KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Voorgenomen Initiatief
2.3 Verkeer En Parkeren
2.4 Bezonning
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Water
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Archeologie
4.9 Ecologie
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Omgevingsdialoog
7.2 Inspraak En Vooroverleg
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
7.4 Vaststelling
Bijlage 1 Toegelaten Bedrijven
Bijlage 2 Groenplan
Bijlage 3 Ontwerpbeschikking Hogere Waarden
Bijlage 1 Bouwhistorisch Onderzoek
Bijlage 2 Memo Parkeren Clemensstaete
Bijlage 3 Parkeeronderzoek Juli 2023
Bijlage 4 Memo: Parkeren Op Eigen Terrein
Bijlage 5 Situatietekening 23-08-2023
Bijlage 6 Bezonningsstudie
Bijlage 7 Groenplan 22-08-2023
Bijlage 8 Boom Effect Analyse 2020
Bijlage 9 Boom Effect Analyse 2022
Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Omgevingslawaai
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 13 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 14 Aerius Memo
Bijlage 15 Stikstofberekening Realisatiefase 2023
Bijlage 16 Stikstofberekening Realisatiefase 2024
Bijlage 17 Stikstofberekening Realisatiefase 2025
Bijlage 18 Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 19 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 20 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen

Waalwijk, Sint-Clemenskerk

Bestemmingsplan - Gemeente Waalwijk

Vastgesteld op 26-10-2023 - niet in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint Clemenskerk' met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 achterkant

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;

1.8 bebouwing

  1. a. één of meer gebouwen en/of;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  1. a. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
  2. b. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding, dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.12 bedrijf

het bedrijfsmatig verrichten van werkzaamheden en/of diensten, waaronder begrepen internetbedrijven en internet afhaalpunten.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.14 bergbezinkvoorziening

ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen;

1.15 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.16 bestaand

bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:

  1. a. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  2. b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bevi-bedrijven

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 buitenterras

een opstelling van tafels en stoelen op de openbare weg zonder bijkomende bouwwerken die de open structuur verstoren; permanent gebouwde voorziening zoals een winterras worden nadrukkelijk niet onder een buitenterras begrepen;

1.28 categorie A-, B-, C-bedrijf

bedrijf met activiteiten welke voorkomen in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging welke voldoen aan de volgende kenmerken:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en/of dienstverlening;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

A. categorie A-bedrijf:

bedrijf met activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

B. categorie B-bedrijf:

bedrijf met activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

C. categorie C-bedrijf:

bedrijf met activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grotere verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op een verzamelweg is aangewezen;

1.29 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

  1. a. rijksmonumenten;
  2. b. gemeentelijke monumenten;
  3. c. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;

1.30 cultuurhistorische waardevolle boerderij

één gebouw, bestaande uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met direct aangebouwde (voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • in gebruik (geweest) als agrarisch bedrijf met bedrijfswoning;
  • maximaal bestaande uit 2 samengestelde delen;
  • gebouwd vóór 1972;
  • voldoende uiterlijke kenmerken van een boerderij zijn nog aanwezig;

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel

opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;

1.33 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.34 dakopbouw

een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.35 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.37 dienstverlening

  • het verlenen van economisch - maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
  • de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals (internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  1. a. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kapperszaak, makelaarskantoor;
  2. b. niet-publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening zonder publieksaantrekkende werking, waar onder in ieder geval een financieel administratiekantoor, internetkantoor;

1.38 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie of delen daarvan waarin geen te openen delen aanwezig zijn, met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte (functie);

1.39 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 3 jaar niet uitgevoerd, of zoveel korter als is overeengekomen;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze inrichting niet verbiedt;

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van (porno)-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.45 gestapelde woningen

woningen waarbij sprake is van twee of meer woningen geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.46 gestapelde hoofdmassa

hoofdmassa waarbij sprake is van twee of meer zelfstandig functionerende eenheden geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.47 gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;

1.48 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.49 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.50 hoofdmassa

het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;

1.51 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.52 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in typen horeca wordt gehanteerd:

  1. a. lichte horeca:
    1. 1. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.
    2. 2. overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
  2. b. middelzware horeca:

bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);

  1. c. zware horeca:

bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;

1.53 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.54 intensieve zorg

zorg voor mensen met een minimale zorgindicatie van “4VV: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging”, zoals bedoeld in de Wet langdurige zorg onder Verpleging en Verzorging (VV);

1.55 internethandel

handel via internet waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  1. a. internetkantoor:

internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, zonder opslag- en verzendfunctie en waar alleen elektronische transacties tot stand komen. Dit type valt onder dienstverlening en is vergelijkbaar met een niet-publieksgerichte dienstverlening zoals een kantoor;

  1. b. internetbedrijf:

internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;

  1. c. internetafhaalpunt:

internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;

  1. d. internetwinkel:

internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en met uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder detailhandel;

1.56 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.57 kruisingsvlak

het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd, bij het fictief doortrekken van de rijbaankanten;

1.58 maatschappelijke voorzieningen

sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  1. a. publieksgerichte maatschappelijke voorziening:

maatschappelijke voorziening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een school, gemeentehuis;

  1. b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening:

maatschappelijke voorzieningen zonder publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kleinschalig gezinsvervangend tehuis, niet zijnde kamerverhuur, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs.

1.59 niet-publieksgerichte voorziening

voorziening zonder publieksaantrekkende werking waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  1. a. niet-publieksgerichte dienstverlening: zie onder dienstverlening, type b;
  2. b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening: zie onder maatschappelijke voorziening, type b;

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen en dergelijke;

1.61 ondergronds bouwen

bouwen onder peil;

1.62 open opslag

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;

1.63 openbaar toegankelijk gebied

Openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.64 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.65 overig gebouw voor bedrijf of voorziening

gebouw in gebruik voor een bedrijf en/of voorziening (dienstverlening, maatschappelijk, horeca, detailhandel) niet zijnde de hoofdmassa in de gevellijn of een bijbehorend bouwwerk;

1.66 overkapping met een open constructie

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, met maximaal twee wanden die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;

1.67 onzelfstandige woonruimte

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.68 peil

hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

1.69 perceelsgrens

grens van het bouwperceel;

1.70 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.71 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 stedelijke ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of haventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

1.73 verzamelweg

weg die gericht is op het verzamelen en verdelen van het verkeer in de wijken (inclusief het centrum) en bedrijventerreinen, sluit aan op de hoofdwegen, 30 of 50 km/ uur;

1.74 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.75 voorkant van de hoofdmassa

de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;

1.76 voorste grens van het bouwvlak

de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de hoofdmassa is georiënteerd;

1.77 voorziening

Een voorziening bestaat uit een of meer van de volgende functies:

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. horeca;
  4. d. maatschappelijke voorziening;

1.78 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen;

1.79 vrijstaande hoofdmassa

hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;

1.80 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81 zijkant (hoofdmassa)

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.

1.82 zorginstelling

Instelling waar intramurale of particuliere zorg wordt verleend;

1.83 zorgwoning

al dan niet zelfstandige wooneenheid voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;

2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);

2.3 afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen. In het geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren): de kortste tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;

2.4 breedte bouwperceel

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens;

2.5 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk

  1. a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  2. b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  3. c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;

2.6 breedte hoofdmassa

evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;

2.7 bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;

2.8 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 diepte hoofdmassa

  1. a. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  2. b. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;

2.10 goothoogte van een bouwwerk

  1. a. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  2. b. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
  3. c. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;

2.11 hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;

2.12 (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.13 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.14 nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

2.15 verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.16 uitzonderingen

bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:

ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen of zorgwonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal (zorg)woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat:
      • het aantal zorgwoningen maximaal 46 mag bedragen;
      • het aantal woningen maximaal 37 mag bedragen, uitsluitend indien voldaan wordt aan artikel 11.1;
  2. b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, op een maximum van 50 m² brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per woning, met in achtneming van lid 3.5.2;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken met de bij a tot en met b behorende:

  1. c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 11.1, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  2. d. bijbehorende bouwwerken;
  3. e. onderdoorgangen;
  4. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. g. tuinen, erven en verhardingen;
  6. h. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. erven en verhardingen;
  3. c. paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  4. d. wandelpaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen waarbij:

  1. a. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt;
  2. b. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden ten behoeve van open opslag;
  2. b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  3. c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
  4. d. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
  5. e. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  6. f. gronden ten behoeve van parkeren.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met aan het bepaalde onder a tot en met d ondergeschikte:

  1. f. tuinen;
  2. g. bergbezinkvoorzieningen;

met de bij lid a tot en met g behorende:

  1. h. bijbehorende bouwwerken;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  3. j. tuinen, erven en verhardingen;
  4. k. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
  5. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. het houden van kortdurende incidentele evenementen en 'standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening'.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden ten behoeve van open opslag;
  2. b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  3. c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
  4. d. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
  5. e. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  6. f. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor het medegebruik van de openbare ruimte voor een buitenterras op voorwaarde dat hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verblijfsfunctie van het (voetgangers)gebied en voldaan wordt aan de regeling 'Nadere regels voor terrassen 2013'. Indien deze nadere regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Overige zone - kernlint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernlint':

  1. a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 3.2.2.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    1. 1. Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
  2. b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
    3. 3. indien door de situering van de parkeerplaatsen geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid op aangrenzende gronden;
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.

11.2 Afwijken parkeren in de openbare ruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1 onder a mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. De aanvrager heeft inzichtelijk gemaakt dat de parkeereis niet redelijkerwijs in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, gerealiseerd kan worden en;
  2. b. Het aantal benodigde parkeerplaatsen dat bepaald is aan de hand van artikel 11.1 onder a en dat niet in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel kan worden gerealiseerd, is beschikbaar of wordt beschikbaar gemaakt in het openbaar gebied en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. De gemeten parkeerdruk binnen de loopafstanden van de functie van de ontwikkeling in het openbare gebied is lager dan 85%. Indien de parkeerdruk in het openbaar gebied lager is dan 85% dan mogen de parkeerplaatsen vanaf de gemeten parkeerdruk tot 85% van de parkeercapaciteit aan de ontwikkeling worden toebedeeld;
    2. 2. Op het bepalen van de loopafstanden van de functie van de ontwikkeling en het meten van de parkeerdruk zijn de voorwaarden uit de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 of diens rechtsopvolger aan de orde;
    3. 3. De in de openbare ruimte aan te leggen of toe te wijzen parkeerplaatsen voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 11.1 onder b.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint Clemenskerk'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om de Sint-Clemenskerk en de bijbehorende percelen aan de Loeffstraat te Waalwijk te transformeren naar een gebied met een voornamelijke woon- en woonzorgfunctie.

De Sint-Clemenskerk is een Rijksmonument en zal in gebruik worden genomen ten behoeve van wonen. In de kerk worden 17 middeldure koopappartementen gerealiseerd. De pastorie zal worden gesloopt en herbouwd om ter plaatse 6 middeldure koopappartementen te realiseren.

Het planvoornemen voorziet verder in de realisatie van nieuwbouw. Binnen die nieuwbouw is ruimte voor 14 koopappartementen en 46 zorgwoningen. In totaal worden met de ontwikkeling 83 woon(zorg)appartementen gerealiseerd.

De beoogde transformatie past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan. Om deze ontwikkeling toch juridisch-planologisch mogelijk te maken, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

In een eerdere fase is al een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Dat bestemmingsplan ging echter uit van een ander programma binnen de kerk en de nieuwbouw. In deze toelichting wordt nader onderbouwd waarom het programma is gewijzigd en een nieuw ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0001.png"

Figuur 1.1: Luchtfoto plangebied en omgeving (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend als Gemeente Waalwijk:

  • Sectie F, perceelsnummers 281, 1769, 1770, 3224, 3325 en 3326;
  • Sectie G perceelsnummer 424 (gedeeltelijk).

Het plangebied is circa 6.400 m² groot.

De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2 en bestaat globaal uit de Loeffstraat aan de noordzijde en de Pastoor van der Zijlestraat aan de westzijde. De begrenzing bestaat aan de oostzijde uit het perceel behorende bij Boerderij de Lunt aan de Loeffstraat 60. De zuidwestzijde van het plangebied wordt begrensd door het perceel behorende bij de woning aan de Pastoor van der Zijlestraat 81. Aan de zuidoostzijde bestaat de begrenzing uit de groenstrook en de waterloop langs het Clemenspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0002.png"

Figuur 1.2: Begrenzing plangebied bestaande situatie

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Gemengd gebied', vastgesteld op 7 juni 2018. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Gemengd' en als 'Verkeer - Verblijf'.

Ter plaatse van de Sint-Clemenskerk geldt de bestemming 'Gemengd'. Hier zijn (bedrijfs)woningen toegestaan alsmede beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning.

Daarnaast is ter plaatse van de kerk de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. Daarmee worden publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen (zoals een kerk) specifiek mogelijk gemaakt. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan: "sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs."

Maar ook zijn ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' publieksgerichte voorzieningen zoals een kapperszaak of een makelaarskantoor toegestaan. Ook bedrijven (tot maximaal milieucategorie B) en niet-publieksgerichte voorzieningen (zoals een financieel administratiekantoor of een internetkantoor) zijn op basis van die aanduiding toegestaan.

Tevens is binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen waarmee uitsluitend vrijstaande hoofdmassa's mogelijk zijn gemaakt.

Binnen het plangebied gelden 3 archeologische dubbelbestemmingen: Voor het meest noordelijke deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Voor het meest zuidelijke deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Voor het middelste gedeelte geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'.

Tot slot is binnen het plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernlint' van toepassing. Hier gelden specifieke voorwaarden voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van vrijstaande hoofmassa's en het oppervlak van vrijstaande hoofdmassa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst.

Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 inspraak en overleg uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het uitgangspunt voor het vast te stellen bestemmingsplan.

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Stedenbouwkundige context

In Bijlage 1 bij deze toelichting is een uitgebreid en bouwhistorisch onderzoek inclusief een cultuurhistorische analyse van het Rijksmonument Sint-Clemenskerk en haar omgeving opgenomen (Arcadis, 2019). In deze paragraaf is de stedenbouwkundige context van de kerk op basis van dat onderzoek weergegeven.

Het Hollandse Baardwijk was tot 1922 een zelfstandige gemeente. In 1870 waren van de 1479 inwoners slechts 92 protestanten, het overige deel was katholiek. Bewoning concentreerde zich eind 19e eeuw enkel langs de hoofdweg die van oorsprong een achterkade was, het Hoogeind in het oosten tot het Laageind in het westen. Dit is de huidige Loeffstraat en nog altijd de hoofdstraat van het voormalige Baardwijk.

De kerken langs de lintbebouwing van Baardwijk en Waalwijk geven een samenhangend beeld. Op nagenoeg een rechte lijn staan de middeleeuwse kerktoren aan de Winterdijk, de hervormde kerk van Baardwijk (Loeffstraat 50), St. Jan de Doper en Kerk aan de Haven in Waalwijk en de hervormde kerk en (herbestemde) Maria Onbevlekt Ontvangen in Besoyen.

De Sint-Clemenskerk staat aan de Loeffstraat (voormalige Hoogeinde), tussen de Hoefsteeg in het oosten en de Baardwijkse straat (voormalige Akkersteeg) in het westen in. De kerk staat op een slag, een langwerpig perceel haaks op de Loeffstraat uit de periode van de ontginning. De kerk is zodanig ontworpen dat deze past binnen het langgerekte perceel dat ten opzichte van de Loeffstraat iets naar achteren is gelegen.

Aan de achter- en zijkanten van de kerk lagen tuinen en boomgaarden en ten zuiden daarvan lagen de weilanden van de Binnenpolder van Baardwijk. Het was vooral het groene karakter dat overheerste. De kerktoren en toentertijd ook het schip van de kerk waren van verre vanuit de polder zichtbaar. In de huidige situatie is het schip en het groene karakter rondom de kerk alleen nog op lokale schaal zichtbaar en herkenbaar. De kerktoren is daarentegen nog steeds een baken in het landschap en te zien vanaf de hoofdstraat van Baardwijk, de voormalige Buitenpolder van Baardwijk ten noorden van de A59 en de Baardwijkse Overlaat ten oosten van het Zuiderafwateringskanaal.

Aan de oostzijde van de kerk loopt een pad afgescheiden met hoge heggen richting het in 1886 aangelegde kerkhof van de Clemensparochie. Dit kerkhof ligt 100 meter ten zuiden van de tuin van de kerk.

Sint-Clemenskerk

Het plangebied staat vrijwel geheel in het teken van de Sint-Clemenskerk en de daarbij behorende voorzieningen. De Sint-Clemenskerk is gebouwd in 1896-1897. Het is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met toren met achtkantige bovenbouw. Het interieur is voornamelijk gepleisterd, was van oorsprong veelkleurig en staat vol van symboliek. De oorspronkelijke lintbebouwing van het dorp Baardwijk is van grote invloed geweest op de totstandkoming van vorm, afmeting en ligging van de kerk.

In eerste instantie was de kerk volledig van de straat afgescheiden: ten opzichte van de weg is de kerk naar achteren op het perceel geplaatst, omdat tot 1914 de woning van mevrouw De kort op hetzelfde perceel direct aan de Loeffstraat stond. De woning is na het overlijden van mevrouw De Kort in 1914 gesloopt. De waterstaatskerk, de oude kerk van de Clemensparochie waar de Sint-Clemenskerk direct naast is gebouwd, was al snel na de voltooiing van de nieuwe kerk gesloopt. Zo ontstond er een bescheiden en aan drie zijden omsloten kerkplein.

In 1962 is het plein zoals het nu voor de kerk ligt aangelegd nadat in 1961 de oude pastorie en oude boerderij aan de Loeffstraat zijn gesloopt (archiefnr. 1170 145). De huidige pastorie is gebouwd op de plek zoals de oorspronkelijke schets heeft aangegeven. De pastorie is gebouwd in ruimtelijke samenhang met de kerk maar wel in andere bouwstijl die past bij de jaren 1960.

In de loop der jaren is de kerk diverse keren aangepast. In de periode van 1984 tot en met 1986 is de kerktoren gerestaureerd en in de jaren '90 is de kerk zelf gerestaureerd. Sinds 2016 is de kerk echter gesloten. Wel is de kapelfunctie tot 2019 behouden gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0004.png"

Figuur 2.1: Foto Sint-Clemenskerk (bron: NBArchitecten)

2.1.2 Huidig gebruik

De kerk is momenteel niet in gebruik en staat leeg. Ook de pastorie heeft de gebruiksfunctie verloren. De gebouwen zijn nog in goede staat. Op basis van het geldende bestemmingsplan (huidige planologische mogelijkheden) kunnen de gronden en opstallen weer als kerk en/of pastorie gebruikt worden.

Het kerkplein aan de voorzijde wordt vooral gebruikt als parkeerterrein. Het parkeerterrein is in eigendom van de initiatiefnemer en maakt als zodanig ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het huidige parkeerterrein omvat 14 parkeerplaatsen en is voorzien van ruime plantvakken en groenstroken.

Ter plaatse wordt over het algemeen geparkeerd door bewoners van de omliggende woningen en bezoekers.

Aan de achterzijde van de kerk is de pastorietuin gelegen. De tuin is direct achter de pastorie ingericht met een vijver, een terras en grind. Ook zijn er enkele waardevolle bomen in de pastorietuin aanwezig (zie ook paragraaf 3.3.6). Aan de achterzijde van de kerk bestaat de tuin voornamelijk uit gazon. Het geheel is door middel van een muur en een haag, groen omzoomd.

2.2 Voorgenomen Initiatief

2.2.1 Inleiding

Eerder planvoornemen

Er heeft eerder een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Dat bestemmingsplan voorzag in een programma waarin naast (zorg)woningen ook praktijkruimten, een apotheek en een grand-café zouden worden gerealiseerd.

Op basis van zienswijzen op dat bestemmingsplan maar ook op basis van gesprekken met gezondheidscentra en zorginstellingen is het programma echter aangepast.

Er blijkt uiteindelijk niet voldoende marktruimte voor de realisatie van de praktijkruimten, de apotheek en het Grand-Café. Daarnaast is duidelijk geworden dat de koopappartementen beter in de bestaande kerk en pastorie kunnen worden gerealiseerd en de zorgappartementen in de nieuwbouw. Het plan is daarop aangepast. Hierna wordt nader ingegaan op het aangepaste programma.

Begrip Peil

Ten opzichte van het eerdere ontwerpbestemmingsplan is het begrip "peil" aangepast. Het in dit bestemmingsplan opgenomen begrip voor peil sluit namelijk aan op de standaardbegripsbepaling van de gemeente Waalwijk. Het eerder opgenomen begrip week teveel af van deze standaard. Het nu opgenomen begrip luidt als volgt:

hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

De bovenkant van de putdeksel in de Loeffstraat wordt daarbij gezien als "afgewerkt terrein". In het eerdere ontwerpbestemmingsplan werd de dorpel van de entree van de kerk als "peil" aangehouden. Deze was gelegen op 3,5 meter ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (hierna: N.A.P.). De bovenkant van de putdeksel in de Loeffstraat is gelegen op 2,75 meter ten opzichte van N.A.P., een verschil van 75 centimeter dus. Dit verschil is terug te zien in de in dit bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten. Ter plaatse van de nieuwbouw (zie ook paragraaf 2.2.4) zijn goot- en bouwhoogten opgenomen van respectievelijk 8,25 en 12,25 meter. In het eerdere ontwerp waren deze hoogten 7,5 en 11,5 meter. Dit verschil heeft dus nadrukkelijk niets te maken met aanpassingen in de hoogte van het bouwplan maar uitsluitend met de aanpassing van het begrip "Peil".

Actueel planvoornemen

Het planvoornemen bestaat uit de transformatie van de bestaande Sint-Clemenskerk in combinatie met de realisatie van nieuwe appartementen op het achterterrein van de kerk. In totaal zijn binnen het plangebied maximaal 83 woon(zorg)eenheden voorzien. Het te ontwikkelen gebied wordt "ClemensStaete" genoemd. De ontwikkeling voorziet in het toekomstbestendig en duurzaam transformeren van de Sint-Clemenskerk, de vervangende nieuwbouw van de pastorie, het oprichten van nieuwbouw en de aanleg van de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen in combinatie met (openbare) groenvoorzieningen. Met deze herontwikkeling blijft het Rijksmonument behouden en beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0005.png"

Figuur 2.2: CONCEPT stedenbouwkundig ensemble (Bron: NBArchitecten)

2.2.2 Transformatie kerk

De kerk zal uitsluitend inpandig worden verbouwd. Wel zijn er enkele erkers, balkons en bergingen buiten de kerk voorzien. Aan de oostelijke gevel van de toren zullen ramen worden geplaatst daar waar er nu geen zijn.

Een gedeelte van het interieur van de kerk zal worden hergebruikt bij de transformatie. Bij de herinrichting van de kerk ligt de nadruk op de lengterichting van het gebouw. De aandacht wordt bij binnenkomst door de hoofdentree al naar het absis / koor getrokken. De centrale as/zichtlijn van de entree naar het absis / koor wordt, door de situering van de appartementen aan de zijkant, in stand gehouden.

Ook de ruimtewerking van de kap is belangrijk. De ruimte van vloer tot kap blijft dan ook gedeeltelijk beleefbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0006.png"

Figuur 2.3: CONCEPT Plattegronden kerk en pastorie (Bron: Rothuizen, 19 januari 2022)

In de kerk worden in totaal 17 koopappartementen gerealiseerd. In het souterrain worden uitsluitend bergingen gerealiseerd. Op de begane grond worden 8 appartementen gemaakt. Ook op de 1e verdieping worden 8 appartementen gemaakt. Een laatste appartement in de kerk wordt gerealiseerd op de 1e, 2e en 3e verdieping in de toren. Dit wordt dus een appartement bestaande uit 3 verdiepingen.

De oppervlakten van de appartementen variëren van circa 50 m² tot circa 100 m².

2.2.3 Vervangende nieuwbouw pastorie

De pastorie zal worden gesloopt en op dezelfde locatie worden herbouwd. Daarbij zullen de bestaande goot- en bouwhoogte worden gerespecteerd. Alleen de kapvorm zal wijzigen waardoor een efficiëntere indeling gemaakt kan worden en een volwaardige 2e verdieping kan worden gerealiseerd. De kapvorm van de nieuwe pastorie sluit daarbij aan op de kapvorm van de nieuwbouw (zie paragraaf 2.2.4).

In totaal worden in de nieuwe pastorie 6 appartementen gerealiseerd. 2 op de begane grond, 2 op de 1e verdieping en 2 op de 2e verdieping. De oppervlakten van deze appartementen variëren van circa 50 m² tot circa 75 m². In het souterrain zullen bergingen voor de appartementen worden gerealiseerd. In figuur 2.4 is de plattegrond van de begane grond opgenomen. In figuur 2.5 is een concept-impressie opgenomen van het ontwerp van de nieuwe pastorie in combinatie met de kerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0007.png"

Figuur 2.4: CONCEPT indeling begane grond nieuwe pastorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0008.png"

Figuur 2.5: CONCEPT impressie ontwerp pastorie en kerk

2.2.4 Nieuwbouw (zorg)woningen

Bij de nieuwbouw op het terrein is het van belang de oorspronkelijke opzet op enigerlei wijze herkenbaar te houden. Het gaat dan met name om het kerkplein met de twee 'wanden', de besloten tuin aan de zuidzijde van de kerk. Nieuwbouw ter plaatse kan uitsluitend plaatsvinden met respect voor de cultuurhistorische waarde van het Rijksmonument Sint-Clemenskerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0009.png"

Figuur 2.6: Referentiebeeld beoogde sfeer nieuwbouw kloostercomplex (hier kunnen geen rechten aan ontleend worden) (© Predikherenklooster - Korteknie, Stuhlmacher Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0010.png"

Figuur 2.7: CONCEPT 3D Artist Impression (aanpassingen kerk niet gevisualiseerd)

(NBArchitecten 9-12-2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0011.png"

Figuur 2.8: CONCEPT Beoogde nieuwe situatie (bron: GEO-Infra bv 23-08-2023, voor een hogere resolutie van deze situatietekening verwijzen wij naar Bijlage 5

De nieuwbouw bestaat dan ook uit een in architectuur herkenbaar nieuw ensemble welke zich duidelijk onderscheidt van de Rijksmonumentale Sint-Clemenskerk. Hierdoor blijft het historische karakter van het oorspronkelijke ensemble van kerk en pastorie met binnentuin duidelijk leesbaar. De nieuwbouw oriënteert zich op de binnentuin rondom de Sint-Clemenskerk. De bouwmassa creëert een omsloten openbare binnentuin welke het karakter heeft van een kloostertuin. De ontsluiting van de nieuwbouw bevindt zich tevens in deze binnentuin zodat er altijd reuring is in het binnengebied.

De nieuwbouw krijgt de uitstraling van een kloostercomplex. De bouwmassa's en bouwhoogten sluiten aan bij de omliggende bebouwing. Aangezien er een groot hoogteverschil aanwezig is binnen het plangebied wordt het peil in dit bestemmingsplan vastgelegd op de hoogte van de entree van de kerk. Ten opzichte van die entree wordt de 1e bouwlaag verdiept gerealiseerd. Hierdoor ontstaat ruimte om in totaal 3 bouwlagen met een kap te realiseren en alsnog aansluiting te vinden bij de bouwhoogten in de directe omgeving. De maximale bouwhoogte ten opzichte van het peil (= bovenkant putdeksel Loeffstraat) bedraagt daarmee 12,25 meter. Met de nieuwbouw wordt dus gerefereerd aan een kloostercomplex. Dit komt onder meer tot uiting in de eenduidige goot- en bouwhoogte en repetitie van gevelindelingen.

De voorzijde aan de Loeffstraat gezien, is onderdeel van het historische lint van Baardwijk. Hierdoor is een zorgvuldige inpassing benodigd van de nieuwbouw aan deze zijde. De nieuwbouw is in dezelfde lengterichting als het historische lint geplaatst. De uitstraling en het relatief bescheiden en terugliggend front van de nieuwbouw aan de Loeffstraat is qua bouwmassa maar dus ook ten aanzien van de lengterichting en de uitstraling passend in dit historische lint. De bebouwing in dit historische lint is namelijk ook bescheiden van omvang (bouwmassa, goot- en bouwhoogten) en uitstraling en is, ten opzichte van de voorzijde van de kerk teruggelegen.

De openbare binnentuin wordt ontsloten vanuit vier verschillende punten waardoor het een alzijdige tuin is, benaderbaar vanuit de openbare wegen rondom de Sint-Clemenskerk. Het oorspronkelijke Clemenspad is opgenomen in de binnentuin, blijft openbaar toegankelijk en loopt, zoals in de bestaande situatie, vanuit de Loeffstraat door richting de Hofstad. Wel bestaat de mogelijkheid om de poorten bij de entrees van de binnentuin, te sluiten indien nodig.

Ondanks het feit dat er ruimtelijk gezien geen verschillen zijn, wordt bij de realisatie van de nieuwbouw onderscheid gemaakt in twee verschillende bouwdelen. Een bouwdeel direct ten zuiden van de kerk waar maximaal 14 koopappartementen worden gerealiseerd. Het andere bouwdeel bevindt zich aan de oostzijde van het plangebied. Hier worden maximaal 46 zorgwoningen gerealiseerd.

Concreet wordt ter plaatse van de nieuwbouw het volgende concrete programma gerealiseerd:

  • 14 reguliere koopappartementen;
  • 46 zorgwoningen, waarvan:
    1. 1. maximaal 8 zogenoemde partner appartementen;
    2. 2. 38 zorgstudio's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0012.png"

Figuur 2.10: plattegrond 2e verdieping met onderscheid in koopappartementen (oranje) en zorgwoningen (blauw). (bron: NBArchitecten, augustus 2022).

Met de 23 koopappartementen in de kerk en de nieuwe pastorie voorziet het totale programma in de realisatie van maximaal 83 (zorg)woningen.

Met zorgwoningen worden al dan niet zelfstandige wooneenheden bedoeld voor mensen met een intensieve zorgvraag met, uitsluitend binnen de partner appartementen, hun partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt. Met intensieve zorg wordt zorg bedoeld voor mensen met een minimale zorgindicatie van 4VV. Volgens de Wet langdurige zorg onder Verpleging en Verzorging wordt onder 4VV verstaan: "Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging".

Onder een zorginstelling wordt een instelling verstaan waar interamurale of particuliere zorg wordt verleend.

2.3 Verkeer En Parkeren

Voor de ontwikkeling van de Sint Clementskerk in Waalwijk dienen de verkeerskundige gevolgen (parkeren en verkeer) van de ontwikkeling in beeld gebracht te worden. Hiervoor wordt uitgegaan van het volgende programma:

Tabel 1: Programma panontwikkeling

Functie eenheid aantal
Middeldure koopappartementen Kerk aantal 17
Middeldure koopappartementen Pastorie aantal 6
Middeldure koopappartementen nieuwbouw aantal 14
Zorgwoningen aantal 46

2.3.1 Parkeren

Conform de “Nota parkeernormen Waalwijk 2015” is de parkeerbehoefte van het plan bepaald in Bijlage 2 van deze toelichting. Daarin is de Memo parkeren Clemensstaete opgenomen waar wordt ingegaan op de parkeerbehoefte en de wijze waarop kan worden voorzien in de realisatie van voldoende parkeerplaatsen.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Ligging plangebied 'rest bebouwde kom' (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015).
  • Stedelijkheidsgraad Waalwijk CBS = Matig stedelijk gebied (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015).
  • Uitgegaan van maximale planologische invulling volgens bestemmingsplan: 37 koopappartementen en 46 woonzorgeenheden met 4vv-zorgindicatie (38 zorgstudio's (35 m²) met 1 bewoner en 8 partnerappartementen (85 m²) met 2 bewoners waarvan minimaal 1 minstens 4vv zorgindicatie),
  • Aandeel bezoek per woning = 0,3 parkeerplaatsen (CROW publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren).
  • Per koopappartement wordt 1 privé parkeerplaats toegewezen;
  • Zorgwoningen 4vv indicatie = norm verpleeghuis = 0,4 parkeerplaatsen voor bezoekers en personeel (maatwerk vanwege geen rijbewijs/auto bezit door zorgindicatiebewoners).
  • Zorgwoningen partner appatementen = norm verpleeghuis = 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid waarvan 0,3 parkeerplaats (40%) bewoners en 0,4 parkeerpaats (60%) bezoekers en personeel (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 + CROW publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren);
  • Dubbelgebruik mogelijk voor openbare parkeerplaatsen.

Op basis van de parkeernormen van de gemeente en bovengenoemde uitgangspunten is de parkeerbehoefte berekend voor het planvoornemen. Deze behoefte is opgenomen als bijlage D bij de Memo parkeren Clemensstaete en weergegeven in figuur 2.7. scenario A. Het maatgevende moment voor de parkeerbehoefte ligt op de zaterdagavond. De parkeerbehoefte bedraagt op dat moment 84 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0013.png"

Figuur 2.7: Parkeerbalans ontwikkeling Clemensstaete

Naast de hierboven berekende parkeerbehoefte dient voor de ontwikkeling van Clemensstaete ook rekening te worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • De huidige 14 aanwezige openbare parkeerplaatsen op het Kerkplein-Loeffstraat blijven op het Kerkplein-Loeffstraat.
  • Het voornemen is om een gedeelte van het kerkplein aan de openbaarheid te onttrekken, het dan ontstane privégebied wordt dan o.a. ingericht als exclusieve parkeerplaatsen voor de koopappartementen;
  • Overige parkeerplaatsen op basis van het bouwprogramma. Het is reeds duidelijk dat deze parkeerbehoefte niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd. Hierna wordt daar verder op ingegaan.

Het is reeds duidelijk dat de parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen en de 14 te compenseren openbare parkeerplaatsen, in totaal dus 98 parkeerplaatsen, niet allemaal kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein. In dat kader wordt hierna nader onderbouwd op welke manier wel kan worden voldaan aan de Nota parkeernormen Waalwijk 2015.

Actueel parkeeronderzoek

In Bijlage 2 bij deze toelichting is reeds een parkeerdrukonderzoek opgenomen. Omdat er behoefte bestond aan een actueel onderzoek, is een nieuw parkeeronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. In dat onderzoek wordt de restcapaciteit van 3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte bevestigd. Het maatgevende en drukste moment is de nacht van dinsdag op woensdag. Op dat moment zijn er tot aan de totale maximaal bezettingsgraad van 85% nog 3 parkeerplaatsen beschikbaar.

Er kan voor deze ontwikkeling dus gebruik worden gemaakt van 3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Daarmee komt de parkeerbalans op (84 + 14 - 3 = ) 95 parkeerplaatsen.

Parkeren op eigen terrein

Volgens de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 dient een bouwplan in beginsel op eigen terrein aan de parkeereis te voldoen. Met het begrip "parkeren op eigen terrein" wordt volgens die parkeernota bedoeld: ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder (deel van het) het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan.

Volgens de parkeernota geldt een inspanningsverplichting. Waar een voorziening voor parkeren op eigen terrein in eerste instantie niet lukt, dient te worden bezien hoe door aanpassing van de plannen de benodigde parkeerplaatsen alsnog (zoveel mogelijk) kunnen worden gesitueerd op eigen terrein. Indien er op eigen terrein niet (volledig) kan worden voorzien in de parkeereis, dan is het mogelijk om parkeerplaatsen in de openbare ruimte aan de ontwikkeling toe te wijzen. Er moet volgens de parkeernota dan aan een aantal voorwaarden worden voldaan, waaronder de voorwaarde dat de aanvrager inzichtelijk heeft gemaakt dat de parkeereis niet redelijkerwijs in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, gerealiseerd kan worden.

In de Memo "Parkeren op eigen terrein plan Clemensstaete", die als Bijlage 4 is opgenomen bij deze toelichting, wordt uitvoering gegeven aan de inspanningsverplichting voor deze planontwikkeling.

In de memo zijn verschillende scenario's belicht, waarmee is onderzocht of parkeren op eigen terrein mogelijk is. Hoewel de opzet van deze scenario's is grofmazig opgezet, zijn de conclusies overduidelijk:

  • Huidig plan met alleen parkeren op eigen terrein, leid tot ondergronds parkeren. Dit zou een verliesgevend project tot gevolg hebben.
  • Daarnaast zijn er vraagtekens bij de technische mogelijheden om ter plekke ondergronds parkeren te realiseren.
  • Huidig plan aanpassen tot een kleinere omvang, zodat parkeren op eigen terrein wel mogelijk wordt, heeft tot gevolg dat er alleen in de kerk 17 koopappartementen kunnen worden gerealiseerd. Dit heeft tot gevolg dat voor de realisatie hiervan een verliesgevend project ontstaat.
  • Tevens zouden de 17 koopappartementen in de kerk leiden tot een te hoge onderhoudspost per eigenaar. Waardoor de appartementen onverkoopbaar worden, danwel tot financiële problemen voor de toekomstige eigenaren kan zorgen. Of zelfs tot slecht onderhoud, waardoor de onderhoudsconditie van de kerk in de toekomst steeds slechter wordt.
  • Verkleinen van het zorgcentrum blijkt ook niet optioneel, omdat deze dan niet zal voldoen aan het Programma van Eisen van de zorginstelling voor het verlenen van de in het bestemmingsplan beschreven zorgniveau.

De memo belicht alleen financiële en technische kaders. Overige zaken, zoals bijvoorbeeld risico's voor de omgeving of de kerk als rijksmonument en dergelijke zijn daarbij niet inhoudelijk belicht. Zo bestaat onder andere het risico op aantasting van het rijksmonument als gevolg van boren en trillen voor een van de gepositioneerde parkeerkelders en de onzekerheid daarvan en de aanmerkelijke onderzoekslasten dienaangaande. Maar ook de aanmerkelijke en langdurige overlast voor omwonenden ter realisering van de kelders wegens bronbemaling, trillingen en geluidhinder en daarmee per saldo langere bouwtijd van het project.

Ook het verstoren van grondwaterstromen kunnen een reden zijn dat een ondergrondse parkeergarage niet is toegestaan. Hiervoor zouden eerste nadere onderzoeken moeten plaatsvinden.

Uit het archeologisch onderzoek blijkt echter in ieder geval dat er sprake is van natte omstandigheden. Dit wordt bevestigd door een watertoets voor een bouwplan in de omgeving van het plangebied, waaruit blijkt dat de grondwaterstand zich op 0,90 m -mv tot 1,20 m -mv. Het grondwater van het eerste watervoerend pakket stroomt op die locatie volgens de geraadpleegde bronnen in noordelijke tot noordwestelijke richting.

Bij toepassing van een ondergrondse parkeergarage vergroot het project. Daardoor kan de uitvoerbaarheid van het project in gevaar komen, gelet op het aspect stikstof. Aanvullende werkzaamheden voor aanleg van parkeergarages zullen tot meer uitstoot van stikstofoxiden leiden dan de aanleg van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, met mogelijk depositie op een Natura2000-gebied tot gevolg. Echter vraagt dit ook een nader onderzoek. Mocht het tot gevolg hebben dat de aannemer volledig elektrisch zou moeten gaan werken, zodat er geen depositie is, zal dit wederom kostenverhogend gaan werken.

Afsluitend kan worden gesteld dat er een belangenafweging moet plaatsvinden waarbij "het geheel groter is dan de som der delen": mogelijke negatieve gevolgen vanwege stikstof, schade door trilling en sondering in de bouwfase in relatie tot de extra bouwkosten die dit met zich meebrengt in combinatie met het standpunt van de gemeente dat parkeren in de openbare ruimte geen afbreuk doet aan de ambities van die openbare ruimte (groen, water, etc.) en de parkeerdruk in de omgeving, maakt dat aanleg van parkeerplaatsen in de openbare ruimte acceptabel is.

Aanvullend kan worden gesteld: mochten in de toekomst toch minder parkeerplaatsen nodig zijn, dan zijn de parkeerplaatsen op maaiveld sneller ongedaan te maken dan een parkeergarage.

Realisatie parkeerplaatsen

Op basis van de beschikbare ruimte, de parkeerbehoefte en genoemde uitgangspunten, is een actueel ontwerp gemaakt van de buitenruimte waarbij het aantal parkeerplaatsen is ingetekend. Daarmee komt bijlage B van de Memo parkeren Clemensstaete (Bijlage 2) te vervallen. De actuele tekening is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting. Daarop is te zien dat er in de nieuwe situatie en na herinrichting van de openbare ruimte, in totaal 95 extra parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de planontwikkeling.

Daarmee is aangetoond dat voldaan kan worden aan de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015. Er dient echter nog wel een juiste balans te worden gevonden tussen parkeren en groen. Daar wordt in paragraaf 3.3.5 nader op ingegaan.

Conclusie parkeren

Het planvoornemen kent een maximale parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen. Daarnaast moeten er 14 openbare parkeerplaatsen vanuit het kerkplein in het exploitatiegebied worden teruggebracht.

Aangetoond is dat het binnen het plangebied en in de openbare ruimte daaromheen, voldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd om aan de parkeernormen te voldoen.

2.3.2 Verkeersgeneratie

Om de verkeersgeneratie te bepalen wordt uitgegaan van CROW publicatie 381. Per functie wordt hierbij een bandbreedte gegeven voor de verkeersgeneratie voor een gemiddelde weekdag. Daarbij wordt uitgegaan van de ligging van het gebied en de stedelijkheidsgraad van de locatie. De betreffende ontwikkeling ligt in het gebied “rest bebouwde kom” (indeling conform parkeerbeleid gemeente Waalwijk 2015). Op basis van Nota parkeernormen Waalwijk is het gebied gelegen in "Matig stedelijk gebied". Voor het bepalen van de bandbreedte wordt uitgegaan van een worst-case situatie. Dat betekent dat wordt uitgegaan van een verkeersgeneratie aan de bovenkant van de bandbreedte.

Verkeersgeneratie bestaande situatie

In de bestaande situatie is de bebouwing in gebruik als kerk en pastorie. De kerk is inmiddels uit de eredienst onttrokken maar kan, op basis van het geldende bestemmingsplan, direct weer in gebruik worden genomen. Aangezien de kerk al lange tijd niet meer als zodanig in gebruik is, is het niet realistisch om rekening te houden met dat gebruik. Er zal dan ook geen rekening worden gehouden met saldering van het aantal verkeersbewegingen in de bestaande (planologische) situatie.

Verkeersgeneratie ontwikkeling

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 37 reguliere woningen (appartementen) in de kerk en de pastorie. Daarnaast worden 46 zorgwoningen gerealiseerd. 8 van die zorgwoningen zijn zgenoemde partnerappartementen. Naast een bewoner met een zorgindicatie (minimaal 4vv) is het in die appartementen mogelijk dat de partner (zonder zorgindicatie) hier ook komt wonen. Worst-case wordt in onderstaande tabel voor alle zorgwoningen een vergelijking gemaakt met woonunits in een verpleeghuis.

Tabel 4: Verkeersgeneratie

aantal maximale bandbreedte verkeersgeneratie (weekdag) omrek werkdag
max Totaal max
Zorgwoningen (verpleeghuis) 46 2,1 96,6 1,11 107,23
Middeldure koopappartementen 37 6,0 222 1,11 246,42
Totaal 83 318,6 353,65

Het planvoornemen genereert een gemiddelde weekdagintensiteit van 318,6 mvt/etmaal, afgerond 319 mvt/etmaal.

Verkeersafwikkeling

De ontwikkeling betreft functies die gedurende de hele week verkeer zullen aantrekken. Normaal gesproken zijn er op werkdagen meer verplaatsingen dan in het weekend. Bij het bepalen van de verkeersafwikkeling dient dan ook gekeken te worden naar de gemiddelde werkdagsituatie. Wanneer er wordt uitgegaan van de eerder berekende weekdagintensiteit wordt het weekend ook meegenomen en is de gemiddelde verkeersintensiteit lager en dat zou een vertekend beeld geven. Om de werkdagintensiteit te bepalen zijn omrekenfactoren gebruikt per functie. Deze zijn afkomstig uit CROW publicaties 381 en 272.

De totale werkdagintensiteit voor de ontwikkeling bedraagt na omrekening 353,65 mvt/etmaal (zie tabel 4).

Verwerkingscapaciteit

Bij het bepalen of de omliggende wegen de verkeersgeneratie van de ontwikkeling kunnen verwerken dient uitsluitend gekeken te worden naar de doordeweekse situatie. Die is namelijk maatgevend omdat het dan het drukst is. Het verrekenen met de verkeersintensiteiten van de voormalige functie van kerk is dan dus niet relevant omdat deze uitsluitend in het weekend verkeer genereert.

De Pastoor van der Zijlestraat zal in de nieuwe situatie een eenrichtingsweg worden in de richting van noord naar zuid.

Vanaf de ontwikkellocatie kan op verschillende manieren van en naar het plangebied worden gereden. Daarvoor zullen veelal de Loeffstraat, ten noorden van het plan en de Pastoor van der Zijlestraat gebruikt worden. Figuur 2.8 geeft een overzicht van de verkeersroutering, uitgangspunt daarbij is dat grofweg de helft van het verkeer in oostelijke richting rijdt en de andere helft in westelijke richting (veelal gebruik makend van de Loeffstraat).

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0014.png"

Figuur 2.8: geel gearceerd: gaat op in heersende parkeerbeeld

Te zien is waar het verkeer van de ontwikkeling opgaat in het heersende verkeersbeeld (geel gearceerd). In dit geval ter hoogte van de rotonde met de Groen van Prinstererlaan voor verkeer in westelijke richting en ter hoogte het kruispunt met het Vooreinde voor verkeer in oostelijke richting. Zowel vanaf de rotonde met de Groen van Prinsterenlaan als ter hoogte van het kruispunt met het Vooreinde komt er relatief veel verkeer bij uit de omliggende straten waardoor deze wegen vanaf hier fungeren als verzamelweg en daarmee het verkeer van de ontwikkeling relatief gezien gering is ten opzichte van het totaal aan verkeer.

Verder blijkt uit het BBMA verkeersmodel dat de Loeffstraat in 2030 een intensiteit heeft van 1.900 mvt/etmaal. Van de Pastoor van der Zijlestraat zijn in het BBMA model geen gegevens bekend. Dat betekent dat de intensiteiten hier laag zijn (<500 mvt/etmaal).

De wegen in de omgeving, waaronder de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat, zijn erftoegangswegen. Conform de principes van Duurzaam Veilig zouden deze tot maximaal 6.000 mvt/etmaal moeten kunnen verwerken. De worst-case verkeersgeneratie (werkdag) bedraagt 354 mvt/etmaal wat neerkomt op circa 6 % van de totale capaciteit. Gezien het feit dat de wegen in de omgeving relatief rustig zijn, is er naar verwachting voldoende restcapaciteit op deze wegen om de verkeersgeneratie van de ontwikkeling op te kunnen vangen.

2.3.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

2.4 Bezonning

2.4.1 Inleiding

Ten behoeve van de transformatie van de Sint Clemenskerk en de directe omgeving zal ook nieuwe bebouwing worden toegevoegd. De betreffende percelen zullen intensiever worden bebouwd. De nieuwe bebouwing heeft daardoor effect op de bezonning van de omgeving. Dit kan ook niet anders in een bestaande bebouwde omgeving.

2.4.2 Bezonningstudie

Er is een bezonningsstudie uitgevoerd om de gevolgen van de nieuwe bebouwing ten aanzien van bezonning inzichtelijk te maken. De bezonningsstudie geeft inzicht in de mogelijke schaduwwerking van de nieuwe gebouwen op de directe omgeving zoals andere bebouwing en het openbaar domein. In deze studie is door NBArchitecten grafisch in beeld gebracht in welke mate de nieuwe bebouwing van invloed is op de bezonning van de in de directe omgeving bestaande woonbebouwing en openbaar gebied.

Voor de bezonningsberekening zijn de volgende drie data van belang:

  • 21 maart: de dag dat de zon op 'half' staat, namelijk precies tussen de stand van 22 december en 21 juni in (zomertijd);
  • 21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;
  • 21 oktober: de dag dat de zon op "half" staat, namelijk tussen de stand van 21 juni en 22 december in (wintertijd);
  • 22 december: de dag dat de zon het laagst staat.

Voor vier dagen zijn op verschillende tijdstippen bezonningsberekeningen uitgevoerd en in diagrammen verbeeld zodat deze een goede weergave van de werkelijkheid geven.

De tijdstippen tussen 9.00 uur, 13.00 uur en 17.00 uur (zomer/wintertijd) zijn relevant om de bezonning voldoende in beeld te krijgen.

De schaduwdiagrammen zijn opgenomen in Bijlage 6. Het betreffen de computertekeningen van de bestaande en toekomstige bouwmassa's van het plangebied en omgeving zonder andere elementen zoals beplanting, losse bouwwerken en dergelijke. Wel is rekening gehouden met de verschillen in maaiveldhoogte binnen het plangebied.

Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning. De meeste gemeenten hanteren de TNO-norm. TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:

  • De 'lichte' TNO-norm: ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende 8 maanden ) in midden vensterbank binnenkant raam.
  • De 'strenge' TNO-norm: ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari – 22 november (gedurende 10 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam.

Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers nooit direct zonlicht.

Op basis van de bezonningsstudie kan worden geconcludeerd dat de nieuwbouw in de ochtend en rond het middaguur met name op het eigen perceel zorgt voor extra schaduw uren. In de namiddag zorgt de nieuwbouw voor extra schaduw op de gevels van de woningen aan de Loeffstraat 54 t/m 58. Deze woningen ontvangen echter in de bestaande situatie reeds schaduw als gevolg van de Sint Clemenskerk. Het pand waarin het kinderdagverblijf/scouting is gevestigd heeft de meeste extra schaduwwerking door de realisatie van de nieuwe bebouwing.

Aangezien zowel de gevels van de woningen aan de Loeffstraat 54 t/m 58 en het pand van het kinderdagverblijf/scouting op het zuiden is gericht, is hier sprake van (veel) meer dan 3 mogelijke bezonningsuren in de periode van 21 januari - 22 november. Daarmee wordt voldaan aan de strenge TNO-norm.

2.4.3 Conclusie

Om de Sint-Clemenskerk duurzaam te kunnen behouden, is het noodzakelijk om ter plaatse te verdichten. Hierdoor zullen in het bestaand stedelijk gebied herontwikkelingsopgaven leiden tot veranderende situaties met betrekking tot de bezonning. In een stedelijke omgeving zal altijd schaduwwerking optreden op omliggende gebouwen en openbare ruimte. Wel is het van belang dat er geen ruimten ontstaan die jaarrond nauwelijks direct zonlicht vangen. In het plan vangen alle omliggende gebouwen en openbare ruimten op verschillende tijdstippen van de dag direct zonlicht. De extra schaduwwerking op de verschillende aangegeven plekken is altijd van relatief korte duur. Dit betekent dat de omliggende gebouwen en openbare ruimten gedurende het hele jaar na deze nieuwe ontwikkeling nog voldoende direct zonlicht krijgen na de ontwikkeling. De nieuwe ontwikkeling heeft dan ook geen onevenredige schaduwwerking op de omgeving tot gevolg. Er wordt ruim voldaan aan de strenge TNO-norm voor de minimale bezonning van de gevels rond het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Waalwijk past binnen het rijksbeleid.

3.1.2 Bro en Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Bro). De Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd.

Om te bepalen of een planvoornemen Ladderplichtig is, dient getoetst te worden of de voorziene ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling is. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of ander stedelijke voorzieningen.

Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van maximaal 83 woon(zorg)eenheden. Deze toename is groter dan de drempelwaarde van 12 woningen, waardoor de voorgenomen ontwikkeling gezien moet worden als een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

Toetsing

Bestaand stedelijk gebied

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De voorliggende locatie ligt in het bestaand stedelijk gebied. Dit bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van het volgende programma.

Programma

Functie aantal
Middeldure koopappartementen Kerk 17
Middeldure koopappartementen Pastorie 6
Middeldure koopappartementen nieuwbouw 14
Zorgwoningen nieuwbouw 46

Het planvoornemen voorziet dus in de realisatie van in totaal 83 extra woon(zorg)eenheden. Daarbij wordt voorzien in 46 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen.

Stedelijke ontwikkeling

Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval heeft het gebied een verkeersbestemming en een gemengde bestemming met de functieaanduiding maatschappelijk. Hier zijn sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs mogelijk. Een apotheek en huisarts vallen hier onder. Het geldende bestemmingsplan maakt geen woningen mogelijk. In dit geval worden in totaal 83 woningen mogelijk gemaakt. Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Daarom is hierna de woningbehoefte beschreven.

Behoefte

Onderzocht dient te worden of er daadwerkelijk behoefte is aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Om te bepalen of er een kwantitatieve behoefte is aan het planvoornemen is het “Perspectief op Wonen en Woningbouw Hart van Brabant 2022” geraadpleegd.

Hieruit blijkt dat er voor de korte termijn (2021 t/m 2030) behoefte is aan 21.490 woningen voor de regio Midden-Brabant. De totale plancapaciteit in de regio Midden-Brabant bedraagt 22.824 woningen. Dat is meer dan de provinciale prognose, maar met 106% ten opzichte van de prognose ligt het lager dan de richtlijn van 130% voor de komende 10 jaar. Er is dus nog ruim voldoende ruimte om plannen toe te voegen.

In de regionale programmering is opgenomen dat de gemeente Waalwijk kan voorzien in 2.045 woningen. De bouw van 46 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen past binnen de benodigde capaciteit voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Waalwijk.

In de periode 2021 tot en met 2030 wordt in het woningbouwprogramma van de gemeente Waalwijk reeds voorzien in 1.048 woningen (harde plancapaciteit). Onderhavige locatie is daarin nog niet opgenomen. Het programma biedt echter nog ruimte, waardoor de toevoeging van 46 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen past binnen de woningbehoefte voor de gemeente Waalwijk.

Kwalitatieve behoefte

Het plan is gedeeltelijk gericht op zorgwonen voor diverse doelgroepen. Daarnaast worden ook reguliere woningen (appartementen) in de kerk en in de nieuwbouw gerealiseerd. Het toevoegen van huisvesting voor deze beide doelgroepen past binnen de uitgangspunten van de gemeentelijke Woonvisie 2020. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.

In september 2020 is de Woonvisie 2020 vastgesteld. De eerste stap daarin was de uitvoering van een Kwalitatief woningbehoefte onderzoek in 2018 waaraan bijna 2.500 huishoudens uit Waalwijk hebben meegedaan. De uitkomst van het onderzoek onderstreept het belang van ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, betaalbaarheid, aandacht voor bijzondere doelgroepen op de woningmarkt, wonen en zorg en flexibiliteit in de woningbouwprogramma's. Ook wordt aandacht gevraagd voor wonen en zorg, gelet op de vergrijzing.

Uit de Woonvisie 2020 blijkt dat er nog steeds sprake is van een woningtekort binnen de gemeente Waalwijk. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen.

De voor dit plan relevante algemene hoofdlijnen van de visie voor de komende tien jaar zijn:

  • Plannen moeten voorzien in de actuele behoefte en moeten aansluiten bij de lange termijn vraag.
  • Het transformeren of herstructureren van leegstaand of leegkomend vastgoed heeft de voorkeur.
  • Initiatieven waarbij een woonproduct wordt aangeboden dat nog niet of nauwelijks aanwezig is in onze woningmarkt, maar waar wel aantoonbaar vraag naar is, krijgen de voorkeur.
  • Streven naar 25% sociale huurwoningen en een goede spreiding. Bij de (her)ontwikkeling van grotere locaties gelden in principe de volgende uitgangspunten ten aanzien van sociale huurwoningen:
    1. 1. Ontwikkeling van 35 tot 70 woningen: minimaal 20% daarvan sociale huurwoningen;
    2. 2. Ontwikkeling van 70 tot 100 woningen: minimaal 25% daarvan sociale huurwoningen;
    3. 3. Ontwikkeling van 100 woningen of meer: minimaal 30% daarvan sociale huurwoningen;
  • Bij (her)ontwikkelingen in wijken met een hoog aandeel sociale huurwoningen kan van deze uitgangspunten worden afgeweken.
  • Woningen in de middenhuur (bij voorkeur lage middenhuur) toevoegen.
  • Het aanbod middeldure en dure woningen vergroten, om doorstroming te bevorderen.

Het planvoornemen voorziet in de realisatie van koopappartementen binnen bestaand leegstaand vastgoed (met cultuurhististorische waarden). Daarmee wordt concreet invulling gegeven aan een ambitie binnen de Woonvisie 2020 van de gemeente Waalwijk.

Hoofdlijnen voor de invulling van de visie op wonen en zorg voor de komende 10 jaar zijn:

  • Bij alle nieuwbouwontwikkelingen bekijkt de gemeente de mogelijkheid van het ontwikkelen van levensloopgeschikte woningen voor senioren.
  • De gemeente blijft particuliere woningverbetering stimuleren met de Stimuleringslening Toekomstgericht wonen.
  • Samen met stakeholders en gemeenten in de regio de behoefte aan verschillende vormen van begeleid wonen onderzoeken.
  • Waarderen en stimuleren van kansrijke, kwalitatieve pilots met nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.
  • Stakeholders vragen om bij de ontwikkeling van woningen aandacht te besteden aan flexibel bouwen.
  • Woningbouwplannen moeten een kwaliteitsverbetering voor de omgeving van de betreffende locatie met zich meebrengen.

Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg. De beoogde zorgeenheden vormen gezamenlijk een zorgcomplex vormen waar mensen met een zorgindicatie worden gehuisvest. In het zorgcomplex zal 24-uurs zorg aanwezig zijn en de bewoners hebben een zorgcontract met een zorgaanbieder. Daarnaast beschikt het zorgcomplex over gemeenschappelijke ruimten zoals woonkamers en keukens.

Nederland vergrijst en met die vergrijzing is er ook een toename van woonruimte voor mensen met een zorgindicatie. Alleen al het aantal mensen met zogenoemde geheugenproblemen zal de komende jaren enorm toenemen. In Nederland leven op dit moment 280.000 mensen met alzheimer (bron: Alzheimer Nederland). Voor Waalwijk geldt dat het aantal mensen met dementie van 870 in 2020 groeit naar 1.700 in 2050 (zie figuur 3.1). Deze mensen moeten gehuisvest worden en passende zorg moet worden aangeboden. Het planvoornemen voorziet in 46 zorgwoningen. Specifiek gaat het om 38 zorgstudio's en 8 partnerappartementen. Daarmee wordt voorzien in een concrete behoefte aan zorgeenheden, wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie om nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg aan te bieden én wordt een bijdrage geleverd aan het aanbieden van woningen voor alle inwoners van Waalwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0015.png"Figuur 3.1: Prognose mensen met dementie

(Bron: Alzheimer Nederland - prognose door ABF Research)

Daarnaast voorziet het planvoornemen in de realisatie van 37 appartementen in de koopsector. Doordat zowel in de kerk als in de nieuwe pastorie en in de nieuwbouw liften worden gerealiseerd, zijn deze appartementen ook levensloopbestendig (voor iedereen toegankelijk). Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie om levensloopbestendige woningen te realiseren. Daarnaast biedt het toevoegen van deze appartementen ouderen de mogelijkheid om door te stromen. Daarmee komen weer woningen vrij voor jongeren en gezinnen.

Het planvoornemen voorziet niet in het toevoegen van sociale huurwoningen. Het planvoornemen voorziet met zowel zorgeenheden als reguliere appartementen reeds in een, ook door de gemeente, gewenste differentiatie aan woningen. De uitgangspunten met betrekking tot het toevoegen van sociale huurwoningen zijn met het vaststellen van de woonvisie verankerd. Dit initiatief is echter opgestart voordat de woonvisie is vastgesteld. De eis om sociale huurwoningen in het programma te verwerken geldt dan ook niet voor dit planvoornemen.

Conclusie woningbehoefte

Er zijn nog onvoldoende harde plannen en er is sprake van een grote woningbehoefte. In de afgelopen tien jaar is veel veranderd. Vooral de groep 75-plussers en mensen met dementie groeit hard. Er is een grote vraag naar gelijkvloerse (levensloopbestendig) woningen. En er is grote behoefte aan nieuwe woonvormen met zorg of begeleid wonen. Het plan geeft daar invulling aan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050.

De provincie heeft de volgende kernwaarden geformuleerd die leidend zijn:

  • we gaan voor meerwaarde-creatie;
  • we gaan voor technische én sociale innovatie;
  • we gaan kwaliteit boven kwantiteit;
  • we gaan voor steeds beter;
  • we gaan voor proactief en preventief boven gevolgbeperking en herstel.

Naast de basisopgave, werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit, worden vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling gaat uit van transformatie van een Rijksmonument. Door deze transformatie kan de kerk in stand worden gehouden. Dankzij de nieuwbouw en de verhuur/verkoop van de nieuwe zorgwoningen en appartementen kan de duurzame renovatie van de kerk bekostigd worden. De realisatie van koopwoningen in de kerk draagt daar vanzelfsprekend ook aan bij. Door de realisatie van de (zorg)woningen kan het monumentale pand in stand worden gehouden, hierdoor is sprake van duurzame instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol object.

De locatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De beoogde woon(zorg)functies passen in dit gebied en zijn van toegevoegde waarde. De kwaliteit van het gebied verbetert en uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorkomen. De kerk wordt op een duurzame en toekomstbestendige manier getransformeerd.

De nieuwe woningen en zorgwoningen worden niet aangesloten op het gasnet. Ook in de kerk worden de gasgestookte ketels verwijderd en vervangen door watrmtepompen. In het kader van het creëren van een goed binnenniveau op het gebied van geluid er wordt tevens extra isolatie aangebracht. Met het planvoornemen wordt bovendien vanzelfsprekend aangesloten op de BENG normen.

Uit deze toelichting blijkt dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van duurzame verstedelijking uitgaande van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. De omgevingskwaliteit verbetert en er wordt een bijdrage geleverd aan de duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen van de provincie. De beoogde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.2 Interim omgevingsverordening

De Interim omgevingsverordening (hierna: Iov) is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordening natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen

De laatste geconsolideerde versie van de Iov dateert van 15 april 2022.

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Iov is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening (hierna: IOV) voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.

Binnen het plangebied zijn voor het werkingsgebied "Stedelijk gebied" rechtstreekse regels van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0016.png"

Figuur 3.4: Kaart "Instructieregels gemeente: Stedelijke ontwikkeling en erfgoed", Interim Omgevingsverordening

Toetsing

Het plangebied is aangeduid als 'Stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

Regels voor stedelijke ontwikkeling

De regels voor stedelijke ontwikkeling zijn vastgelegd in artikel 3.42 van de IOV:

1. Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  1. a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  2. b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

2. Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  1. a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  2. b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  3. c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  4. d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  5. e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  6. f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

3. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen op een bedrijventerrein, bevat het bestemmingsplan regels over:

  1. a. een bij de aard van het bedrijventerrein en de toe te laten functies passende kavelomvang;
  2. b. het beperken van ontwikkelingen die een effectief gebruik van het bedrijventerrein beperken, waaronder:
    1. 1. bedrijfswoningen;
    2. 2. bedrijven die doelmatig gevestigd kunnen worden in gemengde gebieden tenzij deze bedrijven concept-versterkend werken en geclusterd worden;
    3. 3. voorzieningen die gelet op hun publieksaantrekkende werking thuishoren in centrumgebieden tenzij deze concept-versterkend werken en geclusterd worden.

Toetsing aan artikel 3.42

Ad 1a: Voor wat betreft de regionale afspraken wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2 (Ladder voor duurzame ontwikkeling). Hierin is met name inzicht verschaft in de ambitie voor het bestaand stedelijk gebied. Dat komt neer op het beschermen van de leefbaarheid in de kernen en eventuele herstructurering aan de hand van de ladder van duurzame verstedelijking. Het planvoornemen voorziet daarin.

Ad 1b:

Het planvoornemen voorziet in het hergebruik van een reeds bestaand gebouw en is daarmee een goed voorbeeld van een duurzame ontwikkeling. Door de nieuwbouw en transformatie kan het monumentale pand in stand worden gehouden. Uit deze toelichting zal verder blijken dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.

Ad 2a: Uit hoofdstuk 4 van deze toelichting blijkt dat het planvoornemen bijdraagt aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving.

Ad 2b: Het plangebied bestaat uit een verouderd stedelijk gebied. Dit gebied wordt met het planvoornemen kwalitatief geoptimaliseerd door nieuwe functies toe te voegen en nieuwbouw te realiseren die past in de omgeving. Met de nieuwe functies en nieuwbouw wordt de duurzame instandhouding van een rijksmonument gewaarborgd.

Ad 2c: Binnen het plangebied zijn mogelijkheden voor de productie van duurzame energie zeer beperkt. Bij uitwerking van het bouwplan wordt onderzocht of er mogelijkheden bestaan om zonnepanelen op de daken van de nieuwbouw te realiseren.

Ad 2d: Zie ook paragraaf 4.3. Daarin is aangetoond dat er, binnen het plangebied, voldoende waterbergingscapaciteit kan worden gerealiseerd. Verder zullen mogelijkheden worden onderzocht voor de realisatie van een wadi, groene daken of een andere vorm van vertraagde afvoer van hemelwater. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 3.2.6 onder b). Daarmee wordt zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn. Daarmee wordt voldaan aan het waterschapsbeleid alsmede het beleid uit de Iov.

Ad 2e: De verkeersgeneratie en parkeerbehoefte is in dit bestemmingsplan uitgebreid onderzocht, zie ook paragraaf 2.3 en Bijlage 2. Daaruit kan worden geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en het extra verkeer goed en veilig kan worden afgewikkeld. Deelmobiliteit is binnen dit plan en binnen het beleid van de gemeente Waalwijk niet meegenomen. Indien in de praktijk blijkt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn, zullen parkeerplaatsen worden omgezet naar groenvoorzieningen en/of ruimte voor extra waterbuffercapaciteit.

Ad 2f: Het planvoornemen voorziet in de actuele behoefte aan (zorg)woningen. Zie ook paragraaf 3.1.2. Een eerder initiatief binnen dit plangebied voorzag in de realisatie van praktijkruimten, een apotheek en een grand-café. Dat programma is vanwege signalen vanuit de markt echter aangepast. Er blijkt meer behoefte aan koopwoningen (in de kerk en een gedeelte van de nieuwbouw) en zorgwoningen (in de nieuwbouw). Daarmee is tevens voldoende aangetoond dat het planvoornemen bijdraagt aan een duurzame concurrerende economie, natuurlijk met name ten aanzien van de woningmarkt.

Ad 3: De realisatie van een bedrijventerrein is niet van toepassing.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Strategische visie Waalwijk 2020

De 'Strategische visie Waalwijk 2020 - De Schakel van Midden Brabant' (vastgesteld januari 2010) bevat de strategische hoofdlijnen voor besluitvorming, beleid en projecten tot 2020. De gemeente Waalwijk streeft er naar te fungeren als een stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Midden Brabant. Om dit te bereiken kiest de gemeente voor duurzaamheid en duurzame successen. Hierbij staan de volgende thema's centraal:

  • Stedelijk knooppunt;
  • Krachtige economische functie;
  • Karakteristieke kernen en omgeving;
  • Vitale schakel in regionale netwerken.

Toetsing

De ontwikkeling betreft de transformatie van een Rijksmonument ten behoeve van woningen. Rondom dit monument worden ook nieuwbouw (zorg)woningen gerealiseerd. De transformatie en nieuwbouw wordt vormgegeven met respect en behoud van de cultuurhistorische waarden. De beoogde bouwmassa's reageren op de omgeving en de bestaande bouwhoogte van de kerk. De invulling wordt daarmee optimaal stedenbouwkundig en ruimtelijk ingepast. Bovendien vergroot de ontwikkeling de diversiteit en kwaliteit van de woningvoorraad en draagt hiermee bij aan de centrale thema’s van de Strategische visie Waalwijk 2020.

3.3.2 Structuurvisie Waalwijk

De structuurvisie is vastgesteld in februari 2016. De basis voor deze structuurvisie is de strategische visie (2010) en de in grote lijnen opgestelde structuurvisie uit 2013. Het doel van deze structuurvisie is een samenhangend ruimtelijk beleid met een uitgewerkte visie voor 2025 en die de ambities weergeeft voor 2035. De integrale structuurvisiekaart is weergegeven in figuur 3.5. De ambitie van de gemeente is hierbij als volgt geformuleerd: Waalwijk is een stedelijk knooppunt in de regionale netwerken van Midden-Brabant, met lokaal een krachtige economische functie en karakteristieke kernen in een unieke landschappelijke omgeving. De visies waar in de structuurvisie op wordt gestuurd zijn:

  • Ondergrond;
  • Netwerken;
  • Wonen;
  • Werken;
  • Voorzieningen.

Door deze ambities heen loopt het thema duurzaamheid. Hierbij wordt ingegaan op duurzaamheid in het algemeen, milieu, energie, erfgoed en sociaal. Tenslotte zijn, om de juiste keuze voor 2025 te maken, de volgende principes geformuleerd:

  • Waarden ondergrond behouden en versterken;
  • Bereikbaarheid netwerk optimaliseren;
  • Vraaggericht functies versterken met kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0018.png"

Figuur 3.5: Structuurvisie Waalwijk 2025 (Bron: Gemeente Waalwijk, 2016)

Vanuit de leidende principes zijn speerpunten van beleid opgesteld. Uit de speerpunten volgen inhoudelijke projecten en werkzaamheden waarbij de gemeente procesmatig kiest voor een bepaalde rol. De structuurvisie is opgebouwd uit drie delen. Deel A gaat in op het beleid op hoofdlijnen, deel B betreft de onderbouwing van de visie en deel C is de uitvoeringsparagraaf. De ambities zijn gevisualiseerd in de visiekaart.

Het thema duurzaamheid loopt als een ‘ladder’ integraal door alle ambities heen en is daarom apart uitgewerkt in de structuurvisie. Aan deze ‘duurzaamheidsladder’ zijn ook een aantal specifieke onderwerpen gekoppeld: milieu, energie, erfgoed en sociaal. Duurzaamheid is voor de gemeente een algemeen leidend principe. De gemeente beschouwd het als haar plicht om de ontwikkeling van de huidige generatie te bevorderen, maar daarbij de ontwikkeling van de generaties na ons niet te belemmeren door de impact van onze huidige activiteiten en keuzes.

De structurele veranderingen in de samenleving, met name de bevolkingssamenstelling maar ook klimaatveranderingen zorgen ervoor dat het nodig is de bestaande woongebieden onder de loep te nemen en waar nodig vraaggericht te herstructureren. De komende jaren wordt voor Waalwijk nog een lichte groei voorspeld. Op termijn wijzen de demografische ontwikkelingen echter ook voor Waalwijk op krimp. Bij herstructurering ligt de nadruk op kwaliteit in plaats van kwantiteit met bijzondere aandacht voor speciale groepen. Kwaliteit van wonen is variatie, keuzevrijheid en een prettige woonomgeving. Vraaggericht wil zeggen dat sprake moet zijn van bouwen voor de échte vraag in de markt, welke blijkt uit (regionaal) onderzoek. Essentieel daarbij is de afstemming van kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogramma’s in overleg met de regiogemeenten en de provincie Noord-Brabant. Vraaggericht betekent ook ‘voor iedereen een thuis’. Groepen die specifieke aandacht vragen zijn:

  • Ouderen en mensen met een zorgvraag. De juiste woningen en een passende woonomgeving waar nodig gecombineerd met zorg. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke maar ook om geestelijke zorg.
  • Lagere en middeninkomens. Betaalbare koop en/of bereikbare huur.
  • Starters. Instap in de koopmarkt, mede met het oog op beweging in de (koop)markt.
  • Arbeidsmigranten. Voldoende toereikende woonvoorzieningen. Dit onderwerp wordt regionaal verder uitgewerkt in een Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten en is lokaal uitgewerkt in de beleidsnota Huisvesting van arbeidsmigranten.

Voor de woningvoorraad kan herstructurering betekenen aanpassing van bestaande (woon)gebouwen of inbreidingslocaties met als resultaat een gerichte ontwikkeling van de woningvoorraad voor de volgende doelgroepen:

  • meer kleinere woningen voor bijvoorbeeld ouderen en jongeren;
  • levensloopbestendige woningen;
  • focus op woonlasten via energiebesparende maatregelen;
  • realiseren van op maat gesneden woon-, zorg-, welzijns- en dienstverleningsarrangementen voor de groeiende groep zorgbehoevenden.

Toetsing

Het plangebied is gelegen in een op de visiekaart aangeduid kleinstedelijk woonmilieu. Op hoofdlijnen richt het woonbeleid zich in deze gebieden op het waarborgen van diversiteit in de woonomgeving met kleinstedelijke en dorpse kernen afgestemd op de regionale en lokale behoefte. De leefbaarheid in alle woongebieden dient te worden beschermd. Bestaande woongebieden moeten derhalve afhankelijk van de vraag worden geherstructureerd volgens de principes van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Voorliggend bestemmingsplan sluit nadrukkelijk aan op het beleid zoals vertaald in de structuurvisie. Het planvoornemen voorziet in de transformatie en herstructurering van de Sint-Clemenskerk en haar directe omgeving. Daarnaast voorziet het planvoornemen in de realisatie van levensloopbestendige appartementen die ook geschikt zijn voor mensen met een zorgbehoefte. Dit kan extramurele- of intramurele zorg zijn. Ook is het mogelijk om mensen met een geheugenprobleem hier te huisvesten.

Aanvullend op de beleidsuitgangspunten is in de structuurvisie de duurzaamheidsladder geïntroduceerd door de gemeente Waalwijk. Om het belang dat de gemeente hecht aan het aspect duurzaamheid beter te benadrukken en te concretiseren dient bij ruimtelijke ontwikkelingen vooraf te worden voldaan aan principes van de duurzaamheidsladder. Deze houden in dat:

  1. 1. Voor aanvang van ruimtelijke ontwikkelingen dient bij woningbouwprojecten te zijn geconcretiseerd welke duurzame maatregelen worden genomen (waar mogelijk via de methode van de zogenaamde Gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR).
  2. 2. Dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik volgens zowel de landelijke als de lokale (bij voorzieningen) ladder voor duurzame verstedelijking.
  3. 3. Er sprake is van het behouden of versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
  4. 4. De investering financieel verantwoord is.

De omgevingsvergunning voor het bouwen zal specifiek op duurzaamheidsmaatregelen worden getoetst. Voor aanvang van de bouw van de woningen zijn de concrete maatregelen uitgewerkt. Op dit moment is echter al duidelijk dat de woningen energieneutraal ontwikkeld. De exacte maatregelen worden in goed overleg afgestemd tussen ontwikkelaar en bewoners.

In de kerk worden de gasgestookte cv-ketels verwijderd en vervangen door warmtepompen. Hierdoor zullen de woningen in de kerk energielabel A+ krijgen.

Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking zoals reeds is beschreven in paragraaf 3.1. Met de transformatie van de kerk is nadrukkelijk sprake van het behou d van ruimtelijke kwaliteit. De nieuwbouw wordt ingepast met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden en voorziet daarmee in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

In 6.1 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hiermee wordt voldaan aan de aanvullende principes zoals geformuleerd in de duurzaamheidsladder.

3.3.3 Woonvisie 2020 Gemeente Waalwijk

De Woonvisie 2020 is door de gemeenteraad van Waalwijk d.d. 17 september 2020 vastgesteld. De toetsing aan de Woonvisie is, in het kader van het aantonen van zowel de kwalitatieve als kwantitatieve behoefte, al opgenomen in paragraaf 3.1.2.

Er is, ook binnen de gemeente Waalwijk, nog steeds sprake van een woningtekort. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen. Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.

Met uitzondering van het toevoegen van sociale huurwoningen, voldoet het planvoornemen aan de Woonvisie en draagt het bij aan de ambities van de gemeente Waalwijk. Het planvoornemen dateert van voor de vaststelling van de Woonvisie. De eis om sociale huurwoningen in het programma op te nemen, is dan ook niet van toepassing op dit planvoornemen.

3.3.4 Welstandsnota

Deze nota is bedoeld om de Waalwijkse inwoners, architecten en andere opdrachtgevers te informeren over criteria die de gemeente hanteert bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen. De welstandstoets is opgebouwd uit twee onderdelen: het welstandsniveau en de welstandscriteria.

Het welstandsniveau bepaalt hoe streng of hoe soepel er getoetst wordt. De welstandscriteria bepalen op welke onderdelen een bouwplan getoetst wordt. Op basis van gebiedskenmerken en waarden worden er twee welstandsniveaus onderscheiden. Voor gebieden die bijzondere waarden hebben of een grotere bijdrage leveren aan de beleving van het ruimtelijke beeld geldt dat ze welstandsplichtig zijn. Voor gebieden die weinig invloed hebben op de publieke beleving van het ruimtelijk beeld, wordt een welstandsvrij regime ingevoerd. Voor het grootste deel van de gemeente Waalwijk geldt dit welstandsvrije regime.

De hierna volgende gebieden zijn als welstandsplichtig aangemerkt:

  • Landelijke linten;
  • Stedelijke en dorpse linten;
  • Traditionele woningbouw gebieden;
  • Centrum;
  • Fronten;
  • Hoofdroutes.

Volledig welstandsvrije gebieden betreft het grootste gedeelte van het grondgebied van de gemeente Waalwijk. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze gebieden wordt niet getoetst aan welstandscriteria.

Toetsing

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0019.png"

Figuur 3.6: Uitsnede Welstandskaart gemeente Waalwijk

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen het welstandsgebied "Stedelijke en Dorpse linten". De waarde van deze linten is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met variërende bebouwing aan overwegend stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit.

De Sint-Clemenskerk maakt onderdeel uit van de cultuurhistorisch waardevolle panden in de dorpslint van Waalwijk. Het betreft hier ook een Rijksmonument. Het planvoornemen is ontstaan uit de behoefte om deze kerk in stand te houden. Met de transformatie worden geen uitpandige aanpassingen gerealiseerd. Het planvoornemen sluit dan ook nadrukkelijk aan op het welstandsbeleid.

De nieuwe appartementen zijn (grotendeels) gelegen in een welstandsvrij gebied. In principe worden deze appartementen niet getoetst aan het welstandsbeleid. Er is echter een duidelijke relatie tussen de transformatie van de kerk en de nieuwbouw. Door de realisatie van de nieuwbouw is het (financieel) mogelijk de kerk te transformeren en duurzaam en toekomstbestendig in stand te houden. Bovendien wordt de nieuwbouw gerealiseerd aansluitend op en met respect voor het Rijksmonument.

3.3.5 Groenbeleidsvisie Gemeente Waalwijk

De groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' vormt een duidelijke visie en kaders voor het openbaar groen. Het vormt de basis voor alle andere beleids- en beheervisies op het gebied van groen. De groenbeleidsvisie is een uitwerking van de groenstrategie. De groenstrategie is een vertaling van alle groene ambities uit de Strategische visie Waalwijk 2025, het Coalitieprogramma "Samen duurzaam vooruit!", de Structuurvisie en de Duurzaamheidsvisie.

Speerpunten binnen de woonwijken zijn:

  • Biodiversiteit;
  • Toekomst;
  • Beleving;
  • Participatie.

In de groenbeleidsvisie is een groennorm opgenomen. Deze schrijft voor dat in nieuwe woonwijken, dorpen en bedrijventerreinen het openbaar gebied tenminste voor 10% uit grondgebonden openbaar groen moet bestaan. En daarbovenop moet in de woonwijken en dorpen minimaal 5% combinatie-groen worden gerealiseerd. Bij bestaande woongebieden dient bij een reconstructieplan of bouwplan 10% méér grondgebonden openbaar groen dan dat er voor de ontwikkeling aanwezig was te worden aangelegd. Naast de hoeveelheid aan groen, wordt er ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van het grondgebonden openbaar groen.

Deze richtlijn doet niets af aan het feit dat er voor een reconstructieplan of bouwplan een kwalitatieve plantoets plaats moet vinden. Hierbij wordt o.a. beoordeeld of er voldoende variatie aanwezig is in groentypen. Met deze richtlijn dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden bij besluiten als bedoeld onder 2. Juridisch houdt dit in dat, voor zover sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, nadrukkelijk gemotiveerd moet worden waarom al dan niet toepassing wordt gegeven aan deze richtlijn.

Deze richtlijn is op het plangebied van toepassing omdat het een bouwplan van meer dan drie woningen betreft. Het plan valt onder 'B Woongebieden: in huidige situatie meer dan 10% / 5% groen'.

Toetsing

In het plangebied zijn geen groene hoofdstructuren aanwezig. Het plangebied grenst ten zuidwesten aan de bestaande groene hoofdstructuur en de waterloop langs het Clemenspad. Aan de Pastoor van der Zijlestraat zijn enkele bomen en plantvakken aanwezig en ook ter plaatse van het plein aan de voorzijde van het plangebied zijn enkele bomen en plantvakken aanwezig. Met de in Bijlage 7 van deze toelichting opgenomen groenplan is inzichtelijk gemaakt welke bomen binnen het plangebied verplaatst zullen worden, welke gekapt moeten worden en waar bomen zullen worden aangeplant. 5 (niet beschermde) bomen zullen verplaatst worden en 29 (niet beschermde) bomen zullen gekapt worden. Ter compensatie zullen in totaal 25 bomen worden aangeplant. Daarnaast zullen nieuwe beukenhagen, heestervakken en plantenbakken worden aangeplant/aangelegd.

De bestaande tuin bestaat vooral uit gazon en struiken. De tuin van de pastorie is ingericht als particuliere tuin met een vijver, beplanting en gazon. Deze tuinen zijn in de bestaande situatie niet openbaar toegankelijk.

In de openbare ruimte rondom de kerk zijn verschillende groenvoorzieningen aanwezig zoals bomen, plantvakken en borders.

In de nieuwe situatie zal het Clemenspad de nieuwe kloostertuin omzoomen. Daarbij blijft het Clemenspad openbaar, de kloostertuin is exclusief voor de bewoners van het woonzorgcentrum. De kloostertuin krijgt de bestemming 'Groen'. Daarnaast zullen rondom de nieuwbouw en ter plaatse van het plein nieuwe groenvoorzieningen worden aangelegd. In de fase van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal dit nader uitgewerkt worden.

Het planvoornemen wordt getoetst aan de Groencalculator van de gemeente Waalwijk. Doel is dat er zal worden voldaan aan de 10% extra openbaar groen in de betrokken groenzones binnen het te transformeren gebied en 5% extra combinatie-groen. De regeling gaat echter uit van een situatie waarbij in de bestaande situatie geen groen aanwezig is. Zoals aangegeven is er in dit geval wel al sprake van bestaand groen. Daarom valt het planvoornemen onder de in de groenbeleidsvisie opgenomen categorie B Woongebieden: in de huidige situatie meer dan 10% / 5% groen.

Op basis van de regels voor dit type project dient, ten opzichte van de huidige oppervlakte groen, minimaal 10% extra grondgebonden openbaar groen in het projectgebied en betrokken aangrenzende groenzones worden aangelegd. Daarnaast moet, ten opzichte van de huidige oppervlakte combinatie-groen, minimaal 5% extra combinatie-groen in het projectgebied en betrokken aangrenzende groenzones worden aangelegd.

Als in een bouwplan de voorgeschreven 10% extra grondgebonden openbaar groen niet behaald kan worden (dit is ter beoordeling van de gemeente) in m², vervalt de eis voor uitbreiding in m², mits in de vorm van voldoende groenkwaliteitswaarde de 10% grondgebonden openbaar groen wordt gecompenseerd. Om de extra groenkwaliteitswaarde te berekenen, heeft de gemeente een groencalculator opgesteld. Hierin staan tevens oplossingen als dak- en gevelgroen beschreven. Dak- en gevelgroen kan alleen worden ingezet voor het vervullen van de 10% extra grondgebonden openbaar groen. Behoud van de huidige oppervlakte aan grondgebonden openbaar groen is het uitgangspunt. De gemeente wil grondgebonden openbaar groen van meer kwaliteit, maar niet ten koste van de oppervlakte. In de aanvullende anterieure overeenkomst is opgenomen dat initiatiefnemer bereid is om het eventuele tekort aan groen (blijkende uit de toets met de groencalculator) door middel van een financiële bijdrage in het gemeentelijke Groencompensatiefonds te storten, zodat mede met die bijdrage aan deze eisen wordt voldoen.

Met het groenplan zoals opgenomen als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan, wordt voldaan aan de eisen uit de groenbeleidsvisie. In de regels van dit bestemmingsplan is, door middel van een voorwaardelijke verplichting, ook zekergesteld dat dit groenplan binnen 3 jaar na het verlenen van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gerealiseerd (zie artikel 3.5.4).

3.3.6 Bomenbeleid gemeente Waalwijk

In de groenbeleidsvisie "Groen Leeft" is opgenomen dat in 2030 een toename van 10% groen gerealiseerd moet zijn. Voor bomen betekent dit een toename in de waarden die bomen leveren. In het boombeleid ligt dan ook de nadruk op het handhaven van bestaande bomen en uitgangspunten voor het toepassen van nieuwe bomen.

Het boombeleidsplan gaat over de bomen die in eigendom zijn van de gemeente Waalwijk, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De groenbeleidsvisie "Groen Leeft!" (paragraaf 3.3.5) en het groenbeleidsplan (2017) zijn hierbij de kaders.

Toetsing

In dit plan hangt groen nauw samen met parkeren, deze zaken kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden getoetst. In Bijlage 2 Memo parkeren Clemensstaete wordt nader ingegaan op de parkeerbalans ook in samenhang met de ter plaatse aanwezige groenvoorzieningen en bomen. In bijlage C van die memo is inzichtelijk gemaakt welke bomen precies zullen worden gekapt, verplaatst en aangeplant. Bestaande bomen zijn op deze tekening concreet ingetekend.

Aan de voorzijde van de kerk zijn enkele bomen in eigendom van de gemeente aanwezig. Deze bomen zijn echter niet aangeduid als waardevol. Een van de bomen ter plaatse van het kerkplein wordt gekapt, 8 andere zullen worden verplaatst. De te kappen boom zal worden gecompenseerd.

Van 5 bomen ter hoogte van nieuwe parkeerplaatsen aan de pastoor van der Zijlestraat is het op dit moment nog niet bekend of deze kunnen worden verplaatst. Deze bomen bevinden zich overigens buiten het plangebied van dit bestemmingsplan maar wel in het exploitatiegebied dat is aangehouden in de anterieure overeenkomst met initiatiefnemer. Ter hoogte van die 5 bomen worden in ieder geval 6 nieuwe bomen aangeplant.

Om de nieuwbouw alsmede de herinrichting van het gebied mogelijk te maken worden in totaal 14 bomen gekapt. Daarvoor in de plaats worden, naast de 6 eerder genoemde bomen, nog eens 19 nieuw te planten bomen aangeplant.

Bomen van derden en private partijen zijn kapvergunningvrij met uitzondering van de waardevolle bomen die zijn opgenomen op de waardevolle bomenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0020.png"

Figuur 3.7: Waardevolle bomen binnen plangebied (bron: gemeente Waalwijk)

Binnen het plangebied zijn enkele waardevolle bomen, in eigendom van initiatiefnemer, aanwezig. Een van de waardevolle bomen in de pastorietuin zal worden gekapt om de nieuwbouw mogelijk te maken. De overige 4 bomen blijven hier gehandhaafd.

De boom op het perceel 1769 staat in figuur 3.7 foutief ingetekend. Deze boom staat (op basis van de inmeting) op het perceel van de naastgelegen scouting, zie ook bijlage C van de Memo parkeren Clemensstaete. Voor (onder andere) deze boom is een zogenoemde Boom Effect Analyse (hierna: BEA) uitgevoerd. De rapportage van deze BEA is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting. Voor deze boom geldt, op basis van deze BEA, dat er sprake is van onvoldoende boomkwaliteit door de hoge leeftijd voor de soort (circa 60jaar), de verminderde blad/knopbezetting en de aanwezigheid van saprofyten zwammen op de ingezonken stamvoet.

De BEA is ook uitgevoerd voor 27 andere bomen in en rond het plangebied. Direct ten noorden van de Sint-Clemenskerk is het kerkplein te vinden met parkeerplaatsen en beuken (Fagus sylvatica) in ruime groeiplaatsen. De Sint-Clemenskerk wordt aan de westzijde geflankeerd door een bomenrij, bestaande uit haagbeuken (Carpinus betulus 'Fastigiata'). De haagbeuken staan langs de Pastoor van der Zijlestraat. Aan de overzijde van de Pastoor van der Zijlestraat staan enkele jonge beuken, een halfwas Hollandse linde (Tilia x europaea) en twee gewone essen (Fraxinus excelsior) binnen de invloedssfeer van de ontwikkeling. Direct ten zuiden van de Sint-Clemenskerk is de pastorietuin te vinden. Dit betreft extensief grasland met daarop een waardevolle boomgroep van omvangrijke Amerikaanse eiken (Quercus rubra). Ten oosten van de Sint-Clemenskerk bevindt zich op het naast gelegen perceel een gebouw van de scouting. Dit perceel kenmerkt zich door intensief grasveld en de aanwezigheid van een ruwe berk (Betula pendula), die als waardevol staat geregistreerd. Direct ten zuiden van het scouting gebouw is het bijgebouw "De ontmoeting" gesitueerd. Dit gebouw is omkaderd door een haag van laurierkersen. In de haag staan twee sierkersen (Prunus avium), direct ten westen van het bij gebouw "De ontmoeting".

In totaal zijn er in de BEA 28 bomen geïnventariseerd, hiervan verkeren 24 bomen in een goede conditie of redelijke conditie. Deze 24 bomen hebben een toekomstverwachting van meer dan 15 jaar. Van de 28 bomen hebben 3 bomen een verminderde toekomstverwachting van 10-15 jaar. 1 boom heeft een toekomstverwachting van 5-10 jaar.

In Tabel 5 is de boombalans te vinden voor de bomen in de invloedssfeer van het project. Zonder het nemen van specifieke maatregelen zijn 11 bomen duurzaam te handhaven. 9 bomen kunnen niet duurzaam gehandhaafd worden door het nieuwe ruimtelijke beslag. Door middel van verplanting kunnen 8 bomen potentieel behouden blijven, voor een sluitend verplantbaarheidsadvies is een volledig verplantbaarheidsonderzoek benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0021.png"

Tabel 5: bomenbalans met te handhaven bomen in de directe invloedssfeer van het project.

Aangezien de BEA dateert van november 2020, is voor enkele waardevolle bomen binnen het plangebied een nieuwe BEA uitgevoerd. Deze BEA is opgenomen als Bijlage 9 bij deze toelichting. Daarin worden 6 bomen binnen het plangebied onderzocht:

  • 5 Amerikaanse Eiken in de tuin van de kerk;
  • 1 Berk op het naastgelegen perceel van de scouting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0022.png"

Figuur 3.8: Tekening behorende bij BEA Clemensstaete te Waalwijk (Bron: Arbor Consultancy).

Ten aanzien van de berk oordeeld deze BEA dat de gezondheid van de berk enigszins verbeterd lijkt ten opzichte van de BEA uit 2020. De berk heeft een redelijke toekomstverwachting, wat inhoudt dat uitval van de boom binnen 10 jaar niet verwacht wordt. Deze berk komt in de nieuwe situatie echter dicht op de bebouwing (op circa 2 meter uit het hart van de stam). Hierbij zal de gevel binnen de kroonprojectie komen. Hierdoor zal er bij de werkzaamheden een aanzienlijk deel van de kroon verloren gaan (circa 40% i.v.m. werkruimte) en vinden de werkzaamheden plaats binnen de stabiliteitskluit van de boom. De boom zal deze schade niet kunnen overleven. Deze boom zal dan ook worden geveld. Anterieur is afgesproken dat de gemeente de kap van deze boom zal verzorgen.

Een van de Amerikaanse eiken in de tuin van de kerk, boom nummer 5 in deze BEA, komt in de nieuwe situatie dicht (circa 8 meter) op de bebouwing. De boom vertoont scheefgroei richting het nieuwe gebouw. Hierdoor zal er bij de werkzaamheden zowel onder- als bovengronds (ernstige) schade ontstaan. Deze boom zal dan ook gekapt worden. Aangezien boomnummers 3 en 5 met de stamvoeten deels in elkaar zijn vergroeid, wordt de stobbe van boomnummer 5 op maaiveldhoogte behouden.

In Bijlage 7 van deze toelichting is, als uitwerking ten opzichte van het eerder vastgestelde bestemmingsplan, inzichtelijk gemaakt welke bomen binnen het plangebied verplaatst zullen worden, welke gekapt moeten worden en waar bomen zullen worden aangeplant. 5 (niet beschermde) bomen zullen verplaatst worden en 29 (niet beschermde) bomen zullen gekapt worden. Ter compensatie zullen in totaal 25 bomen worden aangeplant. Daarnaast zullen nieuwe beukenhagen, heestervakken en plantenbakken worden aangeplant/aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0023.png"

Figuur 3.8: Groenplan Clemensstaete (bron: GEO-infra bv, zie bijlage 7 voor een tekening, inclusief legenda, met een hogere resolutie)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie). Hierna wordt ingegaan op de milieuaspecten. Voor enkele aspecten is onderzoek uitgevoerd. Opgemerkt dient te worden dat een aantal onderliggende onderzoeken is opgesteld op het moment dat er nog sprake was van een ander schetsontwerp. Dit heeft echter geen consequenties voor de resultaten van die betreffende onderzoeken.

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.

4.1.2 Onderzoek en conclusies

De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Een belangrijke categorie die onder deze regeling valt zijn de stedelijke ontwikkelingsprojecten. Dit project valt daar ook onder. In dat kader is een vormvrije mer-beoordelingsnotitie opgesteld.

De vormvrije mer-beoordelingsnotitie is opgesteld en is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de informatie in de notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Door rekening te houden met de mitigerende maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Op 28 augustus 2012 door het college van burgemeester en wethouders de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op basis van die bodemkwaliteitskaart zijn de verschillende delen van Waalwijk in zones ingedeeld en is de bodem geclassifficeerd.

4.2.2 Onderzoek

Het plangebied valt conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart binnen zone 3 waar voornamelijke bebouwing van voor 1945 aanwezig is. De bodem heeft hier de kwaliteitsklasse "Wonen". Op basis van de kwaliteitskaart is de bodem hier derhalve geschikt voor de functie wonen.

Bij het voorgenomen gebruik in het plangebied is ter plaatse van de Sint-Clemenskerk ook niet direct sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik. De bestemming is reeds 'Gemengd' en het bestaande gebruik als kerk is al (deels) gevoelig voor bodemverontreinigingen. Het toekomstige gebruik is niet of nauwelijks extra gevoelig. Bovendien is wonen binnen deze bestemming al toegestaan. De bestemming zal hier ook 'Gemengd' blijven. Hierdoor is onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse van de kerk niet noodzakelijk in het kader van de te doorlopen planologische procedure.

Ten oosten en zuiden van de Sint-Clemenskerk wordt ook nieuwbouw gerealiseerd op locaties waar momenteel geen bebouwing aanwezig is. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn hier geen woongebouwen toegestaan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal ter plaatse een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Dat onderzoek moet bevestigen dat de gronden, conform de bodemkwaliteitskaart van Waalwijk, inderdaad geschikt zijn voor wonen. In dat kader dient een Verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek moeten bekend zijn ten tijden van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen.

4.2.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Water

4.3.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plan en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NWP)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP)
  • Verordening water
  • Verordening ruimte Noord-Brabant

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer) in het plangebied. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021. Het plan beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Nieuwe accenten in het Waterbeheerplan zijn: de versterking van de primaire en regionale keringen, inzet op waterbewustwording van watergebruikers, helder zijn over de beperkingen en mogelijkheden die er vanuit het watersysteem zijn voor de gebruiksfuncties, een meer integrale, gebiedsgerichte uitvoeringsstrategie en dynamisch waterbeheer.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. Beleid hierover is vastgelegd in de 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Op waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 500 m². Indien door de ontwikkeling het verhard oppervlak met meer dan 500 m² toeneemt, eist het waterschap compensatie voor de uitbreiding van verharding. Bij het dimensioneren van retentie-/infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met neerslaghoeveelheden met een herhalingstijd van 1 tot 100 jaar. Aangezien de retentiebehoefte het grootst is bij T = 100 is deze waarde maatgevend.

Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

Integraal Waterplan Waalwijk

Het Integraal Waterplan Waalwijk (hierna: IWW) 2021-2024 is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2016-2020 en omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Waalwijkse rioolstelsel. Omdat de interactie met het oppervlaktewater sterk is toegenomen, is het oppervlaktewater toegevoegd aan de scope van dit beleidsplan.

Klimaatadaptatie is daarbij een actueel thema. Daarnaast blijft een deugdelijke afvoer van vuilwater cruciaal voor een gezonde samenleving. Samen met een sterke structuur van oppervlaktewater zijn dit dragers van de leefkwaliteit in de gemeente Waalwijk. De opgave die gepaard gaat met klimaatadaptatie kan de gemeente niet uitvoeren zonder hulp van bewoners en bedrijven. Conform de wetgeving stelt dit IWW dat iedere perceeleigenaar in beginsel verantwoordelijk is voor de verwerking van het regenwater dat op zijn/haar perceel valt. Bij nieuwbouw en aanbouw vraagt de gemeente om 60 mm (6 liter/m²) berging te maken over de extra verharding.

4.3.2 Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit een kerk en pastorie. Een gedeelte van het plangebied is onverhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten zuiden van het plangebied bestaat de grond uit enkeerdgronden; fijn zand.

Binnen het plangebied zijn twee peilbuizen geplaatst waar de hoogte van het grondwater wordt gemonitord. Op basis van de gegevens over het gehele jaar 2021 wordt geconcludeerd dat het grondwater altijd dieper dan 60 centimeter ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (hierna: N.A.P.) ligt en gemiddeld op circa 85 centimeter ten opzichte van N.A.P. (zie ook figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0024.png"

Figuur 4.1: Hoogte grondwaterstand 2021 (bron: Inpijn Blokpoel ingenieurs)

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de kern- en/of beschermingszone van een waterkering. In 4.2 is een uitsnede te zien van het plangebied in relatie tot de informatie beschikbaar via de Watertoets Viewer van het waterschap Brabantse Delta.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0025.png"

Figuur 4.2: Watertoets Viewer Waterschap Brabantse Delta met globale ligging plangebied in rood

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Het bestaande gebouw is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.

4.3.3 Toekomstige situatie

Het plan is om de huidige kerk en pastorie te herontwikkelen en daarnaast in totaal 66 nieuwe woon(zorg)appartementen te realiseren. De kerk zal alleen intern verbouwd worden ten behoeve van de realisatie van in totaal 17 appartementen. De pastorie zal worden gesloopt en op dezelfde plek worden herbouwd ten behoeve van de realisatie van 6 appartementen.

Waterkwantiteit

In de toekomstige situatie zullen alleen de nieuwe woon(zorg)appartementen voor extra verharding zorgen. Uitgangspunt is dat de hemelwaterafvoer van de kerk en de pastorie gehandhaafd blijft.

Op dit moment is de locatie van de beoogde nieuwbouw onverhard. Het waterschap Brabantse Delta stelt sinds begin 2021 als eis dat de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. Het nieuwe dakoppervlak bedraagt circa 1.500 m² en overschrijdt daarmee de grens. Op basis van het beleid van het waterschap moet er dan ook gecompenseerd worden. Conform het recent vastgestelde "Integraal Waterplan Waalwijk" dient er 60mm hemelwater op het eigen terrein verwerkt/geborgen te worden. In het kader van het planvoornemen worden aan de oostzijde van het plangebied infiltratiekratten gerealiseerd met een overstort naar het sierwater aan de zuidzijde van het plangebied. Voor het planvoornemen is minimaal 90 m³ (1.500 x 0,06) nodig. Aan de oostzijde van het plangebied (ten oosten van de nieuwbouw) is een gebied van circa 270 m² beschikbaar voor de realisatie van infiltratiekratten. In verband met de hoogste grondwaterstand van 60 centimeter ten opzichte van N.A.P., is het mogelijk om infiltratiekratten met een hoogte van 60 centimeter te realiseren. Daarmee kan een capaciteit van 162 m³ worden gerealiseerd en kan voldaan worden aan de berging van minimaal 60 mm hemelwater op eigen terrein. Aangezien er voldoende extra berging kan worden gerealiseerd, wordt mogelijk ook (een deel van) de bestaande bebouwing afgekoppeld en op de infiltratiekratten aangesloten.

In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 3.2.6 onder b). Daarmee wordt zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn. Daarmee wordt geborgd dat voldaan wordt aan het Integraal Waterplan Waalwijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het afvalwater van de voorgenomen nieuwbouw wordt, evenals het afvalwater van de bestaande bebouwing, aangesloten op het bestaand gemengd rioolstelsel.

4.3.4 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterschap heeft bovendien op 6 juli 2020 een positief wateradvies zonder voorbehoud gegeven.

Watercompensatie is noodzakelijk vanuit waterschaps- en gemeentelijk beleid. In dat kader wordt onderzocht of de realisatie van een wadi, groene daken of een andere vorm van vertraagde afvoer van hemelwater mogelijk is. In dit bestemmingsplan is in dat kader voorzien in een voorwaardelijke verplichting.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

4.4.1 Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

4.4.2 Onderzoek

In de beoogde situatie worden appartementen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt een milieugevoelige functie en milieuhinderlijke functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zijn voornamelijk woningen en bedrijvigheid gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied'.

Milieugevoelige functies (woningen)

In tabel 6 is een inventarisering van omliggende bedrijven te vinden met daarbij de hoofdactiviteit, richtafstand en de afstand tot het plangebied. Uit de tabel blijkt dat aan de richtafstanden tot de nieuwe woningen wordt voldaan, met uitzondering van de aan te houden afstand tot de scouting. Ten opzichte van de overige bedrijven is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Zij kunnen blijven voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Tabel 6 Overzicht bedrijven in de omgeving van het plangebied

Bedrijf

Adres


Hoofdactiviteit
Richtafstand in gemengd gebied in meters Afstand tot plangebied in meters
1st Nails Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures 0 56
Assink Totaalbouw Loeffstraat 66, 5142 ES Waalwijk Bouwtimmeren 30 89
Borrelcafé De Tijd B.V. Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk Cafés 0 38
Brokken Dienstverlening Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (rest) 10 36
BSO Lunt Loeffstraat 60, 5142 ES Waalwijk Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 10 19
Icametoslay Past van der Zijlestraat 79, 5142 NB Waalwijk Schrijven en overige scheppende kunst 10 19
Groenmens Loeffstraat 68, 5142 ES Waalwijk Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw 30 76
Haarmode Luc Loeffstraat 54c, 5142 ES Waalwijk Haarverzorging 0 6
H.F.T. Holding B.V. Loeffstraat 109, 5142 EP Waalwijk Holdings (geen financiële) 0 70
Klem ongediertebestrijding Loeffstraat 44, 5142 ES Waalwijk Overige reiniging 30 35
Kuijsten Timmerwerken V.O.F. Loeffstraat 79, 5142 EP Waalwijk Bouwtimmeren 30 41
Maria's Haarstudio Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk Haarverzorging 0 56
Mele Beheer B.V. Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk Financiële holdings 0 38
Movere Ontstoppingen Loeffstraat 54, 5142 ES Waalwijk Loodgieters- en fitterswerk; installatie van sanitair 10 25
Movere Beheer Limited Loeffstraat 54, 5142 ES Waalwijk Beleggingsinstellingen met beperkte toetreding 0 25
Rood raakt je Loeffstraat 107, 5142 EP Waalwijk Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures 0 74
Sativi Onroerend Goed B.V. Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk Financiële holdings 0 38
Scouting AZG Loeffstraat 60,
5142 ES Waalwijk
Scouting 10 1,5
TheBeatStation Loeffstraat 111, 5142 EP Waalwijk Studiebegeleiding, vorming en onderwijs (rest) 10 80
Tweewielservice Jan Kivits B.V. Loeffstraat 81, 5142 EP Waalwijk Beleggingsinstellingen met beperkte toetreding 0 41
European Fashion Team Loeffstraat 109, 5142 EP Waalwijk Groothandel in bovenkleding 10 69
Van Midde Holding B.V. Loeffstraat 56, 5142 ES Waalwijk Holdings (geen financiële) 0 23
Radical-innovations C.V. Past van der Zijlestraat 79, 5142 NB Waalwijk Organisatie-adviesbureaus 0 19
B&B de Loeff Loeffstraat 46, 5142 ES Waalwijk Hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentie-oorden 0 27
Stichting Verenigingsgebouw De Ouwe Toren Loeffstraat 107, 5142 EP Waalwijk Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn 10 76
Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Loeffstraat 58 en 58a te Waalwijk Loeffstraat 58a, 5142 ES Waalwijk Overige belangenbehartiging (rest) 0 25
Bridgeclub Waalwijk Torenstraat 1, 5142 ET Waalwijk Denksport 0 125

Aan de richtafstand van 10 meter, vanaf de inrichtingsgrens van de scouting/kinderdagverblijf aan de Loeffstraat 60 tot de gevels van de nieuwbouw, wordt niet voldaan. Derhalve is een akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd om enerzijds aan te tonen dat ter plaatse van de nieuwe geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds dat zowel de scoutingvereniging als het kinderdagverblijf niet belemmerd worden in hun functioneren. Het akoestisch onderzoek omgevingslawaai is opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting.

Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) kan worden gesteld dat er na het toepassen van enkele ‘dove’ gevels (maatregel) wordt voldaan aan de geluideis van 50 dB(A) etmaalwaarde, behorende bij stap 2 van het stappenplan uit de VNG-uitgave. Het ‘doof’ uitvoeren van de in het rapport genoemde gevels is juridisch-planologisch in dit bestemmingsplan geborgd (zie 3.2.6 van de regels).
  • Met betrekking tot de maximale geluidniveaus (LAmax) kan worden gesteld dat er na toepassing van voornoemde maatregel tevens wordt voldaan aan de geluideis van 70 dB(A) etmaalwaarde, eveneens behorende bij stap 2 van het stappenplan.

Met inachtneming van het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwe appartementen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is (na toepassing van voornoemde maatregel). Voor wat betreft het aspect omgevingslawaai zijn er derhalve geen bezwaren de beoogde juridisch-planologische procedure door te voeren.

4.4.3 Conclusie

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven in hun functioneren belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Met inachtneming van het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwe appartementen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is (na toepassing van voornoemde maatregel).

4.5 Geluid

4.5.1 Beleid en normstelling

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied worden woningen gerealiseerd. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) zijn de nieuwe woningen geluidsgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van een (spoor)weg (met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden).

De beoogde nieuwe geluidsgevoelige functie wordt gerealiseerd binnen de onderzoekszones van de A59. Langs deze weg zijn in het geluidregister geluidproductieplafonds opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0026.png"

Figuur 4.2: uitsnede kaart geluidregister met geluidproductieplafonds ter plaatse van het plangebied

Op basis hiervan is de inschatting dat de geluidbelasting op de planlocatie hoger is dan de richtwaarde en mogelijk ook hoger dan de maximale grenswaarde (hogere waarde). In dat kader is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting.

Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Rijksweg A59. Het plan is tevens gelegen aan de 30 km/uur wegen Loeffstraat en Pastoor van der Zijlestraat. Conform opgave van de gemeente Waalwijk is de Pastoor van Zijlestraat akoestisch niet relevant.

Resultaten:

Voor de Rijksweg A59 geldt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde op een groot aantal toetspunten overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden ter plaatse van een gedeelte van de 2e en ter plaatse van de 3e verdieping van de noordgevel van de kerk en ter plaatse van de 3e verdieping van een gedeelte van de westgevel van de Clemenskerk.

Een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde wordt in principe niet toegestaan door de Wgh. Om toch woningbouw te kunnen realiseren is het mogelijk de geveldelen ter plaatse van deze toetspunten als zogenoemde "Dove Gevel" uit te voeren. Dat betekent dat er geen te openen delen (ramen en deuren) in de betreffende gevels zijn toegestaan, met uitzondering van eventuele incidenteel te openen delen (zoals een verhuisraam), mits deze delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte. Het is echter ook verplicht dat woningen kunnen worden gelucht, dat noemt men spuiventilatie. Aangezien draaiende delen voor de vereiste spuiventilatie noodzakelijk zijn, moet daar in de indeling/plattegronden van nieuw in te richten bebouwing rekening mee gehouden te worden.

Bij de uitwerking van het bouwplan moet hier dus rekening mee worden gehouden. Voor enkele gevels geldt dat deze gedeeltelijk "doof" moeten worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld alleen de eerste en tweede verdieping. In bijlage 5 van het akoestisch onderzoek is per verdieping aangegeven welke gevels geluisluw zijn of waar een dove gevel gerealiseerd moet worden.

Voor andere toetspunten geldt ook dat de geluidsbelasting te hoog is maar daarvoor wordt een zogenoemde beschikking hogere waarde aangevraagd als het niet mogelijk is om geluidbeperkende maatregelen te treffen. Dat kunnen maatregelen zijn aan de bron (dus aan het wegverkeer) of aan de overdacht (het contact met de weg of geluidwering). Soms is het niet mogelijk om geluidbeperkende maatregelen te treffen omdat de ruimte dat niet toelaat, omdat dit te kostbaar is of omdat het stedenbouwkundig en/of ruimtelijk niet gewenst is.

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm bijvoorbeeld (overdrachtsmaatregelen), gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde, is in dit geval niet wenselijk omdat dit te duur is en het niet past binnen de stedenbouwkundige structuur ter plaatse.

Het is ook niet mogelijk om de afstand tussen de geluidsbron (de A59) en de ontvanger (nieuwe appartementen) te vergroten aangezien het hier gaat om bestaande bebouwing en een bestaande locatie alsmede een bestaande Rijksweg. Het verleggen van de A59 staat financieel gezien niet in verhouding tot de realisatie van maximaal 83 nieuwe woningen.

Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat deze maatregel niet realistisch is, gezien de Rijksweg A59 al voorzien is van een geluidreducerend wegdek.

In het akoestisch onderzoek is ook rekening gehouden met het document "Hogere waarde beleid Wet geluidhinder" d.d. 6 april 2010 van de gemeente Waalwijk. Conform dit beleidsstuk kan pas een hogere waarde worden verleend als voldaan wordt aan de hoofdcriteria uit de Wgh en aan minimaal een van de in het beleidsstuk genoemde subcriteria.

Aangezien er enerzijds appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande kerk en de nieuwe pastorie en anderzijds nieuwe woon(zorg)eenheden in een nieuw gebouw ter plaatse van een open plek tussen aanwezige bebouwing, wordt voor alle appartementen voldaan aan een van de gestelde subcriteria uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Een andere eis is dat elk appartement voorzien moet zijn van ten minste één geluidluwe gevel. Daarnaast dienen de appartementen te worden voorzien van ten minste een geluidluwe gevel. Ter plaatse van een geluidluwe gevel is de geluidbelasting niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. Met andere woorden: er is ten minste een verblijfsruimte waar een raam open gezet kan worden zonder dat het geluid van verkeer (of industrie) overheersend binnendringt. Bij vervangende nieuwbouw mag de geluidbelasting ter plaatse van een geluidsluwe gevel 5 dB boven de voorkeurswaarde zijn, dus maximaal 53 dB.

Hierna wordt aangegeven waar en/of hoe voldaan kan worden aan de eis om te voorzien in ten minste één geluidsluwe gevel. Hierbij wordt nogmaals verwezen naar de plattegronden die zijn opgenomen in bijlage 5 van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

Ter plaatse van de appartementen in het kerkgebouw en pastorie:

  • Voor de appartementen op de begane grond (nivo 0) geldt dat deze allemaal al beschikken over een geluidluwe gevel;
  • Voor de appartementen 1.4 t/m 1.8 in de kerk en P3 en P4 in de nieuwe pastorie (zie akoestisch onderzoek), gelegen op de 1e verdieping (nivo 1), geldt ook dat deze beschikken over een geluidluwe gevel. Voor de appartementen 1.1 t/m 1.3 in de kerk, gelegen aan de westgevel, geldt dat deze zijn voorzien van een balkon. Op basis van beleid geldt dat de aan het balkon gelegen gevel ook geluidluw is.
  • De balkons van de appartementen ter plaatse van de nieuwe pastorie, P3 en P4 ,zijn gelegen aan de geluidluwe zuidgevel.
  • Voor appartement 2.1, gelegen op de 2e en 3e verdieping (nivo 2 en 3) in de kerktoren, geldt dat deze niet zondermeer beschikt over een geluidluwe gevel. Dit appartement dient op beide verdiepingen voorzien te worden van een dove noord- en westgevel. Het is echter toegestaan om deze gevels gedeeltelijk doof uitgevoerd worden. Er dient dan ter plaatse van beide verdiepingen in de oostgevel een te openen raam worden toegepast om te kunnen voorzien in de benodigde spuiventilatie van de verblijfsruimte. Om ter plaatse van dit appartement ten minste een geluidluwe gevel te creëren dient ten minste een van deze ramen afgeschermd te worden met behulp van Metaglas SilentAir (een voorzetraam);
  • Voor appartementen op de 2e verdieping van de pastorie, P5 en P6, geldt dat deze beschikken over een geluidluwe zuidgevel.

Ter plaatse van de appartementen in de nieuwbouw:

  • Ter plaatse van de nieuwbouw is voor een groot deel sprake van zorgwoningen met intramurale zorg. Aangezien daarbij sprake is van niet-zelfstandige woonunits in een verzorgingscentrum, gelden er voor deze appartementen geen aanvullende eisen met betrekking tot een geluidluwe gevel. Er wordt in het kader van een goed woon- en leefklimaat wel geadviseerd om ter plaatse van de 2e en 3e verdieping een gezamenlijke verblijfsruimte te realiseren aan de geluidluwe zuidgevel of aan het geluidluwe gedeelte van de westgevel.
  • Met betrekking tot de reguiere woningen in de nieuwbouw dienen de appartementen waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden voorzien te worden van een geluidluwe gevel. Bij het ontwerp c.q. invulling van de plattegronden dient hiermee rekening te worden gehouden. Bij het indienen van de omgevingsvergunning voor het bouwen dient aangetoond te worden dat het ontwerp voldoet aan de eisen.

Het geluidbeleid van de gemeente Waalwijk stelt dat indien de woningen beschikken over een buitenruimte, dat deze bij voorkeur is gelegen aan de geluidluwe zijde van de bebouwing. Hierbij mag het geluidniveau niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij een geluidluwe gevel. Om een buitenruimte te laten voldoen aan voornoemde eis kan gebruik worden gemaakt van een gemeenschappelijke buitenruimte.

Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de appartementen, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, een aanvullend onderzoek nodig ter bepaling van de geluidwering van de gevels.

In dit bestemmingsplan is de realisatie van dove gevels (of andere maatregelen) ter plaatse van de betreffende gevels vastgelegd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Bij toetsing van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden beoordeeld of het woon- en leefklimaat kan worden geborgd doordat aanvullend akoestisch onderzoek is uitgevoerd, dove gevels zijn toegepast, andere maatregelen zijn getroffen en/of een hogere waarde procedure is doorlopen. Zie ook artikel 3.2.6 van de regels. Door middel van het akoestisch onderzoek dat hierboven is samengevat blijkt dat het technisch mogelijk is om een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Daarmee is dit bestemmingsplan akoestisch gezien haalbaar en uitvoerbaar.

Gecumuleerde geluidbelasting

In bijlage 7 van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai zijn gecumuleerde geluidniveaus op de verschillende toetspunten berekend. Overigens moet worden opgemerkt dat de rekenresultaten in die bijlage zijn opgenomen zonder de wettelijk toegestane aftrek (artikel 110g Wgh. Voor de A59 kan dat 2, 3 of 4 dB zijn, afhankelijk van de geluidbelasting).

Op enkele toetspunten is sprake van geluidniveaus onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (exclusief aftrek). Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 48 dB, of hoger dan 53 dB bij vervangende nieuwbouw, worden bovenstaande maatregelen als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd. Daarmee is aangetoond en geborgd dat het mogelijk is om ter plaatse een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Het geluidklimaat ter plaatse wordt dan ook aanvaardbaar geacht.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7 weergegeven.

Tabel 7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

4.6.2 Onderzoek

Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 319 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). In de NIBM-tool (versie 06-04-2021) is 2023 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,52 µg /m³ en van fijnstof van 0,07 µg /m³ (figuur 4.3). Beide toenames zijn onder 1,2 µg /m³ en bovendien is in de berekening uitgegaan van 10% vrachtverkeer. In werkelijkheid zal dit aandeel veel minder, maximaal 2%, zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0027.png"

Figuur 4.3: Resultaten NIBM-tool (versie 06-04-2021) voor het jaar 2023

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de huidige luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Loeffstraat, direct ten noordwesten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat voor de prognose in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen, zie tabel 8.

Tabel 8: Prognose concentratie 2020

Prognose 2020 NO2 in µg/m³ PM10 in µg/m³ PM2.5 in µg/m³
Totale concentratie 14,69 16,555 9,412
Aantal overschrijdingsdagen / 6

In tabel 8 zijn de prognoses voor stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en fijn stof (PM2.5) voor 2020 opgenomen. De grenswaarden zoals opgenomen in tabel 7 worden, ook na realisatie van het planvoornemen, nergens overschreden. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Beleid en normstelling

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.

4.7.2 Onderzoek

Het planvoornemen voorziet in de transformatie van een Rijksmonument. In het kader van de ontwikkeling is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage bij het bouwhistorisch onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

Het cultuurhistorisch onderzoek van de Sint-Clemenskerk in het voormalige Baardwijk, nu Waalwijk, bestaat uit een bouwhistorisch opname gericht op het object en een onderzoek gericht op het object in haar context en de zeldzaamheid van dit gebouwtype. Het bouwhistorisch onderzoek vormt een aanvulling daarop.

De bouwhistorische opname en cultuurhistorische waardenstelling vormen gezamenlijk een kader voor de omgang met het rijksmonument. Daarnaast is advies opgenomen voor integratie van monumentale waarden ten behoeve van het aankomende herbestemmingsontwerp.

Behoud van de verschijningsvorm staat boven alle andere waarden. De verschijningsvorm is belangrijk vanwege onder andere de stedenbouwkundige waarden, inpassing van het gebouw op het kavel, de grootte van de kerk en de identiteit van Baardwijk. Een duurzame en op de monumentale waarde afgestemde herbestemming moeten de historische context behouden en laten herleven voor komende generaties. Een monument zonder functie is een monument zonder toekomst. Aanpassingen zijn zeker niet onmogelijk. Aangezien in dit geval een Rijksmonument wordt getransformeerd, zal in dat kader een afzonderlijke omgevingsvergunning moeten worden verleend.

4.7.3 Conclusie

Het planvoornemen voorziet in de instandhouding van een Rijksmonument en sluit daarmee aan op het overheidsbeleid.

4.8 Archeologie

4.8.1 Beleid en normstelling

Verdrag van Malta

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.

De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen, zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.

Bestemmingsplan

In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.

In artikel 41a van de Monumentenwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, eerste lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m². Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden.

Erfgoedverordening 2016

Op 15 december 2016 is de gewijzigde 'Erfgoedverordening 2016' voor de gemeente Waalwijk vastgesteld. De erfgoedverordening vormt de juridische basis voor de regels van de Erfgoedkaart Archeologie. De archeologische beleidskaart is, voor de locatie van het projectgebied, opgenomen in figuur 4.2. Het doel van deze kaart is om bij ruimtelijke ontwikkelingen aan te geven waar en op welke manier archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij het ruimtelijk proces.

4.8.2 Onderzoek

De archeologische beleidskaart van de gemeente is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Volgens de archeologische beleidskaart gelden voor het plangebied drie verschillende verwachtingswaardes voor het aantreffen van archeologische resten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0028.png"

Figuur 4.4: uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Waalwijk

(bron: archeologisch onderzoek Econsultancy).

De archeologische verwachting is op basis van de beleidskaart verwerkt in het geldende bestemmingsplan. Ter plaatse van het plangebied geldt voor het meest noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Hier zijn echter geen bodemingrepen voorzien. Voor het meest zuidelijke deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Hier geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 500 m² en dieper dan 50 cm. Ter plaatse zijn bodemingrepen voorzien met een oppervlak groter dan 500 m². Voor het middelste gedeelte geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' met een onderzoeksplicht vanaf 5.000 m². Ter plaatse zijn echter geen bodemingrepen voorzien met een dergelijke oppervlakte.

Aangezien er binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' bodemingrepen zijn voorzien met een oppervlakte groter dan 500 m², is archeologisch onderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek is overigens het gehele plangebied betrokken.

Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 13 bij deze toelichting. Uit het onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden.

In het zuidelijke deel van het plangebied waar het bodemprofiel is verstoord dan wel door de relatief natte omstandigheden ongeschikt was voor bewoning kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd om dit deel van het plangebied vrij te geven (zie figuur 4.5).

Voor het noordelijke deel van het plangebied waar nog archeologische waarden uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden verwacht, wordt geadviseerd een dubbelbestemming archeologie waarbij de mogelijke archeologische waarden in situ worden bewaard op te nemen. Hiertoe zijn beschermende regels in het bestemmingsplan te worden opgenomen (zie figuur 4.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0029.png"

Figuur 4.5: resultaten van het booronderzoek (bron: Econsultancy)

Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is mogelijk op basis van het huidige bouwplan, waarbij geen grondroerende activiteiten in het noordelijke deel van het plangebied voorzien zijn. Mochten er in de toekomst alsnog bouwactiviteiten in het noordelijke deel van het plangebied worden gerealiseerd dan is vervolgonderzoek noodzakelijk. Het vervolgonderzoek kan het dan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

4.8.3 Conclusie

Er wordt in het archeologisch onderzoek geconcludeerd dat het aspect archeologie de uitvoering van de ontwikkeling niet belemmert. Voor het noordelijke gedeelte wordt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' opgenomen. Ter plaatse van die gronden die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen maar niet zijn onderzocht, zullen de geldende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' worden overgenomen. Hier zijn echter in het kader van deze ontwikkeling geen bodemingrepen voorzien.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.

4.9.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen ligt op circa 2 kilometer en circa 3,5 kilometer van Natura 2000-gebied Langstraat. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van circa 582 meter (figuur 4.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0030.png"

Figuur 4.6: Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Noord-Brabant)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Door de ruime afstand wordt ook de kans klein geacht dat het planvoornemen invloed heeft op Natura 2000-gebied wat betreft stikstof. Om dit te onderzoeken zijn Aerius-berekeningen uitgevoerd voor de realisatie- en gebruiksfase. De stikstof memo is te vinden in bijlage 14. De resultaten van de stikstofberekening voor de realisatiefases zijn te vinden in bijlagen 15, 16 en 17. De gebruiksfase is opgenomen in bijlage 18 bij deze toelichting. Deze berekening gaat uit van 318,6 mvt/etmaal. Uit de berekening blijkt dat er in de realisatie- en gebruiksfase geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de realisatie- en gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Ten behoeve van het planvoornemen is in april 2020 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 19 bij deze toelichting.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel 9. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0031.png"

Tabel 9: Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen

Ten tijde van het uitvoeren van de quickscan flora en fauna en het opstellen van de rapportage was nog niet bekend dat de pastorie wordt gesloopt en dat herbouwd zal worden. Op basis van de quickscan wordt geconcludeerd dat de mogelijkheid bestaat dat vleermuisverblijven worden vernietigd of ongeschikt worden gemaakt. Daarmee kan ook de functie als voortplantingsplaats verloren gaan. Voordat de sloop van de pastorie plaatsvindt zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden. Als voorwaardelijke verplichting is in de regels van dit bestemmingsplan (zie artikel 3.5.3 van de regels) dan ook opgenomen dat de sloop van bouwwerken pas is toegestaan indien:

  • uit nader onderzoek is gebleken dat er geen vleermuisverblijven aanwezig zijn, óf
  • uit nader onderzoek is gebleken dat er vleermuisverblijven aanwezig zijn, er mitigerende maatregelen zijn getroffen en ontheffing in het kader van de Wnb is verleend.

De herontwikkeling gaat echter gepaard met enkele voorzieningen ten gunste van beschermde soorten waardoor er geen sprake is van een netto verlies aan geschikt leefgebied, voortplantingsplaatsen of rustplaats voor beschermde soorten. De volgende adviezen worden uitgewerkt in een zogenoemd ecologisch protocol dat onderdeel uit zal maken van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen (en waarmee voldaan kan worden aan de voorwaardelijke verplichting):

Huismus

Ten behoeve van de huismus wordt geadviseerd om bij de inrichting van de groene delen in de nieuwe situatie aandacht te geven aan de habitatseisen van de huismus:

  • Ontwikkeling van een dichte haag, deze haag mag gesitueerd worden tegen een gevel;
  • De haag dient te bestaan uit (een combinatie van) inheemse soorten zoals beuk of meidoorn.
  • Plantsoenen worden bij voorkeur ingericht met inheemse soorten, waaronder rozen soorten, die door de aantrekkingskracht op bladluizen van belang kunnen zijn voor huismussen;
  • Plantsoenen worden bij voorkeur ingericht met een combinatie van lage struwelen en hogere bomen.

Slechtvalk

De slechtvalk maakt naar verwachting op dit moment geen gebruik van de kerktoren als nestlocatie. Deze mogelijkheid is er echter wel. De hoogte is zeer gunstig, ook de ligging van de kerk ten opzichte van de polder, foerageergebieden, is gunstig. Geadviseerd wordt om:

  • Een nestkast aan te brengen achter één van de onderste 4 koekoek ramen van de kerktoren, de nestkast wordt dus geplaatst in de spits;
  • De toegang kan worden verwezenlijkt door het glas van het raam te verwijderen, het karakter van de toren, en monumentale uitstraling, hoeven hierbij niet te worden veranderd.

Gierzwaluw

De gierzwaluw maakt naar verwachting op dit moment geen gebruik van het kerkgebouw als nestlocatie. Deze mogelijkheid is er echter wel, wanneer deze de juiste nestlocaties aangeboden krijgt. De nestkasten voor gierzwaluw zijn relatief klein en kunnen mogelijk geïntegreerd worden in de huidige constructie.

Vleermuizen

Het kerkgebouw is van binnen reeds geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen de zolder en spits waarschijnlijk echter nauwelijks tot niet bereiken door de afwezigheid van geschikte in- en uitvliegmogelijkheden. Door op de onderzoekslocatie de functie van voortplantingsplaats en rustplaats te creëren in het kerkgebouw, kan op voorhand worden gesteld dat wanneer de sloop van het bijgebouw en de sloop van de pastorie leiden tot een verlies aan voortplantingsplaatsen en rustplaatsen, de onderzoekslocatie als geheel zijn functie als voortplantingsplaats en rustplaats voor vleermuizen niet zal verliezen. Hiervoor zijn een aantal richtlijnen van belang:

  • Een gleuf van maximaal 2,5 centimeter dient aangebracht te worden in bij voorkeur één koekoek raam van de spits;
  • In het koekoek raam kan ook gekozen worden voor een zogenaamde sluis of een relatief grote open doorgang die wel te smal is voor duiven;
  • Meerdere gleuven/openingen kunnen resulteren in tocht, tocht is niet gewenst;
  • Het koekoek raam dat toegang dient te verschaffen aan vleermuizen mag van buitenaf niet belicht zijn;
  • Een gleuf van maximaal 2,5 centimeter dient aangebracht te worden in bij voorkeur één koekoek raam van de zolder;
  • In het koekoek raam kan ook gekozen worden voor een zogenaamde sluis of een relatief grote open doorgang die wel te smal is voor duiven;
  • Voor ieder koekraam dat niet recht tegenover elkaar staat zijn openingen voor vleermuizen gewenst, door de onderlinge afstand en hoeken speelt tocht hier een minder grote rol;
  • Het koekoek raam dat toegang dient te verschaffen aan vleermuizen mag van buitenaf niet belicht zijn;
  • Op de zolder zullen enkel machines worden geplaatst. Om de vleermuizen een eigen ruimte te geven kan ervoor worden gekozen om aan de zuidzijde enkele delen met een wand af te schermen;
  • De binnenzijde van de zolder en spits zijn in hun huidige vorm geschikt voor vleermuizen. Aanvullend kan mogelijk tussen de balken een houten plaat (van boven tegen de wand bevestigd, van onder open) worden aangebracht waarachter vleermuizen kunnen verstoppen;
  • In het ecologisch werkprotocol dienen gedragsregels opgenomen te worden wanneer de vleermuisruimtes worden betreden voor bijvoorbeeld onderhoud;
  • In het ecologisch werkprotocol dienen maatregelen opgenomen te worden zodat voorkomen kan worden dat eventueel aanwezige vleermuizen in het bijgebouw en pastorie niet worden opgesloten of gedood.

Bij realisatie van het planvoornemen worden de hierboven genoemde richtlijnen nageleefd. Er is dan ook geen sprake van een conflict met de Wnb en het planvoornemen is uitvoerbaar. Wel zal dus voor de sloop van de pastorie een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen waarmee een conflict met de Wnb wordt uitgesloten.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een ecologisch werkprotocol worden meegestuurd. Daarin zullen details (die later in het proces duidelijker worden) worden opgenomen. Ook zullen daarin gedragscodes worden verwerkt voor de gebruiksfase.

4.9.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het planvoornemen zal voldoen aan de richtlijnen zoals beschreven in paragraaf 4.9.2. Doordat die richtlijnen worden nageleefd is er geen conflict met de Wet natuurbescherming. Voordat de pastorie gesloopt kan worden, dient nader onderzoek naar vleermuizen te worden uitgevoerd. Indien er vleermuisverblijven aanwezig zijn, zullen mitigerende maatregelen moeten worden getroffen en zal een ontheffing in het kader van de Wnb moeten worden aangevraagd. Dit is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het project.

4.10 Kabels En Leidingen

4.10.1 Beleid en normstelling

Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.

4.10.2 Onderzoek

In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

Onder het bestaande pad (het Sint Clemenspad richting het kerkhof ten zuiden van het plangebied) is een kabel gelegen ten behoeve van de openbare verlichting. Dit betreft geen planologisch relevante kabel. Wel dient in de uitwerking van het planvoornemen rekening te worden gehouden met deze kabel.

De positie en de afmetingen van de voor deze ontwikkeling noodzakelijke trafo dient daarnaast ook nog afgestemd te worden met verschillende gemeentelijke disciplines. De realisatie van een trafo is in de regels van dit bestemmingsplan in ieder geval mogelijk gemaakt.

4.10.3 Conclusie

Er zijn geen kabels en leidingen in of nabij het plangebied gelegen die planologische bescherming behoeven. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.11 Externe Veiligheid

4.11.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico (GR). Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

4.11.2 Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-VA02_0032.png"

Figuur 4.7: Uitsnede professionele risicokaart met globale ligging plangebied in rood

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de directe omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, het water of door buisleidingen.

Ten westen van het plangebied is een LPG-tankstation gevestigd. Het plangebied valt niet in invloedsgebied of de effectafstanden. Het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Wel valt het plangebied in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V., Stahl Europe B.V. en DSM NeoResins BV. Voor deze inrichtingen is een QRA uitgevoerd om het groepsrisico te bepalen, deze zijn in de professionele risicokaart te vinden. Hieruit blijkt dat voor de inrichtingen geldt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Omdat heel Waalwijk in het invloedsgebied van de drie inrichtingen valt, zorgt de toevoeging van de ontwikkeling niet voor een relevante bijdrage aan het groepsrisico, aangezien dit slechts een klein percentage extra aanwezige personen betreft. Wel moet vanwege de ligging in het invloedsgebied in een beknopte verantwoording worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Daarnaast bevindt de A59 zich op een afstand van circa 201 meter van het plangebied waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van de A59 wordt bepaald door de stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. Omdat de beoogde ontwikkeling voor het wegtraject op meer dan 200 meter afstand ligt, hoeven volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Desalniettemin is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk. Ook is in het kader van het ontwerpbestemmingsplan advies aan de veiligheidsregio gevraagd ten behoeve van de zelfredzaamheid van aanwezige personen.

4.11.3 Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de aanwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. In de nieuwe (zorg)woningen zal voorzien worden in voldoende blusmiddelen conform de geldende eisen.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Loeffstraat. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Waalwijk. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. De bestrijdbaarheid is door het aanwezige gedegen netwerk goed te noemen. Dit hangt ook samen met de opkomsttijd.

Alle gebouwen binnen het plangebied zijn goed bereikbaar in het kader van brandbestrijding. De binnentuin kan met de brandweerwagen bereikt worden via de Pastoor van der Zijlestraat. Vanuit de binnentuin kan eventuele brand ter plaatse van de nieuwbouw en aan de oostzijde van de kerk worden bestreden. Vanaf de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat kan brand aan de westzijde en noordzijde van de kerk en de pastorie worden bestreden. Er is voldoende bluswater aanwezig. Er kan gebruik worden gemaakt van het sierwater ten zuidoosten van het plangebied.

De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie circa 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. Het plangebied bevindt zich binnen de normtijd op grond van artikel 3.2.1. Besluit veiligheidregio's dat voorschrijft dat een basisbrandweereenheid een opkomsttijd heeft van 6 minuten voor gebouwen met een woonfunctie voor verminderd zelfredzamen.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen woon(zorg)appartementen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen, met name in de zorgwoningen, worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg en bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. De nieuwe gebouwen zullen daaraan voldoen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast worden, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risico communicatie geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. Ook het personeel wordt geïnformeerd over de verschillende risico's bij een incident. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media. Het planvoornemen zal daar op aansluiten waardoor de veiligheid van minder zelfredzame personen wordt gewaarborgd.

4.11.4 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A59 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en risicovolle inrichtingen Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V., Stahl Europe B.V. en DSM NeoResins BV. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

5.2.1 Gemengd

De gronden zijn voorzien van de bestemming ‘Gemengd’. De wijze van bestemmen sluit aan op de nieuwe planregels van bestemmingsplan 'Gemengd Gebied'. Het planvoornemen ziet op een specifieke ontwikkeling waarin zowel reguliere woningen als zorgwoningen mogelijk worden gemaakt. Aangezien er dus twee functies mogelijk worden gemaakt, is ervoor gekozen de ontwikkeling van de nieuwbouw en de woningen in de kerk mogelijk te maken binnen de bestemming 'Gemengd'. In dat kader zijn ook diverse specifieke aanduidingen opgenomen. Deze zien naast functieaanduidingen ook op bouwaanduidingen waarmee de verschillende bouwmassa's worden vastgelegd met de nodige flexibiliteit.

Ook zijn er in de regels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen ten aanzien van de realisatie van voldoende waterbergingscapaciteit, maatregelen ten aanzien van akoestiek en het uitvoeren van ecologische vervolgonderzoek voordat de pastorie wordt gesloopt.

5.2.2 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen ter plaatse van de openbare kloostertuin van het nieuwe kloostercomplex. Hiermee wordt de beoogde groene invulling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat hier bebouwing wordt opgericht.

5.2.3 Verkeer - Verblijf

Het kerkplein en een strook langs de Pastoor van der Zijlestraat zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Deze bestemming is overgenomen van het geldende bestemmingsplan en voorziet in het mogelijk maken van onder andere het noodzakelijk aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het planvoornemen.

5.2.4 Waarde - Archeologie

Op basis van de uitkomst van het archeologisch onderzoek (zie paragraaf 4.8.2) zijn binnen dit bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen opgenomen om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen:

  • 'Waarde - Archeologie 2';
  • 'Waarde - Archeologie 3';
  • 'Waarde - Archeologie 4'.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verhuur en verkoop van de woon(zorg)appartementen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.

6.1.2 Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt.

Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten anderszins zijn verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade. Eventuele planschade zal afgewenteld worden op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Omgevingsdialoog

Initiatiefnemer wil naast de te doorlopen procedure van de benodigde herziening van het bestemmingsplan, de omgeving en stakeholders actief informeren en bevragen over de plannen voor de Sint-Clemenskerk en directe omgeving. Daartoe heeft initiatiefnemer een plan van aanpak participatie opgesteld.

Het plan van aanpak participatie voorziet in de volgende opzet, deze acties zijn reeds uitgevoerd:

  • keukentafelgesprekken met direct omwonenden (deze gesprekken zijn reeds door initiatiefnemer gevoerd);
  • gesprek met Casade (eigenaar van een groot aantal direct aangrenzende woningen);
  • gesprek met scouting AZG;
  • inloopsessie op zaterdag 4 juli 2020;
  • plenaire avonden hebben begin september 2020 plaatsgevonden;
  • informatiebijeenkomst 12 december 2020.

Intussen heeft de initiatiefnemer mede naar aanleiding van de gesprekken met omwonenden en eigenaren van aangrenzende percelen en de ingekomen inspraakreacties het project op verschillende onderdelen aangepast en verder uitgewerkt.

Op 12 december 2020 heeft wederom een inloopsessie plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst heeft initiatiefnemer laten zien wat er wel of niet in het plan is aangepast als gevolg van de gesprekken en de ingekomen inspraakreacties.

Op basis van gesprekken met beoogd exploitanten, de Ruimtelijke kwaliteitscommissie (RKC) en omwonenden is het programma aangepast. Dat heeft ertoe geleid dat er een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage zal worden gelegd (zie ook paragraaf 7.3).

7.2 Inspraak En Vooroverleg

In het kader van de inspraak en vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint Clemenskerk' heeft in het kader van de inspraak met ingang van 25 juni 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is gedurende deze termijn in de gelegenheid gesteld een reactie op het voorontwerp–bestemmingsplan in te dienen.

Binnen de termijn van terinzagelegging zijn er door 31 personen veelal gelijkluidende inspraakreacties ingediend bij het college. Daarnaast is er een adviesreactie ontvangen van het Waterschap Brabantse Delta. De Nota inspraak en vooroverleg is opgenomen in Bijlage20 bij deze toelichting. In de nota zijn de inspraak- en adviesreacties samengevat en naar (hoofd)onderwerp weergegeven en worden deze van gemeentewege beantwoord.

7.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het eerste ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen van 14 januari 2021 tot en met 25 februari. Tijdens deze periode zijn 7 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn echter niet beantwoord vanwege wijzigingen in het planvoornemen.

Er is namelijk aanleiding geweest om het programma voor de ontwikkeling te wijzigen. Er blijkt niet voldoende markt voor de realisatie van de praktijkruimten, de apotheek en het Grand-Café. Daarnaast is duidelijk geworden dat de koopappartementen beter in de bestaande kerk en pastorie kunnen worden gerealiseerd en de zorgappartementen in de nieuwbouw. Het plan is daarop aangepast. Vervolgens is ervoor gekozen een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Daarin is daar waar mogelijk en relevant, rekening worden gehouden met de eerder indiende zienswijzen.

Het nieuwe ontwerpbestemmingsplan is wederom gedurende zes weken ter inzage gelegd van 16 juni t/m 27 juli 2022. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Gedurende de inzagetermijn zijn 16 zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen, die is opgenomen als Bijlage 21 bij deze toelichting, zijn deze zienswijzen samengevat en naar (hoofd)onderwerp weergegeven en worden deze van gemeentewege beantwoord. Enkele van de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 15 december 2022 door de raad van de gemeente Waalwijk vastgesteld.

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan hebben 6 partijen beroep gesteld. 1 partij heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: Afdeling).

Op 26 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1598) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint-Clemenskerk' geschorst.

Primair oordeelt de voorzieningenrechter dat de planregel artikel 11 van het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint-Clemenskerk' niet in overeenstemming is met de voorgestane parkeeroplossing. De voorzieningenrechter heeft geen voorlopig oordeel gegeven over andere inhoudelijke beroepsgronden.

Initiatiefnemer heeft met de gemeente, klankbordgroep en omwonenden sedert 15 december 2022 invulling gegeven aan verdere uitwerking van het inrichtingsplan voor groen en parkeren. Daarbij is ook wat betreft de huidige en toekomstige openbare ruimte ook nader invulling gegeven aan de Groenbeleidsvisie en de Groencalculator. Het inrichtingsplan is inmiddels gereed, zie bijlagen 5 en 7 van deze toelichting.

Omdat voor alle betrokkenen de realisatie en de duurzame instandhouding van het inrichtingsplan van belang is, wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om dit inrichtingsplan in de planregels te verankeren.

Het herstelbesluit voorziet in de aanpassing van artikel 11 (parkeerregeling) en planregel 3.5.4 (groencalculator). In artikel 3.5.4. is het inrichtingsplan verankerd in de regels.

Het herstelbesluit en daarmee versie VA02 van het bestemmingsplan is op 26 oktober vastgesteld waarbij de twee planregels zijn gewijzgd, zodat de genoemde gebreken hersteld zijn en deze aanvulling met het inrichtingsplan verankerd is, alvorens de Afdeling op termijn einduitspraak doet naar aanleiding van de ingekomen beroepschriften.

Bijlage 1 Toegelaten Bedrijven

Bijlage 1 Toegelaten bedrijven

Bijlage 2 Groenplan

Bijlage 2 Groenplan

Bijlage 3 Ontwerpbeschikking Hogere Waarden

Bijlage 3 Ontwerpbeschikking Hogere Waarden

Bijlage 1 Bouwhistorisch Onderzoek

Bijlage 1 Bouwhistorisch onderzoek

Bijlage 2 Memo Parkeren Clemensstaete

Bijlage 2 Memo parkeren Clemensstaete

Bijlage 3 Parkeeronderzoek Juli 2023

Bijlage 3 Parkeeronderzoek juli 2023

Bijlage 4 Memo: Parkeren Op Eigen Terrein

Bijlage 4 Memo: Parkeren op eigen terrein

Bijlage 5 Situatietekening 23-08-2023

Bijlage 5 Situatietekening 23-08-2023

Bijlage 6 Bezonningsstudie

Bijlage 6 Bezonningsstudie

Bijlage 7 Groenplan 22-08-2023

Bijlage 7 Groenplan 22-08-2023

Bijlage 8 Boom Effect Analyse 2020

Bijlage 8 Boom Effect Analyse 2020

Bijlage 9 Boom Effect Analyse 2022

Bijlage 9 Boom Effect Analyse 2022

Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Omgevingslawaai

Bijlage 11 Akoestisch onderzoek omgevingslawaai

Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 12 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 13 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 13 Archeologisch onderzoek

Bijlage 14 Aerius Memo

Bijlage 14 Aerius memo

Bijlage 15 Stikstofberekening Realisatiefase 2023

Bijlage 15 Stikstofberekening realisatiefase 2023

Bijlage 16 Stikstofberekening Realisatiefase 2024

Bijlage 16 Stikstofberekening realisatiefase 2024

Bijlage 17 Stikstofberekening Realisatiefase 2025

Bijlage 17 Stikstofberekening realisatiefase 2025

Bijlage 18 Stikstofberekening Gebruiksfase

Bijlage 18 Stikstofberekening gebruiksfase

Bijlage 19 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 19 Quickscan flora en fauna

Bijlage 20 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 20 Nota inspraak en vooroverleg

Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 21 Nota van zienswijzen