KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Wijdere Omgeving
2.2 Plangebied - Percelen St.-lambertusstraat 70
2.3 Vlaamsche Schuur - Perceel St.-lambertusstraat 33
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Bebouwing En Functies
3.2 Verkeer En Parkeren
3.3 Tuin En Landschap
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
5.1 Bodemkwaliteit
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Geurhinder Veehouderijen
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Archeologie
5.8 Cultuurhistorie
5.9 Natuurwaarden
5.10 Waterparagraaf
5.11 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Conclusie
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
8.2 Vaststelling Door Gemeenteraad
Bijlage 1 Verordening Ruimte Noord-brabant Artikelen Kwaliteitswinst
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Berekening Kwaliteitsverbetering Landschap
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 3 Toets Flora En Fauna

St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt

Bestemmingsplan - Gemeente Vught

Vastgesteld op 13-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt met identificatienummer NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01 van de gemeente Vught

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke woonruimte gekoppeld aan mantelzorg

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.8 bed & breakfast

een kleinschalige accommodatie gericht op het bieden van kortdurend toeristisch nachtverblijf met de verzorging van ontbijt zonder dat het een zelfstandige woning/wooneenheid betreft

1.9 bedrijf of beroep aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie

1.10 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap

1.11 bestaande situatie

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden bijgebouw, daar al dan niet tegen aangebouwd, met een dak, daaronder begrepen:

  1. a. aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
  2. b. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  3. c. uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

  1. a. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  2. b. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;
  3. c. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.22 cultuurhistorische waarden en kenmerken

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.

1.24 eigen terrein

gronden, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten, niet zijnde openbaar gebied

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.27 gevellijn

de denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen

1.28 hoofdgebouw

gebouw(en) dat door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt

1.29 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:

  1. 1. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, en een ijssalon;
  2. 2. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  3. 3. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  4. 4. categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie

1.30 huishouden

persoon of groep van personen die één huishouding voert

1.31 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°

1.32 kelder

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bovengronds hoofdgebouw, waarvan de bovenkant van de vloer zich onder peil bevindt

1.33 kunstwerken

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen

1.34 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap

1.35 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten

1.36 mantelzorg

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak

1.37 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang

1.38 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak

1.39 opslag

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken

1.40 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining

1.41 parkeergelegenheid / parkeervoorzieningen

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op twee of meer dan twee wielen

1.42 parkeernota gemeente Vught

Parkeerbeleid en Parkeernota 2013-2022, vastgesteld op 7 februari 2013

1.43 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein bij voltooiing van de bouw;

ter verduidelijking: de gemeente geeft voor de aanvang van de bouw aan wat het peil is. Daar waar het een historische situatie betreft, indien de definitie van dit begrip niet voldoet, wordt de drempel van de voordeur als maat aangehouden

1.44 perceelgrens

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling

1.45 permanente bewoning

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt

1.46 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

1.47 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.49 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen

1.50 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de bewoning van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.6 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.8 vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. De vloeroppervlakte wordt binnenwerks bepaald: de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de desbetreffende activiteit(en)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bed & breakfast als nevenactiviteit met maximaal 5 kamers binnen de bestaande bebouwing;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  1. c. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 10.1.1 dient in acht te worden genomen;

met de daarbijbehorende voorzieningen:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.2 Algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. in het belang van een goede landschappelijke inpassing van bebouwing en verhardingen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

  1. a. de uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden beroep in een woning en bijbehorende bouwwerken bij de woning is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
  2. b. de uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden bedrijf van categorie 1 of 2 in een woning en bijbehorende bouwwerken bij de woning is toegestaan, zoals genoemd in de als bijlage 2 opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten, tot een oppervlakte van maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m².

6.2 Verbod

Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot maximaal 40 meter.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer maximaal 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met maximaal 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter maximaal 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met maximaal 10% worden vergroot.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

9.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

10.2 Parkeervoorzieningen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt" van de gemeente Vught.

1.1 Aanleiding En Doel

Zo'n 20 jaar geleden heeft de familie Van Oers de woning St.-Lambertusstraat 70 in Cromvoirt met bijbehorende gronden gekocht. Het terrein was destijds zeer rommelig: er stonden veel kleine bijgebouwen en er stond veel materiaal op het terrein. In de afgelopen jaren hebben zij het terrein stap voor stap opgeruimd en opgeknapt. Op dit moment is sprake van een landgoedachtige uitstraling, waarbij de tuin rondom de woning en het landschap op een logische manier samenvloeien en een natuurlijk beeld opleveren. De familie stelt haar gronden tevens beschikbaar als onderdeel van de wandelroute rondom Cromvoirt.

De familie (hierna: de initiatiefnemers) wil graag de cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur die behoort bij de boerderij aan de St.-Lambertusstraat 33 verplaatsen naar haar perceel. De schuur is een gemeentelijk monument en stamt uit de 19e eeuw, maar bevat nog 18e-eeuwse delen. Op dit moment is de schuur (evenals de boerderij St.-Lambertusstraat 33) niet in gebruik en ingepakt tegen instortingsgevaar. De initiatiefnemers zijn voornemens de schuur weer te gaan gebruiken ten behoeve van onder andere opslag. Door de gewenste verplaatsing kan dit cultuurhistorisch waardevolle gebouw behouden blijven en krijgt het een plek die de monumentale waarde recht doet.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011". De initiatiefnemers hebben het voornemen al met de gemeente Vught, de monumentencommissie en de provincie Noord-Brabant afgestemd. De gemeente Vught heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Bovendien is het bestemmingsvlak 'Wonen - 2' in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" overgenomen uit het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", waarbij abusievelijk de vergunde situatie van gebouwen en bouwwerken rondom de woning niet goed is meegenomen. Hierdoor ligt een deel van de vergunde bouwwerken niet binnen de woonbestemming maar binnen de agrarische bestemming. Ook is de huidige oppervlakte aan bijgebouwen reeds groter dan op basis van de bestemmingsregels is toegestaan. De herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van de verplaatsing van de Vlaamsche schuur geeft aanleiding om ook deze situatie te repareren.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie I, nummers 234, 561, 563 en 591, allen gedeeltelijk.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2.375 m². De gronden zijn eigendom van de familie Van Oers.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 september 2012;
  • onherroepelijk door uitspraak Raad van State d.d. 1 mei 2014.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plan ligt binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' en 'Wonen - 2'.

Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan

De woning ligt in de bestemming 'Wonen - 2'. Hiervoor is een bouwvlak met een oppervlakte van 345 m² opgenomen. Een deel van de huidige bebouwing valt echter buiten dit bouwvlak.

De te verplaatsen Vlaamsche schuur ligt, evenals een aantal van de reeds vergunde bijgebouwen, binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'. Deze bestemming is bedoeld voor onder meer een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, het behoud, herstel en/of de duurzame ontwikkeling van het kleinschalige cultuurlandschap en een tuin binnen een zone van 50 meter aangrenzend aan de bestemming 'Wonen - 2'. Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan. Het plan kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden wordt de procedure voor een herziening van het bestemmingsplan doorlopen.

Daarnaast ligt het plangebied in de gebiedsaanduiding 'overige - middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde'. Hier geldt een archeologische onderzoeksplicht voor onder andere het verharden van oppervlakten van 100 m² of meer.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

2.1 Wijdere Omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0004.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Cromvoirt is een lintdorp waar de kerk en het voormalige gemeentehuis centraal liggen. De bebouwing concentreert zich met name langs de St.-Lambertusstraat. Cromvoirt ligt in een omgeving met sterke landschappelijke karakteristieken, op de Brabantse dekzandruggen. Kenmerkend voor de zandgronden met de vele beken - zoals de Zandley - is het relatief kleinschalige, besloten landschap. De verkavelingsstructuur is kleinschalig en organisch van vorm. Er zijn veel beplantingselementen zoals lanen, houtsingels en -wallen en bosjes.

Ten noorden van Cromvoirt ligt het Drongelens Kanaal (circa 1910) dat de relatief scherpe begrenzing tussen de besloten zandgronden (hoog en droog) ten zuiden ervan en de meer open riviergronden (laag en nat) aan de noordzijde vormt. Vóór aanleg van dit kanaal vormde de Cromvoirtsedijk die overgang. Deze ringdijk werd al in de Middeleeuwen om het dorp Cromvoirt gelegd om overstromingen vanuit de Maas te voorkomen. Vanuit de St.-Lambertusstraat en vanaf de dijk werden de natte gronden ontgonnen. Dit gebeurde in een patroon van relatief lange en smalle percelen waarlangs houtsingels (elzen) stonden. Na 1950 is deze structuur door agrarische schaalvergroting (ruilverkaveling) verdwenen. Het plangebied ligt tussen de kern Cromvoirt en deze dijk in, zoals te zien op bovenstaande afbeelding. Hier is de strokenverkaveling nog relatief goed zichtbaar. Dit gebied ligt wat hoger dan de omgeving en is dan ook wel bekend als de 'Hoge Akker'.

2.2 Plangebied - Percelen St.-lambertusstraat 70

Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0005.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.2.1 Bebouwing en functies

In het plangebied staan de volgende gebouwen en bouwwerken, zoals op bovenstaande afbeelding genummerd:

  1. 1. woonhuis
    Het oorspronkelijke woonhuis stamt uit 1927 en bestaat uit één bouwlaag met een zadeldak. De bakstenen gevels zijn wit gesausd. Ten zuiden van de hoofdmassa met kap ligt een bouwdeel bestaande uit één bouwlaag met een plat dak, gerealiseerd in 1990. Dit lage bouwdeel bestond oorspronkelijk uit een gedeelte met woon- en verblijfsruimten en een gedeelte met paardenstal. Op 29 januari 1996 is een bouwvergunning verleend en is de paardenstal omgebouwd tot slaap- en hobbyruimten, waardoor dit deel ook tot het woonhuis behoort. Deze renovatie heeft geleid tot zo'n 50 m² extra woonruimte. Het totale woongebouw beslaat daarmee een oppervlakte van circa 330 m².

    afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0006.jpg"WOONHUIS
  2. 2. carport en terrasoverkapping
    Op 27 mei 1990 is een vergunning verleend voor het realiseren van een carport en een terrasoverkapping.
    De carport is ten oosten van het woonhuis gerealiseerd en is aan drie zijden open met een dak op dezelfde hoogte als het naastgelegen bouwdeel. De oppervlakte van dit bijbehorende bouwwerk is ongeveer 54 m².
    Ten zuiden van de woning is een deel van het terras overdekt. De oppervlakte van deze overkapping is circa 21 m².
    In totaal is daarmee sprake van circa 75 m² aan overkappingen aan het woonhuis.
  3. 3. aanbouw ten behoeve van atelier
    Ten zuiden van het woondeel is, conform een op 27 mei 1990 verleende vergunning, een aanbouw gerealiseerd ten behoeve van de installaties voor een zwembad. Het zwembad is inmiddels niet meer aanwezig en het gebouw wordt thans gebruikt als atelierruimte. De oppervlakte van deze aanbouw is circa 49 m². Tussen de aanbouw en de woning is een corridor met een oppervlakte van circa 6 m² gerealiseerd. In totaal is sprake van een aanbouw van circa 55 m².
  4. 4. paardenstal met kas
    Op 29 januari 1996 is bouwvergunning verleend voor het veranderen van een nissenhut in een paardenstal. Dit is een bakstenen gebouw met een flauw zadeldak ten zuiden van het woonhuis. Op de zuidelijke kap hebben de initiatiefnemers zonnepanelen geplaatst. De vergunde oppervlakte bedraagt 106 m².
    In 2000 is aan de zuidgevel een kleine kas met een oppervlakte van circa 14 m² gebouwd.
    De vergunning ten behoeve van de bouw van de paardenstal is verleend onder voorwaarde van een ruimtelijke verbetering van de situatie, waarbij drie storende bouwwerken met een totale oppervlakte van circa 145 m² zijn gesloopt.

    afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0007.jpg"PAARDENSTAL MET SCHUILGELEGENHEID
  5. 5. schuilgelegenheid paarden
    Dit gebouwtje betreft een klein, uit golfplaten opgetrokken hutje voor de paarden dat aan drie zijden gesloten is. Hier staat voer en de paarden kunnen er vrij inlopen om te schuilen. De oppervlakte van dit bouwwerk is circa 12 m².

De hierboven beschreven bebouwing is samenvattend opgenomen in onderstaand schema en zal volledig behouden blijven.

hoofdgebouwen bestaand
1. woonhuis 330
subtotaal hoofdgebouwen 330
bijbehorende bouwwerken
2. carport en terrasoverkapping 75
3. aanbouw t.b.v. atelier 55
4. paardenstal met kas 120
5. schuilgelegenheid paarden 12
subtotaal bijbehorende bouwwerken 262
totaal 592

2.2.2 Ontsluiting

Het plangebied ligt achter het bebouwingslint van Cromvoirt te midden van het kleinschalige dorpslandschap. Rondom Cromvoirt heeft het landschap een hoge recreatieve belevingswaarde. Er is dan ook een veelgebruikt wandelroutenetwerk ('ommetje Cromvoirt') dat rond Cromvoirt loopt. De initiatiefnemers hebben delen van hun terrein opengesteld als onderdeel van deze wandelroute.

Het woonperceel is bereikbaar via een smalle toerit die loopt tussen de panden aan de St.-Lambertusstraat 68 en 72. Direct op het eind van deze toerit is ruimte voor parkeren. Via de voortuin kan men de woning bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0008.jpg"

ZICHT OP PERCEEL ST.-LAMBERTUSSTRAAT 70 VANAF TOEGANGSWEG

2.2.3 Tuin en landschap

De initiatiefnemers hebben de tuin rond het woonhuis met veel zorgvuldigheid en oog voor de kwaliteiten van het landschap ingericht. Zij hebben de kleinschalige structuur met landschapskamers, zoals die van oudsher hier voorkwam in dit deel van het agrarisch gebied, op een goede manier teruggebracht. Bij de inrichting van de gronden behorende bij St.-Lambertusstraat 70 is het principe van het boerenerf toegepast, met een formeel erf aan de voorzijde (met moes- en kruidentuin en siertuin) en een informeel werkerf aan de achterzijde (met werkschuren en landschapstuin). Een en ander zoals te zien op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0009.jpg"

BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED

Aan de westzijde is de woning ingepakt met bosschages en bosachtige beplanting. De siertuin met het terras onder een overkapping ligt ideaal ten zuiden van de woning. Oostelijk van de carport bevinden zich de kruiden- en moestuin. De onderdelen van de tuin rondom het huis zijn vormgegeven in architectonische geometrische vormen die worden gemarkeerd met hoge en lage beukenhagen.

Ten zuiden van de woning en de cultuurlijke tuindelen, verder het landschap in, is een grote landschapstuin aangelegd. Hier zijn vloeiende borders met natuurlijke, extensief beheerde beplanting aangelegd. Hier is met name ingezet op een rijke biotoop voor vogelsoorten, maar ook insecten en kleine zoogdieren komen hier veelvuldig voor. De beplantingskeuze is afgestemd om een grote biodiversiteit te bereiken. Via graspaden kan men tussen de borders lopen richting de Cromvoirtsedijk die de zuidelijke perceelgrens vormt.

Ten westen en oosten wordt het woonperceel met de tuinen geflankeerd door weiden voor onder meer schapen. Ook hier zijn al singels en/of bomenrijen aangebracht. Helemaal ten oosten van de tuin is een tijdelijke opslag voor groen- en tuinafval. Tussen deze opslag en de paardenstal ligt een informeel werkerf. Dit vormt tevens de scheiding tussen de tuin rondom de woning en de landschappelijke tuin.

2.2.4 Hoofdstructuur

2.3 Vlaamsche Schuur - Perceel St.-lambertusstraat 33

2.3.1 Bebouwing en functies

De Vlaamsche schuur behoort bij de oude langgevelboerderij St.-Lambertusstraat 33. Zowel de boerderij als de schuur zijn een gemeentelijk monument. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van de provincie is de bebouwing op het perceel aangegeven als 'overige bouwkunst' (CHW-code: HT118-005314). De beschrijving van de Vlaamsche schuur in het bijbehorende rapport luidt: "De schuur die mogelijk nog 17e of 18e eeuwse delen bevat heeft baksteen muurwerk en is ten dele gerabat. Dak gedekt met riet en oud Hollandse pannen. Een deel van de wanden is nog met riet bekleed."

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0015.jpg"

VLAAMSCHE SCHUUR OMSTREEKS 1982 (BRON: BHIC)

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0016.jpg"

DEKKEN VAN DE RIETEN KAP OMSTREEKS 1982 (BRON: BHIC)

De Vlaamsche schuur bestaat uit twee oorspronkelijk separate delen, die later aan elkaar zijn gebouwd. Met name de westelijke gevel geeft een interessant beeld. De schuur is ongeveer 10 x 20 meter en heeft daarmee een oppervlakte van circa 200 m². De goothoogte is ongeveer 1,50 meter en de bouwhoogte bedraagt circa 6 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0017.jpg"

VLAAMSCHE SCHUUR VANAF DE ST.-LAMBERTUSSTRAAT

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0018.jpg"

VLAAMSCHE SCHUUR MET DE LANGGEVELBOERDERIJ (BRON: FUNDA)

2.3.2 Groen

De Vlaamsche schuur staat momenteel op een woonperceel tezamen met de waardevolle woonboerderij. Het perceel is naast de bebouwing grotendeels ingericht als grasland. Direct ten westen van de Vlaamsche schuur staat een notenboom. Deze boom is niet door de gemeente opgenomen als 'waardevolle boom' in de vastgestelde 'Notitie Waardevolle Bomenlijst' en het 'Register Waardevolle Bomenlijst'. Deze notenboom zal bij de verplaatsing van de schuur wel behouden blijven. Er zullen beschermende maatregelen worden getroffen ten tijde van de werkzaamheden ten behoeve van de verplaatsing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0019.jpg"

TE BEHOUDEN NOTENBOOM BIJ VLAAMSCHE SCHUUR

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

3.1 Bebouwing En Functies

De initiatiefnemers willen de Vlaamsche schuur gaan gebruiken voor opslag en voor het lammeren van de schapen. Hiermee wordt de schuur niet alleen bouwkundig weer hersteld maar wordt ook de oorspronkelijke functie zoveel mogelijk in ere gehouden. Een dergelijk 'werkgebouw' hoort volgens het boerenerf-principe bij uitstek op het achtererf. Ook is de geplande locatie van de schuur zeer logisch, gezien de bestaande ruimtelijke opbouw van de tuin en het landschap, met de landschappelijke assen. De oppervlakte van de Vlaamsche schuur bedraagt circa 200 m².

Onderstaand schema geeft een overzicht van de bestaande en nieuwe gebouwen op het perceel St.-Lambertusstraat 70:

hoofdgebouwen bestaand nieuw
1. woonhuis 330
subtotaal hoofdgebouwen 330
bijbehorende bouwwerken
2. carport en terrasoverkapping 75
3. aanbouw t.b.v. atelier 55
4. paardenstal met kas 120
5. schuilgelegenheid paarden 12
6. Vlaamsche schuur 200
subtotaal bijbehorende bouwwerken 262 200
totaal 592 200

De bestaande woning ligt thans deels buiten het vigerende bouwvlak. Om dit te herstellen wordt in dit bestemmingsplan het bouwvlak vergroot van 345 m² tot 555 m². Dit is een vergroting van 210 m².

In het vigerende bestemmingsplan is een oppervlakte van maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Deze oppervlakte wordt met de bestaande en vergunde bijbehorende bouwwerken reeds overschreden met circa 182 m². Er staat namelijk al zo'n 262 m² aan bijbehorende bouwwerken. Daarom is in de regels van dit bestemmingsplan een maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 265 m² opgenomen.

Bovendien voorziet het plan in de toevoeging van de Vlaamsche schuur met een oppervlakte van circa 200 m². Voor de Vlaamsche schuur is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamsche schuur' opgenomen, zodat gewaarborgd is dat op deze locatie alleen de monumentale Vlaamsche schuur herbouwd kan worden. Zo wordt voorkomen dat deze extra toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor nieuwbouw.

3.2 Verkeer En Parkeren

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de vergroting van de bestemming 'Wonen - 2' ten behoeve van de verplaatsing van de Vlaamsche schuur en het legaliseren van de bestaande vergunde bijbehorende bouwwerken binnen de woonbestemming. Er wordt geen extra woning toegestaan. Als gevolg van het plan is er geen sprake van een toename van de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte. Er wordt dan ook niet voorzien in extra parkeerruimte op eigen terrein.

3.3 Tuin En Landschap

De initiatiefnemers willen de Vlaamsche schuur plaatsen daar waar nu het landschappelijke tuindeel begint, zoals aangegeven op onderstaande afbeelding. Hier is momenteel een plantvak met sierheesters. Het plantvak is deels afgeschermd met een haag van rode beuk. Direct ten noorden van het plantvak staan twee fruitbomen. De haag, de twee fruitbomen en een deel van de sierheesters worden verwijderd ten behoeve van de schuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0020.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

De nieuwe locatie van de schuur sluit aan op het bestaande informele werkerf tussen de bestaande werkschuur en de opslag voor groenafval. Er ontstaat een helder werkerf waarbij de bestaande schuur en de Vlaamsche schuur een mooi ensemble vormen. Ook is er voldoende ruimte voor de schuur voor het gewenste doel: opslag en lammeren van de schapen.

Overigens willen de initiatiefnemers de grasstructuur van het werkerf volledig intact houden; er zal daarom geen extra terreinverharding worden aangebracht. De Vlaamsche schuur zal worden opgenomen in het groene landschapsbeeld van het boerenerf, zoals dat vroeger ook het geval was.

Bovenal worden door deze situering de landschappelijke assen volledig behouden. De schuur past op deze plek uitstekend binnen de huidige tuinstructuur. De landschappelijke as vanaf de inrit krijgt hierdoor zelfs een hogere waarde: deze eindigt op de interessante lange gevel van de schuur. Door de grotere afstand van de bestaande woning komt de schuur beter tot zijn recht. Vanaf de omliggende wandelpaden, die voor publiek toegankelijk zijn gesteld, is de schuur zodoende goed beleefbaar. Het historisch-agrarische karakter van de Hoge Akker wordt hierdoor weer zichtbaar gemaakt. Een en ander zoals weergegeven op onderstaande impressies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0021.jpg"

IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR VANUIT PAARDENSTAL

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0022.jpg"

IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR VANAF TOERIT

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0023.jpg"

IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR MET WERKERF

Rondom de Vlaamsche schuur zal een strook grind worden aangelegd om het hemelwater afkomstig van het dak op te vangen. Aan de achterzijde van de schuur wordt een smalle greppel (eveneens gevuld met grind) gerealiseerd. Vanaf hier kan het water in de bodem infiltreren.

3.3.1 Argumentatie verplaatsing Vlaamsche schuur

Momenteel verkeert de Vlaamsche schuur op perceel St.-Lambertusstraat 33 in slechte staat. Door de verplaatsing naar het perceel St.-Lambertusstraat 70 kan dit cultuurhistorisch waardevolle gemeentelijke monument behouden blijven. De geplande locatie valt, samenvattend, als volgt te beargumenteren:

  1. 1. De afstand van de Vlaamsche schuur tot de bestemming 'Wonen - 2' is circa 15 meter. De schuur valt derhalve geheel binnen de 50 meter-zone rondom de woonbestemming.
  2. 2. Door deze situering wordt optimaal eer gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de Vlaamsche schuur.
  3. 3. In de huidige tuin zijn een aantal landschappelijke assen herkenbaar die de structuur van de woonkavel versterken. De geplande locatie voor de schuur vormt een versterking van dit assenstelsel.
  4. 4. Vanaf de recreatieve wandelpaden rondom en over het perceel van de initiatiefnemers is de schuur op deze plek op een goede manier beleefbaar. Dit komt de landschappelijke en recreatieve waarde van het gebied rondom Cromvoirt ten goede.
  5. 5. Vanaf de inrit naar het perceel en het wandelpad aan de noordzijde komt er, dankzij de situering van de schuur op deze plek, een goed zicht over de kruiden- en moestuin op de interessante lange gevel van de schuur.
  6. 6. Door de schuur te situeren nabij de bestaande schuur en de groenafvalopslag ontstaat een herkenbaar en ruim werkerf. De initiatiefnemers willen het groene beeld van dit werkerf behouden: er wordt geen extra verharding aangelegd.
  7. 7. De initiatiefnemers willen de schuur in ere herstellen en deze ook passend in de historische functie gebruiken: voor opslag en het lammeren van de schapen. Hiervoor is op deze plek voldoende ruimte op het werkerf voor de schuur.
  8. 8. Ten behoeve van de schuur hoeft maar weinig beplanting te worden gerooid. De schuur wordt op deze plek al op een goede manier ingepast door de overblijvende bestaande beplanting van de landschappelijke tuin.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het initiatief betreft het op het perceel toevoegen van een van elders te verplaatsen cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur en het repareren van het bestemmingsplan, waarbij reeds vergunde bijgebouwen in de woonbestemming worden opgenomen. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. De ruimtelijke impact van onderhavig plan is veel kleiner dan twaalf woningen. Voorliggend initiatief is daarmee geen stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0024.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse

Het plangebied ligt binnen de 'groenblauwe mantel', die overwegend bestaat uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Ontwikkelingen moeten qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel passen en rekening houden met omliggende waarden. Dit wordt betrokken bij de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit.

Als gevolg van het plan worden geen bestaande waarden of functies aangetast, zoals nader beschreven in hoofdstuk 5. De verplaatsing van de Vlaamsche schuur draagt juist bij aan het duurzame behoud van cultuurhistorisch waardevol landschap. Als de schuur niet verplaatst wordt is de kans groot dat deze verder zal vervallen en uiteindelijk uit het landschaps- en straatbeeld zal verdwijnen.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

4.3 Gemeentelijk Niveau

4.3.1 Structuurvisie Vught

De gemeenteraad van Vught heeft op 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt in het buitengebied van Cromvoirt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0026.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE VUGHT

Het algemene beleid in het buitengebied van Cromvoirt is gericht op behoud en versterking van de kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke en functionele karakteristiek. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zodanig te investeren in het landschap, dat het kleinschalige beeld in stand blijft. Belangrijk is het behoud van de groene uitstraling van het dorp en het vormgeven van de grenzen van het gebied. De te verplaatsen Vlaamsche schuur past goed in dit beleid, omdat hiermee een cultuurhistorisch waardevol monumentaal pand behouden kan blijven. Samen met een goede landschappelijke inpassing is er sprake van een kwaliteitsverbetering van het landschap en instandhouding van het gebied.

Conclusie

Het plan past in het beleid van de Structuurvisie Vught.

4.3.2 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Verordening ruimte in bepaalde

gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het

landschap. Aan de orde komen:

  • de benodigde investering;
  • de feitelijke tegenprestatie;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.

De gemeente Vught heeft op 17 mei 2016 de "Beleidsnotitie Kwaliteitsverbetering van het Landschap Gemeente Vught" vastgesteld. In deze notitie is een algemene werkwijze voor de kwaliteitsverbetering van het landschap vastgelegd voor het grondgebied van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

5.1 Bodemkwaliteit

5.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.2 Analyse

Voor het gehele gemeentelijke grondgebied heeft de gemeente Vught in 2006 een bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Onderhavig plangebied is op de bodemkwaliteitskaart opgenomen binnen de zone 'Brabant agrarisch op zand', waarvoor de bodem tot 2 meter onder maaiveld als 'schoon' is gekwalificeerd. De gronden ter plaatse van de te verplaatsen Vlaamsche schuur zijn al zo'n 20 jaar in gebruik als landschapstuin. Op basis hiervan is de verwachting dat sprake is van bodemverontreiniging laag.

Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van de bestemming 'Wonen - 2', maar niet in de toevoeging van een extra woning. De uitbreiding van de bestemming omvat de bestaande, reeds vergunde bijbehorende bouwwerken en de te verplaatsen Vlaamsche schuur. De Vlaamsche schuur wordt gebruikt voor opslag en het lammeren van de schapen.

Om de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Amitec een historisch bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Historisch bodemonderzoek, St.-Lambertusstraat 70 te Cromvoirt" (9 maart 2018, 18.706-NEN.01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Amitec concludeert dat de onderzoekslocatie als 'onverdacht' beschouwd mag worden. Op basis van de onderzoeksresultaten is géén verkennend onderzoek noodzakelijk en bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor het huidige gebruik en voor plaatsing van de Vlaamsche schuur op het perceel.

5.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

5.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de uitbreiding van een bestaande woonbestemming met het bouwvlak en de vergroting van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven en inrichtingen in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot de te vergroten woonbestemming.

bedrijf en/of inrichting SBI-code categorie richt-
afstand
werkelijke afstand
St.-Lambertusstraat 34: autohandel 451, 452, 454 2 30 m 268 m
St.-Lambertusstraat 34A: staalconstructiebedrijf 225, 331.1 3.2 100 m 235 m
St.-Lambertusstraat 36A: bedrijfsverzamelgebouw diversen 2 30 m 242 m
St.-Lambertusstraat 60: dorpshuis 94991-A 2 30 m 129 m
St.-Lambertusstraat 72: herberg 563.2 2 30 m 120 m
St.-Lambertusstraat ten noordoosten van plangebied: trapveld - - 10 m 17 m

Als gevolg van het plan worden geen nieuwe milieugevoelige objecten (woningen) mogelijk gemaakt. Wel wordt het bestaande bouwvlak ten behoeve van de woning vergroot. Er liggen geen nieuwe milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven en inrichtingen. De situatie rondom het trapveld ten noordoosten van het plangebied behoeft wel enige verklaring.

Trapveld

Direct ten noordoosten van het plangebied ligt een trapveld, dat in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'sportveld' heeft. Het trapveld behoort niet tot een sportvereniging en er worden dan ook geen wedstrijden gespeeld of trainingen gegeven. Ook is er geen verlichting bij het trapveld aanwezig. Het trapveld wordt sporadisch gebruikt door de jeugd uit Cromvoirt. Een richtafstand van 10 meter wordt derhalve als reëel gezien. De afstand tot het vigerende bouwvlak bedraagt circa 23 meter. Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot, zodat de volledige reeds aanwezige en vergunde woning hierbinnen komt te liggen. De afstand tot het geplande bouwvlak bedraagt dan circa 17 meter. De milieugevoelige woning ligt dus buiten de richtafstand van het trapveld.

Daarnaast wordt de woonbestemming ten behoeve van de bijbehorende bouwwerken en tuin vergroot. In het kader van de bedrijven en milieuzonering vormen de bijbehorende bouwwerken en tuin echter geen milieugevoelige objecten. Ook de te verplaatsen Vlaamsche schuur is geen milieugevoelig object: dit gebouw wordt gebruikt ten behoeve van opslag en het lammeren van schapen en er zullen geen mensen verblijven.


Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.3.2 Analyse

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten (woningen). Bovendien is op de Risicokaart te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.4 Geurhinder Veehouderijen

5.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.4.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten (woningen). Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde. Bovendien liggen in de omgeving van het plangebied geen veehouderijen.

5.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.5 Geluid

5.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.5.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Bovendien ligt het plangebied niet binnen de onderzoekszones van wegen. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

Het plangebied ligt ook niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat de uitbreiding van een woonbestemming ten behoeve van bijbehorende bouwwerken. Het plan voorziet niet in nieuwe woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2016, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.7 Archeologie

5.7.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.7.2 Analyse

De gemeente Vught beschikt niet over eigen archeologisch beleid. Daarom wordt de provinciale CHW-kaart gehanteerd. Volgens deze kaart ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische trefkans. In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied een gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', waarvoor een onderzoeksplicht geldt bij onder andere het verharden van een oppervlakte van meer dan 100 m².

De te verplaatsen Vlaamsche schuur heeft weliswaar een oppervlakte van circa 200 m², waardoor een archeologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. Op basis van onderstaande argumentatie wordt geconcludeerd dat een archeologisch onderzoek voor de te verplaatsen Vlaamsche schuur echter niet nodig is:

  1. 1. De verplaatsing van de Vlaamsche schuur heeft een beperkte impact op de bodem. De schuur bestaat uit een gebint met een rieten kap, waarbij het gewicht rust op acht poeren. De architect die betrokken is bij de verplaatsing van de Vlaamsche schuur adviseert om onder elke poer een betonnen fundering van 80 x 80 cm te storten. De stenen muur van de schuur wordt gefundeerd in een smalle gleuf van circa 60 cm breed en niet meer dan 80 cm diep. De buitenwanden worden op deze manier gefundeerd. Dit betekent een smalle fundering over een lengte van circa 60 meter. In totaal is daarmee sprake van een bodemverstoring van circa 42,5 m² op een diepte van niet meer dan 80 cm -mv. De funderingsoppervlakte blijft daarmee ruim onder de 100 m².
  2. 2. De binnenvloeren van de Vlaamsche schuur zullen niet verhard worden uitgevoerd.
  3. 3. Daarnaast zijn de funderingen verspreid over een oppervlakte van circa 200 m². Er valt redelijkerwijs te verwachten dat dit geen invloed heeft op eventuele archeologische waarden.
  4. 4. Momenteel is het plangebied ter plaatse van de geplande schuur reeds ingeplant met boom- en struikbeplanting, waardoor de bodem reeds tot een diepte van circa 1 meter -mv doorworteld is. Het gebied is voorheen in agrarisch gebruik geweest waarbij waarschijnlijk ook geploegd is. Eventuele archeologische waarden zullen door het aanbrengen van de beperkte funderingen niet verder verstoord worden.

Ter plaatse van het plangebied zal op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge arceheologische verwachtingswaarde' overgenomen worden uit het vigerende bestemmingsplan. Dit om de archeologische waarden ook in de toekomst te blijven beschermen.

Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Vught en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

5.7.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.8 Cultuurhistorie

5.8.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.8.2 Analyse

Het plan omvat de verplaatsing van een cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur. Over de verplaatsing is reeds uitgebreid met de gemeente, provincie en monumentencommissie gesproken. Al deze partijen hebben aangegeven mee te willen werken aan de verplaatsing.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart met daarop de rijksinformatie en de provinciale belangen. Hierop zijn grote regionale vlakken en landschappen met cultuurhistorische waarden aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0027.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT - RIJK EN PROVINCIE

Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen:

  1. 1. regio - Meierij;
  2. 2. cultuurhistorisch landschap - Loonse en Drunense Duinen;
  3. 3. archeologisch landschap - Dekzandrug Tilburg - Den Bosch.

Hierna wordt het plan getoetst aan de cultuurhistorische waarden die gelden binnen deze aanduidingen.

Ad 1. regio - Meierij

Dragende structuren in de regio Meierij zijn onder meer de oude agrarische cultuurlandschappen met akkercomplexen, beemden, broekgebieden en de dorpen en buurtschappen met langgevelboerderijen. De provincie wil de samenhang van deze en andere dragende structuren behouden door ontwikkeling of versterking. Daarnaast wil de provincie de cultuurhistorische waarden in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten en het bodemarchief van de archeologische landschappen (zie ad 3.) duurzaam en in samenhang behouden.

De verplaatsing van de Vlaamsche schuur draagt bij aan deze strategieën. Een cultuurhistorisch waardevol monument kan op deze manier behouden blijven en weer voor een oorspronkelijk doel in gebruik worden genomen. De initiatiefnemers hebben een deel van hun gronden opengesteld voor het 'ommetje Cromvoirt', een recreatieve wandelroute rondom het dorp. Vanaf deze route wordt de Vlaamsche schuur weer beleefbaar.

Ad 2. cultuurhistorisch landschap - Loonse en Drunense Duinen

Voor dit landschap gelden strategieën ten behoeve van:

  • het behoud van het stuifzandgebied;
    Het plan heeft geen invloed op het stuifzandgebied van de Loonse en Drunense Duinen, maar ligt in het halfopen agrarische landschap ten oosten daarvan.
  • de natuurontwikkelings- en recreatieve opgave afstemmen met de cultuurhistorische waarden;
    Het plan omvat geen natuurontwikkeling of recreatieve ontwikkeling, maar slechts de verplaatsing van een Vlaamsche schuur. Hoewel de schuur een recreatieve meerwaarde voor het landschap heeft, is dit niet het hoofddoel.
  • de economische dragers afstemmen op de cultuurhistorische identiteit Loonse en Drunense Duinen;
    Het plan omvat geen economische drager, maar slechts de verplaatsing van een bestaande Vlaamsche schuur. Deze strategie is derhalve niet van toepassing.
  • het vergroten van de cultuurhistorische waardering door het vergroten van de beleving;
    Het plangebied ligt in het halfopen agrarische landschap ten zuiden van Cromvoirt. Hier is een verscheidenheid aan landschapselementen. Het plan respecteert bestaande groenstructuren. Het plan omvat de verplaatsing van een cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur van een klein perceel omgeven door de bebouwing van Cromvoirt naar een ruim, groen perceel midden in het agrarische gebied. Door wandelaars die gebruik maken van het 'ommetje Cromvoirt' is de schuur een toevoeging voor de cultuurhistorische en landschappelijke beleving van het gebied. Ook de Cromvoirtsedijk, ten zuiden van het plangebied, is een waardevol element dat bijdraagt aan de beleving. Deze lijn wordt als gevolg van het plan niet aangetast.

Ad 3. archeologisch landschap - Dekzandrug Tilburg - Den Bosch

Hier is de strategie 'het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief'. Dit aspect is nader uitgewerkt in paragraaf 5.7.

Naast deze regionale landschappen zijn ook overige cultuurhistorische waarden in kaart gebracht. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart met daarop de overige waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-VG01_0028.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT - OVERIG

Hierop is te zien dat de Cromvoirtsedijk ten zuiden van het plangebied is aangeduid als een historisch groenelement. Het plan tast deze structuur niet aan. Het dorp Cromvoirt is aangeduid als een gebied met zeer hoge historische stedenbouw. Het plangebied ligt buiten deze aanduiding en vormt geen aantasting van deze waarden.

Ook is te zien dat de Vlaamsche schuur, samen met de boerderij, op het adres St.-Lambertusstraat 33 is aangeduid als 'overige bouwkunst'. Het betreft een gemeentelijk monument op een relatief klein perceel dat is omgeven door bebouwing op de buurpercelen. Het perceel met de boerderij en de schuur staat al enkele jaren te koop. De boerderij en de schuur zijn momenteel vervallen en zijn ingepakt om verder verval tegen te gaan. Door de verplaatsing kan deze monumentale schuur behouden blijven. Het perceel St.-Lambertusstraat 33 krijgt hierdoor een grotere tuin, wat de kans op verkoop - en uiteindelijk ook het behoud van de monumentale boerderij - vergroot.

5.8.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan. Door de verplaatsing van de Vlaamsche schuur kan een cultuurhistorisch waardevol monument behouden blijven en kan de recreatieve landschapsbeleving versterkt worden.

5.9 Natuurwaarden

5.9.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.9.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar. Voorliggende uitbreiding van de woonbestemming behoort tot de autonome groei. Een nadere toetsing aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Omdat de bestaande Vlaamsche schuur wordt afgebroken en herbouwd op een locatie die thans in gebruik is als landschapstuin, is een onderzoek naar de mogelijk voorkomende natuurwaarden noodzakelijk. Staro heeft een toets flora en fauna uitgevoerd: rapport "" (3 april 2018, nr. 18-0090). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3.

Flora

Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Er zijn alleen algemene plantensoorten aangetroffen. Bevindingen uit het veldbezoek tonen aan dat in de plangebieden geschikte biotopen ontbreken voor beschermde plantensoorten. Derhalve is de aanwezigheid van beschermde plantensoorten in de plangebieden uit te sluiten.

Amfibieën

Het is niet uit te sluiten dat de algemene soorten amfibieën gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker en kleine watersalamander (alle §3.3 wn) in het plangebied voorkomen. Voor deze soorten geldt in de provincie Noord-Brabant in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen.

Op een afstand van circa 150 meter ten zuidwesten van de geplande locatie van de Vlaamsche schuur loopt de Zandley en liggen enkele poelen. Ook poelkikker, kamsalamander en Alpenwatersalamander kunnen het zuidelijke plangebied als land- en overwinteringshabitat gebruiken. Voor de poelkikker, kamsalamander en Alpenwatersalamander geldt geen vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Voor het verwijderen van de vegetatie geldt dat deze niet tijdens de overwinteringsperiode voor poelkikker en kamsalamander mogen worden verwijderd. Voor poelkikker geldt een overwinteringsperiode van half oktober tot en met half april (Kennisdocument Poelkikker, BIJ12) en voor kamsalamander geldt een overwinteringsperiode van november tot en met februari (Kennisdocument Kamsalamander, BIJ12). Er worden geen poelen gedempt in of nabij het plangebied. Het leefgebied van de poelkikker en Alpenwatersalamander gaat hiermee niet verloren.

De Alpenwatersalamander is een soort van tabel 2 van de voormalige Flora- en faunawet. Onder de Wet natuurbescherming mag voor deze soorten gebruik worden gemaakt van een goedgekeurde gedragscode. In dit geval dient gewerkt te worden volgens de gedragscode flora en fauna voor Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Vereniging Stadswerk Nederland.

Voor het zorgvuldig handelen dient de volgende periode en werkwijze te worden gehanteerd:

  • Het uitvoeren van graafwerkzaamheden op locaties waar tabel-2 soorten amfibieën voorkomen vindt plaats in de periode buiten de overwinteringsperiode van deze soorten. De overwinteringsperiode duurt van 1 november – 15 maart.

Vogels

De plangebieden zijn geschikt als broed- en foerageergebied voor algemene vogelsoorten. De voorgenomen plannen hebben geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van broed- en foerageergebied van vogels. Indien vogels aan het broeden zijn kan het verwijderen van bomen en beplanting niet plaatsvinden zonder deze dieren te verstoren. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen van vogels te verwijderen/snoeien wordt voorkomen dat negatieve effecten zullen optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.

Het plangebied wordt mogelijk door steenuil en kerkuil als foerageergebied gebruikt. Na de werkzaamheden is het plangebied nog steeds geschikt als foerageergebied en er blijft in de omgeving genoeg alternatief foerageergebied aanwezig.

Vleermuizen

De plangebieden zijn geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen de bebouwing en begroeiing gebruiken om langs te foerageren. De voorgenomen plannen hebben tijdelijk een negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen. Na de werkzaamheden blijven de plangebieden (deels) geschikt als foerageergebieden voor vleermuizen en in de omgeving blijft voldoende, even geschikt foerageergebied aanwezig. Ook kunnen de bomen aan de oostzijde van het zuidelijke plangebied dienst doen als vliegroute voor vleermuizen. De Vlaamsche schuur is in de huidige (ingepakte) staat ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. In de andere gebouwen in en in de omgeving van de plangebieden zijn mogelijk wel verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Vanwege het feit dat deze gebouwen blijven staan is het uit te sluiten dat de voorgenomen plannen een negatief effect hebben op verblijfplaatsen van vleermuizen.

Zoogdieren

Uit het veldbezoek blijkt dat de plangebieden voor een aantal algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren geschikt zijn als leefgebied, zoals vos, konijn, haas, egel en algemene muizensoorten. Mogelijk functioneert het plangebied als (onderdeel van het) leefgebied van deze grondgebonden zoogdieren van §3.3 wn. De voorgenomen werkzaamheden hebben tot gevolg dat (een deel van) het leefgebied van deze soorten verdwijnt. Voor deze soorten van §3.3 wn geldt in provincie Noord-Brabant in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is zodoende niet noodzakelijk mitigerende maatregelen te nemen.

Vanwege de begroeiing in en om het zuidelijke plangebied is het niet uit te sluiten dat kleine marterachtigen (wezel, hermelijn en bunzing) het plangebied als leefgebied gebruiken. Vanwege het feit dat er alleen vegetatie in het midden van het zuidelijke plangebied verwijderd wordt, is het uit te sluiten dat door de voorgenomen plannen verblijfplaatsen van kleine marterachtigen verloren gaan. Door het verwijderen van de vegetatie verdwijnt er tijdelijk wel een gedeelte van het leefgebied voor kleine marters. Er blijft in de omgeving echter voldoende, even geschikt leefgebied aanwezig.

Advies en aanbevelingen

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits:

  1. 1. het verwijderen van vegetatie wordt uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
  2. 2. er ten behoeve van het in functie blijven van het foerageergebied van vleermuizen en uilen enkel overdag gewerkt wordt.
  3. 3. er, ten behoeve van de mogelijk voorkomende Alpenwatersalamander, gewerkt wordt volgens de gedragscode flora en fauna voor Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Vereniging Stadswerk Nederland (graafwerkzaamheden buiten de overwinteringperiode van 1 november – 15 maart).
  4. 4. er, ten behoeve van de mogelijk voorkomende poelkikker en kamsalamander, gewerkt wordt buiten de overwinteringsperiode van poelkikker (half oktober tot en met half april) en kamsalamander (november tot en met februari).

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.9.3 Ecologische potenties verplaatsen Vlaamsche schuur

Staro heeft een toets flora en fauna, zoals opgenomen als bijlage 3, uitgevoerd en daarbij eveneens de ecologische potenties van de Vlaamsche schuur benoemd, zoals onderstaand overgenomen.

Het verplaatsen van de Vlaamsche schuur kan ecologisch gezien een meerwaarde opleveren voor de nieuwe locatie. De schuur kan nestgelegenheid bieden aan de boerenzwaluw. Deze vogels broeden in schuren en stallen. De vogels moeten dan wel toegang hebben tot de schuur. Doordat het voornemen is om schapen in de schuur te stallen, zijn er insecten aanwezig waarop de boerenzwaluw kan foerageren.

De huiszwaluw broedt aan de buitenzijde van gebouwen. Deze soort is iets minder algemeen dan de boerenzwaluw. De Vlaamsche schuur kan ook aan de huiszwaluw broedgelegenheid bieden. Eventueel kunnen nestplankjes of kunstnesten voor deze soort onder de dakoverstek aan de buitenzijde van de schuur worden aangebracht, maar ook op eigen kracht kan de huiszwaluw een nest maken aan de schuur.

De Vlaamsche schuur kan ook nestgelegenheid bieden aan huismussen. Deze soort kan in de schuur en onder het dak plekken vinden om nesten te maken. De landschapstuin biedt geschikt foerageergebied voor huismussen en er zijn ook plekken voor stofbaden en drinkwater aanwezig.

In de huidige situatie wordt de landschapstuin waarschijnlijk door vleermuizen gebruikt om te foerageren. Mogelijk hebben vleermuizen in de gebouwen verblijfplaatsen. Ook in de te restaureren Vlaamsche schuur kunnen vleermuizen verblijfplaatsen vinden. Om de schuur beter geschikt te maken voor verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen vleermuiskasten worden opgehangen of worden geïntegreerd in het gebouw. Het is ook mogelijk ruimtes te creeëren achter planken of betimmering waar vleermuizen kunnen wegkruipen.

De Vlaamsche schuur kan als zitplek (roestplek) functioneren voor kerkuil en/of steenuil. Kerkuil heeft al een nestplek in een schuur in de tuin. Hierdoor zal de Vlaamsche schuur niet zo snel als nestplek door kerkuil worden gebruikt. Als de schuur toegankelijk is voor steenuil kan deze er mogelijk wel gaan broeden. Om dit te stimuleren kan een nestkast voor steenuil worden opgehangen in de schuur.

5.9.4 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Bovendien biedt de Vlaamsche schuur ecologische potentie als rust- en verblijfsplaats voor een aantal beschermde soorten.

5.10 Waterparagraaf

5.10.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.10.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.10.3 Watersysteem

5.10.4 Hemelwater

5.10.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Voor wat betreft de te verplaatsen Vlaamsche schuur zal geen sprake zijn van afvalwater.

5.10.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.10.7 Advies waterschap

Het ontwerpbestemmingsplan is op 24 mei 2018 aan het waterschap De Dommel toegestuurd. Op 12 juni 2018 heeft het waterschap via een brief een positief advies afgegeven.

5.11 Milieueffectrapportage

5.11.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

5.11.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject [...]', zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.11.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een realisatieovereenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.2 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen - 2 (artikel 3)

De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Wonen - 2'. Voor het bouwperceel is vastgelegd dat er één woning inclusief bijbehorende bouwwerken is toegestaan. Voor de Vlaamsche schuur is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamsche schuur' opgenomen, om te waarborgen dat deze bouwrechten alleen worden gebruikt voor het verplaatsen van de monumentale schuur en niet voor nieuwbouw.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 5) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels (artikel 6) In dit artikel is een regeling opgenomen voor aan huis gebonden beroepen en bedrijven.

Algemene afwijkingsregels (artikel 7) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsregel voor het in beperkte mate verleggen van bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels (artikel 9)

In deze regel staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijking van het bestemmingsplan, een wijzigingsbevoegdheid, de nadere eisen-regeling, de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Overige regels (artikel 10)
Dit artikel bevat regels aangaande de aanduiding 'Middelhoge en hoge archeologischeverwachtingswaarde'. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument, zoals overgenomen uit het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  2. 2. Vaststelling door gemeenteraad
  3. 3. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn gedurende deze periode geen zienswijzen binnengekomen.

8.2 Vaststelling Door Gemeenteraad

Op 13 september 2018 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Het Vaststellingsbesluit is bijgevoegd.

Bijlage 1 Verordening Ruimte Noord-brabant Artikelen Kwaliteitswinst

Bijlage 1 Verordening ruimte Noord-Brabant artikelen kwaliteitswinst

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Berekening Kwaliteitsverbetering Landschap

Bijlage 1 Berekening kwaliteitsverbetering landschap

Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 3 Toets Flora En Fauna

Bijlage 3 Toets flora en fauna