Kromstraat 2013
Bestemmingsplan - gemeente Veldhoven
Vastgesteld op 12-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kromstraat 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0861.071200KROMSTRAAT-0401 van de gemeente Veldhoven;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-gebonden beroep:
het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;
1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via het internet zonder publieksaantrekkende werking, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.5 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de 'eindwoning' van een blok van aaneengebouwde woningen wordt als een 'aaneengebouwde woning' aangemerkt;
1.9 achtergevel:
de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw;
1.10 akkerdek:
humusrijk grondpakket ontstaan door grondomwerking. Men spreekt van een plaggendek als ten gevolge van bemesting met (heide)plaggen vermengd met dierlijke mest in de loop der tijd een dikker akkerdek is ontstaan;
1.11 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.13 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikken over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.14 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden);
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingspercentage:
een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd;
1.18 bed & breakfast:
kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie, gericht op toeristen die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken;
1.19 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.21 begane grondbouwlaag:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.22 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
- a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. bij gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.26 bewoner:
een ieder die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat en de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden;
1.27 bijgebouw:
een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.28 bodemingreep:
werken of werkzaamheden, genoemd onder Artikelen 12, 13 en 14, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwlaag:
een bouwlaag is het gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren in, met uitzondering van het souterrain en de zolder;
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.35 bouwvoor:
bovenste deel van de bodem van bijvoorbeeld een akker dat door menging door ploegen of spitten is ontstaan en humusrijker is dan de ondergrond (zie ook akkerdek). De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. Doorgaans de bovenste 30 cm;
1.36 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.37 cafetaria/snackbar/afhaalservice:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.38 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.39 coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen;
1.40 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.41 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.42 dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw;
1.43 dakkapel:
verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;
1.44 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog;
1.45 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans en tenten, aanhangwagens, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten;
1.46 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden al dan niet via internet, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.47 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;
1.48 diepte bodemingreep:
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau);
1.49 erker:
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel;
1.50 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.51 erotische massagesalon:
een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding;
1.52 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.53 evenement:
een (grootschalig) periodiek terugkerend en/of incidenteel voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals sportmanifestaties, kermissen, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen of thematische markten, al dan niet in tijdelijke onderkomens, zoals tenten of paviljoens;
1.54 garagebox:
een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik;
1.55 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.56 geschakelde woning:
- a. een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd bijgebouw, geen overkapping of carport of luifel zijnde, bijgeschakeld is ('één-aan-één-koppeling') met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens of de einde van het bestemmingsvlak is gebouwd;
- b. ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, worden als geschakelde woning aangemerkt;
1.57 gestapelde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
1.58 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.59 horecabedrijf categorie 1:
een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffie-/theehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.60 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk 's avonds verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een café, cafetaria/snackbar/afhaalservice, conferentiecentrum, ontmoetingscentrum, restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.61 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, zalencentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.62 horecabedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;
1.63 hotel:
een horecabedrijf met het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.64 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.65 kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;
1.66 kamerverhuur:
de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;
1.67 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.68 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 m boven maaiveld;
1.69 koffie-/theehuis:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie van ter plaatse bereide etenswaren;
1.70 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.71 kunstwerk:
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;
1.72 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;
1.73 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur en lichamelijke en/of geestelijke gezondheid;
1.74 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.75 nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken;
1.76 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.77 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten;
1.78 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.79 oppervlakte bodemingreep:
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief;
1.80 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand;
1.81 parenclub:
een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen;
1.82 parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats;
1.83 peil:
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.84 pergola:
een houten bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van palen en/of lattenwerk, onderling verbonden ten behoeve van geleide klimplanten;
1.85 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.86 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
1.87 restaurant:
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;
1.88 risicovolle inrichting:
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- b. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
- c. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico-contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens;
1.89 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.90 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt;
1.91 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder een standplaats wordt niet verstaan een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet, dan wel een vaste plaats op een evenement;
1.92 statushouder:
verblijfsgerechtigde in de zin van artikel 60a, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet;
1.93 twee-onder-een kapwoning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen; ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks twee-onder-een-kapwoningen en onderdeel zijn van deze reeks, worden als twee-onder-een-kapwoning aangemerkt;
1.94 uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.95 verblijfsgebied:
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
1.96 verkoopinrichting:
een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een standplaats;
1.97 verkoopvloeroppervlak (VVO):
de netto vloeroppervlakte van de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;
1.98 voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw;
1.99 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel of de als zodanig op de verbeelding aangeduide gevellijn(en);
1.100 voorgevelzone:
het gebied gelegen tussen de voorste bouwgrens en de lijn die evenwijdig aan en op een afstand van 2 m achter die voorste bouwgrens is gelegen;
1.101 voorste bouwgrens:
de naar de weg gekeerde bouwgrens of, indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst, die bouwgrens waar op de verbeelding een gevellijn is aangeduid;
1.102 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, bestaande uit een geheel vrijstaand gebouw, waarbij de afstand van enig punt van het gebouw tot andere bouwwerken minimaal 1 m bedraagt;
1.103 vrijstaande woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
1.104 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
1.105 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke;
1.106 zelfstandige woning:
de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning en die niet aan wettelijke beperkingen is onderheven;
1.107 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (Nen 2580):
2.1 afstand van een gebouw tot de achterperceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de achterperceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van enig punt van het gebouw tot de achterperceelsgrens;
2.2 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens;
2.3 breedte van gebouwen:
de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw);
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 diepte van gebouwen:
de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;
2.11 vloeroppervlakte:
de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondbouwlaag:
- 1. bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B2': tevens bedrijven uit categorie A, B1 en B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
- 3. detailhandel;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
- 5. dienstverlening;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitness': tevens een fitnesscentrum;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1:' tevens een horecabedrijf categorie 1;
- 8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens een horecabedrijf categorie 1 of 2;
- 9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': tevens een horecabedrijf categorie 1, 2 of 3;
- 10. kantoren;
- 11. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
- 12. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen;
- b. op de verdiepingen:
- 1. het wonen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel': tevens een hotel op zowel de begane grond als de verdiepingen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast': tevens een bed en breakfast op zowel de begane grond als de verdiepingen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens ten behoeve van het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- f. tuinen, erven en verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het aantal woningen bedraagt in totaal niet meer dan het aantal zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. buitenopslag ten behoeve van de in artikel 3.1 toegestane functies is niet toegestaan;
- c. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woonruimte;
- d. tot een gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 3.1 wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, als bedoeld in artikel 1.88;
- e. een coffeeshop is niet toegestaan;
- f. een seksinrichting is niet toegestaan;
- g. amusementshallen voor speel- en gokautomaten zijn niet gestaan;
- h. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
- i. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- j. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- k. gebruik, waarbij de bestaande parkeerruimte onevenredig wordt verkleind, is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- b. fiets- en voetpaden;
- c. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- d. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bushokjes, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
- g. dagrecreatie;
- h. kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- b. wegen, fiets- en/of voetpaden;
- c. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
- d. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
en tevens voor:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één (pastorie)woning;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' ten behoeve van behoud, beheer, en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van de maatschappelijke voorzieningen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
- c. buitenopslag ten behoeve van de in artikel 3.1 toegestane functies is niet toegestaan.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. verblijfsgebieden;
- e. evenementen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- f. groenvoorzieningen en bermen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bergbezinkbassins;
- h. kunstwerken;
- i. kunstobjecten;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
alsmede:
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-standplaats' een standplaats.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid standplaats
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van nieuwe standplaatsen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. er bestaan tegen de aanwijzing, verplaatsing of uitbreiding van de standplaats geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of -veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
- b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
- e. op een nieuwe standplaats is een verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, toegestaan met een maximale oppervlakte van 24 m²;
- f. de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, mag niet in de grond verankerd zijn;
- g. de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, moet in zijn geheel of in delen kunnen worden verplaatst;
- h. de goot- respectievelijk bouwhoogte van de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, mag niet meer mag bedragen dan 3,2 m respectievelijk 4,5 m.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. water;
- c. waterlopen met bijbehorende taluds;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- d. waterberging;
- e. bermen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. recreatieve voorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. kademuren.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 voor het bouwen van bruggen met een maximale bouwhoogte van 8 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat;
- c. er mogen geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van geschakelde woningen;
- b. tuinen, erven en verhardingen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Wonen - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van twee-onder-een-kapwoningen;
- b. tuinen, erven en verhardingen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 10 Wonen - 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. tuinen, erven en verhardingen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Wonen - 6
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen;
- b. tuinen, erven en verhardingen;
- c. parkeergarages;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
- h. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
- i. wegen, fiets en/of voetpaden.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
- b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m² en de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het in lid 12.2 bedoelde gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het in lid 12.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Het bepaalde in lid 12.2 is niet van toepassing op:
- 1. bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. bouwwerken die mogen worden gerealiseerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder maaiveld en zonder wegwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
- b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 250 m² en de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het in lid 13.2 bedoelde gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het in lid 13.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Het bepaalde in lid 13.2 is niet van toepassing op:
- 1. bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. bouwwerken die mogen worden gerealiseerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder maaiveld en zonder wegwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
- b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 2.500 m² en de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het in lid 14.2 bedoelde gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het in lid 14.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- d. Het bepaalde in lid 14.2 is niet van toepassing op:
- 1. bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. bouwwerken die mogen worden gerealiseerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder maaiveld en zonder wegwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende andere bestemming(en) – tevens bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren , zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
- a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
- b. Kelders zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
- a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
- b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
- c. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
- a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van het hoofdgebouw;
met inachtneming van de volgende regels:
- 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
- 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- 4. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- 5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het in dit lid onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kromstraat 2013'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Veldhoven streeft naar meer uniformiteit in haar bestemmingsplannen. Daarnaast verplicht de Wro gemeenten bestemmingsplannen eens in de 10 jaar te herzien.
Middels deze bestemmingsplanactualisering wordt gekomen tot een meer actuele en uniforme regeling voor het gehele plangebied. De doelstelling van de bestemmingsplanactualisering is het bieden van een beheersbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor het dorpscentrum Veldhoven-Dorp. Binnen het plangebied worden géén nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Het vastleggen van de bestaande situatie in combinatie met het opnieuw vastleggen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de voorzieningen, bedrijven en woningen conform de meest actuele beleidsruimte, staat voorop.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit het dorpscentrum van Veldhoven-Dorp. De plangrens van het plangebied is in de onderstaande figuur weergegeven. Het plangebied omvat globaal gezien het winkelcentrum De Kromstraat, de kerk en voorzieningen aan de Dorpstraat en het dorpsplein de Plaatse en een deel van de Heersweg.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kromstraat 2013' worden de regels zoals opgenomen in onderstaande bestemmingsplannen – voor zover de bestemmingsplannen samenvallen met het in paragraaf 1.2 aangegeven plangebied – vervangen door de regels van het voorliggend bestemmingsplan.
- Bestemmingsplan Kromstraat, vastgesteld op 9 maart 1999;
- Kromstraat Herziening I, Herinrichting De Plaatse, Rondom de Gender, 2006;
- Veldhoven-Dorp 2005;
- Parapluplan 2009, vastgesteld op 15 december 2009.
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk is een korte beschrijving van het plangebied opgenomen. Vervolgens worden de relevante beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau geschetst. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante aspecten ten aanzien van het milieu, de flora en fauna, de waterhuishouding, cultuurhistorie en archeologie. In de juridische planopzet worden de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan toegelicht. De economische uitvoerbaarheid en de handhaving door de gemeente worden in hoofdstuk 6 toegelicht. In het laatste hoofdstuk wordt de procedure van het bestemmingsplan beschreven.
Hoofdstuk 2 Omschrijving Plangebied
2.1 Functionele Omschrijving
Het plangebied omvat het centrum van Veldhoven-Dorp, bestaande uit woon-, werk-, winkel- en verblijfsgebied rondom de Sint-Caecilia kerk, de Kromstraat en de Dorpstraat. De Kromstraat is het oudste winkelcentrum van Veldhoven en bestaat met name uit winkelvoorzieningen en dienstverlening in de plinten, met woningen op de verdiepingen. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied in de Kromstraat, Dorpstraat en Rapportstraat, diverse horecabedrijven (snackbars, lunchrooms, restaurants, cafés en een hotel) gevestigd.
Een aantal panden heeft van oorsprong een bedrijfs- dan wel kantoorfunctie. Deze aanvullende functies worden gerespecteerd in het nieuwe bestemmingsplan.
De Plaatse, het dorpsplein tegenover de kerk, biedt naast parkeergelegenheid met name in de zomermaanden ruimte aan evenementen zoals Kioskpop en Veldhoven Culinair.
Het centrum van Veldhoven-Dorp heeft een aantrekkelijk, gevarieerd en compleet aanbod aan detailhandel, dienstverlening, kantoren, horeca en maatschappelijke voorzieningen. De Kromstraat heeft hierin een belangrijke (bovenwijkse) rol.
2.2 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting aan de westzijde van het plangebied voornamelijk plaats via de Nieuwstraat (in westelijke richting), de Kromstraat (in noordelijke richting) en De Plank (in zuidelijke richting). Aan de oostzijde vormt de Dorpstraat de voornaamste ontsluitingsroute, zowel in oostelijke als in zuidelijke richting. Centraal in het gebied ligt de winkelstraat Kromstraat. Deze is tussen de kruispunten met de Kerkweg en de Dorpstraat afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Daarnaast is het wegvak tussen de kruispunten met de Nieuwstraat en de Kerkweg voor gemotoriseerd verkeer alleen in oostelijke richting toegankelijk. Ter hoogte van de Kerkstraat wordt verkeer in oostelijke richting via de Kerkstraat om de afsluiting heen geleid. Voor gemotoriseerd verkeer vanaf de Dorpstraat is het mogelijk om het winkelgebied heen te rijden via De Achterstraat.
Ontsluiting langzaam verkeer
Langzaam verkeer kan zich vrij door het gebied verplaatsen. Het deel van de Kromstraat dat afgesloten is voor gemotoriseerd verkeer is zowel voor voetgangers als voor fietsers toegankelijk. Daarnaast geldt de ingestelde éénrichtingsstructuur op de Kromstraat (tussen de kruispunten met de Nieuwstraat en de Kerkweg), De Achterstraat en de Kerkweg (tussen het kruispunt met de Kromstraat en de splitsing van de Kerkweg in een noordelijke en oostelijke tak) niet voor het langzaam verkeer. De Dorpstraat aan de oostzijde van het plangebied is voorzien van vrijliggende fietspaden. De overige wegen die het gebied ontsluiten voor gemotoriseerd verkeer zijn allen voorzien van fietsstroken.
Ontsluiting openbaar vervoer
Binnen het plangebied is een bushalte aanwezig aan de Dorpstraat, net ten zuiden van de winkelstraat Kromstraat. Vanaf deze halte vertrekken bussen in de richting van Veldhoven/Eindhoven, Veldhoven Koningshof en in de richting van Vessem en Eersel.
Parkeren
In het winkelgebied van Veldhoven-Dorp kan gratis geparkeerd worden. Parkeren aan de Kromstraat (en aangrenzende delen van de Nieuwstraat, Kromstraat en De Plank), Kerkweg en de Rapportstraat is echter wel verbonden aan een maximale parkeerduur van twee uur (blauwe zone). Parkeerterrein 'De Plaatse' is aangewezen voor gratis lang parkeren. Het parkeerterrein aan de zuidzijde van de Sint-Caecilia Kerk is niet openbaar. Parkeerplaatsen op dit terrein worden verhuurd.
Parkeerkencijfers
De regeling in voorliggend bestemmingsplan is mede gebaseerd op de Notitie Parkeerkencijfers van de gemeente Veldhoven van 21 december 2004. In deze notitie worden de kencijfers uit de CROW-publicatie 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' (CROW juni 2003) als uitgangspunt gehanteerd voor het bepalen van de parkeerplaatsbehoefte binnen de gemeente Veldhoven.
Die kencijfers van het CROW zijn niet ontwikkeld als harde norm, maar als een hulpmiddel voor het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen voor woningen en andere functies. De cijfers zijn mede afhankelijk van de stedelijkheidsgraad van de betreffende gemeente, waarbij verschillende klassen worden onderscheiden, variërend van niet stedelijk tot zeer sterk stedelijk.
Veldhoven valt op basis van de kenmerken die daarbij zijn aangegeven in de klasse matig stedelijk. Bij het bepalen van de kencijfers is tevens rekening gehouden met de aanwezigheidspercentages (parkeervraag per functie voor de verschillende periodes van de dag en de week) en met invloeden als gevolg van:
- bereikbaarheidskenmerken van de locatie;
- specifieke kenmerken van de functie;
- mobiliteitskenmerken van de gebruikers/bezoekers van de functie;
- gemeentelijk parkeerbeleid.
Plaatselijke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om van een hogere of lagere parkeerplaatsbehoefte uit te gaan dan blijkt uit de kencijfers. Voor het plangebied van het bestemmingsplan Kromstraat kunnen de parkeerkencijfers van het CROW als norm gehanteerd worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin. Het bevoegd gezag kan te allen tijde, indien de plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, hiervan afwijken.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit waren gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat met name opdrachten aan de provincie om bepaalde onderwerpen nader uit te werken. Daarnaast bevat het regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. In en nabij het bestemmingsplangebied zijn geen bepalingen uit het Barro relevant.
3.2 Provinciaal Beleid
De provincie Noord-Brabant heeft de Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen meegenomen. In lijn met het provinciaal beleid wordt in het bestemmingsplan Kromstraat 2013 voldoende ruimte geboden om het voorzieningenniveau en de werkgelegenheid in Veldhoven-Dorp op peil te houden. Voor het overige heeft het provinciaal beleid geen directe beleidskaders voor het voorliggend bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven; Durven kiezen voor kwaliteit (2009)
In de Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven (vastgesteld op 3 juni 2009) heeft de gemeente de basis gelegd voor de ruimtelijke toekomst van Veldhoven. In de structuurvisie is onder anderen opgenomen hoe de kwaliteit van de bestaande gebieden kan worden verbeterd. Hierbij is gekeken naar de ontwikkelingen die zich op korte en lange termijn zullen voordoen.
Van oudsher worden de dorpen gekenmerkt door een sterke mate van functiemenging, met detailhandel, overige voorzieningen en bedrijven. Met uitzondering van de Kromstraat in Veldhoven-Dorp is er een tendens waarneembaar dat deze functies geleidelijk plaatsmaken voor woonbebouwing. Veel bedrijvigheid trekt weg uit de kernen als gevolg van het afnemen van draagvlak voor kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met de aangescherpte milieueisen. Dit heeft invloed op de leefbaarheid en sociale cohesie in de voormalige kerkdorpen.
Het is belangrijk dat de kernen een eigen hart behouden en dat deze waar nodig worden versterkt. Het is van belang dat duidelijkheid bestaat over de rol en betekenis van de afzonderlijk voormalige dorpen binnen Veldhoven. Zo heeft de Kromstraat binnen Veldhoven-Dorp zich positief ontwikkeld en geprofileerd als winkelstraat. Het heeft een bovenwijkse aantrekkingskracht met aanvullende kwaliteiten, zoals de dorpse uitstraling.
De ambities voor de toekomst met betrekking tot de dorpse structuur van Veldhoven zijn:
- het behoud van het aantrekkelijke en relatief kleinschalige karakter en de cultuurhistorische waarden;
- verbeteren van de leefbaarheid en sociale cohesie in de kernen;
- het sterker profileren van de verschillende oorspronkelijke dorpen (positiebepaling).
Woonvisie Veldhoven 2010-2014
In de Woonvisie Veldhoven 20120-2014 'meer dan wonen alleen' zet de gemeente haar ambities op het gebied van wonen voor de komende jaren uiteen. Het startpunt is positief: de inwoners van Veldhoven zijn tevreden over woning en woonomgeving. Daar is Veldhoven trots op. De gemeente wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig versterken. Kort samengevat is de boodschap van de Woonvisie 'van kwantiteit naar kwaliteit'.
Voor het voorliggend bestemmingsplan biedt de Woonvisie geen specifieke beleidskaders. Het bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van de vigerende bestemmingsregeling.
Parapluplan (2009)
De gemeente Veldhoven is al jaren actief met het actualiserings- c.q. standaardiseringproces van alle bestemmingsplannen binnen de gemeente.
Gedurende dit actualiseringsproces is in 2009 gebleken dat voor een aantal nieuwe beleidsonderwerpen aanpassing van de geactualiseerde plannen alsmede de oudere vigerende plannen noodzakelijk is. Het betreft de beleidsnota archeologie en bijbehorende beleidskaart alsmede het beleid van de gemeente ten aanzien van prostitutie, kleinschalige windenergievoorzieningen, externe veiligheid en standplaatsen. Tevens is, na een aantal jaren effectief gebruik, aanpassing van de in de geactualiseerde bestemmingsplannen opgenomen uniforme regeling voor andere gebouwen noodzakelijk. Middels het parapluplan is een aantal beleidsaspecten direct vertaald naar een meer actuele bestemmingsregeling, geldend voor de gehele kern van Veldhoven.
Voor het bestemmingsplan Kromstraat 2013 zijn de paraplu-regels ten aanzien van archeologie, het prostitutiebeleid, kleinschalige windenergievoorzieningen, externe veiligheid, ontheffing standplaatsen en de algemene regels van belang.
- Ten aanzien van archeologie zijn de beleidsuitgangspunten in regels en toelichting verwoord.
- Het prostitutiebeleid is in regels uiteengezet. Dit betekent dat geen prostitutie is toegestaan.
- Kleinschalige windenergievoorzieningen zijn na afwijking toegestaan. Hiermee wordt een duurzamere samenleving nagestreefd.
- Externe veiligheid is verwoord in de toelichting. In de regels is aandacht voor het beperken van gevaar.
- Binnen het plangebied (zie uitsnede figuur 3.1) zijn enkele standplaatsen aanwezig. In het bestemmingsplan worden deze standplaatsen gerespecteerd en zijn deze van een toegesneden regeling voorzien.
Detailhandelsstructuurvisie (2008)
Met behulp van de detailhandelsstructuurvisie beoogt de gemeente Veldhoven een heldere en uitvoeringsgerichte visie op de gewenste winkelstructuur tot 2015 te geven. Tevens is een doorkijk gegeven naar 2030 in verband met de ontwikkelingen die voortvloeien uit de woningbouwplanning, het Bestuurlijk Overleg Randgemeenten, de Stadsvisie, het Regionale Structuurplan en de plannen bij buurgemeenten. De visie geeft per winkelgebied de gewenste ontwikkelrichting weer.
Winkelcentrum Kromstraat kan in de toekomst een functie vervullen als buurtwinkelcentrum voor inwoners uit Veldhoven-Dorp. Door de ontwikkeling van winkelcentrum Mira op korte afstand van de Kromstraat (met deels overlappende verzorgingsgebieden), zal de toevloeiing voor dagelijkse boodschappen vanuit andere wijken (onder meer Zonderwijk) beperkt zijn. Uitbreiding van de supermarkt in de Kromstraat tot circa 1.500 m² wvo is noodzakelijk om de positie als buurtwinkelcentrum te kunnen behouden. Tevens is het van belang de relatie tussen winkels en parkeren te verbeteren (parkeren zo dicht mogelijk bij de winkels). Door de versterking van het City Centrum (met extra mogelijkheden voor recreatief winkelaanbod) zal het City Centrum aantrekkelijker worden voor winkels in recreatieve branches. Dit leidt op termijn naar verwachting tot een afname van de variatie in het recreatieve aanbod aan de Kromstraat. Dit betekent dat Kromstraat geleidelijk een ander type invulling zal krijgen. Door het opstellen van een plan van aanpak kan de gemeente mogelijk enige sturing geven aan de gewenste toekomstige invulling. Om ervoor te zorgen dat de winkels en andere commerciële functies in een compact gebied gevestigd blijven, is het gewenst verdere uitbreiding van het winkelgebied te beperken.
Nota Economische beleid 2007-2015 (2007)
De sector detailhandel is voor de gemeente van groot belang vanwege de omvang van de werkgelegenheid, de mogelijkheden die de sector biedt voor lager opgeleiden en de bijdrage ervan aan het woonklimaat van de gemeente.
Welstandsnota (2008)
Elke gemeente heeft de keuze om op het gebied van bouwen en wonen welstandstoezicht te voeren. Het welstandstoezicht is een manier om de kwaliteit van de bebouwde leefomgeving te waarborgen. De gemeente Veldhoven hanteert daarbij als uitgangspunt: 'alleen zaken regelen die noodzakelijk zijn'. In dit kader is door de gemeente een welstandsnota opgesteld met objectieve en voor de burger inzichtelijke welstandscriteria. Aan de hand van deze criteria toetsen gemeente en welstandscommissie de bouwvergunningen De welstandsnota Veldhoven bevat een samenhangend stelsel van criteria:
- Welstandsvrije gebieden;
- Welstandsvrije zones bij woningen;
- Welstandsplichtige zones bij woningen;
- Excessenreling;
- Algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria.
De criteria in de welstandsnota zijn onder andere geformuleerd vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van de aanwezige waarden. Aspecten die aan de orde kunnen komen betreffen zowel niet-ruimtelijk relevante aspecten zoals kleur en materiaalgebruik, als ruimtelijk relevante aspecten zoals hoogte, omvang en situering van de gebouwen. Er is dus een nauwe relatie met het bestemmingsplan. De ruimtelijk relevante aspecten worden – wanneer wenselijk en noodzakelijk – vertaald in de (bouw)regels van het bestemmingsplan. Voor niet-ruimtelijk relevante aspecten is deze vertaling niet mogelijk. Welstand kan kwalitatieve eisen, bijvoorbeeld het materiaalgebruik ten opzichte van de naastgelegen woning, aan een gebouw stellen terwijl het bestemmingsplan alleen kwantitatieve eisen stelt, bijvoorbeeld maximale nok- en goothoogte. Het welstandsbeleid en bestemmingsplan liggen dus in elkaars verlengde en vullen elkaar aan.
Een bouwaanvraag wordt zowel getoetst aan redelijke eisen van welstand als aan de bouwregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Wanneer er sprake is van een verschil tussen hetgeen in een bestemmingsplan geregeld is, bijvoorbeeld ten aanzien van de bouwhoogte en in de welstandsnota hierover opgenomen is, dan blijven bij toetsing van een bouwaanvraag de welstandscriteria buiten toepassing. Het bestemmingsplan heeft hier formeel juridisch 'het laatste woord'. Het is dus van belang om de inhoud van een bestemmingsplan en de inhoud van een welstandsnota op elkaar af te stemmen. In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met de gemeentelijke welstandsnota.
Veldhoven-Dorp is een van de vier historische kernen binnen de bebouwde kom van Veldhoven, die zich op basis van bestaande landschappelijke structuren in de loop van de tijd hebben ontwikkeld. Kenmerkend is de informele ordening met een slingerend verloop van wegen en perceelsgrenzen en een individuele pandsgewijze bebouwing die zich oriënteert op de straat. In de loop van de tijd is Veldhoven-Dorp verdicht en maakten de overwegend agrarische functies plaats voor woningen, voorzieningen en bedrijfsgebouwen. Er is sprake van een diversiteit aan bebouwing, zowel in typologische zin als in de architectonische vormgeving. De historische kernen worden gekenmerkt door individuele (pandsgewijze) invulling.
In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen algemene welstandscriteria en gebiedsgerichte criteria. De gebiedsgerichte welstandscriteria vormen een aanvulling op de algemene welstandscriteria en benoemen specifieke lokale kwaliteiten die van belang zijn bij de welstandstoets van bouwplannen. In de historische kernen, waaronder Veldhoven-Dorp, zijn de volgende gebiedsgerichte criteria van belang:
Omgevingsbeeld:
- functioneel gemengd gebied met naast wonen diverse voorzieningen en voormalige bedrijfsbebouwing;
- slingerend verloop van straten en perceelsgrenzen geven, samen met een verspringende rooilijn, een informeel beeld met visueel besloten ruimtes;
- de dorpskern wordt gevormd door een 'brink';
- doorgaand karakter van straten, continuïteit in routes;
- percelen zijn veelal over de volledige breedte bebouwd, waardoor een gesloten straatwand ontstaat;
- de pandsgewijze bebouwing is georiënteerd op de straat en grenst hier direct aan, waardoor een directe overgang bestaat tussen het openbare en het privé-gebied.
Bebouwingsbeeld:
- samenhang in straatbeeld door overwegend historische bebouwing en eenheid in de afwisseling van pandsgewijze invulling;
- diversiteit aan gebouwentypen, vooral uit het eind van de 19de en begin van de 20ste eeuw: historische woningen, landarbeidershuisjes en bedrijfsgebouwen nu met onder meer horeca en winkels;
- latere (meer grootschalige) invullingen: geschakelde gezinswoningen, appartementgebouwen met winkels uit het laatste kwart van de 20ste eeuw en instellingen;
- afwisselend straatbeeld door individueel vormgegeven panden, verschillen in bouwstijl en functie;
- eenvoudige hoofdmassa en bouwhoogte van een tot twee lagen met kap, appartementengebouwen aan elkaar van drie lagen;
- verschillende kapvormen, veel zadeldaken met de nok parallel aan de straat, ook wolfseind, samengestelde kappen en mansardedaken;
- duidelijke gevelbeëindiging en opbouw met plint, midden en top;
- verticale geleding van de gevel met grote staande ramen;
- verfijnde, ambachtelijke detaillering;
- vooral donkere, rode baksteen, natuursteen accenten en stucwerk;
- keramische pannen of leien;
- overwegend witte of lichte kozijnen en accenten.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid
Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij ruimtelijke plannen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- de bedrijfsvoering/milieuruimte van de betreffende bedrijven niet wordt ingeperkt als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Milieuzonering
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging' die tevens in de planregels van het bestemmingsplan wordt opgenomen. In deze Staat wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage 1 van de toelichting.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied zijn naast woningen andere functies aanwezig zoals kleine bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca. Functiemenging is in dit geval wenselijk gezien het feit dat het een centrumgebied betreft. Binnen het plangebied worden daarom bedrijven tot maximaal milieucategorie B1 van de SvB algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast, onder of boven woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. In bijlage 3 van de regels is de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging opgenomen, in deze staat is een lijst opgenomen waarin staat welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid vallen.
Binnen het plangebied is een inrichting gelegen welke niet binnen de algemene toelaatbaarheid valt. Dit betreft een staalkunstenaar aan de Kromstraat 39. Deze inrichting is reeds bestaand en blijft functioneren op de huidige locatie. Deze inrichting krijgt een specifieke aanduiding. Enkel ter plaatse van deze aanduiding is ook een bedrijf uit categorie B2 toegestaan. Dit geldt ook voor het bergingsbedrijf aan de Heerseweg 5.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.2 Horeca En Milieuhinder
Beleid en regelgeving
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht.
Onderzoek
In het centrum van Veldhoven-Dorp bevinden zich verscheidene bestaande horecavoorzieningen en wordt horeca ook wenselijk geacht. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande horeca-activiteiten toegestaan, deze zijn onderverdeeld in drie categorieën. Het gaat hierbij om horecabedrijven zoals een broodjeszaak, koffie-/theehuis, lunchroom, café, cafetaria/snackbar/afhaalservice, bed en breakfast en hotel en restaurant. In de regels en op de plankaart van het bestemmingsplan is opgenomen waar welk type horeca waar toelaatbaar is.
Conclusie
De bestaande horeca-inrichtingen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de horeca categorieën. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dat past bij het gebied. Het aspect horeca en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.3 Externe Veiligheid
Beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Beoordeling externe veiligheid
Inrichtingen
In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig welke relevant zijn voor het plangebied.
Transport van gevaarlijke stoffen
Ten zuiden van het plangebied is de rijksweg A67 gelegen. Deze rijksweg ligt op meer dan 500 m afstand van het plangebied en heeft gezien deze afstand geen effect op het plaatsgebonden- of groepsrisico ter hoogte van het plangebied.
Ander vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, het water of door buisleidingen vindt niet plaats in de nabije omgeving van het plangebied.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een risicocontour of invloedsgebied van een risicovolle inrichting of een gevaarlijke stoffenroute. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.4 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen, derhalve vormt het aspect Kabels en Leidingen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.5 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of wanneer een project valt binnen bepaalde categorieën van het nibm-besluit zoals woningen tot 1.500 stuks aan één ontsluitingsweg.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en genereert geen extra voertuigbewegingen. Daarmee draagt het bestemmingsplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is tevens inzicht gegeven in de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van het plangebied. Hiervoor is gebruikgemaakt van de monitoringstool van de NSL (nsl-monitoring.nl/viewer). Hieruit blijkt voor het jaar 2011 dat direct langs de maatgevende wegen in het plangebied het gehalte stikstofdioxide maximaal 27,5 µg/m³ bedraagt. Het gehalte fijnstof bedraagt maximaal 27,0 µg/m³en het aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde bedraagt maximaal 21. Hiermee wordt op alle fronten voldaan aan de normen uit de Wet Milieubeheer.
Wanneer direct langs deze weg wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof, is dit ook in het plangebied het geval. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg ligt. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.6 Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Indien een bestemmingsplan een functiewijziging of herinrichting mogelijk maakt dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
In de Nota bodembeheer zijn de Veldhovense beleidsregels opgenomen voor het toepassen van grond in grondwerken (zoals het aanleggen van een wal) binnen de gemeente. In de nota is een bodemkwaliteitskaart opgenomen, die inzicht geeft in de bodemkwaliteit op verschillende locaties in de gemeente, en die als basis dient voor de beleidsregels. Op de bodemkwaliteitskaart zijn globale en verwachte verontreinigingen van gebieden aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Ophogingen en dempingen kunnen mogelijk verontreinigd zijn met verontreinigd materiaal. Bij ontwikkelingen dient de gemeente geraadpleegd te worden.
Onderzoek en conclusie
Het plan is consoliderend van aard waardoor geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Indien en voor zover zich ontwikkelingen zullen voordoen, zal een bodemrapportage in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen moeten worden overlegd.
4.7 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan 2010-2015.
Waterschapsbeleid
Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap samen met andere partijen invulling willen geven aan het waterbeheer in de planperiode. Dit waterbeheerplan is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe die bereikt moeten worden. Het betreft alle aspecten rondom het beheer van de watergangen, stuwen, gemalen, transportstelsels en rioolwaterzuiveringen, zowel onder normale omstandigheden als in het geval van calamiteiten. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in het gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in het beheersgebied.
Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:
- droge voeten;
- voldoende water;
- natuurlijk water;
- schoon water;
- schone waterbodem;
- mooi water.
Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de Keur Waterschap De Dommel 2009. De Keur bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater.
De verboden in de Keur zijn onder andere:
- het graven, dempen en verleggen van waterlopen;
- het leggen, verplaatsen of weghalen van duikers, stuwen, bruggen en dergelijke;
- op stroken van 4 m breed naast de hoofdwaterlopen (zgn. A-wateren) obstakels, bouwwerken en beplantingen neerzetten, omdat dit het onderhoud belemmert;
- op stroken van 25 m langs beken met een natuurfunctie bouwwerken plaatsen die beekherstel bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken;
- op kaden ploegen, spitten, graven, motorrijden etcetera, waardoor de kade minder stevig wordt;
- onttrekken van grondwater;
- draineren in en rondom natte natuurparels.
De verplichtingen in de Keur zijn onder andere:
- wie onderhoudsplichtig is;
- het regelmatig schoonmaken van de waterlopen;
- bij beweiding plaatsen van een afrastering;
- het opruimen van specie en maaisel uit de waterlopen nadat deze zijn schoongemaakt.
Afwijken van de verboden en verplichtingen is mogelijk. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.
Waterschap De Dommel hanteert het principe Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Concreet betekent dit dat:
- de afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie;
- de omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
- de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
- de (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf;
- het plangebied zo moet worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de (grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied omvat de dorpskern van Veldhoven-Dorp in de gemeente Veldhoven en bestaat uit diverse bebouwing met diverse functies waaronder wonen, detailhandel, bedrijven en maatschappelijke functies.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is sprake van grondwatertrap VIII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 1,2 m onder maaiveld is en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,4 m onder maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Het plangebied omvat een deel van de kern van Veldhoven-Dorp, binnen het plangebied is één watergang gelegen: De Gender (hoofdwaterloop).
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de veiligheids- of kernzone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
In de huidige situatie is de aanwezige bebouwing aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
4.8 Ecologie
Samenvatting
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 2.
Huidige situatie
Het plangebied omvat de kern van Veldhoven-Dorp. Het plangebied omvat diverse bebouwing met diverse functies zoals, wonen, detailhandel en horeca. Het plangebied is grotendeels verhard.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een bescherm natuurgebied. Ten zuidoosten van Veldhoven ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Aangezien in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden voorzien, kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.9 Cultuurhistorie
Wetgeving en normstelling
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). De volgende regel is dan van kracht:
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Dit betekent dat gemeenten de cultuurhistorische waarden moeten betrekken bij bestemmingsplannen.
Toetsing
In het plangebied zijn diverse rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden gelegen.
De cultuurhistorisch waardevolle panden zijn met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' op de verbeelding aangegeven. De feitelijke bescherming en het behoud van de monumentale waarden vindt echter plaats via de Monumentenwet.
Overige te beschermen structuren zijn vastgelegd via de bouwaanduidingen. Het bouwvlak volgt bijvoorbeeld de huidige verspringende voorgevellijn van de Kromstraat en ter plaatse van de karakteristieke doorsteken kunnen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht.
Conclusie
Het bestemmingsplan is qua stedenbouwkundige structuur behoudend van aard. Binnen de fysieke structuur is een flexibele functionele invulling mogelijk. Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
4.10 Archeologie
Beleid en normstelling
Verdrag van Malta
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.
Nota Archeologische Monumentenzorg Veldhoven
Het gemeentelijke archeologisch beleid is geformuleerd in de Nota Archeologische Monumentenzorg Veldhoven. In de nota zijn beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologische erfgoed opgenomen. Op de beleidskaart zijn de gebieden aangegeven die in de nota worden onderscheiden. In de navolgende figuur is de beleidskaart en de tabel met maatregelen voor de diverse categorieën weergegeven.
Figuur 4.1 Archeologiebeleid gemeente Veldhoven, weergegeven in uitsnede voor het plangebied en een matrix met maatregelen per categorie
Toetsing
Het plangebied heeft, conform de gemeentelijke nota, gemêleerde archeologische verwachting:
- categorie 2;
- categorie 3;
- categorie 4;
- categorie 5;
- categorie 7.
De archeologische maatregelen zijn conform dit beleid vertaald in een beschermde regeling. Verwezen wordt verder naar de juridische planbeschrijving en de verbeelding. De aanwezige archeologische waarden worden door middel van de diverse archeologische dubbelbestemming beschermd. Ontwikkelingen zijn onder voorwaarden van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden mogelijk.
Conclusie
Door het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen. Vanuit het aspect archeologie bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal en analoog beschikbaar moet zijn. De Wro en de onderliggende regelgeving stellen eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 de bestemmingsregels, hoofdstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregel. In de onderstaande paragrafen wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht.
5.2 Inleidende Regels
Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten.
5.3 Bestemmingsregels En Verbeelding
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Met behulp van aanduidingen is het toegestane gebruik nader gespecificeerd.
De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele specifieke gebruiksregels, nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken en bouwaanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden is aangegeven met maximale goot- en bouwhoogten.
Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.
Gemengd
Regulier
Het overgrote deel van het plangebied is bestemd als 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toelaatbaar.
Op de begane grondbouwlaag:
- bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B2': tevens bedrijven uit categorie A, B1 en B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
- detailhandel;
- ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
- dienstverlening;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitness': tevens een fitnesscentrum;
- ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1:' tevens een horecabedrijf categorie 1;
- ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens een horecabedrijf categorie 1 of 2;
- ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': tevens een horecabedrijf categorie 1, 2 of 3;
- ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast': tevens een bed en breakfast;
- kantoren;
- ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen.
Op de verdiepingen:
- het wonen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
- ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel': een hotel op zowel de begane grond als de verdiepingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast': tevens een bed en breakfast op zowel de begane grond als de verdiepingen.
Ten aanzien van het wonen geldt het volgende. De gemeente heeft als beleid dat wonen in het kernwinkelgebied in principe alleen op de etage is toegestaan. Incidenteel komt wonen wel op de begane grond voor. In die situaties is hiervoor een aanduiding (w) opgenomen (zie ook hiervoor). Ook in aanloopstraten is wonen op de begane grond tot op zekere hoogte toelaatbaar. In die delen van de aanloopstraten waar wonen is toegestaan is eveneens een aanduiding (w) opgenomen. De gemeente heeft een maximum aantal wooneenheden opgenomen. Hiermee is de parkeerbehoefte begrensd.
Bijzonderheden
Daar waar ook op de verdieping andere functies dan wonen zijn opgenomen is voorzien in toegesneden aanduidingen. Dit is aan de orde voor een kapsalon (aangeduid met (dv) 'dienstverlening' en een lijstenmaker (b=<1), bedrijf tot en met categorie B1.
De natuurwinkel aan de Rapportstraat 10, is aangeduid als 'supermarkt'. Ten aanzien van de naastgelegen Cardo 'gym&dance-locatie' (fitnesscentrum): is een aanduiding 'fitnesscentrum' (ss-fit) opgenomen.
Diverse panden hebben een specifieke aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen vanwege de monumentale status (rijksmonument) of andere cultuur historische waarden die de betreffende panden bezitten.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de gronden nader beschreven. Niet toegestaan gebruik is verduidelijkt.
Onder afwijken van de gebruiksregels zijn de nodige flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Het bevoegd gezag kan daarmee een ander gebruik, indien dat niet tot onevenredige bezwaren leidt, toestaan. Parkeerbehoefte als gevolg van dat andere gebruik is daarbij van groot belang. Indien niet kan worden voorzien in afdoende parkeerruimte of de parkeerdruk onevenredig toeneemt, kan geen medewerking worden verleend. De parkeerbehoefte is afgestemd op publicatie 317 van de CROW.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan onder voorwaarden wijzigen ten aanzien van het bouwvlak en het opgenomen aantal woningen.
Groen
Belangrijke openbare groenvoorzieningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. De muur rondom het parkeerterrein aan de Rapportstraat is specifiek aangeduid. Deze muur heeft een hoogte van minimaal 1,8 m, zodat de omliggende tuinen en erven afdoende worden afgeschermd.
Maatschappelijk
Deze bestemming geldt voor de Sint-Caecilia kerk. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging.
Op de verbeelding is de maatvoering van het hoofdgebouw opgenomen met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling.
De Sint-Caecilia kerk is een Rijksmonument en heeft ten behoeve van het behoud, beheer en herstel van de monumentale waarden de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. In het hiervoor geldende bestemmingsplan was het mogelijk een tweede woning naast de pastoriewoning op te richten. Deze tweede woning is nooit gerealiseerd.
Verkeer
De bestemming verkeer geldt ter plaatse van de ontsluitingswegen, het voetgangersgebied in de Kromstraat, de parkeerterreinen bij de supermarkt en aan de Dorpsstraat en het dorpsplein De Plaatse. Binnen het gemeentelijk beleid geldt dat standplaatsen specifiek worden aangeduid. De bestaande standplaatsen op De Plaatse zijn derhalve van een specifieke functieaanduiding voorzien.
De muur rondom het parkeerterrein aan de Rapportstraat is van een specifieke bouwaanduiding voorzien. Privacy en inpassing van omliggende percelen wordt daarmee geborgd.
In het bestemmingsplan is opgenomen dat binnen verkeer ook evenementen zijn toegestaan. Het gaat daarbij om zogenoemde (grootschalige) periodiek terugkerend en/of incidenteel voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, zoals sportmanifestaties, kermissen, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen of thematische markten, al dan niet in tijdelijke onderkomens, zoals tenten of paviljoens.
Water
Deze bestemming geldt voor de hoofdwatergang De Gender. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
Wonen
Op basis van de algemene modelregels van de gemeente is aan locaties waar uitsluitend woningen zijn toegestaan, de diverse Woonbestemmingen opgenomen.
- Wonen - 2 is opgenomen voor geschakelde woningen.
- Wonen - 3 is opgenomen voor twee-aaneengebouwde woningen.
- Wonen - 4 is opgenomen in de planregels in verband met een wijzigingsbevoegdheid voor een ander woningtype. Wonen- 4 betreft vrijstaande woningen.
- Wonen - 6 is opgenomen voor meergezinswoningen (gestapelde woningen).
Middels bouwaanduidingen is duidelijk gemaakt welke goot- en bouwhoogte op de percelen van toepassing zin. In de gebruiksregels zijn regels opgenomen voor onder andere aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven.
Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 en Waarde -Archeologie - 3
Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' , 'Waarde - Archeologie - 2' opgenomen. In hoofdstuk 4 van de toelichting wordt uitgelegd waarom voor bepaalde gronden een beschermingsregeling is opgenomen.
De dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig. Onderscheidend tussen deze dubbelbestemmingen is de oppervlakte waarvoor bij werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning behoeft te worden aangevraagd en waarvoor in samenhang daarmee geen onderzoeksplicht is opgenomen:
- voor Waarde - Archeologie - 1 is dat 100 m²;
- voor Waarde - Archeologie - 2 is dat 250 m²;
- voor Waarde - Archeologie - 3 is dat 2.500 m².
In het laatste lid van de dubbelbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, kan de begrenzing van de dubbelbestemming met behulp van deze wijzigingsbevoegdheid gewijzigd worden.
Waterstaat - Waterlopen
De Gender is in de keur van het Waterschap de Dommel aangewezen als hoofdwatergang. Rondom deze watergang ligt een zone van 4 m, waar geen gebouwen worden gebouwd. Onder voorwaarden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid in het kader van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag onder voorwaarden alsnog gebouwen toestaan. De belangen van het waterschap worden daarbij afgewogen.
5.4 Algemene Regels
Flexibiliteit
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk, zijn in hoofdstuk 3 van de regels algemene bouwregels, gebruiksregels en afwijkingsregels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens de beheersverordening bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Procedureregels
De procedureregels voor het bestemmingsplan, de bevoegdheid tot afwijken en de wijzigingsbevoegdheden zijn in de Wro en de Wabo opgenomen. In hoofdstuk 7 wordt de procedure ten aanzien van het bestemmingsplan omschreven.
5.5 Overgangsrecht En Slotregels
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is opgenomen onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik, het (zo nodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt.
Binnen het plangebied zijn de gronden in eigendom van de gemeente of in eigendom van particulieren. In de begroting van de gemeente zijn reeds middelen gereserveerd voor de bouw van (maatschappelijke) voorzieningen op locaties waar de gemeente eigenaar is. Daar waar kosten verhaald moeten gaan worden, zal dat bij voorkeur via een overeenkomst gebeuren. Aangezien er geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, speelt deze situatie op dit moment niet in het in hoofdzaak conserverende bestemmingsplan. Zolang de gemeente nog geen eigenaar is van de gronden heeft de gemeente ook geen financiële verantwoordelijkheid dan wel risico bij een ontwikkeling.
Er is een aantal kleinschalige uitvoeringsgerichte ontwikkelingen meegenomen in het plan welke reeds via overeenkomsten tot stand zijn gekomen voor zover er particuliere partijen bij zijn betrokken. Die kosten zijn dus eveneens reeds gedekt en een exploitatieplan is in deze gevallen dan ook niet noodzakelijk.
Ten slotte zijn er vanuit het oude bestemmingsplan bouwmogelijkheden die worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Er is overgangsrecht opgesteld, waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan onder de Wro een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.
Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.
6.2 Handhaving
In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling 4 van de IRO een handhavingsparagraaf te worden opgenomen. Hierbij dient met name te worden aangegeven, hoe met de bestaande illegale situaties dient te worden omgegaan.
Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.
Handhaving kan ook worden gezien als:
- het stellen van normen c.q. grenzen;
- het uitvoeren van normen (vergunningverlening) c.q. norm conform handelen;
- het houden van toezicht;
- het opleggen van sancties.
Handhaving wordt om meerdere redenen door bestuursorganen toegepast. Genoemd kunnen worden:
- handhaving levert een wezenlijke bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van beleid, door middel van wet- en regelgeving;
- handhaving leidt tot toename van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid;
- handhaving leidt tot toename van een grotere acceptatie van wet- en regelgeving;
- handhaving leidt tot toename van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van de overheid.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is een dergelijke inbreuk een aantasting van één van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten, veelal eisen, van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Bovendien tast het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van de bestemmingsplannen ter hand te nemen en te blijven nemen.
Het ruimtelijke beleid, zoals de gemeente Veldhoven dat voor haar grondgebied heeft vastgesteld, vindt voor het belangrijkste deel haar weerslag in de vastgestelde bestemmingsplannen. Hierin is voor het stedelijk- en landelijk gebied het juridische toetsingskader neergelegd die het gemeentebestuur in die gebieden wil verwezenlijken. Aan het vaststellen van een bestemmingsplan gaat een uitgebreide en zorgvuldige voorbereiding vooraf. Er wordt een uitgebreide inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie binnen het plangebied, de bestaande vigerende rechten en plichten en de reeds verleende (omgevings)vergunningen teneinde deze, op te kunnen nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Bovendien vindt er uitgebreid overleg plaats met belanghebbenden, door middel van een overlegronde inzake het conceptontwerp en terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan.
Deze uitgebreide voorbereidingen hebben een duidelijk doel. Het bestemmingsplan dient een zorgvuldig opgesteld plan te zijn, waarin de verworvenheden van de democratische rechtstaat doorklinken. Het bestemmingsplan heeft immers, zodra het rechtskracht heeft, een enorme impact op het gemeentelijke grondgebied. Deze werking wordt, met name door burgers, nogal eens onderschat. Het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld het gebruik van in eigendom zijnde onroerende zaken zowel beperken als verruimen. Bovendien is het bestemmingsplan een criterium waaraan bouwplannen moeten worden getoetst en kan het een grondslag zijn voor het toepassen van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke dwangmiddelen, waarvan de kosten veelal verhaald kunnen worden op de overtreder.
Hoofdstuk 7 Procedure
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld in de Wro. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
7.1 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. De gemeente heeft besloten geen inspraak te verlenen gelet op het beheerkarakter van het bestemmingsplan.
7.2 Overleg
Algemeen
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan verwerkt worden.
Procedure
Er zijn drie overlegreacties ontvangen:
- gasunie;
- waterschap;
- brandweer.
De overige overlegpartners hebben geen aanleidingen gevonden voor reactie op het bestemmingsplan.
De Gasunie ziet geen aanleiding voor een inhoudelijke reactie.
Het wateradvies van het Waterschap is opgenomen in bijlage 3.
De brandweer heeft de volgende reactie opgenomen.
Met betrekking tot fysieke veiligheid voor het bovengenoemde ontwerpbestemmingsplan adviseer ik, voor zover het de (brand)veiligheid betreft, de volgende voorwaarden op te nemen:
- Bluswatervoorziening en bereikbaarheid conform de beleidsregels gemeente Veldhoven (collegebesluit 30 mei 2006).
Reactie. Het bestemmingsplan maakt nutsvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen waaronder bluswatervoorzieningen mogelijk. Er zijn geen specifieke regels opgenomen of noodzakelijk.
Daarnaast in paragraaf 2.2 Verkeer en parkeren, onder het kopje 'Ontsluiting gemotoriseerd verkeer', achter 'Centraal in het gebied ligt de winkelstraat Kromstraat. Deze is tussen de kruispunten met de Kerkweg en de Dorpstraat afgesloten voor gemotoriseerd verkeer' graag toevoegen: '(met uitzondering van de hulpdiensten)'.
Reactie. De bewuste paragraaf is aangevuld met de voorgestelde zinsnede.
- Volgens de Beleidsregels bluswatervoorziening en bereikbaarheid zijn de Dorpstraat, De Plank, de Nieuwstraat en het gedeelte van de Kromstraat dat vanaf de kruising met de Nieuwstraat en De Plank in noordelijke richting loopt, onderdeel van de hoofdwegenstructuur voor de hulpdiensten. Dit betekent dat op deze wegen een onbelemmerde doorgang voor de hulpdiensten geboden moet worden. In het VCP zijn deze routes als erftoegangswegen aangemerkt. Hetgeen betekent dat zij als 30 km/h-gebied ingericht kunnen worden. Dit is in tegenstrijd met een onbelemmerde doorgang. Totdat het zuidelijk deel van de WOR gerealiseerd is, dienen ten minste De Plank en de Nieuwstraat als gebiedsontsluitingsweg gehandhaafd te blijven.
Reactie. In een bestemmingsplan worden uitsluitend de functies en bouwregels vastgelegd. Voor het openbaar gebied geldt dat wordt volstaan met Verkeer, Groen en Water. Voor snelheden en inrichting van de openbare ruimte zijn in een bestemmingsplan geen kaders opgenomen. Zodoende kunnen geen voorwaarden voor een bepaalde ontsluitingsstructuur worden geregeld zoals voorgesteld.
- In het Bouwbesluit 2012 zijn regels opgenomen ten aanzien van de bluswatervoorziening en bereikbaarheid. Voor zover deze strijdig zijn met de Beleidsregels bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2006, prevaleert het Bouwbesluit 2012.
Reactie. In het bestemmingsplan worden algemene gebruiks,- en bouwregels gegeven. Het bouwbesluit fungeert als separaat toetsingskader.
7.3 Vaststellingsprocedure
Algemeen
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.
Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 juni 2013 zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn door de gemeente samengevat en voorzien van een reactie. De Nota van zienswijzen is, gezamenlijk met de ambtshalve aanpassingen integraal opgenomen in bijlage 4 van de toelichting van het bestemmingsplan.
7.4 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Lijst Aan-huis-verbonden Beroepen
1. advocaat;
2. accountant-administratieconsulent;
3. acupuncturist;
4. alternatieve genezer;
5. bouwkundig architect;
6. belastingconsulent;
7. dierenarts (kleine huisdieren);
8. fysiotherapeut;
9. gerechtsdeurwaarder;
10. grafisch ontwerper/webdesigner;
11. huidtherapeut;
12. huisarts;
13. interieurarchitect;
14. juridisch adviseur;
15. kunstschilder/kunstenaar;
16. logopedist;
17. makelaar;
18. medisch specialist;
19. notaris;
20. oefentherapeut Cesar/Mensendieck;
21. organisatieadviseur;
22. orthopedagoog;
23. psycholoog;
24. raadgevend adviseur;
25. redacteur;
26. registeraccountant;
27. stedenbouwkundige;
28. tandarts;
29. tandarts-specialist;
30. (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler;
31. tuin- en landschapsarchitect;
32. verloskundigenpraktijk.
Bijlage 2 Lijst Categorieën Aan-huis-verbonden Bedrijf
Sbi-code | omschrijving | categorie |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814 | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9302 | Schoonheidsspecialist op afspraak/schoonheidssalon | 1 |
9602 | Kappersbedrijf/kapper op afspraak | 1 |
8891 | Kinderopvang tot maximaal 6 kinderen | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
9603 | Uitvaartcentra/begrafenisonderneming | 1 |
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 1 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied betreft de kern van Veldhoven-Dorp. Het plangebied omvat diverse bebouwing met diverse functies zoals, wonen, detailhandel en horeca. Het plangebied is grotendeels verhard.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In dit bureauonderzoek is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in de Verordening Ruimte Brabant 2011 nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuidoosten van Veldhoven ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden geen groeiplaatsen aan beschermde vaatplanten.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. De bomen en bebouwing kunnen eventueel plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde amfibieën, vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge en/of andere eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B2.1 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een bescherm natuurgebied. Ten zuidoosten van Veldhoven ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Aangezien in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden voorzien, kunnen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied worden uitgesloten.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortbescherming
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
- Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.