Waspik Boven H. Theresiakerk, Carmelietenklooster en kloostertuin
Bestemmingsplan - Gemeente Waalwijk
Vastgesteld op 09-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Waspik Boven H. Theresiakerk, Carmelietenklooster en kloostertuin' met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPTheresiakerkeo-VA01 van de gemeente Waalwijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aaneengebouwde hoofdmassa
hoofdmassa welke deel uitmaakt van meer dan twee aaneengebouwde, grondgebonden, hoofdmassa's;
1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.7 achterkant
gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;
1.8 bebouwing
- a. één of meer gebouwen en/of;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:
- a. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
- b. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
1.10 bebouwingspercentage
een op de verbeelding, dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.11 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig verlenen van werkzaamheden en/of diensten waaronder internetbedrijven en internetafhaalpunten;
1.13 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)
uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
1.14 bedrijfs- of beheerderswoning
een woning die:
- a. slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon die daadwerkelijk en duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering van een bedrijf of zorginsteling is betrokken; en
- b. is gesitueerd binnen dezelfde hoofdmassa als het bedrijf of de zorginsteling.
1.15 bergbezinkvoorziening
ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen;
1.16 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;
1.17 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:
- a. is gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend; of
- b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;
1.18 bestaande situatie
bestaande bouwwerken;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwlaag
een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop hoofdmassa's zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
- a. rijksmonumenten;
- b. gemeentelijke monumenten;
- c. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 dakkapel
opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;
1.30 daknok
hoogste punt van een schuin dak;
1.31 dakopbouw
een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
1.32 dakvoet
laagste punt van een schuin dak;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;
1.34 dienstverlening
- a. het verlenen van economisch - maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
- b. de uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals (internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het (doen) functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.35 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.36 EPC
coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuwbouw woning of utiliteitsgebouw aangeeft. Dit coëfficiënt wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag op basis van NEN 7120;
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.41 gestapelde hoofdmassa
hoofdmassa waarbij sprake is van twee of meer zelfstandig functionerende eenheden geheel of gedeeltelijk boven elkaar;
1.42 gestapelde hoofdmassa
hoofdmassa waarbij sprake is van twee of meer zelfstandig functionerende eenheden geheel of gedeeltelijk boven elkaar;
1.43 gevellijn
de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;
1.44 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.45 hoofdmassa
het hoofdgebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm, onderscheiden kunnen worden van dit hoofdgebouw;
1.46 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;
1.47 intensieve zorg
zorg voor mensen met een minimale zorgindicatie van “4VV: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging”, zoals bedoeld in de Wet langdurige zorg onder Verpleging en Verzorging (VV).
1.48 internethandel
handel via internet waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:
- a. internetkantoor:
internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, zonder opslag- en verzendfunctie en waar alleen elektronische transacties tot stand komen. Dit type valt onder dienstverlening en is vergelijkbaar met een niet-publieksgerichte dienstverlening zoals een kantoor;
- b. internetbedrijf:
internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;
- c. internetafhaalpunt:
internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;
- d. internetwinkel:
internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en met uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder detailhandel;
1.49 kruisingsvlak
het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd;
1.50 maatschappelijke voorzieningen
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs;
1.51 ondergronds bouwen
bouwen onder peil;
1.52 open opslag
het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;
1.53 openbaar toegankelijk gebied
Openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.54 openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.55 overig gebouw voor bedrijf of voorziening
gebouw in gebruik voor een bedrijf en/of voorziening (dienstverlening, maatschappelijk, horeca, detailhandel) niet zijnde de hoofdmassa in de gevellijn of een bijbehorend bouwwerk;
1.56 onzelfstandige woonruimte
woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;
1.57 patiowoning
een woning met het overgrote deel van het woonprogramma op de begane grond in verband waarmee het perceel op de begane grond geheel bebouwd kan worden op een patiotuin, voortuin en overgangszone aan de binnenplaats na. De bovengelegen bouwlaag heeft ondergeschikte bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van van de bouwmogelijkheden op de begane grond. Buitenruimten zijn geheel of gedeeltelijk omsloten door zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.58 peil
- a. hoogte vanaf het aansluitende gemiddelde afgewerkte terrein (ter plaatse van de bouw), waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
- b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.59 perceelsgrens
grens van het bouwperceel;
1.60 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.61 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.62 twee-aaneengebouwde hoofdmassa
- a. hoofdmassa welke deel uitmaakt van twee aaneengebouwde, grondgebonden hoofdmassa's;
- b. hoofdmassa waarbij één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens valt met uitzondering van aaneengebouwde hoofdmassa's;
1.63 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.64 voorkant (hoofdmassa)
de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;
1.65 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
1.66 vrijstaande hoofdmassa
hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;
1.67 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.68 Zijerfgebied
Gedeelte van een erf dat aan (het verlengde van) de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn.
1.69 zijkant (hoofdmassa)
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.
1.70 zorginstelling
instelling waar intramurale of particuliere zorg wordt verleend.
Opmerking: opdrachtgever ziet liever "zorgorganisatie" ipv zorginstelling.
1.71 zorgwoning
al dan niet zelfstandige wooneenheid voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de bestemmingsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;
2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);
2.3 afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.4 breedte bouwperceel
tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;
2.5 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
- a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
- b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
- c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;
2.6 breedte hoofdmassa
evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;
2.7 bruto-vloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;
2.8 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.9 diepte hoofdmassa
- a. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
- b. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
2.10 goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
- b. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
- c. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;
2.11 hoogte bouwlaag
bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;
2.12 (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.13 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.14 nokhoogte van een bouwwerk
vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;
2.15 verticale diepte
vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;
2.16 uitzonderingen
bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:
- a. ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. woonstraten;
de aan sub a ondergeschikte verhardingen;
- c. langzaam verkeer;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
met de bij sub a tot en met f behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- d. milieuhygiënische overwegingen, zoals luchtkwaliteit.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. gronden ten behoeve van open opslag;
- b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen waaronder zorgwoningen met hieraan ondergeschikte en niet zelfstandige lichte horeca;
- b. een bedrijfs- of beheerderswoning behorende bij de maatschappelijke voorziening zoals bedoeld onder a.;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen, straten, voet- en rijwielpaden;
- g. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Verkeer - Verblijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten en pleinen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
met de bij sub a tot en met e behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. bijbehorende bouwwerken;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;
- i. tuinen, erven en verhardingen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. het houden van kortdurende incidentele evenementen;
- l. standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmeting) ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- d. milieuhygiënische overwegingen, zoals luchtkwaliteit.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. gronden ten behoeve van open opslag;
- b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- c. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Waspik Boven H. Theresiakerk, Carmelietenklooster en kloostertuin' zijn bestemd voor:
- a. hoofdmassa's voor woningen met een maximum aantal woningen zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening, op een maximum van 30 m² bruto vloeroppervlak van de hoofdmassa per woning;
met daarbijbehorende:
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. tuinen en erven;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking behorend bij de woonbestemming.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 6.2.1 lid c voor het toestaan van een kortere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. artikel 6.2.2 lid e.2 voor het toestaan van nokhoogte van maximaal 6 m, mits door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
9.2 Duurzaamheid
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruik van bouwwerken
Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemming.
10.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 10.1 indien strikte toepassing van het voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van deze regels ten behoeve van:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, wko-voorzieningen, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
- b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van beeldende kunst, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen en aanwijzingen op de kaart in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwdelen zoals bepaald in Artikel 9 waarbij de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
- e. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op:
- 1. een landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen waarbij geldt dat geen onevenredige afbreuk mag plaatsvinden van de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
- 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
- 3. een maximale "site sharing" en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
- f. het bouwen van zonnepanelen op daken van hoofdgebouwen tot een hoogte van 1,5 m.
11.2 Toepasselijkheid
De genoemde afwijkingen met een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bouwmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu.
Artikel 12 Parkeergelegenheid En Laad- En Losmogelijkheden
12.1 Parkeren, laden en lossen
- a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
- 1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
- 2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
- 3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
12.2 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 12.1 onder a sub 1 en 2.
12.3 Afwijken van de parkeerregels
Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
- c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.
Artikel 13 Kamerbewoning
13.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken van woningen en woongebouwen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van één woning, of wooneenheid naar twee of meerdere woningen, of wooneenheden;
- b. kamerverhuur.
13.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1 sub a ten behoeve van het wijzigen van één woning, of wooneenheid naar twee of meerderde woningen, of wooneenheden en het toestaan van kamerverhuur, mits voldaan wordt aan de beleidsregels "Huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk - 2e wijziging 2018", dan wel diens rechtsopvolger.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Waspik Boven H. Theresiakerk, Carmelietenklooster en kloostertuin'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is voornemens om de Heilige Theresiakerk, het Carmelietenklooster en de kloostertuin aan de Carmelietenstraat te Waspik Boven te transformeren. Beoogd wordt de kerk en het klooster te transformeren naar een ontmoetings- en zorgcomplex voor dementerende ouderen. Daarmee zal de kerk weer een actief onderdeel gaan vormen van het dorp Waspik Boven. De Kloostertuin zal worden herontwikkeld ten behoeve van de realisatie van maximaal 21 grondgebonden levensloopbestendige koopwoningen.
Binnen het gehele plangebied geldt een maatschappelijke bestemming. De realisatie van zorgeenheden in de kerk en het klooster is passend binnen deze maatschappelijke bestemming. In de kloostertuin wordt echter uitsluitend voorzien in de realisatie van reguliere, grondgebonden woningen hetgeen in strijd is met de geldende beheersverordening. Om deze ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
Omdat de ontwikkeling van zorgeenheden in de kerk en het klooster niet afzonderlijk van de realisatie van de grondgebonden woningen in de kloostertuin kan worden gezien, maakt ook die ontwikkeling onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Bovendien wordt in de kerk of het klooster een beheerderswoning toegevoegd die niet direct is toegestaan op basis van de geldende beheersverordening.
Het planvoornemen voorziet concreet in de realisatie van maximaal 21 reguliere grondgebonden woningen in de kloostertuin. In de kerk en het klooster gezamenlijk zullen daarnaast 22 zorgeenheden worden gerealiseerd en wordt een beheerderswoning gerealiseerd.
1.2 Plangebied
Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend als (voormalige) gemeente Waspik, sectie O, perceelsnummers 495 en 1033. Het totale oppervlak van het plangebied is circa 9.875 m².
De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Deze bestaat globaal uit de Carmelietenstraat aan de noordzijde. De grens aan de zuidzijde bestaat uit de bestaande sportvelden. De begrenzing aan de oostzijde bestaat uit de percelen behorende bij de bebouwing aan de André Brokxstraat nr. 2 t/m 18 en het perceel behorende bij de woning aan de Carmelietenstraat 60A. Aan de westzijde bestaat de begrenzing uit het bij de H. Theresiakerk behorende kerkhof met de kenmerkende lourdesgrot en de woonpercelen van de woningen aan de Rector Gelissenstraat. Ook bevindt zich ten westen van het plangebied een openbaar gebied met jeu du boulesbanen en groen.
Figuur 1.1: Luchtfoto met begrenzing plangebied
(bron: Nationaal Georegister en ESRI Nederland, i.s.m. Kadaster)
1.3 Geldend Planologisch Regime
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in de beheersverordening 'Woonwijken (incl. kamerbewoning)', vastgesteld op 4 juli 2019. Op basis van deze beheersverordening is het plangebied bestemd als 'Maatschappelijke voorzieningen'. Een klein gedeelte aan de noordwestzijde van het plangebied is bestemd als 'Verblijfsgebied'.
Met deze bestemming worden publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen (zoals een kerk) specifiek mogelijk gemaakt. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan: sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs. Op basis van vaste jurisprudentie zijn de zorgeenheden toegestaan binnen de maatschappelijke bestemming. De ontwikkeling in de kerk en het klooster kan gezamenlijk als sociaal-medische voorzieningen worden beschouwd. Mensen met dementie met een zorgzwaartepakket 4 (beschermd wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging) zijn de bewoners van de gebouwen. Daarbij heeft de instelling de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.
Een beheerderswoning is binnen de geldende regels niet direct toegestaan.
Verder is binnen het plangebied ondergeschikte en niet-zelfstandige lichte horeca toegestaan, met de daarbij behorende: tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, straten, voet- en rijwielpaden en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De realisatie van maximaal 21 reguliere grondgebonden woningen in de kloostertuin, alsmede de realisatie van een beheerderswoning in de kerk of het klooster, is strijdig met de geldende planologische regeling. In dat kader is een herziening van het planologische regime noodzakelijk.
Figuur 1.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: Beheersverordening Woonwijken (incl. kamerbewoning) Bijlage Verbeelding deelgebied 4.20)
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst.
Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 inspraak en overleg uiteengezet.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het uitgangspunt voor het vast te stellen bestemmingsplan.
2.1 Huidige Situatie
2.1.1 Stedenbouwkundige context
In Bijlage 1 bij deze toelichting is een uitgebreide bouwhistorische verkenning met waardestelling van de H. Theresiakerk en het Carmelietenklooster opgenomen. Daarin is de stedenbouwkundige context van de Kloostertuin en bijbehorende kerk en klooster uitgebreid weergegeven.
Het dorp Waspik is onderdeel van de gemeente Waalwijk en is gelegen tussen Raamsdonk en Sprang-Capelle. Het huidige dorp vindt zijn oorsprong in de veendorpen Waspik (Waspik-Beneden) en Waspik Boven (Waspik-Zuid). Het plangebied is gelegen in Waspik Boven. In het oosten van Waspik Boven, aan de Carmelietenstraat, ligt het Carmelietenklooster met daar tegenaan gebouwd de Heilige Theresiakerk.
Figuur 2.1: Foto Kloostertuin met Kerk en klooster op de achtergrond (bron: Reliplan)
2.1.2 Huidig gebruik
De H. Theresiakerk heeft geen kerkelijk functie meer en staat leeg sinds 2012. Het Carmelietenklooster wordt op dit moment antikraak gebruikt.
Figuur 2.2: Bestaande situatie begane grond kerk en klooster (Bron: NBArchitecten)
De Kloostertuin bestaat grotendeels uit gazon en begroeiing die zich vooral aan de rand bevindt. Aan de oost- en zuidzijde wordt de tuin door middel van de begroeiing en een muur omzoomd. Aan de westzijde bevindt zich achter de begroeiing het kerkhof. In de tuin zijn drie gebouwen/schuurtjes aanwezig. Deze gebouwtjes worden niet meer gebruikt.
Aan de voorzijde van het klooster bestaat de tuin vooral uit gazon en een drietal grote bomen aan de straatkant. Dit gedeelte grenst aan de oostzijde direct aan het perceel behorende bij de woning aan Carmelietenstraat 60a en aan de westzijde direct aan de oprijlaan voor het klooster.
De voorzijde en achterzijde van de kloostertuin worden gescheiden door een kloostermuur.
De Kloostertuin wordt regelmatig bijgehouden door middel van snoeien, wat recent nog onder ecologisch toezicht is gebeurd. Momenteel heeft de tuin verder geen gebruiksfunctie.
2.2 Voorgenomen Initiatief
2.2.1 Inleiding
De beoogde ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van de kerk, het klooster en de kloostertuin aan Carmelietenstraat 60 in Waspik. Het planvoornemen is gebaseerd op het concept "De Omarming", ookwel "Het hart van Waspik Boven" genoemd. Daarmee wordt een plek bedoeld waar wonen, welzijn en zorg bij elkaar komen: Wonen in de tuin, zorg in de kerk en het klooster en welzijn in het naastgelegen schooltje.
Binnen het plangebied is sprake van een clustering van bestaande bebouwing met verschillende bouwmassa's en volumes. De kerk met haar toren is het hoogste element en in oostelijke richting neemt de bouwhoogte ter plaatse van het klooster af. Het planvoornemen voorziet in een duurzame en toekomstbestendige herinvuling van de kerk en het klooster in combinatie met de realisatie van grondgebonden woningen ten oosten van het klooster. Daarmee wordt een extra trede toegevoegd aan de afname in bouwhoogte waardoor er sprake is van een geleidelijkere overgang naar minder stedelijk gebied.
2.2.2 Nieuwbouw en openbare ruimte Kloostertuin
Het planvoornemen bestaat ter plaatse van de kloostertuin uit de realisatie van maximaal 21 grondgebonden, levensloopbestendige koopwoningen. De kloostertuin wordt in dat kader helemaal opnieuw ingericht waarbij de 3 vervallen gebouwtjes worden gesloopt en bomen en struiken worden gerooid. Daar waar mogelijk worden bomen ingepast.
Het hier te ontwikkelen gebied wordt "Theresiahof" genoemd, omdat de woningen zich bevinden rondom een gezamenlijk hof. De woningen zijn dan ook zoveel mogelijk aan de randen van de tuin gesitueerd en de achtertuinen zijn bewust klein gehouden. Hierdoor ontstaat aan de voorzijde van de woningen meer ruimte waardoor de hof-ervaring mogelijk wordt. De ruimte in het hof betreft geen privé-ruimte maar is echt bedoeld om actie en interactie tussen bewoners, zorgbewoners en omwonenden tot stand te brengen. Het openbare hof krijgt een groene inrichting waar water kan infiltreren en waar verschillende inheemse plantensoorten worden aangeplant die bijdragen aan de versterking van de biodiversiteit.
De nieuwe woningen worden dus ten oosten van de kerk en het klooster gerealiseerd in de kloostertuin. Met de nieuwe inrichting blijft de kerk op de voorgrond staan wat ook de bedoeling was van de oorspronkelijk architect.
Er worden verschillende typologiëen woningen gerealiseerd, namelijk patiowoningen, rijenwoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Alle woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd.
De woningen worden zo gesitueerd, dat er in het hof een divers beeld ontstaat zonder eentonige gevels of massa's. Hierdoor is elke woning individueel herkenbaar en ontstaat er een willekeurigheid passend bij een dorp. De architectuur van de nieuwe woningen zal daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij de architectuur van het klooster met haar sobere detailering.
De patiowoningen hebben allen een eigen parkeerplaats met oprit en de aaneengebouwde en geschakelde woningen hebben een gedeelde parkeerplaats.
In het gebied wordt naast parkeren op de oprit ook een gezamenlijke parkeerplaats in de vorm van een parkeerkoffer voorzien. Achter het klooster is een openbare parkeerkoffer voorzien. Daarmee wordt ruimte in het plan gecreërd om het zicht op het klooster te handhaven. Ook de klokkentoren is vanuit elke plek in het hof te zien.
Rondom het hof is de ontsluitingsweg gerealiseerd waardoor alle woningen in het hof bij calamiteiten goed bereikbaar zijn.
Figuur 2.3: CONCEPT nieuwe situatie Kloostertuin + Stedenbouwkundig plan (bron: NBArchitecten, juni 2022)
Figuur 2.4: CONCEPT Impressie entree van het gebied (bron: NBArchitecten, dec. 2021)
Figuur 2.5: CONCEPT Impressie bebouwing en groen hof (bron: NBArchitecten, dec. 2021)
2.2.3 Transformatie Kerk en Carmelietenklooster
Invulling Kerk en Klooster
In de kerk en het klooster zullen 22 woonzorgeenheden en een beheerderswoning worden gerealiseerd op basis van het woonconcept "Het Andere Wonen". Dat concept gaat uit van het principe om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Met dit concept richt men zich op een alternatieve woonvorm met zorg voor mensen met geheugenproblematiek en/of aanverwante zorgvragen.
Met het woonconcept wordt beoogd meer focus te leggen op eigen regie, zorg op maat, kwaliteit en veiligheidheid voor de bewoners. Binnen het concept is sprake van kleinschalige woonclusters waarbij een cluster, naast de beheerderswoning, bestaat uit maximaal 22 volwaardige appartementen en een of twee gemeenschappelijke ruimten voor activiteiten en ontmoetingen. Naast persoonlijke zorg worden ook services, diensten en activiteiten aangeboden om het welzijn van de bewoners te bevorderen. De vestiging wordt daarbij beheerd door een ondernemerspaar dat ook in de vestiging woont. Het ondernemerspaar is daardoor 24/7 aanwezig in het cluster en leeft echt samen met de bewoners. Daardoor kunnen zij de kwaliteit van de zorg waarborgen en zorgdragen voor zorg op maat. Het is nog niet bekend waar de beheerderswoning precies is voorzien maar deze zal in ieder geval in de kerk of het klooster worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI (vastgesteld 11 september 2020), loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productie en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
- Beperken van klimaatverandering.
- Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
De prioriteiten van de overheid worden uiteindelijk omgezet naar beleidskeuzes. De volgende beleidskeuzes zijn relevant voor dit project:
- Realiseren van de opgave van duurzame energie met oog voor de omgevingskwaliteit.
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
- Overheden investeren in een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving in steden en regio's.
- Verbeteren balans tussen het landgebruik en de kwaliteit van landschap (natuurlijke systemen).
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
Toetsing
Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeterd. Waspik Boven is aangewezen als stedelijke gebied.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 21 nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast voorziet het planvoornemen in de realisatie van 22 zorgeenheden en een beheerderswoning binnen de bestaande kerk en het klooster. Met de realisatie van de nieuwe woningen in een hof-structuur wordt beoogd een prettige en veilige leefomgeving te realiseren met ruimte voor ontmoeting (zie paragraaf 2.2.2), groen en de opvang van water (zie paragraaf 4.4). Bovendien is de locatie per auto goed bereikbaar.
In deze toelichting wordt aangetoond dat het planvoornemen voorziet in een actuele behoefte 3.1.2) en dat er sprake zal zijn van een veilige (zie paragraaf 4.5 en 4.12) en gezonde (zie o.a. paragraaf 4.6 en 4.7) leefomgeving.
Het Rijksbeleid is verwerkt in het beleid van de provinciale en gemeentelijke overheid. In de paragrafen 3.2 en 3.3 wordt daar nader op ingegaan.
3.1.2 Bro en Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Bestaand stedelijk gebied
In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De voorliggende locatie ligt in het bestaand stedelijk gebied.
Het planvoornemen voorziet in maximaal 21 grondgebonden, levensloopbestendige koopwoningen rondom een gezamenlijk hof. Daarnaast zijn 22 zorgeenheden en 1 beheerderswoning voorzien in de kerk en het klooster. De behoefte aan die eenheden hoeft in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden onderbouwd aangezien de zorgeenheden al zijn toegestaan binnen de geldende bestemming. De zorgwoningen zijn passend binnen de geldende bestemming aangezien het niet gaat om reguliere woningen, aangezien:
- bewoners enkel in de zorgappartementen kunnen gaan wonen indien er sprake is van een zorgindicatie waarmee zij ook in een verzorgingtehuis terecht kunnen. Een 'gezonde' partner mag meeverhuizen, maar op het moment dat ed bewoner met de indicatie overlijdt, zal de gezonde partner op zoek moeten naar andere huisvesting;
- de locatie voor de zorgwonigen ook op basis van dit bestemmingsplan een maatschappelijke bestemming krijgt. Het regulier verkopen/verhuren van de zorgeenheden is dus strijdig met dit bestemmingsplan.
Het prgramma van dit bestemmingsplan bestaat dus uit:
- 21 grondgebonden, levensloopbestendige koopwoningen in de kloostertuin;
- 1 beheerderswoning in de kerk;
- 22 zorgeenheden in de kerk.
Op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing wordt de behoefte in deze paragraaf alsnog aangetoond.
Stedelijke ontwikkeling
De geldende beheersverordening is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het geldende bestemmingsplan maakt geen woningen mogelijk. In dit geval worden in totaal maximaal 21 woningen mogelijk gemaakt. Met beheerderswoning worden er in totaal 22 woningen mogelijk gemaakt. Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Daarom is hierna de woningbehoefte beschreven.
Beschrijving woningbehoefte
De relevante regio voor wonen is Hart van Brabant.
Figuur 3.1: Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)
Figuur 3.2: Woningbouwopgave 2019-2028 (Tabel pagina 15 uit Perspectief op Wonen)
Hieruit blijkt dat er voor de korte termijn (2021 t/m 2030) behoefte is aan 21.490 woningen voor de regio Midden-Brabant. De totale plancapaciteit in de regio Midden-Brabant bedraagt 22.824 woningen. Dat is meer dan de provinciale prognose, maar met 106% ten opzichte van de prognose ligt het lager dan de richtlijn van 130% voor de komende 10 jaar. Er is dus nog ruim voldoende ruimte om plannen toe te voegen.
In de regionale programmering is opgenomen dat de gemeente Waalwijk kan voorzien in 2.045 woningen. De realisatie van ten hoogste 22 reguliere woningen past binnen de benodigde capaciteit voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Waalwijk.
In de periode 2021 tot en met 2030 wordt in het woningbouwprogramma van de gemeente Waalwijk voorzien in 1.048 woningen (harde plancapaciteit). Onderhavige locatie is daarin nog niet opgenomen. Het programma biedt echter nog ruimte, waardoor de toevoeging van maximaal 22 levensloopbestendige woningen past binnen de woningbehoefte voor de gemeente Waalwijk.
De provincie verwacht in haar Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (Actualisering 2020) dat het aantal woningen in Waalwijk van 21.950 in 2020 zal toenemen naar 23.995 in 2030.
Onderstaande tabel is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.
Figuur 3.3: Indicatie toename woningvoorraad per gemeente, 2020 –2040
Er zijn per 1 januari 2021 21.986 woningen (bron CBS). Dat betekent dat er tot 2030 een jaarlijkse behoefte is van 200 woningen. In de periode 2030-2035 is de jaarlijkse behoefte gemiddeld 164 woningen. Dat betekent dat er in de planperiode (2022-2031) behoefte is aan 1.964 woningen.
In de Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage2020/2021 staat dat er in de regio Midden-Brabant in de periode 2020-2030 nog 23.950 woningen nodig zijn en er slechts harde plancapaciteit is voor 6.750 woningen.
Figuur 3.4: Woningbouwcapaciteit en opgaven
Kwalitatieve behoeften
Het plan is enerzijds gericht op levensloopbestendige woningen die geschikt zijn voor wonen met de mogelijkheid voor zorg (die naar behoefte kan worden afgenomen bij de zorginstelling in de kerk en het klooster). Anderzijds is het plan gericht op de realisatie van zorgeenheden. Het toevoegen van huisvesting voor deze doelgroepen, doelgroepen die zorg nodig hebben, maar thuis willen wonen, en doelgroepen die niet meer zelfstandig kunnen wonen, past binnen de uitgangspunten van de gemeentelijke Woonvisie 2020.
In september 2020 is de Woonvisie 2020 vastgesteld. De eerste stap daarin was de uitvoering van een Kwalitatief woningbehoefte onderzoek in 2018 waaraan bijna 2.500 huishoudens uit Waalwijk hebben meegedaan. De uitkomst van het onderzoek onderstreept het belang van ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, betaalbaarheid, aandacht voor bijzondere doelgroepen op de woningmarkt, wonen en zorg en flexibiliteit in de woningbouwprogramma's. Ook wordt aandacht gevraagd voor wonen en zorg, gelet op de vergrijzing.
Uit de Woonvisie 2020 (zie ook paragraaf 3.3.3) blijkt dat er nog steeds sprake is van een woningtekort binnen de gemeente Waalwijk. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen.
De voor dit plan relevante algemene hoofdlijnen van de visie voor de komende tien jaar zijn:
- Plannen moeten voorzien in de actuele behoefte en moeten aansluiten bij de lange termijn vraag.
- Het transformeren of herstructureren van leegstaand of leegkomend vastgoed heeft de voorkeur.
- Initiatieven waarbij een woonproduct wordt aangeboden dat nog niet of nauwelijks aanwezig is, maar waar wel aantoonbaar vraag naar is, krijgen de voorkeur.
- Streven naar 25% sociale huurwoningen en een goede spreiding. Bij (her)ontwikkelingen in wijken met een hoog aandeel sociale huurwoningen kan van deze uitgangspunten worden afgeweken.
- Woningen in de middenhuur (bij voorkeur lage middenhuur) toevoegen.
- Het aanbod middeldure en dure woningen vergroten, om doorstroming te bevorderen.
Hoofdlijnen voor de invulling van de visie op wonen en zorg voor de komende 10 jaar zijn:
- Bij alle nieuwbouwontwikkelingen bekijkt de gemeente de mogelijkheid van het ontwikkelen van levensloopgeschikte woningen voor senioren.
- De gemeente blijft particuliere woningverbetering stimuleren met de Stimuleringslening Toekomstgericht wonen.
- Samen met stakeholders en gemeenten in de regio de behoefte aan verschillende vormen van begeleid wonen onderzoeken.
- Waarderen en stimuleren van kansrijke, kwalitatieve pilots met nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.
- Stakeholders vragen om bij de ontwikkeling van woningen aandacht te besteden aan flexibel bouwen.
- Woningbouwplannen moeten een kwaliteitsverbetering voor de omgeving van de betreffende locatie met zich meebrengen.
De doelgroep die behoefte heeft aan levensloopbestendige woningen en zorg nodig heeft neemt naar verwachting fors toe, gelet op de vergrijzing. Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg op een transformatielocatie. De doelgroep voor de nieuwe woningen bestaat voornamelijk uit senioren. De meerwaarde van het planvoornemen bestaat uit het feit dat de bewoners van de seniorenwoningen, bij afnemende gezondheid, een makkelijke overstap kunnen maken naar de zorgeenheden in de kerk of het klooster. Daarbij blijven zij dus in hun vertrouwde leefomgeving.
Conclusie woningbehoefte
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 22 nieuwe woningen en 22 zorgeenheden. De zorgeenheden en de beheerderswoning zijn voorzien in de bestaande kerk en het klooster. Daarmee wordt aangesloten op de voorkeur voor het transformeren van bestaand vastgoed.
Er zijn nog onvoldoende harde plannen en er is sprake van een grote woningbehoefte. In de afgelopen tien jaar is veel veranderd. Vooral de groep senioren groeit hard. Er is grote vraag naar gelijkvloers wonen. Het planvoornemen voorziet in realisatie van levensloopbestendige woningen voor die specifieke doelgroep.
Daarnaast is er, gelet op de vergrijzing, een steeds groter wordende behoefte aan nieuwe vormen van wonen waarbij de mogelijkheid bestaat om, naar behoefte, zorg in te kopen. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van dergelijke woningen. Bovendien voorziet het planvoornemen in een nieuwe vorm van wonen waarbij de overstap naar een zorgwoning eenvoudig te maken is zonder de vertrouwde leefomgeving te verlaten.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050.
De provincie heeft de volgende kernwaarden geformuleerd die leidend zijn:
- we gaan voor meerwaarde-creatie;
- we gaan voor technische én sociale innovatie;
- we gaan kwaliteit boven kwantiteit;
- we gaan voor steeds beter;
- we gaan voor proactief en preventief boven gevolgbeperking en herstel.
Naast de basisopgave, werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit, worden vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
- Werken aan de Brabantse energietransitie;
- Werken aan een klimaatproof Brabant;
- Werken aan de slimme netwerkstad;
- Werken aan een concurrerende, duurzame economie.
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling gaat uit van transformatie van een Rijksmonument ten behoeve van de realisatie van maximaal 22 zorgeenheden en een beheerderswoning in combinatie met de realisatie van maximaal 21 grondgebonden woningen. De nieuwe woningen zullen in ieder geval voldoen aan de actuale wet- en regelgeving ten aanzien van bouwen. Daardoor zullen zij voldoen aan de geldende duurzaamheidseisen en worden ze gasloos uitgevoerd. Gestreefd wordt echter naar verdergaande duurzaamheidsmaatregelen zoals "nul-op-de-meter". Alle nieuwbouw woningen zullen worden voorzien van zonnepanelen. De nieuwe woningen zullen worden voorzien van een luchtwaterwarmtepomp en zullen minimaal voldoen aan BENG.
Door deze transformatie kunnen de monumentale panden, de kerk en het klooster, op een duurzame en toekomstbestendige manier in stand worden gehouden. De locatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De beoogde functies passen in dit gebied en zijn van toegevoegde waarde. De kwaliteit van het gebied verbetert aangezien de huidige kloostertuin een achterstallig onderhoudsniveau kent, het gebied openbaar wordt gemaakt en een invulling krijgt met woningen rondom een hof. Bovendien is de kloostertuin gelegen binnen bestaand bebouwd gebied maar niet als zodanig ingericht. Het planvoornemen voorziet in een stedelijke invulling van de tuin met respect voor en in samenhang met de transformatie van de cultuurhistorisch waardevolle objecten in de directe omgeving. Hiermee wordt tevens de uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorkomen.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcudeerd dat er is sprake van duurzame verstedelijking uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik. De omgevingskwaliteit verbetert en er wordt onderzocht hoe het planvoornemen een bijdrage kan leveren aan de duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen van het Rijk en de provincie. De beoogde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
3.2.2 Interim omgevingsverordening
De Interim omgevingsverordening (hierna: Iov) is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019. De laatste geconsolideerde versie van de Iov dateert van 8 december 2020. De Iov vervangt een aantal provinciale verordeningen:
- provinciale milieuverordening
- verordening natuurbescherming
- verordening ontgrondingen
- verordening ruimte
- verordening water
- verordening wegen
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
- Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
- Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Het plangebied is een 'Landelijke kern' binnen het werkingsgebied 'Stedelijk gebied'. Hiervoor zijn rechtstreekse regels van toepassing.
Figuur 3.5: Kaart "Instructieregels gemeente: Stedelijke ontwikkeling en erfgoed", Interim Omgevingsverordening
Toetsing
Het plangebied is aangeduid als 'Landelijke kern' binnen 'Stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Regels voor stedelijke ontwikkeling
De regels voor stedelijke ontwikkeling zijn vastgelegd in artikel 3.42 van de IOV:
1. Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
- a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
- b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
2. Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
- a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
- b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
- c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
- d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
- e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
- f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
3. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen op een bedrijventerrein, bevat het bestemmingsplan regels over:
- a. een bij de aard van het bedrijventerrein en de toe te laten functies passende kavelomvang;
- b. het beperken van ontwikkelingen die een effectief gebruik van het bedrijventerrein beperken, waaronder:
- 1. bedrijfswoningen;
- 2. bedrijven die doelmatig gevestigd kunnen worden in gemengde gebieden tenzij deze bedrijven concept-versterkend werken en geclusterd worden;
- 3. voorzieningen die gelet op hun publieksaantrekkende werking thuishoren in centrumgebieden tenzij deze concept-versterkend werken en geclusterd worden.
Toetsing aan artikel 3.42
Ad 1a: Voor wat betreft de regionale afspraken wordt verwezen naar paragraaf 1.9 (Ladder voor duurzame ontwikkeling). Hierin is met name inzicht verschaft in de ambitie voor het bestaand stedelijk gebied. Dat komt neer op het beschermen van de leefbaarheid in de kernen en eventuele herstructurering aan de hand van de ladder van duurzame verstedelijking. Het planvoornemen voorziet daarin.
Ad 1b:
Het planvoornemen voorziet in het hergebruik van een reeds bestaand gebouw en is daarmee een goed voorbeeld van een duurzame ontwikkeling. Door de nieuwbouw en transformatie kan het monumentale pand in stand worden gehouden. Uit deze toelichting zal verder blijken dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.
Ad 2a: Uit hoofdstuk 4 van deze toelichting blijkt dat het planvoornemen bijdraagt aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving.
Ad 2b: Het plangebied bestaat uit een verouderd stedelijk gebied. Dit gebied wordt met het planvoornemen kwalitatief geoptimaliseerd door nieuwe functies toe te voegen en nieuwbouw te realiseren die past in de omgeving. Met de nieuwe functies en nieuwbouw wordt de duurzame instandhouding van een rijksmonument gewaarborgd.
Ad 2c: De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen worden voorzien van zonnepanelen voor het opwekken van duurzame energie.
Ad 2d: Zie ook paragraaf 3.1.2. In het kader van het planvoornemen worden mogelijkheden onderzocht voor het omgaan met de gevolgen van de klimaatverandering en tegengaan van onder andere hittestress. Bij de inrichting van het plangebied wordt zo min mogelijk verharding aangelegd in de openbare ruimte waardoor water kan worden opgevangen en ter plaatse kan infiltreren. Daarbij wordt gedacht aan de realisatie van parkeerkoffers met grastegels en groene daken maar ook aan de realisatie van een wadi. Daarmee wordt enerzijds hittestress voorkomen en anderzijds wordt voldaan aan de eisen van het waterschap en de gemeente Waalwijk.
In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 6.2.5 onder b). Daarmee wordt in ieder geval zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn.
Ad 2e: De verkeersgeneratie en parkeerbehoefte is in dit bestemmingsplan uitgebreid onderzocht, zie ook paragraaf 4.1.3. Daaruit kan worden geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerde en het extra verkeer goed en veilig kan worden afgewikkeld. Deelmobiliteit is binnen dit plan en binnen het beleid van de gemeente Waalwijk niet meegenomen. Indien in de praktijk blijkt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn, zullen parkeerplaatsen worden omgezet naar groenvoorzieningen en/of ruimte voor extra waterbuffercapaciteit. Het gebruik van elektrische auto's wordt gestimuleerd door de aanleg van laadpalen. Daarnaast is elke woning voorzien van een bergruimte waar fietsen kunnen worden gestald zodat de bewoners te alle tijde gebruik kunnen maken van de fiets.
Ad 2f: Het planvoornemen voorziet in de actuele behoefte aan levensloopbestendige woningen in combinatie met de realisatie van zorgeenheden met een beheerderswoning in de kerk en het klooster.
Bovendien voorziet het planvoornemen in een nieuwe vorm van wonen waarbij de overstap naar een zorgwoning eenvoudig te maken is zonder de vertrouwde leefomgeving te verlaten. Zie ook paragraaf 3.3.3.
Ad 3: De realisatie van een bedrijventerrein is niet van toepassing.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Strategische visie Waalwijk 2025
De 'Strategische visie Waalwijk 2025 - Samen werken aan de toekomst' (vastgesteld september 2017) bevat de strategische hoofdlijnen voor besluitvorming, beleid en projecten tot 2025. De gemeente Waalwijk streeft ernaar te fungeren als stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van De Langstraat en Midden-Brabant.
Hierbij staan de volgende ambities centraal, Waalwijk is:
- een aantrekkelijke gemeente om te wonen, werken, leren en ondernemen; een plek waar kinderen in een fijne omgeving veilige kunnen opgroeien;
- centrum van schoen- en lederontwikkeling in Nederland;
- duurzaam regionaal werkgelegenheidscentrum met een gezonde balans tussen woon- en leefklimaat van de gemeente ten zuiden van de A59, en de economische ontwikkelingen op de bedrijventerreinen Havens aan de noordkant; en:
- de inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties zijn eigenaar van de Waalwijkse samenleving, waarbij vertrouwen en verantwoordelijkheid de uitganspunten zijn.
Voor het plangebied relevante doelstellingen:
- Een bescheiden groei van de woningvoorraad gericht op de opvang van de eigen behoefte en vergroting van de verscheidenheid in het woningaanbod.
- Inbreiding gaat voor uitbreiding. Open en groene locaties in bestaand bebouwd gebied zoveel mogelijk behouden.
- Experimenteren in nieuwe leefomgevingen maar ook in samenwerkingsprocessen.
- Kiezen voor duurzaamheid en duurzame successen.
Toetsing
De ontwikkeling betreft nieuwbouw ten behoeve van woningen rondom een monument. Daarnaast worden zorgeenheden en een beheerderswoning in de kerk en het klooster gerealiseerd.
De nieuwbouw wordt vormgegeven met respect en behoud van de cultuurhistorische waarden (zie paragraaf 2.2.2) en maakt de transformatie van het monument financieel mogelijk. De beoogde bouwmassa's reageren op de omgeving, de vorm van de kloostertuin en de bestaande bouwhoogte van de kerk. De invulling wordt daarmee optimaal stedenbouwkundig en ruimtelijk ingepast. Hierdoor wordt de woonomgeving ter plaatse aantrekkelijker. Er worden nieuwe woningen en zorgeenheden gebouwd die minimaal zullen voldoen aan de geldende duurzaamheidseisen. De nieuwe woningen zullen minimaal voldoen aan BENG en zullen voorzien worden van zonnepanelen en luchtwaterwarmtepompen. Daarmee wordt de kwaliteit van de woningvoorraad verbeterd.
Het planvoornemen voorziet verder in verschillende typologiëen binnen een levensloopbestendige woningaanbod. Zo worden er patiowoningen gerealiseerd maar zijn ook twee-onder-een-kapwoningen en rijenwoningen voorzien. Bovendien voorziet het planvoornemen in de realisatie van zorgeenheden en een beheerderswoning binnen bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De aangeboden diversiteit aan woningen is dan ook groot. Met de beoogde (zorg)woningen worden woningen aangeboden die de doorstroming van senioren stimuleert. Hierdoor zal ruimte ontstaan voor jongeren om in Waspik Boven een woning te kopen. Het planvoornemen voorziet daarmee in een bescheiden groei van de woningvoorraad in Waspik Boven voor eigen behoefte.
De nieuwe grondgebonden woningen worden gerealiseerd in de kloostertuin, een open plek binnen bestaand bebouwd gebied. Hier is dus sprake van inbreiding. Het groen in de tuin die in de huidige situatie niet openbaar toegankelijk en beleefbaar is wordt hiervoor opgeofferd. Hier staat echter tegenover dat het gebied grotendeels openbaar toegankelijk wordt (het hof) en dat de cultuurhistorische waarden van de kerk en het klooster gehandhaafd blijven.
Het planvoornemen kan ook worden gezien als de ontwikkeling van een nieuwe leefomgeving. De doelgroep voor de levensloopbestendige woningen bestaat uit senioren. De mogelijkheid bestaat om, in samenwerking met de zorginstelling die in de kerk en het klooster zal worden gehuisvest, naar behoefte zorg in te kopen. Daarnaast bestaat de meerwaarde van het planvoornemen uit het feit dat de bewoners van de seniorenwoningen, bij afnemende gezondheid, een makkelijke overstap kunnen maken naar de zorgeenheden in de kerk of het klooster. Daarbij blijven zij dus in hun vertrouwde leefomgeving.
Ten aanzien van duurzaamheid zullen de nieuwe woningen in ieder geval voldoen aan de actuale wet- en regelgeving ten aanzien van bouwen. Zij zullen minimaal voldoen aan BENG en worden voorzien van zonnepanelen en luchtwaterwarmtepompen. Daardoor zullen zij voldoen aan de geldende duurzaamheidseisen en worden ze gasloos uitgevoerd. Gestreefd wordt echter naar verdergaande duurzaamheidsmaatregelen zoals "nul-op-de-meter". Of dit mogelijk en haalbaar is, zal duidelijk zijn zodra de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden ingediend.
Gezien het bovenstaande draagt het planvoornemen bij aan de centrale doelstellingen van de Strategische visie Waalwijk 2025.
3.3.2 Structuurvisie Waalwijk
De structuurvisie is vastgesteld in februari 2016. De basis voor deze structuurvisie is de strategische visie (2010) en de in grote lijnen opgestelde structuurvisie uit 2013. Het doel van deze structuurvisie is een samenhangend ruimtelijk beleid met een uitgewerkte visie voor 2025 en die de ambities weergeeft voor 2035. De integrale structuurvisiekaart is weergegeven in figuur 3.6. De ambitie van de gemeente is hierbij als volgt geformuleerd: Waalwijk is een stedelijk knooppunt in de regionale netwerken van Midden-Brabant, met lokaal een krachtige economische functie en karakteristieke kernen in een unieke landschappelijke omgeving. De visies waar in de structuurvisie op wordt gestuurd zijn:
- Ondergrond;
- Netwerken;
- Wonen;
- Werken;
- Voorzieningen.
Door deze ambities heen loopt het thema duurzaamheid. Hierbij wordt ingegaan op duurzaamheid in het algemeen, milieu, energie, erfgoed en sociaal. Tenslotte zijn, om de juiste keuze voor 2025 te maken, de volgende principes geformuleerd:
- Waarden ondergrond behouden en versterken;
- Bereikbaarheid netwerk optimaliseren;
- Vraaggericht functies versterken met kwaliteit.
Figuur 3.6: Structuurvisie Waalwijk 2025 (Bron: Gemeente Waalwijk, 2016)
Vanuit de leidende principes zijn speerpunten van beleid opgesteld. Uit de speerpunten volgen inhoudelijke projecten en werkzaamheden waarbij de gemeente procesmatig kiest voor een bepaalde rol. De structuurvisie is opgebouwd uit drie delen. Deel A gaat in op het beleid op hoofdlijnen, deel B betreft de onderbouwing van de visie en deel C is de uitvoeringsparagraaf. De ambities zijn gevisualiseerd in de visiekaart.
Het thema duurzaamheid loopt als een ‘ladder’ integraal door alle ambities heen en is daarom apart uitgewerkt in de structuurvisie. Aan deze ‘duurzaamheidsladder’ zijn ook een aantal specifieke onderwerpen gekoppeld: milieu, energie, erfgoed en sociaal. Duurzaamheid is voor de gemeente een algemeen leidend principe. De gemeente beschouwt het als haar plicht om de ontwikkeling van de huidige generatie te bevorderen, maar daarbij de ontwikkeling van de generaties na ons niet te belemmeren door de impact van onze huidige activiteiten en keuzes.
De structurele veranderingen in de samenleving, met name de bevolkingssamenstelling maar ook klimaatveranderingen zorgen ervoor dat het nodig is de bestaande woongebieden onder de loep te nemen en waar nodig vraaggericht te herstructureren. De komende jaren wordt voor Waalwijk nog een lichte groei voorspeld. Op termijn wijzen de demografische ontwikkelingen echter ook voor Waalwijk op krimp. Bij herstructurering ligt de nadruk op kwaliteit in plaats van kwantiteit met bijzondere aandacht voor speciale groepen. Kwaliteit van wonen is variatie, keuzevrijheid en een prettige woonomgeving.
Vraaggericht wil zeggen dat sprake moet zijn van bouwen voor de échte vraag in de markt, welke blijkt uit (regionaal) onderzoek. Essentieel daarbij is de afstemming van kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogramma’s in overleg met de regiogemeenten en de provincie Noord-Brabant. Vraaggericht betekent ook ‘voor iedereen een thuis’. Groepen die specifieke aandacht vragen zijn:
- Ouderen en mensen met een zorgvraag. De juiste woningen en een passende woonomgeving waar nodig gecombineerd met zorg. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke maar ook om geestelijke zorg.
- Lagere en middeninkomens. Betaalbare koop en/of bereikbare huur.
- Starters. Instap in de koopmarkt, mede met het oog op beweging in de (koop)markt.
- Arbeidsmigranten. Voldoende toereikende woonvoorzieningen. Dit onderwerp wordt regionaal verder uitgewerkt in een Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten en is lokaal uitgewerkt in de beleidsnota Huisvesting van arbeidsmigranten.
Voor de woningvoorraad kan herstructurering betekenen aanpassing van bestaande (woon)gebouwen of inbreidingslocaties met als resultaat een gerichte ontwikkeling van de woningvoorraad voor de volgende doelgroepen:
- meer kleinere woningen voor bijvoorbeeld ouderen en jongeren;
- levensloopbestendige woningen;
- focus op woonlasten via energiebesparende maatregelen;
- realiseren van op maat gesneden woon-, zorg-, welzijns- en dienstverleningsarrangementen voor de groeiende groep zorgbehoevenden.
Gerichte verdichting, oftewel inbreiding, is in ieder geval wenselijk in combinatie met versterking van de omgevingskwaliteit. Om de bestaande woongebieden met variatie te herstructureren is de volgende thematisering van belang:
- Kleinstedelijk: kern Waalwijk en Landgoed Driessen
- Karakteristiek: dorpskernen Waspik en Sprang-Capelle
- Gemengd: oude bebouwingslinten
Toetsing
Het plangebied is gelegen in een op de visiekaart aangeduid dorps woonmilieu. Op hoofdlijnen richt het woonbeleid zich in deze gebieden op het waarborgen van diversiteit in de woonomgeving met kleinstedelijke en dorpse kernen afgestemd op de regionale en lokale behoefte. De leefbaarheid in alle woongebieden dient te worden beschermd. Bestaande woongebieden moeten derhalve afhankelijk van de vraag worden geherstructureerd volgens de principes van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van zorgeenheden in de kerk en het klooster in combinatie met de herstructurering van de Kloostertuin ten behoeve van de realisatie van grondgebonden levensloopbestendige woningen. De grondgebonden woningen voorzien in de realisatie van woningen voor een doelgroep waar, op basis van de structuurvisie, aantoonbaar behoefte aan is: Levensloopbestendige woningen. De beoogde woningen zijn geschikt zijn voor ouderen die zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Naast dat voor deze specifieke doelgroep wordt gebouwd, wordt direct ook invulling gegeven aan de benoemde herstructureringsopgave. Door de ontwikkeling van een gezamenlijk hof - een ontmoetingsplek - krijgt de kloostertuin de oorspronkelijke gebruiksfunctie terug.
In de kerk en het klooster worden zorgeenheden gerealiseerd. Dit sluit concreet aan bij de behoefte aan op maat gesneden zorgarrangementen voor de groeiende groep zorgbehoevenden. De zorgeenheden zijn bedoeld voor mensen met geheugenproblemen, een groep mensen die helaas steeds groter wordt in Nederland.
Aanvullend op de beleidsuitgangspunten is in de structuurvisie de duurzaamheidsladder geïntroduceerd door de gemeente Waalwijk. Om het belang dat de gemeente hecht aan het aspect duurzaamheid beter te benadrukken en te concretiseren dient bij ruimtelijke ontwikkelingen vooraf te worden voldaan aan principes van de duurzaamheidsladder. Deze houden in dat:
- 1. Voor aanvang van ruimtelijke ontwikkelingen dient bij woningbouwprojecten te zijn geconcretiseerd welke duurzame maatregelen worden genomen (waar mogelijk via de methode van de zogenaamde Gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR).
- 2. Dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik volgens zowel de landelijke als de lokale (bij voorzieningen) ladder voor duurzame verstedelijking.
- 3. Er sprake is van het behouden of versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
- 4. De investering financieel verantwoord is.
Bij onderhavig ontwikkelingsplan worden de nieuwe grondgebonden woningen bijna energieneutraal ontwikkeld. De woningen zullen minimaal BENG worden uitgevoerd en worden voorzien van luchtwaterwarmtepompen en zonnepanelen. Bovendien worden de woningen gebouwd met duurzame materialen. Er zal sprake zijn van een lage temperatuurverwarming waardoor de woningen energiezuiniger zijn. Tot slot wordt er natuurinclusief gebouwd door de realisatie van nestkasten in de woningen en wordt bij de inrichting van de openbare ruimte rekening gehouden met het stimuleren van biodiversiteit.
Door deze transformatie kunnen de Rijksmonumentale panden, de kerk en het klooster, op een duurzame en toekomstbestendige manier in stand worden gehouden. De beoogde functies passen binnen het bestaand stedelijk gebied en zijn van toegevoegde waarde. De kwaliteit van het gebied verbetert aangezien de huidige kloostertuin een achterstallig onderhoudsniveau kent, het gebied openbaar wordt gemaakt en een invulling krijgt met woningen rondom een hof. Bovendien is de kloostertuin gelegen binnen bestaand bebouwd gebied maar niet als zodanig ingericht. Het planvoornemen voorziet in een stedelijke invulling van de tuin met respect voor en in samenhang met de transformatie van de cultuurhistorisch waardevolle objecten in de directe omgeving. Hiermee wordt tevens de uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorkomen.
De hoogte van de Kwaliteitsverbetering is vastgelegd in de anterieure overeenkomst tussen ontwikkelaar en gemeente. Ontwikkelaar heeft verklaart de kwaliteitsverbetering in te zetten voor restauratie van cultuurhistorisch waardevolle rijksmonumentale kerk en klooster.
Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking zoals reeds is beschreven in paragraaf 3.1.2.
Tot slot wordt in 6.1 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hiermee wordt voldaan aan de aanvullende principes zoals geformuleerd in de duurzaamheidsladder.
3.3.3 Woonvisie 2020 Gemeente Waalwijk
De Woonvisie 2020 is door de gemeenteraad van Waalwijk d.d. 17 september 2020 vastgesteld. De volgende drie hoofdthema's vormen het hart van deze Woonvisie:
- a. Betaalbaarheid
- b. Wonen en zorg
- c. Leefbaarheid en duurzaamheid
Daarbij gelden de volgende doelstellingen:
Ad a. Van belang is dat iedereen kan wonen in een woning die qua woningtype en prijsklasse past bij zijn/haar huishouden en inkomen.
Ad b. Voor alle inwoners is er een geschikte woning en woonomgeving, waar zorg geleverd kan worden en waar een sterke sociale structuur is.
Ad c. Alle inwoners wonen in aantrekkelijke en toekomstbestendige woonmilieus.
De voor dit plan relevante algemene hoofdlijnen van de visie voor de komende tien jaar zijn:
- In het uitvoeringsprogramma is aangegeven waar plannen aan getoetst worden, o.a.:
- 1. Plannen moeten voorzien in de actuele behoefte en moeten aansluiten bij de lange termijn vraag.
- 2. Het transformeren of herstructureren van leegstaand of leegkomend vastgoed heeft de voorkeur.
- 3. Initiatieven waarbij een woonproduct wordt aangeboden dat nog niet of nauwelijks aanwezig is in onze woningmarkt, maar waar wel aantoonbaar vraag naar is, krijgen de voorkeur.
- Streven naar 25% sociale huurwoningen en een goede spreiding. Bij de (her)ontwikkeling van grotere locaties gelden in principe de volgende uitgangspunten ten aanzien van sociale huurwoningen:
- 1. Ontwikkeling van 35 tot 70 woningen: minimaal 20% daarvan sociale huurwoningen
- 2. Ontwikkeling van 70 tot 100 woningen: minimaal 25% daarvan woningen
- 3. Ontwikkeling van 100 woningen of meer: minimaal 30% daarvan sociale huurwoningen
- Onderzoeken en stimuleren van de mogelijkheid om kleine (tijdelijke) woonvormen, innovatieve woonconcepten en/of creatieve woonvormen te realiseren die passen bij de behoeften van starters, mensen met een middeninkomen, senioren en/of spoedzoekers.
- Het vergroten van het aanbod middeldure en dure woningen, om doorstroming te bevorderen.
De hoofdlijnen voor de invuling van de visie wonen en zorg voor de komende 10 jaar is als volgt:
- Bij alle nieuwbouwontwikkelingen wordt de mogelijkheid van het ontwikkelen van levensloopgeschikte woningen voor senioren bekeken.
- Kansrijke, kwalitatieve pilots met nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg worden gewaardeerd en gestimuleerd.
- Waarderen en stimuleren van kansrijke, kwalitatieve pilots met nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.
- Stakeholders wordt gevraagd om bij de ontwikkeling van woningen aandacht te besteden aan flexibel bouwen.
- Woningbouwplannen moeten een kwaliteitsverbetering voor de omgeving van de betreffende locatie met zich meebrengen.
Toetsing
Er is nog steeds sprake van een woningtekort, ook binnen de gemeente Waalwijk. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen. Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.
Het ontwikkelvoorstel geeft invulling aan diverse speerpunten zoals benoemd in de woonvisie. Voorzien wordt in een plan waaraan behoefte is: er wordt namelijk voorzien in levensloopbestendige woningen en nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg (zorgeenheden in de kerk en het klooster).
De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan zorgeloos oud worden in de levensloopbestendige woningen maar tevens in ontmoeten en sociale samenhang in een groene historische omgeving. De kerk en het klooster worden namelijk voorzien van gezamenlijke ruimten waar niet alleen de bewoners van de kerk en het klooster elkaar kunnen ontmoeten. Deze ruimten zijn openbaar toegankelijk. Ook de inrichting van de kloostertuin met woningen rondom een hof nodigt uit om elkaar te ontmoeten.
Concreet betekent dit:
- De kerk wordt getransformeerd ten behoeve van de realisatie van zorgeenheden. Met de invuling van de kloostertuin met woningen wordt een gebied binnen de bestaande bebouwde omgeving benut voor verstedelijking. Daarmee wordt invulling gegeven aan inbreiding boven uitbreiding;
- Sprake is van een woon- / zorgconcept. Naast de zorgeenheden in de kerk en het klooster kan ter plaatse van de nieuwe levensloopbestendige woningen ook (collectief) zorg worden ingekocht;
- Er is sprake van een bijzonder woonconcept, namelijk: wonen en zorg rondom een gezamenlijk hof waar ontmoeting uitgangspunt is als onderdeel van het concept "De Omarming". Het plan voorziet in de realisatie van woningen in de kloostertuin met respect voor de naastgelegen Rijksmonumenten. De nieuwe levensloopbestendige woningen, in combinatie met de realisatie van zorgeenheden in de kerk en het klooster zorgt voor een specifieke woonsfeer voor bijzondere doelgroepen.
- Er wordt gebouwd voor senioren (levensloopbestendige woningen).
- Aangezien er maximaal 22 reguliere woningen worden gerealiseerd, komt de verplichting om 20% van de woningen als sociale huur te realiseren, te vervallen.
3.3.4 Welstandsnota
Deze nota is bedoeld om de Waalwijkse inwoners, architecten en andere opdrachtgevers te informeren over criteria die de gemeente hanteert bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de welstandsnota om te toetsen of de welstandseisen aansluiten op de planologische regeling van dit bestemmingsplan.
De welstandstoets is opgebouwd uit twee onderdelen: het welstandsniveau en de welstandscriteria.
Het welstandsniveau bepaalt hoe streng of hoe soepel er getoetst wordt. De welstandscriteria bepalen op welke onderdelen een bouwplan getoetst wordt. Op basis van gebiedskenmerken en waarden worden er twee welstandsniveaus onderscheiden. Voor gebieden die bijzondere waarden hebben of een grotere bijdrage leveren aan de beleving van het ruimtelijke beeld geldt dat ze welstandsplichtig zijn. Voor gebieden die weinig invloed hebben op de publieke beleving van het ruimtelijk beeld, wordt een welstandsvrij regime ingevoerd. Voor het grootste deel van de gemeente Waalwijk geldt dit welstandsvrije regime.
De hierna volgende gebieden zijn als welstandsplichtig aangemerkt:
- Landelijke linten;
- Stedelijke en dorpse linten;
- Traditionele woningbouw gebieden;
- Centrum;
- Fronten;
- Hoofdroutes.
Volledig welstandsvrije gebieden betreft het grootste gedeelte van het grondgebied van de gemeente Waalwijk. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze gebieden wordt niet getoetst aan welstandscriteria.
Toetsing
Figuur 3.6: Uitsnede Welstandskaart gemeente Waalwijk
Het plangebied is gelegen binnen het welstandsgebied "Stedelijke en Dorpse linten". De waarde van deze linten is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met variërende bebouwing aan overwegend stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit.
De H. Theresiakerk en het klooster maken onderdeel uit van de cultuurhistorisch waardevolle panden in de dorpslint van Waalwijk. Het betreft hier ook Rijksmonumenten. Het planvoornemen is ontstaan uit de behoefte om de kerk en het klooster in stand te houden en dit mede mogelijk te maken door de Kloostertuin her in te richten. Door de realisatie van de nieuwbouw en de realisatie van zorgwoningen in de kerk en het klooster is het (financieel) mogelijk de kerk te transformeren en duurzaam en toekomstbestendig in stand te houden. Bovendien wordt de nieuwbouw gerealiseerd aansluitend en met respect voor het Rijksmonument (zie ook paragraaf 2.2). Omdat de beoogde ontwikkeling nieuwbouw betreft en het plangebied binnen een welstandsgebied ligt, is er nauw contact tussen initiatiefnemer en welstand. Het bouwplan komt dan ook tot stand in nauwe samenwerking tussen initiatiefnemer, architect en welstandscommissie. Het definitieve en uitgewerkte bouwplan wordt bij de vergunningverlening specifiek getoetst door de welstandscommissie.
De betreffende Rijksmonumenten worden met dit bestemmingsplan beschermd doordat er geen extra bouwkundige mogelijkheden worden toegevoegd. Met het vastleggen van de situering, maximale goot- en bouwhoogte en maximale bouwmogelijkheden, voorziet dit bestemmingsplan in het zekerstellen van een inrichting waarbij de cultuurhistorische waarden van de Rijksmonumenten zichtbaar en beleefbaar blijven (zie ook paragraaf 2.2.2).
3.3.5 Groenbeleidsvisie Gemeente Waalwijk
De groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' vormt een duidelijke visie en geeft kaders voor het openbaar groen. Het vormt de basis voor alle andere beleids- en beheervisies op het gebied van groen. De groenbeleidsvisie is een uitwerking van de groenstrategie. De groenstrategie is een vertaling van alle groene ambities uit de Strategische visie Waalwijk 2025, het Coalitieprogramma "Samen duurzaam vooruit!", de Structuurvisie en de Duurzaamheidsvisie.
Speerpunten binnen de woonwijken zijn:
- Biodiversiteit;
- Toekomst
- Beleving;
- Participatie.
In de groenbeleidsvisie is een groennorm opgenomen. Deze schrijft voor dat in nieuwe woonwijken, dorpen en bedrijventerreinen het openbaar gebied tenminste voor 10% uit grondgebonden openbaar groen moet bestaan. En daarbovenop moet in de woonwijken en dorpen minimaal 5% combinatie-groen worden gerealiseerd. Bij bestaande woongebieden dient bij een reconstructieplan of bouwplan 10% méér grondgebonden openbaar groen dan dat er voor de ontwikkeling aanwezig was te worden aangelegd. Naast de hoeveelheid aan groen, wordt er ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van het grondgebonden openbaar groen.
Deze richtlijn doet niets af aan het feit dat er voor een reconstructieplan of bouwplan een kwalitatieve plantoets plaats moet vinden. Hierbij wordt o.a. beoordeeld of er voldoende variantie aanwezig is in groentypen. Met deze richtlijn dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden bij besluiten als bedoeld onder 2. Juridisch houdt dit in dat, voor zover sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, nadrukkelijk gemotiveerd moet worden waarom al dan niet toepassing wordt gegeven aan deze richtlijn.
Deze richtlijn is op het plangebied van toepassing omdat het bouwplannen van meer dan drie woningen betreft. Het plan valt onder 'B Woongebieden: in huidige situatie meer dan 10% / 5% groen'.
Toetsing
In het plangebied zijn geen groene hoofdstructuren aanwezig. Aan de straatkant sluiten enkel bomen aan bij de bomenlaan aan de Carmelietenstraat. De kloostertuin bestaat vooral uit gazon en begroeiing in de vorm van kleine bomen. Er zal een duidelijke groenstructuur toegevoegd worden in het plangebied welke toevoeging geeft aan de biodiversiteit, toekomst, beleving en participatie. Deze groenstructuur wordt in de basis vastgelegd door middel van de bestemming 'Groen'.
In een later stadium kan het planvoornemen worden getoetst aan de Groencalculator van de gemeente Waalwijk. Doel is dat er zal worden voldaan aan de 10% extra openbaar groen in de betrokken groenzones binnen het te transformeren gebied en 5% extra combinatie-groen. Dit is ook als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
De bestaande kloostertuin is niet openbaar toegankelijk. In de toekomstige situatie is het plangebied ter plaatse van de kloostertuin wel openbaar toegankelijk. De kloostertuin heeft een oppervlakte van circa 6.768 m². Binnen het plangebied wordt ten oosten van de kerk circa 550 m² openbaar groen toegevoegd. Daarnaast is direct ten oosten van de beoogde entree circa 250 m² openbaar groen voorzien. In het midden van het hof is tot slot een openbaar groenplein voorzien met een oppervakte van circa 350 m². Daarnaast worden ook de parkeerkoffers met een oppervlakte van circa 470 m² aangelegd met grastegels wat wordt gezien als combinatiegroen. Samengevat zal er circa 1.620 m² aan extra openbaar groen aangelegd waarvan circa 1.150 m² (17%) extra openbaar groen en 470 m² (7%) aan combinatie-groen. Hiermee is aangetoond dat het mogelijk is om in de nieuwe situatie te voldoen aan de eis van 10% extra openbaar groen en 5% combinatie-groen.
3.3.6 Bomenbeleid gemeente Waalwijk
In de groenbeleidsvisie "Groen Leeft" is opgenomen dat in 2030 een toename van 10 % groen gerealiseerd moet zijn. Voor bomen betekent dit een toename in de waarden die bomen leveren. In het boombeleid ligt dan ook de nadruk op het handhaven van bestaande bomen en uitgangspunten voor het toepassen van nieuwe bomen.
Het boombeleidsplan gaat over de bomen die in eigendom zijn van de gemeente Waalwijk, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De groenbeleidsvisie "Groen Leeft!" (paragraaf 3.3.5) en het groenbeleidsplan (2017) zijn hierbij de kaders.
Toetsing
De kloostertuin is aangewezen als "waardevol vlak" in het kader van het gemeentelijke kapbeleid. Voor de te kappen bomen in de kloostertuin zal dan ook een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Daarbij is de "werkwijze bomen gemeente Waalwijk" van toepassing.
Zoals in paragraaf 3.3.5 reeds is aangetoond dat het, op basis van het huidige inrichtingsplan, mogelijk om 24% extra openbaar groen te realiseren. Daarmee wordt voldaan aan de eis om 10 % extra openbaar groen te realiseren. In dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke veplichting opgenomen om zeker te stellen dat voldaan zal worden aan de 10% extra grondgebonden openbaar groen en 5% extra combinatie-groen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeldverkeer, archeologie en cultuurhistorie, ecologie). Hierna wordt ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Voor enkele aspecten is onderzoek uitgevoerd.
4.1 Verkeer En Parkeren
Voor de ontwikkeling van de Kloostertuin te Waspik dienen de verkeerskundige gevolgen (parkeren en verkeer) van de ontwikkeling in beeld gebracht te worden.
4.1.1 Parkeren
Hiervoor wordt uitgegaan van het maximale programma dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt: 21 hoek/tussenwoningen, 22 zorgeenheden en een beheerderswoning.
Op basis van de “Nota parkeernormen Waalwijk 2015” is de parkeerbehoefte van het plan bepaald. De aangrenzende parkeerplaats van de kerk is onderdeel van het plan en is meegenomen in de parkeereis. De parkeereis wordt aan het einde van de berekening naar boven afgerond. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:
- Ligging plangebied 'bebouwde kom' (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015)
- Stedelijkheidsgraad Waalwijk CBS = Matig stedelijk gebied (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015)
- Parkeernorm 'Hoek-/tussenwoningen (koop) = 1,8 per woning (21 stuks).
- Zorgeenheden = norm verpleeghuis = 0,7 parkeerplaats per wooneenheid waarvan 0,3 parkeerplaats (40%) bewoners en 0,4 parkeerplaats (60%) bezoekers (Nota Parkeernormen Waalwijk 2015 + CROW publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren). In onderstaande berekening gaan we uit van deze parkeernorm van 0,7 per eenheid. Dit kan echter nadrukkelijk wel gezien worden als 'worst-case' scenario' aangezien de bewoners een zorgindicatie hebben en niet meer in staat zijn auto te rijden. Realistisch gezien zou er dus 0,3 van deze norm kunnen worden afgehaald. Het is echter mogelijk dat de inwonende partners van de bewoners met een zorgindicatie wel nog auto rijden. Vandaar dat de norm van 0,7 parkeerplaatsen per zorgeenheid wordt gehanteerd.
- Voor de beheerderswoning is worst-case de parkeernorm van een dure woning gehanteerd.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn maximaal 21 woningen toegestaan en daarnaast ook parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen. In de "overige regels" wordt de realisatie van voldoende parkeerplaatsen zeker gesteld. Hier is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen alleen mogelijk is indien is aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd op basis van de normen van de gemeentelijke parkeernota. Het plangebied en de openbare ruimte daaromheen is voldoende groot om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor deze ontwikkeling in samenhang met de transformatie van de kerk en het klooster.
De parkeerbehoefte bestaat uit:
- maximaal 21 grondgebonden woningen x 1,8 = 37,8 parkeerplaatsen
- maximaal 22 zorgeenheden x 0,7 = 15,4 parkeerplaatsen
- 1 beheerderswoning x 2,0 = 2,0 parkeerplaaten
Totaal: 55,2= afgerond 56 parkeerplaatsen
In de nieuwe openbare ruimte in de kloostertuin worden 25 parkeerplaatsen in parkeerkoffers gerealiseerd. Daarnaast wordt nog een parkeerplaats aan de Carmelietenstraat voor de kerk gerealiseerd. Daarmee worden in totaal 26 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.
Bij de verschillende woningen worden de volgende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd:
- 3 keer inrit zonder garage = 3 parkeerplaatsen
- 4 keer lange inrit zonder garage = 6 parkeerplaatsen
- 1 keer inrit met garage = 1,1 parkeerplaatsen
Het totaal aan beoogde parkeerplaatsen op eigen terrein komt dan op 10,1 parkeerplaatsen.
In totaal worden er op eigen terrein normatief 36,1 parkeerplaatsen gerealiseerd. 26 openbare parkeerplaatsen en 10 privé-parkeerplaatsen.
Op de parkeerplaats ten westen van de kerk zijn in de bestaande situatie 20 openbare parkeerplaatsen aanwezig. Daarmee komt het totaal aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied op 56 parkeerplaatsen en wordt aan de parkeerbehoefte voldaan.
Figuur 4.1: overzicht parkeerplaatsen binnen plangebied
In de openbare ruimte voor de jeu du boulesbanen zijn daarnaast nog eens 14 parkeerplaatsen aanwezig. Tot slot is voor de kerk en het klooster, in de openbare ruimte, nog ruimte voor 6 parkeerplaatsen. Naast de 20 parkeerplaatsen ten westen van de kerk zijn in de openbare ruimte dus nog 20 parkeerplaatsen aanwezig. Daarmee is tevens voldoende restcapaciteit aanwezig.
Opgemerkt moet worden dat hierbij nog geen rekening is gehouden met dubbelgebruik. Bezoekers en personeel van de zorgeenheden in de kerk en het klooster zullen op andere momenten gebruik maken van de parkeerplaatsen dan de bewoners van de grondgebonden woningen zelf.
Conclusie parkeren:
In de regels van dit bestemmingsplan is vastgelegd dat een omgevingsvergunning voor het bouwen alleen wordt verleend als is aangetoond dat wordt voldaan aan de Nota parkeernormen van de gemeente Waalwijk (zie Artikel 12 van de regels). Daarmee is juridisch- planologisch geregeld dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Op basis van het laatste schetsontwerp zoals opgenomen in de toelichting wordt voldaan aan de geldende parkeernorm.
4.1.2 Verkeersgeneratie
Om de verkeersgeneratie te bepalen wordt uitgegaan van CROW publicatie 381. Hierbij wordt per functie een bandbreedte gegeven voor de verkeersgeneratie voor een gemiddelde weekdag. Daarbij wordt uitgegaan van de ligging van het gebied en de stedelijkheidsgraad van de locatie. De planlocatie ligt in het gebied “bebouwde kom” (indeling conform parkeerbeleid gemeente Waalwijk 2015). Het CBS heeft aan het gebied verder een stedelijkheidsgraad toegekend van “matig stedelijk”.
Bij de berekening van de verkeersgeneratie wordt voor deze ontwikkeling worst-case uitgegaan van de maximale bandbreedte.
Daarnaast worden 22 zorgeenheden en een beheerderswoning in de kerk en het klooster gerealiseerd. Voor de zorgeenheden wordt voor de ritgeneratie een vergelijking gemaakt met een verpleeg- en verzorgingstehuis waar de (inwonende partners van de) bewoners zelf beperkt auto rijden en het grootste aandeel van de verkeersgeneratie afkomstig is van bezoek en personeel.
Aantal | Verkeers- generatie min (weekdag) | Verkeers- generatie max (weekdag) | Totaal min | Totaal max | |
Hoek-/tussenwoningen (koop) | 21 | 6,7 | 7,5 | 140,7 | 157,5 |
Verpleeg- en verzorgingstehuis | 22 | 0,5 | 0,7 | 11 | 15,4 |
Beheerderswoning (koopappartement middelduur) | 1 | 5,2 | 6 | 5,2 | 6,0 |
Totaal | 156,9 | 178,9 |
Het planvoornemen zorgt, op basis van de maximale bandbreedte, voor een verkeersgeneratie met een weekdagintensiteit van (afgerond) 179 mvt/etm.
4.1.3 Ontsluiting
Voor het hofwonen in de kloostertuin geldt dat de woningen met de auto bereikt kunnen worden via het hof. Het gaat hier om een erfinrichting. Dit betekent dat er niet harder dan 15 km per uur gereden mag worden. Het is een verblijfsgebied, waar de auto te gast is. In het plangebied geldt dat er geen piekmomenten qua verkeersbewegingen aan de orde zijn.
Het hof wordt direct ontsloten op de Carmelietenstraat. De parkeerplaatsen voor de zorgeenheden in de kerk en het klooster zijn direct aan de Carmelietenstraat gelegen.
Volgens het mobiliteitsplan van de gemeente Waalwijk uit 2015 wordt voor de wegencategorisering het principe Duurzaam Veilig gehanteerd.
De Carmelietenstraat is ingericht als een erftoegangsweg type 1 binnen de bebouwde kom. Conform ASVV 2021 wordt voor deze wegcategorie een wegcapaciteit van 4.000 tot 6.000 mvt/etmaal aangehouden.
In het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (zie paragraaf 4.6 en Bijlage 4) is uitgegaan van de huidige verkeersintensiteit op basis van het BBMA (BrabantBrede Modelaanpak). De maximale verkeersintensiteit op de Carmelietenstraat bedraagt op basis van het BBMA 628 mvt/etmaal. Het planvoornemen kent een extra verkeersgeneratie met een weekdagintensiteit van (naar boven afgerond) 180 mvt/etmaal. De werkdagintensiteit bedraagt dan (1,09 x de weekdagintensiteit) 196 mvt/etmaal. De verkeersintensiteit op de Carmelietenstraat zal, na realisatie van het planvoornemen dan 824 mvt/etmaal bedragen. Aangezien de Carmelietenstraat minimaal 4.000 mvt/etmaal kan verwerken, heeft deze weg voldoende capaciteit om het verkeer goede en veilig te kunnen ontsluiten.
4.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten
Op dit moment gaan we ervan uit dat de wegenstructuur binnen het plangebied zodanig wordt aangelegd dat hulpdiensten en vuilnisauto's rond kunnen rijden. Mogelijk dient het ontwerp ten aanzien van de wegen- en groenstructuur nog aangepast te worden. Dit bestemmingsplan biedt daar de flexibiliteit voor. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal dit nader getoetst worden.
Het spreekt voor zich dat alle gebouwen, zowel nieuw als oud, goed bereikbaar moeten zijn voor de hulpdiensten. De kerk en het klooster zijn via de Caramelietenstraat goed bereikbaar.
Ter plaatse van het Carmelietenhof is verder het volgende verwerkt:
- een bochtstraal van de binnenbocht van minimaal 5,5 meter en een bochtstraal van de buitenbocht van minimaal 10 meter;
- brandweerwagens kunnen bij eventuele calamiteiten de weg van het hof inrijden tot direct voor de achterste woningen. De afstand tussen de buitenste woningen en de brandweerwagen is in geen geval groter dan 40 meter. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van de brandweer;
- Brandweer wagens kunnen zowel de westelijke als de oostelijke weg rondom het hofje gebruiken.
In figuur 4.1 is het bovenstaande inzichtelijk gemaakt.
Figuur 4.1: Situatietekening met maten bochtstralen en afstanden tot opstelplaats brandweerwagens (bron: Buro Hofsteden)
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.
4.2.2 Onderzoek en conclusies
De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden in onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Uit de hierna volgende paragrafen zal blijken dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 44 woningen. Hiermee blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is waarin dit document in voorziet. De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is als bijlage 2 toegevoegd.
4.3 Bodemkwaliteit
4.3.1 Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Het Besluit Bodemkwaliteit stelt regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.
Op 27 augustus 2013 door het college van burgemeester en wethouders de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De Nota Bodembeheer is op 19 december 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van die bodemkwaliteitskaart zijn de verschillende delen van Waalwijk in zones ingedeeld en is de bodem geclassifficeerd voor grondverzet.
4.3.2 Onderzoek
Het noordelijke deel van het plangebied valt conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart binnen zone 3 waar voornamelijk bebouwing van voor 1945 aanwezig is. De bodem heeft hier de kwaliteitsklasse "Wonen". Op basis van de kwaliteitskaart is de bodem hier derhalve geschikt voor de functie wonen.
Het zuidelijke gedeelte van het plangebied valt binnen zone 1. Dat betreft een zone achtergrondwaarden met een kwaliteitsklasse van AW2000. De bodem is op basis van de kwaliteitskaart dan ook geschikt voor de functie wonen. Dit betreft echter de functie wonen volgens het Besluit bodemkwaliteit met betrekking tot bodemverzet. Deze normen zijn alleen voor grondverzet bedoeld. Een verkennend bodemonderzoek voor functiewijziging wordt niet aan het Besluit bodemkwaliteit getoetst.
De realisatie van zorgeenheden is toegestaan binnen de geldende maatschappelijke bestemming. Voor de planologische procedure hoeft in dat kader geen bodemonderzoek plaats te vinden. Ter plaatse van de kloostertuin zal de bestemming worden gewijzigd naar een reguliere woonbestemming. In dat kader is daar wel een bodemonderzoek noodzakelijk. Het onderzoeksgebied van het vooronderzoek is geografisch afgebakend tot de onderzoekslocatie en tot 25 meter in de aangrenzende percelen. Gezien de ligging en gebruik van de locatie is deze afbakening als voldoende beschouwd.
Figuur 4.2: Onderzoeksgebied bodemonderzoek ter plaatse van de kloostertuin
Het grootste deel van de locatie is in gebruik als kloostertuin. Deze tuin bevindt zich achter een muur die aansluit op het kloosterpand. Tussen de Carmelietenstraat en deze muur ligt een grasveld. Rond het kloostergebouw ligt een tegelverharding. Er is ter plaatse van de kloostertuin dus sprake van een functiewijziging waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. In dat kader is dan ook een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. Hieronder worden de resultaten samengevat.
Zintuiglijk zijn tijdens de veldwerkzaamheden in de bodem geen verontreinigingen, bijmengingen of andere bijzonderheden waargenomen.
Met laboratoriumonderzoek is aangetoond dat plaatselijk de bovengrond licht verontreinigd is met lood, zink en PAK (>Aw). In de bovengrond zijn ten opzichte van de landelijke achtergrondwaarden geen verhoogde PFAS-gehaltes gemeten. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen waargenomen (<Aw). Het grondwater is licht verontreinigd met nikkel en zink (>Sw).
De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding tot een vervolgonderzoek. Er zijn geen gehaltes gemeten tot boven de tussenwaarde (Tw).
Op basis van het Verkennend bodemonderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor een woonbestemming en nieuwbouw.
4.3.3 Conclusie
De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen. Het verkennend bodemonderzoek vormt geen aanleiding voor een vervolgonderzoek.
4.4 Water
4.4.1 Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plan en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NWP)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP)
- Verordening water
- Verordening ruimte Noord-Brabant
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer) in het plangebied. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 2022-2027. Het plan beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2022-2027. Het waterbeheerprogramma komt voort uit afspraken in de Omgevingswet. Water is een belangrijke medebepalende factor bij ruimtelijke ontwikkelingen. Duurzaam betekent rekening houden met het lokale bodem- en watersysteem. Op die manier kan water bijvoorbeeld beter worden vastgehouden om verdroging tegen te gaan. Maar dat is ook belangrijk voor de andere taken van het waterschap. Zoals voor de bescherming tegen overstromingen, de zorg voor een goede waterkwaliteit en het versterken van de natuur.
In het Waterbeheerprogramma neemt het waterschap de kerntaken als uitgangspunt. Die taken zijn: bescherming tegen overstromingen en zorgen voor schoon en gezond water dat voldoende voorhanden is. Het waterschap kijkt bij het plannen en uitvoeren van die kerntaken zo integraal mogelijk naar alle wateropgaven:
- Klimaatadaptatie;
- Waterveiligheid;
- Gezond water (schoon water);
- Voldoende water;
- Vaarwegen;
- Waterketen.
In het kader van de klimaatbestendigheid en veerkracht moet aangesloten worden bij het natuurlijk watersysteem. Water is een belangrijke medebepalende factor bij ruimtelijke ontwikkelingen. Duurzame ontwikkeling vereist slim aansluiten op de draagkracht van het bodem-watersysteem.
De ontwikkeling van een klimaatbestendig en veerkrachtig systeem begint met inzicht. Wat is de draagkracht van het systeem en hoe verschilt dit per locatie? Het waterschap gebruikt een klimaatonderlegger voor het hele werkgebied. De klimaatonderlegger is een feitenkaart met relevante informatie over de bodem, het watersysteem en luchtstromen. De kaart geeft inzicht in de kansen en risico’s en vormt daarmee een startpunt voor het denkproces en de dialoog over duurzame ontwikkeling van het werkgebied.
Het waterschap heeft geen beslissende bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening. Als waterpartner helpt en stimuleert het waterschap andere overheden om keuzes te maken in het belang van een klimaatbestendige en veerkrachtige inrichting.
Op waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 500 m². Indien door de ontwikkeling het verhard oppervlak met meer dan 500 m² toeneemt, eist het waterschap compensatie voor de uitbreiding van verharding. Bij het dimensioneren van retentie-/infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met neerslaghoeveelheden met een herhalingstijd van 1 tot 100 jaar. Aangezien de retentiebehoefte het grootst is bij T = 100 is deze waarde maatgevend.
Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Integraal Waterplan Waalwijk
Het Integraal Waterplan Waalwijk (hierna: IWW) 2021-2024 is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2016-2020 en omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Waalwijkse rioolstelsel. Omdat de interactie met het oppervlaktewater sterk is toegenomen, is het oppervlaktewater toegevoegd aan de scope van dit beleidsplan.
Klimaatadaptatie is daarbij een actueel thema. Daarnaast blijft een deugdelijke afvoer van vuilwater cruciaal voor een gezonde samenleving. Samen met een sterke structuur van oppervlaktewater zijn dit dragers van de leefkwaliteit in de gemeente Waalwijk. De opgave die gepaard gaat met klimaatadaptatie kan de gemeente niet uitvoeren zonder hulp van bewoners en bedrijven. Conform de wetgeving stelt dit IWW dat iedere perceeleigenaar in beginsel verantwoordelijk is voor de verwerking van het regenwater dat op zijn/haar perceel valt. Bij nieuwbouw en aanbouw vraagt de gemeente om 60 mm (6 liter/m²) berging te maken over de extra verharding.
4.4.2 Huidige situatie
Het plangebied bestaat momenteel uit de kerk, het klooster en de kloostertuin. Rondom de kerk en het klooster zijn de gronden grotendeels verhard. Ter plaatse van de kloostertuin zijn de gronden grotendeels onverhard. Ter plaatse van de kerk en het klooster zijn geen wijzigingen voorzien.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied zelf niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Rondom Waspik Boven bestaat de grond uit Laarpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand. Met betrekking tot grondwater is direct ten noorden van het plangebied sprake van grondwatertrap IIIb. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) op 25 tot 40 centimeter onder het maaiveld ligt. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 80 en 120 centimeter.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de kern- en/of beschermingszone van een waterkering. In 4.3 is een uitsnede te zien van het plangebied in relatie tot de informatie beschikbaar via de Watertoets Viewer van het waterschap Brabantse Delta.
Figuur 4.3: Watertoets Viewer Waterschap Brabantse Delta met globale ligging plangebied in rood
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
In de bestaande situatie infiltreert hemelwater voornamelijk ter plaatse in de bodem. Er is sprake van een overstort op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel in de Carmelietenstraat. Binnen het plangebied is nu geen sprake van lozing van afvalwater op dit rioolstelsel.
4.4.3 Toekomstige situatie
Het plan is om de Kloostertuin te transformeren naar een woongebied met 21 grondgebonden, levensloopbestendige woningen. In de kerk en het klooster worden 22 zorgeenheden en een beheerderswoning gerealiseerd binnen de geldende maatschappelijke bestemming. Ter plaatse van de kerk en het klooster en de directe omgeving daarvan zijn geen wijzigingen voorzien ten aanzien van het bebouwd en verhard oppervlak.
Waterkwantiteit
In de toekomstige situatie zullen zowel de nieuwe bebouwing als de nieuwe wegenstructuur voor extra verharding ter plaatse van de kloostertuin zorgen. Op dit moment is de kloostertuin grotendeels onverhard.
Het waterschap Brabantse Delta stelt sinds begin 2021 als eis dat de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. Het planvoornemen voorziet in extra verharding. Maar ten behoeve van de nieuwe inrichting wordt tevens bestaande verharding en bebouwing verwijderd. Er wordt 505 m² aan verharding verwijderd. Daarnaast wordt bebouwing met een totale oppervlakte van 179 m² verwijderd. In totaal bedraagt de afname aan verharding en bebouwing dus 684 m².
De nieuwe inrichting zorgt echter ook voor nieuwe verharding en bebouwing. Daarbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
- 1.176 m² verharding (ten behoeve van wegen en paden);
- 77 m² halfverharding. Halfverharding wordt voor 50% meegeteld. Dat komt neer op 38,5 m²;
- 471 m² aan parkeerplaatsen bestaande uit grastegels. Ook ter plaatse van grastegels wordt gerekend met 50%. Dat komt neer op 235,5 m²;
- 1.320 m² aan bebouwing;
- 2.790 m² aan percelen waarbij, worst-case, wordt uitgegaan van maximaal 50% verharding ter plaatse van die percelen (terrassen en paden). Dat komt neer op 1.395 m².
In totaal wordt dus 4.165 m² aan verharding toegevoegd.
Aangezien er ook 684 m² aan verharding en bebouwing wordt verwijderd, is per saldo sprake van een toename van het verhard/bebouwd oppervlak van 3.481 m².
Daarmee wordt de grens van 500 m² dus overschreden en is het, op basis van het beleid van het waterschap, noodzakelijk om te compenseren.
Conform het vastgestelde "Integraal Waterplan Waalwijk" dient er 60mm hemelwater op het eigen terrein verwerkt/geborgen te worden. Voor het planvoornemen komt dat neer op 209 m³ extra bergingscapaciteit. Deze extra capaciteit wordt voorzien door het realiseren van infiltratiekratten binnen het plangebied in de toekomstige openbare ruimte.
Op basis van verschillende gegevens uit bodemonderzoeken en bestaande peilbuizen, ligt de grondwaterstand ter plaatse van het plaangebied tussen -0,50 tot -0,90 ten opzichte van N.A.P.. Voor de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (hierna: GHG) wordt een grondwaterstand van -0,50 ten opzichte van N.A.P. aangehouden. De onderzijde van de infiltratiekratten wordt aangelegd op of boven deze 0,50 ten opzichte van N.A.P. Een oppervlakte van minimaal 470 m² binnen het plangebied wordt gereserveerd voor de installatie van infiltratriekratten. Deze oppervlakte in combinatie met de diepte van de infiltratiekratten geeft daarmee een bergingscapaciteit van 235,5 m³ (471 m² x 0,50 = 235,5 m³) en wordt dus voldaan aan de waterbergingsopgave. Mogelijk dient, ten behoeve van de bereikbaarheid van woningen voor hulpdiensten en het ophalen van vuilnis, de infrastructuur in combinatie met de hoeveelheid groen, aangepast te worden. Dit zorgt voor maximaal 10 m² extra verhard oppervlak. Dat zou een extra wateropgave van 0,6 m³ geven. Met de berekende overcapaciteit van 26,5 m³ (235,5 - 209) is voldoende aanwezig restcapaciteit om dit soort wijzigingen in het ontwerp mogelijk te maken.
Ter plaatse van het plangebied is de hoogte ten opzichte van N.A.P. circa 1,20 meter ten opzichte van N.A.P. (bron Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3), ESRI Nederland, i.s.m. AHN). Op basis van die gegevens kunnen er infiltratiekratten met veel meer capaciteit worden gerealiseerd. Daarmee is aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen zoals gesteld in het Intergraal Waterplan Waalwijk.
In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 6.2.5). Daarmee wordt zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn. Daarmee wordt planologisch- juridisch geborgd dat voldaan wordt aan het waterschaps- en gemeentelijk beleid.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Het planvoornemen zal daaraan voldoen.
Veiligheid en waterkeringen
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving aangezien geen ingrepen zijn voorzien aan waterkeringen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Het afvalwater van de voorgenomen nieuwbouw wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke riool.
4.4.4 Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Watercompensatie is noodzakelijk vanuit waterschaps- en gemeentelijk beleid. In dat kader worden infiltratiekratten onder de pakeerkoffers aangelegd. In dit bestemmingsplan is voorzien in een voorwaardelijke verplichting waarmee zeker is gesteld dat er voldoende bergingscapaciteit wordt toegevoegd.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.5.1 Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
4.5.2 Onderzoek
In de beoogde situatie worden in de kloostertuin 21 nieuwe woningen gerealiseerd. In de kerk of het klooster worden tevens 22 zorgeenheden en een beheerderswoning mogelijk gemaakt. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich verschillende functies zoals wonen, maatschappelijk en Sportvelden. Om die reden kan het plangebied niet gezien worden als een rustige woonwijk maar wordt de omgeving getypeerd als 'gemengd gebied'.
Milieugevoelige functies (woningen)
In onderstaande tabel is een inventarisering van omliggende functies te vinden met daarbij de hoofdactiviteit, richtafstand en de afstand tot het plangebied. Uit tabel 4.1 blijkt dat aan de richtafstanden wordt voldaan. Hierdoor is er geen verder onderzoek nodig.
Tabel 4.1 Overzicht milieugevoelige functies in de omgeving van het plangebied
Functie | Adres | Hoofdactiviteit | Richtafstand in gemengd gebied in meters | Afstand tot Nieuwe woningen in meters |
Veldsport incl. kantine | Lindenheuvel 1 | Voetbal | 30 | 45 |
Lichtmasten | 50 | 75 | ||
Veldsport | Lindenheuvel 3 | Beachvolleybal | 30 | 13 |
Bedrijf | Carmelietenstraat 33 | Akkerbouw en fruitteelt | 30 | 55 |
Café | Carmelietenstraat 39 | Café met zalenverhuur | 0 | 13 |
Begraafplaats | Carmelietenstraat 60 | 0 | 6 | |
nieuwe zorgeenheden in kerk | Carmelietenstraat 60 | Verpleeg- en verzorgingstehuis | 10 | 10 |
Buurthuis 't Schooltje | Carmelietenstraat 56 | Buurt- en clubhuizen | 10 | 20 |
De enige richtafstand die niet behaald wordt betreft de afstand tussen het beachvolleybalveld en de nieuwe woningen aan de zuidzijde van het plangebied. De beachvolleybalvelden worden echter uitsluitend in de dag- en avondperiode gebruikt en met name in de zomerperiode. De richtafstand wordt bepaald door het aspect geluid. De overige aspecten geur, stof en gevaar hebben een richtafstand van 0 meter.
Het geluidniveau van een sportcomplex mag, op de gevel van nabijgelegen woningen, overdag gemiddeld niet hoger zijn dan 50 decibel (Db (A)). In de avondperiode geldt dat dit niveau wordt verlaagd naar 45 Db (A) tot 23.00 uur.
Geluid ter plaatse van de beachvolleybalvelden wordt uitsluitend veroorzaakt door menselijk stemgeluid. Daarbij worden de bovenstaande geluidniveau's niet gehaald. Er wordt geen versterkt geluid of muziek gemaakt. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van een omroepinstallatie. Om deze reden is het mogelijk om de richtafstand naar beneden bij te stellen naar 10 meter. Een goed woon- en leefklimaat is dan ook gegarandeerd.
4.5.3 Conclusie
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven in hun functioneren belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Met inachtneming van het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwe woningen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
4.6 Geluid
4.6.1 Beleid en normstelling
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.
4.6.2 Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied worden grondgebonden woningen gerealiseerd. De realisatie van zorgeenheden binnen de kerk en het klooster is toegestaan op basis van de geldende maatschappelijke bestemming. Dit hoeft dan ook niet akoestisch onderzocht te worden op basis van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is het wel noodzakelijk dit te toetsen.
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) zijn de nieuwe woningen (beheerderswoning in de kerk en het klooster en de 21 grondgebonden woningen) geluidsgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van een (spoor)weg (met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden).
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidszone van een weg, zoals aangegeven in de Wet geluidhinder. Echter dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een dergelijk onderzoek is dan ook uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
In het onderzoek zijn de volgende niet-gezoneerde wegen betrokken: Carmelietenstraat, Arnoldus Verschurenstraat, Rector Gelissenstraat, Lindenheuvel en de binnenplanse weg. In het onderzoek is de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader.
Op basis van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai kan worden geconcludeerd dat, ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen, de geluidsbelasting ten hoogste 48 dB bedraagt. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Het uitgevoerde onderzoek is echter gebaseerd op een concept inrichtingsplan. Mogelijk wordt er nog geschoven met de woningen. Dit bestemmingsplan is enigszins flexibel van opzet. Dat houdt in dat er mogelijk woningen op kortere afstand tot de Carmelietenstraat worden gerealiseerd dan waar rekening mee is gehouden in het akoestisch onderzoek. Bovendien worden er ook zorgeenheden en een beheerderswoning gerealiseerd in de kerk en het klooster. Om te kunnen beoordelen of ter plaatse van de kerk en het klooster een acceptabele geluidsbelasting aanwezig is én om te kijken of het mogelijk is om de nieuwe woningen dichterbij de Carmelietenstraat te realiseren, is een aanvullende indicatieve berekening uitgevoerd.
Uit de aanvullende berekening volgt dat het akoestisch gezien mogelijk is om woningen tegen de Carmelietenstraat te plaatsen zonder dat er overschrijdingen berekend worden. Ter plaatse van toetspunt 59, zoals te zien in figuur 4.4, bedraagt het geluidniveau maximaal 48 dB. Dat geluidniveau geldt ook ter hoogte van de kerk en het klooster. Daarmee is het akoestisch gezien dus mogelijk om direct aan de Carmelietenstraat een (beheerders)woning of zorgeenheden te realiseren.
Op basis van de resulaten van het akoestisch onderzoek en de aanvullende berekening is geoordeeld dat het woon- en leefklimaat ter plaatse kan worden gekwalificeerd als "goed tot redelijk.
Figuur 4.4: Indicatieve berekening geluidniveau aan de rand van de Carmelietenstraat
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
4.7.2 Onderzoek
Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 175 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde), zie ook paragraaf 4.1.2. Hierbij is echter geen rekening gehouden met de verkeersgeneratie in de bestaande situatie. De bestaande (planologisch) functie genereert haar eigen verkeer. De hieronder gepresenteerde berekening geeft daarom een worst-case scenario waarbij niet gecorrigeerd is voor de verkeersgeneratie van de huidige bestemming van de locatie.
Verder wordt 2023 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,21 µg /m³ en van fijnstof van 0,04 µg /m³ (figuur 4.5). Beide toenames blijven (ruim) onder de grenswaarde van 1,2 µg /m³. Hierdoor is ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.5: Resultaten NIBM-tool (versie 06-04-2021) voor het jaar 2023
Aanvullend is de bestaande luchtkwaliteit ter plaatse onderzocht op basis van de NSL-monitoringstool. Ter plaatse van het dichtstbijzijnde meetpunt gelden ter hoogte van het plangebied, voor het meetjaar 2020, de volgende concentraties:
- Stikstofdioxide (NO2): 12.356 µg /m³;
- Fijn stof (PM10): 15.615 µg /m³;
- Fijn stof (PM2,5): 8.779 µg /m³.
Het aantal normoverschrijdingsdagen bedraagt 6.
Deze waarden liggen ruim onder de grenswaarden zoals aangegeven in tabel 4.1. Ook na realisatie van het planvoornemen (zie figuur 4.5) wordt ruim onder de grenswaarden gebleven. Daarmee is aangetoond dat, ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit, ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat, ook na realisatie van het planvoornemen.
4.7.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.8 Cultuurhistorie
4.8.1 Beleid en normstelling
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
4.8.2 Onderzoek
De H. Theresiakerk en het Carmelietenklooster zijn aangewezen als Rijksmonumenten. De kloostertuin zelf wordt niet gezien als een rijksmonument. In dat kader gelden geen beperkingen voor de herontwikkeling van deze tuin naar grondgebonden woningen.
De herontwikkeling van de kloostertuin heeft directe invloed op de instandhouding van de aangrenzende rijksmonumenten. Het planvoornemen maakt de restauratie en transformatie van de kerk en het klooster namelijk financieel mogelijk. Daarnaast draagt het planvoornemen, in het kader van het concept "De Omarming", bij aan het terugbrengen van de originele functie van de kloostertuin; ontmoeten en samenzijn. In het kader van de ontwikkeling is een bouwhistorisch onderzoek met waardestelling uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage bij het bouwhistorisch onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. De kloostertuin op zichzelf wordt in dit bouwhistorisch onderzoek niet gewaardeerd.
De bouwhistorische waardering is gebaseerd op de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek uit 2009 en betreft de volgende hoofdcategorieën:
- Algemene historische waarden
- Ensemble (samenhang) en stedenbouwkundige waarden
- Architectuurhistorische waarden
- Bouwhistorische waarden
- Waarden vanuit de gebruikshistorie (gerelateerd aan het object van onderzoek)
De bouwhistorische opname en cultuurhistorische waardenstelling vormen gezamenlijk een kader voor de omgang met het rijksmonument.
Behoud van de verschijningsvorm staat boven alle andere waarden. De verschijningsvorm is belangrijk vanwege onder andere de stedenbouwkundige waarden, inpassing van het gebouw op het kavel, de grootte van de kerk en de identiteit van Waspik Boven. Een duurzame en op de monumentale waarde afgestemde herbestemming voor zowel de kerk en het klooster als de Kloostertuin moeten de historische context behouden en laten herleven voor komende generaties.
Een monument zonder functie is een monument zonder toekomst. Aanpassingen zijn zeker niet onmogelijk. Aangezien in dit geval een Rijksmonument wordt getransformeerd, zal in dat kader een afzonderlijke omgevingsvergunning moeten worden verleend.
Voor de realisatie van de zorgeenheden en mogelijk de beheerderswoning in de kerk wordt gebruik gemaakt van zorgenoemde "Box-in-Box" constructies. Hierdoor kunnen de monumentale waarden van de kerk gerespecteerd en intact gelaten worden.
4.8.3 Conclusie
Het planvoornemen voorziet in de instandhouding van een Rijksmonument en sluit daarmee aan op het overheidsbeleid en de normstelling ten aanzien van Rijksmonumenten.
4.9 Archeologie
4.9.1 Beleid en normstelling
Verdrag van Malta
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen, zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
Bestemmingsplan
In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.
In artikel 41a van de Monumentenwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, eerste lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m². Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden.
Erfgoedverordening 2016
Op 15 december 2016 is de gewijzigde 'Erfgoedverordening 2016' voor de gemeente Waalwijk vastgesteld. De erfgoedverordening vormt de juridische basis voor de regels van de Erfgoedkaart Archeologie. De archeologische beleidskaart is, voor de locatie van het projectgebied, opgenomen in figuur 4.6. Het doel van deze kaart is om bij ruimtelijke ontwikkelingen aan te geven waar en op welke manier archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij het ruimtelijk proces.
4.9.2 Onderzoek
Op basis van de Archeologische beleidskaart van de gemeente Waalwijk (2011) is het plangebied gelegen binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Binnen dergelijke gebieden bestaat, conform het beleid, geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen tot een diepte van 50 cm onder maaiveld, mits het plangebied niet groter is dan 5.000 m². Het gebied waar de nieuwe woningen zijn voorzien is circa 6.600 m² groot. Het beoogde bebouwde oppervlak is (conform de laatste inrichtingstekening) maximaal 3.200 m² groot. Bij de aanleg van de wegen zal het cunet niet dieper dan 50 centimeter worden afgegraven. Daarnaast zullen de ingrepen in de tuinen en groenvoorzieningen dermate beperkt zijn in zowel oppervlakte als diepte dat hierdoor geen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren zullen gaan.
Daarmee bestaat er geen onderzoeksplicht voor de ontwikkeling van de kloosterkerk. Wel zal een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' worden opgenomen.
Figuur 4.6: uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Waalwijk
4.9.3 Conclusie
De oppervlakte van de gronden die worden geroerd blijft ruim onder het oppervlakte van 5.000 m². Vanaf die oppervlakte zou een onderzoeksplicht gelden. De onderzoeksplicht bestaat niet maar er zal wel een dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' worden opgenomen om eventueel aanwezig archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te beschermen.
4.10 Ecologie
4.10.1 Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en;
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en planensoorten en de bescherming van natuurgebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.10.2 Onderzoek
Gebiedsbescherming
In de nabijheid van het plangebied zijn stikstofgevoelige natuurgebieden gelegen. Het Natura 2000-gebied 'Langstraat' is op een afstand van circa 450 meter ten noordoosten van het plangebied gelegen. Doormiddel van een Aerius-berekening is onderzocht of het planvoornemen zorgt voor extra stikstofdepositie ter plaatse van dit beschermde natuurgebied. Sinds 1 juli 2021 is het niet langer noodzakelijk om de aanlegfase te onderzoeken. Daarvoor is met de inwerkingtreding van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) generiek ontheffing verleend. De gebruiksfase is echter wel onderzocht.
Ten behoeve van de realisatie van de nieuwe woningen en zorgeenheden is een Aeriusberekening uitgevoerd. De verkeersgeneratie zoals berekend in paragraaf 4.1.2 is daarin leidend.
De gehanteerde uitgangspunten alsmede de resultaten van die berekening zijn opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting. Uit een berekening met AERIUS Calculator (versie januari 2023) blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekeningen zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Figuur 4.7: Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. Natura 2000-gebieden (Aerius calculator)
Soortenbescherming
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 21 grondgebonden levensloopbestendige koopwoningen in de kloostertuin. Binnen de Heilige Theresiakerk en het Carmelietenklooster worden daarnaast 22 zorgeenheden en een beheerderswoning gerealiseerd (zie ook paragraaf 2.2).
Ten behoeve van het planvoornemen is in januari 2022 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van de kloostertuin. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat.
Voor het realiseren van de woningbouw in de kloostertuin zullen vooraf drie gebouwen worden gesloopt en worden bomen en struiken gerooid. Daar waar mogelijk worden bomen ingepast. Aangezien zich in de te slopen gebouwen en bomen en struiken, beschermde soorten kunnen bevinden is onderzoek uitgevoerd.
Bij deze werkzaamheden is de opdrachtgever gebonden aan de Wet natuurbescherming. Omdat overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten kan worden is een ecologische quickscan op de planlocatie uitgevoerd.
Het rapport, dat is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting, geeft een beschrijving van het plangebied en het uitgevoerde onderzoek.
Daarnaast geeft het rapport inzicht in de mogelijke knelpunten in het kader van de natuurwetgeving en -beleid en de mogelijke effecten op beschermde flora en fauna en op beschermde natuurgebieden als gevolg van het project.
Ten aanzien van de Wet natuurbescherming kan op basis van het onderzoek het volgende worden geconcludeerd:
- De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Een ontheffing Wet natuurbescherming is daarom niet noodzakelijk.
- Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten, vaste rust-of verblijfsplaatsen of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden (15 maart - 15 juli). Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord.
- In het kader van de zorgplicht dient men tijdens de uitvoering van werkzaamheden alert te zijn op aanwezige fauna en daarbij, indien noodzakelijk, mitigerende maatregelen te treffen.
- Bij onvoorziene omstandigheden dient er direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
Op basis van het veldonderzoek en de analyse van de bestaande situatie kan het voorkomen van steenuilen niet worden uitgesloten. Er is dan ook een nader onderzoek naar steenuilen uitgevoerd. De rapportage van dat onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting.
Uit het nader onderzoek naar uilen is gebleken dat in de te rooien boom een vaste nestplaats van een koppel steenuilen aanwezig is. Hierdoor moeten er mitigerende maatregelen getroffen worden. De uilenwerkgroep te Waspik stelt voor om nieuwe kasten te hangen aan de buitenzijde van de kloostermuur van het plangebied.
Door de geplande werkzaamheden is er weliswaar sprake van een tijdelijke beperkte verstoring van foerageergebied voor uilen, maar dit heeft geen wezenlijk effect op de functionaliteit van de leefomgeving als geheel omdat er voldoende alternatieven in de directe omgeving overblijven.
De voorgenomen plannen hebben daarom geen negatief effect op onderzochte steenuilen en hebben derhalve geen overtreding van de Wet natuurbescherming tot gevolg. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor uilen is niet nodig. In de regels van dit bestemmingsplan is vastgelegd dat de mitigerende maatrgelen moeten worden getroffen voordat werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe functies zullen worden uitgevoerd.
In de rapportage van het nader onderzoek worden ook enkele aanbevelingen op het gebied van natuurinclusief bouwen en advisering ten aanzien van het gebruik van inheems groen ten behoeve van de landschappelijk inpassing. Bij de uitwerking van het planvoornemen zal hier nadrukkelijk rekening mee worden gehouden. Er zal natuurinclusief gebouwd worden door de realisatie van nestkasten in de woningen en bij de inrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met het stimuleren van biodiversiteit.
Daarnaast is ook een flora en fauna check uitgevoerd ter plaatse van de Theresiakerk. Het rapport van dat onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting. Aangezien de bestaande bebouwing slechts minimaal zal worden gewijzigd (de buitengevels blijven behouden en ook de gewelven zullen gehandhaafd blijven), zijn geen overtredingen te verwachten in het kader van de Wet natuurbescherming voor alle soortgroepen flora en fauna. Eventueel aanwezige soorten zullen niet worden verstoord aangezien alle biotopen behouden blijven. Een nadere inventarisatie van soorten is daarom niet nodig.
Op basis van het onderzoek is het voorkomen van de specifieke soort kerkuil uit te sluiten. Er zijn geen geschikte ingangen voor de uil aanwezig. In samenspraak met de uilenwerkgroep is overlegd om de kerkuilenkast, welke in het verleden uit een raam
boven het schip van de kerk geplaatst was te herstellen.
4.10.3 Conclusie
Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten op nabij gelegen natuurgebieden.
Ook is aangetoond dat het planvoornemen geen negatief effect heeft op de onderzochte steenuilen en dat er geen sprake is van overtreding van de Wet natuurbescherming. Dit wordt tevens verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.
De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van overige beschermde soorten. Een ontheffing Wet natuurbescherming is voor de overige soorten daarom niet noodzakelijk.
4.11 Kabels En Leidingen
4.11.1 Beleid en normstelling
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
4.11.2 Onderzoek
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
4.11.3 Conclusie
Er zijn geen kabels en leidingen in of nabij het plangebied gelegen die planologische bescherming behoeven. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.12 Externe Veiligheid
4.12.1 Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico (GR). Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
4.12.2 Onderzoek
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Ten noorden van het plangebied, op een afstand van ruim 350 meter, is een gasleiding gelegen. Deze gasleiding heeft een invloedsgebied van 70. Het plangebied is daarmee ruim buiten het invloedsgebied van deze leiding gelegen. Het is dan ook niet noodzakelijk om een berekening van het groepsrisico te maken of een (beknopte) verantwoording van het groepsrisico op te nemen.
4.12.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
5.2.1 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk sluit aan op de regeling zoals opgenomen in de geldende beheersverordening. Wel is de regeling aangepast aan de huidige standaarden en zijn de zorgeenheden en de beheerderswoning specifiek mogelijk gemaakt.
Met deze bestemming worden publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen (zoals een kerk) specifiek mogelijk gemaakt. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan: sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs.
Op basis van vaste jurisprudentie zijn de zorgeenheden toegestaan binnen de maatschappelijke bestemming. De ontwikkeling in de kerk en het klooster kan namelijk gezamenlijk als sociaal-medische voorzieningen worden beschouwd. Mensen met dementie met een zorgzwaartepakket 4 (beschermd wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging) zijn de bewoners van de gebouwen. Daarbij heeft de instelling de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.
Een beheerderswoning is binnen de geldende regels niet direct toegestaan en is in deze regeling specifiek mogelijk gemaakt.
5.2.2 Wonen
De gronden zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. De wijze van bestemmen sluit aan op de systematiek zoals aangegeven in de Pilotregels van de gemeente Waalwijk. Om flexibiliteit in deze fase te waarborgen is ervoor gekozen de gronden binnen het plangebied te bestemmen als 'Wonen'. Het maximum aantal wooneenheden van 21 is vastgelegd door middel van een aanduiding. Daarnaast zijn bouwvlakken opgenomen waarmee de situering van de woningen enigszins is vastgelegd om de hofstructuur mogelijk te maken en het zicht op de cultuurhistorisch waardevolle objecten te waarborgen.
De maximale goot- en bouwhoogte is vastgelegd door middel van bouwaanduidingen.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn daarnaast ook beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van dienstverlening, toegestaan. Ook de reguliere bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zijn binnen de woonbestemming toegestaan: tuinen en erven, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking.
5.2.3 Waarde - Archeologie 4
Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. In de meest recente bestemmingsplannen binnen de gemeente Waalwijk zijn deze gebieden planologische vastgelegd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Met die dubbelbestemming wordt een archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor planvoornemens waarbij gronden met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² en dieper dan 50 centimeter worden geroerd.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
6.1.1 Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verhuur en verkoop van de zorgeenheden en de grondgebonden woningen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
6.1.2 Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt.
Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten zijn verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade. Eventuele planschade zal afgewenteld worden op de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Omgevingsdialoog
Het plan voor het totaalconcept "De Omarming" is in nauwe samenwerking met inwoners van Waspik Boven tot stand gekomen. De ontwikkelcombinatie heeft de inwoners van Waspik Boven namelijk uitgedaagd om mee te denken in de planvorming. Dit proces heeft op twee manieren plaatsgevonden. Er is intensief samengewerkt met Taskforce Theresia en uit die samenwerking zijn op enig moment alle inwoners van het dorp actief benaderd bij de ontwikkeling.
De Taskforce Theresia is een representatieve afvaardiging van de inwoners van Waspik Boven en bestaat uit 6 betrokken inwoners die zich het voortbestaan van de kerk en het klooster als gebouw hebben aangetrokken. Na de marktconsultatie van de parochie waarbij de ontwikkelcombinatie als meest geschikte partij naar voren is gekomen, is door de ontwikkelcombinatie direct de samenwerking met Taskforce Theresia opgestart. De samenwerkingsvorm bestaat uit het driewekelijks vergaderen over:
- het samenbrengen van de wensen uit het dorp en de ontwikkelings(on)mogelijkheden die parallel hieraan uit de haalbaarheidsstudie naar voren komen;
- vragen die in het dorp over de ontwikkeling leven, en;
- de voortgang van het project.
In de samenwerking met Taskforce Theresia is het idee ontstaan om een bredere groep inwoners bij de plannen te betrekken door actief bij ze ‘de boer op te gaan’ en om hun mening te vragen over de ontwikkeling op deze plek. Dit heeft geleid tot het opzetten van een enquête voor de inwoners van Waspik Boven welke via de lokale media en hun social media kanalen onder de aandacht is gebracht. De enquête heeft mooie inzichten opgeleverd die als input voor en onderbouwing van het ontwikkelvoorstel is gebruikt.
Met recht kan dan ook gesteld worden dat het plan in onderling overleg tot stand is gekomen.
Op 21 en 22 december 2021 zijn digitale bijeenkomsten georganiseerd om de omwonenden. Tijdens die bijeenkomsten is het concept ontwerp-plan aan de aanwezigen gepresenteerd en is men in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. Een verslag van de bijeenkomsten is opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting.
7.2 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan
'Waspik Boven H. Theresiakerk, Carmelietenklooster en kloostertuin' heeft in het kader van inspraak gedurende zes weken ter inzage gelegen in de periode van 10 maart tot en met 21 april. Een ieder is gedurende deze termijn in de gelegenheid gesteld een reactie op het voorontwerp–bestemmingsplan in te dienen.
Gedurende de inzagetermijn is 1 inspraakreactie binnen gekomen. Deze inspraakreactie is in Bijlage 10 samengevat en voorzien van een reactie. De reactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
In dezelfde periode is het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke vooroverleg voorgelegd aan de verschillende instanties. Deze reacties zijn verwerkt in de Notabeantwoording inspraak en vooroverleg. De gemeenteraad heeft de zienswijze beoordeeld en daarop een reactie gegeven. De zienswijze heeft niet geleid tot het afzien van de procedure tot herziening van het bestemmingsplan. Er zijn wel drie ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze staan eveneens beschreven in Bijlage 10 Notabeantwoording inspraak en vooroverleg.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan zal vervolgens gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.
7.4 Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Bijlage 1 Toegelaten Bedrijven
Bijlage 1 Toegelaten bedrijven
Bijlage 1 Bouwhistorisch Onderzoek
Bijlage 1 Bouwhistorisch onderzoek
Bijlage 2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Memo Stikstof
Bijlage 6 Ecologische Quickscan
Bijlage 6 Ecologische quickscan
Bijlage 7 Nader Onderzoek Steenuilen
Bijlage 7 Nader onderzoek steenuilen
Bijlage 8 Flora En Fauna Check Theresiakerk
Bijlage 8 Flora en fauna check Theresiakerk
Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 9 Verslag omgevingsdialoog