KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieuhygiënische Aspecten
4.1 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Water
4.8 Flora En Fauna
4.9 Archeologie
4.10 Bezonning
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Het Juridische Plan
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Beschrijving Van De Bestemming
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beschikking Hogere Waarden
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 2 Bomen Effect Analyse
Bijlage 3 Aanmeldnotitie
Bijlage 4 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 8 Verantwoording Hoogte Groepsrisico
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 10 Vervolgonderzoek (Vleermuizen En Gierzwaluwen)
Bijlage 11 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 12 Bezonningsstudie
Bijlage 13 Parkeeronderzoek
Bijlage 14 Verslag Digitaal Vragenuurtje
Bijlage 15 Nota Van Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen

Waalwijk - Kasteellaan

Bestemmingsplan - gemeente Waalwijk

Vastgesteld op 11-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Waalwijk - Kasteellaan' met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bed & breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheden tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.7 beroepsmatige activiteiten in een woning:

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.8 bestaand:

bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:

  1. a. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  2. b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 duurzame energieopwekking:

voorziening die energie opwekt op een duurzame wijze, waaronder in ieder geval begrepen zonnepanelen, zonnecollectoren, energiedaken, windturbines en Koude Warmte Opslag;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 hoofdmassa:

het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;

1.21 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.22 kamerverhuur:

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.23 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil;

1.24 peil:

hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

1.25 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.26 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.27 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.28 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte, inclusief toezicht, met bijbehorende (zorg)voorzieningen, zoals onder andere een multifunctionele ruimte voor gemeenschappelijk gebruik.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk:

  1. a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  2. b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  3. c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;

2.2 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers en -schachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 verticale diepte:

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.5 uitzonderingen:

bij toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen of zorgwonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de (zorg)woning, op een maximum van 30 m² van het bruto vloeroppervlak van de wooneenheid;

met daarbij horende:

  1. b. tuinen en erven;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking behorend bij de woonbestemming.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  1. a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van de auto's, (motor)fietsen of ander voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    1. 1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
    2. 2. de onder a bedoelde ruimte voor parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan de eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte -voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst- ten minste 3,50 m bij 5,00 m;
    3. 3. door de situering van de parkeerplaatsen ontstaat geen onaanvaardbare situatie met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid op aangrenzende gronden;
    4. 4. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachte behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel;
  2. b. Een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen is toegelaten, in afwijking van het bepaalde onder a, indien het voldoen aan bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. b. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.
  3. c. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van percelen in de directe omgeving, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Waalwijk - Kasteellaan'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bebouwing op het perceel (voormalige locatie van basisschool Besoyen) op de hoek Kasteellaan - Burgemeester Verwielstraat in Waalwijk staat al geruime tijd leeg. Er zijn plannen om ter plaatse twee appartementengebouwen te realiseren, één van vier bouwlagen aan de Kasteellaan en één van tien bouwlagen aan de Burgemeester Verwielstraat.

Het vigerende bestemmingsplan 'Herontwikkeling Besoyen' laat wel de bouw van gestapelde woningen toe maar niet in de opzet die is gewenst. De gemeente Waalwijk is voornemens medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende juridisch-planologische regeling voor de herontwikkeling van de voormalige schoollocatie naar woningbouw.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het noordwesten van Waalwijk in de wijk Besoyen, een voormalig dorp dat tussen Waalwijk en Sprang in lag. Het plangebied wordt begrensd door:

  • De R.K. begraafplaats aan de noordzijde;
  • De Burgemeester Verwielstraat aan de oostzijde;
  • De Kasteellaan aan de zuidzijde;
  • Loondonk aan de westzijde.

Het voormalige gebouw van de Rooms Katholieke basisschool Besoyen markeert de hoek van de Burgemeester Verwielstraat en de Kasteellaan. Het was een statig gebouw, niet bijzonder in architectuur, maar kenmerkt wel de geest van de tijd waarin het is gebouwd (zie ook foto's in paragraaf 2.1). De bomenlaan aan de Kasteellaan en het schoolgebouw vormen nu samen met het tegenovergelegen GGD-gebouw de poort tot de wijk Besoyen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied in Waalwijk (bron: Zoom Earth)

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Besoyen', zoals vastgesteld op 19 december 2013. Daarin is voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan nagenoeg geheel de bestemming 'Wonen' opgenomen, waarbinnen 67 gestapelde woningen zijn toegestaan. In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen, waarop de maximale bouwhoogtes zijn aangegeven, van 4 meter in het noordwesten tot 27,5 meter in het oosten van het plangebied. Op de begane grond is het gebruik als woonruimte uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan
'Herontwikkeling Besoyen'

Voor de gehele gemeente is op 21 juni 2018 het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren bebouwde kommen' vastgesteld, die ook geldt voor het plangebied van voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan 'Waalwijk - Kasteellaan' bestaat uit drie onderdelen. Een verbeelding waarop de bestemming is aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding opgenomen bestemming zijn opgenomen.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan zijn gemaakt, nader gemotiveerd en verantwoord.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving. De bestaande en toekomstige situatie worden beschreven. Het initiatief is vervolgens getoetst aan de relevante beleidsstukken op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling toegelicht. Hoofdstuk 6 heeft betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Ruimtelijke structuur

Besoyen is oorspronkelijk een dorp tussen Sprang en Waalwijk, en bestond, zoals vele andere dorpen uit die tijd, uit lintbebouwing. Waalwijk heeft nog steeds die herkenbare structuur. De hoofdwinkelstraat (Grotestraat) van Waalwijk is het oorspronkelijke lint tussen Waalwijk en Besoyen. Na 1922 werd het dorp Besoyen samen met Baardwijk bij Waalwijk gevoegd en is daarmee een wijk van Waalwijk geworden. Nadien zijn de polders ten zuiden van het oorspronkelijke lint bebouwd.

Het Elisabeth Twee Steden Ziekenhuis, de Mariakerk en het parochiehuis vormen belangrijke elementen in de wijk. Naast deze kenmerkende gebouwen bestaat de rest van de wijk uit bebouwing in verschillende bebouwingstypologieën.

De omgeving van het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door een zakelijke rationele woningbouw, waarin kenmerken van de tuindorp-ideologie terug te zien zijn. Aan de westzijde van het plangebied bevinden zich voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen, alsmede enkele geschakelde woningen en een portiekflat. De woningen onderscheiden zich van elkaar aan de hand van de bouwperiode en het toegepaste materiaalgebruik. Kenmerkend is bovendien de aanwezigheid van verschillende begraafplaatsen, waarvan één direct grenzend aan het plangebied.

De omgeving van het plangebied, met de kenmerkende zakelijke en rationele woningbouw, is gelegen in de oksel van twee oude bebouwingslinten; de Grotestraat en Besoyenstraat. Deze historisch gegroeide bebouwingslinten vormen dan ook een contrast met de rationele verkaveling in de directe omgeving van het plangebied.
Opvallend is de grote groene ruimte ten westen van het plangebied met de Julianafontein. De bebouwing rondom het Hertog Janpark bestaat uit gestapelde woningen in drie bouwlagen met kap ten noorden en oosten van het park, en de lage bebouwing van de huisartenpraktijk ten zuiden daarvan.

Langs de Kasteellaan, aan de zuidzijde van het plangebied, is in vergelijking met de directe omgeving hogere bebouwing te vinden. Aan de noordzijde van deze weg zijn gestapelde woningen in drie bouwlagen met kap gesitueerd. Direct ten zuiden daarvan is het Elisabeth Twee Steden Ziekenhuis gevestigd, dat qua maat en schaal een opvallende verschijning is. Het GGD-gebouw op de hoek Kasteellaan / Burgemeester Verwielstraat vormt een duidelijk hoogteaccent direct tegenover het plangebied.

Het plangebied betreft de voormalige locatie van basisschool Besoyen. De schoolgebouwen bestaan uit een hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen. Het hoofdgebouw bestaat twee bouwlagen met kap en staat evenwijdig aan de perceelsgrens aan de Burgemeester Verwielstraat. De bijgebouwen bestaan uit één bouwlaag. De basisschool is in de zomer van 2015 al verhuisd naar de nieuwe locatie aan de Van Duvenvoordestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0004.png"

Basisschool in vroeger tijden (bron: sites.google.com)

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0005.jpg"

Aanzicht vanaf het Hertog Janpark, april 2020


Functionele structuur

Hoewel Besoyen geen echt tuindorp is, zijn wel enkele kenmerken van deze stedenbouwkundige stroming te herkennen. Dit komt terug in de diverse maatschappelijke functies van het gebied, in de vorm van parken, pleinen, scholen en kerken. De woningen werden hier vervolgens omheen gesitueerd. De aanwezige bebouwing in het plangebied had ook een maatschappelijke functie.

De aanwezigheid van diverse maatschappelijke voorzieningen is kenmerkend voor de directe omgeving van het plangebied, waar tevens het Elisabeth Twee Steden Ziekenhuis, de Mariakerk en een begraafplaats zijn gesitueerd. In de loop der jaren is de functie van de directe omgeving van het gebied veranderd en heeft een herontwikkeling plaatsgevonden. De kerk is herontwikkeld tot woningen/appartementen. Aan de Van Duvenvoordestraat zijn een brede school en een woon-zorgcomplex gerealiseerd.

Ondanks de aanwezigheid van de diverse maatschappelijke voorzieningen, wordt de omgeving van het plangebied toch hoofdzakelijk gekenmerkt door een woonfunctie.

Groenstructuur

In de directe omgeving van het plangebied is veel groen aanwezig. Ruimtelijk en functioneel gezien hebben deze echter weinig met elkaar van doen; soms is sprake van open groenvoorzieningen, in andere gevallen is er sprake van geheel omsloten ruimten met een minder openbaar karakter. Te denken valt aan de begraafplaats ten noorden van het plangebied.

Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Burgemeester Verwielstraat is over de volle breedte van het plangebied een grote groene ruimte aanwezig met de Julianafontein. Ten westen van het plangebied is een openbare groenvoorziening aan de Loondonk gesitueerd, bestaande uit een grasveld met bomen.

2.2 Toekomstige Situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0006.png"

Figuur 2.1 Toekomstige situatie (bron: De Loods architecten en adviseurs, 11 mei 2021)

Ontsluiting en parkeren

Het plangebied wordt door drie wegen omsloten. Het perceel zal voor het autoverkeer worden ontsloten op de Loondonk (westzijde). Een ontsluiting voor autoverkeer op de Burgemeester Verwielstraat (oostzijde) is gelet op het doorgaande karakter van deze weg niet gewenst. Aan de zijde van de Kasteellaan (zuidzijde) is een brede groenstrook met bomen aanwezig die in stand wordt gehouden.

De hoofdentree's tot de appartementengebouwen en de fietsenstallingen zijn wel gesitueerd aan de Burgemeester Verwielstraat en Kasteellaan. Voor fietsers en voetgangers is het perceel van alle kanten te betreden.

Voor het grootste deel wordt op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. Op het noordelijk deel van het perceel worden 51 parkeerplaatsen aangelegd. Tussen de twee appartementengebouwen worden 24 parkeerplaatsen aangelegd, waarvan 23 reguliere en één mindervalide parkeerplaats. Tot slot worden aan de Loondonk nog 16 parkeerplaatsen aangelegd om aan de parkeernorm te kunnen voldoen. De positie van deze 16 parkeerplaatsen is opgenomen in figuur 2.1 en op de inrichtingstekening die als Bijlage 1 is opgenomen. In paragraaf 4.11 wordt nader ingegaan op de parkeerbehoefte.

Bebouwing

Eerdere bouwplannen waren gericht op de bouw van twee bouwblokken aan de Loondonk en Burgemeester Verwielstraat, met haaks daarop een centraal bouwblok. En was voorzien in een bebouwingsaccent van acht bouwlagen aan de zijde van de Burgemeester Verwielstraat, gericht op het Hertog Janpark.

Het huidige bouwplan voorziet in de bouw van twee appartementengebouwen, één van vier bouwlagen aan de Kasteellaan en één van tien bouwlagen op de kop van het Hertog Janpark. Het bouwplan is minder massief en sluit goed aan bij de vele individuele bouwmassa's met maatschappelijke functies in de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0007.png"

Het appartementengebouw van tien bouwlagen vormt samen met het gebouw van de GGD de 'nieuwe' poort tot de wijk Besoyen. Het appartementengebouw van vier bouwlagen aan de Kasteellaan vormt een goede overgang naar de bestaande gestapelde woningen aan de Kasteellaan in drie bouwlagen met een kap.

Functioneel

In het hoge appartementengebouw worden 3-kamerappartementen gerealiseerd. In het appartementengebouw van vier bouwlagen zijn naast reguliere woningen ook zorgwoningen togestaan. De zorgwoningen worden gerealiseerd als een woonkring. Een woonkring wordt gevormd door een groep zelfstandige woningen. Binnen de woonkring worden ook faciliteiten geboden die het mogelijk maken voor bewoners om (al dan niet onder begeleiding) gezamenlijke activiteiten te ondernemen. Daarvoor is op de begane grond een gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig, waarbij ook een ruimte voor woonbegeleiding wordt gereserveerd.

De zorgwoningen zijn bestemd voor mensen die dankzij de hulp van moderne geneesmiddelen wel zelfstandig kunnen wonen maar daar wel ondersteuning bij nodig hebben. Voor deze ondersteuning is op de eerste verdieping rekening gehouden met een verblijfsruimte (met keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) voor een begeleider.

Terreininrichting

Het onbebouwde gedeelte in het noorden van het plangebied en tussen de appartementengebouwen wordt ingericht ten behoeve van parkeren. De overige onbebouwde gronden aan de andere zijden van de twee gebouwen krijgen een groene uitstraling en geven voorbijgangers goed zicht op de nieuwe bebouwing (zie figuur 2.1 en de Inrichtingstekening in de bijlage).

De hoofdentree tot het gebouw, dat is gericht op het Hertog Janpark, is aan de Burgemeester Verwielstraat gesitueerd. Verder wordt het terrein vanaf de Kasteellaan en Loondonk middels paden toegankelijk gemaakt voor de bewoners en bezoekers.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), die op 11 september 2020 door de minister is vastgesteld, is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is hiermee geheel komen te vervallen.

Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan periodes van droogte, afgewisseld met extreme regenval, de zeespiegelstijging, de overgang naar duurzame energie en de ruimte die nodig is voor windmolens en zonnepanelen. Of de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen om het woningtekort op te lossen, de groei en het bereikbaar houden van steden en plekken voor distributiecentra. Denk ook aan het versterken van onze natuur en biodiversiteit, het behoud van ons landschap en de vitaliteit van onze landbouw. Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal.

Het Rijk geeft met de NOVI richting aan de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. De vier prioriteiten betreffen:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio’s;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid moeten worden gemaakt. De NOVI gebruikt bij het maken van keuzes drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.


In de NOVI zijn geen specifieke voorwaarden opgenomen voor het plangebied. Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het Rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten, die voorheen in de SVIR stonden, zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven.

Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de NOVI dient daarom verder te worden getoetst aan het Barro.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vormen de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR waren geformuleerd. Het Besluit en de Regeling bevatten regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. Onderdelen en/of artikelen in het Barro blijven ook naast de NOVI gelden.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd.

Om te bepalen of een planvoornemen Ladderplichtig is dient getoetst te worden of de voorziene ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling is. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of ander stedelijke voorzieningen.

Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van ten hoogste 75 woningen. Deze toename is groter dan de drempelwaarde van 12 woningen, waardoor de voorgenomen ontwikkeling moet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

Behoefte

Onderzocht dient te worden of er daadwerkelijk behoefte is aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Om te bepalen of er een kwantitatieve behoefte is aan het planvoornemen is het "Perspectief op Wonen en Woningbouw Hart van Brabant" geraadpleegd.

Hieruit blijkt dat er voor de korte termijn (2019-2028) behoefte is aan 13.945 woningen voor de regio Midden-Brabant. In de regionale programmering is voorzien dat de gemeente Waalwijk kan voorzien in 1.210 woningen. De bouw van ten hoogste 75 woningen past binnen de benodigde capaciteit voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Waalwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0008.png"

Tabel pagina 15 uit Perspectief op Wonen


In de periode 2019-2028 wordt in het woningbouwprogramma van de gemeente Waalwijk voorzien in 1.085 woningen. Onderhavige locatie is daarin opgenomen voor 67 woningen. Het programma biedt echter nog ruimte, waardoor de toevoeging van 8 extra woning en past binnen de woningbehoefte voor de gemeente Waalwijk.

Conform het KWBO is in Waalwijk en daarbinnen in Centrum/Besoyen een aanvullende vraag waarneembaar naar appartementen met lift en naar huurwoningen tot de eerste aftoppingsgrens.

Het planvoornemen voorziet in bovengenoemde behoefte. Het plan gaat bovendien uit van een mix aan twee- en driekamerwoningen die voor de doelgroep senioren interessant is. Hiermee wordt een gevarieerde doelgroep aangesproken waarvan de gemiddelde huishoudensomvang en die bovendien steeds ouder wordt.
Dit sluit aan bij de huidige demografische trends.


Bestaand stedelijk gebied

De locatie Kasteellaan betreft een herontwikkeling en bevindt zich nabij het centrum van Waalwijk in bestaand stedelijk gebied. In dit gebied is een aanvullende behoefte waar te nemen aan de in het planvoornemen omschreven voorgenomen herontwikkeling.

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

3.1.4 Conclusie

De beoogde herontwikkeling past binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Vooruitlopend en anticiperend op de in werking treding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.

De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma’s. Inmiddels is er ook een omgevingsverordening vastgesteld, waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 3.2.3.

De omgevingsvisie bevat geen specifieke ambities voor het plangebied.

3.2.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening

In 2010 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro) vastgesteld door Provinciale Staten. De Svro bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De Svro is in 2014 partieel herzien, waarbij onder andere het gewijzigde beleid op het gebied van natuur (realisering van het natuurnetwerk) en veehouderij (transitie naar een zorgvuldige veehouderij) zijn verwerkt. De Svro 2014 is in werking getreden op 19 maart 2014. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de Interim omgevingsverordening, waarin de kaderstellende elementen uit de Svro zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De Svro gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten. Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:

  • Stedelijk concentratiegebied (stedelijke regio's): in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
  • Overig stedelijk gebied (landelijke regio's): het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte. Grootschalige verstedelijking is ongewenst en voor woningbouw geldt het principe 'bouwen voor migratiesaldo-nul'.

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in de Svro geordend in vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen de structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. De structuren geven ook aan waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk.

Toetsing plangebied

In de Svro is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied door inbreiding, herstructurering en intensief en meervoudig ruimtegebruik is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Het stedelijk concentratiegebied vangt per saldo het migratieoverschot op van de provincie Noord-Brabant. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen. Zorgvuldig ruimtegebruik en de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken.

De beoogde ontwikkeling betreft de herontwikkeling van een voormalige schoollocatie binnen het bestaand stedelijk gebied van Waalwijk. De vervangende nieuwbouw sluit aan bij de rest van de wijk, waardoor de karakteristiek van het plangebied en de omgeving in tact blijft. De voorgenomen ontwikkeling betreft daarmee een herstructureringsproject, waarbij sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.

De ontwikkeling past daarmee binnen de beleidsuitgangspunten die gelden voor gebieden die in de Structuurvisie ruimtelijke ordening zijn aangewezen als 'stedelijk concentratiegebied'.

3.2.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Interim omgevingsverordening is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2021. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Enkele inhoudelijke wijzigingen zijn echter wel aangebracht. Op hoofdlijnen gaat het om:

  • een meer gebruikersvriendelijke opbouw met regels die per gebruikersgroep (burgers en bedrijven, gemeenten, waterschap) bij elkaar staan en minder losse bijlagen;
  • aanpassingen waardoor de regels straks beter passen in het systeem van de omgevingswet;
  • aanpassingen vanwege de vastgestelde omgevingsvisie, zoals de nieuwe manier van samenwerken en meer inzet op omgevingskwaliteit.

Zo wordt onderscheid gemaakt tussen rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven en instructieregels voor gemeenten. De instructieregels voor gemeenten hebben tot doel dat de gemeenteraad de, in de omgevingsverordening opgenomen, voorwaarden betrekt bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit).

De provincie wil de omgevingskwaliteit van Brabant bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving. Bij omgevingskwaliteit gaat het om de kwaliteit van een plek of gebied, die wordt bepaald door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde.

Op de kaart bij de omgevingsverordening wordt onderscheid gemaakt in Stedelijk en Landelijk gebied.

Het plangebied ligt in het 'Stedelijk gebied'. Voor het bouwen van woningen binnen het 'Stedelijk gebied' geldt als voorwaarde dat dit past binnen de regionale afspraken die over wonen zijn gemaakt. Ook vanuit de ladder voor duurzame verstedelijking die in het Besluit ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.1.3) is opgenomen, gelden dienaangaande voorwaarden. Verder wordt gelet op de doelen als benoemd in de Brabantse omgevingsvisie aandacht gevraagd voor de opgaven vanuit energietransitie, klimaatadaptatie en een veilige, gezonde leefomgeving.

De beoogde woningbouwontwikkeling past binnen de regionale afspraken die gemaakt zijn over woningbouw. De woningen worden uitteraard gasloos gebouwd en op de daken worden zonnepanelen aangebracht. Elke woning heeft een eigen buitenruimte en in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk groen ingericht. Daarnaast is in de omgeving van het plangebied voldoende (groene) buitenruimte aanwezig, en is sprake van een gezonde leefomgeving.

3.2.4 Conclusie

De beoogde herontwikkeling past binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Strategische visie Waalwijk 2025 - Samen werken aan de toekomst

De gemeente Waalwijk heeft, met een bijdrage van de provincie Noord-Brabant, de strategische visie Waalwijk 2025 opgesteld. Het bevat de strategische hoofdlijnen voor besluitvorming, beleid en projecten tot 2025 en is een handelingskader voor de gemeente Waalwijk.

In de visie staat de volgende missie centraal: De gemeente Waalwijk is een stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van De Langstraat en Midden-Brabant.

De gemeente zet in op een bescheiden groei van de woningvoorraad gericht op de opvang van de eigen behoefte en vergroting van de verscheidenheid in het woningaanbod. Kwaliteit gaat boven kwantiteit. De herontwikkeling van de voormalige schoollocatie past binnen de strategische visie, door kwalitatieve verbetering van de bestaande woonomgeving.

3.3.2 Structuurvisie Waalwijk 2025 - Onderscheidend meer verleiden

Het doel van de Structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid op hoofdlijnen te formuleren dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025. Met de structuurvisie is aangegeven op welke wijze Waalwijk een bijdrage levert aan de ambities van de regio als vitale schakel en wordt aangetoond hoe Waalwijk zich binnen de regio onderscheidt met haar lokale kwaliteiten.

Om de juiste keuzes voor 2025 te maken, heeft de gemeente Waalwijk een aantal leidende principes geformuleerd:

  1. 1. Waarden ondergrond behouden en versterken. Bij behoud is het zaak bedreigingen te voorkomen door bescherming van waarden en het reserveren van ruimte. Voor versterking kiest de gemeente ervoor deze alleen bij belangrijke projecten actief (mee) te ontwikkelen en in andere gevallen kansen vanuit de samenleving te benutten.
  2. 2. Bereikbaarheid netwerk optimaliseren. In veel gevallen gaat de gemeente projecten op dit vlak actief (mee) ontwikkelen. Bij overige projecten om het netwerk te verbeteren, heeft de gemeente een voorkeur voor het benutten van kansen.
  3. 3. Vraaggericht functies versterken met kwaliteit. Bij bestaande ontwikkelingen maakt de gemeente Waalwijk het gekozen proces af maar wel (markt)vraaggericht. Als het gaat om nieuwe ontwikkelingen kiest de gemeente belangrijke (sleutel)projecten die ze actief (mee) ontwikkelt.

Als thema loopt duurzaamheid als een 'ladder' door alle ambities heen en is daarom apart uitgewerkt in de structuurvisie. Aan deze 'duurzaamheidsladder' is ook een aantal specifieke onderwerpen gekoppeld: milieu, energie, erfgoed en sociaal. Duurzaamheid is voor de gemeente een algemeen leidend principe. De gemeente beschouwt het als haar plicht om de ontwikkeling van de huidige generatie te bevorderen, maar daarbij de ontwikkeling van de generaties hierna niet te belemmeren door de impact van onze huidige activiteiten en keuzes. Daarbij heeft de gemeente onder andere de ambitie om op de lange termijn (2043) klimaatneutraal te zijn. Klimaatneutraliteit is een zeer ambitieuze doelstelling die pas op de heel lange termijn kan worden gerealiseerd, ook als een maximale inspanning wordt geleverd. Om toe te werken naar deze doelstelling, gebruikt de gemeente de 'trias energetica' (energievraag, duurzame bronnen en fossiele energiebronnen) als leidend principe.

Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als 'kleinstedelijk wonen'. De structurele veranderingen in de samenleving, met name de bevolkingssamenstelling maar ook klimaatveranderingen zorgen ervoor dat het nodig is de bestaande woongebieden onder de loep te nemen en waar nodig vraaggericht te herstructureren. Herstructureren betekent het aanpassen van de woningvoorraad en het openbare gebied van het bestaand stedelijk gebied.

De gemeente hanteert daarbij de afbakening van het stedelijk gebied zoals dat is aangegeven in de provinciale omgevingsverordening. Voor de woningvoorraad kan herstructurering betekenen aanpassing van bestaande (woon)gebouwen of inbreidingslocaties met als resultaat bijvoorbeeld:

  • Meer kleinere woningen voor bijvoorbeeld ouderen en jongeren.
  • Levensloopbestendige woningen. Woningen geschikt maken voor langere bewoning door ouderen valt hieronder.
  • Focus op woonlasten via energiebesparende maatregelen.
  • Realiseren van op maat gesneden woon-, zorg-, welzijns- en dienstverleningsarrangementen voor de groeiende groep zorgbehoevenden.

Voor het openbare gebied kan herstructurering betekenen dat meer ruimte nodig is voor:

  • Waterberging. Klimaatveranderingen zorgen ervoor dat extra waterberging in bestaand stedelijk gebied nodig is.
  • Groen. Met daarbij aandacht voor de relatie tussen gezondheid en groen. Bevorderen biodiversiteit.


Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van duurzame, levensloopbestendige woningen mogelijk. De ruimte binnen het plangebied voor de aanleg van groen is beperkt, maar wordt in samenhang met de direct aangrenzende groene ruimte zorgvuldig ingericht. Parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden opgelost en is op eenvoudige wijze, deels halfverhard, ingepast. In paragraaf 2.2 is de toekomstige situatie al uitgebreider beschreven.

De woningen worden energieneutraal ontwikkelend, waarmee energiebesparende maatregelen worden genomen. Zo worden de woningen voorzien van zonnepanelen en gasloos ontwikkeld. Hiermee wordt een stap gezet in de ambitie om klimaatneutraal te worden.

3.3.3 Woonvisie 2010 - 2019 - Over woonlasten en lusten

De gemeente Waalwijk heeft op 29 mei 2009 haar Woonvisie 2010 - 2019 'Over woonlasten en lusten' vastgesteld. In de woonvisie zijn drie thema's uitgewerkt: de inzet voor doelgroepen, de inzet per wijk en dorp en een vertaling naar een woningbouwprogramma. Die uitwerking rust op een meer algemene visie op het wonen in de gemeente Waalwijk: de visie op hoofdlijnen.

Kernpunten in de visie op hoofdlijnen zijn:

  • Behoud en versterking van het karakter van de gemeente Waalwijk (een levendig centrum, rustige groene wijken en kernen met een eigen karakter). Daarin past 'gerichte verdichting', altijd in combinatie met versterking van de omgevingskwaliteit. Soms is behoud van een uitgesproken groen en rustig karakter cruciaal. Groei is daarbij een middel om in woonbehoefte te voorzien en geen doel op zich.
  • Voor iedereen een thuis bieden. Groepen die speciale aandacht vragen zijn:
    1. 1. Senioren en/of mensen met een zorgvraag: de juiste woningen en een passende woonomgeving (waarbij pluswijken een belangrijke rol spelen);
    2. 2. Lagere en middeninkomens, waarbij we werken met een verbrede doelgroep. In de sociale voorraad is het aantal woningen belangrijk, maar gaat het vooral om het verbeteren van de kwaliteit.
  • Wijken en kernen met een eigen karakter: de woonwensen zijn divers en er zijn in de bestaande wijken kansen om alternatieven te bieden naast Landgoed Driessen. In Waspik en Sprang-Capelle is het eigen karakter en de eigen woningbehoefte leidend.
  • Programma voor het wonen: kwaliteit gaat boven kwantiteit. Centraal staan variatie en keuzevrijheid, gestaag bouwen voor keuzevrijheid, duurzaamheid en leefbare buurten in een prettige woonomgeving.

Met de herontwikkeling van het perceel op de hoek van de Kasteellaan en Burgemeester Verwielstraat wordt een positieve bijdrage geleverd aan een leefbare buurt en prettige woonomgeving. De nieuwe woningen zijn bereikbaar voor lagere inkomens en bovendien geschikt voor de huisvesting van senioren en huishoudens met een lager inkomen. In de nabijheid van de appartementen zijn voorzieningen aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de Woonvisie.

Concept Woonvisie 2020

In het vierde kwartaal van 2019 heeft de Concept Woonvisie 2020 ter inzage gelegen. Deze nieuwe woonvisie wordt naar verwachting na de zomer vastgesteld. De woonvisie richt zich primair op het wonen en de woonomgeving (gerelateerd aan de woning) in de gemeente Waalwijk. Drie hoofdthema’s vormen het hart van de Woonvisie 2020:

  • Betaalbaarheid
  • Wonen en zorg
  • Leefbaarheid en duurzaamheid


De ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past ook binnen de kaders van de nieuwe woonvisie. Herstructurering, woningen voor starters en levensloopgeschikte woningen voor senioren hebben ook daarin de aandacht. Met de bouw van appartementen in de sociale huur met een lift wordt ingespeeld op de geactualiseerde visie en woningbehoefte.

3.3.4 Groenstructuurplan 2017

In het Groenstructuurplan 2017 (vastgesteld d.d. 21 december 2017) heeft de gemeente Waalwijk de groene hoofdstructuur beschreven met de bijbehorende ambities om deze te versterken. De groene hoofdstructuur is het belangrijkste en meeste waardevolle lokale gemeentelijke groen. Het zijn groenelementen die op dorps-, stads- of zelfs gemeentelijk niveau van belang zijn. Het groenstructuurplan wordt gebruikt bij de toetsing op het gebied van groen bij ruimtelijke ontwikkelingen, herinrichtingsplannen en bestemmingsplanwijzigingen. Ook wordt het gebruikt in de afweging voor kapaanvragen van gemeentelijke bomen en het beoordelen van aanvragen voor de aankoop van snippergroen.

In de woonwijken van Waalwijk bevindt de groenstructuur zich vooral langs de belangrijkste verkeersassen. De tussenliggende wijken zijn in verschillende periodes aangelegd. Deze verschillen daarom niet alleen in bebouwingsstijl, maar ook in groenstructuur. Ieder wijk is daarom beoordeeld op zijn sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen.

Op basis hiervan zijn de bestaande groene hoofdstructuren en de te ontwikkelen/te versterken groene hoofdstructuren in Waalwijk bepaald en aangegeven. Het plangebied grenst aan een bestaande groene hoofdstructuur, de Kasteellaan. In het planvoornemen is rekening gehouden met deze hoofdstructuur, de bestaande groenhoofdstructuur wordt intact gehouden.

3.3.5 Groenbeleidsvisie - Groen Leeft!

De groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' is in december 2019 door de raad vastgesteld. De groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' vormt een duidelijke visie en kaders voor het openbaar groen. Het vormt de basis voor alle andere beleids- en beheervisies op het gebied van groen. De groenbeleidsvisie is een uitwerking van de groenstrategie. De groenstrategie is een vertaling van alle groene ambities uit de Strategische visie Waalwijk 2025, het Coalitieprogramma "Samen duurzaam vooruit!", de Structuurvisie en de Duurzaamheidsvisie.

In de Groenbeleidsvisie wordt gewerkt met een zogenaamde 'groennorm'. Het doel van de groennorm is om het groen in alle projecten mee te laten wegen en zo het (areaal en kwaliteit van het) groen in de gemeente te borgen en vergroten. Met de groennorm wordt invulling gegeven aan het vergroten van het areaal groen voor biodiversiteit en toekomstbestendigheid en de ontwikkeling van kwalitatief groen voor de beleving. De groennorm prikkelt inwoners en bedrijfsleven om groen op hun eigen terrein te realiseren en/of te participeren in het openbaar groen.

De groennorm wordt verwerkt in de afdelingsrichtlijnen van Team Ontwerp Openbare Ruimte (TOOR), zodat groen gelijkwaardig aan en gelijktijdig met de randvoorwaarden voor infrastructuur, parkeren, kabels & leidingen etc. wordt meegewogen in projecten. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Voorop staat dat in ieder project voldoende kwalitatief groen wordt gerealiseerd en dat de groennorm in principe binnen de ontwikkeling (nieuwbouw of reconstructie) wordt behaald. In het geval dit niet mogelijk is, zal maatwerk worden geleverd door te zoeken naar compensatie van groen in de directe omgeving.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen wordt het huidige, te behouden groen meegerekend in de volgens de groennorm hoeveelheid te realiseren groen.
  • Groen is onlosmakelijk verbonden met klimaat. De groennorm draagt bij aan het tegengaan van negatieve effecten als hittestress en wateroverlast. Veel oplossingen hebben namelijk een groen karakter en kunnen in dat geval dus een plek krijgen binnen de groennorm, bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers en groene wadi's (geen wateroppervlakten).
  • In de bestaande groene hoofdstructuur en op locaties waar deze hoofdstructuur nog moet worden ontwikkeld (zie Groenstructuurplan) wordt geen bebouwing gerealiseerd. In andere huidige groene gebieden kan wel een ontwikkeling plaatsvinden. In dat geval kan de gemeente een afwijkende, ruimere groennorm voorschrijven om het groene karakter van het gebied te behouden en/of kwalitatief vergelijkbaar groen terug te brengen.


Voor wat betreft nieuwbouw in het gebied `Woonwijken Waalwijk` stelt deze visie het volgende:

  • Kwantiteit: minimaal 10% van het totale ontwerp wordt als grondgebonden openbaar groen ingericht met het gebruik van kwaliteitselementen en oog op de diversiteit. Daarnaast bestaat extra 5% uit combinatie van groen met andere functies, zoals parkeren, natuurlijk spelen en wateropvang.
  • Kwaliteitselementen voorbeelden: parken, vogelbosjes, natuurvriendelijke oevers, bomen(lanen). De kwaliteitselementen worden ook gericht op samenhang met biodiversiteit, toekomstbestendigheid, beleving en zo mogelijk participatie. Voor de uitwerking van de kwaliteitselementen kunnen de gidssoorten als richtlijn worden gebruikt.
  • Groen wat binnen het totale ontwerp van een semi-openbare of particuliere ruimte wordt gerealiseerd en met een blijvende meerwaarde voor de leefomgeving, kan hiervoor worden meegerekend.
  • Particulier groen stimuleren.

Het plangebied betreft een perceel dat niet in eigendom is bij de gemeente. Zoals al in paragraaf 3.3.4 is aangeven, blijft de groene hoofdstructuur in het aangrenzende openbare gebied behouden.

In de groenbeleidsvisie is als norm opgenomen dat de oppervlakte groen bij nieuwbouw toeneemt of in ieder geval niet mag afnemen. Minimaal 10% van het totale ontwerp wordt als grondgebonden openbaar groen ingericht met het gebruik van kwaliteitselementen en oog op de diversiteit. Daarnaast bestaat extra 5% uit combinatie van groen met andere functies, zoals parkeren en natuurlijk spelen. Aan deze eisen wordt met de beoogde herontwikkeling voldaan. Van het plangebied (oppervlakte 4.199 m²) wordt 1.082 m² (bijna 26%) ingericht als groen. Parkeerplaatsen worden gedeeltelijk voorzien van halfverharding.

3.3.6 Bomenbeleid - Bomen laten Waalwijk leven!

In december 2020 is ook het gemeentelijke bomenbeleid vastgesteld. Dit beleid bevat handvatten en uitgangspunten hoe we ons bomenbestand beter kunnen beschermen, behouden en uitbreiden, met als doel een toekomstbestendig bomenbestand waarbij bomen op een juiste manier en plek worden toegepast zodat ze optimaal hun waarde bijdragen aan de leefomgeving.

In de groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' is opgenomen dat in 2030 een toename van 10% groen gerealiseerd moet zijn. Voor bomen betekent dit een toename in de waarde die bomen leveren. In het bomenbeleid ligt dan ook de nadruk op het handhaven van bestaande bomen en bevat uitgangspunten voor het toepassen van nieuwe bomen.

Langs de Kasteellaan staan binnen het plangebied zes platanen. Voor deze bomen is een bomen effect analyse uitgevoerd (zie Bijlage 2). Hieruit blijkt dat de platanen een goede conditie hebben en de huidige groeiplaatsen goed zijn.

Door de aanpassing van de bouwmogelijkheden binnen het plangebied (zie par. 1.3 en 2.2) kunnen drie platanen worden behouden. Voor deze bomen zal nogmaals worden beoordeeld of de nieuwbouw niet leidt tot aantasting van de bomen en groeiplaatsen.
Elders op het perceel worden negen bomen gekapt. Binnen het plangebied worden 12 nieuwe bomen geplant, waarmee het aantal te kappen bomen wordt gecompenseerd.

3.3.7 Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) vraagt dat gemeentes een plan tegen de wateroverlastproblematiek opstellen. Hiervoor is het Integraal Waterplan Waalwijk (IWW) vastgesteld dat het kader vormt voor alle watergerelateerde werkzaamheden binnen de gemeente. In het IWW is onder meer gekeken naar:

  • Klimaatverandering (toename neerslag, hitte, droogte);
  • Toenemende verharding;
  • Veranderende wet en –regelgeving;
  • Toename van de betrokkenheid van burgers en bedrijven.

De werkzaamheden die hieruit volgen, zijn beschreven in het IWW. Een groot deel van de werkzaamheden heeft betrekking op de riolering, maar in toenemende mate moet ook rekening gehouden worden met ruimtelijke ordening, groen en wegen.
Burgers en bedrijven worden gemotiveerd om bewuster om te gaan met hemelwater. Bij bestaande bouw ligt de norm lager dan bij nieuwbouw, aanbouw en uitbreiding van verharding. Bij nieuwbouw geldt een minimum bergingseis van 60 mm per m² verharding.

In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op de bergingseis in relatie tot de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied.

3.3.8 Nota Parkeernormen Waalwijk 2015

Het college heeft in op 6 oktober 2015 de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 vastgesteld. Na intrekking van de oude Nota Parkeernormen Waalwijk uit 2010, is de nieuwe parkeernormennota met ingang vanaf 9 december 2015 in werking getreden.

Het doel van de Nota parkeernormen Waalwijk 2015 is om voor de gemeente Waalwijk per gebied en per functie de parkeernormen vast te leggen die de komende jaren bruikbaar zijn. In de nota stelt de gemeente dat bij het opstellen van een bestemmingsplan in de regels wordt verankerd dat voldaan moet worden aan de parkeernormen van de gemeente. De juridische borging vindt plaats door in de regels een artikel toe te voegen met een parkeerregeling. Omdat een aantal bestemmingsplannen al is vastgesteld voorafgaand aan de nota van de gemeente, zijn niet alle bestemmingsplannen in de gemeente Waalwijk voorzien van een parkeerregeling. Omdat na 1 juli 2018 een bestemmingsplan niet kan terugvallen op de bepalingen uit de bouwverordening, is op 21 juni 2018 het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren bebouwde kommen' vastgesteld.

In de Nota parkeernormen Waalwijk 2015 zijn de parkeernormen en wijze van toepassing beschreven. Met het hanteren van deze normen worden de volgende effecten beoogd:

  • waarborgen van de bereikbaarheid;
  • mogelijk maken van economische ontwikkelingen;
  • leefbaarheid op het gebied van parkeren binnen de gemeente te waarborgen.

De parkeernormen in de Nota parkeernormen Waalwijk 2015 hebben betrekking op nieuw-/verbouwplannen en functie- of gebruikswijzigingen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk beoordeelt of een omgevingsvergunning kan worden verleend. Hiervoor toetst het college de aanvraag voor een omgevingsvergunning onder meer aan het bestemmingsplan.

Omdat in Nederland geen landelijke parkeernormen zijn voorgeschreven, is de gemeente Waalwijk vrij om haar eigen parkeernormen te bepalen. Deze parkeernormen zijn onder andere afhankelijk van de stedelijkheidsgraad en specifieke kenmerken van deelgebieden, bijvoorbeeld de kwaliteit van andere vervoerwijzen. Voor de gemeente Waalwijk gelden op basis van de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek verschillende stedelijkheidsgraden. Bij het bepalen van de parkeernormen is met deze verschillende stedelijkheidsgraden rekening gehouden. Daarnaast zijn de parkeernormen, zoals in de Nota parkeernormen Waalwijk 2015 vermeld, op de volgende bronnen gebaseerd:

  • CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';
  • parkeernormennota’s van andere gemeenten;
  • ervaringscijfers van de afgelopen jaren.

Op basis van de karakteristieken en stedelijkheidsgraden van de deelgebieden is bij bandbreedtes in de parkeerkencijfers gekozen voor een iets hogere parkeernorm dan het gemiddelde van de bandbreedte. Hierbij is rekening gehouden met de in het verleden opgedane ervaringen met het toepassen van parkeernormen. Ook maken de parkeerkencijfers onderscheid in verschillende functies. De voorkomende functies zijn:

  • wonen;
  • winkelen;
  • werken;
  • recreatie;
  • sport, cultuur en ontspanning;
  • gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen;
  • onderwijs.

Op basis van het bovenstaande heeft de gemeente Waalwijk haar parkeernormen bepaald in de Nota parkeernormen Waalwijk 2015. De regels uit het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren bebouwde kommen' zijn eveneens opgenomen in voorlliggend bestemmingsplan. In paragraaf 4.11 wordt het beoogde bouwplan getoetst aan de gemeentelijke parkeernormen voor de functie wonen.

3.3.9 Conclusie

Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat het planvoornemen past binnen het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieuhygiënische Aspecten

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.

4.1 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling

4.1.1 Algemeen

De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld aan een bestemmingsplan. De wettelijke eisen ten aanzien van m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. In de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt een onderscheid gemaakt tussen activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten).

De voorgenomen woningbouwontwikkeling valt onder categorie D 11.2 “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen”.

Voor deze categorie D 11.2 activiteit uit de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een ondergrens voor een m.e.r.-beoordelingsplicht. De activiteit die met de wijziging van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, blijft ruim onder deze drempelwaarden:

  • de oppervlakte van de voorgenomen activiteit bedraagt minder dan 100 hectare;
  • het plan is een aaneengesloten gebied en bevat minder dan 2.000 woningen;
  • het plan bevat geen bedrijfsvloeroppervlakte.

4.1.2 Onderzoek en conclusie

De in dit plan opgenomen activiteit staat vermeld in lijst D van de bijlage Besluit m.e.r., waarvoor een m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Gezien de kenmerken, omvang en ligging van het project (zie ook hoofdstukken 1 en 2) en effecten volgens de criteria van bijlage III bij de EU-richtlijn, is de conclusie dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Daarom hoeft er geen milieueffectrapport (MER) te worden opgesteld. Er is een aanmeldingsnotitie worden opgesteld (zie Bijlage 3) waarin het voorgaande is onderbouwd. Op basis van deze aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag op 25 mei 2021 besloten dat er geen m.e.r.-procedure hoeft te worden doorlopen en er geen MER hoeft te worden opgesteld.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Het landelijk beleid met betrekking tot de bodemkwaliteit gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie: de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor elke functiewijziging dient onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit, waarbij moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

Door Verhoeven Milieutechniek is in april 2020 een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage4).

Uit het historisch onderzoek blijkt dat naar verwachting circa 8 gedempte sloten binnen het plangebied aanwezig zijn. Er zijn geen boomgaarden aanwezig (geweest). Derhalve is de (voormalige) teeltlaag op de locatie niet verdacht op het voorkomen van OCB.

Het is reeds bekend dat binnen de gemeente Waalwijk ophogingen hebben plaatsgevonden met havenslib. Mede hierdoor is er een sterke heterogeniteit aanwezig met betrekking tot het voorkomen van de parameter chroom in de bodem. Derhalve dient dit aanvullend te worden onderzocht.

Aangezien de momenteel nog aanwezige bebouwing gesloopt gaat worden en daarnaast naar verwachting onder de aanwezige tegelverharding puinbijmengingen aanwezig zijn, is de gehele onderzoekslocatie verdacht op het voorkomen van een asbestverontreiniging.

Op basis van de bovengenoemde resultaten van het historisch onderzoek wordt een verkennend bodemonderzoek aanbevolen volgens de verdachte heterogene strategie, waarbij de grond aanvullend moet worden geanalyseerd op chroom en PFAS. Daarnaast moeten de gedempte sloten binnen het plangebied aanvullend worden onderzocht.

In juni 2020 is door Verhoeven Milieutechniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage5). Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese verworpen, aangezien maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond in de onderzochte grond- en grondwatermonsters.

Ter plaatse van de gedempte sloten is zowel zintuiglijk als analytisch geen bodemverontreiniging aangetroffen. Geconcludeerd kan worden dat de demping van de sloten niet heeft geleid tot een bodemverontreiniging.

De aangetoonde verhoogde gehalten betreffen overschrijdingen van de achtergrond- en/of streefwaarden. Aangezien de kritische waarden niet worden overschreden, zijn geen vervolgstappen noodzakelijk in het kader van de Wet bodembescherming.

Bij eventuele afvoer van grond naar een erkend verwerker is met het verkennend bodemonderzoek aangetoond dat voor PFAS de aangetoonde gehalten voldoen aan de functieklasse “wonen/industrie” bij toepassing boven grondwaterniveau en op de landbodem, buiten grondwaterbeschermingsgebieden.

Geadviseerd wordt na afloop van de sloop nog een aanvullend grondonderzoek en een aanvullend verkennend onderzoek naar asbest uit te voeren ter plaatse van de huidige (te slopen) bebouwing. Een aanvullend onderzoek naar de ondergrond en het grondwater is ons inziens niet noodzakelijk, aangezien de kwaliteit van de ondergrond en het aanwezige grondwater in het verkennend onderzoek reeds afdoende is vastgelegd en het slopen van de bebouwing naar verwachting geen invloed zal hebben op de ondergrond- en grondwaterkwaliteit.

Voor wat betreft asbest in de bodem is de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een asbestverontreiniging. Op basis van de resultaten wordt de gestelde verdachte hypothese verworpen, aangezien zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest is aangetroffen.
Over de contactzone kan echter nog geen definitieve uitspraak worden gedaan, omdat geen efficiënte maaiveldinspectie is uitgevoerd in verband met de aanwezige verhardingen. Ook dit dient te worden onderzocht na afloop van de sloop en verwijderen van de verharding.

In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die het aanvullende grond- en asbestonderzoek na de sloop verplicht stelt voordat de omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

Geluidhinder kan ontstaan als gevolg van verschillende activiteiten. De Wet geluidhinder vormt het wettelijk kader voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en geluid afkomstig van geluidgezoneerde bedrijventerreinen. Voor het plangebied is het aspect wegverkeerslawaai relevant. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en wegen die deel uitmaken van een woonerf, een onderzoekszone. Indien binnen de onderzoekszone van een weg nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen of scholen) worden gerealiseerd, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/h vallen buiten het regime van de Wet geluidhinder. Als geluidgevoelige objecten op korte afstand van een 30 km/h-weg worden gerealiseerd, kan het echter -met name bij drukkere wegen- uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn om de akoestische situatie in beeld te brengen.

4.3.2 Onderzoek en conclusie

In april 2020 is door Het Geluidburo een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op basis van de maximale planologische mogelijkheden die het voorliggende bestemmingsplan biedt (zie Bijlage 6). Het plangebied is gelegen in de geluidzone van de Burgemeester Verwielstraat. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de nabijgelegen 30 km/uur wegen (Kasteellaan en Burgemeester Moonenlaan) in het onderzoek betrokken.

Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Burgemeester Verwielstraat ligt boven de voorkeursgrenswaarde maar onder de maximale ontheffingswaarde. De hoogst bepaalde geluidbelasting is 52 dB inclusief aftrek op de gevel van het appartementengebouw aan de Burgemeester Verwielstraat.
  • De geluidbelasting op het vierlaags appartementengebouw aan de Kasteellaan als gevolge van het wegverkeer op de Burgemeester Verwielstraat ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
  • Vanwege het wegverkeer op de 30 km/uur wegen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

Geluidreducerende bron- of overdrachtmaatregelen zijn in deze situatie niet wenselijk of kosteneffectief. Het college heeft op 31 augustus 2021 hogere grenswaarden vastgesteld (zie Bijlage 1 bij de regels).
Niet alle geluidbelaste woningen hebben een geluidluwe gevel. Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen, worden maatregelen getroffen om te voldoen aan de eisen voor nieuwbouw van het Bouwbesluit. De plafonds van de balkons van de negen eenzijdig georiënteerde appartementen aan de Burgemeester Verwielstraat worden hiervoor voorzien van een zeer goed absorberend materiaal. Het geluidniveau op deze balkons komt hiermee onder de 53 dB en voldoet daarmee ook aan het hogere waardebeleid van de gemeente Waalwijk.

Nadat het akoestisch onderzoek is verricht, is het bouwvlak voor het vierlaags appartementengebouw aan de Kasteellaan aangepast. Aan de noordzijde is het bouwvlak 1 meter verruimd en aan de oostzijde 0,8 meter versmald. Deze aanpassingen leiden niet tot een hogere geluidbelasting op de gevels en zijn niet van invloed op de conclusies uit het akoestisch onderzoek.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Algemeen

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen wanneer sprake is van één of meer van de volgende gevallen:

  1. a. er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden;
  2. b. de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft tenminste gelijk;
  3. c. het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht;
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Niet in betekenende mate

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate' en de 'Regeling niet in betekenende mate'. Als regel geldt dat projecten die minder dan 3% van de grenswaarde voor NO2, PM10 en PM2,5 (zie onderstaande tabel) bijdragen als 'niet in betekenende mate' kunnen worden aangemerkt. Voor deze projecten kan een toetsing aan de grenswaarden dus achterwege blijven. In de Regeling zijn categorieen van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt. Voor woningbouwlocaties geldt dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen als sprake is van minder dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of minder dan 3.000 woningen bij twee gelijkwaardige ontsluitingswegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.BPKasteellaan-VA01_0009.png"

Tabel grenswaarden

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk die vele malen kleiner is dan 1.500 woningen met één ontsluitingsweg. De ontwikkeling zal dan ook 'niet in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Luchtkwaliteit in de gemeente Waalwijk

Het RIVM publiceert jaarlijks zogenaamde grootschalige concentratie- en depositiekaarten. De kaarten zijn gebaseerd op een combinatie van modelbewerkingen en metingen en zijn bedoeld voor het geven van een grootschalig beeld van de luchtkwaliteit en depositie in Nederland. Volgens de kaarten van het RIVM is nabij het plangebied de concentratie fijnstof PM2,5 in 2020 (gegevens 2018) tussen de 10 en 12 microgram/m³, de concentratie fijnstof PM10 tussen de 18 en 20 microgram/m³ en de concentratie stikstofdioxide NO2 tussen de 10 en 15 microgram/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de norm van 40 microgram/m3, die voor zowel NO2 als PM2,5 en PM10 geldt. Binnen het plangebied is dus sprake van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico’s worden weergegeven in PR risicocontouren.
  • Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag wordt gemotiveerd.

Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basisnetten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Gemeentelijk beleid

De gemeente Waalwijk heeft in 2012 een Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld waarin is aangegeven welke risico's de gemeente acceptabel vindt en op welke manier deze risico's worden beheerst. In 2017 is de beleidsvisie geactualiseerd, waarbij het bestaande beleid wordt voortgezet en op specifieke onderdelen herijkt.

Door de brandweer c.q. Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is het standaardadvies 2019 opgesteld voor de verantwoording van het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen voor het deel van de gemeente dat is gelegen binnen het invloedsgebied van één of meer Brzo bedrijven en/of een spoorlijn, autoweg of buisleiding. Indien een ruimtelijk plan een ontwikkeling mogelijk maakt waarbij meer dan 50 personen aanwezig zijn op een afstand tussen de 200 meter en 750 meter van een risicobron dan is een standaardverantwoording van het groepsrisico aan de orde.

Indien kwetsbare objecten dichter dan 200 meter bij een risicobron worden gerealiseerd, is maatwerk vereist. Dit advies van de brandweer is verwerkt in een standaard verantwoording groepsrisico dat als bijlage is opgenomen bij de rapportage van de hoogte van het groepsrisico in Bijlage 8.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

In april 2020 is door Kragten een inventarisatie uitgevoerd van de externe veiligheidsrisico's. De rapportage hiervan is opgenomen als Bijlage 7. Uit de verrichte inventarisatie blijkt dat het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een waterweg of spoorweg waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt ook niet binnen de plaatsgebonden risicocontour PR 106 of een plasbrandaandachtsgebied van een nabijgelegen weg. Wel is het plangebied binnen het invloedsgebied van de rijksweg A59 gelegen. Hiervoor is een beperkte verantwoording van het groepsrisico nodig.

In de omgeving van het plangebied zijn enkele leidingen aanwezig. Het plangebied ligt buiten de 1% letaliteitsafstand van deze leidingen. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.

Ten slotte ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van enkele risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied. De risico's hiervan dienen te worden meegenomen in een uitgebreide verantwoording van de hoogte van het groepsrisico.

Verantwoording hoogte groepsrisico

In vervolg op de resultaten van de hiervoor genoemde inventarisatie is door Kragten de hoogte van het groepsrisico bepaald. De rapportage hiervan is opgenomen als Bijlage 8.

Voor een groot aantal situaties is de standaard verantwoording groepsrisico van toepassing. De risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg vallen onder deze verantwoording.

De hoogte van het groepsrisico in relatie tot de aanwezige risicovolle inrichtingen dient te worden verantwoord aan de hand van de relevante onderdelen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13. De personendichtheid neemt als gevolg van het beoogde bouwplan beperkt toe. Gelet op de afstand tot de bedrijven (Stahl Europe B.V., DSM NeoResins en Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V.) en de beperkte toename van het aantal personen, is het niet aannemelijk dat de ontwikkeling zal leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde van de drie bedrijven. De bereikbaarheid van de bedrijven verandert niet. Bij een calamiteit kunnen toxische stoffen vrijkomen. De woningen dienen voldoende luchtdicht te zijn. Op grond van de geldende bouwregelgeving is hier voldoende aandacht voor.

Door de brandweer c.q. Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is bevestigd dat voor het aspect externe veiligheid gebruik kan worden gemaakt van de standaard verantwoording.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst zijn de bedrijfsactiviteiten ingedeeld in categorieën en is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies waar gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening mee kunnen houden. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding, waarbij afstanden moeten worden aangehouden tussen milieugevoelige en milieubelastende functies.

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden: 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die - in nieuwe situaties - gelden tussen de grens van een bedrijfsperceel en de gevel van een woning in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. De (indicatieve) afstanden tussen een bedrijfsperceel en een woning in een 'rustige woonwijk' variëren van 10 meter voor milieucategorie 1 tot 1.500 meter voor milieucategorie 6. De systematiek van de VNG-brochure is met name toepasbaar in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties is veelal de milieuwetgeving leidend en kan sprake zijn van kleinere afstanden tussen bedrijven en gevoelige functies.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Voor het plangebied is het omgevingstype 'rustige woonwijk' van toepassing. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Ten zuidwesten van het plangebied staat het Elisabeth Twee Steden Ziekenhuis. Direct ten zuiden van het plangebied staan alleen gebouwen, die onderdeel zijn van het ziekenhuis maar waarin alleen ondersteunende functies zijn gevestigd. Een ziekenhuis is een functie in milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand tot gevoelige functies van 30 geldt. De afstand tussen de bouwvlakken voor de nieuwe appartementengebouwen en de bouwmogelijkheden binnen de bestemming Maatschappelijk is circa 50 meter. De lage bebouwing als onderdeel van het GGD-gebouw op de hoek aan de overzijde van de Kasteellaan staat op een afstand van zo'n 33 meter. De nieuwe woningen vormen derhalve geen belemmering voor de toegelaten functies binnen deze maatschappelijke bestemming. Ook zijn er in de directe omgeving geen andere bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de bouw van nieuwe woningen op de hoek Burgemeester Verwielstraat - Kasteellaan.
Direct ten noorden van het plangebied ligt de begraafplaats. Een begraafplaats is een functie in milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand tot gevoelige functies van 10 geldt. De afstand van de begraafplaats tot het dichtstbijzijnde nieuwe appartementengebouw is minimaal ruim 18 meter.

Op grotere afstand zijn drie bedrijven aanwezig waarvan het invloedgebied tot aan het plangebied reikt: Stahl Europe BV op circa 800 meter, DSM NeoResins BV en het Regionaal Overslag Centrum Waalwijk, beide op circa 1000 meter. In de vorige paragraaf is reeds ingegaan op de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van deze risicovolle inrichtingen.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Sinds november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het planvoornemen. De watertoets is erop gericht dat ruimtelijke ontwikkelingen in elk geval niet leiden tot nadelige effecten op het watersysteem. Nieuwe ontwikkelingen die leiden tot extra verharding dienen te worden gecompenseerd.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces om te komen tot een veilig, gezond en duurzaam watersysteem.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

Huidige situatie

Waterkwantiteit

Het plangebied bestaat uit kadastraal perceel WWK00, sectie D, perceelnummer 3512. Op dit perceel is momenteel een schoolgebouw gesitueerd, wat gesloopt wordt. Het plangebied is voor ongeveer 3.145 m² verhard en voor 1.246 m² onverhard.

Oppervlaktewater

Er is geen oppervlaktewater in of nabij het plangebied gelegen (Waterschap Brabantse Delta, sd).

Hemelwater

In de huidige situatie wordt de afvoer van neerslag, afkomstig van de huidige daken en verharding, geloosd op het rioolstelsel.

Afvalwater

Het afvalwater van het bestaande schoolgebouw is aangesloten op het gemengde, gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Het planvoornemen betreft de sloop van het schoolgebouw en de nieuwbouw van twee gebouwen met in totaal 75 (zorg)woningen.

Waterkwantiteit

In onderstaande tabel is de huidige en toekomstige situatie van de oppervlakteverharding inzichtelijk gemaakt.

Oppervlakte bestaand (m²) toekomstig (m²)
dakoppervlak 1.093 1.207
(half)verharding 2.052 1.910
groen 1.054 1.082
Totaal 4.199 4.199


Er is sprake van een kleine afname van het verhard oppervlak binnen het plangebied.

Conform de hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor het afvoeren van hemelwater, is er geen compensatieplicht bij een toename in verhard oppervlak kleiner dan 500 m² (Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2019). Met een verhardingsafname wordt hier aan voldaan. Vanuit het waterschap geldt dan ook geen compensatieplicht.

Het gemeentelijke uitgangspunt voor de inzameling van het hemelwater is dat in nieuwe situatie de particulier afstromend hemelwater op eigen terrein inzamelt en verwerkt en hiervoor op eigen kosten voorzieningen aanbrengt.

De eis is dat er 60 mm waterkolom geborgen moet worden (Gemeente Waalwijk, 2020). Dat komt overeen met (3.117 m² x 60 mm =) 187 m3. Dit volume moet binnen het plangebied worden opgevangen.

Hemelwater

In onderhavig planvoornemen is gekozen voor een waterbuffer in de vorm van groene daken en een bergingsvoorziening in de vorm van kratten. De groene daken kunnen 40 van de genoemde 60 mm bergen. Van het hemelwater op het dakoppervlak dient dan nog voor 20 mm te worden voorzien in een waterbergende voorziening. Hiermee komt de resterende wateropgave op ruim 138 m3.
De kratten worden enkellaags aangebracht en kunnen per m² 0,579 m3 water bergen. In totaal wordt een oppervlakte van 246 m² aan kratten aangebracht, waarmee ruim 142 m3 bergingsmogelijkheid wordt geboden. Hiermee wordt voorzien in voldoende waterberging.

Afvalwater

Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners (Stichting RIONED, 2005) en een gemiddelde vuilwaterproductie van 120 liter per persoon per dag (Stichting RIONED, 2005), met een piek van 12 liter per persoon per uur (Stichting RIONED, 2005), dient er vanuit het plangebied dagelijks (75 x 2,5 x 120 l/dag =) 22,50 m3 vuilwater te worden afgevoerd naar het rioolstelsel. De piekbelasting bedraagt (75 x 2,5 x 12 l/uur =) 2,25 m3/uur. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op een gemeentelijk rioolstelsel. De verdere uitwerking hiervan vindt plaats in samenspraak met de gemeente Waalwijk.

Materiaalkeuze

Voor de nog op te richten bebouwing is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen om diffuse verontreinigingen van water en bodem te voorkomen. Zink, lood, koper en PAK-houdende materialen mogen uitsluitend worden toegepast als deze worden voorzien van een coating.

4.8 Flora En Fauna

4.8.1 Algemeen

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming ziet zowel op de bescherming van waardevolle gebieden (waaronder de Natura 2000-gebieden) als op de bescherming van planten- en diersoorten. Voor gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de ecologische hoofdstructuur) is daarnaast sprake van planologische bescherming. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of beschermde planten- en diersoorten. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.

4.8.2 Onderzoek en conclusie

Soortbescherming

Ten behoeve van de beoogde herontwikkeling is in april 2020 door Jansen&Jansen Groenadviesbureau een quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 9).

Uit de quicskcan is gebleken dat overtreding van de Wet natuurbescherming niet op voorhand kan worden uitgesloten. Mogelijk zijn er jaarrond beschermde verblijfplaatsen van gierzwaluwen en vleermuizen aanwezig in de te slopen bebouwing. Het verwijderen van verblijfplaatsen van gierzwaluwen en vleermuizen, zonder een ontheffing van het bevoegd gezag, is niet toegestaan. Naast mogelijke effecten op verblijfplaatsen van gierzwaluwen en vleermuizen kunnen negatieve effecten op andere vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels, zoogdieren, beschermde standplaatsen van planten of andere door de Wet natuurbescherming beschermde waarden worden uitgesloten.

Wel moet er rekening worden gehouden met de aanwezigheid van nesten van algemene broedvogels in de te slopen bebouwing en in de tuin van het plangebied. Actieve nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming. De sloopwerkzaamheden mogen niet worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen, tenzij het zeker is dat er binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden geen actieve nesten van vogels aanwezig zijn.

Vervolgonderzoek

Negatieve effecten op jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen en gierzwaluwen zijn niet uitgesloten. Om te onderzoeken of de voorgenomen ingreep negatieve invloed heeft op deze beschermde waarden, is een vervolgonderzoek uitgevoerd.

Op basis van het uitgevoerde vervolgonderzoek (zie Bijlage 10) kan worden geconcludeerd dat door het uitvoeren van de voorgenomen ingreep een zomerverblijfplaats en een kraamverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis onbruikbaar zal worden. Het ongeschikt maken van een dergelijke verblijfplaats is een overtreding van de Wet natuurbescherming. Om deze reden is een ontheffing aangevraagd bij het bevoegd gezag, Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben bij besluit van 19 oktober 2020 de maatwerkvoorzieningen, zoals opgenomen in het ecologisch werkprotocol, goedgekeurd.

Gebiedsbescherming

Ten westen van Waalwijk bevindt zich het Natura 2000-gebied Langstraat en Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen ligt ten zuidoosten van Waalwijk. Door Volantis is de stikstofdepositiebijdrage in deze Natura 2000-gebieden berekend. Hieruit blijkt dat het projecteffect in de gebruiksfase maximaal 0,00 mol/ha/jaar is (zie Bijlage 11). Hiermee wordt voldaan aan het wettelijk kader en er is geen melding of vergunning noodzakelijk. In de aanlegfase is een stikstofdepositie berekend van 0,03 mol/ha/jaar. Hiermee wordt aan de redeneerlijn voldaan, die op Rijksniveau is vastgesteld en door de provincie Noord-Brabant wordt gevolgd.

Aangetoond is dat als gevolg van het project geen sprake is van significante gevolgen voor beschermde habitats en hieraan gekoppelde soorten. De instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden worden gerespecteerd en de natuurlijke kenmerken worden niet aangetast.

4.9 Archeologie

4.9.1 Algemeen

De omgang met het archeologisch erfgoed is geregeld in de Erfgoedwet (2016). Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten, indien een bestemmingsplan dat voorschrijft.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Waalwijk zijn de verschillende archeologische verwachtingswaarden weergegeven. In artikel 18 van de Erfgoedverordening Waalwijk 2016 wordt aangeven op welke wijze de afzonderlijke archeologische verwachtingswaarden moeten worden beschermd.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

In het kader van het vigerende bestemmingsplan 'Herontwikkeling Besoyen' is in april 2009 door BAAC een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Vanwege de nabijheid van kasteelresten op 70 tot 140 meter afstand is evenwel niet helemaal uit te sluiten dat een deel van het plangebied deel uitmaakte van een kasteelterrein uit de middeleeuwen-nieuwe tijd, en dan met name van de voorburcht. Uit het booronderzoek bleek dat de bodem in het plangebied verstoord is door veenontginning en deels ook door de bebouwing uit de tweede helft van de twintigste eeuw.

In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, maar gezien de mogelijke aanwezigheid van sporen van het kasteel van Besoyen (muurresten, grachten) binnen de grenzen van het plangebied is aanbevolen om een aantal proefsleuven te trekken binnen het plangebied.

Proefsleuven

In het vooronderzoek is geadviseerd om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren. Dit advies is in de gemeentelijke selectiebesluiten deels overgenomen; voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is de onderzoeksplicht komen te vervallen. Dat wil zeggen dat hier geen nader onderzoek werd voorgeschreven. Dit selectieadvies is nog steeds van kracht.

4.10 Bezonning

4.10.1 Algemeen

Er zijn in Nederland geen vaste normen voor bezonning die door wet- en regelgeving worden aangestuurd. Om conclusies aan de bezonningsstudie te verbinden, wordt meestal aan de TNO-normen gerefereerd. Om inzicht te krijgen in de schaduw op de omgeving door de beoogde nieuwbouw wordt deze met bezonningsdiagrammen in beeld gebracht. Hiervoor zijn de volgende dagen maatgevend:

  • 21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;
  • 21 maart: de dag dat de zon op 'half' staat, namelijk precies tussen de stand van 22 december en 21 juni in (zomertijd);
  • 21 september: de dag dat de zon op 'half' staat, namelijk precies tussen de stand van 21 juni en 22 december in (wintertijd);
  • 21 december: de dag dat de zon het laagst staat.

4.10.2 Onderzoek en conclusie

Voor de beoogde ontwikkeling is een bezonningsstudie uitgevoerd. De bezonningsdiagrammen zijn opgenomen in Bijlage 12.

In de zomer (21 juni) is er geen sprake van een beperking van zonlicht ter hoogte van de bestaande woningen rondom het plangebied. Uit de bezonningsdiagrammen blijkt verder dat in het voor- en najaar (21 maart en 21 september) alleen in de vroege ochtend (9:00 uur) korte tijd sprake is van een beperking van zonlicht ter hoogte van de woningen ten westen van de Loondonk. In de avond (19:00 uur) geldt dat voor een beperkt aantal woningen ten oosten van het Hertog Janpark.

In de winterperiode (21 december) als de zon het laagst staat, is schaduw in de woningen en bijbehorende tuinen in de directe omgeving van het plangebied niet te voorkomen. In de ochtend is de nieuwbouw van invloed op de woningen ten noordwesten van het plangebied en in de tweede helft van de middag op de woningen ten noordoosten van het plangebied.

Voor een gedetailleerdere weergave van de effecten op de schaduwwerking wordt verwezen naar de genoemde bijlagen.

De beperkte toename van schaduw wordt gelet op de locatie van de ontwikkeling aanvaardbaar geacht. Ten opzichte van de huidige planologische situatie komen slechts een beperkt aantal woningen in een nadeligere situatie. Aan de zijde van het Hertog Janpark is al bebouwing toegestaan tot een hoogte van 27,5 meter. In het voorliggende bestemmingsplan is ter plaatse een maximum bouwhoogte van 33 meter opgenomen. Op de hoek Kasteellaan - Loondonk is de maximum toegestane bouwhoogte met 1,5 meter verhoogd tot 14 meter.

4.11 Verkeer En Parkeren

4.11.1 Verkeer

Binnen de bebouwde kom resteren slechts gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden. Deze worden zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. De gebiedsontsluitingswegen zijn hoofdwegen voor het autoverkeer. Ze zijn bedoeld om de verblijfsgebieden te ontsluiten, dat wil zeggen “veilig en goed bereikbaar te houden”.

De huidige verkeersstructuur in de directe omgeving van het plangebied blijft behouden. Aanpassingen aan de Loondonk zijn gerealiseerd, waardoor de ontsluiting van de woonpercelen ten westen van deze weg gescheiden van de toegang tot onder andere het nieuwe woonzorgcomplex plaatsvindt.

In de directe omgeving van het plangebied vormen de Burgemeester Verwielstraat en de Kasteellaan twee belangrijke verkeersroutes. Beide wegen hebben een duidelijke (gebieds)ontsluitende functie. De Loondonk is te classificeren als erftoegansweg en dient uitsluitend ter ontsluiting van aangrenzende percelen waaronder ook het plangebied.

Bij de herinrichting van de Loondonk is al rekening gehouden met de bouw van appartementen op de voormalige schoollocatie. Er worden ten opzichte van de oude planologische situatie slechts 8 extra woningen toegevoegd. Door de nabijheid van twee gebiedsontsluitingswegen levert de afwikkeling van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling geen problemen op.

4.11.2 Parkeren

Door Ordito is een parkeeronderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling van de appartementen binnen het plangebied (zie Bijlage 13). In dit parkeeronderzoek wordt onderzocht hoeveel parkeerplaatsen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn en wat de parkeerdruk in de directe omgeving van het plangebied is.

Met de beoogde herontwikkeling binnen het plangebied verandert de parkeerbehoefte. In de NotaParkeernormen Waalwijk 2015 valt de locatie binnen de zone ‘rest bebouwde kom’. Ter plaatse moet worden voldaan aan een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per appartement (huur, etage, sociale huur).

Uit parkeertellingen op vier momenten in de avond kan worden geconcludeerd dat op alle onderzoeksmomenten binnen onderzoeksgebied nog voldoende beschikbare parkeerplaatsen resteren en de parkeerdruk ruim onder de 85%-norm blijft. Op de formele parkeervakken aan de Kasteellaan en de Burgemeester Verwielstraat wordt relatief weinig geparkeerd. Uit het onderzoek blijkt dat deze locaties relatief veel vrije parkeerplaatsen hebben. Uitgaande van de grootste bezetting (dinsdag 28 januari en 4 februari), kunnen 26 parkeerplaatsen toebedeeld worden aan de ontwikkeling.

Op basis van de parkeernorm leidt de ontwikkeling van 75 appartementen tot een parkeerbehoefte van 105 parkeerplaatsen. Op eigen terrein zijn 75 parkeerplaatsen voorzien. Daarnaast wordt de parkeersituatie in het openbaar gebied van Loondonk aangepast. In plaats van de huidige 8 informele langsparkeerplaatsen aan de zijde van het plangebied worden er in de centrale groenzone 16 nieuwe formele haakse parkeerplaatsen aangelegd. Hierdoor neemt de parkeercapaciteit aan de Loondonk toe met 8 parkeerplaatsen.

Samen met de 26 parkeerplaatsen die in een straal van 100 meter rond het plangebied kunnen worden toebedeeld aan de ontwikkeling, wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.

4.12 Kabels En Leidingen

In het plangebied bevinden zich geen planologisch te beschermen kabels en leidingen.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Het Juridische Plan

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bouw van twee appartementengebouwen op de hoek Kasteellaan - Burgemeester Verwielstraat in Waalwijk.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering voldoet het plan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

5.2 Opzet Van De Regels

Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van dit bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn regels gegeven voor de binnen het plangebied voorkomende bestemming, zoals die is aangegeven op de verbeelding. In de bestemmingsomschrijving zijn de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Daarnaast is bepaald welke vormen van bebouwing zijn toegestaan. Daarnaast bevat de bestemming specifieke gebruiksregels. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de opgenomen woonbestemming.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel: dit artikel regelt dat grond die is meegerekend bij het toestaan van een bouwplan, niet nogmaals kan worden meegerekend bij de beoordeling van een later bouwplan.
  • Algemene gebruiksregels: in dit artikel is een parkeerregeling opgenomen, die bepaalt dat bij een gebruiksverandering of het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte.
  • Algemene afwijkingsregels: dit artikel geeft een algemene regeling voor het afwijken van de bouwregels.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 van de regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 Beschrijving Van De Bestemming

In dit bestemmingsplan komt alleen de bestemming 'Wonen' voor.

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, waarbij het aantal (zorg)woningen niet meer mag bedragen dan 75. Binnen het plangebied zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking.

Hoofdmassa's zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, waarbij dient te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering. Balkons mogen zowel binnen als buiten de bouwvlakken worden gebouwd. Buiten de bouwvlakken zijn verder alleen vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 lid 1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden.

De kosten voor de planvorming en de uitvoering van de in dit bestemmingsplan beschreven ontwikkeling zijn volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is hiervoor een anterieure overeenkomst afgesloten, zodat een exploitatieplan niet nodig is.

De gemeente ondervindt derhalve geen negatieve financiële gevolgen ten aanzien van deze ontwikkeling en loopt geen financieel risico.

Naast een anterieure overeenkomst is er ook een planschadeovereenkomst afgesloten.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Waalwijk - Kasteellaan’ heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen en is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties.

Op 17 maart 2021 zijn de bouwplannen in een digitale bijeenkomst aan omwonenden gepresenteerd. De vragen die tijdens dit digitale vragenuurtje zijn gesteld, zijn met antwoord opgenomen in het verslag dat is opgenomen als Bijlage 14.

Binnen de termijn van terinzagelegging zijn 5 inspraakreacties ingediend. De inspraak- en vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een nota van inspraak en vooroverleg (zie Bijlage15).

6.2.2 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Waalwijk - Kasteellaan' heeft met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, met ingang van 10 juni 2021 gedurende 6 weken (t/m 21 juli 2021) ter inzage gelegen.

Gedurende de termijn van terinzagelegging is een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht. Vooruitlopend op deze zienswijze is ook nog een brief aangeboden aan de gemeenteraad ondertekend door 31 omwonenden met daarin bedenkingen tegen het onderhavige ontwerpbestemmingsplan en bouwplan. Alhoewel deze niet formeel kan worden aangewezen als zienswijze, is er inhoudelijk een overlap en is een reactie opgenomen in de Nota van zienswijzen, die als Bijlage 16 is opgenomen. De zienswijze heeft niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan.

Ambtshalve is aan de toelichting een bezonningsstudie toegevoegd. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde (bijlage bij de regels) is vervangen door het definitieve besluit.

Voorliggende bestemmingsplan is op 11 november 2021 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

Bijlage 1 Beschikking Hogere Waarden

Bijlage 1 Beschikking hogere waarden

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 2 Bomen Effect Analyse

Bijlage 2 Bomen effect analyse

Bijlage 3 Aanmeldnotitie

Bijlage 3 Aanmeldnotitie

Bijlage 4 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 4 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 7 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 8 Verantwoording Hoogte Groepsrisico

Bijlage 8 Verantwoording hoogte groepsrisico

Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 9 Quickscan flora en fauna

Bijlage 10 Vervolgonderzoek (Vleermuizen En Gierzwaluwen)

Bijlage 10 Vervolgonderzoek (vleermuizen en gierzwaluwen)

Bijlage 11 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 11 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 12 Bezonningsstudie

Bijlage 12 Bezonningsstudie

Bijlage 13 Parkeeronderzoek

Bijlage 13 Parkeeronderzoek

Bijlage 14 Verslag Digitaal Vragenuurtje

Bijlage 14 Verslag digitaal vragenuurtje

Bijlage 15 Nota Van Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 15 Nota van inspraak en vooroverleg

Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 16 Nota van zienswijzen