug aangebracht in het verlengde van de geprojecteerde langzaamverkeersverbinding.

Autoverkeer

Oerle-Zuid zal worden ingericht als verblijfsgebied en ontsloten worden door erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/h. Uitgangspunt is een gescheiden wegenstructuur voor de twee woonbuurten zodat het open veld niet wordt doorsneden door wegen. De westelijke woonbuurt wordt aan de zuidzijde ontsloten via een ontsluiting naar de Verlengde Heerbaan. Deze ontsluiting buiten het plangebied zal in de nabije toekomst verder worden uitgedetailleerd. Daarnaast vinden er auto-ontsluitingen plaats vanaf de Zandoerleseweg en de Janus Hagelaarsstraat/Zittardsestraat. De oostelijke woonbuurt heeft een lusvormige ontsluitingsstructuur die op twee punten aansluit op de Sint Janstraat.

De westelijke ontsluitingsroute zal via een rotonde in westelijke richting aansluiten op de Zittardsestraat en in oostelijke richting op de Verlengde Heerbaan. Deze Verlengde Heerbaan loopt aan de zuidzijde van Oerle-zuid en zal aan de oostkant via - opnieuw - een rotonde op verschillende plaatsen aantakken op de St. Janstraat.

De Verlengde Heerbaan wordt vormgegeven als weg met 2 keer 1 rijstrook en een snelheidsregime van 50 km per uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0006.png"

In bovenstaande figuur is links de oude voorgenomen inrichting van het gebied Oerle-Zuid afgebeeld. Deze is vanwege het aantreffen van een oude dassenburcht en vanwege het aantreffen van dassensporen aangepast. De grootste aanpassing is de verlegging van de Verlengde Heerbaan geweest. De nieuwe voorgenomen inrichting is in bovenstaande figuur rechts afgebeeld.

Parkeren

Uitgangspunt is het straatbeeld zo dorps en landelijk mogelijk te maken met enkel langsparkeerplaatsen voor bezoekers in het openbaar gebied afgewisseld met boombeplanting en groenstroken. Het parkeren voor bewoners vindt plaats op eigen erf of in een parkeerhof achter de woningen. Het parkeren rond de twee appartementengebouwen in de westelijke woonbuurt is voor de bewoners geregeld op maaiveld onder een carport aan de achterzijde van het gebouw. Het parkeren van de bewoners van het oostelijke appartementengebouw dient in beginsel te worden opgelost in een halfverdiepte parkeergarage.

Het bezoekersparkeren van de twee grotere appartementengebouwen aan het open veld bevindt zich in de naastgelegen parkeerhofjes op maaiveldniveau. Voor bezoekersparkeren van het kleinere appartementengebouw is rekening gehouden met drie parkeerplaatsen op straat.


Per woning is volgens de CROW rekening gehouden met een parkeernorm van 1.4 voor goedkope woningen, 1,6 voor duurdere rijwoningen en 1,7 voor (half)vrijstaande woningen. Deze parkeernormering past binnen het gemeentelijke parkeerbeleid.

2.6 Beeldkwaliteit

De afronding van Oerle is de eerste uitwerking van het Masterplan Veldhoven-West. De groene open ruimte zorgt voor een sterke verweving van het dorp met het omliggende landschap, waarbij het zicht op de kerk gehandhaafd blijft. Naast de stedenbouwkundige structuur zal de architectuur een beslissende rol vervullen in het creëren van een sfeer van een vertrouwd traditioneel dorp. Het is deze wederzijdse versterking van stedenbouw en architectuur die de kwaliteit van de uitbreiding van Oerle zal onderscheiden van een doorsnee uitbreiding. Als onderdeel van het Stedenbouwkundig plan Oerle-zuid is een beeldkwaliteitplan opgesteld dat uitspraken doet over de stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte om te komen tot de gewenste beeldkwaliteit binnen Oerle-Zuid.

2.7 Indicatieve Planning

Wat betreft de indicatieve planning zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • eind 2011: start bouwrijp maken Oerle-Zuid (inclusief Verlengde Heerbaan);
  • eind 2011: start groenaanleg;
  • vanaf medio 2012: start woningbouw;
  • 2013: eerste woningen gereed.


De Verlengde Oersebaan (1e fase Westelijke Ontsluitingsroute) en de Zilverbaan (2e fase Westelijke Ontsluitingsroute) zijn onderdelen van de Westelijke Ontsluitingsroute. De bestemmingsplannen hiervan zijn respectievelijk op 29 september 2009 vastgesteld c.q. wordt volgens planning op 16 december 2010 vastgesteld.

Binnen het bestemmingsplan Oerle-Zuid (1e fase Zilverackers) wordt de Verlengde Heerbaan gerealiseerd en maakt eveneens onderdeel van deze Westelijke Ontsluitingsroute uit. Naar verwachting zal in 2011 met de aanleg van de Verlengde Heerbaan worden gestart.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke structuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt.

De nota heeft vier algemene doelen:

  1. 1. versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
  2. 2. krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  3. 3. waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  4. 4. veiligheid (voorkoming van rampen).

In de nota staat 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat het kabinet uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren.

'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen.

Resumé

Het voornemen past binnen de doelstellingen van de Nota Ruimte.

3.1.2 Nota Wonen

De Nota Wonen (mei 2000) is opgezet onder het motto "de burger centraal". Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving. In de nota wordt uitgegaan van drie uitgangspunten:

  1. 1. meer keuzevrijheid voor burgers;
  2. 2. aandacht voor maatschappelijke waarden;
  3. 3. betrokken overheid bij beheerste marktwerking.

Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema's benoemd:

  1. 1. zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten;
  2. 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  3. 3. wonen en zorg op maat bevorderen;
  4. 4. stedelijk woonklimaat verbeteren;
  5. 5. groene woonwensen faciliteren.

Deze nota geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Van de kwantitatieve woningbouwinspanningen vanuit de VINEX wordt de weg ingeslagen van de kwalitatieve woningbouw. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving, zo wordt gesteld, zal deze overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen.

Resumé

Het voornemen houdt rekening met de Nota Wonen o.a. blijkend uit het realiseren van kwalitatieve woningbouw.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2010)

Provinciale Staten van provincie Noord-Brabant hebben op 1 oktober 2010 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld, waarin het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) wordt beschreven. De structuurvisie is zelfbindend en geeft voor de opgenomen beleidsonderdelen het provinciale belang aan. De wijze waarop de provincie deze belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken, ontwikkelen, beschermen (o.a. via de Verordening ruimte) en stimuleren.

De SVRO is een strategisch plan voor de fysieke leefomgeving. Het strategisch beleid voor de fysieke omgeving in Noord-Brabant is nu beschreven in de Interim Structuurvisie Noord-Brabant (ISV). In deze interim structuurvisie zijn de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant benoemd en op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. De ISV bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals is opgenomen in 'Brabant in Balans, Streekplan Noord-Brabant 2002'. Met het opstellen van de ISV heeft de provincie zich voorbereid op de inwerkingtreding van de Wro. De Structuurvisie Ruimtelijke Ontwikkeling, die op 1 januari 2011 in werking treedt, vervangt de Interim Structuurvisie Noord-Brabant.

De Voorontwerp Structuurvisie kent een aantal belangrijke beleidsaanpassingen ten opzichte van de Interim Structuurvisie. De aanpassingen hebben enerzijds betrekking op de gebiedsaanduidingen voor vooral het landelijk gebied maar ook op het toepassen van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik (SVRO) in plaats van zuinig ruimtegebruik (ISV). Het doel van het principe zorgvuldig ruimtegebruik is zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte, ofwel het optimaal benutten van bestaande bebouwing voor nieuwe functies. Als desondanks toch nieuw ruimtebeslag nodig is dan moeten ruimtelijke ontwikkelingen de natuurlijke basis van het landschap respecteren en nieuwe kwaliteiten toevoegen, gebaseerd op de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik maakt de ontwikkeling van nieuwe (rode) functies in het buitengebied onder voorwaarden mogelijk. De voorwaarden zijn:

  • hergebruik of herschikking binnen bestaande gebruiksruimte is niet mogelijk.
  • aantasting van de basiskwaliteit (bodem en water) en verlies aan ecologische, cultuurhistorisch en landschappelijke waarden worden voorkomen (omgevingstoets).
  • bij het aansnijden van nieuwe ruimte wil de provincie dat de ruimtelijke ontwikkeling een impuls geeft aan het landschap.

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is van toepassing op zowel het stedelijk als landelijk gebied. Voor (planmatige) stedelijke ontwikkelingen is dit principe al uitgewerkt in de Verordening ruimte fase 1, waarin de toepassing van de zogenaamde SER-ladder1 en de rood-met-groen regeling2 is neergelegd. Voor overige ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied is dit principe nu neergelegd in de SVRO, waarbij is aangegeven dat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik wordt uitgewerkt in de Verordening ruimte fase 2. Voor de ontwikkeling van dit plan, een planmatige stedelijke ontwikkeling die al in eerdere provinciale en regionale plannen is opgenomen, is de Verordening ruimte fase 1 kaderstellend.

1 De SER-ladder geeft aan hoe om dient te worden gegaan met het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur. De SER stelt het volgende denkmodel voor: 1. Herstructurering van bestaand ruimtegebruik, 2. Meervoudig ruimtegebruik, 3. Uitbreiding ruimtegebruik met zorgvuldige locatiekeuze en investering in landschappelijke kwaliteit.

2 De rood-met-groen regeling stelt dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied.

De provincie onderscheidt in de SVRO vier robuuste structuren:

  • De groenblauwe structuur, waarin de natuurterreinen, landbouwgebieden met natuur- en landschapswaarden en waterbergingsgebieden in één samenhangende aangesloten structuur zijn ondergebracht.
  • De agrarische structuur: die bestaat uit de agrarische productieruimte zoals landbouwontwikkelingsgebieden, glastuinbouwvestigingsgebieden en boomteeltgebieden en die delen van het buitengebied waar de landbouw leidend is. Binnen de agrarische structuur onderscheidt de provincie twee ontwikkelingsperspectieven: gemengd agrarisch gebied en zoekruimte primair agrarisch gebied.
  • De stedelijke structuur: die bestaat uit samenhangende stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen.
  • De infrastructuur: die bestaat uit onder meer het hoofdwegennet, het spoornetwerk, vaarwegennetwerk, vliegveld Eindhoven en vooral de (multimodale) knopen in die netwerken.

Samen vormen deze robuuste structuren de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. In onderstaande afbeelding is de ruimtelijke hoofdstructuur in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0007.png"

De kaartelementen uit deze structuurkaart zijn bewust grootschalig (abstract) weergegeven. Uit bovenstaand figuur, een uitsnede van de Structurenkaart van de SVRO, blijkt dat het plangebied is aangeduid als bestaand stedelijk (concentratie)gebied c.q. als zoekgebied voor verstedelijking i.c.m. gemengd landelijk gebied. Er is geen sprake van een overlap met gebieden uit de Groenblauwe Structuur.

Resumé

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is toegepast in de ontwikkeling van de plannen voor Zilverackers, waaronder deze zuidelijke uitbreiding van Oerle. In o.a. hoofdstuk 2 (voornemen), hoofdstuk 4 (milieuhygiënische en planologische aspecten) en hoofdstuk 6 (juridische planopzet) van deze toelichting is beschreven hoe de aantasting van kwaliteiten (bodem en water) en het verlies aan ecologische, cultuurhistorisch en landschappelijke waarden wordt voorkomen.

In het Masterplan Veldhoven-West, de Structuurvisie Zilverackers, het stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid en in de gebiedsvisie landschap Zilverackers is aangegeven hoe de ontwikkeling van woningen, nieuwe infrastructuur en voorzieningen gepaard gaat met het geven aan een impuls aan het landschap in en rondom het plangebied van dit bestemmingsplan.

In onder andere de MER Veldhoven-West, de regionale plannen (Regionaal Structuurplan, Uitwerkingsplan streekplan) en de MER gekoppeld aan de lokatiekeuze voor woningbouw en bedrijventerreinen in het westelijk deel van de stadsregio Eindhoven-Helmond (MER WEST), is beschreven waarom nieuw ruimtebeslag nodig is en hoe is gekomen tot deze locatiekeuze, rekening houdend met de kwaliteiten en waarden in het buitengebied.

De ontwikkeling van Oerle-Zuid past binnen de structuren zoals weergeven in de SVRO.

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergadering van 17 december 2010 de Verordening Ruimte 2011 Noord-Brabant vastgesteld. Deze planologische verordening stelt eisen aan door gemeenten op te stellen bestemmingsplannen en andere planologische maatregelen en vormt een toetsingskader voor vergunningaanvragen die betrekking hebben op de intensieve veehouderij. De Verordening is op 1 maart 2011 in werking getreden.

De Verordening is in 2 fasen tot stand gekomen. Fase 1 betreft het omzetten in regels van het toen geldende provinciaal beleid en is op 1 juni 2010 in werking getreden. Fase 2 betreft het omzetten van nieuw beleid dat is opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en gedeeltelijk ook een herziening van de Verordening fase 1 en is op 1 juni en 22 juni 2010 vastgesteld.

De Verordening Ruimte 2011 Noord-Brabant bevat in hoofdzaak algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen Daarnaast regelt de Verordening de organisatie van het regionaal ruimtelijk overleg waarin afspraken over woningbouw, bedrijventerreinen en kantorenlocaties worden gemaakt.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Noord-Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Ook wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap en daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.

Het provinciaal beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat het overgrote deel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (rood). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering niet tot de mogelijkheden behoort en dan uitsluitend in de zogenaamde zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling (roze).

Hieronder zijn de uitsnedes van de diverse themakaarten behorende bij de Verordening Ruimte Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0009.png"

Stedelijke ontwikkeling Ontwikkeling intensieve veehouderij

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0011.png"

Overige agrarische ontwikkeling Water

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0013.png"

Natuur en landschap Cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0014.png"

Resumé

Het plangebied is volledig gelegen binnen het gebied "stedelijke ontwikkeling". Hieruit blijkt dat de woningen zoals gepland in dit bestemmingsplan zijn aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Het langgerekte open veld temidden van de twee woonbuurten kent een aanduiding 'integratie stad-land'.

Daarnaast is het gehele plangebied aangeduid als 'extensiveringgebied intensieve veehouderij' en ligt enkel op de nieuw te ontwikkelen woonbuurten een aanduiding 'cultuurhistorisch vlak'. Het plangebied is niet gelegen in de ecologische hoofdstructuur of andere aanduidingen binnen het aspect 'Natuur en landschap'.

Samenvattend, sluit het voornemen goed aan bij de uitgangspunten en randvoorwaarden vanuit de Verordening Ruimte Noord Brabant 2011.

3.2.3 Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water"

Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010 - 2015.

Er is een indeling in de volgende thema's:

  • Droge voeten;
  • Voldoende water;
  • Natuurlijk water;
  • Schoon water;
  • Schone waterbodem;
  • Mooi water.

Aan de basis van het plan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in het gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in het beheergebied.

Voor het thema Droge voeten worden gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast. Voor Voldoende water worden plannen voorgesteld voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vast. Er worden maatregelen genomen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden (Topgebieden). Voor het thema Natuurlijk water wordt bij de inrichting en het beheer van de watergangen ingezet op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen gaan wordt verder ingezet op beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières van vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk per gebied uitgevoerd, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water-(bodem)kwaliteit. Voor Schoon water wordt het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen doorgezet. Er worden gezamenlijke optimalisatiestudies uitgevoerd. De afspraken worden vastgelegd in afvalwaterakkoorden. Verder worden een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er worden bron- en effectgerichte maatregelen genomen om kwetsbare gebieden te beschermen.

Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aangepakt in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging gaan wordt gesaneerd, beheerd of geaccepteerd. Voor Mooi water wordt bij de inrichtingsprojecten de waarde van water voor de mens vergroot door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.

Kadernota Stedelijk Water, "Water om op te bouwen"

De Kadernota Stedelijk Water geeft de visie weer van het Waterschap waarin water in het stedelijk gebied, zoveel als realistisch haalbaar, als integraal onderdeel uit van en levert het een bijdrage aan een duurzaam en veerkrachtig regionaal watersysteem. Om dit te realiseren worden maatregelen opgesteld die bijdragen aan natuurlijk, voldoende en schoon vlater, aan schone waterbodem, droge voeten en aan mooi water. Een duurzaam afvalwatersysteem wordt gerealiseerd door het sluiten van een afvalwaterakkoord, het leveren van een basisinspanning, het beschikbaar stellen van een afkoppelbijdrage in bestaand stedelijk of nieuw stedelijk gebied.

Het gaat hierbij om de principes:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen afwegingstappen hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer;
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • materiaalgebruik.

Keur Waterschap de Dommel 2009

In het plangebied is Waterschap De Dommel de waterbeheerder. Dit betekent dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en waterkwantiteit) binnen het plangebied.

Een van de instrumenten van het waterschap om deze taak uit te oefenen is de Keur (zie ook http://www.dommel.nl/producten diensten/vergunningen/keur). De Keur kent gebods- en verbodsbepalingen die erop gericht zijn watergangen te beschermen. Zo is het in bepaalde gevallen verboden om zonder vergunning water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewater.Ook legt de Keur in sommige gevallen aan burgers een onderhoudsplicht op.

Daarnaast mag men zonder Keurontheffing geen activiteiten ontplooien of bouwwerken plaatsen die het onderhoud aan watergangen kunnen belemmeren. Dit betekent dat voor bepaalde activiteiten nabij leggerwatergangen (tot 5 meter uit de insteek) of met mogelijke invloed op watergangen een ontheffing bij Waterschap De Dommel moet worden aangevraagd.

Ook is het verboden binnen meanderzones (tot 25 meter uit de insteek van leggerwateren met de functie waternatuur) te bouwen, te graven of kabels e.d. aan te leggen. Voor meer inzicht in de vraag om welke watergangen en meanderzones het precies gaat, kunt u contact opnemen met het waterschap.

Resumé

In het onderhavig bestemmingsplan zijn de genoemde doelstellingen en principes op gebied van water toegepast.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (2005)

Begin 2005 is het regionaal structuurplan goedgekeurd. Voor de locatie Oerle-Zuid als onderdeel van Zilverackers geldt dat het gebied is aangeduid als "zoekgebied verstedelijking, transformatie afweegbaar" met een nadere aanduiding "te ontwikkelen woongebied". Transformatie is afweegbaar binnen de volgende randvoorwaarden uit het streekplan:

  • uit onderzoek bij de totstandkoming van het plan is gebleken dat uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag hier nodig is omdat er zwaarwegende belangen aan ten grondslag liggen;
  • uit onderzoek is gebleken dat er geen alternatieve locaties zijn buiten de Groene Hoofd Structuur (GHS) en het Agrarische Hoofd Structuur(AHS)-landschap, of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen;
  • er dient bij de bestemmingsplanprocedure inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van natuurwaarden en de aanwezige landschapswaarden tot een minimum wordt beperkt. Overblijvende aantasting dient te worden gecompenseerd overeenkomstig het provinciale compensatie beleid.

In het overgangsrecht dat hoort bij de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, is geregeld dat het regionaal structuurplan de status krijgt van provinciale structuurvisie.

Resumé

De beoogde functie van het plangebied, zijnde woningbouw past binnen het regionaal structuurplan.

3.3.2 Reconstructieplan Boven-Dommel (2005)

De reconstructieplannen zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit en de sociaal-economische structuur van het platteland. Oerle-Zuid ligt in het reconstructiegebied Boven-Dommel. Het Reconstructieplan Boven-Dommel is vastgesteld in 2005 en vormt een onderdeel van de Interim Structuurvisie Noord-Brabant (ISV).

Met de inwerkingtreding van de Verordening ruimte fase 1 per 1 juni 2010 is de regelgeving met betrekking tot de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in het reconstructieplan, deels gewijzigd. Elementen uit het Reconstructieplan, zoals de integrale zonering intensieve veehouderij, zijn opgenomen in de Verordening ruimte fase 1. Het plangebied Oerle-Zuid is binnen de integrale zonering intensieve veehouderij aangeduid als extensiveringsgebied. In deze gebieden is het streven gericht op de afbouw van intensieve veehouderij ten gunste van de ontwikkeling van andere functies en een goed woon- en leefmilieu.

Ook voor andere onderdelen uit het Reconstructieplan Boven-Dommel, onderdeel van de ISV, geldt dat met de inwerkingtreding van de Verordening ruimte fase 1 (1 juni 2010) en de Structuurvisie (1 januari 2011) de doelen en kaders in deze nieuwe provinciale beleidsdocumenten de kaders vormen voor de ontwikkeling van Oerle-Zuid.

Resumé

Ontwikkeling van Oerle-Zuid past binnen doelen en kaders van het reconstructieplan.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Stadsvisie Veldhoven "Het beste voor Veldhoven" (2005)

De gemeente Veldhoven heeft een Stadsvisie opgesteld, waarin het wensbeeld is weergegeven voor de toekomst van Veldhoven. Voor diverse thema's is een toekomstvisie opgesteld en zijn speerpunten benoemd. Ten aanzien van wonen en woonomgeving streeft men o.a. naar:

  • diversiteit in woonmilieus; het beste van 2 werelden (stedelijk en dorps wonen);
  • ruimte voor beeldkwaliteit en architectuur;
  • ruimte voor landschappelijke elementen in de wijk;
  • eigen profiel voor wijken;
  • ontmoetingsplaatsen creëren voor alle doelgroepen.

3.4.2 Masterplan Veldhoven-West, 2007 (Zilverackers)

Voor het landelijke gebied ten westen van Veldhoven is door de gemeenteraad in mei 2007 een masterplan vastgesteld. In dit masterplan is uitgangspunt dat het nieuwe woongebied ingebed wordt in het huidige Kempische landschap waarbij de landschappelijke kwaliteiten, zoals houtwallen, bomenrijen, greppels en karakteristieke lintbebouwing de basis vormen voor het ontwerp. De uitbreiding Oerle-Zuid maakt onderdeel uit van het Masterplan Veldhoven-West.


Op basis van de landschappelijke en cultuurhistorische onderlegger is de afronding van Oerle en verweving met het landschap binnen het Masterplan aangewezen als één van de vijf stedenbouwkundige en landschappelijke ensembles. De ensembles worden van elkaar gescheiden door zowel het bosgebied als door het open landschap ten zuiden van Oerle. Door omkadering van de verschillende ensembles met bos wordt het specifieke karakter van de nederzettingen en de plek benadrukt. Op een aantal bijzondere plekken zal het bos worden onderbroken door open ruimtes, waardoor de dorpen ruimtelijk met elkaar verbonden worden en het zicht over het karakteristieke Kempenlandschap wordt geaccentueerd.

3.4.3 Structuurvisie Zilverackers, 2009

Op 7 april 2009 is de Structuurvisie Zilverackers vastgesteld. In deze Structuurvisie zijn de veranderde inzichten in de hoofdopzet van Zilverackers - zoals opgenomen in het Masterplan - vastgelegd. Het gebied Oerle-Zuid maakt onderdeel uit van de totaalontwikkeling Zilverackers.

Op het moment dat de Structuurvisie Zilverackers werd opgesteld (oktober 2008) was Oerle-Zuid al op een gedetailleerder niveau uitgewerkt in het Stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid (maart 2008). Dit is de reden waarom Oerle-Zuid niet in de Structuurvisie Zilverackers is opgenomen.

Het integrale ontwerp op hoofdlijnen heeft plaatsgevonden in het Masterplan Veldhoven West, waarin de planontwikkeling van zowel Oerle-Zuid als de verlengde Heerbaan integraal onderdeel was.

3.4.4 Ruimtelijke StructuurVisie Veldhoven (2009)

Op 3 juni 2009 is de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, deze visie vormt een ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie uit 2005. Het vormt de basis voor de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Hierbij is het koersbepalend in het zoeken naar 'oplossingen', daarbij wordt het bestaande beleid in belangrijke mate gerespecteerd en in een context geplaatst, zoals het Verkeerscirculatieplan, de Detailhandelsstructuurvisie, Lijnen en Pleinen, het Masterplan De Run, Brainport en de Structuurvisie Zilverackers, naast de eerder genoemde Stadsvisie.

De structuurvisie beschrijft de huidige verkeerstructuur, de ontwikkelingen, de opgave voor de toekomst en de uitwerking hiervan.

Er wordt geconstateerd dat door de huidige ontwikkelingen (Habraken, Zilverackers) de huidige verkeerstructuur niet meer toereikend is. Het stelsel van wegen van de oorspronkelijke wegenstructuur dienen een rol te spelen bij nieuwe ontsluitingen. Een herkenbare opzet en inrichting zijn hierbij van belang, de wegen verbinden ook nu nog de diverse oorspronkelijke kerkdorpen met elkaar en met de omgeving.

3.4.5 Gebiedsvisie landschap Zilverackers (2009)

In opdracht van de gemeente Veldhoven is een gebiedsvisie voor het landschap van Zilverackers opgesteld. Deze gebiedsvisie is op 15 december 2009 door de gemeenteraad van Veldhoven vastgesteld. Dit rapport geeft een nadere toelichting op de historische, landschappelijke en ecologische waarden van het gebied en hoe die worden behouden en waar mogelijk versterkt. Thans wordt een landschapsplan opgesteld, dat een verdere verfijning van deze gebiedsvisie is en dat planologisch-juridisch zal worden vastgelegd in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Zilverackers, landschap".

3.4.6 Gebiedsvisie Oerle-Zuid

Ten behoeve van een verzoek tot wijziging van de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur (EHS) heeft de gemeente Veldhoven een gebiedsvisie laten opstellen. Deze gebiedsvisie is als bijlage 10 opgenomen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.10.

3.4.7 Woonvisie Veldhoven 2010 - 2014

In deze woonvisie zet de gemeente haar ambities op het gebied van wonen voor de komende jaren uiteen. Het startpunt is positief: de inwoners van Veldhoven zijn tevreden over woning en woonomgeving. Daar is Veldhoven trots op. De gemeente wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig versterken. Dat laatste is ook nodig. Ondanks de hoge tevredenheid zijn er wel degelijk zaken en plekken die aandacht behoeven.

Kort samengevat is de boodschap van de woonvisie 'van kwantiteit naar kwaliteit'. De komende decennia blijft Veldhoven nieuw bouwen, zoals op de locatie 'Zilverackers', maar de aandacht moet ook uitgaan naar bestaande woongebieden: hoe kunnen die met de eisen van de tijd meegaan, zodat de inwoners daarin een woning en woonomgeving naar wens vinden.

De kracht van Veldhoven schuilt in de combinatie van dorpse groene woonmilieus en stedelijke voorzieningen. De gemeente kiest er in deze woonvisie voor om het goede van deze twee werelden te behouden en waar nodig te versterken. De prioriteit ligt bij de kwaliteit van het wonen; niet alleen van de woning zelf, maar ook van alle aanverwante zaken. Deze visie op hoofdlijnen is uitgewerkt in de onderstaande punten:

  • Inwoners van Veldhoven de kans geven binnen Veldhoven de wooncarrière te doorlopen.
  • Accent op het versterken van de kwaliteit van bestaande woongebieden.
  • Bijdragen aan de regionale woonopgaven.
  • Meer samenwerking en maatwerk.

Het voorliggend plan levert een belangrijke bijdrage aan de regionale woonopgave.

3.4.8 Verkeerscirculatieplan (VCP) Veldhoven 2007

Op 3 april 2007 is het verkeerscirculatieplan Veldhoven door de gemeenteraad vastgesteld met als doel structurele en creatieve oplossingen te bieden voor de knelpunten op het gebied van leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het VCP is een strategisch beleidskader voor 10-15 jaar op het gebied van mobiliteit, verkeer en vervoer. Er is een structuur van het hoofdwegennet voorgesteld waarbij rekening is gehouden met de ontwikkeling van Zilverackers en het verminderen van de verkeersdruk in de bestaande kern. Voordat Zilverackers wordt ontwikkeld moet de infrastructuur gereed zijn die nodig is voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de te bouwen woningen. Nieuwe infrastructuur moet bijdragen aan het verbeteren van de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en het verminderen van de verkeersdruk en milieuknelpunten.

Uitgangspunt is om een Westelijke Ontsluitingsroute te realiseren waardoor het verkeer langs Oerle en Veldhoven Dorp kan worden omgeleid. Op de langere termijn ontstaat er de mogelijkheid om een extra aansluiting op het snelwegennet te realiseren.

3.4.9 Visie op de duurzaamheid in Zilverackers

Met de ontwikkeling van het plangebied Zilverackers, waar onderhavig plan voor Oerle-Zuid onderdeel van uitmaakt, steekt de gemeente in op het realiseren van een woongebied met een hoogwaardig en duurzaam woon- en leefklimaat. Duurzaam wil zeggen dat gekozen wordt voor een dusdanige ruimtelijke inrichting dat voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder dat daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar worden gebracht om ook in hun behoefte te voorzien. Hiertoe is op 1 juni 2008 de duurzaamheidsvisie voor Zilverackers vastgesteld.

In het hele gebied wordt aandacht besteed aan de duurzaamheidsthema's energie, afval, water, materialen, transport/mobiliteit en woonkwaliteit. In de uitgevoerde duurzaamheidsstudie zijn de mogelijkheden daartoe nader onderzocht en in beeld gebracht, waarbij de inhoud van het Masterplan als uitgangspunt is genomen.

Voor het bestemmingsplan geldt dat uitsluitend die duurzaamheidsaspecten kunnen worden geregeld die een direct verband houden met de aan de gronden toegekende bestemming. De voorschriften moeten dus direct betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of gevolgen hebben voor het ruimtegebruik van aangrenzende gronden.

Hierbij dient de kanttekening te worden geplaatst dat het bestemmingsplan geen zaken kan afdwingen, maar wel kan verbieden én de voorwaarden kan scheppen voor te treffen maatregelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het plan niet kan verplichten om een groenvoorziening ergens te plaatsen, maar wel kan aangeven dat ter plaatse enkel een groenvoorziening is toegestaan. In het onderhavige bestemmingsplan is vooral bij de inrichting en situering rekening gehouden met de duurzaamheidsaspecten.

3.4.10 "PASTORALE" Kunstenplan Zilverackers (2008)

De gemeente Veldhoven heeft het belang van beeldende kunst in de openbare ruimte onderkend. Met het oog daarop heeft zij haar kunstcommissie verzocht om een visie te formuleren van waaruit zij kan participeren in het planproces voor heel Zilverackers. In samenspraak met de kunstcommissie en het projectteam is door Bureau Cor het "PASTORALE" Kunstenplan Zilverackers opgesteld.

PASTORALE bevat slechts handreikingen en zeker geen voorschriften. Wanneer bepaalde aandachtsgebieden aan de orde komen zal de kunstcommissie daar zelf een passende vertaling voor moeten vinden; een en ander afhankelijk van de concrete situatie op dat moment. De inhoudelijke en financiële randvoorwaarden zullen per project bepaald moeten worden.

PASTORALE is niet alleen bedoeld als handleiding voor de kunstcommissie. Het wil ook een inspiratiebron zijn voor anderen; voor al diegenen die op de een of andere manier betrokken raken bij de realisatie van Zilverackers en Oerle-zuid als onderdeel daarvan. Het toont aan de hand van talloze referentiebeelden hoeveel meerwaarde er ontstaat wanneer de openbare ruimte met bijzondere aandacht ontworpen wordt.

Vanuit de optiek dat beeldende kunst op velerlei manieren kan bijdragen, is het stedenbouwkundig masterplan voor Veldhoven-west afgetast op mogelijkheden. Dit heeft een scala aan aanknopingspunten opgeleverd die volop kansen bieden voor een verbijzondering van de openbare ruimte. Naast projecten die zuiver gericht zijn op de beeldende kunst, zijn er ook grensoverschrijdende projecten opgenomen die eerder tot het domein van de landschapsarchitectuur, de civiele techniek, het industrieel ontwerp of de architectuur gerekend worden.

Resumé

De ontwikkeling van het nieuwe woongebied Oerle-Zuid en de Verlengde Heerbaan past binnen de (sectorale) beleidskaders van de gemeente Veldhoven. Het plan is een concrete uitwerking van deze beleidsstukken.

Hoofdstuk 4 Milieuhygienische En Planologische Aspecten

4.1 Programmatische Aspecten

Woningbouwbehoefte Veldhoven

De ontwikkeling van Zilverackers is ingegeven door de substantiële woningbouwtaak die de gemeente Veldhoven heeft, als derde gemeente (na Eindhoven en Helmond) in de regio Zuidoost Brabant. In het Regionaal Structuurplan (RSP) regio Eindhoven en het Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant, dat in samenwerking tussen het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en de Provincie Noord-Brabant is opgesteld, is Zilverackers (Veldhoven-West) als te ontwikkelen woongebied aangewezen.

Binnen het grondgebied van Veldhoven biedt de locatie Zilverackers de meeste ruimte voor een strategische woningbouwlocatie. Hier zijn goede mogelijkheden om een groenstedelijk woonmilieu te realiseren, waarmee de gemeente Veldhoven kan voldoen aan de opgelegde taakstelling.

Het RSP (2005) geeft aan dat de gemeente Veldhoven in de periode 2005-2030 in totaal 5.610 woningen moet bouwen. Hierbij is rekening gehouden met de autonome behoefte van Veldhoven, de regionale opvangtaak als gevolg van het feit dat het landelijk gebied vrijwel uitsluitend voor migratiesaldo nul mag bouwen en de opvang van de Eindhovense woningbehoefte die deze gemeente niet binnen haar eigen grenzen kan opvangen, op basis van het BOR-convenant.

BOR-convenant

Dit convenant hebben de gemeenten gelegen in het stedelijk gebied in maart 2005 afgesloten op aandrang van de minister van Binnenlandse Zaken. Ook de provincie Noord-Brabant heeft dit convenant getekend. De bedoeling van dit convenant is om de randgemeenten van Eindhoven te verplichten om te bouwen voor de behoefte van de gemeente Eindhoven aan woningen en bedrijventerreinen, omdat Eindhoven op termijn wordt geconfronteerd met ruimtegebrek binnen haar grenzen. Op basis van dit convenant heeft Veldhoven zich verplicht om een deel van de Eindhovense woningbehoefte te realiseren. Deze behoefte bestaat voornamelijk uit woningen in een groen-stedelijk woonmilieu.

BOR-afspraken

In onderstaande tabel zijn de afspraken uit het BOR-convenant voor de gemeente Veldhoven weergegeven.

Veldhoven
2005-2009 2010-2014 2015-2029** Totaal
Sociaal 470 350 (100 taak Ehv.*) 640 (200 taak Ehv.*) 1460 (300 taak Ehv.*)
Vrije sector 1210 1010 (560 taak Ehv.*) 1930 (1140 taak Ehv.*) 4150 (1700 taak Ehv.*)
Totaal 1680 1360 (660) 2570 (1340) 5610 (2000 taak Ehv.*)

* In artikel 1.4 van het BOR-convenant is afgesproken dat de randgemeenten bouwen voor de ‘overloop” van Eindhoven. In totaal bouwen de randgemeenten in de periode van 2010- 2029 10.000 woningen voor Eindhoven. Veldhoven bouwt in de periode van 2010-2029 2.000 woningen voor Eindhoven. De getallen tussen haakjes geven het aantal te bouwen ‘overloop’-woningen aan.

** Het gaat om de netto-toevoeging van woningen. Bij sloop van een aantal bestaande woningen moet dit aantal extra gebouwd worden.

Provinciale prognoses 2008

In 2008 heeft de provincie Noord-Brabant een nieuwe bevolkings- en woningbehoefteprognose opgesteld. De aantallen uit het RSP/UP (2005), de BORafspraken, zijn qua totaal voor de hele regio ongeveer gelijk aan de getallen van de Provinciale prognoses uit 2008. Per gemeente zijn er wel verschillen. Voor Veldhoven laat de provinciale prognose een flinke groei zien ten opzichte van de eerdere prognoses (2005).

Uitgaande van de provinciecijfers uit 2008 (voor de eigen Veldhovense behoefte) en de BORafspraken om woningen voor de regio te bouwen ligt de taakstelling voor Veldhoven voor de periode 2010-2020 op circa 2.900 woningen.

De onderhavige ontwikkeling van Oerle-Zuid met circa 300 woningen in een gevarieerd programma vormt de eerste fase van de voorgenomen bouw van de woningen.

Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020

Op 17 december 2009 heeft de regioraad (SRE) het Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 voor de regio vastgesteld. De aantallen te bouwen woningen zijn gebaseerd op de provinciale 'bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant, actualisatie 2008'. In het Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020 is opgenomen dat Veldhoven voor die periode een bouwtaak heeft om netto 2217 woningen aan de voorraad toe te voegen. Aanvullend heeft het dagelijks bestuur van het SRE Veldhoven groen licht gegeven om haar programma van 1-1-2010 dat meer woningen omvatte (2.867) uit te voeren. Binnen het stedelijk gebied vindt sturing plaats zodat het totaal aantal toe te voegen woningen in lijn ligt met de provinciale prognoses 2008.

Taakstelling sociale woningbouw

Op basis van het Convenant ‘regionale samenwerking stedelijk gebied Eindhoven’ moet Veldhoven in de periode 2005-2029 conform de uitspraak van de gemeenteraad, trachten circa 30% van haar totale nieuwbouwproductie in de sociale sector te realiseren. Om deze taakstelling op een goede, evenwichtige manier in te kunnen vullen, dient deze zo veel mogelijk zowel in uitleg- als op inbreidingslocaties te worden ingevuld. Hiermee kan het gemeentelijk beleidsuitgangspunt (geformuleerd in haar Woonvisie) dat er gestreefd moet worden naar een gemêleerde wijkopbouw, worden gehandhaafd.

Woonmilieus

In het Regionaal Structuurplan staat vermeld dat er binnen de regio behoefte is aan groenstedelijke woonmilieus en aan hoogstedelijke woonmilieus. Aangezien hoogstedelijke woonmilieus alleen door Eindhoven en Helmond zullen worden gerealiseerd, moeten vooral de randgemeenten groenstedelijke woonmilieus realiseren. De gehele locatie Zilverackers, met daarmee Oerle-Zuid, zal in zijn geheel als groenstedelijk woonmilieu worden gerealiseerd. Er wordt gestreefd naar een gevarieerd woningaanbod.

4.2 Milieueffectrapportage

Voor de ontwikkeling van een woningbouwlocatie geldt, indien deze activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van 2.000 of meer woningen buiten de bebouwde kom, op grond van het Besluit Milieueffectrapportage 1994 (wijziging 25 januari 2005 en laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2010) een wettelijke verplichting om de procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) te doorlopen. In de plannen voor Zilverackers, waarvan Oerle-Zuid deel uitmaakt, wordt uitgegaan van de bouw van circa 2.700 woningen waarmee de drempelwaarde wordt overschreden.

Het doel van de m.e.r.-procedure is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu.

De gemeente Veldhoven werkt de ontwikkelingen in Zilverackers (voorheen Veldhoven-West genoemd) uit in meerdere bestemmingsplannen en andersoortige besluiten over de verschillende deelontwikkelingen. Deze "procedurele" knip in verschillende plannen en besluiten doet niets af van het feit dat er sprake is van een sterke ruimtelijke samenhang tussen de verschillende deelontwikkelingen die boven de drempelwaarde voor een m.e.r.-plicht uitkomen. Daarom heeft de gemeente in een vroegtijdig stadium de procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen en een Milieueffectrapport (MER) opgesteld.

De start van de m.e.r. procedure is aangekondigd in het huis-aan-huis blad de Ahrenberger op 7 juni 2006. Het opstellen van een startnotitie is de eerste stap in deze procedure. De startnotitie heeft ter inzage gelegen van 9 juni tot en met 25 augustus 2006. Er zijn 15 inspraakreacties en adviezen (van de wettelijke adviseurs) uitgebracht. Op basis van de startnotitie, een locatiebezoek en de inspraakreacties en adviezen heeft de commissie voor de milieueffectrapportage (Csie m.e.r.) op 5 oktober 2006 haar advies voor de richtlijnen voor het op te stellen Milieueffectrapport uitgebracht. De gemeenteraad van Veldhoven is als bevoegd gezag in de m.e.r.-procedure in haar vergadering in februari 2007 de definitieve richtlijnen vastgesteld, conform de advies-richtlijnen van de csie m.e.r. De richtlijnen bevatten inhoudelijke eisen voor het MER

Het MER heeft van 23 november 2007 tot en met 3 januari 2008 ter inzage gelegen. De commissie m.e.r. heeft op 26 februari 2008 een positief toetsingsadvies uitgebracht (rapportnummer commissie 1777-91). De commissie heeft geconcludeerd de alle essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. Het advies van de commissie is als bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd.

Bij deze toetsing heeft de commissie de ingebrachte 12 inspraakreacties op het MER betrokken. Hieronder is kort samengevat op welke wijze de resultaten uit de m.e.r.-procedure zijn en worden betrokken in de ruimtelijke plannen en hoe daarbij rekening is gehouden met de adviezen van de commissie, zoals opgenomen in haar toetsingsadvies.

Gebruik van de resultaten van het MER in de ruimtelijke plannen voor Zilverackers

Met de startnotitie MER is aan belanghebbenden gelegenheid gegeven om invloed uit te oefenen op de te beschouwen onderwerpen in het MER. Naast de startnotitie MER is ervoor gekozen om ook een Nota van Uitgangspunten voor Veldhoven-West (nu Zilverackers genoemd) op te stellen. De nota bevat een samenvatting van de gebiedsbeschrijving en beleidsvoornemens, zoals opgenomen in de startnotitie, vertaald naar voorbeelduitwerkingen ten aanzien van het verstedelijkingspatroon. Op basis van die voorbeelduitwerkingen heeft er een financiële verkenning plaatsgevonden. Ook beschrijft de nota belangrijke ambities en uitgangspunten voor Veldhoven-West. Deze zijn, met inachtneming van een aantal wijzigingen, in april 2006 door de gemeenteraad van Veldhoven vastgelegd. Deze ambities en uitgangspunten zijn vervolgens gebruikt bij het opstellen van het stedenbouwkundig Masterplan.

In dit masterplan is op basis van ruimtelijke, functionele en sociale dragers, een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt. In het voorjaar van 2006 zijn enkele bureaus uitgenodigd om een eerste conceptuele visie voor het plangebied op te stellen op basis van hetgeen is verwoord in de startnotitie MER en de Nota van Uitgangspunten.

De visies zijn gepresenteerd aan de gemeenteraad van Veldhoven. In mei 2006 heeft de gemeenteraad gekozen voor de visie 'Dorpen in het groen'. Deze visie is daarna uitgewerkt tot het "Masterplan Veldhoven-West'. Dit masterplan is in mei 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij de vaststelling van dit Masterplan is een concept versie van het Milieueffectrapport in de besluitvorming betrokken

De gemeenteraad heeft met het vaststellen van het Masterplan een keuze gemaakt voor het alternatief "verspreid wonen" zoals beschreven in het MER. Het in het MER beschreven alternatief compact wonen heeft milieuvoordelen ten opzichte van verspreid wonen, maar leidt in mindere mate tot een aantrekkelijk en concurrerend woonmilieu.

In het MER zijn de waarden en effecten van de verstedelijkingsmodellen op het gebied van o.a. natuur, landschap ook per deelgebied beschreven en zijn op basis daarvan aandachtspunten voor verstedelijking benoemd en is een afweging van de (on)geschiktheid van de deelgebieden voor woningbouw en de infrastructuur opgenomen. Bij de beoordeling van de deelgebieden rondom Oerle die in dit bestemmingsplan zijn uitgewerkt, ondanks de ook daar aanwezig waarden, relatief geschikter geacht voor woningbouw dan andere deelgebieden die in het MER zijn beschreven.

Bij de uitwerking van het Masterplan in het stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid en dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de in het MER beschreven waarden. Niet alleen op basis van de gegevens in het MER maar ook op basis van nadere inventarisaties en onderzoeken, zoals beschreven in deze toelichting (o.a. Hoofdstuk4).

In o.a. Hoofdstuk 2 en 4 is beschreven dat er in het stedenbouwkundig plan een rood-groene overgangszone naar het open veld en de bossen ten zuiden van Oerle is opgenomen. Ook is een groenstructuur een essentieel onderdeel van het plan (zowel Oerle-Zuid als Zilverackers als geheel) en worden er maatregelen genomen om deze groenstructuur in en direct buiten het plangebied te versterken. In hoofdstuk 4, paragrafen 4.9 en 4.10 (natuur), is beschreven hoe er rekening is gehouden met de aanwezigheid van beschermde soorten en de aanwezigheid van deze soorten periodiek is en wordt onderzocht (monitoring). Hiermee is ingespeeld op de adviezen die de commissie m.e.r. in haar toetsingsadvies heeft opgenomen (adviezen m.b.t. beschermde soorten en groene hoofdstructuur, paragraaf 2.2. uit het toetsingsadvies van de commissie).

De gemeente Veldhoven treft voorbereidingen om te komen tot een duurzaam energiesysteem voor Zilverackers. Dit is een van de maatregelen die de gemeentelijke duurzaamheidsambitie concretiseren, naast bijvoorbeeld de inrichting van de groenstructuur en watersysteem (zie paragraaf 2.4 uit het toetsingsadvies van de commissie).

Het advies van de commissie over het beekdal heeft geen betrekking op dit bestemmingsplan voor Oerle-Zuid. In hoofdstuk 4 en de bijlagen is beschreven op welke wijze het onderzoek naar de milieueffecten van de aanleg van nieuwe weginfrastructuur is betrokken bij dit bestemmingsplan (zie paragraaf 2.1 uit het toetsingsadvies van de commissie).

Samenvattend kan gesteld worden dat de milieueffecten van het voornemen, zoals in dit bestemmingsplan is beschreven, passen binnen de bandbreedte van effecten die in het MER Veldhoven-West is beschreven en in het bestemmingsplan, de daaraan ten grondliggende onderzoeken en het stedenbouwkundig masterplan (inclusief groenstructuur) invulling is gegeven aan de aanbevelingen zoals opgenomen in het toetsingsadvies van de commissie m.e.r.

4.3 Verkeer

In het kader van het bestemmingsplan heeft ARCADIS een verkeerstoets uitgevoerd. Hieronder volgen de conclusies van dit onderzoek; voor het volledige rapport wordt naar bijlage 1 verwezen: verkeerstoets Oerle-Zuid.

ARCADIS heeft voor verschillende varianten de verkeersstromen voor het planjaar 2021 bepaald. Het gaat hierbij om de varianten:

  • (O-1) autonome situatie;
  • (O-2) aanleg Verlengde Heerbaan en Oerle-Zuid (planrealisatie);
  • (O-3) doorkijk naar realisatie WOR fase 1;
  • (O-4) doorkijk inclusief Zilverbaan tot Knegselseweg (d.i. variant 3 uit ontwerp-bestemmingsplan Zilverbaan, 2e fase WOR);
  • (O-5) doorkijk inclusief Zilverbaan tot Kempenbaan (d.i. variant 4 uit ontwerp-bestemmingsplan Zilverbaan, 2e fase WOR).

Op basis van de geprognotiseerde etmaalintensiteiten van de Verlengde Heerbaan zijn variant 3 en 4 in het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek en akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai beschouwd. In deze varianten zijn de ontwikkelingen in de verkeersintensiteiten in de komende 10 jaar meegenomen. Voor de Verlengde Heerbaan geldt dat deze intensiteiten hoger zijn dan bij de varianten O-2 en O-3, zodat hier met de "worst case" is gerekend.

De huidige verkeerssituatie in Veldhoven kenmerkt zich door een sterk naar het oosten gerichte ontsluitingsstructuur (richting A2). De verkeersstructuur in Veldhoven is daarop ook afgestemd met de Heerbaan aan de noordzijde en de Kempenbaan aan de zuidzijde.

De noord-zuid verbindingen zijn enkel gebiedsontsluitingswegen. De nieuwe woonwijk Oerle-Zuid wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van Oerle en wordt via de nieuwe Westelijke OntsluitingsRoute (WOR) ontsloten. Het bestemmingsplan van Oerle-Zuid maakt echter niet de gehele WOR planologisch mogelijk maar voorziet wel in de ontsluiting van de wijk. De Verlengde Heerbaan is daarom onderdeel van de planvorming in dit bestemmingsplan.


De verkeerseffecten zijn in beeld gebracht op basis van het regionale verkeersmodel van het SRE (2008). Dit verkeersmodel is aangepast op basis van de recente inzichten over de autonome groei van het verkeer, de groei van de bevolking en de plannen betreffende woningbouwlocatie en bedrijventerreinen. Dit verkeersmodel is door de gemeenten in de regio Eindhoven goedgekeurd.


Effecten aanleg Verlengde Heerbaan en Oerle-Zuid

Oerle

De aanleg van de WOR kan van invloed zijn op de verkeerssituatie in Oerle en Zandoerle. Om deze reden zijn in deze kernen de verkeersbewegingen op enkele wegen onderzocht. De aanleg van de Verlengde Heerbaan zorgt voor een afname van verkeer op de Sint Janstraat in Oerle van ongeveer 800 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm). Er zijn geen effecten te constateren op de Oude Kerkstraat in Oerle waardoor de aanname gedaan wordt dat de verkeersstroom door Oerle niet veranderd, maar dat een deel van het verkeer aan de zuidzijde wel een andere route kiest via de nieuwe woonwijk naar de Verlengde Heerbaan.


Zandoerle

Door de aanleg van de Verlengde Heerbaan nemen de intensiteiten in Zandoerle iets toe. Op de Zandoerleseweg in Zandoerle stijgen de verkeersintensiteiten van 3.400 mvt/etm in de autonome situatie naar 4.000 mvt/etm. De weg kan deze stijging in intensiteiten verwerken waardoor de I/C waarde in zowel de ochtendspits als de avondspits niet boven de 50 komt. De Banstraat lijkt een kleine groei van ongeveer 200 mvt/etm te krijgen. Er kan daarmee geconcludeerd worden dat de Verlengde Heerbaan niet zorgt voor een problematische toename van verkeer door Zandoerle.


Veldhoven

Heerbaan kent door de aanleg van de Verlengde Heerbaan een verkeerstoename van ongeveer 2000 mvt/etm. Deze toename zorgt op de Heerbaan echter niet voor verkeerskundige problemen. De Sondervick ondervindt vrijwel geen effect van de aanleg van de Verlengde Heerbaan.


Effecten aanleg Verlengde Oersebaan

Oerle

De aanleg van de Verlengde Oersebaan zorgt voor een duidelijke ontlasting van de kern van Oerle. Zowel op de Oude Kerkstraat als de Sint Janstraat wordt een forse verkeersafname geconstateerd. Het verkeer maakt nu gebruik van de route Verlengde Heerbaan - Verlengde Oersebaan, inplaats van de route door de kern.


Zandoerle

Zowel de Banstraat als de Zandoerleseweg in Zandoerle nemen door de realisatie van de Verlengde Oersebaan toe in de verkeersintensiteiten. Hoewel de verkeersdruk stijgt, blijven de I/C verhoudingen op deze wegen ruim onder de kritieke grens van 80.


Veldhoven

De Heerbaan krijgt door aanleg van de Verlengde Oersebaan een verkeerstoename (van 1.400 mvt/etm.) te verwerken. De uiteindelijke 11.200 mvt/etm vormen echter geen probleem voor deze infrastructuur. Op de Sondervick treden geen verkeersveranderingen op door aanleg van de Verlengde Oersebaan.


Effecten aanleg Zilverbaan

Omdat inmiddels het bestemmingsplan ten behoeve van de Zilverbaan in procedure is, zijn in deze verkeerstoets kort de resultaten van de verkeerstoets voor de Zilverbaan weergegeven.


Een belangrijke conclusie uit deze verkeerstoets is, dat de aanleg van deze weg zorgt voor het opheffen van de lichte verkeerstoename in Zandoerle. De verkeersintensiteiten op de Zandoerleseweg zakken naar ongeveer 1.800 mvt/etmaal. Op de verkeerssituatie in Oerle heeft de aanleg van deze weg minder effect.


De Heerbaan en de Verlengde Heerbaan nemen na aanleg van de Zilverbaan wel toe in intensiteiten. Deze wegen kunnen deze verkeerstoename goed verwerken. De Sondervick krijgt aan de noordzijde, nabij de Heerbaan tevens een toename van verkeer te verwerken door aanleg van de Zilverbaan (Een toename van 2.100 mvt/etm door aanleg van de Zilverbaan tot aan de Kempenbaan). Verder zuidelijk, ter hoogte van de Jupiter, nemen de intensiteiten op de Sondervick juist af.

4.4 Geluidhinder

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd ten behoeve van de realisatie ervan. Dit onderzoek is als bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.


In het onderzoek zijn de volgende geluidbelastingen bepaald:

  • geluidbelastingen ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen van het plan Oerle-Zuid als gevolg van de bestaande gezoneerde wegen;
  • geluidbelastingen bij nieuwe en bestaande woningen als gevolg van de nieuw aan te leggen gezoneerde Verlengde Heerbaan;
  • geluidbelastingen bij bestaande woningen als gevolg van de te reconstrueren wegdelen daar waar de nieuw aan te leggen Verlengde Heerbaan op reeds bestaande wegen wordt aangesloten.

Voor die wegen waarvan uit het verkeerskundig onderzoek blijkt dat de verkeersintensiteiten afnemen, kan worden gesteld dat de aanleg van de nieuwe weg niet leidt tot een toename van de geluidbelastingen. Deze wegen zijn derhalve buiten beschouwing gelaten in het voorliggend onderzoek.


De geluidbelastingen zijn bepaald voor het jaar van aanleg/reconstructie (2011) en tien jaar na gereedkomen van de weg (2021). Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid is bij het bepalen van de geluidbelastingen in de jaren na 2011 tevens rekening gehouden met geplande ontwikkelingen in de omgeving van het bestemmingsplangebied. De berekende geluidbelastingen zijn getoetst aan de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden uit de Wet geluidhinder en vormen de basis voor het maken van een goede afweging omtrent het geluid in de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan.

Voor het bepalen van de geluidbelastingen zijn berekeningen uitgevoerd overeenkomstig de Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006.


De geluidbelastingen ter plaatse van het plan Oerle- Zuid ten gevolge van zowel de nieuw aan te leggen weg als de bestaande wegen overschrijden de voorkeursgrenswaarde niet. Tevens blijkt uit de berekeningen dat de westelijke geluidwal ter hoogte van het plangebied niet noodzakelijk is. De voorkeursgrenswaarde wordt bij alle nieuwe woningen gerespecteerd.


De geluidbelastingen ter plaatse van één bestaande woning (St. Jansstraat 54) ten gevolge van de nieuw aan te leggen Verlengde Heerbaan overschrijden in de een aantal berekende situaties de voorkeursgrenswaarde. Door het toepassen van een stiller wegdektype op de oostelijke rotonde (SMA) en het toepassen van één aarden wal (oostelijke geluidwal) wordt het geluidniveau gereduceerd tot onder de voorkeursgrenswaarde. Gelet op bovenstaande heeft de gemeente Veldhoven de keuze gemaakt voor het toepassen van SMA op de rotonde en de toepassing van één geluidwal (oostelijke geluidwal). Berekeningen tonen aan dat in de situatie met SMA op de rotonde en één aarden wal (oostelijke geluidwal) ter plaatse van de bestaande woningen aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.


Uit de rekenresultaten blijkt dat door de aansluiting van de Verlengde Heerbaan op de Heerbaan een reconstructie conform de Wet geluidhinder plaatsvindt. De geluidbelastingen ter plaatse van bestaande woningen ten gevolge van de aansluiting overschrijden de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting na de reconstructie (2021) bedraagt ten hoogste 52 dB bij de woning Egge 1.

Daarnaast treedt ter plaatste van Egge 3 en Egge 7 bij een aantal berekende situaties eveneens een geluidbelasting op hoger dan de voorkeursgrenswaarde.


Om de geluidbelastingen te reduceren dienen maatregelen te worden getroffen. Een optie is om een stiller type asfalt toe te passen op de rotonde. Indien SMA op de rotonde wordt toegepast bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 52 dB voor de variant 3 (Egge 1) en 51 dB voor variant 4 (Egge 1).


Om de geluidbelastingen te reduceren tot onder de voorkeursgrenswaarde dienen verdere maatregelen te worden getroffen. Een optie is het plaatsen van een afscherming ter hoogte van Egge 1 met een lengte van 40 meter en een hoogte van 3 meter. Met het treffen van deze maatregel in combinatie het toepassen van SMA op de rotonde wordt er aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. De gemeente Veldhoven heeft de keuze gemaakt dat op financiële en landschappelijke gronden het realiseren van het scherm en het leggen van SMA op de rotonde niet mogelijk is. Hiervoor zal de gemeente voor de woningen Egge 1, 3 en 7 een hogere grenswaardeprocedure doorlopen.

Uit het onderzoek blijkt dat de Wet geluidhinder derhalve geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan Oerle-Zuid.

Om meer inzicht te verkrijgen in de benodigde dimensionering van de afscherming tussen de Verlengde Heerbaan en de bestaande woningen aan de St. Janstraat is een akoestisch onderzoek hieromtrent uitgevoerd (referentienummer 201001521-15). Ter verduidelijking van de mogelijke inrichtingsvarianten is dit akoestisch onderzoek als bijlage bij dit bestemmingsplan bijgevoegd (zie bijlage 13).

4.5 Geur

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet biedt de gemeente de mogelijkheid om een eigen geurhinderbeleid op te stellen. Door SRE Milieudienst is in juni 2007 een quickscan uitgevoerd voor het toepassen van de Wet geurhinder en veehouderij in de Gemeente Veldhoven met als doel dat de gemeente een beslissing kan nemen over de wenselijkheid van het opstellen van een gebiedvisie voor het hanteren van andere normen die in een gemeentelijke verordening moeten worden vastgelegd. In het kader van deze quickscan is een inventarisatie gemaakt van de veehouderijen binnen de gemeentegrens van Veldhoven en de daarbij behorende grenswaarden. Op basis van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er in de huidige situatie en in de toekomst geen knelpunten in het kader van de Wgv binnen het plangebied Oerle-Zuid aanwezig zijn.

4.6 Bodem

In het kader van de MER van de ontwikkeling Zilverackers zijn de volgende effecten nader onderzocht:

  • Beïnvloeding natuurlijk watersysteem (grondwaterstroming).
  • Beïnvloeding risico op wateroverlast.
  • Invloed op waterkwaliteit.
  • Invloed op bodemopbouw en morfologie.
  • Invloed op bodemkwaliteit.

Beïnvloeding natuurlijk watersysteem (grondwaterstroming)

In Oerle-Zuid wordt een watersysteem gerealiseerd dat zowel bijdraagt aan de beleving van water als robuust is en wateroverlast voorkomt. Uitgangspunt is verder hydrologisch neutraal bouwen. In paragraaf 4.12 is dit verder uitgewerkt. Bovenstaande betekent dat de beïnvloeding van het natuurlijk watersysteem verwaarloosbaar is.

Beïnvloeding risico op wateroverlast

De hoeveelheid verhard oppervlak neemt toe. Bij het ontwerp van het plangebied is als uitgangspunt gekozen om een duurzaam watersysteem aan te leggen en is hiermee het risico op wateroverlast verwaarloosbaar.


Invloed op waterkwaliteit

De geplande ontwikkelingen in het plangebied hebben gelet op de aard ervan (wonen) in combinatie met het gekozen watersysteem geen invloed op de waterkwaliteit.


Invloed op bodemopbouw en morfologie

Als gevolg de aanleg van de infrastructuur en bouwrijpmaken van het plangebied is sprake van verstoring van de ondiepe bodemopbouw. De ingreep in de bodem blijft beperkt tot de toplaag en reikt tot geringe diepte. Beïnvloeding van de bodemopbouw en morfologie wordt daarom niet verwacht.


Invloed op bodemkwaliteit

De ontwikkelingen hebben weinig tot geen invloed op de bodemkwaliteit. Door het verdwijnen van de agrarische functie ter plaatse is er wel sprake van een verminderde invloed door bemesting.


Nota bodembeheer

Vanuit het Besluit bodemkwaliteit moet de gemeente kiezen voor een generiek of een gebiedsspecifiek beleid. Gemeente Veldhoven heeft gekozen voor een gebiedsspecifiek beleid. De gemeente Veldhoven heeft een bodemkwaliteitskaart laten opstellen. Het plangebied ligt in de zone: "Zilverackers (ZA)". De kwaliteitsklasse van de grond (0-2m-mv) is achtergrondwaarden. Ter plaatse van het plangebied zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Het gebiedsspecifiek beleid is verder uitgewerkt in de Nota bodembeheer. De kwaliteit van de bodem is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart. De Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart zoals deze door de gemeenteraad op 15 juli 2010 zijn vastgesteld, zijn opgenomen in bijlage 4.


Bodemonderzoeken locatie Oerle-Zuid

De onderhavige gronden binnen het plangebied zijn, afgezien van de grond ter plaatse van een te handhaven nutsvoorziening, in eigendom van de gemeente Veldhoven. In het kader van de aankoop van de verschillende percelen in het verleden is voor ieder perceel een apart bodemonderzoek verricht. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de bodemkwaliteit voldoet aan de gestelde eisen voor het realiseren van woningbouw.

4.7 Luchtkwaliteit

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (verder te noemen: NSL) is op 31 juli 2009 vastgesteld en op 1 augustus 2009 in werking getreden. Met het van kracht worden van het NSL hoeven projecten die 'herkenbaar en representatief' zijn opgenomen in het NSL niet meer getoetst te worden aan grenswaarden. Het bestemmingsplan Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers is als onderdeel van Veldhoven-West onder IB-nr. 583 in het NSL opgenomen, waardoor feitelijk een luchtonderzoek niet noodzakelijk was.


Ten behoeve van de (ruimtelijke) besluitvorming voor het bestemmingsplan 'Oerle- Zuid' zijn de consequenties voor de luchtkwaliteit volledigheidshalve wel onderzocht.

In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit die samenhangen met de realisatie ervan. Dit onderzoek is als bijlage 3 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.


De concentraties van de voor luchtkwaliteit maatgevende stoffen (fijn stof en NO2) zijn berekend voor de situatie inclusief ingebruikname van de nieuwe functies uit het bestemmingsplan Oerle-Zuid. De concentraties zijn bepaald in de zichtjaren 2011, 2015 en 2021. De concentraties fijn stof en NO2 zijn berekend overeenkomstig Standaard Rekenmethode 1 en 2 uit de Ministeriële regeling 'Beoordeling Luchtkwaliteit 2007'.


Uit de berekeningen volgt dat bij realisatie van het bestemmingsplan Oerle-Zuid de grenswaarden voor fijn stof en of NO2 in 2011 ruimschoots worden gerespecteerd langs alle wegen binnen en in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied. Voorts volgt uit het onderzoek dat dalende achtergrondconcentraties in combinatie met schoner wordend verkeer er toe leiden dat concentraties na 2011 verder afnemen.


Bovengenoemde conclusies gelden zowel voor de variant met als zonder aarden wallen langs de Verlengde Heerbaan. Hieruit volgt dat ook bij de realisatie van één aarden wal ter plaatse van de bestaande woningen de grenswaarden ruimschoots worden gerespecteerd.


Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan 'Oerle- Zuid'.

4.8 Externe Veiligheid

In het kader van de MER is er een effectbeoordeling voor het aspect externe veiligheid uitgevoerd en de consequenties hiervan voor de planontwikkeling. Er is getoetst aan de beïnvloeding vervoer gevaarlijke stoffen, beïnvloeding risico's opslag gevaarlijke stoffen, beïnvloeding risico's als gevolg van buisleidingen en beïnvloeding als gevolg van het luchtvaartterrein Eindhoven.


Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de risico-atlas Noord-Brabant wordt geconcludeerd dat de geplande woonbebouwing op meer dan 300 meter afstand ligt van routes waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. De risico's zijn daarmee verwaarloosbaar. De nieuwe Westelijke Ontsluitingsroute zal niet aangewezen worden als transportroute voor gevaarlijke stoffen en zal dan ook niet leiden tot nieuwe risico's binnen het gebied.


Opslag gevaarlijke stoffen

In het kader van de hele ontwikkeling Zilverackers is het bedrijf Alliance Veldhoven BV (groothandel in bestrijdingsmiddelen) aan de Sondervick van invloed. Het gebied waarop de ontwikkeling Oerle-Zuid geprojecteerd is, ligt echter buiten het invloedsgebied van dit bedrijf.


Buisleidingen

Binnen het onderhavige plangebied zijn geen leidingen aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheid ter plekke.


Luchtvaartterrein Eindhoven

Bij een ontwikkeling nabij een vliegveld speelt externe veiligheid een belangrijke rol. Er bestaat immers een kans op een calamiteit met een vliegtuig waarbij slachtoffers kunnen vallen in de omgeving van het vliegveld. In de geldende regelgeving voor luchtvaartterreinen is niets vastgelegd met betrekking tot externe veiligheid. In 2003 is een begin gemaakt met het voorbereiden van nieuwe wetgeving op het gebied van milieu, externe veiligheid en ruimtelijke ordening voor regionale en kleine luchthavens. In de septemberbrief inzake externe veiligheid (2003) is over regionale luchthavens medegedeeld dat met betrekking tot externe veiligheid een planologisch interimbeleid wordt gevoerd. Bedoeling van dit beleid is te voorkomen dat ongewenste situaties ontstaan met betrekking tot externe veiligheid in de nabijheid van vliegvelden. Dit no-regret beleid is opgenomen in de derde voortgangsbrief externe veiligheid omdat de nieuwe wetgeving voor Luchthaventerreinen nog niet in werking is getreden.


Er zijn echter nog geen afstanden tot de verschillende vliegvelden vastgesteld, waarbinnen het no-regret beleid geldt. In overleg met het ministerie van VROM is getracht een oplossing te vinden voor deze onduidelijkheid. Vooralsnog is het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (BGGL) van toepassing. Hieruit volgt dat sprake is van een geluidszone welke oploopt van 35 tot 65 Ke. Het plangebied is gelegen buiten de 35 Ke. Een geluidscontour van 20 Ke is hierbij niet van toepassing.

Daarnaast is door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) het groepsrisico van het vliegverkeer op luchtvaartterrein Eindhoven in kaart gebracht. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat plangebied gelegen is buiten de 10-6 contour van het luchtvaartterrein. Het gebied is ook gelegen buiten het invloedsgebied waar het Groepsrisico vanwege het vliegveld relatief hoog is.

IHCS
Het plangebied is gelegen in de Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis. De IHCS is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid en bestaat uit een obstakelvrij vlak met een hoogte van 65 meter boven NAP, gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter boven NAP over een afstand van 2 km. Het plangebied is gelegen in het conisch vlak van 65 meter boven NAP. Het bestemmingsplan staat geen hogere bebouwing toe en derhalve is het niet nodig de IHCS afzonderlijk op te nemen.

Voor de volledigheid is de IHCS wel op de verbeelding en de planregels opgenomen.

ILS
De vliegbasis Eindhoven beschikt over ILS-apparatuur teneinde een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken (Instrument Landing System). Om te voorkomen dat de werking van het ILS wordt verstoord, is het noodzakelijk om binnen een bepaald gebied, alvorens een object op te richten, een toetsing plaatsvindt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken, zowel horizontaal als oplopend. De hoogtebeperking van het ILS is er in eerste instantie niet op gericht bouwwerken hoger dan de genoemde hoogten bij de vlakken tegen te gaan, maar om een toetsing te laten plaatsvinden, zodat duidelijk is of de werking zou worden verstoord. Voor het gebied waarop onderhavig plan geprojecteerd is geldt een maximum bouwhoogte van 42,5 tot 52,5 meter boven NAP. Hogere objecten dienen eerst te worden getoetst.

Het bestemmingsplan staat geen bebouwing toe die deze bouwhoogte overschrijdt (het maaiveld ligt daarbij op circa 23 meter boven NAP). Derhalve is een verdere toetsing in dit geval niet aan de orde.

Voor de volledigheid is de ILS wel op de verbeelding en de planregels opgenomen.

Geluidszone

Conform de regelgeving en regionale afspraken wordt de 35 Ke-contour voor Zilverackers als grens aangehouden en vindt in dit gebied geen woningbouw plaats. Recente studies (o.a. Alders-rapport van juni 2010) gaan eveneens uit van de 35 Ke geluidzone voor militair en civiel luchtverkeer. Bestuurlijk is ook afgestemd dat 'harde' woningbouwplannen zoals Oerle-Zuid onverkort kunnen worden uitgevoerd.

Het plangebied is gelegen buiten de 35 Ke contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401_0015.png"

4.9 Natuur In Relatie Tot Flora- En Faunawet


Uitgevoerde natuuronderzoeken 2005 tot 2009

In de periode 2005 t/m 2008 is het plangebied onderzocht door verschillende onderzoeksbureaus, te weten Ecologica, Natuurbalans, Econsultancy BV, Faunaconsult, Regelink Ecologisch Onderzoek, STARO, ARCADIS en door het IVN op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna.


Door ARCADIS zijn de uitgevoerde natuuronderzoeken gebundeld in een natuurtoets, waar tevens de voorgenomen ontwikkelingsplannen Oerle-Zuid getoetst zijn aan de Flora- en faunawet. Tevens is voorzover noodzakelijk in 2010 aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd ten einde een actueel en volledig beeld te verkrijgen.

Als gevolg van de toetsing aan de Flora- en faunawet is in 2009 een ontheffingsprocedure doorlopen. In bijlage 6 is de reactie van ministerie van LNV opgenomen (LNV Kenmerk: FF/75C/2009/0238, d.d. 10 november 2009).


In bijlage 7 is de natuurtoets Oerle-Zuid opgenomen. De belangrijkste resultaten, conclusies en de toetsing aan de Flora- en faunawet zijn hieronder beschreven.


Onderzoeken 2009 en 2010

Vanwege de voorgenomen ontwikkelingen en vanwege de lijn die het Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit volgt is er in 2009 en 2010 een ecologische monitoring uitgevoerd in het gebied. Deze monitoring heeft zich toegespitst op de meest kwetsbare en zwaar beschermde soorten (Tabel 2 en 3 Flora- en faunawet). Aanvullende resultaten zijn opgenomen in de Natuurtoets Oerle-Zuid die als bijlage 7 is bijgevoegd. Verder zijn nog diverse kleinere onderzoeken uitgevoerd, als gevolg van concretisering van de voorgenomen plannen. Ook deze resultaten zijn verwerkt in de Natuurtoets Oerle-Zuid.


De aangetroffen tabel 2 en 3 soorten van de Flora- en faunawet binnen Oerle-Zuid zijn als bijlage in het rapport "Natuurtoets Oerle-Zuid" opgenomen.


In onderstaande paragraaf geven we in het kort de resultaten weer van de uitgevoerde natuuronderzoeken. We beperken ons bij de beschrijving van de resultaten tot de aangetroffen Tabel 2 en 3 soorten van de Flora- en faunawet. Voor Tabel 1 soorten geldt een vrijstelling van ontheffing bij ruimtelijke ontwikkelingen en geldt alleen de Algemene Zorgplicht Flora- en faunawet (artikel 2 Ffwet).


Onderzoeksresultaten 2005 t/m 2010

Uit de diverse onderzoeken blijkt dat er binnen de projectbegrenzing van Oerle-Zuid diverse beschermde soorten aangetroffen zijn en vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn. Het gaat hier om de volgende zwaar beschermde soorten:

  • Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en zéér incidenteel Das.
  • Binnen de begrenzing van het plangebied komen geen nestlocaties voor van soorten die jaarronde nestbescherming genieten. In de directe nabijheid van de plangrens komen wel nesten van broedvogels voor die jaarrond beschermd zijn (Buizerd, Kerkuil).
  • De planlocatie maakt deels onderdeel uit van foerageergebied van soorten met jaarrond beschermde nesten (Steenuil, Kerkuil, Buizerd, Havik en Sperwer). De nesten van deze soorten liggen ofwel direct aangelegen van de plangrens (Buizerd, Kerkuil) of op grotere afstand van de plangrens (Steenuil, Havik, Sperwer).
  • In het plangebied komen diverse algemeen voorkomende soorten broedvogels van stad en park voor en in gering aantal enkele weidevogelsoorten (onder andere Patrijs, maar ook bossoorten als Grote bonte Specht, Zwarte specht, Groene specht).
  • De Zandoerlesche Bossen zijn het leefgebied van een gezonde populatie Eekhoorn met verspreid over het gehele gebied diverse nesten.
  • Naast deze soorten komen diverse andere beschermde soorten voor die vermeld staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet aangetroffen (o.a. Mol, Konijn, Ree, Vos, diverse soorten muizen, Bruine kikker, Groene kikker complex, Gewone pad en vaatplanten zoals Brede wespenorchis).


Effecten op beschermde soorten en mitigerende maatregelen om de effecten te minimaliseren

Bij de realisatie van de voorgenomen plannen Oerle-Zuid treden de volgende effecten op ten aanzien van beschermde soorten:


Door de voorgenomen aanleg van de Verlengde Heerbaan wordt een vliegroute (gelegen langs het Boswegje) van Gewone dwergvleermuizen doorkruist. De beoogde ligging van het tracé heeft geen directe boomkap tot gevolg, maar doorkruist een open vliegverbinding (van Boswegje naar bosrand). Deze verstoring wordt gemitigeerd door de aanleg van een Hop-over. De aanleg van de hop-over verbetert de robuustheid van de vliegroute, omdat er meer beschutting ontstaat.


De beoogde Verlengde Heerbaan ligt tegen de bosrand van de Oerlesche bossen. De ligging ten opzichte van de bosrand heeft als gevolg dat er een verstorende werking optreedt ten aanzien van het foerageergebied van Laatvlieger en Gewone dwergvleermuis. Deze effecten worden gemitigeerd, door het aanbrengen van een geleidende houtwal die met een aanplant voor geleiding zorgt én die als foerageergebied dienst doet.


De beoogde woningbouw heeft tot gevolg dat er enkele bomen aan de westkant van het Boswegje gekapt dienen te worden. Deze ingreep is nodig voor de aanleg van twee toegangswegen. Bij de ingreep ontstaan twee open stroken in de vliegroute van de Gewone dwergvleermuis, die de bomen aan het Boswegje gebruiken als vliegroute naar de Zandoerlesche Bossen. Door de kap van enkele bomen treedt geen permanent negatief effect op aan de functie van vliegroute, omdat er afdoende robuustheid van bomen gehandhaafd blijft. Aan de oostkant van het Boswegje worden geen bomen gekapt, waarmee de robuustheid ook gewaarborgd blijft. Mitigerende maatregelen zijn hier niet noodzakelijk.


De aanleg van de woningbouw heeft tot gevolg dat er open gebied verdwijnt. Dit open gebied vormt het foerageergebied van Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Het verlies aan foerageergebied wordt gemitigeerd door een groene kwaliteitsimpuls door de aanleg van een landschapspark en door bosaanplant ten zuidoosten van de plangrens Oerle-Zuid. Het gebied wordt daarmee extensiever; het planvoornemen is immers ook gericht op extensief grasland, ruige randen en kleine akkers.


Door de bebouwing van het open gebied verdwijnt er broedgebied voor vogels van akkers en weilanden zoals Patrijs. Het open gebied wordt deels gebruikt als foerageergebied voor Kerkuil en Buizerd. Soorten als Steenuil, Havik en Sperwer kunnen het gebied gebruiken als foerageergebied. Het landschapspark biedt voor Kerkuil, Buizerd, Steenuil, Havik en Sperwer geschikt foerageergebied. Broedvogels als Patrijs en andere weide- en akkervogels zullen naar verwachting op den duur uitwijken naar andere geschikte gebieden in de directe nabijheid om te broeden. Het huidige terrein is qua oppervlakte te klein voor duurzame populaties weide- en akkerlandvogels. Daarnaast is het huidige agrarisch gebruik te intensief voor veel soorten.


De vliegverbinding van Kerkuil richting zuidelijk gelegen foerageergebieden kan onder druk komen te staan door toename van menselijke activiteiten. Door de inpassing van een breed landschapspark, ter plekke van de vliegroute van Kerk naar Zandoerlesche Bossen, wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan deze vliegverbinding. Door de aanplant met bomen en boomgroepen krijgt de soort geleiding naar de foerageergebieden. De herinrichting van het nu open agrarisch gebied naar een parkachtig landschap geeft ook kwaliteitsimpuls aan het foerageergebied van deze soort (meer kleinschalig met aantrekkingskracht op het hoofdvoedsel van de soort; muizen).


Ten behoeve van de aanleg van de Verlengde Heerbaan dient het pand gelegen aan de Sint Jansstraat 58 gesloopt te worden. Effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen treedt niet op, omdat deze niet zijn aangetroffen. De boskap die hierbij plaats heeft doet afbreuk aan het foerageergebied van vleermuizen. Dit wordt gemitigeerd ten zuidoosten van de planlocatie door de aanplant van bos.


Effecten op jaarrond beschermde nestlocaties van broedvogels treden niet op, omdat deze niet zijn aangetroffen binnen de plangrens. Effecten op nabij gelegen jaarrond beschermde nesten treden ook niet op. Het nest van de Kerkuil bevindt zich in de kerk van Oerle en ondervindt geen negatief effect van de aanleg van de woonwijk en de Verlengde Heerbaan. De nestlocatie van Buizerd blijft intact en ligt op geringe afstand van de beoogde woonblokken aan de noordkant van de Zandoerlesche Bossen.


Ten noordoosten van het te slopen pand Sint Jansstraat 58 is een mierennest aangetroffen van de Kale rode bosmier (Tabel 1 Flora- en faunawet). Dit nest bevindt zich op het beoogde tracé en er dienen maatregelen genomen te worden tot verplaatsen van het nest om de gunstige staat van instandhouding van de soort ter plekke te kunnen garanderen.


Ten behoeve van de sanering van asbest, aanwezig in een houtwal aan de westkant van de projectlocatie, treden ter plekke van de te kappen bomen geen effecten op ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen of broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties. Kwalitatief treedt er geen effect op ten aanzien van potentieel geschikt foerageergebied, omdat er voldoende robuustheid overblijft. Als primaire vliegroute is deze houtwal niet zeer geschikt, omdat het niet aansluitend is met andere lijnelementen. Mitigerende maatregelen zijn hier niet nodig. De functionaliteit als foerageergebied wordt niet aangetast.


Indien het KI gebouw (woongedeelte) gesloopt wordt, treedt mogelijk vernietiging op van een vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen. In 2009 is niet vastgesteld dat er vleermuizen in het pand huizen, maar in 2010 zijn wél sporen van mogelijke bewoning aangetroffen. Wanneer het besluit genomen wordt het pand te slopen of bij een renovatie van het betreffende pand dient nader onderzoek te worden verricht ten einde adequate maatregelen te kunnen nemen.


Ter plekke van het te slopen woonhuis Het Stoom 12 zijn geen effecten te verwachten op vleermuizen of gebouwbewonende broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (Huismus, Gierzwaluw).


Toetsing aan de Flora- en faunawet

Voor soorten vermeld op Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling van ontheffing bij ruimtelijke ingrepen. Er dient wel gewerkt te worden conform de Algemene Zorgplicht (artikel 2 Flora- en faunawet). Voor Tabel 2 soorten geldt dat er zonder ontheffing gewerkt mag worden indien er gewerkt wordt conform een, door de initiatiefnemer van de plannen, ondertekende door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode (bijvoorbeeld Gedragscode Bouwend Nederland).

Voor tabel 3 soorten geldt dat er gewerkt mag worden met een goedgekeurd activiteitenplan en conform verkregen 'positieve afwijzing' (resultaat van een succesvol doorlopen ontheffingsaanvraag).


Op basis van de onderzoeksresultaten en uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat er bij de werkzaamheden enkele overtredingen begaan worden, te weten;

  • Verstoring van vliegroute van Gewone dwergvleermuis ter plekke van het beoogde tracé Verlengde Heerbaan. De verstoring treedt op ter plekke van het open deel van de vliegroute Boswegje - bosrand Zandoerlesche Bossen.
  • Gedeeltelijke vernietiging en/of verstoring van foerageergebied van Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Ruige dwergvleermuis.
  • Gedeeltelijke vernietiging van potentieel geschikt foerageergebied van Das. Ondanks het niet voorkomen van een gezonde populatie Dassen wordt hiervoor ontheffing aangevraagd, op basis van het voorkomen van een onbelopen oude dassenburcht en de aangetroffen prent en haren van een naar allen waarschijnlijkheid zwervende Das.


Andere optredende effecten op broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties worden meer dan afdoende gemitigeerd middels het aanleggen van een landschapspark en het realiseren van bosaanplant aan de zuidoostkant van het bestemmingsplan Oerle-Zuid

De gemeente Veldhoven heeft de planvorming zodanig opgezet dat adequate (mitigerende) maatregelen (zie bijlage 7, hoofdstuk 5 en 6 Natuurtoets Oerle Zuid) worden genomen om voor de desbetreffende soorten maatregelen te treffen die garanderen dat het gebied na afronding van de aanlegfase functioneel blijft voor de genoemde soorten. Door deze (mitigerende) maatregelen blijft de functionaliteit van vaste rust- of verblijfplaatsen van de genoemde diersoorten in stand. Daardoor wordt artikel 11 Flora- en Faunawet niet overtreden, dan wel zal een ontheffing of vrijstelling kunnen worden verkregen. In ogenschouw nemende het ontheffingen- en vrijstellingsregime van de Flora- en Faunawet alsmede het beleid van het ministerie van LNV hierbij en deze maatregelen, wordt geconcludeerd dat hiermee de Flora- en Faunawet geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan Oerle-Zuid.

4.10 Natuur (Ruimtelijke Kaders, Ehs)

Door de geplande situering van de Verlengde Heerbaan is sprake van enige mate van verstoring van de ecologische hoofdstructuur. Ingevolge artikel 4.2 lid 4 van de Verorrdening Ruimte Noord-Brabant 2011 dient in dat geval een compensatieplan te worden opgesteld. De notitie Compensatieplan bestemmingsplan Oerle-Zuid (19 mei 2011; bijlage 14) vormt een oplegnotitie voor de eerder opgestelde Gebiedsvisie (bijlage 10).


Het verlies door verstoring kan - naar boven afgerond - worden gesteld op een oppervlakte van 0,3 ha netto. In totaal wordt 3,1 ha netto gecompenseerd.

Daarbij is bij compensatiegebieden grenzend aan de Verlengde Heerbaan rekening gehouden met de zone waarbinnen te veel geluidsoverlast (48 dB natuurcontour) van de weg te verwachten is. In dit gebied kan wel natuur ingericht worden, maar niet van voldoende kwaliteit om volledig (100%) te compenseren voor het verlies aan EHS. Daarom is voor het gebied binnen de geluidsoverlastzone bepaald dat deze voor 80% dienst kan doen als compensatiegebied voor het indirecte verlies aan EHS door de aanleg van de verlengde Heerbaan.

In bijlage 10 is de 48dB(A) contour opgenomen (uitgaande van verkeersvariant 3; deze variant is wat betreft etmaalintensiteit van de Verlengde Heerbaan (planjaar 2021) de "worst-case" en derhalve zekerheidshalve gehanteerd).


In de bijlage 10 is een overzicht van de EHS aantasting door geluidsverstoring t.g.v. de Verlengde Heerbaan opgenomen. Tevens is in deze bijlage de geplande compensatie opgenomen. Deze bijlagevormt tezamen met bijlage 14 het compensatieplan.

Hieruit blijkt dat om volledig te compenseren voor de verstoring van de EHS, in het onderhavige plan ruim voldoende compensatiegebied is aangewezen om te waarborgen dat er geen netto verlies van natuurwaarden optreedt. Het teveel aan m² dat gecompenseerd wordt in voorliggend bestemmingsplan, zal gebruikt worden voor overige ontwikkelingen in Zilverackers.


De soort natuur die wordt aangetast door aanleg van de Verlengde Heerbaan is in navolgende overzicht opgenomen. De hiervoor te realiseren natuur zal vergelijkbaar zijn.

Deellocatie Soort natuur
"Oerle-West" 1 Zomereiken- en berkenbos
"Oerle-Oost" 2 Zomereiken- en beukenbos


Rood met groen koppeling

Het provinciaal beleid ten aanzien van rood-met-groen houdt in dat er voor stedelijke uitbreiding in het buitengebied een kwalitatieve verbetering van het buitengebied moet plaatsvinden. In Oerle-Zuid wordt circa 140.000 m2 aan nieuwe stedelijke functies (bestemmingen respectievelijk: maatschappelijk, wonen en verkeer) gerealiseerd. Deze uitbreiding vindt o.a.plaats op gronden die voorheen in gebruik waren van het KI-station. Het terrein was deels verhard en bebouwd met stallen, maar deze zijn in het kader van de ontwikkeling van Oerle-zuid gesloopt.

Binnen het plangebied is onderscheid te maken in:

  • groen -stedelijk, het gaat hierbij in hoofdzaak over het blokgroen (de groene elementen in de straat) en de grote groene ruimtes ten behoeve van het stedelijk gebruik (zoals boomgaard en speelterrein);
  • groen - landschappelijk; de groene landschappelijke elementen (zoals bossages en ruige open velden);
  • natuur; deelgebieden die tot doel hebben om natuurontwikkeling (o.a. locatie compensatie EHS) tot stand te brengen.


In het bestemmingsplan zijn deze verschillende groene zones terug te vinden in de bestemmingen Verkeer, Groen - Stedelijk, Groen - Landschappelijk en Natuur.


Met name de groene invulling van het gebied Groen - Landschappelijk wordt ingezet in het kader van het rood-met-groenbeleid. De delen met de bestemming Natuur worden deels ingezet voor compensatie. Een deel is, zoals reeds vermeld, ter compensatie van de aantasting EHS binnen het plangebied. Overige delen kunnen in de toekomst worden benut voor compensatie van eventuele aantasting elders in Zilverackers.


Overigens zijn genoemde groene delen niet alleen bedoeld in het kader van wettelijke verplichting zoals compensatie en rood-met-groen, maar juist om het totale concept van Zilverackers (dorps wonen in het groen) uit te voeren. De gemeente ontwikkelt immers meer groen dan strikt noodzakelijk is vanuit voorgenoemde provinciale beleidsuitgangspunten.


Financiële middelen rood-met-groen Oerle-Zuid

Er is € 3 per m² stedelijke functies (circa 140.000 m²) beschikbaar. De aanleg van de plandelen met de bestemming Groen - Landschappelijk kosten echter meer. Er worden dus meer middelen ingezet dan voor rood-met-groen nodig is.

4.11 Archeologie En Cultuurhistorie

4.11.1 Archeologie

Wettelijk kader

In 1992 werd het 'Verdrag van Valletta' ('Malta') opgesteld. Dit Verdrag stelt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen de archeologische waarden een onlosmakelijk onderdeel van de belangenafweging dienen te zijn. In Nederland is het Verdrag wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), als aanpassing op de Monumentenwet 1988. Op 1 september 2007 is de Wamz in werking getreden. Het Verdrag en de Wamz hebben tot gevolg dat er archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd vóórdat er bodemverstorende ingrepen kunnen plaatsvinden.


In de Monumentenwet is de bescherming van het archeologische erfgoed geregeld. Deze wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden (artikel 38a). In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het bestemmingsplan ge(her)positioneerd als het centrale instrument binnen de ruimtelijke ordening. Het is om die reden van groot belang de consequenties die voortvloeien uit het archeologiebeleid op de juiste wijze planologisch en juridisch te verankeren.


Het belangrijkste doel van de wetgeving is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden en/of aanwezig zijn. De onderzoeksresultaten van een verkennend en/of waarderend (voor-)onderonderzoek bepalen het verdere vervolgonderzoek. In Oerle-Zuid is archeologisch onderzoek uitgevoerd in delen van het plangebied en zijn archeologisch behoudenswaardige waarden aangetroffen en gedeeltelijk opgegraven.

Nota archeologische monumentenzorg van de gemeente Veldhoven

Naast de Wamz beschikt de gemeente Veldhoven, als invulling van haar verantwoordelijkheid volgens deze wet, over een eigen archeologiebeleid. Dit beleid is vastgelegd in de 'Nota archeologische monumentenzorg Veldhoven'. Met dit beleid wil de gemeente het cultureel erfgoed van Veldhoven behouden door behoedzame ontwikkeling en beheer. Hiervoor heeft de gemeente een archeologische beleidskaart opgesteld waarop de archeologische verwachting van het gebied binnen de gemeentegrenzen is aangegeven. Hierdoor kunnen bij ruimtelijke ordeningsprocedures sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.


Aan de op de beleidskaart aangegeven archeologische waarden zijn beleidsregels gekoppeld die gelden voor:

  • Terreinen met een hoge of zeer hoge archeologische waarde.
  • Beschermde archeologische monumenten.
  • Terreinen van archeologische betekenis.
  • Zones zonder of met een lage archeologische verwachting (bijvoorbeeld als gevolg van ontgrondingen of grootschalige woningbouw).
  • Zones met hoge archeologische verwachting (bijvoorbeeld esdekken, beekdalen of historische kernen).


Deze beleidsregels geven aan wanneer welk archeologisch onderzoek verplicht is. Werkzaamheden die buiten de in de regels vermelde omvang en diepte vallen worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Wel geldt er in dat geval een meldingsplicht.

Wetenschappelijk onderzoekskader (WOK) voor Zilverackers

Oerle-Zuid is onderdeel van het grotere kader van heel plangebied Zilverackers, een gebied dat bijzondere kansen biedt aan de omgang met het archeologische erfgoed. Daarom heeft het gemeentebestuur, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit van Amsterdam, een wetenschappelijk onderzoekskader vastgesteld1. Doel hiervan is om vanuit een wetenschappelijke doelstelling zorg te dragen voor het archeologische erfgoed en tegelijkertijd de (toekomstige) bewoners bij de ontwikkelingen in het plangebied te betrekken. Op die manier creëert het archeologisch onderzoek een meerwaarde voor zowel de wetenschap als het publiek. Het WOK is kaderstellend bij de keuze- en selectiemomenten in de archeologische onderzoekscyclus in het plangebied Zilverackers en Oerle-Zuid. Het WOK is geen statisch document, maar kan worden bijgesteld al naar gelang de resultaten van het archeologisch onderzoek vereisen dat er nieuwe of andere keuzes moeten worden gemaakt.

Archeologische thema's in Zilverackers

Het opgestelde WOK heeft een tweeledig doel. Ten eerste kan het een kader bieden voor de bestudering van de lange geschiedenis van locale gemeenschappen en het landschap vanaf de Bronstijd tot heden. Ten tweede kan het een beeld schetsen hoe deze locale gemeenschappen economisch, cultureel en sociaal geïntegreerd waren in grotere (regionale en interregionale) verbanden.


Om dit doel te bereiken is voor het archeologisch onderzoek in het gehele plangebied Zilverackers een tweetal onderzoeksthema's geformuleerd:

Thema 1. Lange termijnontwikkelingen in bewoning en omgang met het landschap.

Thema 2. De sociale, culturele en economische horizonten van bewoners.

Uitgevoerd archeologisch onderzoek in het plangebied

In het wetenschappelijk kader (WOK) is ook een keuze gemaakt ten aanzien van de te volgen strategie voor het archeologische onderzoek. Gekozen is voor het uitvoeren van inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P). Bij vervolgonderzoek in de vorm van definitief onderzoek (opgraven) is er niet voor gekozen om bepaalde perioden geen of weinig aandacht te geven, maar zal er differentiatie plaatsvinden in de mate van intensiteit van opgraven.

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven en selectiebesluit gemeente Veldhoven

In 2008 is in het plangebied Oerle-Zuid een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. De onderzoeksresultaten daarvan zijn vastgelegd in een (brief)rapport. Er zijn vijf behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aangetroffen:

  1. 1. Romeins nederzettingscomplex in de noordwesthoek van het plangebied.
  2. 2. Een complex van zwervende erven uit de IJzertijd ten westen van de Zittardstraat.
  3. 3. Een laagte met bewoningssporen uit de IJzertijd ten westen van de Zittardstraat.
  4. 4. Een terrein met plaggendek uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd, ten westen van de Zittardstraat.
  5. 5. Een vuursteenconcentratie in het zuidwesten van het plangebied.


Naar aanleiding hiervan heeft het opgravingsbedrijf AAC-PB een selectieadvies uitgebracht, waarover de gemeente Veldhoven een archeologisch selectiebesluit2 heeft genomen tot:

  1. 1. Opgraving van een Romeinse nederzetting (vindplaats 1) in de noordwesthoek van het plangebied met een totale omvang van 1,5 ha.
  2. 2. Geen vervolgonderzoek van een complex van zwervende erven, vermoedelijk uit de (vroege-)IJzertijd (vindplaats 2).
  3. 3. Een nader archeologisch onderzoek door middel van monstername van een natte laagte (vindplaats 3) als onderdeel van vindplaatsen 1 en 4.
  4. 4. Een nader archeologisch, steekproefsgewijs onderzoek van een plaggendek uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (vindplaats 4) met een totale omvang van 8,5 ha..
  5. 5. Aanhouden van het selectiebesluit ten aanzien van de vuursteenconcentratie in het zuidwestdeel van het plangebied (vindplaats 5) totdat de behoudenswaardigheid is vastgesteld.

Vindplaats 1: Definitief onderzoek (DO) Romeinse bewoning

In 2008 is het definitieve onderzoek (opgraving) van de Romeinse vindplaats in het noordwestelijke deel van het plangebied uitgevoerd, waarvoor een Programma van Eisen is opgesteld3. Hiermee is het archeologisch onderzoek in het opgegraven deel van het gebied afgerond en is het terrein vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.

Bij de opgraving is gebleken dat de Romeinse bewoningssporen waarschijnlijk naar het noorden toe doorlopen. Vanwege de aanwezige bebouwing en begroeiing kon dit deel van de vindplaats echter niet onderzocht worden. In het bestemmingsplan is daarom aan dit gebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend.

Vindplaats 2: Zwervende erven uit IJzertijd

Naar aanleiding van het selectiebesluit hoeft er geen vervolgonderzoek op deze locatie te worden uitgevoerd en is het terrein vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.

Vindplaats 3: Natte laagte

Naar aanleiding van het selectiebesluit moet er op dit terrein nader archeologisch onderzoek verricht worden. Aan het terrein heeft daarom in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend.

Vindplaats 4: Plaggendek uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

Conform het selectiebesluit van de gemeente heeft er een nader archeologisch, steekproefsgewijs onderzoek plaatsgevonden. Hiervoor is een Programma van Eisen opgesteld. Enkele delen van het gebied waar vanwege begroeiing geen archeologisch onderzoek kon worden uitgevoerd, hebben in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gekregen.

Vindplaats 5: Inventariserend veldonderzoek (IVO) voorsteenconcentratie

In 2009 heeft een karterend en waarderend inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden in de vorm van boringen en proefsleuven van de eerder aangetroffen vuursteenconcentratie (vindplaats 5, zone D) in het zuidwesten van het plangebied. Doel hiervan was de aanwezigheid, omvang, aard, fysieke gaafheid en behoudenswaardigheid van eventuele steentijdsites binnen de contouren van de vindplaats vast te stellen. Voor dit onderzoek is een Programma van Eisen geschreven5.


Aan de hand van de resultaten van het IVO zal door de archeologische uitvoerder een rapport worden opgesteld met daarin een waardestelling van de aangetroffen sporen en vondsten en een selectieadvies aan de gemeente. Het bevoegd gezag, B&W van Veldhoven, zal op basis hiervan een beslissing nemen over eventueel vervolgonderzoek op deze locatie. Aangezien het rapport van het IVO nog niet is afgerond en er dus door de gemeente nog geen selectiebesluit kan worden genomen, is in het bestemmingsplan aan deze vindplaats een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend.

Maatregelen

Het archeologische onderzoek in het plangebied Oerle-Zuid is voor een deel uitgevoerd en afgerond. Aan de terreinen die nog niet of niet voldoende archeologisch zijn onderzocht is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend. Deze gebieden staan aangegeven op de verbeelding. Dit betreft gebieden die na vooronderzoek door de gemeente zijn geselecteerd als archeologisch behoudenswaardig. Voor het uitvoeren van grondroerende activiteiten op terreinen met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is een aanlegvergunning van de burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven nodig. In de planregels wordt aangegeven welke verstorende activiteiten onder deze vergunningsplicht vallen.


De bestemmingsregels bij dit bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid om na definitieve opgraving van de behoudenswaardige archeologie, deze bestemming te wijzigen. Voor de delen van het plangebied die op de verbeelding geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kennen, gelden geen archeologische beperkingen.

Toevalsvondsten

Bij zogenoemde 'toevalsvondsten', als bedoeld in de Monumentenwet, artikel 53, lid 1 en 2, heeft de uitvoerder van grondwerken altijd de plicht om archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag en de werkzaamheden op de locatie stop te zetten.

Conclusie

Aangetoonde archeologische waarden, monumenten of bij vooronderzoek aangetroffen vindplaatsen dienen behouden te worden. Het verdient de voorkeur dit te doen door middel van behoud in situ. Indien behoud in situ niet mogelijk is dienen deze waarden door middel van wetenschappelijk onderzoek (opgraven) ex situ te worden behouden.


Vooronderzoek binnen het plangebied heeft aangetoond dat een archeologische verwachting voor dit gebied geldt. Wanneer in de planvorming het voornemen bestaat om grond te roeren of te belasten, moet er een inventariserend veldonderzoek (IVO) plaatsvinden om de eventueel aanwezige waarden vast te stellen. Na vaststelling van de waarden moeten zij behandeld worden als voornoemde aangetoonde archeologische waarden.


Archeologische waarden die niet eerder zijn aangetoond door middel van archeologisch vooronderzoek kunnen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aangetroffen worden. In deze gevallen gelden de bepalingen zoals genoemd in de Monumentenwet 1988, artikel 53. Uitvoering van de werkzaamheden moet in dat geval plaatsvinden volgens een protocol 'toevalsvondsten', dat voorafgaand aan de werkzaamheden moet worden opgesteld. De behandeling van de toevalsvondsten volgens het protocol behoort integraal tot de uit te voeren werkzaamheden.

1. Theuws, F. en N. Roymans, 2009: Veldhoven-Zilverackers. Cultuur en Landschap van Verleden Gemeenschappen. Een wetenschappelijk onderzoekskader ten behoeve van de archeologie in het plangebied. Universiteit van Amsterdam/Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam

2. Selectiebesluit gemeente Veldhoven d.d. 27 mei 2008

3. Hissel, M., 2008: Programma van Eisen Veldhoven-West fase 1, Zuid-Oerle, opgraving, AAC Projectbureau, UvA, Amsterdam (met bijlagen)

4. Hissel, M., 2008: Programma van Eisen Veldhoven-West fase 1, Zuid-Oerle, opgraving, AAC Projectenbureau, UvA, Amsterdam (met bijlagen)

5. Kortlang, F.P., 2009: Programma van Eisen Archeologie. Inventariserend Veldonderzoek (IVO) karterend en waarderend onderzoek steentijdvindplaats 5 (zonde D) Veldhoven-Oerle-Zuid, fase 1

4.11.2 Cultuurhistorie

Inleiding

Het gebied Zilverackers is gelegen in een landschappelijk gevarieerd landschap en maakt deel uit van het esdorpenlandschap op middelhoge zandgronden. Dit landschapstype kenmerkt zich door de afwisseling van dekzandruggen en -vlakten met akkers, beekdalen, heide en bosgebieden.


De eerste aanwijzingen van menselijke bewoning in het gebied dateren uit de Late Steentijd, toen rondtrekkende jagers het gebied bezochten en in tijdelijke jachtkampen. Vanaf de Bronstijd wordt het gebied meer permanent bewoond. Bij archeologisch onderzoek in het plangebied Oerle-Zuid zijn sporen van bewoning uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd aangetroffen. Het gaat daarbij nog om relatief kleine en verspreid in het landschap liggende woonerven die nog geen grootschalige invloed op het landschap hadden.


In de Middeleeuwen verandert dat. Door een grote bevolkingsgroei was er behoefte aan meer landbouwgrond. Hiervoor worden er akkers aangelegd op de dekzandruggen die bemest worden door het opbrengen van mest en plaggen. Bij recente opgravingen in het plangebied Oerle-Zuid zijn op meerdere plaatsen restanten van dit plaggendek met een middeleeuwse oorsprong teruggevonden.


Aan de rand van de akkercomplexen ontstaan dorpen en gehuchten. Akkers, boerderijen en bos vormen de kern van de esdorpen. Doordat nieuwe steden en dorpen een grote behoefte hadden aan hout voor woningen en brandstof werd veel bos gekapt. Door het laten begrazen van de oude bosgebieden ontstonden heidevelden. Zandwegen verbonden de dorpen met de akkers en de dorpen onderling.


Tot in de jaren 60 van de vorige eeuw bleef het middeleeuwse akkerlandschap redelijk authentiek. Daarna worden er in een snel tempo woningen gebouwd in het plangebied, vaak langs de oude verbindingswegen, waardoor het traditionele open landschap voor een deel is opgevuld. Zandwegen werden verhard. Het bosgebied breidde zich uit ten kosten van heide en akkers. De functie van het bos al leverancier van brand- en gebruikshout maakte plaats voor een recreatieve.


Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant

In het kader van het cultuurbeleid van de provincie Noord-Brabant is de versterking van de Brabantse identiteit een belangrijk speerpunt. Onderdeel hiervan is het behoud van het ruimtelijk erfgoed, maar ook de inzet van dit erfgoed om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving te verhogen. De Cultuurhistorische Waardenkaart, waarop de cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven, kunnen daarbij een bruikbaar instrument zijn. De waardenkaart is voor de provincie ook een beleidskader waaraan onder meer bestemmingsplannen worden getoetst.


De provincie heeft de kaart in 2010 herzien, maar de nieuwe kaart moet nog officieel worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten. De nieuwe kaart zal naar verwachting vanaf januari 2011 in werking treden.


Cultuurhistorisch onderzoek Zilverackers

Bij de ontwikkeling van het plangebied is het beleid van de gemeente om de nieuwe bebouwing zo goed mogelijk in te passen in het karakteristieke Kempenlandschap en te laten aansluiten op de omgeving. Daarom heeft zij opdracht gegeven tot het uitvoeren van een inventarisatie en een waardering van de in het plangebied Veldhoven - Zilverackers aanwezige cultuurhistorische waarden. In het rapport van deze inventarisatie worden een aantal elementen met een hoge cultuurhistorische waarde onderscheiden:

  • Oude bebouwing van vóór 1961.
  • Bosgebieden met houtwallen en vrij hoog opgaande beplanting en doorkijkjes op akkercomplexen en dorpen.
  • Openheid en lichte welvingen van de akkercomplexen.
  • Beken als lijn- en verbindingselementen in het landschap.
  • Kleine (onverharde) wegen en akkerwegen.


In het plangebied Oerle-Zuid komen nog enkele historische landschapselementen voor met een cultuurhistorische waarde. Centrale structuur in het plangebied is de licht slingerende akkerweg, het Boswegje, met wegbeplanting en houtwallen in de zuidelijke bospercelen. Aan de westzijde van de weg bevindt zicht nog een oorspronkelijk akkerperceel, het perceel aan de oostzijde is sinds 1983 tot weidegebied getransformeerd. Binnen het plangebied Oerle-Zuid bevinden zich geen Rijks- of gemeentelijke monumenten.


Inpassing cultuurhistorische waarden

De conclusies uit het cultuurhistorische rapport van CLUE zijn door de gemeente meegenomen in haar keuze voor van het ontwerp voor de ontwikkeling van Oerle-Zuid. Uitgangspunt is daarbij om bebouwing in dit landschap op de hoogste terreindelen te concentreren, waardoor de relatie tussen het oorspronkelijke aardkundige landschap met cultuurhistorische landschapselementen in waarde versterkt wordt. Ook is ingezet op behoud van houtsingels en zichtlijnen vanuit het bos.

4.12 Watertoets

Algemeen

In stedelijke gebieden biedt het watersysteem kansen voor een opwaardering van het leefmilieu. De aan stedelijk water gekoppelde ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden kunnen worden gezien als basis voor een hoogwaardig woon- en leefklimaat binnen de bebouwde kom. Het watersysteem kan bovendien, samen met een groen netwerk van stadsparken en natuurterreinen, de ecologische verbinding tussen stad en ommeland vormen. Aandacht voor het water in de bebouwde omgeving werkt bovendien positief uit voor het regionale watersysteem, bijvoorbeeld waar het gaat om waterkwaliteit, verdroging, retentie en watergebruik. Door specifieke aandacht te geven aan duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving wordt, conform de Vierde nota waterhuishouding van het Rijk, het belang van de watersysteembenadering benadrukt.


Watertoets

De Watertoets is een procesinstrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om water in Nederland meer ruimte geven. De Watertoets is sinds 1 november 2003 verplicht bij onder andere het opstellen van bestemmingsplannen. Bij de Watertoets gaat het om vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten, zo ook in het bestemmingsplan Oerle-Zuid.


Proces

In het kader van het proces van de Watertoets is het waterschap De Dommel betrokken bij de planvorming van heel Zilverackers. Daarnaast heeft in het kader van het vooroverleg eveneens afstemming plaatsgevonden over voorliggend bestemmingsplan met het Waterschap. Het Waterschap heeft hierbij aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan.


Doel waterparagraaf en ambities Zilverackers

In het kader van de Watertoets is onderhavige waterparagraaf opgesteld. De Watertoets en de waterparagraaf hebben als doel een goede verankering van de wateraspecten in het bestemmingsplan. De waterparagraaf is gebaseerd op de inrichting van het gebied (Masterplan Veldhoven-West) en randvoorwaarden/wensen van de initiatiefnemer (gemeente Veldhoven) en waterbeheerder (waterschap De Dommel). Het watersysteem voor heel Zilverackers is in een Structuurvisie water nader uitgewerkt. Daarnaast heeft specifiek voor Oerle-Zuid een nadere uitwerking van het watersysteem opgesteld in de vorm van een waterhuishoudkundig plan. Dit waterhuishoudkundig plan is als bijlage 5 bijgevoegd.

De waterparagraaf heeft als doel een verankering van de aspecten van een duurzaam stedelijk waterbeheer in Zilverackers. Duurzaam waterbeheer houdt in dat de realisatie van Zilverackers geen (water)problemen zal veroorzaken op andere plaatsen, in andere tijden en in andere compartimenten.


Huidige situatie

De bodem in Oerle-Zuid bestaat uit zandig materiaal. Het gebied wordt daarnaast gekenmerkt door lage grondwaterstanden. Op basis van de huidige bodemkundig/hydrologische gesteldheid is ingeschat dat de mogelijkheden voor infiltratie goed zijn.


Ambities

De volgende ambities worden in Oerle-Zuid nagestreefd:

  • scheiden schone en vuile waterstromen;
  • gescheiden houden schone en vuile waterstromen;
  • schoon hemelwater wordt zoveel mogelijk centraal geïnfiltreerd in de bodem, als dit niet mogelijk is wordt het hemelwater centraal geretendeerd en waar mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater;
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • aansluiten bij natuurlijk (grond)watersysteem;
  • water zoveel mogelijk bovengronds houden.


Scheiden schone en vuile waterstromen

Het schone hemelwater wordt bij de bron gescheiden van het vuile water van de huisaansluitingen. Het vuile water wordt aangesloten op een gemaal. Vanuit dit gemaal wordt het vuile water via een persleiding aangesloten op het noordelijk stamriool ter plaatse van de Heerbaan. Via het stamriool wordt het vuile water afgevoerd naar de zuivering. In de Structuurvisie Water Veldhoven-west wordt ingegaan op de afwatering van het vuile water.


Hemelwater zoveel mogelijk bovengronds houden

In Oerle-Zuid wordt een watersysteem gerealiseerd dat zowel bijdraagt aan beleving als robuust is en wateroverlast voorkomt. Het watersysteem draagt bij aan de beleving doordat het water zoveel mogelijk bovengronds, via goten, getransporteerd wordt. Het bovengrondse systeem wordt ondersteund door een ondergronds leidingstelsel dat voldoende groot is om de piekintensiteit te verwerken. Het ondergrondse systeem is robuust en biedt voldoende capaciteit om wateroverlast ter plaatse van de woningen te voorkomen (uitgaande van de voorgeschreven ontwerpuitgangspunten).


Infiltratie

Schoon hemelwater, afkomstig van daken en woonstraten, wordt centraal in Oerle-Zuid geïnfiltreerd in de bodem. De bodem, de doorlatendheid en de grondwaterstanden zijn hiervoor geschikt.


Hydrologisch neutraal bouwen

De gemeente Veldhoven en waterschap De Dommel willen hydrologisch neutraal bouwen. Dit betekent dat er, ten opzichte van de huidige situatie, geen extra water wordt afgevoerd naar locaties buiten de plangrens. Hydrologisch neutraal bouwen wordt in Oerle-Zuid ingevuld door:

  • drainage niet toe te passen;
  • toename van verhard oppervlak te compenseren met infiltratievoorzieningen;
  • het hemelwater van verharde oppervlakken te infiltreren in de bodem.


Aansluiten bij natuurlijk (grond)watersysteem

Doordat bij Oerle-Zuid geen drainage wordt toegepast ten behoeve van ontwatering en het hemelwater van verharde oppervlakken wordt geïnfiltreerd in de bodem, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het natuurlijke grondwatersysteem.


Inpassen infiltratievoorziening in openbare groene ruimte

De infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd in de groene openbare ruimte. Reden hiervoor is onder andere het beheer en onderhoud en de controleerbaarheid van de infiltratievoorzieningen. De openbare ruimte heeft naast infiltratie natuurlijk ook andere functies: groen, landschap, natuur, speelplaatsen, fiets- en wandelroutes, hondenuitlaatplaatsen. In de groene wig in Oerle-Zuid worden de functies gecombineerd en staat infiltratie van water op een gelijkwaardig niveau als de andere genoemde functies.

De combinatie van functies betekent een aantal randvoorwaarden/wensen voor de inrichting van de infiltratievoorzieningen. Zo dienen de infiltratievoorzieningen een zo klein mogelijke waterschijf te krijgen in verband met veiligheid. Daarnaast worden de infiltratievoorzieningen uitgevoerd met flauwe taluds, wat gunstig is voor het ontwikkelen van natuur en past beter in het landschap dan een diepe infiltratievoorzieningen met steile taluds. Daarnaast zijn bovengrondse en droogvallende infiltratievoorzieningen eenvoudig in beheer, onderhoud en controleerbaarheid.


Aanleg nieuwe watergang

Er is onderzocht of het mogelijk is een nieuwe watergang aan te leggen van Oerle-Zuid in de richting van de Rijt- of Poelenloop, in het zuiden van Zilverackers. Doel van de watergang zou dan zijn het afvoeren van hemelwater tijdens extreme regenval. Door voor deze extreme situaties een 'escape' te realiseren, zou langdurig wateroverlast in de woonwijk kunnen worden voorkomen. De gemeente heeft besloten om dit vorm te geven door langs de Westelijke Ontsluitings Route een waterstructuur ("overstort sloot") op te zetten.


Wateroverlast

Wateroverlast in Oerle-Zuid wordt voorkomen door een robuust hemelwatersysteem te ontwerpen. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd en/of geretendeerd in groenzones aan de rand van de dorpskern.


Waterbeleving

Het thema waterbeleving wordt in Oerle-Zuid ingevuld door het zoveel mogelijk bovengronds afvoeren van hemelwater van de woningen naar de infiltratievoorzieningen en retentievoorzieningen. Waar dit niet mogelijk is, kan het water (deels) ondergronds worden getransporteerd. De retentie-/infiltratievoorzieningen worden in de groenzones aan de randen van de dorpskernen geïntegreerd als bovengrondse en droogvallende voorzieningen. In de groenzones kunnen functies als water, natuur, groen en recreatie gecombineerd worden.


Waterkwaliteit

Omdat het water wordt geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, is het van belang de waterkwaliteit te bewaken. Dit gebeurt door in de bebouwing en in straatmeubilair geen uitloogbare materialen (lood, koper, zink) te gebruiken. In het plangebied wordt zorgvuldig om gegaan met het strooien van wegenzout.

Het water dat afstroomt van intensief gebruikte wegen (bijvoorbeeld de ontsluitingsweg) wordt opgevangen in een ondergronds systeem, waarna het een retentie inloopt. Hier kan het dan infiltreren in de bodem. In de bodempassage worden verontreinigingen als olie en PAK gebonden. Eens per 10 à 15 jaar kan de bovengrond worden afgegraven en vervangen.


Indicatie ruimtebeslag

Op basis van kentallen is een inschatting gemaakt van te bergen/te infiltreren hemelwater, alsmede het hiervoor benodigde indicatieve ruimtebeslag. Basis hiervoor is de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan, op basis waarvan de oppervlakte van het woongebied is berekend. Uitgangspunt zijn de bestemmingen verkeer (4,7 ha), maatschappelijk (0,8 ha) en wonen (8,8 ha). Daarnaast is rekening gehouden met een verhardingspercentage circa 25% bij wonen en maatschappelijk. De 'wateropgave' is vervolgens gebaseerd op 40 mm per m² (T=10, conform beleid waterschap De Dommel). Door een indicatieve peilstijging van 0,5 m aan te houden, is globaal het benodigd oppervlak (ruimtebeslag) bepaald.

Plangebied Bruto oppervlak
(indicatief)
Verhard oppervlak
(indicatief)
Oppervlak waterberging
(indicatief)
Benodigde ruimte (indicatief)
uitbreiding Oerle 28 ha 7 ha circa 2.800 m³ circa 7.000 m²

4.13 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied ligt een hoofdwatertransportleiding met een vrije strook (6 m. namelijk 3 meter aan elke zijde van de leiding) waarbinnen niet mag worden gebouwd. De hoofdwatertransportleiding komt aan de westzijde het plangebied binnen en buigt dan in zuidoostelijke richting af. De waterleiding blijft op de huidige locatie liggen, maar wordt wel verdiept om kruisingen met andere kabels en leidingen en het gemeentelijk riool mogelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan Oerle-Zuid.


De gemeente is, afgezien van de grond onder een te handhaven nutsvoorziening, eigenaar van alle gronden in het gebied. Het plan is op basis van de gemeentelijke grondexploitatie onderzocht. In de gemeentelijke grondexploitatie zijn zowel de kosten als de opbrengsten opgenomen. Uitgangspunt bij de grondexploitatie is dat de gemeente alle bouwgrond uitgeeft.

De geraamde opbrengst van de uitgifte van bouwgrond is aannemelijk. Uit vastgesteld provinciaal en regionaal (SRE) onderzoek naar de behoefte van woningen is gebleken dat die behoefte er is binnen de gemeente Veldhoven. Daarnaast zijn er, vanwege het ruimtegebrek van Eindhoven, regionaal afspraken gemaakt dat de randgemeenten binnen hun gemeentegrenzen woningen voor Eindhoven zullen realiseren. De behoefte naar nieuwe woningen en daarmee de behoefte aan bouwgrond is daarmee aangetoond. Het plan kent op basis van bouwgronduitgifte door de gemeente een positief saldo en is daarom economisch uitvoerbaar.

Gezien het stadium waarin de planontwikkeling zich momenteel bevindt, kan gesteld worden dat de exploitatieopzet realistisch is.


Zoals al eerder gesteld is de gemeente, afgezien van de grond onder een te handhaven nutsvoorziening, eigenaar van alle gronden in het gebied. Omdat de nutsvoorziening in zijn huidige vorm gehandhaafd wordt, is het niet nodig om kosten te verhalen. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan in procedure te brengen dan wel een overeenkomst tussen de gemeente en de grondeigenaar aan te gaan om kosten te verhalen.

De financiering van de Verlengde Heerbaan is thans geregeld via het fonds BoVo. Het fonds wordt gevoed met een verplichte bijdrage per verkochte m2 bij ruimtelijke ontwikkeling in Veldhoven. Het overgrote deel van de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeentegrenzen vindt plaats op gemeentegrond. De verplichte bijdrage van die ontwikkelingen aan het fonds is daarmee geborgd. Indien de ontwikkeling door een particulier gedaan wordt, wordt op basis van gemeentelijk beleid, betaling van deze bijdrage per verkochte m2 vooraf contractueel vastgelegd. Daarmee is ook deze bijdrage geborgd. Het fonds is toereikend voor de geplande kosten, waaronder de Verlengde Heerbaan.

Over de stand van zaken van het fonds wordt jaarlijks gerapporteerd in de nota BoVo. De nota BoVo is integraal opgenomen in de gemeentelijke programmabegroting. De programmabegroting wordt door de gemeenteraad vastgesteld.

Alle voor natuurcompensatie noodzakelijke grond is in gemeentelijk eigendom. Voor de inrichting van de gronden is in de exploitatie geld opgenomen. Dit betreft € 3,00 per m2 stedelijke functies.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

Het bestemmingsplan vindt zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 3.1 van deze wet is bepaald dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt. De uitvoering is een taak van burgemeester en wethouders.

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening bestaat een bestemmingsplan uit (plan)regels en de verbeelding (nieuwe term voor de (plan)kaart conform de nieuwe Wro). Deze twee onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden en motivatie uiteen worden gezet.

Het bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument waarin regels zijn opgenomen voor het gebruik (in de ruime zin van het woord) van gronden en bouwwerken. Zowel de burger als de overheid moeten zich houden aan het bestemmingsplan. Door middel van een bestemmingsplan kan een gemeente haar doelstellingen op ruimtelijke ordeningsgebied handen en voeten geven. Dit geschiedt door het leggen van bestemmingen en daarbij aan te geven wat wel en niet is toegestaan.

Binnen de gemeente Veldhoven is er voor de inrichting van het juridische gedeelte van bestemmingsplannen (verbeelding en de planregels) voor de kern (stedelijke gebieden) een standaard ontwikkeld. Deze standaard sluit aan op de door het Ministerie van VROM in samenwerking met onder meer de VNG opgestelde publicatie Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2008 (december 2008). Hierin zijn bindende afspraken en aanbevelingen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan vastgelegd. De bindende afspraken hebben onder meer betrekking op naamgeving van bestemmingen, opbouw van regels en opbouw en kleurstelling van de verbeelding.

In deze toelichting zal achtereenvolgens worden ingegaan op:

  • de verbeelding;
  • de planregels;
  • de wijze van toetsen;
  • de afzonderlijke artikelen.

6.1 Verbeelding

Op de verbeelding is het gebied ingetekend waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze verbeelding heeft een directe juridische binding. Voor zover het ondergrondgegevens betreft, zoals ingetekende gebouwen e.d., kunnen aan de verbeelding geen rechten worden ontleend.

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de bouwmogelijkheden. Zo wordt op de verbeelding aangegeven welke bestemming(en) voor de gronden geldt/gelden; tevens wordt door middel van gevellijnen bepaald waar gebouwen zijn toegestaan.

Op de verbeelding wordt aan de rechterzijde uiteengezet wat de verschillende kleuren en aanduidingen inhouden.

De voornaamste aanduidingen op de verbeelding die betrekking hebben op het situeren / de maatvoering van bouwwerken binnen diverse bestemmingen zijn:

  • het bouwvlak;
    Het gebied binnen het bouwvlak geeft in principe aan waar de hoofdgebouwen gesitueerd moeten worden. Binnen dit vlak zijn tevens andere gebouwen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen al dan niet vrijstaand) toegestaan. Voor overschrijding van het bouwvlak met gebouwen, geeft het plan regels;
  • bijgebouwen
    Binnen deze aanduiding mogen andere gebouwen worden gebouwd;
  • de gevellijn;
    Deze is bepalend voor de situering van de (hoofd)voorgevel alsmede voor de maatvoering van andere bouwwerken voor zover deze vóór danwel achter deze lijn worden gebouwd;
  • Specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan;
    Deze is opgenomen voor andere gebouwen welke niet vallen binnen de reguliere regeling voor hoofd- en andere gebouwen; dus de toegestane afwijkingen. Voor zover een bebouwingspercentage in de voorschriften is opgenomen, geldt dit niet voor de andere gebouwen die in deze vlakken worden opgenomen;
  • Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent;
    Ter plaatse van deze aanduiding mag een bebouwd architectonisch of stedenbouwkundig accent in de bebouwing worden gerealiseerd, in de vorm van: een verdraaiing in de nokrichting, het realiseren van een dakkapel, dakopbouw, uitbouw, torentje, erker, veranda, overbouwing of open poort.

6.2 Planregels

De opbouw van de voorschriften sluit aan op de SVBP 2008 en luidt als volgt:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels
    Deze paragraaf bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten moeten worden bepaald.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. De bestemmingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
    In deze paragraaf staan de algemene regels vermeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels, de algemene afwijkings- en wijzigingsregels en de overige regels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
    In dit laatste hoofdstuk staan de overgangsregels en de slotregel.

6.2.1 Opbouw planregels

Voor de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen geldt een vaste opbouw. Niet alle elementen hoeven hierbij steeds te worden opgenomen. De volgende onderdelen komen (deels) terug bij de diverse bestemmingen:

  • Bestemmingsnaam
    Aangesloten is bij de voorgeschreven benamingen uit de SVBP 2008. De bestemmingen staan in alfabetische volgorde.
  • Bestemmingsomschrijving
    Hierin komt tot uiting welke doeleinden aan de betreffende gronden zijn toegekend. Het betreft een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.
  • Bouwregels
    Hierin zijn de situerings- en maatvoeringseisen opgenomen voor bouwwerken.
  • Nadere eisen
    Via het stellen van nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders in specifieke situaties sturing geven aan ontwikkelingen.
  • Afwijken van de bouwregels
    Onder dit kopje worden mogelijkheden geboden voor kleine afwijkingen in maatvoering en situering.
  • Specifieke gebruiksregels
    Deze regeling geeft een nadere invulling aan de gebruiksmogelijkheden.
  • Afwijken van de gebruiksregels
    Onder dit kopje zijn regels opgenomen onder welke voorwaarden van verboden gebruik kan worden afgeweken.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genoemd)
    Via dit instrument wordt voorkomen dat de bestemming wordt gefrustreerd door werken en werkzaamheden binnen het bestemmingsgebied. Activiteiten die een nadeel kunnen toebrengen zijn slechts toegestaan indien hiervoor een vergunning is verkregen.
  • Wijzigingsbevoegdheid
    Dit instrument biedt de mogelijkheid om grotere afwijkingen van het bestemmingsplan door te voeren.

6.2.2 Wijze van toetsen

Om te kunnen beoordelen of bepaalde zaken of ontwikkelingen passen binnen het regiem van het bestemmingsplan, wordt de volgende werkwijze geadviseerd. Deze wijze van toetsen geldt overigens niet voor de uit te werken bestemmingen.


Allereerst op de verbeelding nagaan welke bestemming(en) en aanduiding(en) voor de gronden zijn opgenomen. Daarna in de voorschriften kijken naar de bepalingen van het/de artikel(en) met de bestemming(en) die voor de gronden geldt/gelden.


Past het aangevraagde of geconstateerde binnen de bestemmingsomschrijving en de nadere detaillering hiervan (hierbij ook kijken naar de bepaling inzake strijdig gebruik)?


Is het antwoord nee, dan kan het in ieder geval niet zonder meer volgens het bestemmingplan. Eventueel (indien wenselijk) kan worden nagegaan of de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden soelaas bieden.


Is het antwoord ja, dan moet vervolgens bij de bouwregels worden bekeken welke nadere situerings- en maatvoeringsregels van toepassing zijn. Is de functie niet op de betreffende plaats toegestaan of klopt de maatvoering niet, dan kan ook in dit geval eventueel (indien wenselijk) gebruik worden gemaakt van de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.


Tenslotte moet worden gekeken of voor de activiteit geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden vereist is.

6.2.3 Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1. Begrippen

In artikel 1 is een aantal begrippen nader uitgelegd. Door het opnemen van definities wordt geprobeerd voldoende inzicht te geven in de betekenis van de gebruikte term. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid.

De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.


Artikel 2. Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de voorschriften. Ook hier is het doel het trachten weg te nemen van onduidelijkheden.

De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.


Artikel 3 Groen - Landschappelijk

Binnen de bestemming "Groen - Landschappelijk" zijn met name de grotere groene ruimten en de groene verbindingen geregeld die vooral een landschappelijke en meer natuurgerichte functie hebben. Dit in tegenstelling tot de bestemming Groen - Stedelijk waarin de groenelementen zijn opgenomen met een meer stedelijk gerichte functie.

Deze groenvoorzieningen vormen de groene landschappelijke dragers van het plangebied. Onverharde en halfverharde paden zijn steeds toegestaan evenals andere bij de bestemming behorende voorzieningen. Verharde paden mogen enkel ontsloten worden ter plaatse van een op de verbeelding aangegeven indicatief ontsluitingspunt.

Binnen de bestemming is op de daarvoor op de verbeelding aangegeven plaats een hondenuitlaatterrein toegestaan. Tevens is een aanduiding opgenomen voor de te realiseren geluidwal.

Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen worden opgericht. Voor deze bouwwerken gelden gelimiteerde bouwhoogten. Via een afwijking kan van de maatvoering worden afgeweken. Verder wordt via afwijking een uitkijktoren mogelijk gemaakt.


Artikel 4 Groen - Stedelijk

Binnen de bestemming "Groen - Stedelijk " zijn met name de grotere groene ruimten en de groene verbindingen met een stedelijk gerichte functie geregeld. Deze groenvoorzieningen vormen de groene dragers van het stedelijk deel van het plangebied. In tegenstelling tot de bestemming Verkeer biedt het plan ten aanzien van deze groenvoorzieningen geen mogelijkheid tot een functiewijziging. Onverharde en halfverharde paden en de aanleg van noodzakelijke inritten zijn toegestaan evenals andere bij de bestemming behorende voorzieningen. Verharde paden mogen enkel ontsloten worden ter plaatse van een op de verbeelding aangegeven indicatief ontsluitingspunt.

Binnen de bestemming zijn op de daarvoor op de verbeelding aangegeven plaatsen de gronden mede bestemd voor evenemententerrein, dierenweide en hondenuitlaatterreinen.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - dierenweide' is een gebouwtje ten behoeve van de dierenweide toegestaan.

Daarnaast zijn toegelaten gebouwen van openbaar nut, zoals nutshuisjes, telefooncellen en wachthuisjes voor busdiensten e.d.

Voorts zijn "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" toegestaan met gelimiteerde bouwhoogten.

Via afwijkingsbevoegdheid worden mogelijkheden geboden om af te wijken van de maatvoeringseisen van gebouwen van openbaar nut, de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van de dierenweide, de hoogte van antenne-installaties, de maatvoeringseisen van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde en de oppervlakte van speelvoorzieningen. Tevens kan via afwijking een uitkijktoren worden toegestaan.


Artikel 5 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" omvat de functies verzorgingshuis en eerstelijns gezondheidszorg. Tevens zijn hier wonen en bijzonder wonen toegestaan.

Binnen het zorgcluster past in principe een zeer kleinschalig verkooppunt voor dagelijkse artikelen (bij voorkeur geïntegreerd in de verzorgingshuisfunctie of in het cluster maatschappelijke voorzieningen). Hierbij kan worden gedacht aan een servicepunt van een in Veldhoven gevestigde supermarkt of een kleinschalige formule bijvoorbeeld in combinatie met dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening qua opzet en omvang geen bedreiging mag vormen voor de detailhandelsstructuur in totaliteit.

De haalbaarheid van een eventuele kleinschalige formule zal nader moeten worden onderzocht; deze is over het algemeen alleen haalbaar indien er nauwelijks personeelskosten zijn en indien geen andere winkel aanwezig is binnen een straal van 500 meter.


De toegestane maatvoering wordt geregeld op de verbeelding. De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak

Op de verbeelding zijn maatvoeringseisen opgenomen.

Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen/bedrijven toegelaten onder dezelfde voorwaarden als bij de bestemming ' Wonen'.

Voorts mogen binnen deze bestemming kleine nutsvoorzieningen worden gebouwd.


Via het toepassen van afwijking door het College van burgemeester en wethouders kan/kunnen onder voorwaarden:

  • grotere gebouwen van openbaar nut worden opgericht;
  • hogere antenne-installaties worden toegestaan;
  • schotelantennes achter de voorgevel worden toegestaan;
  • een afwijkende maatvoering voor overige bouwwerken, geen gebouwen worden toegestaan;
  • een andere vorm van maatschappelijke voorzieningen toestaan;
  • een vergroting van de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen/bedrijven toestaan, waarbij de voorwaarden overeenkomen met die bij de bestemming "Wonen";
  • aan huis verbonden bedrijven toestaan die niet in de bij het plan gevoegde Staat van inrichtingen staan alsmede kinderopvangbedrijven; deze regeling is eveneens gelijkluidend aan die bij de bestemming "Wonen";
  • mantelzorg in andere gebouwen worden toegestaan.


Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om op de gronden waar geen gestapelde woningen zijn toegestaan, alsnog gestapelde woningen, onder voorwaarden, toe te staan. Hier is zowel wonen als bijzonder wonen toegestaan. Het aantal woningen mag 50 bedragen. In het overgebleven deelvlak mogen vervolgens de reeds binnen het totale vlak toegestane aantal van 23 woningen worden gerealiseerd.


Artikel 6 Natuur

Binnen de bestemming "Natuur" is de bestaande natuur, waaronder de bestaande bossen, en de nieuw te ontwikkelen natuur geregeld. De oppervlakte binnen deze bestemming is ruim voldoende om in de compensatie-eis te voorzien. De extra ruimte is om te worden aangewend voor compensatie die nodig is bij de verdere ontwikkeling van het plangebied Zilverackers. De bosinrichting zal zodanig plaatsvinden dat er goede migratieroutes voor vleermuizen ontstaan. Dit betekent dat er coulissen in het bos ontstaan die als geleiding werken. Binnen het gebied zijn tevens onverharde en halfverharde paden toegestaan alsmede een verharde weg ten behoeve van het onderhoud van een geprojecteerde C2000-mast.


Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste van de bestemming staan, mogen worden opgericht, zoals bewegwijzering en afrasteringen. Ook de aanzet van een brug is toegestaan ter plaatse van een daarvoor opgenomen aanduiding.


Via afwijking is een uitkijktoren toegestaan, mits de natuurwaarden niet worden aangetast.


Artikel 7 Verkeer

In de bestemming "Verkeer" zijn de openbare ruimten bestemd die tevens een verkeersfunctie hebben (met uitzondering van de in de groenvoorzieningen geregelde langzaamverkeersroutes).


Hondenuitlaatterreinen zijn niet toegestaan. Via afwijking door het College van burgemeester en wethouders kunnen dergelijke voorzieningen wel worden toegelaten.


Enkel gebouwen ten dienste van de bestemming mogen worden opgericht zoals nutsvoorzieningen, telefooncellen en wachthuisjes voor busdiensten e.d. Voorts zijn "bouwwerken geen gebouwen zijnde" toegestaan met gelimiteerde bouwhoogten. Via een afwijking kan van de maatvoering voor nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden afgeweken. Voorts kunnen via het toepassen van een afwijking door het College van burgemeester en wethouders onder voorwaarden:

  • hogere antenne-installaties worden toegestaan;
  • een afwijkende maatvoering voor overige bouwwerken, geen gebouwen worden toegestaan;
  • het aantal rijstroken per weg en/of de breedte per rijstrook worden verruimd;
  • overige doeleinden ter plaatse van de aandudiing ' Specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer' worden toegelaten.


Artikel 8 Wonen

Binnen de bestemming wonen worden de woningen geregeld met daarbij behorende gronden (tuinen en erven). In het plan wordt in de regeling onderscheid gemaakt in verschillende woningtypen.
Er is een onderscheid gemaakt in een viertal woningtypen:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. twee-aaneen woningen;
  3. c. aaneengebouwde woningen;
  4. d. gestapelde woningen;

In de begripsomschrijving voor woning (in artikel 1) is uiteengezet aan welke bouwwijze het respectievelijke woningtype dient te voldoen.


Bij het bepalen van de situering en de maatvoering wordt een onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen, andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. De maatvoeringseisen zijn deels op de verbeelding weergegeven.


Hoofdgebouwen mogen zich bevinden binnen het bouwvlak. Andere gebouwen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen al dan niet vrijstaand) zijn in principe uitsluitend toegestaan in het gebied binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Hierbij wordt ten aanzien van de toegestane oppervlakte een onderscheid gemaakt in twee gebieden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de oppervlakte van andere gebouwen per bouwperceel in beginsel niet meer dan 75 m2 mag bedragen. Indien de andere gebouwen binnen de zone hoofdgebouwen worden opgericht, wordt de oppervlakte van deze andere gebouwen niet meegeteld voor zover die oppervlakte de maat van maximaal 1/3 van de oppervlakte van het hoofdgebouw niet overschrijdt.


De andere gebouwen dienen te worden opgericht achter de hoofdvoorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan; de nadere plaatsbepaling is afhankelijk van het woningtype en de woningsituering. Van deze situeringseis kan worden afgeweken, mits de afstand niet kleiner wordt dan 2 meter. Voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen geldt ingevolge het bestemmingsplan dat deze ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw. Dit kan op 2 manieren:

  • of door de situering
  • of door maatvoering


Dit betekent dat wanneer een bijgebouw in of in de nabijheid van de gevellijn van het hoofdgebouw wordt gesitueerd slechts sprake kan zijn van een bijgebouw indien er een kleinere maatvoering wordt gehanteerd vergeleken met dat bijbehorende hoofdgebouw. Dit voorkomt ook de massale wandvorming.


Bovendien geldt in afwijking van dit uitgangspunt dat andere gebouwen tevens mogen worden opgericht in een daarvoor apart opgenomen zone (aanduiding op de verbeelding). De oppervlakte van deze andere gebouwen wordt niet geteld bij het maximum van 75 m2.


In het gebied vóór de gevellijn zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter (een uitzondering wordt hier gemaakt voor pergola's die een maximale hoogte van 2,70 m mogen hebben).


Voorts worden in het gebied vóór de gevellijn toegestaan:

  • (ondergeschikte) aangebouwde bijgebouwen (uitbouwen) tot een diepte van maximaal 1,5 m uit de voorgevel;
  • andere gebouwen op bijzondere locaties, die specifiek op de verbeelding zijn ingetekend;
  • terreinafscheidingen met een hoogte van max. 2 m via afwijking;
  • schotelantennes, uitsluitend voor zover deze vergunningvrij zijn en zich dus onttrekken aan de voorschriften van het bestemmingsplan.


Onder voorwaarden zijn aan huis verbonden beroepen/bedrijven toegestaan. De voorwaarden zien erop toe dat de woonfunctie van de woning in belangrijke mate gehandhaafd blijft en dat de omgeving geen overlast ondervindt.

Er gelden maxima van 50 m² en maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (inclusief andere gebouwen) voor een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf samen. Via afwijking is uitbreiding tot 75 m² mogelijk.
Ook is bepaald dat alleen bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vallen in categorie 1 en 2 van de staat van inrichtingen (bijlage bij het plan). Het betreft een selectie uit de sbi-codelijst. Bedrijven waarvan op voorhand vaststaat dat deze niet thuishoren als bedrijfsmatige activiteit bij een woning (agrarische bedrijven, benzineservicestations, bowlingcentra, zelfstandige detailhandel) worden weggelaten in bestemmingsplannen voor de kern.
Dat een activiteit in categorie 1 of 2 voorkomt betekent overigens nog niet dat deze zonder meer kan worden toegelaten. De staat van inrichtingen is opgesteld voor de planologische beoordeling van bedrijventerreinen, hetgeen een andere situatie is dan een bedrijf in wat verder een pure woonwijk is. De staat van inrichtingen wordt daarom als hulpmiddel gebruikt; een activiteit wordt daarnaast nog beoordeeld op de andere voorwaarden die in de afwijkingsregeling zijn opgenomen. Alleen wanneer aan álle voorwaarden wordt voldaan is er de mogelijkheid een activiteit toe te laten.
Dat de staat van inrichtingen voor reguliere bedrijven is opgesteld betekent ook dat de omschrijving van de activiteit meer suggereert dan de afwijkingsregeling wil toelaten. Waar in de staat van inrichtingen gesproken wordt van 'groothandel' of 'fabricage' moet toch aan kleinschalige activiteiten gedacht worden, bijv. een kantoor aan huis van een groothandelsbedrijf waarbij bijv. de opslag elders plaatsvindt of kleinschalige fabricage. Ook is uitdrukkelijk voorgeschreven dat degene die de activiteiten in zal uitvoeren, tevens de hoofdbewoner van de woning moet zijn. Dit om te benadrukken dat het om een aan huis verbonden bedrijf gaat.
Activiteiten die op wat voor manier dan ook grootschalig zijn (in benodigde ruimte, of door inzet van bepaalde professionele apparatuur) vallen vrijwel altijd onder de werking van de Wet milieubeheer. Dat wil zeggen: voor deze activiteiten is een milieuvergunning noodzakelijk of ze vallen onder de werking van een algemene maatregel van bestuur op basis van diezelfde wet. Deze activiteiten zijn uitgesloten in de afwijkingsregeling, omdat deze niet in een woonwijk thuishoren.
Van geval tot geval zullen burgemeester en wethouders beoordelen of de situatie op het perceel en het karakter van de buurt de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toelaten.

Tevens zijn via afwijking andere aan huis verbonden bedrijven toegelaten dan opgenomen in de bij de planregels opgenomen bijlage Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf.

Indien een grotere oppervlakte wordt/moet worden benut dan hierboven is aangegeven, is dit gebruik niet langer meer te beschouwen in directe relatie met de woonfunctie. Een aan dit gebruik aangepaste bestemming is dan op zijn plaats.


Tevens wordt de mogelijkheid geboden om via afwijking toe te staan dat een ander gebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels. Hierbij gelden als voorwaarden:

  • een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • er ontstaat geen zelfstandige woning.


Binnen deze bestemming kunnen voorts bij recht kleine nutsvoorzieningen worden opgericht.


Via het toepassen van afwijking door het College van burgemeester en wethouders kan/kunnen onder voorwaarden:

  • een grotere luifel toestaan;
  • op andere plekken dan aangeduid op de verbeelding, bebouwingsaccenten toestaan;
  • de voorgeschreven situering van andere gebouwen;
  • afwijkende maatvoering van hoofdgebouwen tot maximaal 25 % toestaan;
  • grotere gebouwen van openbaar nut worden opgericht;
  • de bouwwerken geen gebouwen zijnde van een grotere maatvoering worden voorzien;
  • schotelantennes achter de voorgevel toestaan;
  • afhankelijke woonruimte toestaan;
  • parkeren in de voortuin toestaan;
  • de oppervlakte waarop een aan huis verbonden beroep/bedrijf is toegelaten kan worden vergroot van 50 m² naar 75 m². Voor het verlenen van afwijking moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, die te maken hebben met de inpasbaarheid van de activiteit in de buurt. Ook gelden voorwaarden m.b.t. verkeersafwikkeling en parkeren. De standaardregels voor aan huis verbonden beroepen blijven gelden.
    aan huis verbonden bedrijven worden toegestaan, die niet in de bij het plan gevoegde Staat van inrichtingen staan alsmede kinderopvangbedrijven. Aan het verlenen van deze afwijking zijn strenge eisen verbonden om te voorkomen dat het hier bedrijvigheid betreft die op een regulier bedrijventerrein thuishoort. Onder andere zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. verkeersafwikkeling en parkeren en is detailhandel uitgesloten. Tevens is aangegeven dat de activiteit nooit meer dan 40% van het vloeroppervlak.


Door middel van een wijziging op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan het College van burgemeester en wethouders meer ingrijpende veranderingen van de bestemming toestaan. Binnen deze bestemming is er een wijzigingsmogelijkheden aanwezig voor het toestaan van een ander woningtype; als voorwaarden gelden onder meer dat het gemeentelijk woningbouwprogramma in acht dient te worden genomen en dat er geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden, belangen en waarden mag plaatsvinden.


Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Wonen om te zetten in de bestemming Wonen - Bijzonder wonen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om woonvormen die gericht zijn op zorgverlening in groepsverband te vestigen. De voorwaarden zijn gelijkluidend aan die bij het wijzigen naar een ander woningtype.

Ten slotte zijn diverse wijzigingen opgenomen die toezien op het wijzigen van de situering of het toevoegen van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent', 'bouwvlak', 'onderdoorgang' en 'specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan'.


Artikel 9 Leiding - Water (dubbelbestemming)

Binnen deze bestemmingen is een hoofdwatertransportleiding opgenomen.

Op de gronden binnen deze bestemming zijn in principe uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de leiding toegestaan. Via afwijking kunnen ook bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd. Hierbij moeten wel de belangen van de leiding in acht worden genomen. Daartoe dient een advies bij de leidingbeheerder te worden ingewonnen om tegen te gaan dat de leidingen in gevaar worden gebracht door bepaalde werkzaamheden, is tevens voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.


Artikel 10 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

Bij het opstellen van bestemmingplannen dient rekening te worden gehouden met de archeologische waarden die in de bodem aanwezig zijn. Wanneer duidelijk is dat uitvoering van het bestemmingsplan verstoring van archeologisch waardevolle terreinen tot gevolg heeft, zal voor de vaststelling van het plan duidelijkheid moeten zijn verkregen over de aanwezigheid en veiligstelling van deze waarden, door onderzoek, opgraving en documentatie. Deze verplichting vloeit voort uit het Verdrag van Malta.


Voor zover ten behoeve van bouwwerkzaamheden constructies van meer dan 0,30 meter onder maaiveld worden aangebracht, dient een archeologisch rapport te worden overgelegd. Voor de gronden met de aanduding 'specifieke vorm van waarde - Archeologie 1' geldt een strenger regiem.


Om te voorkomen dat de archeologische waarden door het uitvoeren van werkzaamheden verloren gaan is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen die toeziet op de waarden. De vergunning wordt verleend door het College van burgemeester en wethouders.


Voor gronden die zijn vrijgegeven door middel van een selectiebesluit, heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om deze dubbelbestemming te schrappen van de verbeelding.


Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning of een mededeling op een meldingplichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.

De antidubbeltelbepaling heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een bouwvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een bouwvergunning onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Hierin is het gebruiksverbod geregeld.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

Binnen dit artikel is het Instrument Landing System (ILS) geregeld. Het gaat om de bescherming van het ILS systeem van Eindhoven Airport. De regeling stelt beperkingen aan de situering en hoogte van bouwwerken. Via afwijking kan daarvan worden afgeweken.

Tevens is het Inner Horizontal Conical Surface (IHCS) geregeld. Het gaat de waarborging van een obstakelvrij (start- en landing)vlak ter waarborging van de vliegverkeersveiligheid (maximaal toegestane hoogte 42 meter boven NAP). Er is een bouwvergod opgenomen met een afwijkingsmogelijkheid. Tevens is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.


Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Hierin is een tweetal afwijkingen opgenomen die gelden voor alle bestemmingen binnen het bestemmingsplan.


De eerste biedt het College van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, onder voorwaarden, maximaal 10 % van een aantal in het plan opgenomen maten afwijken.


De tweede algemene afwijking voorziet in de mogelijkheid om afwijking te verlenen van de voorschriften van het plan voor het realiseren van waterhuishoudkundige voorzieningen. Ook dit betreft weer een bevoegdheid van het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Onder het kopje algemene wijziging wordt het College van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden om het bestemmingsplan op een tweetal onderdelen te wijzigen, te weten:

  • binnen een aantal bestemmingen kan de situering van de bouwgrenzen worden gewijzigd;
  • de bestemmingsgrenzen kunnen met maximaal 5 meter worden verschoven.


Alvorens de betreffende wijzigingen mogen worden doorgevoerd, moet aan een aantal in deze bepaling opgenomen voorwaarden worden voldaan.


Artikel 16 Overige regels

Voor zover het gaat om wet- en regelgeving wordt in de begripsbepalingen aangegeven dat het handelt om de regeling zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan.


Artikel 17 Overgangsbepaling

In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan en mits niet strijdig met het voorheen geldende bestemmingsplan met de daaronder begrepen overgangsbepaling. De regeling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.


Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het strijdig gebruik mag worden gecontinueerd. Hierop zijn echter twee uitzonderingen gemaakt.


Gebruik dat reeds onder het hiervoor geldende bestemmingsplan illegaal is aangevangen en ook volgens het nieuwe bestemmingsplan niet kan, blijft illegaal en mag dus niet worden gecontinueerd. Hetzelfde geldt voor gebruik dat rechtens is gewraakt onder de gelding van het vorige bestemmingsplan. Wraking is een rechtsmiddel waarbij de gemeente bijvoorbeeld via een (schriftelijke) mededeling duidelijk kenbaar maakt dat het desbetreffende gebruik niet is toegestaan.


Zo wordt in dit artikel bepaald dat de bestaande bouwwerken en vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze van de overige bepalingen af. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel opnieuw op te bouwen. Evenmin is het geoorloofd om een bouwwerk geleidelijk aan geheel te vernieuwen.


In geval een bouwwerk door een calamiteit geheel verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Deze bouwwerken mogen voorts, via afwijking, eenmalig nog met maximaal 10% worden uitgebreid.


Artikel 18 Slotregel

In dit artikel is de benaming van het plan opgenomen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van voorliggend ontwerp-bestemmingsplan zal de voorgeschreven procedure van de Wet ruimtelijke ordening worden doorlopen.

Inspraak

Inspraak vindt in het kader van dit bestemmingsplan niet plaats. Een ieder wordt in het kader van de vaststellingsprocedure in de gelegenheid gesteld op het ontwerpbestemmingsplan te reageren.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.

In dit kader is over het ruimtelijke plan (mondeling) overleg gepleegd met de provincie Noord-Brabant, het Waterschap De Dommel en met het ministerie van Defensie. Al deze instanties hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het voorliggende ontwerp-bestemmingsplan. Het verslag van het overleg met de provincie is in Bijlage 11bijgevoegd.

Zienswijzen

Conform het gestelde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage te worden gelegd. Deze terinzagelegging is gepubliceerd in de Ahrenberger en de Staatscourant van 1 december 2010. Hierin is vermeld dat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage zou liggen van 3 december 2010 tot en met 13 januari 2011. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf deze datum in het gemeentehuis ter inzage gelegen.

Wegens technische problemen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl was het ontwerp-bestemmingsplan pas vanaf 8 december 2010 te raadplegen op deze landelijke website. Gelet hierop is via een publicatie in de Staatscourant en de Ahrenberger op 15 december 2010 kenbaar gemaakt dat het plan met inachtneming van de wettelijke inzagetermijn tot en met 19 januari 2011 ter inzage zal liggen.

Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn in totaal 5 zienswijzen ingediend. In bijlage 15 worden de zienswijzen besproken en wordt aangegeven of deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Naast het doorvoeren van aanpassingen van het bestemmingsplan naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn er ook nog ambtshalve aanpassingen die in het bestemmingsplan verwerkt dienen te worden.

De nota van zienwijzen is in bijlage 15 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen Ten Behoeve Van Aan Huis Verbonden Bedrijven

Bijlage 1 Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

Bijlage 1 Verkeerstoets

Bijlage 1 Verkeerstoets

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 3 Luchtonderzoek

Bijlage 3 Luchtonderzoek

Bijlage 4 Nota Bodembeheer

Bijlage 4 Nota bodembeheer

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Plan

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig plan

Bijlage 6 Reactie Ff Wet Van Ministerie Van Lnv

Bijlage 6 Reactie Ff wet van ministerie van LNV

Bijlage 7 Natuurtoets

Bijlage 7 Natuurtoets

Bijlage 8 Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 8 Stedenbouwkundig plan

Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 9 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 10 Gebiedsvisie T.b.v. Oerle-zuid

Bijlage 10 Gebiedsvisie t.b.v. Oerle-Zuid

Bijlage 11 Reactie Van Provincie Noord-brabant In Kader Van Vooroverleg

Bijlage 11 Reactie van provincie Noord-Brabant in kader van vooroverleg

Bijlage 12 Advies Van De Cmer

Bijlage 12 Advies van de CMER

Bijlage 13 Geluidsonderzoek 201001521-15

Bijlage 13 Geluidsonderzoek 201001521-15

Bijlage 14 Oplegnotitie Bij Gebiedsvisie Zilverackers

Bijlage 14 Oplegnotitie bij Gebiedsvisie Zilverackers

Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 15 Nota van zienswijzen