KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - 2
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Dienstverlening
Artikel 11 Gemengd
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Kantoor
Artikel 15 Maatschappelijk
Artikel 16 Molen
Artikel 17 Natuur
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Bosvilla
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 24 Leiding - Rioolwatertransportleiding
Artikel 25 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Waterstaat - Waterberging
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Situering En Begrenzing
2.2 Ruimtelijke Opzet En Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Nota Van Uitgangspunten
4.3 Beheer
4.4 Bouwmogelijkheden
4.5 Ontwikkelingslocaties
Hoofdstuk 5 Milieu- En Waardenaspecten
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2 Bodem
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Flora En Fauna
5.5 Geluid
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Watertoets
5.8 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Systematiek Van De Planregels
6.3 Beschrijving Per Bestemming
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Inspraak
8.2 Overleg
8.3 Vaststellingsprocedure
8.4 Beroep
Bijlage 1 Verbeelding 1
Bijlage 2 Verbeelding 2
Bijlage 3 Verbeelding 3
Bijlage 4 Verbeelding 4
Bijlage 5 Verbeelding 5
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 2 Nota Van Wijzigingen
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties
Bijlage 4 Archeologisch En Fysisch Landschap
Bijlage 5 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 6 Legenda Archeologie
Bijlage 7 Topografie Omstreeks 1850
Bijlage 8 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 9 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 10 Staat Van Horeca-activiteiten

Aalst

Bestemmingsplan - Gemeente Waalre

Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Aalst' van de gemeente Waalre.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0866.BP00142-0201 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat direct dan wel niet direct ten dienste staat aan de woonfunctie.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg tijdelijk gehuisvest is.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.9 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van het handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.12 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.14 bestemmingsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw:

een gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

een begane grond of een hogere gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap met een helling van niet meer dan 70 graden en kelders e.d. niet worden meegerekend.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 carport:

een bouwwerk op het erf van een perceel, dat strekt tot de vergroting van het woongenot en dat minimaal aan twee zijden open is. Een carport welke wordt gebouwd tegen een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende bouwperceel, behoeft slechts aan een zijde open te zijn.

1.24 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 extensief dagrecreatief medegebruik

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals wandelen en fietsen.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, genoem in artikel 2.1 juncto bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (geluidzoneringsplichtige inrichtingen).

1.30 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.32 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

Horeca, categorie 1 "lichte horeca"

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma /grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Horeca, categorie 3 "zware horeca"

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.33 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.34 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 kap:

een dak bestaande uit minimaal één hellend dakvlak:

1.36 maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening.

1.37 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39 ondergeschikte horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.40 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.41 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.

1.42 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.43 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 speelvoorziening:

speelgelegenheid, speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen.

1.47 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.49 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.50 vrijstaand bijgebouw:

een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, een berging of een hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.51 wet/wettelijke regeling:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.52 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

1.53 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van het hoofdgebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van niet meer dan één agrarisch bedrijf met de daarbij behorende voorzieningen, gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub c ten behoeve van de minimale onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen, indien zulks mogelijk is vanuit een oogpunt van (brand)veiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of opstallen voor detail- en/of groothandel, behoudens de verkoop in het klein als niet-zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf, mits deze verkoop beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde goederen;
  3. c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor het beproeven van of racen of crossen met motoren of motorvoertuigen;
  4. d. het bedrijfsmatig stallen van caravans en duurzaam opslaan van goederen, welke niet meldingsplichtig c.q. vergunningplichtig zijn op grond van de Wet Milieubeheer, anders dan als nevenactiviteit waarvan een omgevingsvergunning is verleend door het bevoegd gezag op grond van artikel 3.5;
  5. e. het gebruik van een bouwperceel als standplaats voor meer dan één kampeermiddel;
  6. f. opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. opslagplaats voor bouw- en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4sub d voor medegebruik van bedrijfsgebouwen als nevenactiviteit ten behoeve van:

  1. a. duurzame opslag van goederen welke niet meldingsplichtig c.q. vergunningplichtig zijn op grond van de Wet Milieubeheer mits de activiteiten in de bedrijfsgebouwen plaatsvinden en geen bouwkundige aanpassingen inwendig dan wel uitwendig van het desbetreffende gebouwbehoeft plaats te vinden;
  2. b. stalling van caravans mits dit plaatsvindt in de bedrijfsgebouwen en geen bouwkundige aanpassingen inwendig dan wel uitwendig van het desbetreffende gebouw behoeft plaats te vinden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, al dan niet in combinatie met kantoren;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor detailhandel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg inclusief een autowasserij;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. groenvoorzieningen;
  4. j. verhardingen
  5. k. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 4.1 sub f;
  3. c. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 4.1 sub g;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, al dan niet in combinatie met kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3' zijn tevens bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, al dan niet in combinatie met kantoren, toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', voor een aannemersbedrijf in de categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autodemontagebedrijf', voor een autodemontagebedrijf in de categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  5. e. dienstverlening, al dan niet in combinatie met kantoren;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. groenvoorzieningen;
  4. j. verhardingen;
  5. k. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel;
  3. c. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 5.1 sub d;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1ten behoeve van:

  1. a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf, welke voorkomt in categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals vermeld in de bij de regels behorende bijlage 1;
  2. b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf, welke niet vermeld is in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met bedrijven die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;

met de daarbijbehorende:

  1. b. terreinen, ontsluitingswegen en -paden;
  2. c. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van bos en natuurwaarden;
  2. b. extensief recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen en paardrijden;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. behoud van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

In of op deze gronden mag niet worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van afscheidingen met in achtneming van de volgende regels:

  1. 1. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  2. 2. de afscheiding bestaat uit minimaal 85% open constructie.

7.4 Specifieke gebruikregels

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor centrumvoorzieningen met de functies:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten';
  2. b. horeca van categorie 1 en 2, met dien verstande dat horeca niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
  3. c. wonen uitsluitend op de verdieping;
  4. d. praktijkruimten ten behoeve van beoefenaren van vrije beroepen en daarmee vergelijkbare beroepen of bedrijven;
  5. e. kantoren;
  6. f. dienstverlening;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'sm-kdv' voor een kinderdagverblijf.

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. openbare ruimte;
  2. i. parkeren;
  3. j. ontsluitingswegen;
  4. k. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

8.2 Bouwregels

Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  3. c. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  4. d. daar waar het maximum aantal wooneenheden is opgenomen op de verbeelding mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  5. e. binnen als buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede bij deze doeleinden behorende additionele voorzieningen zoals kiosken, een podium, straatmeubilair en kunstwerken toegestaan;
  6. f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 meter, behoudens erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 8.2 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. prostitutie.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'w' voor wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'dhv' enkel voor detailhandel in volumineuze goederen, ongeregelde goederen en restpartijen.

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. perifere detailhandel;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. prostitutie.

Artikel 10 Dienstverlening

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen, uitsluitend op de verdieping;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'pg' voor het (ondergronds) bouwen van een parkeergarage;

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. prostitutie.

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. kantoren;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. f. wegen en paden;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. prostitutie.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. paden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 sub b voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 8 meter, met dien verstande dat:

  1. a. de vergunning slechts ten behoeve van kunstwerken en speelvoorzieningen verleend wordt;
  2. b. de kunstwerken en/of speelvoorzieningen onderdeel uitmaken van een inrichtingsplan van de betrokken groenzone.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', voor horeca categorie 1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', voor horeca categorie 2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', voor wonen;

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. discotheken, dancing, nachtclub of partycentrum;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. prostitutie.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', voor wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug', voor een loopbrug;

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. prostitutie.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gezondheidscentrum;
  2. b. onderwijsvoorzieningen;
  3. c. openbare dienstverlening;
  4. d. kinderdagverblijven
  5. e. religieuze voorzieningen;
  6. f. sportvoorzieningen;
  7. g. welzijnsinstellingen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', voor een begraafplaats;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', voor wonen;
  10. j. ondergeschikte horeca met dien verstande dat uitsluitend horeca is toegestaan in categorie 1a van de 'Staat van horeca-activiteiten';

met daarbij behorende:

  1. k. groenvoorzieningen;
  2. l. parkeervoorzieningen;
  3. m. speelvoorzieningen;
  4. n. waterhuishoudkundige doeleinden;
  5. o. wegen en paden.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken:

  1. a. voor het verstrekken van logies;
  2. b. voor horeca in de vorm van (commerciële) zalenverhuur;
  3. c. voor muziek- en dansfeesten.

Artikel 16 Molen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het beboud van de aanwezige molen met bijbehorende molenbelt van cultuurhistorische waarden, met daarbij beborende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. er is maximaal 1 molen toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de afmetingen van de molen, zoals aanwezig op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, mogen niet worden gewijzigd, tenzij wijziging noodzakelijk is in verband met de restauratie van de molen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat dat hoogte niet meer bedraagt dan 1 meter.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  3. c. meandering van de Tongelreep;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende voorzieningen als wandelpaden, zitbankjes e.d.

17.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van waterberging met een hoogte van maximaal 2 meter.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een verboden gebruik wordt naast het aldaar bepaalde voorts begrepen:

  1. a. de aanleg van volkstuinen;
  2. b. de aanleg of het verharden van interne ontsluitingswegen of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. c. agrarisch gebruik, behoudens voor zover dat gebruik gericht is op het behoud en/of herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  4. d. standplaats voor meer dan één kampeermiddel;
  5. e. opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
  7. g. opslagplaats voor bouw- en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeren (ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  3. c. voor zover aangeduid als 'Waterberging' als reserveringsgebied ten behoeve van de realisering van waterberging;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. geluidswerende voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen.
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  6. f. wegen, straten, pleinen en paden;
  7. g. kabels en leidingen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'ga', voor garageboxen;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterberging;
  4. d. natuuroevers;
  5. e. meandering van de Tongelreep;
  6. f. duikers en bruggen.

met daarbij behorende voorzieningen als beschoeiingen, kades en voorzieningen voor het peilbeheer.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mede voor detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mede voor een kantoor;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapper', mede voor een kapper;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandarts', mede voor een tandarts;
  10. j. vrije beroepen.

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Wonen - Bosvilla

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bosvilla's' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in grondgebonden woningen;
  2. b. bos;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. parkeren (op eigen terrein ten behoeve van de bewoners van het desbetreffende perceel);
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbinding.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Rioolwatertransportleiding

24.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft.

24.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 24.1 omschreven doeleinden;
  3. c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen

  1. a. De aanvrager van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet, die betrekking heeft op gronden met een archeologische waarde of hoge/middelhoge archeologische verwachting, overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  1. b. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid a van dit artikel genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen geschaad;
    2. 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  1. c. In de situatie zoals bedoeld in het lid b van dit artikel, kunnen burgemeester en wethouder de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. d. Lid a is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt maakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 100m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat uitstluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte met ten minste 3m.
  1. e. Indien het lid c, sub 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  1. f. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, als bedoeld in lid a, waaraan voorschriften zijn verbonden, als bedoeld in lid c, is lid d, aanhef en de onderdelen 2 en 3, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Lid b, c en e zijn van overeenkomstige toepassing.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als archeologische waarde of hoge/middelhoge archeologische verwachting, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingswet, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    1. 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, en aanleggen van drainage op een grotere diepte van 30cm;
    2. 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    3. 3. verlagen of verhogen van het waterpijl;
    4. 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    5. 5. aanleggen van ondergrondse kabels of leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. 6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
  1. b. Het verbod als bedoeld in het lid a is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:
    1. 1. worden uitgevoerd door het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 25.2 van toepassing is;
    2. 2. een oppervlakte beslaan van ten hoogte 100m2;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning, of;
    5. 5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  1. c. De aanvrager van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a, die betrekking heeft op gronden met een archeologische waarde of hoge/middelhoge archeologische verwachting overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
  1. d. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid c genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.
  1. e. In de situatie als bedoeld in lid d, onderdeel 2, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  1. f. Indien het lid e, onderdeel 3, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
  1. g. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in het lid a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid e, is lid b, aanhef en onderdeel 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Lid d, e en f zijn van overeenkomstige toepassing.

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangewezen gronden die bij wijze van dubbelbestemming bestemd zijn voor behoud en bescherming van potentiële archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien:
    1. 1. uit nader archeolgisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  1. b. Bij een besluit als bedoeld in het lid a, geven burgemeester en wethouders de grenzen en de diepte aan waarvoor de wijziging of de gehele of gedeeltelijke verwijdering van de verbeelding geldt.

Artikel 26 Waterstaat - Waterberging

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water en het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor Waterstaat - Waterberging mede bestemde gronden.
  2. b. Het onder 26.2 sub a genoemde verbod is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Waterberging met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 26.2 sub a voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied is verzekerd en het waterschap daarover heeft geadviseerd.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen

  1. a. Het is verboden om op de voor Waterstaat - Waterberging aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegd gezag:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen of wijzigen van kaden.
  1. b. Het in 26.4 sub a genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
    2. 2. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
  1. c. De in 26.4 sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:
    1. 1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering;
    2. 2. handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
    3. 3. door deze werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, het waterbergend vermogen van het regionale waterbergingsgebied niet onevenredig wordt aangetast.

d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 26.4 sub a hoort zij het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

28.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels

29.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

29.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat deze gronden zijn aangewezen voor de bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 30 Algemene Gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. 1. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  2. 2. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten (met uitzondering van goot- en bouwhoogten van bijgebouwen), oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%;
  2. b. de bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot een hoogte van 40 m.

31.2 Voorwaarden

Een afwijking als bedoeld in artikel 31.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Aalst.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 mei 2013.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Waalre is voornemens om een bestemmingsplanherziening op te stellen voor de kern Aalst, vanwege de volgende redenen:

  • De tienjaarlijkse herzieningsplicht uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het huidige bestemmingsplan 'Aalst' heeft een gedetailleerde opzet. De gemeente streeft naar een flexibeler bestemmingsplan. Deze flexibiliteit komt onder andere tot uitdrukking in de verruiming van de bouwmogelijkheden bij woonfuncties.
  • Aan enkele percelen en regels uit het vigerende bestemmingsplan is goedkeuring onthouden. Aan deze percelen dient een passende bestemming te worden gegeven.
  • Er zijn diverse (binnenplanse en buitenplanse) vrijstellingen (en) verleend, die verwerkt dienen te worden in de herziening van het bestemmingsplan 'Aalst'.

Het bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak. Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd zonder ontwikkelingen.

1.2 De Onderdelen Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting maakt juridisch geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken waarin de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals een visualiserende functie van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven. Zowel de verbeelding als de regels zijn juridisch bindend.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het ter plaatse vigerende bestemmingsplan is 'Bestemmingsplan Aalst', vastgesteld op 5 februari 2002, nr. (VIII - 4) en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 22 juni en 24 september 2004.

1.4 Leeswijzer

In dit bestemmingsplan volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied (situering en begrenzing, ruimtelijke opzet en ontwikkelingen). Het relevante beleidskader staat centraal in hoofdstuk 3, gevolgd door de beschrijving van het plan (voorwaarden, visie en beeldkwaliteit) in hoofdstuk 4. De milieu- en waardenaspecten zoals archeologie en cultuurhistorie, geluid en externe veiligheid worden besproken in hoofdstuk 5. Uiteindelijk is het bestemmingsplan Aalst juridisch vastgelegd met behulp van de regels en de verbeelding. De opzet hiervan is beschreven in hoofdstuk 6. De uitvoerbaarheid van het plan (economisch en handhaving) komt in hoofdstuk 7 aan de orde. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan zal verslag worden gedaan van inspraak en (voor)overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

In dit hoofdstuk staat de huidige situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plangebied, alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur.

2.1 Situering En Begrenzing

De gemeente Waalre is gelegen ten zuiden van het grondgebied van de gemeente Eindhoven, in het zuidoosten van de provincie Noord-Brabant. De gemeente heeft twee bebouwingsconcentraties, namelijk het oostelijk gelegen Aalst en het westelijk gelegen kerkdorp Waalre. Aalst is gelegen aan weerszijden van de verbindingsweg Eindhoven - Valkenswaard (N69) en wordt gevormd door de wijken Ekenrooi en Voldijn en het kerkdorp Aalst. Het kerkdorp Waalre wordt doorsneden door de weg Veldhoven - Valkenswaard. De gemeente heeft 16.543 inwoners (1 januari 2009).

De kern Aalst ligt ten oosten van de kern Waalre. Het plangebied van het bestemmingsplan is als volgt begrensd:

  • aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de A67;
  • de oostelijke grens wordt gevormd door het groene lint tussen Ekenrooi en Voldijn / kerkdorp Aalst. De Anna Paulownalaan valt hierbij binnen het plangebied;
  • de gemeentebossen van Waalre vormen de zuidelijke grens van het plangebied. De Lissevenlaan en Molenvenlaan behoren daarbij tot het plangebied;
  • de westelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het noordelijke gedeelte van de gemeentebossen van Waalre.
afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0001.jpg"
Globale ligging plangebied

2.2 Ruimtelijke Opzet En Ontwikkelingen

2.2.1 Algemeen

Aalst maakt deel uit van de gemeente Waalre. De gemeente ligt in het zuidoosten van de provincie Noord-Brabant. Aalst is direct ten zuiden van Eindhoven gelegen.

Aalst is een kerkdorp uit de vroege middeleeuwen dat haar naam dankt aan haar religieuze achtergrond. De bebouwing concentreerde zich in eerste instantie tot de Eindhovenseweg en de Gestelsestraat. In hoofdzaak bestonden de woningen uit boerderijen en landarbeiderswoningen. Voor de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde zich bebouwing langs de huidige Raadhuisstraat (vanaf 1921), de Koningin Julianalaan (1935-1938), de Bernhardweg (1926-1938), de Koningin Wilhelminalaan (1930-1938), de Goudbergstraat (1928-1938), de Emmastraat (1928-1930) en de Nassaustraat (1929-1930). De eerste villa's langs de zuidzijde van de Lissenvenlaan dateren uit de periode 1933-1938.

Na de tweede wereldoorlog is de woningbouw in Aalst vervolgd aan de huidige Raadhuisstraat. De grootste impuls kreeg het gebied in de jaren '60 toen met name de gronden ten zuiden van de Vincent Cleerdinlaan en Adriaen Poirterslaan tot ontwikkeling kwamen. Ook werd in die tijd een groot gedeelte van het huidige bedrijventerrein in de wijk Voldijn bebouwd. In het villagebied werd een ruime aanzet gegeven voor de bebouwing van de Molenvenlaan en de Hoge Duinlaan. Belangrijk voor de ontwikkeling van Aalst was de aanleg van de E3, de huidige A67, welke Aalst visueel afscheidde van Eindhoven.

In de hierop volgende periodes ontwikkelde Aalst zich in grote lijnen verder naar de structuur zoals deze tegenwoordig is. Belangrijk hierbij was de sloop van de verouderde bebouwing bij de Eindhovenseweg ter hoogte van het centrum van Aalst. Op deze locatie is het huidige (winkel)centrum "Den Hof" gerealiseerd. Daarnaast is het verouderde bedrijventerrein Voldijn gedurende de laatste jaren verbeterd.

In de uiterst noord-oostelijk gelegen hoek van het plangebied heeft een ontwikkeling plaatsgevonden. Het betreft de realisatie van een nieuw kantoorgebouw aan de achterzijde van het bestaande kantoorgebouw aan de Eindhovenseweg 128. De ontwikkeling is verwerkt in dit bestemmingsplan.

2.2.2 Infrastructuur

Aalst kent een goede infrastructuur met de A67 als hoofdontsluitingsweg in de regio. De N69 loopt door de kern van Aalst, die het verkeer leidt naar Eindhoven, Valkenswaard en België. Twee andere belangrijke wegen zijn de Burgemeester Mollaan en de Koningin Julianalaan. Deze wegen leiden de grootste verkeersstromen van de N69 richting de woonwijken binnen Aalst.

Het busvervoer binnen Aalst is redelijk, op de grotere wegen binnen de kern zijn bushaltes geplaatst, toch liggen deze af en toe ietwat ver uit elkaar. Voor het dichtsbijzijnde treinstation moeten de inwoners van Aalst naar Eindhoven.

Het centrum van Aalst is goed bereikbaar per auto en bus, voor de parkeergelegenheid liggen achter het centrum enkele parkeerterreinen. Om het gebruik van fietsen te stimuleren zijn er in het centrum fietsenrekken geplaatst en mag in het autovrije voetgangersgebied wel gefietst worden.

De Eindhovenseweg buiten de bebouwde kom, tussen de A2 en de Burgemeester Mollaan is geclassificeerd als een verkeersader met een maximale snelheid van 80 km/uur (stroomweg).

De Eindhovenseweg en Valkenswaardseweg binnen de bebouwde kom is een verkeersader met een maximumsnelheid van 50 km/uur (stroomweg).

De Koningin Julianalaan, Koningin Wilhelminalaan, Raadhuisstraat (tussen de Koningin Julianalaan en de Juliana de Lannoylaan), Juliana de Lannoylaan, Burgemeester Mollaan, Gestelsestraat (tussen de Burgemeester Mollaan en de A2), Primulalaan, Kerkhoflaan, Raadhuisstraat (tussen de Kerkhoflaan en de Eindhovenseweg) en Brabantialaan zijn ontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur.

Alle overige wegen in het plangebied, met uitzondering van het voetgangersgebied winkelcentrum Den Hof, die als zodanig is ingericht, worden geclassificeerd als 30 km zone.

2.2.3 Landbouw

Binnen het plangebied is een locatie aanwezig waar de grond wordt gebruikt voor agrarische doeleinden. Het betreft een vlees- en aspergeboerderij met winkel in het uiterste noorden van het plangebied, aangrenzend aan de A67. Op dit terrein aan de Laarstraat is een boerderij met stal en een klein weiland aanwezig.

2.2.4 Bedrijven en voorzieningen

Het dorp Aalst kent een gedifferentieerd en door de inwoners gewaardeerd voorzieningenniveau. Op het gebied van accommodaties voor zorg, onderwijs en sport is er een groot aanbod waarvan tal van non-profitorganisaties en verenigingen gebruik maken. Ook het winkelaanbod is relatief groot, al is dit voornamelijk gericht op de dagelijkse boodschappen. Daarnaast is er in het noorden van de kern een bedrijventerrein en een kantorenpark aanwezig; "Bedrijventerrein Voldijn" en "Park Diepenvoorde".

Commerciële voorzieningen
Het winkelbestand in Aalst is omvangrijk, maar weinig gespecialiseerd. De commerciële voorzieningen zijn met name geconcentreerd in het centrum van de kern (Den Hof), ten zuiden van de kerk aan de Eindhovenseweg. De detailhandel die in de kern aanwezig is, betreft bijvoorbeeld een supermarkt, een bakker, een slager, enkele kledingzaken, een reisbureau, drogisterijzaken en een juwelier.

In het noorden van Aalst is een kleinschalig winkelcentrum gelegen aan de kruising van de Burgemeester Mollaan en de Primulalaan. In dit winkelcentrum zit een supermarkt, bloemenzaak, een Chinees restaurant en een snackbar.

Naast de commerciële voorzieningen in het centrum en het winkelcentrum in het noorden, is er ook enige detailhandel aanwezig op de bedrijventerreinen binnen de kern. Dit betreft onder andere een warenhuis en een meubelzaak.

Horeca
In het centrum van Aalst zijn diverse horecagelegenheden aanwezig.

Bedrijven
In Aalst is in het noorden van de kern het bedrijventerrein "Voldijn" gesitueerd. Daarnaast kent Aalst ook een kantorenpark, "Kantorenpark Diepenvoorde" genaamd. Het bedrijventerrein "Voldijn" wordt gekenmerkt door een menging van verschillende (bedrijfs)activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.) en wonen. Het gebied kent een weinig samenhangende architectuur. ''Kantorenpark Diepenvoorde" bestaat geheel uit kantoorpanden, welke wel een samenhangende structuur hebben.

Het bedrijvenbestand van Aalst is divers en over het algemeen als 'schoon' te kenmerken; zware industrie ontbreekt. Op de bedrijventerreinen zijn bedrijven met diverse milieucategorieën aanwezig, deze variëren van categorie 1 tot en met categorie 3.2. Het gaat om bedrijven zoals een transportbedrijf, een autobedrijf, een installatiebedrijf en een schildersbedrijf.

Daarnaast zijn er ook in de kern zelf enkele bedrijven aanwezig. Dit beperkt zich tot kleine bedrijven aan de Eindhovenseweg zoals een bouwbedrijf en een autobedrijf.

Dienstverlening
Aalst kent een aantal dienstverlenende instellingen, zoals kapsalons, banken, makelaarskantoren en een notariskantoor. Deze voorzieningen bevinden zich, net als de commerciële voorzieningen en de horecabedrijven, voornamelijk in het centrum van de kern.

Maatschappelijke voorzieningen
In Aalst zijn veel maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn verdeeld over de kern aanwezig. Er zijn onder andere huisartsenpraktijken, een fysiotherapiepraktijk, een aantal basisscholen, een sociaal cultureel centrum, een verzorgingshuis, een tandartsenpraktijk en een kerk aanwezig.

Sportvoorzieningen
In de kern is een sporthal ('t Hazzo) aanwezig, deze is aan de Trolliuslaan gesitueerd. De sporthal is gelegen tussen het centrum en het noordelijke winkelcentrum van Aalst. In het zuiden van Aalst, aan de parklaan, ligt tennisvereniging Eeckenrode.

2.2.5 Landschap en natuur

De kern Aalst heeft een groen karakter, er zijn veel groenstroken en bomenrijen zichtbaar. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied is een bosrijke omgeving waar villa's in zijn gelegen. Dit groene woongebied loopt over in de gemeentebossen van Waalre.

De meeste bossen binnen de gemeente zijn nog niet zo oud. Ze werden ongeveer tussen 1900 en 1950 aangelegd met subsidie van Staatsbosbeheer. Er werden niet alleen dennen geplant, maar ook loofbomen. Daardoor hebben de bossen een afwisselend en aantrekkelijk karakter. Deze afwisseling wordt nog eens versterkt door de open terreinen in en rond de bossen, met onder andere heidevelden en vennen. Door het landschap van waalre lopen ook de Dommel (Waalre - dorp) en de Tongelreep (Aalst).

Om de groene uitstraling van de gemeente te versterken en duurzaam in stand te houden, heeft de gemeente op 23 februari 2010 het groenbeleidsplan 'Groen heeft de toekomst' vastgesteld. Het groenbeleidsplan geeft een visie op de gewenste opbouw en ontwikkeling van het openbaar groen in de gemeente Waalre. Dit wordt bereikt door onderscheid te maken in een hoofdgroenstructuur, nevengroenstructuur en overig groen.

In de hoofdgroenstructuur zijn de belangrijkste groenelementen van de gemeente vastgelegd. Deze elementen zijn beeldbepalend voor de gemeente Waalre door de specifieke ligging en functie van het groen. Het belangrijkste groen in de wijken maakt deel uit van de nevengroenstructuur. Het groen verduidelijkt het onderscheid tussen de verschillende wijken en versterkt daarmee de wijkstructuur.

2.2.6 Wonen

Het overgrote deel van de bebouwing in het plangebied bestaat uit woningen. Er is een variatie aan woningtypen aanwezig zoals vrijstaande, half-vrijstaande en rijenwoningen.

Het gebied tussen de Koningin Julianalaan en de Irenelaan is een specifiek woongebied, waar villa's in een bosrijke omgeving zijn gelegen. In dit bosrijke gebied bevinden zich vooral grote kavels met grote woningen met een onderlinge ruime afstand. Het specifieke karakter van dit gebied dient zoveel mogelijk bewaard te blijven. In dit bestemmingsplan zal dan ook een regeling worden opgenomen waardoor het bosachtig karakter van de wijk gewaarborgd blijft. In het noorden van dit bosachtige gebied bevindt zich het gemeentehuis en de bebouwing van het Woldersven.

Aan de westkant van het gebied tussen de Koningin Julianalaan en de Burgemeester Mollaan zijn ook enkele villa's gelegen, maar die zijn kleiner van oppervlakte dan de hiervoor vermelde percelen. Aan de oostzijde en de westzijde van de Eindhovenseweg ten noorden van de Koningin Julianalaan en de Koningin Wilhelminalaan bevindt zich de wat oudere woonbebouwing.

Ook ten noorden van de Burgemeester Mollaan bevinden zich vooral woningen. In dit gedeelte bevindt zich een concentratie van sociale huurwoningen. Deze zijn vrijwel allen in geschakelde vorm gebouwd. Verder zijn in dit gebied nog een groot aantal vrijstaande woningen en woningen van het type twee-onder-onder een-kap aanwezig. Een bijzondere woonvorm is het bejaardencentrum 't Laar. Naast volledige verzorgingsplaatsen is er ook een groot aantal aanleunwoningen in gestapelde vorm, waar bejaarden zelfstandig kunnen wonen en daarnaast kunnen profiteren van de faciliteiten van het bejaardencentrum. In het gebied ten westen van de Primulalaan / Kerkhoflaan en Raadhuisstraat bevindt zich in hoofdzaak een woongebied.

2.2.7 Recreatie

In de kern Aalst is zijn slechts enkele recreatieve voorzieningen aanwezig. Zo ligt in het uiterste noorden van het plangebied de bed & breakfast "De laarhoeve". De inwoners van de kern Aalst maken gebruik van de recreatiemogelijkheden die buiten de plangrens liggen.

De gemeente kent een typisch Kempenlandschap. Er zijn dan ook voldoende mogelijkheden voor dagrecreatie in de openlucht. In, door en langs de gemeente lopen vele wandel-, fiets- en ruiterpaden. Er kunnen zelfs huifkarren worden gehuurd.

Binnen de gemeente, maar niet in het plangebied, ligt het buurtschap 't Loon. Deze, door de eeuwen heen in originele status bewaard gebleven nederzetting, is in 1971 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. 't Loon is een rustiek buurtschap. Het lijkt of de tijd er heeft stilgestaan. De wegen en fraaie Kempische boerderijen liggen rondom een driehoekige ruimte, die 'plaatse' wordt genoemd. Hier werd vroeger het vee tot kudden geformeerd voor het naar de graasgronden gedreven werd. Net als vroeger, staan er eiken op de rustige plek. Binnen gemeente bevindt zich ook een speeltuin: 'De Klimbim'.

2.2.8 Monumenten

De Monumentenwet is van toepassing op een aantal panden binnen het plangebied. Naast een aantal Rijksmonumenten heeft Waalre ook gemeentelijke monumenten.

Op de lijst van Rijksmonumenten komen vier gebouwen voor die in het plangebied zijn gelegen, te weten:

  • Goudbergstraat 15 en 17: een dubbele landarbeiderswoning uit de 19e eeuw bestaande uit twee evenwijdige vleugels onder een zadeldak met riet en pannen;
  • de Aalstermolen: een ronde bergkorenmolen uit 1905, welke na een brand in 1936 is herbouwd;
  • Eindhovenseweg 67: een tweelaags villa met een leien schilddak en hoge schoorstenen;
  • het oude gedeelte van het gemeentehuis uit 1929 van architect H. Valk: het gebouw bestaat gedeeltelijk uit één en twee lagen met een eenlaags bijgebouw en is afgedekt met samengestelde zadeldaken met leien en zware bakgoten. Markant is het siermetselwerk van de topgevels en boogvelden.

Op de gemeentelijke monumentenlijst bevinden zich negen panden welke in het plangebied zijn gelegen:

  • Eindhovenseweg 63: een pastorie uit de periode na 1850 bestaande uit twee lagen met een zadeldak. De zijvleugels bestaan eveneens uit twee lagen, maar zijn iets lager en hebben een plat dak. Het oorspronkelijke gebouw, dat uit een eerdere periode stamt, bestond slechts uit één laag en is tussen 1870 en 1880 verhoogd;
  • Eindhovenseweg 63a: de O.L.Vrouwekerk, een driebeukige neogotische kerk met een toren met nissengeleding en een achtkantige naaldspits uit 1905. Ontworpen door architect C. Franssen en uitgebreid door F. Franssen in 1934;
  • Eindhovenseweg 65: een villa bestaande uit twee lagen uit circa 1910 met een schilddak met kruispannen en een vooruitspringende zijvleugel met een topgevel;
  • Eindhovenseweg 91a: huize Schoonoord, een villa bestaande uit één laag, uit het midden van de 19e eeuw en verbouwd rond 1900 met een mansardekap en een topgevel;
  • Gestelsestraat 2: voormalig raadhuis daterend uit circa 1910. Het raadhuis bestaat uit twee lagen met een schilddak. Een traptoren met een zadeldak en trapgevels is aangebouwd. Na een brand is het pand in 1980 gerestaureerd;
  • Gestelsestraat 4, 6 en 8: drie woningen met één laag uit circa 1900 (verbouwd rond 1925) onder een mansardekap, bedekt met leien;
  • Gestelsestraat 102: een langgevelboerderij uit 1850 - 1890. Het pand, genaamd Leemerhoef, is geheel gerestaureerd;
  • Laarstraat 27: een langgevelboerderij uit 1850 - 1870, afgedekt met een dal met wolfseinden en uitgevoerd in blauw oud Hollandse pannen;
  • Dorpsstraat 33: een dubbele arbeiderswoning en voormalig café uit 1870.

2.2.9 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen die op de verbeelding opgenomen dienen te worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen het relevante beleidskader op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau voor de kern Aalst.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het rijk richt zich met namen op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen. De nieuwe Structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

De 13 nationale belangen zijn als volgt:

Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland

  1. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren bereikbaarheid: Slim Investeren, Innoveren en Instandhouden

  1. 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  2. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  3. 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  1. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  2. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  3. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  4. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  5. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  6. 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de Structuurvisie in het geding zijn. Beschrijving van het effect op de milieukwaliteit en water is beschreven in hoofdstuk 4.

3.2.2 Wabo

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo brengt ca. 25 regelingen samen die de fysieke leefomgeving betreffen. Bouw-, milieu-, natuur- en monumentenvergunningen, gaan op in één vergunning: de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft de Rijksoverheid de nationale belangen gedefinieerd waarvoor het Rijk verantwoordelijkheid draagt. Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De onderdelen die in het Barro genoemd zijn bevinden zich niet in de nabijheid van onderhavig plangebied.

Op 1 oktober 2012 wordt aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een aantal onderwerpen toegevoegd. Het om de eerder aangekondigde onderwerpen zoals onder andere de Ecologische hoofdstructuur. De keuze voor de onderwerpen is gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het beleid en de regels ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur worden overgelaten aan de provinciale verordening.

Voor het project worden zoals gezegd geen rijksbelangen geraakt.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie ruimtelijke ordening de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant.

De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarvoor zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid, knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). Dit is vertaald in de volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen:

  1. 1. Regionale contrasten;
  2. 2. Een multifunctioneel landelijk gebied;
  3. 3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  4. 4. Een betere waterveiligheid door preventie;
  5. 5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  6. 6. Ruimte voor duurzame energie;
  7. 7. Concentratie van verstedelijking;
  8. 8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;
  9. 9. Groene geledingszones tussen steden;
  10. 10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  11. 11. Economische kennisclusters;
  12. 12. (inter)nationale bereikbaarheid;
  13. 13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

Voor onderhavig bestemmingsplan speelt met name het belang van concentratie van verstedelijking een rol.

Concentratie van verstedelijking
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul.

Naast concentratie van verstedelijking wil de provincie binnen de stedelijke structuur het volgende bereiken:

  • zorgvuldig ruimtegebruik;
  • meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;
  • betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;
  • versterking van de economische kennisclusters.

Daarnaast maakt de provincie een onderscheid binnen de stedelijke structuur tussen twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied.

In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Ze liggen in en rond Eindhoven-Helmond, Waalwijk, 's-Hertogenbosch, Oss, Tilburg, Breda, Oosterhout, Etten-Leur, Uden, Veghel, Bergen op Zoom en Roosendaal. Binnen het stedelijk concentratiegebied is een aantal specifieke aanduidingen opgenomen die richting geven aan stedelijke ontwikkelingen, in relatie tot de infrastructuur.

Het landelijk gebied bevat vitale kernen met landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen dienen gericht te zijn op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden, verplaatsen bedrijven die qua aard, schaal en functie niet meer passen in het landelijk gebied naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners dient gezocht te worden naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.

3.3.2 Verordening Ruimte

Vanaf 8 maart 2011 geldt de Verordening Ruimte. In de Verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

De inhoud van de verordening bestaat uit de nationale belangen die voortkomen uit de AMvB Ruimte en de provinciale belangen (voor het grootste gedeelte opgenomen in de structuurvisie). De Verordening bevat regels voor:

  1. 1. Regionaal perspectief voor wonen en werken;
  2. 2. Ruimte-voor-ruimteregeling;
  3. 3. GHS-natuur/EHS;
  4. 4. Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen;
  5. 5. Grond- en oppervlaktewatersysteem;
  6. 6. Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).


Het plangebied ligt binnen gronden die op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte als 'stedelijke regio' zijn aangeduid. Het plangebied ligt daarbij grotendeels binnen de gronden die zijn aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied' of 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. Een stedelijke regio is een gebied bestaande uit een ruimtelijk samenhangend verstedelijkt gebied en in hoofdzaak bedoeld voor de opvang van verdere verstedelijking.

Door de vaststelling van de Verordening Ruimte wordt de grens van de EHS vastgelegd. Deze grens dient in principe door de gemeente te worden overgenomen in haar bestemmingsplannen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Interim structuurvisie Waalre

Structuurplan

Op 8 juli 2003 heeft de gemeenteraad van Waalre het Structuurplan Waalre vastgesteld. Het is echter nog steeds van belang. In het oude Structuurplan wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Waalre tot het jaar 2005. Ook worden ontwikkelingen op de lange en middellange termijn beschouwd.

Het Structuurplan geeft op basis van duurzame kwaliteiten en structuren richting aan de lange termijnvisie op ruimtelijke ontwikkelingen binnen gemeente Waalre. De kwaliteiten en structuren die ten grondslag liggen aan Waalre zijn:

  • Ruimtelijke kwaliteit: 'Kempische dorpen';
  • Regionaal profiel: 'Een sterke gemeente met eigen (groen) profiel in de regio';
  • Groeipotentie: 'Ligging aan de A2/A67';
  • Structuurprincipes: 'Verstedelijking' en 'Landschap'.

Voor de kernen binnen de gemeente wordt gestreefd naar structuur- en kwaliteitsverbetering van de dorpen en dorpsranden. Waar mogelijk wordt geopteerd voor inbreiding, herstructurering en het duurzaam afronden van de komranden. Deze ontwikkelingen moeten gerealiseerd worden met behoud van de bestaande (cultuurhistorische en monumentale) kwaliteiten.

Uitgangspunten van het beleid voor de kernen zijn het handhaven van de basisvoorzieningen en het princiep inbreiding gaat voor uitbreiding. Inbreiding kan ruimte beiden aan woningbouw, maar ook aan algemene voorzieningen (bijvoorbeeld bibliotheek, verpleeghuis, scholen etc).


(Interim)Structuurvisie

Door het van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 worden alle gemeenten verplicht voor hun grondgebied een Structuurvisie op te stellen, met als onderdeel daarvan een uitvoeringsparagraaf. Aan deze vereisten werd in het oude Structuurplan van de gemeente Waalre nog niet voldaan. Een Structuurvisie volgens de Wro heeft als doel inzicht te geven in de ruimtelijke ontwikkeling van een gemeente voor de middellange termijn. Door ruimtelijke ontwikkelingen op een hoger schaalniveau vast te leggen krijgen gemeenten de mogelijkheid om in het kader van de Grondexploitatiewet bovenplanse verevening toe te passen. Daarbij is het van belang dat er afstemming plaatsvindt tussen de Structuurvisie en de Nota Grondbeleid.

Om te voldoen aan deze vereisten heeft de gemeente op basis van het Structuurplan de Interim Structuurvisie Waalre opgesteld, welke op 11 juni 2009 is vastgesteld.

De Interim Structuurvisie formuleert de beleidsdoelen van de gemeente Waalre op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling tot 2013 en bevat tevens een uitvoeringsparagraaf. In het plan zijn die projecten benoemd, waarvan het noodzakelijk is dat die de komende periode worden uitgevoerd. Het betreft een actualisatie van het reeds vastgestelde beleid en vormt een supplement op het structuurplan. Het bevat geen nieuwe beleidsuitgangspunten.

Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe Structuurvisie Waalre. Naar verwachting zal deze nieuwe structuurvisie in de tweede kwartaal van 2013 worden vastgesteld door de gemeenteraad.

3.4.2 Woonvisie 2010 - 2030

De woonvisie1 geeft de basis voor de belangrijkste opgaven waarvoor de gemeente staat op het gebied van het bouw en huisvestingsbeleid. Naast de zorg voor de eigen inwoners speelt daarbij ook de regionale opvang een belangrijke rol. Aan de woonvisie liggen de volgende beleidsuitgangspunten ten grondslag:

  • Behoud van het authentieke dorpse, groene karakter van de gemeente;
  • Ruimte geven aan alle doelgroepen die graag in Waalre willen wonen;
  • Het benutten van de potenties van de gemeente voor hoogwaardige woonmilieus, mede als bijdrage aan de (economische) ontwikkeling van de regio;
  • Door haar kwaliteiten en door de regionale betrokkenheid versterken van het vitale en dynamische karakter van Waalre;
  • Het optimaal gestalte geven aan een aanbod dat zowel voor de eigen inwoners als voor de regionale opvang ruimte biedt;
  • Er is sprake van één gemeentelijke woningmarkt.

Doelgroepen

Waalre wil een gevarieerde gemeente zijn waarin ruimte is voor diverse doelgroepen. Daarbij richt de gemeente zich in het bijzonder op:

  • huishoudens met de lagere inkomens;
  • starters;
  • senioren met en zonder zorgvraag;
  • jongere zorgvragers;
  • statushouders en 'pardonners';
  • doorstromers;
  • kenniswerkers.

De gemeente legt hierbij grote nadruk op levensloopbestendigheid, aanpasbaarheid, duurzaamheid en beeldkwaliteit.

Aan de ene kant wil de gemeente daarmee woningzoekenden ondersteunen die minder gemakkelijk op eigen kracht in hun huisvesting kunnen voorzien. Anderzijds constateert de gemeente dat de middenklasse in het woningaanbod relatief zwak vertegenwoordigd is, waardoor de doorstroming wordt belemmerd. Daarom zet zij ook in op doorstromers en kenniswerkers die in de regio hun arbeidsplaats hebben en een groene woonomgeving zoeken.

Uitgangspunten

Aan de Woonvisie liggen de volgende beleidsuitgangspunten ten grondslag:

  • Behoud van het authentieke dorpse, groene karakter van de gemeente.
  • Ruimte geven aan alle doelgroepen die graag in Waalre willen wonen.
  • Het benutten van de potenties van de gemeente voor hoogwaardige woonmilieus, mede als bijdrage aan de (economische) ontwikkeling van de regio.
  • Door z'n kwaliteiten en door de regionale betrokkenheid versterken van het vitale en dynamische karakter van Waalre.
  • Het optimaal gestalte geven aan een aanbod dat zowel voor de eigen inwoners als voor de regionale opvang ruimte biedt.
  • Een gelijkwaardige positie van de kernen Aalst en Waalre.

De gemeente wil haar beleid realiseren door als regisseur op te treden en woonconsumenten en marktpartijen te faciliteren om het wonen in de gemeente de gewenste impuls te geven.

Woningbouw en kwaliteit

De gemeente legt grote nadruk op levensloopbestendigheid, aanpasbaarheid, duurzaamheid en beeldkwaliteit. De gemeente wil vanuit haar regisseursfunctie afspraken maken met marktpartijen over de te realiseren producten en diensten. De belangrijkste acties ter uitvoering van de woonvisie zijn:

  • De aanpassing van de differentiatie in bestaande plannen;
  • De daadwerkelijke uitvoering van de plannen;
  • Inzet in SRE-verband in verband met de BOR-afspraken;
  • Het maken van prestatie-afspraken met corporaties en commerciële ontwikkelaars;
  • Het tegen het licht houden van de woonruimteverdeling;
  • Monitoring en waar nodig bijstelling van het beleid op basis van woningmarkt- en beleidsontwikkelingen, onder andere van het SRE;
  • Herziening van de Woonvisie elke 4 jaar.
  1. 1. Waalre, de groene parel, woonvisie 2010-2020 concept voor bestuurlijke behandeling, Companen, 3 november 2009.

3.4.3 Welstandsnota

Elke gemeente heeft de keuze om op het gebied van bouwen en wonen welstandstoezicht te voeren. Doel van de welstandstoetsing is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individueel vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde.

De gemeente Waalre hanteert daarbij als uitgangspunt: "Streng waar moet, los waar kan". In dit kader is door de gemeenteraad in de welstandsnota beleid vastgesteld met objectieve en voor de burger inzichtelijke welstandscriteria. Aan de hand van deze criteria toetsen gemeente en welstandscommissie de omgevingsvergunningen.

De welstandsnota bevat een samenhangend stelsel van criteria in drie hoofdgroepen;

  • Objectgerichte criteria (voor kleine objecten en veel voorkomende bouwwerken);
  • Gebiedsgerichte criteria (voor plannen die de bestaande structuur van de gebieden niet wezenlijk doorbreken);
  • Algemene criteria (als vangnetbepaling, voor bouwplannen waarvoor object- en gebiedsgerichte criteria ontoereikend zijn).

Toetsing gaat altijd uit van goedkeuringsgronden. Past een plan binnen de objectcriteria volgt altijd een positief advies, pas een plan niet binnen de criteria wordt het plan getoetst aan de gebieds- en eventueel de algemene toetsingcriteria.

De gemeente Waalre heeft aanvullend hierop binnen haar grondgebied enkele gebieden aangewezen waarvoor geen redelijke eisen van welstand gelden. Dit wil zeggen dat er geen preventieve welstandstoets door het college plaatsvindt.

Voor vergunningvrije bouwwerken (zoals genoemd in het Besluit omgevingsrecht (Bor)) en bouwwerken die sterk afwijken en afbreuk doen aan hun omgeving is de excessenregeling in de nota opgenomen. Dus ook plannen die niet preventief getoetst worden, moeten passen binnen het beeld van de gemeente. De burger heeft vrijheid binnen de structuur en de architectuur van het bestaande gebied. Uitzondering hierop zijn de welstandsvrije gebieden. Hier kan achteraf niet alsnog geconstateerd worden dat er sprake is van een exces. Immers vrij is vrij.

Voor nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouwprojecten en (her)ontwikkelingslocaties) zijn aanvullende spelregels nodig. De welstandsnota voorziet hier niet in. Criteria voor dergelijke ontwikkelingen kunnen individueel opgesteld worden als onderdeel van de stedebouwkundige planvoorbereiding. Vaak worden de criteria opgenomen in een beeldkwaliteitplan dat door de raad wordt vastgesteld als aanvulling op de welstandsnota.

3.4.4 Groenbeleidsplan 2009 - 2018

In het Groenbeleidsplan is de visie gegeven op het groen binnen de gemeente Waalre. Waalre kent een groen beeld en staat bekend om zijn groene uitstraling. Omdat groen aan veranderingen onderhevig is, heeft dit groenbeleidsplan de volgende doelstelling:

  • Kwaliteit groenstructuur behouden door de huidige waardevolle structuren vast te leggen. Deze structuren zijn een leidraad bij toekomstige ontwikkelingen in de openbare ruimte en de realisatie van de gewenste groenstructuur;
  • Groenbeleid als basis voor de ontwikkeling, inrichting en beheer vastleggen, zodat de karakteristieke groenstructuur zich verder kan ontwikkelen tot een duurzame en beheerbare groenstructuur.

Het uiteindelijke doel is het in stand houden van de groene uitstraling van de gemeente Waalre. Dit wordt onder andere bereikt door onderscheid te maken in een hoofdgroenstructuur, nevengroenstructuur en overig groen.

Voor Aalst wordt de onderstaande groenstructuur gehanteerd. Concreet betekent dit dat er onderscheid gemaakt is tussen hoofd- en nevengroenstructuur. Hoofdgroenstructuur zal de bestemming groen krijgen met specifieke regels. Door het expliciet als groen te bestemmen wordt het behoud van dit groen op de betreffende locatie gewaarborgd. Een losse groenstrook of groen als begeleiding van de straat wordt aangeduid als nevengroenstructuur. Deze nevengroenstructuur is opgenomen in de bestemming 'Verkeer'.

3.4.5 Beleidsnota Beroep of bedrijf aan huis (2009)

De verschillende bestemmingsplannen hanteren over het algemeen de volgende begripsbeschrijving:

  1. 1. Bedrijf aan huis: 'het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend'.
  2. 2. Beroep aan huis: 'een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend'.

Doel van de beleidsnota:

  • Medegebruik van woningen stimuleren, rekening houdend met de nadelen van een beroep of bedrijf aan huis zoals parkeer- en gebruiksoverlast;
  • Bij de beoordeling van een verzoek een gemotiveerde en zorgvuldige belangenafweging kunnen maken.

De beleidsregels zijn van toepassing op percelen waar de bestemming 'Wonen' is toegekend en waar sprake is van een zelfstandige woning.

Het vestigen van een vrij beroep is niet in strijd met de bestemming 'Wonen', mits de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft en het bestemmingsplan niet het tegendeel bepaalt.

Aan het hebben van een beroep- of bedrijf aan huis zijn wel voorwaarden verbonden. Deze zijn terug te lezen in de regels.

3.4.6 Afwijking voor tijdelijke huisvesting t.b.v. mantelzorg

Het zelfstandig bewonen van bijgebouwen bij een woning is in de regel verboden. Er kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van dit verbod wanneer de bewoner van het bijgebouw zorgbehoevend is. Aan het verlenen van deze omgevingsvergunning zijn verschillende voorwaarden verbonden. Zo is het voor mantelzorg te gebruiken oppervlakte gelimiteerd en dient de aanvraag beschouwd te worden in relatie tot de omgeving. Omdat een aanvraag voor het gebruik van bijgebouwen voor mantelzorg persoonsgebonden is, vervalt de omgevingsvergunning als de noodzaak van mantelzorg niet langer aantoonbaar is.

3.4.7 Beleidsregels bluswatervoorziening en bereikbaarheid gemeente Waalre

De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) heeft in september 2003 de 'Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid' uitgegeven. De regionale brandweer heeft deze handleiding op een aantal punten aangepast en een aantal aanvullingen gemaakt. Dit heeft geresulteerd in de beleidsregels bluswatervoorziening en bereikbaarheid gemeente Waalre. In de beleidsregels wordt aangegeven hoe om te gaan met de bereikbaarheid en blusvoorziening in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt in het openbare wegennet, het eigen terrein rondom een object, de bereikbaarheid bij evenementen en de bereikbaarheid bij (bouw)werkzaamheden. Aan de hand van deze beleidsregels kan door iedereen in een vroeg stadium van bouw- en ontwikkelprojecten rekening gehouden worden met het optreden van de hulpverlenende diensten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de gehele bebouwde kom van Aalst. Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend plan. Bestemmingsplannen die ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zijn vastgesteld, zijn niet opgenomen in dit plan.

4.2 Nota Van Uitgangspunten

Door de gemeente Waalre is op 18 oktober 2011 de 'Nota van uitgangspunten voor bestemmingsplannen Aalst en Waalre' vastgesteld. In deze startnotitie staan uitgangspunten verwoord die de basis zijn voor de regels van de te actualiseren bestemmingsplannen. Er wordt in deze nota ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • de uitgangspunten voor woonpercelen, zoals de op te nemen goot- en nokhoogtes, afstanden tot zijdelinge perceelsgrenzen, bebouwingspercentages enz.;
  • de uitgangspunten voor bedrijvenlocaties: hoe om te gaan met bestaande locaties;
  • het opnemen van maatschappelijke functies: hoe om te gaan met de bestaande en nieuwe functies.

4.3 Beheer

Wonen
Alle bestaande woningen krijgen in het bestemmingsplan een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving.

In ruimtelijke zin is het van belang dat het voor iedereen duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde delen van het perceel gebouwd mag worden. Om deze duidelijkheid te verschaffen, is in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende zones: de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak en achtertuin en de bestemming 'Tuin' voor de voor- en zijtuin.

Bedrijvigheid
Voor de aanwezige bedrijvigheid in de kern wordt een zogenaamd regressief beleid gevoerd. Dit houdt in dat bestaande rechten van deze bedrijven gerespecteerd worden maar dat voor die bedrijven, die wat milieuhinderlijke uitstraling betreft niet passen binnen de woonomgeving, een zodanig beleid wordt gevoerd dat een toename van deze uitstraling wordt tegengegaan. Op grond van het bestemmingsplan wordt evenwel, onder voorwaarden, een beperkte uitbreiding mogelijk gemaakt. In de juridische toelichting wordt hier nog nader op ingegaan.

Commerciële voorzieningen
Leefbaarheid van de kernen is een belangrijk uitgangspunt in de gemeente Waalre. Dat betekent dat er belang wordt gehecht aan het handhaven van de aanwezige commerciële voorzieningen. Alle bestaande voorzieningen hebben in het bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de functie.

Bestaande niet-woonfuncties in woongebieden
Het plangebied is te karakteriseren als een overwegend typisch woongebied. In de woongebieden is geen nieuw vestiging van niet-woonfuncties voorzien. In deze gebieden zijn bestaande niet-woonfuncties, gedetailleerd vastgelegd met specifieke regels. Er zal voor deze functies slechts beperkte uitbreidingsruimte geboden worden.

Overige voorzieningen
Leefbaarheid van de kernen is een belangrijk uitgangspunt in de gemeente Waalre. Dat betekent dat er belang wordt gehecht aan het handhaven van basisvoorzieningen als scholen, kerken en het dorpshuis. Alle bestaande voorzieningen hebben in het bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de functie.

Verkeersstructuur
Het overgrote deel van de bebouwde kom van Aalst is ingericht als een 30 km/u-gebied. Het verblijfsklimaat is binnen de bebouwde kom het primaire uitgangspunt. De 30 km/u-wegen zijn bestemd tot 'Verkeer'.

Natuur, landschap en water
Leefbaarheid van de kernen is een belangrijk uitgangspunt in de gemeente Waalre. Dat betekent dat er belang wordt gehecht aan het handhaven van natuur, landschap en water. Alle bestaande openbare groenvoorzieningen met een voldoende groot oppervlak zijn in het bestemmingsplan positief bestemd door middel van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming biedt bescherming tegen bebouwingsontwikkelingen.

Het groene karakter van de kern wordt gevormd door de aanwezigheid van openbaar groen, maar ook door de ruime aanwezigheid van privé groen. Voor behoud van het groene karakter van de kern is het noodzakelijk ook de open ruimten in het privé groen te vrijwaren van bebouwing.

Met betrekking tot zogenaamde 'open plekken' kan vermeld worden dat het uitgangspunt van de gemeente is om verdere verstening van de bebouwde kom te voorkomen. Het zeldzame groen in de kernen moet worden behouden. In het Groenbeleidsplan wordt dit beleid onderschreven. Per situatie zal een nauwkeurige stedenbouwkundige afweging plaatsvinden, waarbij de leefbaarheid en kwaliteit worden betrokken. Ter voorkoming van precedentwerking wordt in principe geen medewerking verleend aan verzoeken om op grote kavels een extra woning te realiseren.

Hoofdwatergangen en / of leggerwatergangen, alsmede structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie zijn bestemd tot 'Water'.

4.4 Bouwmogelijkheden

Het bestemmingsplan 'Waalre' zal op een meer flexibele manier omgaan met de bouwmogelijkheden op het perceel, om zo beter tegemoet te komen aan de woonwensen. Deze bouwmogelijkheden worden toegelicht aan de hand van de bouwmogelijkheden op het perceel, de bouwmogelijkheden van hoofdgebouwen en de bouwmogelijkheden van bijgebouwen.

4.4.1 Perceel

De bouwmogelijkheden per perceel zijn:

  1. a. Het hanteren van een vast bouwvlak voor hoofdgebouwen en een vaste goothoogte voor hoofdgebouwen;
  2. b. Het toevoegen van slechts één tuinbestemming met als doel het bouwen van bijgebouwen te reguleren. Deze tuinbestemming wordt in ieder geval toegepast voor de voorgevel en in sommige gevallen ook aan de zijkant van het hoofdgebouw. In sommige gevallen wordt de bestemming 'Tuin' ook toegepast in een strook naast de woning. Het betreft die gevallen waar de woning grenst aan het openbaar gebied (hoeksituaties), waar door een woning aan de andere zijde van de weg, op de zijgevel wordt gekeken. Hierbij wordt per situatie nagegaan of er voldoende ruimte resteert tussen de woning en de weg. Deze ruimte kan een openbare groenstrook zijn, maar wanneer dit ontbreekt kan het ook een tuin zijn. De tuinbestemming heeft tot doel om bouwmogelijkheden te beperken en de openheid van het straatbeeld te waarborgen;
  3. c. Bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen springt de tuinbestemming in naast het bouwvlak. Deze strook met tuinbestemming ligt minimaal één meter en maximaal drie meter uit de voorste grens van het bouwvlak;
  4. d. De bouwmogelijkheden op het perceel worden zoveel mogelijk verruimd binnen de grenzen van wat redelijk is en met oog voor het huidige bebouwingsbeeld, waarbij wordt gekeken naar de ligging van de hoofdmassa ten opzichte van rooilijnen van belendende percelen;
  5. e. Het bouwvlak mag volledig worden volgebouwd, daarbuiten geldt dat slechts een percentage van de bestemming wonen (exclusief bouwvlak) mag worden bebouwd, met een maximum van 100 m2.

4.4.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen zijn in dit bestemmingsplan 3 zaken geregeld, te weten:

  1. 1. Een vaste goothoogte die op de verbeelding is aangegeven, geen nokhoogte;
  2. 2. Een bouwvlak met een vaste bouwdiepte per woningsoort;

Een vaste minimale afstand tot perceelsgrens bij vrijstaande, halfvrijstaande en hoekwoningen.

4.4.3 Goothoogte

De goothoogtes die golden in de vijf bestemmingsplannen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen géén bouwhoogte op te nemen. Deze bouwhoogte volgt uit de bouwverordening (max. 15 meter) en wordt vanuit welstand (en architectonische kwaliteit) nader gestuurd.

4.4.4 Bouwvlak

De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door het woningtype waarbij de volgende woningtypes kunnen worden onderscheiden:

  • Aaneengebouwde woningen: waarbij een maximale diepte van 10 meter geldt;
  • Halfvrijstaande woningen: waarbij een maximale diepte van 12 meter geldt;
  • Vrijstaande woningen: waarbij een maximale diepte van 15 meter geldt.

De woningtypes worden niet als aanduiding op de verbeelding weergegeven.

4.4.5 Bijgebouwen

Hieronder zijn de bouwmogelijkheden voor het bouwen van bijgebouwen benoemd:

  1. a. Buiten het bouwvlak mag maximaal 50 % van de bestemming 'Wonen' van het betreffende bouwperceel worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde (met uitzondering van niet overdekte zwembaden) tot een maximum van 100 m2. Dit geldt voor die bouwvlakken waarbinnen één of twee woningen zijn toegestaan;
  2. b. Buiten het bouwvlak mag maximaal 60% van de bestemming 'Wonen' van het betreffende bouwperceel worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde (met uitzondering van niet overdekte zwembaden) tot een maximum van 100 m2. Dit geldt voor die bouwvlakken waarbinnen meer dan twee woningen zijn toegestaan;
  3. c. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Aan de zijkant van de woningen is bij sommige gevallen bij hoekwoningen, vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen ook een tuinbestemming aanwezig. Binnen de tuinbestemming mogen geen bijgebouwen worden gebouwd;
  4. d. Bijgebouwen, zowel vrijstaand als aangebouwd, mogen een goothoogte hebben van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 6,0 meter.

In het verleden lag de goothoogte op 3,3 meter en de bouwhoogte op 5,5 meter. De goothoogte levert in de praktijk geen problemen op, de bouwhoogte en/of de kapvorm des te meer. Burgers hebben veelal behoefte om onder de kap een volwaardige woonfunctie onder te brengen. Doordat de oude bouwregels voorschreven dat er een kap moest komen in plaats van een volwaardige verdieping dienden zich allerlei praktische problemen aan. De bruikbare woonruimte onder de kap is beperkt. Middels creatieve kapvormen of buitensporige dakkapellen werd getracht deze ruimte geforceerd te vergroten. Om onder een kap toch een volwaardige woonfunctie te kunnen realiseren wordt een verhoging van de toegelaten goothoogte tot 3,5 meter en van de bouwhoogte tot 6 meter mogelijk gemaakt. Er mag in bijgebouwen echter geen sprake zijn van een zelfstandige woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0002.png"

Figuur 4.3.3 Bijgebouwen

4.4.6 Verruiming bouwblok

Om bewoners de mogelijkheid te geven de woning aan te passen aan veranderende woonwensen is ervoor gekozen de bouwmogelijkheden op de kavels te verruimen, met een maat die past bij aard en schaal van de betreffende kavel. Echter dit kan alleen wanneer er op omliggende percelen geen schade wordt ondervonden van de verruiming van de bouwmogelijkheden. Om die reden is een verruiming altijd bekeken in relatie tot de huidige stedenbouwkundige en planologische situatie. Wanneer men op belendende percelen geen hinder ondervindt en wanneer de verruiming past binnen de stedenbouwkundig structuur - denk hierbij bijvoorbeeld aan ligging in of doorkruising van rooilijnen - is deze verruiming toegepast in dit bestemmingsplan. Op de percelen waar dit kan leiden tot een planologische verslechtering, blijft de bestaande situering van het bouwblok het uitgangspunt. Dit is echter alleen het geval als de feitelijke bebouwing ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan Waalre niet reeds illegaal was.

4.4.7 Afstand tot perceelsgrens

De afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens bij vrijstaande woningen dient minimaal 3 meter aan weerszijden te zijn. Bij halfvrijstaande woningen dient dit minimaal 3 meter aan één zijde te zijn en bij hoekwoningen van rijwoningen is ofwel de huidige afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geconserveerd (daar waar deze 3 meter of minder tot de zijdelingse perceelsgrens is) of opgerekt tot 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens (daar waar deze meer dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens lag). Uitgaande van de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens is de situering van het bouwvlak bepaald. Bij vrijstaande woningen dient minimaal aan één zijde een strook onbebouwd te blijven van minimaal 3 meter breed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0003.png"

Figuur 4.3.2.3. Bouwmogelijkheden

4.5 Ontwikkelingslocaties

Binnen de kern Aalst zijn geen grootschalige ontwikkelingen voorzien. De enige kleinschalige ontwikkelingslocatie is die aan de Eindhovenseweg 128, waar een nieuw kantoorgebouw op het perceel gerealiseerd is. Deze ontwikkeling is reeds met een planologische procedure mogelijk gemaakt en verwerkt in dit bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid
Zeven locaties is in onderhavig bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid waarmee het onder bepaalde voorwaarden mogelijk wordt gemaakt de bestaande bestemming als niet-woonfunctie te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of 'Tuin'.

Één van de voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is dat door middel van specifiek onderzoek wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie. Dit zal worden aangetoond bij de procedure voor de wijziging van de bestemming.

Daarnaast is één locatie in de kern in onderhavig bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid waarmee het onder bepaalde voorwaarden mogelijk wordt gemaakt de bestaande woonbestemming te wijzingen in de bestemming 'Bedrijf -2'.

Ook daarvoor geldt onder andere dat door middel van specifiek onderzoek wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie. Dit zal worden aangetoond bij de procedure voor de wijziging van de bestemming.

Michiel de Ruijterstraat 40/42
De pastorie en de kosterwoning aan de Michiel de Ruijterstraat 40 en 42, behorend bij de Protestantse kerk Agnus Dei aan de Julianalaan 12, hebben een op de verbeelding de bestemming Wonen gekregen. Hierdoor kunnen de woningen worden verzelfstandigd en mogelijk in de toekomst worden afgestoten of verhuurd, omdat de kosterfunctie en mogelijk op langer termijn de predikantfunctie geen bewoning vereisen nabij het kerkgebouw.

Ondanks de relatief solitaire ligging van Michiel de Ruijterstraat 40 ten opzichte van de openbare weg is gekozen voor slechts een bestemmingswijziging in plaats van een nieuwe stedenbouwkundige ontwikkeling, omdat het hier een cultuurhistorisch waardevolle cluster van bebouwing betreft uit de Wederopbouwperiode en omdat de kerk een stedenbouwkundige wijziging financieel niet kan dragen.

Prins Hendriklaan 18

Het bouwplan voorziet in de realisatie van één vrijstaande woning. De woning wordt op een afstand van circa 6 meter van de Prins Hendriklaan gesitueerd. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is circa 2 meter aan de oostzijde en circa 5 meter aan de westzijde. De woning is circa 10 meter breed en 14 meter diep. De woning bestaat uit één bouwlaag met een kap, het heeft daarmee een goothoogte van maximaal 4 meter en een nokhoogte van maximaal 7 meter. Bij de woning wordt een garage gebouwd en er is parkeerruimte op eigen terrein aanwezig. Alle aspecten zijn getoetst aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten van het bestemmingsplan en de gevraagde ontwikkeling is qua maatvoering en uitstraling passend bevonden in de omgeving.

meiboom

michiel de ruijterstraat wijz bev

Hoofdstuk 5 Milieu- En Waardenaspecten

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in de kern Aalst. Dit bestemmingsplan laat maar weinig ontwikkelingen toe. Het gaat in de meeste gevallen om ontwikkelingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan bij recht reeds toegestaan zijn (via een vrijstelling ex artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening of via een bestemmingsplanherziening) en dan ook als 'bestaand' te beschouwen zijn. Dit zijn geen 'nieuwe' ontwikkelingen, waarvoor onderzoek noodzakelijk is.

5.1 Archeologie En Cultuurhistorie

5.1.1 Begrenzing van het bestemmingsplan

De gemeente Waalre is voornemens het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Aalst te actuualiseren. Het bestemmingsplan wordt grofweg begrenst door de snelweg A2/A67 in het noorden, de Burgemeester Mollaan, Irislaan en Molenvenlaan in het westen, de Lissevenlaan en Irenelaan in het zuiden en koningin Wilhelminalaan, Maximiliaanlaan en Gorlooplaan in het Oosten. Het beleid van de rijksoverheid (Wet op archeologische monumentenzorg) is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed. Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid.

Aan de hand van de opgestelde erfgoedkaart2 van de gemeente Waalre wordt hieronder achtereenvolgens het fysisch landschap, een inventarisatie van de archeologische waarden en historische gegevens van het bestemmingsplangebied toegelicht. Op basis hiervan wordt een waardering gegeven met daaraan gekoppeld een advies ten aanzien van de archeologie.

  1. 2. Berkvens e.a. 2012: Catalogus Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart Waalre (Bijlage behorende bij het rapport: Kempisch erfgoed in beeld.Een regionale erfgoedkaart voor de Kempen- en A2 gemeenten Bergeijk, Bladel,Eersel, Oirschot, Reusel-De Mierden, Waalre, Valkenswaard, Cranendonck en Heeze-Leende), Eindhoven.

5.1.2 Landschap

Volgens de kaart van het fysisch landschap is Aalst gelegen op een hoge dekzandrug met eromheen een lage dekzandrug. De dekzandrug wordt aan de oostzijde begrensd door het beekdal van de Tongelreep. Op de kaart van het fysisch landschap heeft de beek een kronkelende gedaante op basis van de kadasterkaarten van ca 1828. De Tongelreep is nu "genormaliseerd" ofwel rechtgetrokken. Ten westen van de dekzandrug liggen vennetjes te midden van duinen en stuifkoppen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0006.jpg"

Uitsnede van het archeologisch landschap geprojecteerd op het fysisch landschap van Aalst

5.1.3 Archeologie


Uit het plangebied zijn een aantal archeologische vindplaatsen bekend, die dateren uit de perioden Romeinse tijd en Middeleeuwen. In het noordwesten van het plangebied is nabij Laareind in de jaren 60 door Gerrit Beex langs de vroegere spoorbaan en juist ten zuiden van de A67 in een diepe sleuf (voor riolering?) Romeins aardewerk aangetroffen. Het aardewerk is aangetroffen over een afstand van ruim honderd meter. Vanwege deze grote oppervlakte betreffen het, volgens Beex, waarschijnlijk resten van een nederzetting uit de Romeinse tijd. De plek waar de Romeinse nederzetting gelegen zou hebben is op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) aangegeven als een gebied met een hoge archeologische waarde. Daarnaast zijn nabij de Tongelreep in de jaren 60, eveneens door Gerrit Beex, in de berm van de weg fragmenten van een Romeinse wrijfschaal, een bronzen munt van "Germanicus" en een kleine zilveren munt van keizer Augustus aangetroffen. Tenslotte zijn ten noorden van de oude kern van Aalst (nabij de Gestelsestraat) scherven van Romeins aardwerk o.a. van wrijfschaal, gevonden

In de oude kern van Aalst zijn bij een opgraving in 1996 door de Stichting Waalres Erfgoed i.s.m. de gemeentelijk archeoloog van Eindhoven, uitgevoerd op het terrein van de voormalige Onze-Lieve-Vrouwekerk te Aalst, vondsten uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen aangetroffen. De oudste vondsten dateren al uit het Laat Paleolithicum. Daarnaast zijn sporen en vondsten aangetroffen van een nederzetting uit de Romeinse tijd. Een 3-tal scherven en een huisplattegrond wijzen ook op bewoning in de Merovingische of Karolingische tijd. Uit de Karolingische periode dateert eveneens een waterput. Uit de volle Middeleeuwen (9e-12e eeuw) dateren 1 bootvormig hoofdgebouw en 2 bootvormige bijgebouwen. Een eveneens bootvormig bijgebouw stamt uit de 12e eeuw. Verrassend was vooral de vondst van 2 plattegronden van eenvoudige houten kerkgebouwen uit de 12e eeuw. Getuige de oriëntatie zou het hoofdgebouw uit de volle middeleeuwen mogelijk ook een functie van kerk gehad kunnen hebben. Het om de gebouwen gesitueerde grafveld lijkt in aanleg uit de 12e eeuw te dateren. Van de O.L.V. kerk waren slechts enkele funderingen uit de 15e eeuw bewaard gebleven. Sporen van een voorganger uit de 13-15e eeuw ontbreken. Opvallend is dat de houten kerkgebouwen niet binnen de bakstenen kerk lagen, maar ernaast.

Bovenstaande gegevens geven aan dat de dekzandrug langs de Tongelreep een aantrekkelijke plaats was voor bewoning in ieder geval in de Romeinse Tijd en Middeleeuwen.

5.1.4 Historisch landschap

Aalst is het oostelijke gedeelte van de huidige gemeente Waalre3 . Het gebied van de voormalige gemeente Aalst viel samen met dat van de voormalige heerlijkheid. De eerste vermelding van de dorpsnaam Aalst dateert van 1281 en luidt Alst, in 1306 Haelst. Van Berkel en Samplonius zien een overeenkomst met Aalst in Gelderland, waarvan de naam verklaard wordt uit germaans (alhust- woonplaats, een afleiding bij 'alha' (woning, tempel)4. Van een gerecht van Aalst is sprake in 1325, schepenen worden genoemd in 1386 en een schependomszegel bestond al in 1394. De hoge heerlijkheid Aalst is in handen geweest van de families Van Horne-Perwijs (tot 1368 en vanaf 1459) en Van der Clusen (1551-1720). Tot 1720 behoorde Aalst aan dezelfde heren als Waalre en Valkenswaard. De gemeente was per 1 januari 1812 ontstaan door splitsing van de gemeente Stratum en Aalst, die eerder in 1810 waren samengevoegd. Aalst was een dorpsheerlijkheid die te leen gehouden werd van de hertog van Brabant. Lange tijd (tot 1721) waren Aalst, Waalre en Valkenswaard in handen van dezelfde heer, daarna had Aalst eigen heren. Het dorp hoorde onder de Meierij van Den Bosch, kwartier van Kempenland. Het had een eigen schepenbank van 7 schepenen die ook de hoge rechtsmacht uitoefenden. Het dorpsbestuur bestond er uit die schepenen, de drossaard en burgemeesters. In 1900 bestond de gemeente Aalst uit het dorp Aalst of Kerkeind aan de Tongelreep met 77 huizen, de buurt Laareind met 40 huizen, het gehucht Eikenrode met 20 huizen en het gehucht Achtereind met 10 huizen. De oude kern van het dorp Aalst en de historische omliggende gehuchten zijn op de archeologische beleidskaart aangegeven met paars.

Ten westen van het dorp Aalst lagen besloten akkers, ten zuiden open akkers. Rondom de nu bebouwde kern van Aalst bevindt zich bos, bestaande uit restbossen en bos dat in de 19de en begin 20ste eeuw is aangelegd/ ontstaan. In de uiterste noordwest hoek lag heide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0007.jpg"
Uitsnede uit de topografische kaart van 1850 van de gemeente Aalst.

  1. 3. Berkvens e.a. 2012: Catalogus Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart Waalre (Bijlage behorende bij het rapport:Kempisch erfgoed in beeld.Een regionale erfgoedkaart voor de Kempen- en A2 gemeenten Bergeijk, Bladel,Eersel, Oirschot, Reusel-De Mierden, Waalre, Valkenswaard, Cranendonck en Heeze-Leende), Eindhoven
  2. 4. Van Berkel en Samplonius 1995 in Berkvens e.a. 2012

5.1.5 Advies archeologie


Binnen het plangebied zijn op basis van bovenstaande inventarisatie en beschrijving terreinen aan te wijzen met een archeologische waarde, een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting en gebieden zonder verwachting. Deze (verwachtings) waarden zijn weergegeven op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart die voor de gemeente Waalre is opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0009.jpg"

Uitsnede uit de archeologische verwachtingen- en waardenkaart van de gemeente Waalre.


De verschillende archeologische verwachtingszones (archeologische waarde, middelhoge en hoge verwachting) laten zich vertalen in verschillende adviezen met betrekking tot geplande ingrepen. De voorgestelde maatregelen hebben betrekking op het creëren van de mogelijkheid voor het maken van een nadere archeologische afweging bij eventuele toekomstige grootschalige bodemingrepen in het plangebied. Dit voorschrift sluit aan op de procedures die in het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die verplicht om op een verantwoorde wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan. Voor terreinen met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting wordt duurzaam behoud nagestreefd. Het behoud in situ van archeologische vindplaatsen kan geschieden door fysieke bescherming door middel van inpassing in de inrichtingsplannen, in combinatie met een op het behoud afgestemd beheer (dubbelbestemming archeologie).

Bodemroeringen dieper dan 30 cm -mv die tot (fysieke) aantasting van archeologische waarden leiden, dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Indien in het plangebied bodemingrepen plaatsvinden wordt door het bevoegde gezag (de gemeente Waalre) vastgesteld of en in welke vorm van archeologisch onderzoek of andere maatregelen op het te verstoren terrein noodzakelijk zijn. De gemeente Waalre baseert zich daarbij op deskundig advies gekoppeld aan het noodzakelijke vooronderzoek. De kosten van vooronderzoek en, eventuele daaropvolgende, archeologische uitvoeringsmaatregelen kunnen verhaald worden op de exploitant.

5.1.6 Regels archeologie

In artikel 38a van de Monumentenwet 1988 is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Met "monumenten" worden bedoeld:

  1. 1. vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
  2. 2. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.


In de archeologische monumentenzorg onderscheidt men verschillende categorieën waarden en verwachtingen. Voor iedere categorie kunnen op grond van het bestemmingsplan verschillende voorschriften gelden. Iedere categorie biedt dan een verschillend beschermingsniveau. Omdat het archeologiebeleid van de gemeente Waalre nog niet is vastgesteld dient bij het vaststellen van de vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek vooralsnog uitgegaan te worden van de vastgestelde wettelijke norm van 100 m2.

5.2 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging.

Onderhavig bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent, dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Bij planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (handreiking Bedrijven en Milieuzonering 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen dient te worden.

Allereerst zijn er richtafstanden, die zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype.

Gemotiveerd kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hoge milieubelasting kent. Verdere reducties zijn in de meeste gevallen niet te verantwoorden, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.

In onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven afhankelijk van het omgevingstype.

Milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Niet overal kan worden voldaan aan de gewenste ideale richtafstanden uit de VNG-brochure. Dit wil niet per definitie betekenen dat ter plaatse milieuhinder aanwezig is. Op grond van de direct werkende normen uit de verschillende AMvB's waaronder de bedrijven vallen dan wel op grond van de milieuvergunning van de bedrijven, kunnen maatregelen getroffen zijn, waarmee de milieuhinder teruggebracht is tot een aanvaardbaar niveau.

5.4 Flora En Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.

Onderhavig plangebied betreft de bebouwde kom van de kern Aalst. Hier is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage. Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet.

5.5 Geluid

Op basis van artikel 77 van de Wet Geluidhinder dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet Geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e van de Wet Geluidhinder);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld, dat indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

Omdat in onderhavig bestemmingsplan de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

5.6 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. Binnen de gemeente Waalre is een 'Visie Externe Veiligheid' vastgesteld.5

De handelingen met gevaarlijke stoffen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van één op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Gevolgen voor dit bestemmingsplan
In het kader van dit bestemmingsplan is beoordeeld of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan zijn de volgende elementen in het kader van de externe veiligheid van belang:

  • LPG-tankstation aan Burgemeester Mollaan 1;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de A67 en de A76.
afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00142-0301_0010.png"

LPG-tankstation
Binnen de gemeente is één LPG-tankstation gelegen, aan de Burgemeester Mollaan 1. Op bovenstaande afbeelding is de PR 10-6 contour aangegeven. Daarnaast is het invloedsgebied van de LPG-inrichting opgenomen. Deze aspecten zijn niet op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan opgenomen, omdat er binnen deze zones geen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

Transport gevaarlijke stoffen
De A2 en de A67 zijn snelwegen die zijn aangewezen als wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden. Beide wegen zijn tevens aangewezen als internationale verbindingsroutes. Op bovenstaande afbeelding zijn de volgende risicocontouren aangegeven: de plasbrandaandachtsgebieden (PAG's), de PR 10-6 contour en het invloedsgebied van de wegen zelf. Ook hierbij geldt dat deze gebieden niet op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen, omdat er binnen deze zones geen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

  1. 5. Visie Externe Veiligheid, Gemeente Waalre, opgesteld door SRE Milieudienst, 15 november 2010.

5.7 Watertoets

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets toe te passen. Hierin moet inzicht worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente voorafgaand aan de opstelling van dit bestemmingsplan het voornemen van de ruimtelijke ingreep (inclusief bouwplan) aan het waterschap te verzenden. Hiertoe moet, afhankelijk van de ingreep, meerdere malen overleg gevoerd worden met de waterbeheerder. De gemeente en het waterschap kunnen afspraken maken over wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan is opgenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  • beschrijving waterrelevant beleid;
  • kenmerken van het watersysteem;
  • de invulling van mitigerende maatregelen;
  • bestaand gemengd en gescheiden rioolstelsel.

Beleidskader

Rijksbeleid

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.


Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Voor het plangebied is in het Nationaal Waterplan geen expliciet beleid opgesteld.

Beschrijving waterrelevant beleid
In de Vierde Nota waterhuishouding (NW4) is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft het buitengebied stelt NW4 dat met name aspecten als verdroging en beperking van emissies van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat dus voorop.

Het provinciale beleid richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde. Vijf hoofdthema's vormen de kern van het beleid:

  • het realiseren van een duurzame watervoorziening;
  • het verbeteren van de waterhuishoudkundige situatie;
  • het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • het inrichten van waterlopen met het oog op de versterking van natuurwaarden;
  • het anders omgaan met water in bebouwd gebied.

Waterschap De Dommel is de beheerder van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in de gemeente Waalre. In het (tweede) waterbeheerplan van het waterschap is met name het beleid en de actiepunten voor de periode van 2001-2006 vastgelegd. Tevens wordt een doorzicht gegeven naar 2018. In het waterbeheersplan wordt uitgegaan van het streven naar duurzaam, integraal waterbeheer. Het waterbeheer is gericht op het behoud van gebruiksmogelijkheden op de lange termijn, zowel voor wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van het water. Belangrijke thema's zijn:

  • ruimte voor water;
  • water als ordenend principe;
  • duurzaam stedelijk waterbeheer;
  • de relaties tussen het watersysteem en de waterketen.

Kenmerken van het watersysteem
Aalst bevindt zich in het stroomgebied Boven Dommel. Het stroomgebied kenmerkt zich als een bovenloopgebied met dekzandruggen en slenken.

De belangrijkste rivier in dit systeem is de Dommel, deze begint in België. De Dommel komt bij Borkel en Schaft in Nederland en verlaat het gebied via Eindhoven - Son. Hier stroomt de Dommel onder het Wilhelminakanaal door naar het stroomgebied Beneden Dommel. Andere beken die afwateren op de Dommel zijn in stroomgebied Boven Dommel: de Beekloop, Keersop, Tongelreep, Buulder Aa, Sterkselse Aa en Kleine Dommel. De Tongelreep en de zijwatergang De Goorloop liggen binnen het plangebied.

Afvalwater / hemelwater
Het overgrote deel van het rioolwater in het stroomgebied wordt door middel van transportleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Eindhoven.

Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal bouwen'. Dit houdt in dat het hemelwater, dat valt op daken en verhardingen, niet versnel mag worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Voor de afvoer van dit water wordt de volgende trits gehanteerd (optie 1 is de meest wenselijke, en optie 4 het minst wenselijk):

  1. 1. hergebruik;
  2. 2. vasthouden (infiltratie in de bodem, bijvoorbeeld door middel van een wadi);
  3. 3. bergen (bijvoorbeeld door middel van een vijver);
  4. 4. afvoeren naar oppervlaktewater.

Mitigerende maatregelen
Bij nieuwe bouwplanen wordt uitgegaan van hydrologisch neutraal bouwen. Volgens de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren' wordt nadat vasthouden niet mogelijk is, eerst gezocht naar maatregelen om dakwater af te koppelen en te bergen op het eigen terrein.

Het bestemmingsplan gaat uit van het vastleggen van de bestaande situatie. In dat kader wordt ook de bestaande situatie gerespecteerd. Hoofdwatergangen en / of leggerwatergangen, alsmede structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie zijn bestemd tot 'Water'.

Provinciaal beleid

Verordening Ruimte

De Verordening strekt ertoe dat een aantal wateronderwerpen in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het Provinciaal Waterplan (PWP) 2010-2015 is op 20 november 2009 vastgesteld door de Provinciale Staten en heeft de status van structuurvisie onder de Wro. In het PWP zijn een aantal wateronderwerpen genoemd die in de Verordening zijn uitgewerkt (enkel die genoemd die in dit plangebied van toepassing zijn):

  1. 1. Regionale waterberging en reserveringsgebieden. Waterbergingsgebieden worden ingezet om wateroverlast uit regionale watersystemen (beken, waterlopen) tegen te gaan;
  2. 2. Ruimte voor behoud en herstel van watersystemen. Er is ruimte nodig voor maatregelen op het gebied morfologie, onder meer om de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) te behalen op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren;
  3. 3. Beschermingspzones voor grondwaterwinningen voor openbare watervoorziening, waarbij het provinciale doel uit het PWP is zekerheidstelling van grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening.

In de regels van het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen die bovenstaande onderwerpen/doelstellingen mogelijk moeten kunnen maken. Zo is bij de bestemming 'Water' opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor waterhuishouding en waterberging, alsmede voor natuuroevers, waterlopen en waterpartijen. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor (her)meandering van de Tongelreep (dit is in het verleden reeds succesvol uitgevoerd), het behoud en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

Door middel van het opnemen van een milieuzone voor grondwaterbeschermingsgebied wordt invulling gegeven aan de hierboven gestelde doelstellingen uit het PWP. Deze zone ligt voor een groot deel over het plangebied.

Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 'krachtig water', derde waterbeheerplan 2010-2015

Waalre en omgeving maken onderdeel uit van het waterschap de Dommel. In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' heeft het waterschap de strategische doelen voor de periode 2010-2015 beschreven. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In dit beleid worden meerdere thema's besproken. Twee onderwerpen hebben echter een hoge prioriteit gekregen. Dit betreft het voorkomen van wateroverlast en het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.

Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk (2006)
In deze beleidsnotitie wordt ingegaan op het concept hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het instrument "watertoets" biedt de mogelijkheid vroegtijdig te anticiperen op ruimtelijke ontwikkelingen door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologische neutraliteit" conform het waterbeleid. Dit concept vormt het uitgangspunt bij het uitvoeren van de watertoets. In de beleidsnotitie wordt ingegaan op de definitie en randvoorwaarden.


De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. Voorbeelden hiervan zijn infrastructurele en recreatieve ontwikkelingen.


In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm hydrologisch neutraal heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.


Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Toetsingscriteria zijn:

  1. 1. het plan mag niet leiden tot een toe- of afname van de afvoer van water;
  2. 2. er mogen geen veranderingen optreden in de oppervlaktewaterstanden;
  3. 3. er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
  4. 4. de grondwateraanvulling blijft gelijk;
  5. 5. er mogen geen veranderingen optreden in de grondwaterstanden.


Gemeentelijk beleid

Per 1 januari 2008 is de Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht geworden. De gemeenten zijn met deze nieuwe wet verantwoordelijk geworden voor de ruimtelijke inpassing van maatregelen die de waterbeheerder treft. Daarnaast kent de wet drie zorgplichten toe aan de gemeenten: voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeente is hiermee verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk afkoppelen van neerslag van het rioolstelsel, binnen bepaalde grenzen van effectiviteit.

5.8 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een plan leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een plan draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. d. een plan past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet passen binnen de lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er wordt voldaan aan de NIBM-grens zoals deze in de Regeling NIBM is vastgesteld. Zodoende hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.

6.1.1 SVBP 2008

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. Het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de bijbehorende regels die in samenhang met elkaar dienen te worden gelezen. Alle informatie uit de onderhavige toelichting heeft geleid tot het opstellen van de verbeelding en de regels van dit bestemmingsplan. Bij de opzet van de regels is aangesloten op de wettelijke regelingen, namelijk de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens sluiten de regels aan bij de eisen conform Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).


Het bestemmingsplan is overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening vervat in:

  1. 1. een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen;
  2. 2. een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

Hieronder worden de verschillende hoofdstukken van de regels kort toegelicht.

6.2 Systematiek Van De Planregels

De opbouw van het bestemmingsplan is conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). De planregels van het bestemmingsplan Aalst bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

6.2.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de planregels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.2.2 Bestemmingsregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevinsgvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zinsnede 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zinsnede 'met daarbij bijbehorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.

Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een omgevingsvergunning bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze vergunningen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke omgevingsvergunning wordt aangegeven waarvan wordt afgeweken, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning wordt verleend.

Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.

Afwijking van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel een omgevingsvergunning kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via een omgevingsvergunning kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een omgevingsvergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemming waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur.

Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen.
Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene bepalingen). Een gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid is op de verbeelding aangegeven door middel van een aanduiding.

6.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen Er is een algemene regeling met betrekking tot ondergronds ruimtegebruik opgenomen, waarbij kelderruimten e.d. in één bouwlaag onder gebouwen direct mogelijk worden gemaakt. Daar waar bovengronds gebouwd mag worden zijn ook ondergrondse bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat er in verband met daglichttoetreding ondergronds 15 m² extra is toegestaan ten opzichte van bovengronds. De oppervlakte van ondergrondse bouwwerken telt niet mee bij de bepaling van het aantal m² aan (bij)gebouwen op een perceel. Natuurlijk dient altijd voldaan te worden aan de eisen van het bouwbesluit (lichttoetreding e.d.).
Voor ondergronds bouwen dat dieper gaat dan één bouwlaag onder de grond dient een afwegingsmoment plaats te vinden (via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid). Dit om eventuele negatieve neveneffecten (bijvoorbeeld wat betreft waterstromen en aantasting van archeologische waarden) te voorkomen.

Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de aanduidingen opgenomen die over meerdere bestemmingen zijn gelegen. Het betreft in dit plan de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingen in hoofdstuk 2.

Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Die aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening.

Slotregels
Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

6.2.5 Lijst met bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de regels is een lijst met bedrijfsactiviteiten opgenomen. In deze lijst zijn de individuele bedrijven op basis van de SBI-code opgenomen en ingedeeld in milieucategorieën op basis van bepaalde milieuaspecten (geur, geluid, trillingen, stof en gevaarzetting).

De lijst met bedrijfsactiviteiten heeft echter de navolgende nadelen:

  • De lijst heeft een algemeen karakter. De milieuhygiënische kengetallen in de lijst houden nauwelijks rekening met het verschil in milieubelasting tussen individuele bedrijven (waardoor een specifiek bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit minder hinderlijk is dan de lijst aangeeft; bijvoorbeeld wanneer een bedrijf bereid is zich extra milieuhygiënische inspanningen te getroosten waardoor de feitelijke milieubelasting geringer is dan van zijn soortgenoten die daartoe niet bereid zijn) en met technologische ontwikkelingen (waardoor een bepaald bedrijfstype tijdens de planperiode minder hinderlijk wordt).
  • Als tweede nadeel kan genoemd worden dat de normen in de lijst niet van toepassing zijn op bestaande situaties, waarbij uiteraard de concrete informatie over bedrijven en omgeving prevaleert.

Deze nadelen worden in het onderhavige plan ondervangen door:

  • Een limitatief gebruik van de als bijlage toegevoegde lijst met bedrijfsactiviteiten, in combinatie met d.w.z. in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen aangegeven categorieën van bedrijven die zich binnen het plangebied(delen) kunnen vestigen, waarbij de als bijlage bij de regels toegevoegde lijst als leidraad fungeert;
  • Een afwijkingsbevoegdheid voor de vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) categorie 3 van de lijst of een bedrijf dat aard en invloed gelijkwaardig geacht kan worden aan de toegestane categorieën alsmede de vestiging van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten, die weliswaar gelijkwaardig zijn aan de toegestane categorieën maar die niet worden genoemd in de lijst met bedrijfsactiviteiten.

Ad 1. Het limitatief karakter van de lijst met bedrijfsactiviteiten:
In de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijf -1' en 'Bedrijf -2' is aangegeven welke bedrijven zich binnen het plangebied kunnen vestigen. Op deze manier is aangegeven welke categorieën van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten, waarbij de als bijlage (bij de regels) toegevoegde lijst als leidraad fungeert. Een en ander betekent, dat de lijst fungeert als limitatief toetsingskader bij de (directe) toelating van bedrijven. Om te voorkomen dat deze lijst niet een te limitatief karakter krijgt is enige flexibiliteit gewenst. Daarvoor is de hieronder bedoelde afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Ad 2. Afwijkingsbevoegdheid voor gelijkwaardige bedrijven:
Teneinde een te starre en arbitraire toepassing van de lijst met bedrijfsactiviteiten te voorkomen is bepaald dat het bevoegd gezag af kan wijken voor de uitoefening of vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) die gelijkwaardig is aan de direct toegelaten categorieën. Deze regeling maakt het mogelijk bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten toe te laten, die niet in de lijst zijn genoemd en waarvan de milieubelasting van een bepaald bedrijf of bepaalde bedrijfsactiviteit door ter plaatse aanwezige omstandigheden uit het oogpunt van hinder/overlast acceptabel is, dan wel dat het bedrijf zodanige beperkende maatregelen heeft genomen, dat de activiteit qua milieubelasting gelijkgesteld kan worden met bedrijfsactiviteiten uit de direct toegelaten categorieën. De milieubelasting wordt beoordeeld aan de hand van de in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemde milieubelastingscomponenten (geurproductie, stofuitworp, geluidhinder, e.d.). Daarnaast kan een bedrijf uit categorie 3 worden toegestaan.

6.3 Beschrijving Per Bestemming

Agrarisch
Het in het plangebied gelegen agrarisch bedrijf en bijbehorende bedrijfswoning zijn positief bestemd. Voor wat betreft de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij het hiervoor geldende bestemmingsplan Aalst (vastgesteld 5-2-2002, gedeeltelijk goedgekeurd op 22 juni en 24 september 2004).

Bebouwing is toegestaan binnen de bouwvlakken. De de maximale goothoogtes en maximale bouwhoogtes zijn in de regels opgenomen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemmingen Wonen en Tuin.

Bedrijf -1
De bestemmingsregeling 'Bedrijf -1' gaat uit van de huidige situatie en is bedoeld voor binnen woongebieden gelegen bestaande bedrijven. Binnen het plangebied zijn categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Bestaande bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn specifiek bestemd.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Er is voor een aantal gebieden wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Tuin'.

Bedrijf -2
De bestemmingsregeling 'Bedrijf -2' gaat uit van de huidige situatie en is bedoeld voor de bedrijventerreinen binnen de kern Aalst. Binnen het plangebied zijn categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarnaast is met een aanduiding weergegeven waar tevens categorie -3 bedrijven zijn toegestaan.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Bedrijf - Nutsvoorziening
De binnen het plangebied gelegen grotere nutsvoorzieningen zijn positief bestemd.

Centrum
Het centrum van Aalst heeft de bestemming Centrum. Binnen deze bestemming is onder andere het volgende toegestaan: detailhandel, horeca, kantoren, dienstverlening en wonen op de verdieping.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Detailhandel
De binnen het plangebied aanwezige detailhandelsvestigingen zijn positief bestemd. Bebouwing is toegestaan binnen de bouwvlakken. Daarnaast is op een aantal plaatsen wonen toegestaan.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Dienstverlening
De binnen het plangebied gelegen dienstverlenende bedrijven zijn als zodanig bestemd.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Groen

De structurele groenvoorzieningen zijn positief bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn tevens voorzieningen voor de waterhuishouding toegestaan.

Er zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. De hoogte en oppervlakte zijn in de regels weergegeven. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Horeca
Binnen het plangebied liggen een aantal horecavestigingen. Om sturend op te kunnen treden ten aanzien van de in de gemeente gelegen horecavestigingen, heeft de gemeente Waalre een categorisering aangebracht in horecavestigingen. 'Zware' horeca, zoals discotheken, is niet toegestaan. Op een aantal plaatsen is tevens wonen toegestaan.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Kantoor
De bestaande kantoren binnen het plangebied zijn positief bestemd. Daarnaast is wonen toegestaan ter plaatse van de aanduiding wonen.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Maatschappelijk
Er is een aantal percelen met de bestemming Maatschappelijk. De begraafplaats heeft een specifieke aanduiding gekregen. Daarnaast is wonen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met een maximaal bebouwingspercentage en een maximale goothoogte. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven.

Voor de begraafplaats zijn aparte bouwregels opgenomen waaraan voldaan dient te worden.

Op een gebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming om te zetten in de bestemmingen Wonen en Tuin.

Natuur
De gronden met de bestemming Natuur zijn bestemd voor het behoud en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden. Tevens is het bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, meandering van de Tongelreep en extensief dagrecreatief medegebruik. Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

Om deze gronden te beschermen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Tuin
De voortuinen (en soms een gedeelte van de zijtuinen van grondgebonden woningen) zijn bestemd als 'Tuin'. De tuinbestemming wordt in ieder geval toegepast voor de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevel op het zijerf.

Binnen de bestemming 'Tuin' zijn uitsluitend gebouwen in de vorm van erkers en entreepartijen toegestaan. De voorwaarden waaraan voldaan dient te worden zijn in de bouwregels opgenomen:

  • maximaal 1 bouwlaag verhoogd met 30 cm;
  • de breedte van de erker of entreeportaal bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het gevelvlak, dan wel gelijk aan de breedte van de bestaande gevelopening;
  • de diepte bedraagt niet meer dan 1/3 van de erker of het entreeportaal, met een maximum diepte van 1,50 meter, voor zover tenminste minimaal 2 meter tussen de erker of het entreeportaal en de voorste perceelsgrens onbebouwd blijft.

Tot slot zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan waarvoor in de regels maximale hoogtes zijn weergegeven en voor zover aangeduid als 'Waterberging' als reserveringsgebied ten behoeve van de realisering van waterberging.

Verkeer
Alle wegen in het plangebied zijn bestemd voor 'Verkeer'. Het betreft hier (gebieds)ontsluitingswegen. Binnen de bestemming zijn naast de verkeersfunctie tevens groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden toegestaan, alsmede nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. De garageboxen zijn specfiek aangeduid op de verbeelding.

Kleine bouwwerken, alsmede gebouwen ten behoeve van voorziening van openbaar nut met een beperkt oppervlak zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Water
Grote waterpartijen hebben de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming zijn naast waterberging, waterlopen en waterpartijen, ook natuuroevers, duikers en bruggen toegestaan.

De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn heel beperkt. Er zijn geen gebouwen toegelaten, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen ' zijn primair bedoeld voor het wonen in grondgebonden woningen. Binnen de algemene bestemmingssystematiek van de gemeente Waalre is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Bosvilla's'. Hiervoor is gekozen, omdat beide woontypen een specifieke (bouw)regeling vergen.

Hoofdgebouwen
De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door het woningtype waarbij de volgden woningtypes kunnen worden onderscheiden:

  • Aaneengebouwde woningen: waarbij een maximale diepte van 10 meter geldt;
  • Halfvrijstaande woningen: waarbij een maximale diepte van 12 meter geldt;
  • Vrijstaande woningen: waarbij een maximale diepte van 15 meter geldt.

De woningtypes zijn niet als aanduiding op de verbeelding weergegeven.

Gekozen is voor het werken met bouwvlakken tot 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen. Daar waar dit voor extreme situaties zorgt, is het bouwvlak uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Aalst aangehouden.

De afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens bij vrijstaande woningen dient minimaal 3 meter aan weerszijden te zijn. Bij halfvrijstaande woningen dient dit minimaal 3 meter aan één zijde te zijn en bij hoekwoningen van rijwoningen is ofwel de huidige afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geconserveerd (daar waar deze 3 meter of minder tot de zijdelingse perceelsgrens is) of opgerekt tot 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens (daar waar deze meer dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens lag). Uitgaand van de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens is de situering van het bouwvlak bepaald. Bij vrijstaande woningen dient minimaal aan één zijde een strook onbebouwd te blijven van minimaal 3 meter breed.

Bij grote percelen kan vanuit ruimtelijk oogpunt maatwerk wenselijk zijn. De afstand wordt in dat geval gesteld op minimaal 5 meter.

Het aantal woningen, de maximale goothoogte (in principe maximaal 6 meter, voor lagere woningen geldt een maximale goothoogte van 4 meter) en op een aantal locaties de maximale bouwhoogte, zijn weergegeven op de verbeelding. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.

Er is een afwijkingsregeling opgenomen voor het verhogen van de maximale goothoogte met maximaal 10%. Er is voor het grootste gedeelte van de woningen geen maximale bouwhoogte opgenomen. De maximale bouwhoogte volgt uit de Bouwverordening (maximaal 15 meter) en wordt vanuit welstand nader gestuurd.

Bijgebouwen
Buiten het bouwvlak mag maximaal 50 % van de bestemming wonen worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde (met uitzondering van niet overdekte zwembaden) tot een maximum van 100 m². Dit geldt voor die bouwvlakken waarbinnen één of twee woningen zijn toegestaan.
Voor die bouwvlakken waar meer dan twee woningen zijn toegestaan geldt dat maximaal 60% van het deel van het perceel bestemd als wonen (exclusief het bouwvlak) mag worden volgebouwd. Ook hiervoor geldt een beperking van het totale oppervlakte van 100 m² en de uitzondering voor niet-overdekte zwembaden. Bij de berekening van het bebouwingspercentage wordt de oppervlakte van de kelder beneden maaiveld en gelegen buiten de bebouwing niet meegerekend.

Aan-, uit- en bijgebouwen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Aan de zijkant van de woningen is bij sommige gevallen bij hoekwoningen, vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen ook een tuinbestemming aanwezig.

De afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van de bijbehorende woning bedraagt minimaal 3 meter (met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken, waarvoor een afstand van minimaal 1 meter aangehouden dient te worden). De afstand van een carport tot aan de voorgevel bedraagt minimaal 1 meter. Tot slot bedraagt de afstand van een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens 0 of minimaal 1 meter.

Bijgebouwen (waaronder aan- en uitbouwen) zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. De hoogtes en oppervlaktes zijn in de regels weergegeven. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter en de bouwhoogte bedraagt 6 meter. De maximale oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt 50 m².

Er is geen maximum gesteld aan de diepte van het bijgebouw. De maximale bebouwingsoppervlakte en percentage waarborgen al voldoende dat de oppervlakte van een bijgebouw beperkt wordt.

Aangebouwde bijgebouwen zijn bij vrijstaande woningen uitsluitend aan 1 zijde van de woning toegestaan.

Bij woningen mogen tevens kelders en (onder voorwaarden) maximaal 1 zwembad (niet overdekt) worden gebouwd.

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn tevens maximale hoogtes en oppervlaktes opgenomen.

Via een omgevingsvergunning wordt een bedrijf aan huis onder voorwaarden toegestaan. Ook mantelzorg wordt via een omgevingsvergunning onder voorwaarden toegestaan.

Zwembaden

De bouw van niet-overdekte zwembaden is onder voorwaarden rechtstreeks toegestaan:

  • het bouwperceel dient een minimale oppervlakte van 400 m² te hebben;
  • situering minimaal 2 meter uit perceelsgrens;
  • oppervlakte maximaal 10% van het bouwperceel met een maximum van 100 m²;
  • geen bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad.

Wonen-Bosvilla's
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen - Bosvilla's' zijn primair bedoeld voor het wonen in grondgebonden woningen. Binnen de algemene bestemmingssystematiek van de gemeente Waalre is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Bosvilla's'. Hiervoor is gekozen, omdat beide woontypen een specifieke (bouw)regeling vergen.

Gekozen is voor het werken met bouwvlakken uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Aalst. Een tuinbestemming is voor deze woningen niet opgenomen, gezien de grootte van de percelen en de bijbehorende bouwregels.

Het aantal woningen, de maximale goothoogte en de maximale bouwhoogte zijn weergegeven op de verbeelding.

Bijgebouwen (waaronder aan- en uitbouwen) zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. De hoogtes en oppervlaktes zijn in de regels weergegeven. Bij woningen mogen tevens kelders en (onder voorwaarden) maximaal 1 niet overdekt zwembad worden gebouwd.

Om de bomen te beschermen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Molen
De molen binnen het plangebied is specifiek bestemd als molen, omdat de molen geen specifieke functie heeft zoals wonen of detailhandel waar deze onder geschaard kan worden. Daarom is gekozen om de molen onder de bestemming 'Overig' van de SVBP2008 te laten vallen.

Er maximaal 1 molen toegestaan waarvan de afmetingen in principe niet mogen worden gewijzigd. Om de molen te beschermen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daarnaast is binnen een straal van 100 meter een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' opgenomen om te voorkomen dat er te hoge bebouwing en beplanting gerealiseerd wordt.

Leiding - Hoogspanningsverbinding
Binnen het plangebied is een hoogspanningsverbinding gelegen. Deze is specifiek beschermd met een beschermingszone, gekoppeld aan een omgevingsvergunningstelsel om te voorkomen dat er werkzaamheden uitgevoerd worden die schadelijk kunnen zijn voor de hoogspanningsverbinding.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik, het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt.

Binnen het plangebied zijn de gronden in eigendom van de gemeente of in eigendom van particulieren. In de begroting van de gemeente zijn reeds middelen gereserveerd voor de bouw van (maatschappelijke) voorzieningen op locaties waar de gemeente eigenaar is. Daar waar kosten verhaald moeten gaan worden, zal dat bij voorkeur via een overeenkomst gebeuren. Aangezien er geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, speelt deze situatie op dit moment niet in dit conserverende bestemmingsplan. Zolang de gemeente nog geen eigenaar is van de gronden heeft de gemeente ook geen financiële verantwoordelijkheid dan wel risico bij een ontwikkeling.

Er is een aantal kleinschalige uitvoeringsgerichte ontwikkelingen meegenomen in het plan welke reeds via overeenkomsten tot stand zijn gekomen voor zover er particuliere partijen bij zijn betrokken. Die kosten zijn dus eveneens reeds gedekt en een exploitatieplan is in deze gevallen dan ook niet noodzakelijk.

Ten slotte zijn er vanuit de oude bestemmingsplannen bouwmogelijkheden die worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Er is overgangsrecht opgesteld (nog niet in werking, maar hierop kan wel worden geanticipeerd) waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan onder de WRO een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.

Daarnaast zijn er 8 wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan opgenomen. Wijzigingen die in het plan mogelijk worden gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid dienen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van die bevoegdheid pas voorzien te worden van een exploitatieplan. Op dit moment is voor de wijzigingsbevoegdheden dus geen exploitatieplan noodzakelijk.

Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

7.2 Handhaving

In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling 4 van de IRO een handhavingsparagraaf te worden opgenomen. Hierbij dient met name te worden aangeven, hoe met de bestaande illegale situaties dient te worden omgegaan.

Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Handhaving kan ook worden gezien als:

  • het stellen van normen c.q. grenzen;
  • het uitvoeren van normen (vergunningverlening) c.q. norm conform handelen;
  • het houden van toezicht;
  • het opleggen van sancties.

Handhaving wordt om meerdere redenen door bestuursorganen toegepast. Genoemd kunnen worden:

  • handhaving levert een wezenlijke bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van beleid, door middel van wet- en regelgeving;
  • handhaving leidt tot toename van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid;
  • handhaving leidt tot toename van een grotere acceptatie van wet- en regelgeving;
  • handhaving leidt tot toename van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van de overheid.

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is een dergelijke inbreuk een aantasting van één van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten, veelal eisen, van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Bovendien tast het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van de bestemmingsplannen ter hand te nemen en blijven nemen.

Het ruimtelijke beleid, zoals de gemeente Waalre dat voor haar grondgebied heeft vastgesteld, vindt voor het belangrijkste deel haar weerslag in de vastgestelde bestemmingsplannen. Hierin is voor het stedelijk- en landelijk gebied, de kernen, de industrieterreinen en de verschillende individuele percelen het juridische toetsingskader neergelegd die het gemeentebestuur in die gebieden wil verwezenlijken. Aan het vaststellen van een bestemmingsplan gaat een uitgebreide en zorgvuldige voorbereiding vooraf. Er wordt een "uitgebreide" inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie binnen het plangebied, teneinde deze, op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Bovendien vindt er uitgebreid overleg plaats met belanghebbenden, door middel van overleg- en inspraakrondes inzake het voorontwerp en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan.

Deze uitgebreide voorbereidingen hebben een duidelijk doel. Het bestemmingsplan dient een zorgvuldig opgesteld plan te zijn, waarin de verworvenheden van de democratische rechtstaat doorklinken. Het bestemmingsplan heeft immers, zodra het rechtskracht heeft, een enorme impact op het gemeentelijke grondgebied. Deze werking wordt, met name door burgers, nogal eens onderschat. Het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld het gebruik van in eigendom zijnde onroerende zaken zowel beperken als verruimen. Bovendien is het bestemmingsplan een criterium waaraan bouwplannen moeten worden getoetst en kan het een grondslag zijn voor het toepassen van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke dwangmiddelen, waarvan de kosten veelal verhaald kunnen worden op de overtreder. De juridische status van het bestemmingsplan kan dan ook het best verduidelijkt worden met de lekenterm: "gemeentelijke wet".

Hoofdstuk 8 Procedure

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld in de Wro. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak heeft plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een Nota van beantwoording Inspraakreacties, welke als bijlage is bijgevoegd.

8.2 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties zijn in kennis gesteld en heeft geleid tot 1 reactie.

8.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn zienswijzen kenbaar kunnen maken tegen het plan. Dit heeft geleid tot 8 zienswijzen welke zijn beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen. De wijzingen t.o.v. het ontwerp zijn verwoord in de Nota van Wijzingen. Beiden zijn als bijlagen bijgevoegd.

8.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tevens kan er beroep worden ingesteld tegen de gewijzigde onderdelen. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Verbeelding 1

Bijlage 1 Verbeelding 1

Bijlage 2 Verbeelding 2

Bijlage 2 Verbeelding 2

Bijlage 3 Verbeelding 3

Bijlage 3 Verbeelding 3

Bijlage 4 Verbeelding 4

Bijlage 4 Verbeelding 4

Bijlage 5 Verbeelding 5

Bijlage 5 Verbeelding 5

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 1 Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlage 2 Nota Van Wijzigingen

Bijlage 2 Nota van wijzigingen

Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties

Bijlage 3 Nota van beantwoording inspraakreacties

Bijlage 4 Archeologisch En Fysisch Landschap

Bijlage 4 Archeologisch en Fysisch landschap

Bijlage 5 Archeologische Beleidskaart

Bijlage 5 Archeologische beleidskaart

Bijlage 6 Legenda Archeologie

Bijlage 6 Legenda archeologie

Bijlage 7 Topografie Omstreeks 1850

Bijlage 7 Topografie omstreeks 1850

Bijlage 8 Archeologische Beleidskaart

Bijlage 8 Archeologische beleidskaart

Bijlage 9 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 9 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 10 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 10 Staat van Horeca-activiteiten