KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Bijlage 1 Advies Milieuzonering Bedrijven Ten Behoeve Ontwikkeling Baardwijksestraat 78 Te Waalwijk
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Nieuwbouw Patiowoning Baardwijksestraat 78 Te Waalwijk
Bijlage 3 Bodem Onderzoek
Bijlage 4 Reacties Vooroverleg

Baardwijksestraat 78

Bestemmingsplan - gemeente Waalwijk

Vastgesteld op 22-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan “BAARDWIJKSESTRAAT 78” van de gemeente Waalwijk.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.bpWWBaardwksestr78-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

Een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw danwel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 achtergevel

Gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.

1.7 ambachtelijke bedrijvigheid

Het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk.

1.8 ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven

een bedrijf dat gericht is op het op kleinschalige wijze en geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen of het op vergelijkbare wijze verlenen van diensten. Hiertoe wordt ook gerekend het, als ondergeschikte en niet-zelfstandige nevenactiviteit, verkopen en/of leveren van goederen die rechtstreeks verband houden met het ambacht of de dienstverlening.

1.9 bebouwing:

  1. a. één of meer gebouwen en/of;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

  1. a. het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
  2. b. uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid;

in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.12 beroepsmatige activiteiten (bij wonen):

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaand bouwwerk:

  1. a. Bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend;
  2. b. Bouwwerk dat aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is.

1.14 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw:

Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw dan wel hoofdwoongebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

1.17 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

1.20 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 dakopbouw:

Een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

1.26 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, waaronder in ieder geval onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen.

1.27 dienstverlening:

Het verlenen van economisch-maatschappelijke diensten aan derden waaronder in ieder geval kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen. Uitgezonderd zijn een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.28 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.29 erfbeplanting:

Afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.30 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 halfvrijstaande woningen:

  1. a. woningen waarbij sprake is van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
  2. b. woningen waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelsgrens valt met uitzondering van woningen in gesloten bebouwing.

1.32 hoekperceel:

Het perceel dat aan twee of meer zijden is gelegen aan openbaar gebied.

1.33 hoofdgebouw:

Een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen bestemming als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken.

1.34 hoofdwoongebouw:

Een gebouw, exclusief aangebouwde bijgebouwen met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.35 maximale contour:

Omtrek die (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen.

1.36 ondergronds bouwen:

Bouwen onder peil.

1.37 peil:

  1. a. voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant:
      • de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde:
      • de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.38 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.39 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 voorgevel:

Gevel aan de voorzijde van een gebouw en indien aanwezig gerelateerd aan de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.41 vrijstaand bijgebouw:

Een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.42 vrijstaande woning:

Woning waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat.

1.43 weg:

Voor het openbaar verkeer openstaande weg met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.44 wegkant:

Kant van de weg.

1.45 werk:

Een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.46 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dan dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.47 zijgevel:

Gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bestemmingsgrens:

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens:

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens.

2.3 de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.4 breedte/ diepte/oppervlak van een bouwwerk:

  1. a. behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 m boven peil;
  2. b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil;
  3. c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;
  4. d. de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld met de totale oppervlakte van bouwwerken.

2.5 bruto-vloeroppervlak van een gebouw:

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies.

2.6 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 diepte van het variabel bouwvlak:

Loodrecht vanaf de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de goothoogte van een maximale contour:

Vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 het bebouwingspercentage:

Het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming, of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van het bouwperceel.

2.12 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.13 de bouwhoogte van een maximale contour:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, waaronder in ieder geval schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.14 maximale contour:

Omtrek die (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen.

2.15 de nokhoogte van een bouwwerk:

Vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil.

2.16 verticale diepte:

Vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.

Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van 30 m2 van het bruto-vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
  3. c. één grondgebonden woning per bouwperceel;
  4. d. tuinen en erven;
  5. e. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m2 van het bruto-vloeroppervlak;
  2. b. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen;
  3. c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  4. d. gronden voor buitenopslag.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplanwaaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij debeoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. de bestemmingsregels en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlaken/of bestemmingsvlak wordt overschreden, indien een meetverschil daartoeaanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'BAARDWIJKSESTRAAT 78' van de gemeente Waalwijk.

Bijlage 1 Advies Milieuzonering Bedrijven Ten Behoeve Ontwikkeling Baardwijksestraat 78 Te Waalwijk

Bijlage 1 Advies milieuzonering bedrijven ten behoeve ontwikkeling Baardwijksestraat 78 te Waalwijk

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Nieuwbouw Patiowoning Baardwijksestraat 78 Te Waalwijk

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeer Nieuwbouw patiowoning Baardwijksestraat 78 te Waalwijk

Bijlage 3 Bodem Onderzoek

Bijlage 3 Bodem onderzoek

Bijlage 4 Reacties Vooroverleg

Bijlage 4 Reacties Vooroverleg