KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - Ontsluiting
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Bevi
Artikel 15 Afstemmingsbepaling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten (Bij Wonen)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Afwijkende Milieucategorieën
Bijlage 4 Afwijkende Functies
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Proces
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bedrijventerreinen
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Beleid Van Hogere Overheden
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Natuur
4.2 Landschap En Groen
4.3 Water
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5 Verkeer
4.6 Milieuzoneringen
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Bodem
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Technische Infrastructuur
4.12 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Beleidskeuzes
5.1 Inleiding
5.2 Algemene Uitgangspunten
5.3 Specifieke Onderwerpen
5.4 Bedrijventerreinen
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemene Regels
6.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Onderzoeksresultaten Bestemmingsplan Bedrijventerreinen En Haven
Bijlage 2 Natuurtoets Actualisatie Bestemmingsplan Bedrijventerreinen
Bijlage 3 Analyse Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Externe Veiligheid Incl Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 5 Nota Wensbeelden, Uitgangspunten En Bouwstenen Bedrijventerreinen
Bijlage 6 Detailhandelsvisie
Bijlage 7 Nota Inspraak, Vooroverleg En Wijzigingen
Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven

Bestemmingsplan - Waalwijk

Vastgesteld op 20-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven met identificatienummer NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

  • het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
  • uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid;

in of bij een woning waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.7 bedrijfsverzamelgebouw

een verzameling van onzelfstandige bedrijfsruimten binnen één gebouw op één 'bouwperceel bedrijf';

1.8 bedrijfswoning

een bij een bedrijf behorende woning of woonwagen waarbij de woonfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.9 beperkt kwetsbare objecten:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen, waaronder begrepen bedrijfskantoren, met een brutovloeroppevlak van maximaal 1.500 m2 per object;
  4. d. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m2 per object; restaurants, waaronder begrepen bedrijfsrestaurants;
  5. e. winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen,
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen voor zover het niet betreft:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto-oppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer dan 2.000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
    3. 3. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.10 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.11 bestaand bouwwerk

  1. a. bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan is gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend;
  2. b. bouwwerk dat aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceel bedrijven

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en waarbij minimaal één zijde van het bouwperceel aan de openbare weg is gelegen;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, waaronder in ieder geval onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.23 detailhandel in ABC-goederen

de volgende branches/soorten detailhandel:

  • detailhandel in transportartikelen zoals auto's, boten, caravans, motoren, aanhangwagens en paardentrailers;
  • detailhandel in autoaccessoires en -materialen (in relatie met inbouw);

1.24 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet meer uitgevoerd;

1.25 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vorm van dagrecreatie, inclusief de bijbehorende voorzieningen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is, waaronder in ieder geval wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.28 geprojecteerd beperkt kwetsbaar object:

nog niet aanwezig beperkt kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;

1.29 geprojecteerd kwetsbaar object:

nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;

1.30 GR

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen een inrichting waar een gevaarlijk stof of een gevaarlijk afvalstof betrokken is.

1.31 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijgebouwen met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.32 kantoor

gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in geringe mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.33 kwetsbare objecten

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen, woonschepen en woonwagen per hectare of bedrijswoningen van derden;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
  4. d. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeropperlvak meer dan 1.000 m2 bedraagt, en winkels met een brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  5. e. andere objecten, zoals (delen van) gebouwen, waar 50 of meer personen aanwezig zijn èn waarbij de personendichtheid groter is dan 1 persoon per 100 m² èn waarbij deze personen 40 uur per week of meer aanwezig zijn;
  6. f. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.34 ligplaats

plaats waar een vaartuig geankerd of afgemeerd is of kan worden;

1.35 nevenassortiment

nevenproducten passend bij het hoofdassortiment;

1.36 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 pand:

de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 peil

  1. a. Voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. Indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.39 PR

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of een gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.40 standplaatslocatie

aangewezen gebied voor woonwagens met bijbehorende voorzieningen;

1.41 veiligheidszone - bevi

de vergunde PR 10-6 contour van de betreffende Bevi-inrichting voor zover deze is gelegen buiten de eigen perceelsgrens van de betreffende Bevi-inrichting;

1.42 verzameling van bedrijfsgebouwen

een verzameling van zelfstandig functionerende bedrijfsruimten binnen twee of meer aaneengebouwde gebouwen op meerdere 'bouwpercelen bedrijven';

1.43 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een (geprojecteerd) gebouw en het verlengde daarvan.

1.44 voorgevelrooilijn hoofdwoongebouw

de denkbeeldige lijn die langs de kanten van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt getrokken van de naar de openbare weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding tot aan de bestemmingsgrenzen;

1.45 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;

1.46 woonboot

elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

1.47 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats voor het groepswonen in familieverband;

1.48 (woonwagen)standplaats

een stuk grond aangewezen voor het bouwen van een woonwagen alsmede bijbehorende voorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte/diepte/oppervlak van een bouwwerk:

  1. a. behoudens de hierna genoemde gevallen onder b en c: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 m boven peil;
  2. b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil;
  3. c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;
  4. d. de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som van a, b en c. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld met de totale oppervlakte van bouwwerken;

2.2 bruto-vloeroppervlak van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;

2.3 de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de bouwhoogte van een maximale contour:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de maximale contour, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de goothoogte van een maximale contour:

vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

2.11 diepte van het bouwvlak:

loodrecht vanaf de lijn waarin de voorgevel van het hoofdwoongebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

2.12 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming, of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van het bouwperceel;

2.13 maximale contour:

omtrek die (denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen;

2.14 verticale diepte:

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.15 uitzonderingen:

Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen gelden de volgende uitzonderingen:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, antennes, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en bij bedrijfsgebouwen behorende reclame-uitingen worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
  2. b. bij de toepassing van lid 2.4 en 2.5 worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, koelinstallaties, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen uitgezonderd, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in sub a de bepaling, dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer mag bedragen dan 1,5 m, niet van toepassing is.
  3. c.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven behorend tot categorie 2 tot en met 3.2 van de in Bijlage 2 opgenomen 'Staat vanBedrijfsactiviteiten' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - milieucategorie 2 tot en met 3.2';
  2. b. bedrijven behorend tot categorie 3.1 tot en met 5.3 van de in Bijlage 2 opgenomen 'Staat vanBedrijfsactiviteiten' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - milieucategorie 3 tot en met 5';
  3. c. de bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 3 Afwijkende milieucategorieën ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende milieucategorie', met dien verstande dat indien het gebruik van de gronden ten behoeve van de genoemde bedrijfsactiviteit in Bijlage 3 Afwijkende milieucategorieën gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de genoemde bedrijfsactiviteit in Bijlage 3 Afwijkende milieucategorieën;
  4. d. functies zoals opgenomen in Bijlage 4 Afwijkende functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende functie', met dien verstande dat indien het gebruik van de gronden ten behoeve van de genoemde functie in Bijlage 4 Afwijkende functies gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de genoemde functie in Bijlage 4 Afwijkende functies;
  5. e. kantoren met een minimum brutovloeroppervlak van 1000 m2, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  6. f. detailhandel in ABC-goederen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – abc goederen';
  7. g. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', met dien verstande dat tevens detailhandel tot een maximum brutovloeroppervlak van 100 m2 is toegestaan en het assortiment gericht is op automobilisten;
  8. h. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - geluidzoneringsplichtige inrichting';
  9. i. bevi-inrichtingen, zoals zijn opgenomen in Artikel 14 Bevi lid 14.1, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';
  10. j. bedrijfsverzamelgebouwen en verzamelingen van bedrijfsgebouwen;
  11. k. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', niet zijnde een woonwagen, met dien verstande dat indien het gebruik van de bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, het gebouw niet meer in gebruik mag worden genomen ten behoeve van een bedrijfswoning;
  12. l. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning 2';
  13. m. standplaatsen voor bedrijfswoningen zoals zijn bedoeld onder l, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  14. n. beroepsmatige activiteiten in het hoofdwoongebouw, tot een maximum van 30 m2 van het bruto-vloeroppervlak van het hoofdwoongebouw;
  15. o. een bedrijfsmatig parkeerterrein voor vrachtwagens ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat;
    1. 1. de bestaande oppervlakte van de watergangen behouden blijft;
    2. 2. een vrachtwagenwasplaats is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 300 m2;
    3. 3. een werkplaats voor onderhoud van vrachtwagens is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 1100 m2;
    4. 4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 1100 m2, met dien verstande dat tevens detailhandel tot een maximum brutovloeropperlvak van 100 m2 is toegestaan en het assortiment gericht is op vrachtwagenchauffeurs en automobilisten;
    5. 5. een hotel is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 1000 m2;
    6. 6. een restaurant is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 400 m2;
    7. 7. een portiersloge is toegestaan tot een maximum brutovloeroppervlak van 18 m2.

met de daarbij behorende:

  1. p. ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale brutovloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel tot een maximum brutovloeroppervlak van 100 m2;
  2. q. alsmede voor de verkoop van een nevenassortiment bij detailhandelsfuncties zoals zijn opgenomen in sub d en f, mits het nevenassortimentsdeel niet meer bedraagt dan 20% van het brutovloeroppervlak;
  3. r. ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in sub a tot en met d, f, g, h, i en o, met dien verstande dat:
    1. 1. niet meer dan 50% van 4000 m2 van het totale brutovloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren tot een maximum brutovloeroppervlak van 2000 m2;
    2. 2. indien het brutovloeroppervlak meer bedraagt dan 4000 m2, dan mag niet meer dan 2000 m2, plus 20% van het meerdere van 4000 m2 worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren tot een maximum brutovloeroppervlak van 10.000 m2;
  4. s. nutsvoorzieningen;
  5. t. parkeervoorzieningen;
  6. u. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  7. v. tuinen, erven en verhardingen;
  8. w. groenvoorzieningen;
  9. x. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. y. zelfstandige reclame-uitingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - reclame'.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van entreepartijen, representatieve ruimten, zoals showrooms, of andere ondergeschikte bouwdelen onder de voorwaarde dat zulks gewenst is in verband met een bijzondere gevelindeling of presentatie van gebouwen waarbij:
    1. 1. de afwijking over niet meer dan 20% van de gevelbreedte wordt gerealiseerd;
    2. 2. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemmingen Verkeer - Ontsluiting en Verkeer -Verblijf niet minder bedraagt dan 5 m;
    3. 3. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    4. 4. op het betreffende perceel wordt voorzien in de parkeer- en rangeerbehoefte;
  2. b. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van een overschrijding van de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied 1' waarbij:
    1. 1. de overschrijding van de bebouwingsgrens niet meer dan 10 meter bedraagt;
    2. 2. de lengte waarover de bebouwingsgrens wordt overschreden niet meer dan 30 meter bedraagt;
    3. 3. het ontwerp past in het beoogde stedenbouwkundige beeld van de betreffende locatie.
  3. c. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van de bouw van een portiersloge met een oppervlakte van maximaal 18 m2 en een hoogte van maximaal 3 m ten behoeve van grootschalige transportbedrijven onder de voorwaarde dat de noodzaak van een portiersloge is aangetoond;
  4. d. sublid 3.2.1 sub b ten behoeve van het bouwen van de gevel van het hoofdgebouw op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', met dien verstande dat:
    1. 1. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    2. 2. de afwijking geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenst stedenbouwkundige structuur;
    3. 3. voorzien wordt in voldoende parkeer- en rangeermogelijkheden;
    4. 4. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  5. e. sublid 3.2.1 sub d ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van 30% van het maximum toegestaan bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m;
    2. 2. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    3. 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  6. f. sublid 3.2.6 sub a ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
    2. 2. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    3. 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. het hoofdwoongebouw ten behoeve van beroepsmatige activiteiten op meer dan 30 m² van het brutovloeroppervlak;
  2. b. bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten;
  3. c. het hoofdwoongebouw en/of bijgebouwen, niet zijnde een overkapping met een open constructie ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten;
  4. d. vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  5. e. aangebouwde bijgebouwen voor wonen, welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', indien dit meer bedraagt dan 70 m2. Overige aangebouwde bijgebouwen dienen functioneel ondergeschikt te zijn aan de bedrijfswoning;
  6. f. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  7. g. gronden voor open opslag, tenzij het betreft open opslag welke volgt uit de aard van de bedrijfactiviteit.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  3. c. geluidwerende voorzieningen
  4. d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. voet- en rijwielpaden;
  6. f. ondergeschikte parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  2. b. gronden voor open opslag.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de functie verkeer, met dien verstande dat er geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid.

Artikel 5 Verkeer - Ontsluiting

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Ontsluiting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met de daarbij behorende:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. tuinen;
  4. g. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  2. b. gronden voor open opslag.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. een wandel- en fietspromenade, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied';

met de daarbij behorende

  1. h. tuinen;
  2. i. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  2. b. gronden voor open opslag.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
  2. b. beroeps- en recreatievaart;
  3. c. (onverharde) wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. e. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden.
  6. f. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
  2. b. gronden voor open opslag;
  3. c. het gebruik van gronden ten behoeve van een ligplaats voor een woonboot.

Artikel 8 Leiding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:
    1. 1. bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
    2. 2. aardgasleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
    3. 3. hoofdtransportleiding water, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
    4. 4. olieleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - olie'.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water-, afvalwater en/of energievoorziening dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. opslag van goederen, waaronder ook begrepen opslag van afvalstoffen of materiaal of stoffen die onder bepaalde omstandigheden brand of explosie kunnen opleveren.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologischewaarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kleilaag';
  2. b. onverminderd het bepaalde in sub a is ondergronds bouwen ten behoeve van een bedrijfswoning uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
  3. c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 overige zone - kleilaag

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kleilaag' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de kleilaag en de daaronder stromende kwelstroom;
  2. b. Geen bouwwerken mogen worden gebouwd welke leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 0,3 m + NAP.
  3. c. Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sub b voor de bouw van bouwwerken welke leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 0,3 m + NAP onder de voorwaarde, dat:
    1. 1. is gebleken dat de bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een verstoring van de hydrologische waarde van de gronden;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een vergunning als bedoeld in sub c is verleend;
    3. 3. het bepaalde onder g en h is van overeenkomstige toepassing;
  4. d. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag om op de in sub a bedoelde gronden werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren welke leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 0,3 m + NAP;
  5. e. Het bepaalde in sub d is niet van toepassing op:
    1. 1. het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    2. 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de hydrologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  6. f. Het bepaalde in sub d is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de hydrologische waarde van de gronden;
  7. g. In een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt in elk geval de voorwaarde opgenomen dat de aanvrager verplicht is de uitvoering te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van hydrologie;
  8. h. In het belang van de bescherming van de hydrologische waarde van de gronden dient de aanvrager van een vergunning een rapport te overleggen waarin de effecten van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de hydrologische waarde van de gronden, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. a. van de bestemmingsregels en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak met ten hoogste 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 Bevi

14.1 Bevi - inrichtingen

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi', waarbij uitsluitend activiteiten, zoals in de navolgende tabel zijn weergegeven, zijn toegestaan:
    Adres SBI-code 2008 Omschrijving
    Schutweg 6 2052 / 46751 Vervaardiging van lijm- en plakmiddelen / groothandel in chemische producten
    Schutweg 2-4 2052 / 46751 Vervaardiging van lijm- en plakmiddelen / groothandel in chemische producten
    Industrieweg 73 46751 Groothandel in chemische producten
    Keurweg 10 2651 / 3311 Chemische metaaloppervlaktebehandeling
    Sluisweg 10 203 Vervaardigen van verf, lak en vernis
    Sluisweg 12 2016 Vervaardigen van kunstharsen en dergelijke
    Sluisweg 20 1089 Vervaardigen van overige voedingsmiddelen
    Sluisweg 23 2016 Vervaardigen van kunstharsen en dergelijke
    Gompenstraat 49 46751 Groothandel in chemische producten
    Zijlweg 16 1032 / 1039 Vervaardigen van groente- en fruitconserven
    Emmikhovensestraat 8 52242 Laad-, los- en overslagactiviteiten ten behoeve van de binnenvaart
    Duikerweg 3 2052 / 46751 Vervaardiging van lijm- en plakmiddelen / groothandel in chemische producten
    Duikerweg 28 46770 Groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²
  2. b. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  3. c. uitsluitend bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie.

14.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 14.1 sub a, ten behoeve van het veranderen van de in de tabel genoemde activiteiten van bestaande Bevi-inrichtingen, mits het bedrijf kan aantonen dat de PR 10-6 contour is gelegen binnen het bouwperceel van de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi', dan wel ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  2. b. lid 14.1 sub c, indien sprake is van gewichtige redenen en het bedrijf kan aantonen dat het PR ter plaatse niet meer dan 10-5 per jaar bedraagt. Het beperkt kwetsbare object of de uitbreiding daarvan dient in elk geval aantoonbaar noodzakelijk te zijn voor de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf.

14.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Bevi-inrichtingen zoals genoemd in lid 14.1 sub a zijn uitsluitend toegestaan voor zover de feitelijke PR 10-6 contour berekend volgens de rekenmethoude uit de Revi zoals deze geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan zijn gelegen:
    1. 1. binnen het bouwperceel van de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi'; of
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi'.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi' en 'veiligheidszone - bevi' indien de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse is opgeheven;
  2. b. het toestaan van nieuwe bevi-inrichtingen binnen de bestemming Bedrijventerrein met inachtneming van het volgende:
    1. 1. het bedrijf kan aantonen dat de PR 10-6 contour is/zijn gelegen:
      • binnen het bouwperceel van de bevi-inrichting;
      • op de gronden met de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Ontsluiting', 'Verkeer - Verblijf' en 'Water';
    2. 2. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het GR in het invloedsgebied van de inrichting;
  3. c. het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien:
    1. 1. een verkleinde PR 10-6 contour is opgenomen in een onherroeppelijke omgevingsvergunning voor de betreffende Bevi-inrichting; of
    2. 2. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende contour kleiner is geworden;
  4. d. het vergroten van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi' en 'veiligheidszone - bevi' ten behoeve van een vergrote PR 10-6 contour, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -bevi' mogen geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten noch (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten liggen, met uitzondering van (geprojecteerde) kwetsbare objecten en/of (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten op gronden van derden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';
    2. 2. binnen de vergrote aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;
    3. 3. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord;
  5. e. het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' ten behoeve van een vergrote PR 10-6 contour, over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de grotere aanduiding 'veiligheidszone - bevi' kan alleen komen te liggen over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, indien er sprake is van gewichtige redenen;
    2. 2. het bedrijf/de bedrijven waarover de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' komt te liggen mag/mogen hierdoor niet onevenredig worden benadeeld in hun huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden;
    3. 3. binnen de vergrote aanduiding zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;
    4. 4. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord;
  6. f. het wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien aanpassing van de in de Revi opgenomen rekenmethode daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Afstemmingsbepaling

De volgende bestemmingsplannen en de op dit bestemmingsplan betrekking hebbende herzieningen blijven, met inachtneming van het bepaalde in dit plan, van toepassing:

  • NL.IMRO.0867.BPWWGeluidbedHaven-vo01, het facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven, gemeente Waalwijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven.

Vastgesteld in zijn openbare vergadering van 13 juni 2013, aldus besloten op 14 juni 2013,

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. A. M. P. Kleijngeld

Bijlagen

Bijlage 1 Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten (Bij Wonen)

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Afwijkende Milieucategorieën

Adres Categorieën van bedrijfsactiviteiten SBI-2008
Altenaweg 12 Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 222 sub 1
Sluisweg 10 (deels) Verf-, lak-, en vernisfabrieken 4.2 203
Industrieweg 94 Schietinrichtingen: vrije buitenbanen: schietbomen 6 931 sub 4
Zomerdijkweg 2 Veevoerfabrieken:- mengvoeder, p.c. < 100 t/u 4.1 1091.5
Havenweg 26 Kunststofverwerkende bedrijven:- zonder fenolharsen 4.1 222.1

Bijlage 4 Afwijkende Functies

Adres Afwijkende functie
Gompenstraat 23 Restaurant tot een maximum brutovloeroppervlak van 400 m2
Gragtmansstraat 3 - Bedrijfskinderopvang
- Niet-zelfstandige kantoren behorend bij de bedrijfsactiviteiten ter plaatse tot een maximum brutovloeroppervlak van 15.000 m2
Havenweg 15 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
Havenweg 22 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
Havenweg 22A Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De gemeente Waalwijk staat voor de opgave een groot aantal geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Op 3 juni 2004 heeft het gemeentebestuur van Waalwijk daarom het 'Plan van aanpak Actualisering Bestemmingsplannen' vastgesteld. Hieraan ligt een aantal redenen ten grondslag:

  • veel van de geldende bestemmingsplannen zijn verouderd;
  • binnen de gemeente gelden een groot aantal verschillende bestemmingsplannen met verschillende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Er bestaat de behoefte aan één actuele beheersregeling voor het gehele plangebied;
  • als gevolg van de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is het nodig te beschikken over actuele en digitale bestemmingsplannen.

Op basis van het genoemde plan van aanpak worden voor een groot deel van het gemeentelijke grondgebied vier nieuwe bestemmingsplannen ontwikkeld. Gekozen is voor een indeling met zo groot mogelijke functionele eenheden en de volgende prioritering:

  • Woonwijken.
  • Buitengebied.
  • Bedrijventerreinen.
  • Gemengd Gebied.
  • Haven.

Inmiddels is het bestemmingsplan Woonwijken en het bestemmingsplan Buitengebied geldend. Voorliggend bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven betreft het vijfde bestemmingsplan in deze actualiseringsreeks.

Daarnaast wordt dit bestemmingsplan opgesteld om het gewenste toekomstbeeld op basis van de Nota Wensbeelden, Uitgangspunten en Bouwstenen Bedrijventerreinen (hierna: Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen) en Detailhandelsvisie te kunnen realiseren.

Het doel is een actueel bestemmingsplan voor het plangebied Bedrijventerreinen op te stellen dat vóór juli 2013 is vastgesteld door de raad, met verwerking van de relevante beleidskeuzes op basis van de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de bedrijventerreinen Haven I - VI en Haven Zeven, die in de gemeente Waalwijk liggen.

Een beschrijving van de bedrijventerreinen is te vinden in 2.2 Bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0001.png"

Plangebied Bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De hierna volgende bestemmingsplannen vallen geheel of gedeeltelijk in het plangebied Bedrijventerrein Haven.

Voormalige gemeente Waalwijk

Naam bestemmingsplan Vastgesteld door
gemeenteraad Waalwijk
Goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Haven 1991 + 1e wijziging 30-01-1992 13-05-1992

Gemeente Waalwijk na herindeling van 1 januari 1997

Naam bestemmingsplan Vastgesteld door
gemeenteraad Waalwijk
Goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Haven Zeven 07-10-2012 Nvt

1.4 Proces

De inhoudelijke voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft onder andere plaatsgevonden middels de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie. Deze beleidsdocumenten hebben een inspraaktraject doorlopen en zijn uitgebreid besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.


Het ontwerp bestemmingsplan zal vanaf (datum) gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegen. De vooraankondiging op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en wettelijke vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro heeft reeds plaatsgevonden.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie, waarbij eerst aandacht wordt geschonken aan de ondergrond en ontstaansgeschiedenis, waarna vervolgens de bedrijventerreinen worden beschreven. Hoofdstuk 3 behandeld het relevante beleid van zowel de hogere overheden als de gemeente. Hoofdstuk 4 gaat in op de diverse omgevingsaspecten, zoals natuur, geluid, externe veiligheid, e.d. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de beleidskeuzes verwoord waarna in hoofdstuk 6 een juridische toelichting wordt gegeven op de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk zal eerst de bestaande situatie vanuit de lagenbenadering worden beschreven, waarbij met name wordt gekeken naar de ontstaansgeschiedenis. Vervolgens zullen de bedrijventerrein per stuk kort beschreven worden.

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Bodemen water

Bodem

Binnen het grondgebied van de gemeente Waalwijk is een duidelijk zichtbare overgang van kleinschalige zandgebieden in het zuiden, naar open kleigebieden in het noorden. De overgang tussen het rivierengebied en het zandgebied wordt gevormd door een oost-west gerichte dekzandrug, de ‘Naad van Brabant’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0002.png"

De verschillende grondtypen vormen lijnvormige zones van oost naar west. In noord-zuid richting zijn overgangen duidelijk zichtbaar in het landschap. Gezien vanaf de Bergsche Maas loopt het gebied richting het zuiden van de Uiterwaarden naar de hoger gelegen Maasterrasvlakten. Daarna gaat het gebied over in de veenweidegebieden waar hoge grondwaterstanden en kwel domineren. Verder naar het zuiden gaat het daarna over in de hoger gelegen zandgronden. Typerend voor de gemeente is de ligging van de (dorps)kernen op de hoger gelegen gronden aangrenzend aan de veenweidegebieden.

De opbouw van het landgebruik is gerelateerd aan de structuur van de bodem. De sterke overgang van noord naar zuid wordt getypeerd door de Bergsche Maas aan de noordzijde en bossen en stuifduinen van de Loonse en Drunense duinen aan de zuidoostzijde.

Water

Water speelt een grote rol in de gemeente Waalwijk door het overwegend agrarisch gebruik van de gronden. Op de waterkansenkaart is het gebied grotendeels aangeduid als kwelgebied. De kwelgebieden zijn te verdelen tussen kwel uit rivieren in de uiterwaarden van de Bergsche maas en gebieden met diepe kwel. De gebieden met diepe kwel liggen op de overgang van zand naar klei. De intermediaire gebieden vormen de overgang tussen de relatief hooggelegen infiltratiegebieden (buiten de gemeente) en de laaggelegen kwelgebieden.

Voor het bedrijventerreinen Haven speelt de directe verbinding (over water) naar de (Bergsche) Maas een belangrijke rol ten behoeve van uitbreiding en ontwikkeling van de haven, zodat de commerciële binnenvaart hiervan gebruik kan maken. Het industrieterrein Haven is hiervoor reeds goed ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0003.png"

Kwel en infiltratie

Natuur en landschap

Het landschap van de gemeente Waalwijk wordt gedomineerd door overwegend agrarisch gebruik dat duidelijk te zien is door het polderlandschap. De kavelstructuur geeft een duidelijke overgang tussen zones weer. Zo is het zeekleigebied zeer grootschalig verkaveld en is er in het veenweidegebied een sterke smalle lijnvormige verkaveling. Het gebied zuidelijk hiervan vormt de overgang tussen het veenweidegebied en organische verkavelingspatroon van de zandgronden. De landschapsecologische zones vormen duurzame buffers tussen stedelijke gebieden en verbinden de zandgebieden en de kleigebieden met elkaar.

De Maas is een lineaire structuurdrager met de uiterwaarden als een kenmerkend en open landschap. Langs de Maas is het patroon van oeverwallen zichtbaar. Dit landschap heeft als belangrijkste kenmerk de afwisseling tussen besloten en open delen. De openheid van een poldergebied is karakteristiek voor deze omgeving. Voor het landschappelijke karakter van het gebied is het dan ook wenselijk de verspreid voorkomende bebouwing te beperken en deze zo veel mogelijk te concentreren bij de kernen (en dan bij voorkeur Waalwijk).

Kenmerkende zones waar natuur een belangrijke rol (kan gaan) spelen zijn de uiterwaarden van de Bergsche Maas en Binnenpolder Capelle. Grote delen van deze gebieden zijn benoemt tot Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De uiterwaarden bestaan voornamelijk uit vochtig schraalland en moeras. Hierdoor is het gebied interessant voor moerasvogels, weidevogels en lokaal struweelvogels. De Binnenpolder van Capelle bestaat uit vochtig schraalland en kleine stukken elzenbroekbos en moeras. De strookvormige percelen zijn dikwijls omgeven door elzenhagen en rietkragen. Daarnaast zijn de polders en houtopstanden buiten de EHS-gebieden aantrekkelijk voor diverse beschermde vogelsoorten, amfibieën, reptielen, zoogdieren en plantensoorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0004.png"

Ecologische hoofdstructuur

Cultuurhistorie

De Langstraat, waar onder andere de kernen Waalwijk, Sprang-Capelle en Waspik deel van uit maken, heeft een occupatiegeschiedenis die typerend is voor de overgang van een uitgestrekt zandplateau naar de Hollandse delta.

In dit overgangsgebied, tussen moerassen met rivieren en zeearmen aan de noordwestzijde en de droge zandgronden aan de zuidoostzijde, ontstond in de loop van de tijd een lange band van verstedelijking. In de gemeente Waalwijk is de actieve rol van de cultuurhistorie terug te vinden in de relatie tussen het occupatiepatroon en ondergrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0005.png"

Cultuurhistorische waardenkaart

De Langstraat bestaat uit een ketting van dorpen en stadjes langs de zandrand, opgespannen tussen de steden Geertruidenberg en 's-Hertogenbosch. De langgerekte occupatielinten liggen te midden van een brede strook vruchtbaar veenkleigebied. Het occupatiepatroon van de 'Langstraat' is geënt op de landschappelijke structuur van het veenweidegebied. De Langstraat wordt gekenmerkt door een 'weefsel' van geconcentreerde bebouwde gebieden en langgerekte bebouwde lijnen van de occupatielinten (de lintbebouwing).


Waalwijk

Het huidige Waalwijk is ontstaan uit de drie dorpen Baardwijk, Waalwijk en Besoijen, welke waren gelegen op een oeverwal van het Oude Maasje. De landschappelijke onderlegger van het slagenlandschap is uiteindelijk bepalend geweest voor de latere stedelijke ontwikkeling van Waalwijk. Vanuit de oude ontginningsbasis is het stedenbouwkundig raster ontstaan.

De noord-zuidgerichte stegen en de oost-westelijk georiënteerde Langstraat en zeines vormden de latere hoofdassen van het stedenbouwkundig netwerk van Waalwijk. Langs de assen van het stedelijk raster is de grootschalige stedelijke groei van Waalwijk, binnenpolder na binnenpolder ingevuld. Zo is een grid ontstaan met lange lijnen, met een heldere structuur als kenmerk.

Een opvallend langgerekte oost-west georiënteerde lintbebouwing langs de as Hoogeinde, Loefstraat, Laageinde, Hoekeinde/Nieuwstraat, Grotestraat en Westeinde in het noorden van Waalwijk vormt de historische hoofdstructuur van de kern. Aan dit lint vestigde zich met name leernijverheid. De ligging op de rand van zand (eikenschors) en klei (waterstromen) bood een ideale ondergrond voor een florerende leerindustrie. Pas na 1940 begon een daadwerkelijke uitbreiding in de breedte, vooral naar het zuiden, waardoor omvangrijke delen van de landbouwgronden werden ingevuld met woonhuizen en de lintbebouwing aan de zuidzijde meer en meer werd omsloten door woonwijken. Na 1960 werd ten noorden van Waalwijk, rond de Waalwijkse Haven, een omvangrijk industriegebied aangelegd.


Archeologie

Op de Cultuurhistorische kaart is de gemeente Waalwijk grotendeels aangeduid met lage indicatieve waarden. Dit geldt ook voor het bedrijventerrein Haven, hier geldt met name een lage verwachtingswaarde. Voor enkele delen is een middelhoge verwachtingswaarde opgenomen, dit geldt met name voor delen nabij de uiterwaarden en langs de haven.

Ruimtelijke opbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0006.png"

2.2 Bedrijventerreinen

Hierna volgt een korte beschrijving van de bestaande situatie per onderdeel van het bedrijventerrein Haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0007.png"

2.2.1 Haven I - VI

Direct ten noorden van Waalwijk is vanaf de jaren 60 op de kleigrond tussen de Bergse Maas en de Langstraat Haven I-VI ontstaan, door de nabijheid van insteekhavens vanaf de Bergse Maas en de ligging aan de A59. Het Haventerrein ligt ten noorden langs de A59 (zichtlocatie) aan het knooppunt met de N261 en heeft een uitstekende ontsluiting. Mede door de uitstekende ligging en goede ontsluiting is dit bedrijventerrein uitgegroeid tot een werkgebied met een regionale functie. Het regionale bedrijventerrein Haven I-VI is te karakteriseren als een terrein met veel en grote contrasten. De belangrijkste tegenstellingen hebben te maken met de grootte van bedrijven, de leeftijd van gebouwen en bedrijven en de representativiteit hiervan en van het terrein in het algemeen. Tevens is er sprake van een grote menging aan milieucategorieën. Daarbij valt op dat soms de huisvesting van bedrijven die vallen onder de hogere milieucategorieën (te) dicht bij de kern liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0008.png"

2.2.2 Haven Zeven

Haven Zeven presenteert zich met de korte kant aan de A59. Op dit moment wordt een mooi front gemaakt naar de A59 met een hoge beeldkwaliteit. Haven Zeven, als uitbreiding op Haven I-VI, is voor een groot gedeelte uitgegeven. Naast de zichtlocatie aan de zuidzijde komt er aan de westzijde van Haven Zeven een natuurlijke wandelpromenade wat ook mogelijkheden geeft tot het bieden van een zichtlocatie. Dit beleid is inmiddels geëffectueerd door middel van een recent vastgesteld bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0009.png"

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor de bedrijventerreinen. Het sectorale beleid is beschreven in het hoofdstuk Omgevingsaspecten.

3.1 Beleid Van Hogere Overheden

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Om ruimte te creëren voor economische groei, investeert het kabinet in wegen, spoor en water. Mensen zijn dan minder reistijd kwijt en goederen zijn sneller op hun bestemming. Ook de belangrijkste economische regio's moeten goed bereikbaar zijn. In het nieuwe ruimtelijke beleid is verder aandacht voor een gezonde leefomgeving. Provincies en gemeenten krijgen meer taken en verantwoordelijkheden.

Een van de ambities is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. De sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0011.jpg"

Structuurvisie Ruimtelijke ordening (PS, 2010)

De provincie Noord-Brabant heeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025 vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt dat het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied. Daarbij wil de provincie bereiken dat het accent voor wonen en werken sterker wordt verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Ook het benutten van kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.

Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda´s voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. Er dienen voldoende terreinen geschikt te blijven of geschikt te worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.

Verordening Ruimte (PS, 2012)

Provinciale Staten hebben op 11 mei 2012 de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012 vastgesteld. De Verordening Ruimte is op 1 juni 2012 in werking getreden. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen. Tevens bevat het instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0013.jpg"

In de Verordening Ruimte wordt onderscheid gemaakt in bedrijventerreinen in de landelijke regio en in de stedelijke regio. De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten, die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik moet oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen worden voorkomen. De bedrijventerreinen moeten passend zijn in de omgeving. De volgende activiteiten zijn goed inpasbaar in een woonmilieu of gemengd milieu en worden in het algemeen geweerd op een bedrijventerrein:

  • in een stedelijke regio bedrijven behorend tot de milieucategorie 1 en 2 (met uitzondering van bedrijf in milieucategorie 2 in een bedrijfsverzamelgebouw of met een kavel meer dan 5.000 m²).
  • in een landelijke regio bedrijven behorend tot de milieucategorie 1.
  • bedrijfswoningen;
  • geen bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, voor zover niet direct verband houdend met één of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven.

Bevordering van zuinig ruimtegebruik door:

  • wijze van inrichting van het terrein, dat een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
  • regels voor minimale omvang van bedrijfskavels;
  • regels voor op de aard van het terrein aangepaste bebouwingspercentage en bebouwingshoogte;
  • regels die het oneigenlijk gebruik van terrein tegenhoudt.

Het bedrijventerrein Haven grenst aan de EHS, zie voor een nadere toelichting paragraaf Natuur. Haven Zeven is gedeeltelijk gelegen in een boringsvrije zone, zie paragraaf Water.

Regionaal planningsoverleg

In de verordening ruimte is bepaald, dat er regionale planningsoverleggen dienen plaats te vinden. Dit is een platform voor een gestructureerd overleg over de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijke beleid van de provincie en de regio. Daarbij heeft het overleg onder andere tot doel om afspraken te maken over de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en de monitoring van herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Daarbij zijn de provinciale prognoses van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen richtinggevend.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Stimuleren van herstructurering c.q. transformatie o.a. door het mogelijk maken kavels samen te voegen of te splitsen.
  • Tegengaan oneigenlijk ruimtegebruik en bevorderen zuinig ruimtegebruik. Op de bestaande bedrijventerreinen is in de huidige situatie sprake van oneigenlijk ruimtegebruik. Het wegbestemmen van dergelijke functies zal echter leiden tot financiële claims. Bestaande legale situaties worden in dit bestemmingsplan daarom positief bestemd. Wel wordt voorzien in de mogelijkheid om, in geval van duurzame beëindiging van een functie, nieuwe vergelijkbare functies niet langer toe te staan.

In het hoofdstuk Beleidskeuzes worden deze punten verder uitgewerkt.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Strategische visie (Raad, 2010)

Het wensbeeld van Waalwijk vanuit de strategische visie is “De gemeente Waalwijk is een stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Midden Brabant.”

Waalwijk ontwikkelt zich tot een aansprekende middelgrote regio tussen belangrijke stedelijke regio’s als Den Bosch, Tilburg en Breda. Daarbij buit zij de gunstige geografische ligging (snijpunt van belangrijke verbindingswegen) en haar perspectiefvolle kwaliteiten (bedrijventerreinen, divers samengesteld bedrijfsleven, goed opgeleide beroepsbevolking, uitstekend woon- en leefklimaat) maximaal uit. Waalwijk streeft er actief naar de positie op sociaal en economisch gebied, als aantrekkelijke industriële topregio, op eigen kracht te handhaven en verder uit te bouwen.

Coalitieprogramma 2010 – 2014

Het coalitieprogramma geeft als missie aan dat Waalwijk in 2020 een stedelijk knooppunt is dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Brabant.

Ontwikkelingen hangen nauw samen met arbeidsmarktbeleid en regionale taakstelling. De regionale functie moet worden behouden en verder worden uitgebouwd. Ten behoeve van een betere ontsluiting van industrieterrein Haven dient de wegenstructuur aangepast te worden. Hoe de reserve revitalisering zal worden ingezet, wordt nader bezien op het bereiken van een maximaal effect door de inzet van de middelen. De problematiek van de sluis (groot onderhoud, vervangen of nieuwe ontsluiting via water) moet bezien worden in samenhang met de ontwikkeling van Haven Acht.

Tevens kan worden voorzien in de realisering van een vrachtwagenparkeerplaats inclusief faciliteiten ten behoeve van chauffeurs op Haven Zeven.

In het kader van deregulering is het wenselijk dat de mogelijkheden binnen bestemmingsplannen worden verruimd. Bij de actualisatie van bestemmingsplannen moet hiermee rekening worden gehouden. De actualisatie van de bestemmingsplannen moet deze bestuursperiode voortvarend ter hand worden genomen teneinde de dienstverlening voor burgers en bedrijven aanmerkelijk te verbeteren.

Plan van aanpak Actualisering Bestemmingsplannen (Raad, 2004)

Aanleiding en doel van dit plan van aanpak is uitgelegd in het hoofdstuk Inleiding. In onderstaand schema zijn de uitgangspunten voor de te actualiseren bestemmingsplannen in het kort uitgelegd.

Uitgangspunten plan van aanpak
Actueel: De bestaande situatie en het bestaande beleid vormen het uitgangspunt voor het bestemmingsplan. In het geval van illegale bouw en gebruik behoudt de gemeente het recht om handhavend op te treden. Voornemens en nieuwe ontwikkelingen worden alleen in de bestemmingsregeling opgenomen indien ze onherroepelijk zijn op het moment dat de inspraakperiode van het (voor)ontwerpbestemmingsplan begint.
Toegankelijk: Van het bestemmingsplan wordt een analoge (schriftelijke) en een digitale versie gemaakt. Bij de opzet van het bestemmingsplan wordt daarom rekening gehouden met het kunnen opstellen van een digitaal uitwisselbare versie volgens de landelijke standaard.
Eenduidige systematiek en leesbaarheid: Het bestemmingsplan wordt steeds op dezelfde wijze opgesteld aan de hand van een handboek. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen modern taalgebruik en formele juridische formuleringen.
Flexibel: Alleen regelen wat geregeld moet worden; via een zo ruim mogelijke regeling maar met behoud van kwaliteit en zo veel mogelijk flexibiliteit opnemen in de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden*. Daardoor zijn zo min mogelijk omgevingsvergunningen voor het afwijken van het plan en wijzigingsmogelijkheden nodig en kunnen zowel bestuurlijk, ambtelijk als voor de klant tijd en kosten worden bespaard.
Rechtszeker: De bestaande situatie is het uitgangspunt. Waar mogelijk moeten dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden.

*In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen zullen wel meer afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen worden dan in het bestemmingsplan Woonwijken. Dit vanwege het gewenste beleid op basis van de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen.


Sociaal Economisch beleidsplan 2006-2010 (Raad, 2005)

Waalwijk kiest in haar sociaal-economisch beleid voor de volgende doelstellingen:

  • versterking van de economische structuur van de regio. Het oogmerk hierbij is het behoud, c.q. het verwerven van een zelfstandige positie in het gebied tussen Den Bosch en Tilburg;
  • verdere ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van de regio, en daarmee het zeker stellen op langere termijn van de (economische) continuïteit van de regio;
  • het verbeteren van de aansluiting van vraag en aanbod op de (lokale en regionale) arbeidsmarkt;
  • het verbeteren van de kwaliteit van werken, wonen en leven in deze regio (welzijn).

Masterplan Bedrijventerrein Haven 2007

Het masterplan vormt het kader voor de nog openstaande herstructureringsopgave van Bedrijventerrein Haven en geeft richting aan het gemeentelijk uitgangspunt “groeien in kwaliteit”. Naast de al bereikte resultaten geeft het masterplan ook inzicht in de manier waarop partijen de kwaliteitsimpuls als resultaat van de herstructurering voor de lange termijn willen behouden en uitbouwen. De ontwikkeling van een visie op de gewenste ruimtelijke structuur van het gehele bedrijventerrein Haven is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van Haven Zeven. Door de ontwikkeling van dit nieuwe terrein ontstaan immers kansen voor verplaatsing van een aantal bedrijven van het bestaande bedrijventerrein Haven I t/m VI naar nieuwe terrein van Haven Zeven op basis van een integrale visie. In verband hiermee worden, gekoppeld aan de ontwikkeling en uitgifte van het nieuwe terrein, fondsen gevormd die ter beschikking kunnen worden gesteld aan de herstructurering van het bestaande terrein Haven. Op deze wijze wordt het principe “nieuw voor oud” toepasbaar. Naast deze financiële koppeling zal Parkmanagement Waalwijk de organisatorische koppeling moeten gaan vormen tussen het nieuwe en het bestaande bedrijventerrein. Met dit masterplan brengen de partijen de problemen op het bestaande bedrijventerrein Haven in beeld en stellen op basis van de speerpunten uit de integrale visie hun ambities en beoogde resultaten vast. Aanleiding voor dit masterplan is de vaststelling door gemeente en bedrijfsleven dat bedrijventerrein Haven I t/m VI aan een verdere structurele verbetering toe is. Gemeente en bedrijfsleven vinden dat het gezamenlijk aanpakken van de problemen noodzakelijk is om te voorkomen dat een negatieve spiraal optreedt, waardoor bedrijventerrein Haven (verder) in verval raakt. De partijen streven er naar om van bedrijventerrein Haven weer een modern en dynamisch terrein te maken. Hierdoor zal het aantal arbeidsplaatsen toenemen en krijgen de lokale, regionale en landelijke economie een belangrijke impuls.

Masterplan Havens Midden Brabant 2007

Het Masterplan heeft tot doel: inzicht te geven in de inspanningen die voor de regio Midden Brabant nodig zijn om op het gebied van vervoer over water de concurrentiepositie van de regio te versterken. Deze doelstelling is gedurende het traject aangescherpt waardoor er niet uitsluitend aandacht zal zijn voor het versterken van de concurrentiepositie van Midden Brabant, maar ook voor de structurele samenwerking en versterking van de logistieke functie, gericht op meer toegevoegde waarde voor de regio en meer multimodaal vervoer (vervoer over weg, water én spoor).

Milieubeleidsplan (Raad, 2010)

Dit milieubeleidsplan is opgesteld aan de hand van 9 verschillende milieuthema’s die voor de gemeente Waalwijk van toepassing zijn: water, energie en klimaat, licht, natuur en stedelijk groen, afval, bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en geur. Ieder thema wordt in een apart hoofdstuk volgens dezelfde structuur besproken: als eerste paragraaf een beschrijving van de visie voor de lange termijn gevolgd door een beknopte beschrijving van de uitgangspositie voor het betreffende thema. De volgende paragraaf beschrijft welke kernwaarden of principes binnen dit thema voor Waalwijk belangrijk zijn. Omdat Waalwijk te maken heeft en krijgt met (autonome) lokale, regionale, en (inter)nationale ontwikkelingen en trends worden hiervan in de vierde paragraaf van ieder hoofdstuk de belangrijkste aangestipt. In de slotparagraaf van ieder themahoofdstuk wordt de inzet voor de komende jaren beschreven:”Waar ligt de focus van onze rol en ons inhoudelijk beleid?” Het handelen ten aanzien van milieu wordt bepaald door een aantal kernwaarden of principes, namelijk:

  • Milieu heeft voor ons een eigen intrinsieke waarde;
  • duurzaamheid is in Waalwijk een leidend principe;
  • minder gemeentelijke uitgaven staan niet synoniem aan verschraling van de milieukwaliteit in onze gemeente;
  • gekozen wordt voor tenminste behoud en waar mogelijk versterking van de milieukwaliteit;
  • milieuproblemen aanpakken bij de bron.

Nota Wensbeelden, Uitgangspunten Bouwstenen Bedrijventerreinen (Raad 2012)

De nota formuleert, mede op basis van het bestaande beleid van de hogere overheden en het eigen gemeentelijke beleid, de Waalwijkse wensbeelden, uitgangspunten en bouwstenen ten aanzien van bedrijventerreinen. Hierin komen de ambities en doelen van onder andere de hiervoor genoemde beleidsdocumenten samen.

Daarbij is ook rekening gehouden met de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van Waalwijk en de huidige situatie van de bedrijventerreinen. Deze wensbeelden, uitgangspunten en bouwstenen zijn de basis voor een gewenste doorontwikkeling van de huidige terreinen en voor een weloverwogen ontwikkeling van nieuwe terreinen. De gewenste eindsituatie en het in te zetten financiële en juridisch-planologische instrumentarium maken daar deel van uit. Daarnaast is de nota een bouwsteen voor de nieuwe structuurvisie en geeft invulling aan de groeidoelstelling van Waalwijk. Ook is de nota de noodzakelijke input geweest voor de gemeentelijke standpuntbepaling op de provinciale beleidsplannen (structuurvisie) en regels (verordening ruimte) op het gebied van werken, die voor een groot gedeelte, de context bepalen waarbinnen tot een verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen gekomen kan worden. Bij de nota hoort een strategie met uitvoeringsprogramma, waarin concreet wordt beschreven hoe de ambities bereikt kunnen worden. Deze strategie wordt in een latere fase uitgewerkt waarin de herstructureringsopgave en de uitleglocaties aan bod komen. De inhoud van deze nota vormt de basis van de beleidskeuzes in dit bestemmingsplan en komt daarom aan bod in het hoofdstuk Beleidskeuzes.

Detailhandelsvisie (Raad 2012)

Het detailhandelsbeleid van de gemeente Waalwijk heeft als hoofddoelen te komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners, een duurzame voorzieningenstructuur, voldoende werkgelegenheid en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers. Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).

De visie op de detailhandelsstructuur spreekt zich ook uit over detailhandel op perifere locaties. Hierbij wordt met name uitgegaan van detailhandel op bedrijventerreinen.

De onderdelen van de Detailhandelsvisie die relevant zijn voor dit bestemmingsplan komen inhoudelijk aan bod in het hoofdstuk Beleidskeuzes.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Verruiming van de bestemmingsplanmogelijkheden. Voor de vertaling hiervan zie hoofdstuk Beleidskeuzes.
  • Vertalen uitgangspunten Plan van aanpak Actualisering Bestemmingsplannen, zie hoofdstuk Beleidskeuzes.
  • Vertalen milieubeleidsplan voor de verschillende aspecten indien relevant voor het bestemmingsplan, zie hoofdstuk Omgevingsaspecten.
  • Vertalen Nota Wensbeelden, Uitgangspunten en Bouwstenen Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie, zie hoofdstuk Beleidskeuzes.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast beleidsaspecten geven ook allerlei onderzoeks- en milieuaspecten randvoorwaarden voor het op te stellen bestemmingsplan. De belangrijkste aspecten zijn onderstaand beknopt weergegeven. Een uitgebreide beschrijving per onderzoeksaspect is opgenomen in Bijlage 1 Onderzoeksresultatenbestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven. De conclusies vanuit de onderzoeken zijn in dit hoofstuk als volgt vertaald:

  • Uitgangspunten/randvoorwaarden bestemmingsplan:
  1. 1. Aspecten die uitgewerkt moeten worden in het hoofdstuk Beleidskeuzes.
  2. 2. Aspecten die direct doorwerken in het bestemmingsplan.
  • Signalering:
  1. 3. Aspecten die in het plangebied naast het bestemmingsplan van belang zijn.
  2. 4. Aspecten die in het plangebied bij nieuwe ontwikkelingen van belang zijn die geen onderdeel uitmaken van bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven vanwege het consoliderende karakter.

4.1 Natuur

Onderzoek is gedaan naar de consequenties die op kunnen treden op beschermde natuurwaarden bij het ontwikkelen en later mogelijk ook het toepassen en realiseren van de mogelijkheden binnen het geactualiseerde bestemmingsplan Bedrijventerreinen.

Flora- en faunawet

In de plangebieden zijn binnen de Flora- en faunawet beschermde soorten niet uit te sluiten. Hiervoor geldt dat bij concrete uitvoering van projecten/ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt altijd een toetsing van de Flora- en faunawet moet worden uitgevoerd.

Natura 2000-gebieden

Het optreden van (significant) negatieve effecten op kwalificerende habitattypen en habitatrichtlijnsoorten van de Natura 2000-gebieden 'Langstraat' en 'Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen' wordt op basis van de geboden bestemmingsplanruimte niet verwacht. Er is derhalve geen sprake van een belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Er grenst een EHS gebied in de vorm van een ecologische verbindingszone (EVZ) aan de west- en noordzijde van plangebied Haven Zeven en aan de noordzijde van plangebied Haven. De wezenlijke waarden en kenmerken van een EHS gebied zijn beschermd. Een wezenlijke aantasting van deze EHS door het gebruik van het bedrijventerrein is niet te verwachten.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het Oude Maasje bestemmen als water met natuurwaarden.
  • Bestaande robuuste groenstructuren op Haven waar beschermde soorten worden verwacht op nemen als groenstructuren met natuurwaarden.

Signalering

  • Bij nieuwe ontwikkelingen en concrete uitvoering dient altijd een toetsing plaats te vinden op basis van de werkelijke uit te voeren activiteiten en de effecten van deze activiteiten op de natuurwaarden. In die fase kan de ingreep in detail worden uitgewerkt en kan de noodzaak voor mitigatie, ontheffing, vergunning en dergelijke worden bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0014.png"

4.2 Landschap En Groen

In de Bomennota (vastgesteld januari 1999) is beleid geformuleerd voor het huidige en toekomstige bomenbestand van de gemeente Waalwijk. In het groenstructuurplan (vastgesteld op 6 september 2007) wordt het groene raamwerk van de gemeente Waalwijk beschreven. Tot het groene raamwerk behoren bomenlanen en bomenrijen, maar ook bermen, parken, groenstroken en landschapselementen. Hierbij zijn de meest waardevolle groene elementen in beeld gebracht: de groene hoofdstructuur. Voor een nadere toelichting zie Bijlage 1 Onderzoeksresultatenbestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De in het Groenstructuurplan aangegeven vlakken voor groene hoofdstructuur krijgen een passende bestemming.

Signalering

  • Waardevolle en monumentale bomen zijn voldoende beschermd via de Bomennota en de APV.


afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0015.png"

4.3 Water

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang in een ruimtelijk plan is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op even wichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen geldt bijvoorbeeld dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik gelden. Ook is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 2000 m2, binnen een waterkering bepaalde handelingen of werkzaamheden te verrichten die de veiligheid en stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden en water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden zoals die zijn aangegeven op de Keurkaart. Indien een uitbreiding van het verhard oppervlak van 2000 m2 zal plaatsvinden bij een van de bedrijfsterreinen, is mogelijk een watervergunning nodig.


afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0016.png"


afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0017.png"


Het Waterschap verzoekt het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht Pvc. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.


Voor een nadere toelichting zie 'Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinenen Haven'.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De hoofdwatergangen worden als water bestemd, dit komt over het algemeen neer op de A-watergangen.
  • Er wordt een zone opgenomen ten behoeve van het beschermingszone kleilaag en planologisch beschermd.
  • Bij flexibiliteitsbepalingen zal indien nodig een voorwaarde opgenomen worden dat geen nadelige beïnvloeding van de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie mag ontstaan.
  • Overleg vindt plaats met waterpartijen in het kader van de Watertoets.


Signalering

  • Voor regionale waterkeringen gelden mogelijk beperkingen bij ontwikkelingen en is mogelijk een watervergunning nodig vanuit de Keur.
  • Bij uitbreidingen van verhard oppervlak of werkzaamheden bij oppervlaktewater is mogelijk een watervergunning nodig vanuit de Keur.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen mag geen nadelige beïnvloeding ontstaan van de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
  • Het waterschap adviseert het vermijden van uitlogende materialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0019.png"

4.4 Cultuurhistorie En Archeologie

In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld (conform het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta). Deze wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

De op 3 februari 2011 vastgestelde erfgoedkaart geeft middels de beleidskaart aan waar en op welke manier onderzoek noodzakelijk is in het ruimtelijk proces. De archeologische beleidskaart – bestaande uit de archeologische verwachtingenkaart en de archeologische maatregelenkaart – moet primair een helder en hanteerbaar beleidsinstrument vormen, en is het resultaat van de inventarisatie en analyse van de op dit moment beschikbare gegevens over het bodemarchief van de gemeente Waalwijk en een gemeentelijke belangenafweging waarbij archeologische kennisvermeerdering en conservering van erfgoed plaats krijgen in een bredere maatschappelijke context. Voor een nadere toelichting zie Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplanBedrijventerreinen en Haven.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De archeologische waarden uitwerken overeenkomstig de voorkomende categorieën op de Erfgoedkaart Waalwijk:
    1. 1. Categorie 1: beschermde archeologische monumenten niet in Waalwijk aanwezig;
    2. 2. Categorie 2: archeologische waardevol, ingrepen in deze gebieden zijn onderzoeksplichtig bij bodemingrepen groter dan 100m2 en waar de verstoring dieper gaat dan 30 cm;
    3. 3. Categorie 3: hoge verwachting, ingrepen in deze gebieden zijn onderzoeksplichtig bij bodemingrepen groter dan 500m2 en waar de verstoring dieper gaat dan 50 cm;
    4. 4. Categorie 4: gematigde verwachting, ingrepen in deze gebieden zijn onderzoeksplichtig bij bodemingrepen groter dan cm 5000m2 en waar de verstoring dieper gaat dan 50 cm;
    5. 5. Categorie 5: lage verwachting, alleen onderzoek bij MER plichtige projecten;
    6. 6. Categorie 6: zonder archeologische verwachting, geen onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0020.png"

4.5 Verkeer

In 1998 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan vastgesteld. Dit plan bevat een totaalvisie op het gebied van verkeer en vervoer. De nadruk ligt daarbij op het ontwikkelen van een evenwichtig verkeerssysteem, waarin de voorzieningen voor de auto, de fiets, de voetganger en het openbaar vervoer op elkaar worden afgestemd. Er is sprake van een integrale benadering van de verkeersproblematiek. Deze integrale benadering is noodzakelijk om te voorkomen dat knelpunten of problemen alleen maar worden verschoven door het nemen van facet dan wel ad-hocmaatregelen.

Uitgangspunt ten aanzien van parkeren en rangeren is dat dit op eigen terrein dient plaats te vinden. Voor de capaciteit wordt verwezen naar de Parkeernormennota zoals die door de gemeenteraad in de vergadering van januari 2010 is vastgesteld. Tevens dient op basis van de Bouwverordening en het Bouwbesluit voldaan te worden aan voldoende parkeer- en rangeergelegenheid.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Gebiedsontsluitingswegen worden bestemd als verkeer-ontsluiting. Overige wegen worden bestemd als verkeer - verblijfsgebied.
  • Bij het toepassen van flexibiliteitsbepalingen is waar nodig verkeersveiligheid en voldoende parkeer- en rangeergelegenheid een voorwaarde.


Signalering

  • Op basis van de Bouwverordening en het Bouwbesluit dient voldaan te worden aan voldoende parkeer- en rangeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0021.jpg"

4.6 Milieuzoneringen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden en functies, zoals woonbebouwing. Milieuzonering dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Om het begrip milieuzonering voor de praktijk te concretiseren wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven 'Bedrijven en milieuzonering' met daarin opgenomen de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven wat de uitstraling is in milieuhygiënisch opzicht. Deze uitstraling wordt bepaald aan de hand van een aantal aspecten. Het gaat hierbij om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, met daarnaast aandacht voor de indices verkeer, visueel, bodem en lucht.

De mate van uitstraling wordt vastgelegd in een zestal milieucategorieën, oplopende van bedrijvigheid met een lichte (categorie 1) naar bedrijvigheid met een zware milieuhygiënische uitstraling (categorie 6). Iedere categorie correspondeert met een bepaalde wenselijke afstand tot milieugevoelige functies.

Andersom geldt ook dat binnen een milieucirkel nieuwbouw van milieugevoelige objecten, zoals woningen, niet zonder meer is toegestaan. Dit enerzijds om de mogelijkheden van het agrarisch bedrijf niet (verder) te beperken en anderzijds om de milieugevoelige functie te beschermen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Bestaande legale bedrijven en voorzieningen krijgen een passende bestemming.
  • Bij het toekennen van de bestemmingen wordt rekening gehouden met de VNG-systematiek van SBI-codering. In hoofdstuk Juridische planbeschrijving wordt hier nader op ingegaan.

4.7 Geluid

Gezoneerde bedrijventerreinen

De terreinen Haven I t/m VI en Haven Zeven zijn geluidgezoneerde terreinen (industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder), met uitzondering van het meest zuidelijk gedeelte van Haven Zeven (bedrijventerrein). De terreinen hebben op dit moment ieder een eigen geluidzone en worden ook afzonderlijk van elkaar getoetst. De geluidzone van Haven I t/m VI zit op dit moment akoestisch vol omdat aan de zuidzijde sprake is van enkele overschrijdingen. Om deze overschrijdingen op te lossen heeft de gemeente een Geluidreductieplan+ opgesteld waarin maatregelen zijn uitgewerkt

Ten behoeve van het zonebeheer is een Zonebeheerplan opgesteld. Om een juridische toetsing mogelijk te maken, is dit ook vertaald in een afzonderlijk bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven.

Met het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven wordt de samenvoeging van de geluidzones van Haven I t/m VI en Haven Zeven en de daarmee gepaard gaande zonewijziging geregeld. Daarnaast richt het zich op een evenwichtige verdeling van de totaal beschikbare geluidruimte over de verschillende percelen c.q. bedrijven binnen het gezoneerde industrieterrein Haven I-VI én Haven Zeven, waarbij de nog beschikbare geluidruimte wordt gereserveerd voor nieuwe ontwikkelingen bij zowel bestaande bedrijven als nieuw te vestigen bedrijven. Voor meer informatie over dit onderwerp wordt verwezen naar het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven.

Wegverkeerslawaai

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of nieuwe wegen bij recht mogelijk gemaakt. Er is daarom geen nader onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid om een nieuwe bedrijfswoning te realiseren, zal mede getoetst moeten worden aan de normen uit de Wet geluidhinder.


Signalering

  • Plannen op bedrijventerrein Haven dienen ook altijd getoetst te worden aan het Zonebeheerplan en bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven.

4.8 Luchtkwaliteit

De gemeente Waalwijk heeft een onderzoek laten uitvoeren met betrekking tot de luchtkwaliteit binnen de gemeente, op basis van de actuele modellen. Zie verder Bijlage 1 Onderzoeksresultatenbestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.

Signalering

In 2021 zijn er geen overschrijdingen van de normen voor fijn stof en stikstofdioxiden. Iedere uitbreiding binnen het plangebied zal vallen onder de regelgeving 'niet in betekenende mate'.

4.9 Bodem

In een bestemmingsplan dient te worden beschreven wat de bodemkwaliteit van het betreffende gebied is. Is er sprake van een bestemmingswijziging dan wordt de bodemkwaliteit beschreven met behulp van een verkennend bodemonderzoek conform de NVN 5725 en NEN 5740.

Dit bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast is het betreffende gebied voor het grootste gedeelte geen eigendom van de gemeente. Er is daarom geen gebiedsdekkend bodemonderzoek uitgevoerd. Er is wel gekeken naar de informatie die bij de gemeente beschikbaar is over de bodemkwaliteit, zie Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinenen Haven.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op het bedrijventerrein Haven Zeven zijn aanvullende voorschriften nodig in het bestemmingsplan (aanlegvergunningstelsel) ter bescherming van de daar aanwezige kleilaag die een functie heeft ter bescherming van de waterhuishouding van het Natura 2000 gebied De Langstraat.

Signalering

Bij bedrijven kan vanuit de milieuwetgeving om een bodemonderzoek gevraagd worden. Indien in het plangebied bouwinitiatieven zijn zal per initiatief gekeken worden of op basis van de Woningwet een bodemonderzoek noodzakelijk is.

4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden. Per bedrijventerrein zijn in Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven de externe veiligheidsaspecten behandeld.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Risicovolle inrichtingen worden aangeduid. De plaatsgebonden risicocontour wordt opgenomen indien kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt binnen deze contour. De mijnbouwindustrie valt momenteel niet onder de BEVI-regelgeving maar dit gaat hoogst waarschijnlijk in de 2e helft van 2013 veranderen. Dientengevolge zullen de inrichtingen aan de Weteringweg 25 (behandelingsinstallatie voor aardgas) en aan de Emmikhovensestraat (overslag van aardgascondensaat) onder het BEVI/REVI regime gaan vallen. Hiermee is nog geen rekening gehouden in dit bestemmingsplan.
  • Aanpassingen vanuit het Bevi-bestemmingsplan op basis van de uitspraak Raad van State zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
  • De aanwezige aardgasleidingen worden bestemd, inclusief een belemmeringenstrook van 4 of 5 m afhankelijk van de werkdruk.
  • Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in 'Bijlage 4 Externe Veiligheid inclVerantwoording groepsrisico'. Alles overwegende wordt door het college geconcludeerd dat het verantwoord is om het bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0022.png"

4.11 Technische Infrastructuur

Dit aspect gaat om de boven- en ondergrondse technische infrastructuur.

Binnen het plangebied loopt een hoogspanningleiding. De hoogspanningslijnen zijn belast met een zakelijk recht. Ter bescherming van de veiligheid rondom bovengrondse hoogspanningslijnen wordt ter weerszijde van de lijn een vrije strookbreedte gehanteerd. In deze strook wordt een aantal belemmeringen opgelegd ten aanzien van onder andere bebouwingen en opstallen, hoogopgroeiende beplanting en werkzaamheden. De benodigde belemmeringenstrook is afhankelijk van het spanningsniveau van de verbinding en de uitvoering van de hoogspanningslijn. De volgende hoogspanningslijn is in het plangebied aanwezig:

  • Hoogspanningslijn Geertruidenberg - Waalwijk - 's-Hertogenbosch, 150 kV, belemmeringenstrook van 25 meter aan weerszijde van de hartlijn van de hoogspanningslijn. Bij werkzaamheden worden de veiligheidsvoorschriften van Tennet in acht genomen.

In het plangebied liggen de volgende soorten leidingen welke planologisch beschermd moeten worden:

  • Hoofdaardgastransportleidingen;
  • Persleidingen waterschap/gemeente;
  • Northern Petroleum Nederland B.V.-leidingen (nat-gas).

Tot slot gelden er hoogtebeperkingen ten gevolge van:

  • Radarstation (100-140 m hoog) respectievelijk 113 m voor radarstations van defensie;
  • Laagvliegroutes (30 m hoog, dit is echter geen harde norm).

Bij ontwikkelingen met een dergelijke hoogte is overleg nodig met de verantwoordelijke instantie. Een hoogte van meer dan 100 m komt niet voor in het plangebied en wordt daarom niet verder uitgewerkt.


Uitgangspunten/randvoorwaarden voor het bestemmingsplan

  • Hoogspanningsleiding Geertruidenberg - Waalwijk - 's-Hertogenbosch met de daarbij behorende beschermingszone krijgt een passende bestemming.
  • Northern Petroleum Nederland B.V.- leidingen en persleidingen waterschap/gemeente, met een daarbij behorende beschermende zone, krijgen een passende bestemming.
  • Indien nodig toetsen aan de hoogtebeperking vanuit laagvliegroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0023.png"

4.12 Duurzaamheid

De gemeente Waalwijk wil een duurzame gemeente zijn, met als speerpunt een verduurzaming van de energievoorziening. Voor het bereiken van deze ambitie is ook een verduurzaming van de bedrijventerreinen nodig. In de duurzaamheidsparagraaf van de Bijlage 1 Onderzoeksresultatenbestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven wordt ingegaan op de betekenis van het begrip duurzaamheid in het algemeen en in relatie tot bedrijventerreinen op een aantal thema's. Veel van deze thema's kunnen echter niet via een bestemmingsplan worden geregeld. De verduurzaming moet dus vooral worden bereikt via een interactief proces waarin samen met de bedrijven gezocht wordt naar duurzame oplossingen. Het bestemmingsplan moet de keuze van oplossingen niet verhinderen.

Uitgangspunten/randvoorwaarden voor het bestemmingsplan

  • Intensief ruimtegebruik als algemeen uitgangspunt.
  • Rekening houden met de gevolgen van duurzaam bouwen.
  • Mogelijk maken van voorzieningen voor het verduurzamen van de energievoorziening, bijvoorbeeld zonnepanelen op platte daken van bedrijfspanden.

Signalering

  • Duurzaam bouwen en inrichten is van invloed bij het aanvragen van een omgevingsvergunning via regels omtrent EPC (energieprestatiecoëfficiënt) op grond van het Bouwbesluit. Voor een aantal voorzieningen met hoog en/of duurzaam rendement is ook op basis van milieuregelgeving toestemming nodig.
  • Het interactieve proces met bedrijven en bewoners op basis van de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie is positief voor een duurzame invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 5 Beleidskeuzes

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de gemeentelijke beleidskeuzes ten aanzien van de bedrijventerreinen geschetst. Eerst worden de algemene uitgangspunten benoemd en daarna zijn de beleidskeuzes per bedrijventerrein uitgewerkt. Tot slot worden een aantal specifieke onderwerpen die van belang zijn voor het bestemmingsplan, uitgewerkt in concrete beleidskeuzes.

De mogelijkheden om een gewenst beleid te formuleren ten aanzien van bedrijventerreinen via een bestemmingsplan zijn niet onbeperkt. Allereerst vormt de bestaande situatie daarbij het uitgangspunt (hoofdstuk Bestaande situatie). Vervolgens is het van belang te bepalen wat vanuit de bestaande situatie moet en mag op basis van de wettelijke kaders en het provinciaal beleid (paragraaf Beleid van hogere overheden). Binnen deze grenzen bepaalt de gemeente welke ruimtelijke ordening men graag zou willen. Daarbij wordt rekening gehouden met al bestaande gemeentelijke beleidsstukken en onderzoeken die relevant zijn voor het bestemmingsplan bedrijventerreinen (paragraaf Gemeentelijk beleid en hoofdstuk Omgevingsaspecten). Zij brengt dat in evenwicht met wat de gemeente zou kunnen (personeel, instrumenteel, financieel). Tot slot komt de uitvoering van het ruimtelijk beleid in beeld, door de gemeente zelf of door de private sector/burgers.

5.2 Algemene Uitgangspunten

Naast de genoemde uitgangspunten in het hoofdstuk Beleid en hoofdstuk Omgevingsaspecten zijn de volgende uitgangspunten uit de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie relevant voor dit bestemmingsplan.


Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen

De uitgangspunten voor de (her)ontwikkelingsopgave zijn gekoppeld aan een aantal thema's:


Ruimte om te ondernemen

  • Vanuit de ondernemers, werknemers en bewoners ontstaat een veranderende vraag naar de kwaliteit van de bedrijventerreinen. Hierop dient optimaal te worden ingespeeld;
  • Er moet in kwantitatieve zin voldoende up-to-date ruimte blijven voor reguliere bedrijventerrein sectoren. Het gaat daarbij - naast de kleinere lokale gebruikers - ook om middelgrote tot grote logistieke en productiebedrijven. Daarbij is een differentiatie in kavelgrootte van belang;
  • Om te kunnen reageren op de marktontwikkelingen dient bij de ontwikkeling van het beleid voor de bedrijventerreinen voldoende flexibiliteit nagestreefd te worden. Hiervoor worden in het bestemmingsplan flexibiliteitsregels opgesteld. Daarin wordt opgenomen dat bestaande bedrijven niet onevenredig mogen worden aangetast in de bedrijfsvoering bij toepassing van deze regels. Daarnaast dient de nagestreefde flexibiliteit wel te passen binnen de identiteit van de terreinen;
  • De bestaande voorraad bedrijventerreinen moet goed worden benut;
  • Waalwijk wil een actieve rol op het gebied van de herstructurering van haar bestaande bedrijventerreinen. Daarbij geldt dat terreinen zoveel mogelijk hun economische functie behouden. Bij enkele bedrijventerreinen wordt een gehele of gedeeltelijke transformatie als einddoel voorgesteld.


Inspelen op nieuwe markten

  • Waalwijk wil ruimte bieden aan de groei van bedrijven en aan nieuwe markten/ondernemingen om daarmee in te spelen op de trends en ontwikkelingen op de bedrijfsruimtemarkt. Met name de belangstelling van bovenregionale logistieke bedrijvigheid is voor Waalwijk aantrekkelijk.
  • Zo wil Waalwijk bijvoorbeeld plaats bieden aan de Value Added Logistics. Detailhandel, zorg, retail, leisure, wellness, lifescience en fitness zijn sectoren waaraan Waalwijk voldoende ruimte wil bieden. Met name op het gebied van leisure is sprake van de ontwikkeling van een Leisure Boulevard van Midden Brabant. Ook Waalwijk maakt hiervan onderdeel uit.


Investeren in infrastructuur

  • Een betere bereikbaarheid en een betere doorstroming verbeteren het vestigingsklimaat voor de bedrijven. Ook is het van belang, dat de multimodale ontsluiting verder wordt ontwikkeld. Hierdoor kan de uitbreiding (middels effectief ruimtegebruik) van watergerelateerde en -gebonden bedrijvigheid gerealiseerd worden en is de haven toegerust op de ontwikkelingen in de scheepvaartsector.


Terreinen met een eigen identiteit

  • Clustering van bedrijvigheid, eventueel gethematiseerd, zal bijdragen aan efficiënt ruimtegebruik en gezonde ondernemingen;
  • Los verspreide grootschalige en/of perifere detailhandel binnen de gemeente moet worden tegengegaan. Wel moeten er mogelijkheden voor grootschalige en/of perifere detailhandelsvoorzieningen worden geboden. Dit geldt zowel voor de groei van de bestaande bedrijven als voor de vestiging van nieuwe bedrijven. Dit dient slechts op die bedrijventerreinen mogelijk gemaakt te worden waar de uitbreiding of vestiging het karakter/de identiteit van het terrein versterkt. Nieuwvestiging van GDV en/of PDV in het bestemmingsplan moet passen binnen de vastgestelde detailhandelsvisie (oktober 2012 nr. 204X00389.067113_6). Via een flexibiliteitsbepaling in het bestemmingsplan kan vestiging van grootschalige en/of perifere detailhandel plaatsvinden op daarvoor aangewezen locaties, onder nader te bepalen voorwaarden.
  • Alle bedrijventerreinen binnen Waalwijk hebben hun eigen sterke en zwakke punten. Met name zal voor de bedrijventerreinen worden gekeken naar de sterke punten. Het betreft dan de ligging van het terrein in relatie tot de woonomgeving maar ook ten opzichte van de infrastructuur. Ook de indeling van de terreinen speelt hierbij een rol. Door de nadruk te leggen op de sterke punten zal elk bedrijventerrein uniek worden ten opzichte van de andere terreinen waardoor het een eigen identiteit krijgt. Deze identiteit biedt vervolgens kansen voor een clustering van sectoren van bestaande en nieuwe bedrijven;
  • De bereikbaarheid van de haven op bedrijventerrein Haven waarborgt een 'bindingsfactor' voor watergerelateerde/watergebonden bedrijven en vergroot economische stabiliteit binnen de gemeente.


Milieu en duurzaamheid

  • Waalwijk wil toekomstbestendige en duurzame terreinen ontwikkelen, waarbij zuinig ruimtegebruik en klimaatneutraliteit voorop staan;
  • Clustering en zonering op milieucategorieën, als leidend uitgangspunt, zijn noodzakelijk voor effectief ruimtegebruik en flexibiliteit;
  • Er dient aandacht te blijven voor de vestigingsvoorwaarden van bedrijven op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen;
  • Aandacht moet worden geschonken aan bestaande knelpunten welke veroorzaakt worden door milieuzoneringen (geluid & lucht). Bij het opstellen van de bestemmingsplannen worden de definitieve begrenzingen van de milieuzonering opgesteld.


De consequenties voor bedrijventerreinen Haven zijn opgenomen in paragraaf 5.4.

Detailhandelsvisie


Uit de detailhandelsvisie komen de volgende uitgangspunten naar voren:

  • Het uitgangspunt van de Detailhandelsvisie is de keuze voor de bestaande structuur en de gevestigde ondernemers. Dit betekent dus een terughoudend beleid ten aanzien van allerlei vormen van detailhandel, die de bestaande structuren bedreigen.
  • Het detailhandelsaanbod op perifere locaties kan bijdragen aan de versterking van de lokale verzorgingspositie en van de regionale aantrekkingskracht van Waalwijk. Het kan echter ook negatieve effecten met zich meebrengen voor de gewenste doorontwikkeling van Waalwijk-centrum. In de Detailhandelsvisie staat een evenwichtige versterking van zowel het centrum als de perifere detailhandel centraal. Hierbij mogen de ontwikkelingen in de periferie de ontwikkeling van Waalwijk-centrum niet frustreren. Voor detailhandel op periferie locaties wordt daarom uitgegaan van zo veel mogelijk concentratie van het aanbod op (delen van) het bedrijventerrein Zanddonk.
  • Het streven is clustering van ABC-detailhandel op het bedrijventerrein van Andelstraat en aan de noordzijde van de A59 (driehoek Biesbosweg, Havenweg, Kleiweg). Het gaat dan om detailhandel in de volgende branches:
    1. 1. ABC-goederen, daaronder wordt in dit plan verstaan de detailhandel in transportartikelen zoals auto's, motoren, boten, paardentrailers, aanhangwagens, caravans;
    2. 2. detailhandel in autoaccessoires en -materialen (in relatie met inbouw).
  • Internetafhaalpunten* worden in principe niet op bedrijventerreinen en bij voorkeur in of nabij winkelgebieden geconcentreerd. Op deze manier kan mogelijk combinatiebezoek optreden. In uitzonderingsgevallen zijn internetafhaalpunten buiten de traditionele winkelgebieden mogelijk. Dergelijke verzoeken zullen afzonderlijk worden beoordeeld en getoetst worden aan nader in beleid te bepalen voorwaarden. Internetafhaalpunten worden daarom niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt maar zullen worden afgewogen via een buitenplanse afwijkingsprocedure.
  • Voor de winkels bij motorbrandstoffenverkooppunten wordt uitgegaan van de volgende richtlijn:
    1. 1. een maximale omvang van 100 m² bvo;
    2. 2. bovendien dient het assortiment gericht te zijn op automobilisten.
  • Nieuwvestiging van detailhandel op de overige perifere locaties, zoals op de bedrijventerreinen in Sprang-Capelle en Waspik, wordt in principe niet toegestaan. Een uitzondering kan gemaakt worden voor zeer specifieke initiatieven. Bijvoorbeeld havengerelateerde detailhandel op de bedrijventerreinen Scharlo en Nederveenweg. Het verkopen van andere assortimenten naast het kernassortiment is in het kader van concurreren met Waalwijk-centrum, niet gewenst. Wel is in de regels ruimte geboden voor het verkopen van een beperkt percentage nevenassortiment.


Zie de verdere uitwerking in onderstaande paragrafen Specifieke Onderwerpen en Bedrijventerreinen.


Bovenstaande uitgangspunten kunnen tegenstrijdig zijn met de genoemde uitgangspunten in de hoofdstukken Beleid en Omgevingsaspecten. In de paragrafen hierna wordt in dat geval naar een evenwicht gezocht.

5.3 Specifieke Onderwerpen

Milieucategorieën

Voor het toekennen van milieucategorieën vormt de Nota wensbeelden bedrijventerreinen het vertrekpunt. Ook is rekening gehouden met de milieuzonering uit de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.

Uitgangspunten bestemmingsplan

Bij het bepalen van milieucategorieën is gebruik gemaakt van de volgende werkwijze:

  1. 1. Rondom woningen zijn buffers getrokken met de verschillende VNG-richtafstanden. Hieruit volgt waar welke milieucategorie maximaal toelaatbaar is.
  2. 2. Op kavelniveau zijn zonegrenzen bepaald op basis van de gewenste situatie uit de Nota wensbeelden bedrijventerreinen en de zonegrenzen van stap 1.
  3. 3. Wanneer hogere of lagere milieucategorieën aanwezig zijn dan in de toekomstige situatie gewenst is, is de feitelijke situatie bestemd via een maatbestemming: naast de gewenste milieucategorie wordt het bestaande bedrijf met een afwijkende milieucategorie toegestaan via een aanduiding. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien de afwijkende milieucategorie duurzaam beëindigd is. Tevens is opgenomen dat indien het gebruik gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit in de afwijkende milieucategorie.


Bedrijfswoningen
Op Haven I-VI zijn bedrijfswoningen aanwezig, op Haven Zeven zijn er geen bedrijfswoningen. De standplaatsen in het woonwagencentrum zijn gekoppeld aan bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Dat is de reden dat de standplaatsen zijn benoemd als bedrijfswoningen in de vorm van een woonwagen.

Bedrijfswoningen op Haven I-VI zijn eigenlijk ongewenst en daardoor zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden beperkt. Indien het gebruik van de bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mag het gebouw niet meer in gebruik worden genomen ten behoeve van een bedrijfswoning. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien het gebruik van de bedrijfswoning duurzaam beëindigd is. De bedrijfswoningen op het woonwagencentrum zijn gewenst en mogen eventueel herbouwd worden op een andere locatie binnen de aangewezen standplaatslocatie.

Uitgangspunten bestemmingsplan

  • De aanduiding 'bedrijfswoning' is ter plaatse van de bestaande woningen opgenomen en er wordt geen uitbreidingen en/of verplaatsing van deze aanduiding toegestaan. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien de functie duurzaam beëindigd is.
  • De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning 2' is ter plaatse van de bestaande woonwagens opgenomen. Via een wijzigingsbevoegdheid is herbouw op een andere locatie binnen de aangewezen standplaatslocatie mogelijk onder voorwaarden. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien de functie duurzaam beëindigd is.

Andersoortigefuncties

Op het bedrijventerreinen komen, naast bedrijven, ook andere functies voor. Dit zijn onder andere bedrijfswoningen en een woonwagenkamp. Ook bedrijfskinderopvang komt voor, als onderdeel van bedrijven.

Uitgangspunten bestemmingsplan

  • Functies zijn voorzien van een algemene positieve bestemming in de vorm van een bestemming of aanduiding.
  • Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien de functie duurzaam beëindigd is.

Zuinig ruimtegebruik

Uit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik is het wenselijk om de bedrijfsbebouwing op de bedrijventerreinen te intensiveren. Tegelijk is er de wens om de bestemmingsplanmogelijkheden te verruimen. Hierna zijn voor diverse aspecten met betrekking tot de bouwmogelijkheden beleidskeuzes geformuleerd waarbij deze wensen gecombineerd worden. De geboden mogelijkheden zijn wel zodanig gekozen dat deze in balans zijn met de aard, schaal en omvang van het bedrijventerrein en de omgeving.


Bouwhoogte

Voor de bouwhoogtes van gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van het bouwperceel gelden de volgende uitgangspunten:

  • Standaard is een bouwhoogte van 16 meter mogelijk op bedrijventerrein Haven.
  • Daarnaast geldt dat rechtstreeks over 30% nog een grotere hoogte is toegestaan, namelijk 20 meter.
  • Via een flexibiliteitsbepaling is over 20 % nog een grotere hoogte dan de standaardhoogte is toegestaan, namelijk 40 m, mits nodig voor doelmatige bedrijfsuitoefening en de belangen van andere bedrijven en de omgeving niet geschaad worden.


Bouwvlakken/Rooilijnen

Binnen een bouwvlak mogen bedrijfsgebouwen worden opgericht. In dit plan worden ruime bouwvlakken opgenomen vooral bepaald door de grenzen met het openbaar gebied.

Voor de rooilijnen, oftewel bouwvlakgrenzen, op de diverse terreinen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Standaard op 7 meter van de grens met het openbaar gebied voor de bedrijventerreinen met grootschalige bouwpercelen. Uitzondering hierop is:
    1. 1. Gedeelte van haven Zeven waar een rooilijn van 15 meter geldt vanwege de bijzondere kwaliteit van dit terrein (groene en blauwe gebied op kaart hierna).
    2. 2. Grenzend aan de haven rooilijn tot aan bestemming Water.
  • Bedrijven zijn niet verplicht om in de rooilijn te bouwen. Er kunnen tal van redenen zijn om bebouwing verder naar achteren te situeren (bijv. ruimte voor parkeren of laden en lossen). Uit stedenbouwkundig oogpunt wordt dit niet bezwaarlijk geacht. In tegenstelling tot een woonwijk mag een bedrijventerrein best een wat rafelige rooilijn hebben. Uitzondering hierop is:
    1. 1. Westzijde Middenbrabantweg en westelijke en zuidelijke zichtzone A59 verplichting tot bouwen in rooilijn vanwege de bijzondere kwaliteit van deze strook met flexibiliteitsbepaling om hiervan af te wijken vanwege bijzondere redenen (groene en rode gebieden op kaart hierna).

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0024.png"

Kaart Deelgebieden rooilijnen

Bebouwingsoppervlakte

Voor het bebouwingsoppervlak geldt dat binnen het bouwvlak een bebouwingspercentage van 100% mogelijk is (was voorheen veelal 60-70%). Dit betekent niet dat het bouwvlak ook automatisch volledig bebouwd zal kunnen worden. Op basis van de Bouwverordening en het Bouwbesluit dient namelijk op eigen terrein voorzien te worden in voldoende ruimte om te parkeren en rangeren.


Bouwperceel

Binnen een bouwvlak zijn ruime mogelijkheden opgenomen voor bedrijfsbebouwing. Dat betekent dat het is toegestaan bouwpercelen te splitsen en samen te voegen. Daarnaast zijn zowel verzamelingen van bedrijfsgebouwen als bedrijfsverzamelgebouwen toegestaan (zie voor het verschil de uitwerking in het hoofdstuk Juridische planbeschrijving).


Er is geen afstand geregeld tussen de bebouwing op bouwpercelen onderling. Dit betekent de mogelijkheid tot het oprichten van twee-onder-een kap bedrijfsgebouwen of aaneengesloten bedrijfsgebouwen. Hierbij dient uiteraard ook voldaan te worden aan de regels voor brandveiligheid, parkeren en rangeren op basis van Bouwverordening en Bouwbesluit. Deze regels kunnen dus de mogelijkheden in het bestemmingsplan beperken.


Om verrommeling bij bedrijfspercelen tegen te gaan is het nodig dat bij bedrijfspercelen minimaal één zijde van het bouwperceel grenst aan de openbare weg. Het is namelijk ongewenst dat er bij bedrijven achterpercelen ontstaan waar geen zicht is op de openbare weg.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De standaard bouwmogelijkheden voor Haven zijn:
    1. 1. Bouwhoogte: 16 m (behoudend uitzonderingen).
    2. 2. Rooilijn (tot openbaar gebied of woonpercelen): 7 m (behoudend uitzonderingen).
  • Bebouwingspercentage bouwvlak 100%.
  • Geen afstandseisen tussen bebouwing en bouwperceelsgrenzen.
  • Samenvoegen en splitsen bouwpercelen toegestaan.
  • Verzameling bedrijfsgebouwen en bedrijfsverzamelgebouwen toegestaan.
  • Bouwperceel dient met minimaal één zijde aan de openbare weg te grenzen.

Signalering

  • Op basis van Bouwbesluit en Bouwverordening dient wel voorzien te worden in parkeren en rangeren op eigen terrein en voldaan te worden aan brandveiligheidseisen.

5.4 Bedrijventerreinen

Hierna is schematisch de gewenste situatie weergegeven. Voor een volledige uitwerking van het wensbeeld, zie de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen. Vervolgens zijn de beleidskeuzes opgenomen die nodig zijn om het wensbeeld te vertalen in een bestemmingsplan.

5.4.1 Haven

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01_0026.png"

Het wensbeeld voor Haven is de zichtzone aan de A59 beter te benutten en functiemenging te weren. Op Haven zijn daarom bedrijven in de milieucategorieën 3, 4 en 5 toegestaan behalve aan de zuidrand van dit terrein. In de zuidrand zijn alleen bedrijven in milieucategorie 2 en 3 zijn toegestaan op basis van de volgende redenen:

  • Zichtzone A59.
  • Nabijheid kern Waalwijk.
  • Geluidsproblematiek.

Alleen in het gedeelte waar milieucategorieën 3, 4 en 5 zijn toegestaan mogen ook geluidzoneringsplichtige bedrijven gevestigd worden.

In het zuidwestelijke gedeelte van Haven is detailhandel in ABC-goederen toegestaan. In de Detailhandelsvisie is dit gebied geconcretiseerd tot de driehoek Biesbosweg, Havenweg en Kleiweg.


Uitgangspunten Bestemmingsplan

  • In de zuidrand van Haven zijn rechtstreeks bedrijven met milieucategorie 2 en 3 toegestaan.
  • Op de overige terreinen van Haven zijn rechtstreeks de milieucategorieën 3, 4 en 5 en geluidzoneringsplichtige bedrijven toegestaan.
  • In de driehoek Biesbosweg, Havenweg en Kleiweg is detailhandel in ABC-goederen rechtstreeks toegestaan.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemene Regels

In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen. De algemene regels zijn voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan gelijk. Deze regels zijn opgenomen in de hoofdstukken 'Inleidende regels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. De volgende artikelen en de daarbij behorende regels zijn in de afzonderlijke hoofdstukken opgenomen:

  • Begrippen (hoofstuk 1 Inleidende regels).
  • Wijze van meten (hoofstuk 1 Inleidende regels).
  • Anti-dubbeltelbepaling (hoofdstuk 3 Algemene regels).
  • Algemene bouwregels (hoofdstuk 3 Algemene regels).
  • Algemene afwijkingsregels (hoofdstuk 3 Algemene regels).
  • Algemene wijzigingsregels (hoofdstuk 3 Algemene regels).
  • Bevi (hoofdstuk 3 Algemene regels).
  • Overgangsregels (hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).
  • Slotregel (hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

De in de voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn in de bovengenoemde regels van het bestemmingsplan uitgewerkt.

Duurzaam beëindigd

In de begripsbepalingen is het begrip 'duurzaam beëindigd' als volgt gedefinieerd: "een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet uitgevoerd." Hiermee wordt bedoeld dat het bedrijf al een jaar niet meer als zodanig wordt gebruikt of leegstaat en er in dat jaar geen herstart heeft plaatsgevonden. Het tijdelijk verbouwen/aanpassen van het bouwwerk mits tijdelijkheid afgebakend (in tijd en omvang) en aantoonbaar is, valt niet onder het begrip 'duurzaam beëindigd'.

Dit begrip is opgenomen om ongewenste of afwijkende functies planologisch te verwijderen middels een wijzigingsbevoegdheid, zie subparagraaf 6.2.1.2 Afwijkende functies. Voorwaarde hierbij is dat het bedrijf duurzaam is beëindigd.

Bestaand

Bij elke bestemming wordt een bepaling opgenomen met een regeling voor bestaande bouwwerken welke afwijken van de regels. In artikel 1 'Begrippen' is het begrip 'bestaand bouwwerk' opgenomen.

6.1.1 Bevi

In het artikel 14 'Bevi' zijn de regels omtrent Bevi-inrichtingen opgenomen. De regels van het artikel Bevi zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' en de benodigde aanpassingen op basis van de uitspraak van de Raad van State. Momenteel valt de mijnbouwindustrie niet onder de bevi-regelgeving. Bedrijven die onder deze categorie, zijn dan ook niet opgenomen in het artikel met betrekking tot Bevi. Dit zal hoogst waarschijnlijk in de tweede helft van 2013 veranderen. Waar dit aan de orde is, kan gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheden.

Aanleiding en doel

Het bestemmingsplan Industrieterrein Haven 1990 is vastgesteld in 1991. Bij besluit van 28 januari 2010 heeft de raad dit bestemmingsplan (en de andere bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen in Waalwijk) gedeeltelijk herzien, door middel van de parapluherziening "Bedrijventerreinen en Bevi". Doel van deze parapluherziening was om de betreffende bestemmingsplannen in overeenstemming te brengen met het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Op 11 januari 2012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) deze parapluherziening op enkele onderdelen vernietigd, vanwege het beroep dat was ingesteld door een drietal Bevi-bedrijven. De onderhavige planherziening strekt ertoe het betreffende bestemmingsplan te repareren in overeenstemming met de uitspraak van de ABRS. In onderhavig bestemmingsplan zijn dus de benodigde aanpassingen op basis van de uitspraak van de Raad van State verwerkt, evenals het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi'. Aangezien de ABRS vrij nauwkeurig heeft aangegeven welke onderdelen aangepast dienen te worden, hebben wij ervoor gekozen om de uitspraak zoveel mogelijk rechtstreeks te vertalen. Dit bleek echter niet voor alle onderdelen mogelijk. Zo hebben wij artikel 5, lid BI, sub g en h van het paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan aangepast om dat wij daarin abusievelijk alleen de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten hebben geregeld, en niet ook de vestiging van dergelijke objecten. Dit artikel passen wij op basis van de uitspraken van de Raad van State hierop aan. Verder hebben we de regels afgestemd op het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.


De vernietiging van de ABRS betreft uitsluitend onderdelen van de herziening van het bestemmingsplan Industrieterrein Haven 1990. De doorvertaling van de voorschriften naar de andere bestemmingsplannen vindt plaats in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.


Hierna volgt een toelichting op de regeling van Bevi-bedrijven in onderhavig bestemmingsplan. Hierbij is tevens rekening gehouden met de uitspraak van de Raad van State.

Bevi-inrichtingen en 10-6 contouren

De gronden van de Bevi-inrichtingen zelf zijn aangeduid op de verbeelding, met de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn Bevi-inrichtingen toegelaten. De exacte activiteiten zijn per bedrijf vastgelegd in artikel 14. Via een afwijking kunnen de in dit artikel genoemde activiteiten onder voorwaarden worden veranderd.

De vergunde plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de Bevi-inrichtingen wordt op de verbeelding aangegeven middels de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', voor zover deze is gelegen buiten de eigen perceelsgrens van de betreffende Bevi-inrichting en ter plaatse van bestemmingen waar personen structureel aanwezig zijn (zoals andere bedrijven). Hierbinnen zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie, met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie. De begrippen die gebruikt worden in artikel 14 zijn opgenomen in artikel 1. het gaat om de definities van (beperkt) kwetsbare objecten, Bevi-inrichting, veiligheidszone - bevi, geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object, GR en PR.


Begripsbepaling kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

De ABRS heeft overwogen dat in de opsomming van kwetsbare objecten-Bevi in artikel 2 lid 8b-1 van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' een ontoelaatbare beperking is aangebracht ten opzichte van de in het Bevi opgenomen begripsbepaling voor kwetsbare objecten. Er is geen toereikende invulling gegeven aan de categorie kwetsbare objecten, bestaande uit gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. De ABRS geeft in de uitspraak aan dat 'in artikel 2, lid 8b-2 van de voorschriften van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' dergelijke gebouwen wel worden uitgesloten, door in onderdeel e te bepalen dat andere objecten waar 50 of meer personen aanwezig zijn en waarbij deze personen 40 uur of meer per week aanwezig zijn als kwetsbare objecten worden aangemerkt'. De invulling van de begripsbepaling in onderhavig bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven wordt dan ook volgens deze lijn doorgezet. Wel hebben wij er aan toegevoegd dat een kwetsbaar object zich ook kan beperken tot een deel van een gebouw. Dit om binnen een bedrijf onderscheid te kunnen maken tussen het bedrijfskantoor, waar zich relatief veel mensen bevinden en het bedrijfsgebouw, waar veel minder mensen aanwezig zijn. In dergelijke gevallen is alleen het bedrijfskantoor kwetsbaar en niet de rest van het bedrijfsgebouw.


Wij kiezen er daarbij voor om de definitie zoals deze al gold voor Brzo-bedrijven precies gelijkluidend te laten zijn voor Bevi-bedrijven, omdat de ABRS heeft geoordeeld dat deze bruikbaar is. Daarmee is het onderscheid tussen beide niet meer van toepassing en zal dan ook niet meer in het bestemmingsplan terugkomen.


Het aanpassen van de begripsbepaling voor kwetsbare objecten heeft ook consequenties voor de begripsbepaling van beperkt kwetsbare objecten. Om deze reden is die begripsbepaling dan ook aangevuld. Verder hebben we de definities van een geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object opgenomen, omdat deze in een wijzigingsbevoegdheid een rol spelen.


De voornoemde aanpassingen van de begripsbepalingen voor kwetsbare objecten zijn ook invloed op artikel 14. Dit artikel is aangepast en enigszins aangescherpt ten opzichte van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Bevi, zodat deze meer in lijn zijn met het Bevi. Bovendien is in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Bevi in de huidige situatie alleen de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan, terwijl dit artikel ook betrekking zou moeten hebben op de vestiging van kwetsbare objecten. Daarom hebben wij de formulering van het artikel op dit punt aangepast. Bovendien is juist de formulering voor dit artikel wat aangepast op basis van de uitspraak van de Raad van State.


Wijzigingsbevoegdheden

In artikel 14 is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor:

- het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi' en 'veiligheidszone - bevi' als de betreffende Bevi-inrichting is opgeheven;

- het toestaan van nieuwe bevi-inrichtingen onder voorwaarden;
- het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' onder voorwaarden;

- het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' onder voorwaarden;

- het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, onder voorwaarden;
- het wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien aanpassing van de in de Revi opgenomen rekenmethode daartoe aanleiding geeft.

Vergroting PR 10-6-contouren

De ABRS heeft aangegeven dat de wijzigingsvoorwaarden voor het vergroten van de PR 10-6-contouren buiten de Bevi-inrichting te stringent zijn in de parapluherziening. Naar het oordeel van de ABRS bestond er, gelet op het belang van de Bevi-inrichtingen, geen aanleiding voor de wijzigingsvoorwaarde dat PR 10-6-contouren uitsluitend kunnen worden uitgebreid op gronden met de bestemmingen "Verkeersdoeleinden", "Groenvoorzieningen" en "Water" of gronden van derden die reeds zijn aangemerkt als risicocontour. Om deze reden wordt de betreffende wijzigingsvoorwaarde verruimd. De ABRS geeft hierbij aan dat de gemeente bij wijziging kan uitsluiten dat dergelijke objecten in een uitgebreide contour zijn toegestaan. Bovendien dient er een zorgvuldige afweging plaats te vinden van zowel de belangen van de Bevi-inrichtingen als de belangen van de omliggende bedrijven, waarbij het gemeentelijk beleid, zoals de 'beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Waalwijk', wordt betrokken.


Om te komen tot een nieuwe bevoegdheid hebben wij onder andere enkele gesprekken gevoerd met de Bevi-bedrijven, die beroep hadden aangetekend tegen de parapluherziening. De discussie spitste zich er daarbij op toe op welke manier de wijzigingsbevoegdheid op een goede en objectieve manier handvaten kan geven voor de zorgvuldige afweging van zowel de belangen van de Bevi-inrichtingen als de belangen van de omliggende bedrijven.


Hierbij zijn wij tot de conclusie gekomen dat wij dit het beste in de voorschriften kunnen regelen, via twee wijzigingsbevoegdheden, met ieder hun eigen set voorwaarden.


Eerste wijzigingsbevoegdheid (onderdeel d van artikel 14):

Deze eerste wijzigingsbevoegdheid geeft de Bevi-bedrijven de ruimte tot vergroten van hun contour in een gebied, waarin de belangenafweging relatief eenvoudig is. Het gaat om de ruimte die er ligt op het terrein van naastgelegen niet Bevi-bedrijven, buiten het bouwvlak. Het gaat dan in de meeste gevallen om de eerste 7 meter vanaf de weg, waar niet gebouwd mag worden. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook mogelijk op gronden met bestemming Water, Groen, Verkeer en ter plaatse van de aanduiding bevi. In deze situaties kan dus ook geen (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar of (geprojecteerd) kwetsbaar object komen. De randvoorwaarden voor deze wijzigingsbevoegdheid zijn dan ook wat minder streng.


De PR 10-6-contour kan worden verruimd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -bevi' mogen geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten noch (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten liggen;

2. binnen de vergrote aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;

3. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord.


Tweede wijzigingsbevoegdheid (onderdeel e van artikel 14):

De tweede wijzigingsbevoegdheid geeft de Bevi-bedrijven de mogelijkheid om hun PR 10-6-contour ook uit te breiden over (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten. Bij deze wijzigingsbevoegdheid speelt de belangenafweging tussen die van de Bevi-inrichtingen en die van de omliggende bedrijven een veel grotere rol. Immers, in dit geval raak je rechtstreeks de huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden van het naastgelegen niet Bevi-bedrijf. Daarom is die belangenafweging expliciet opgenomen in de voorwaarden bij deze wijzigingsbevoegdheid.

Verder wordt ook bij de besluitvorming rondom deze wijzigingsbevoegdheid getoetst aan het Bevi. Het gaat dan zowel om de toets op afwezigheid van beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-5-contour als op de afwezigheid van kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour.

Bovendien dient de economische haalbaarheid van het plan veiliggesteld te worden middels een planschade-overeenkomst tussen het Bevi-bedrijf en de gemeente Waalwijk, waarin wordt bepaald dat alle uit de wijzigingsbevoegdheid voortkomende kosten voor rekening van het Bevi-bedrijf zijn.' Ook wordt nagegaan of het betreffende Bevi-bedrijf tot een overeenkomst is gekomen met de naastgelegen niet Bevi-bedrijf, onder andere wat betreft planschade.

Tot slot kan ook het beschermingsniveau dat binnen het Bevi-bedrijf wordt toegepast een rol spelen bij de besluitvorming over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Indien een Bevi-bedrijf bereid is om een hoger beschermingsniveau (en dus een kleinere contour) toe te passen binnen het bedrijf, dan kan dat positief meewegen in de besluitvorming


De PR 10-6-contour kan worden verruimd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de grotere aanduiding 'veiligheidszone - bevi' kan alleen komen te liggen over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, indien er sprake is van gewichtige redenen;

2. het bedrijf/de bedrijven waarover de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' komt te liggen mag/mogen hierdoor niet onevenredig worden benadeeld in hun huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden;

3. binnen de vergrote aanduiding zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;

4. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord.


Overgangsrecht

De ABRS heeft overwogen dat in strijd met artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geen gebruiksovergangsrecht is opgenomen. Om deze reden wordt alsnog het gebruiksovergangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.2 Bro opgenomen.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bestemming Bedrijventerrein

Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd met de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke bedrijvigheid, zoals bevi-bedrijven, kantoren, bedrijven voor ABC-goederen en verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

6.2.2 Overige enkelbestemmingen

Door het opnemen van de bestemming 'Bedrijventerrein' is een groot gedeelte van het plangebied voorzien van een bestemming. Naast deze bestemmingen zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  • Groen;
  • Verkeer - Ontsluiting;
  • Verkeer - Verblijf;
  • Water.

6.2.3 Dubbelbestemmingen

Naast de enkelbestemmingen zijn ook dubbelbestemmingen opgenomen. Deze bestemmingen bedekken enkelbestemmingen en zorgen ervoor dat specifieke waarden worden beschermd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Haven' is conserverend van aard. De bestaande vigerende rechten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De verwachting is dan ook dat er geen sprake zal zijn van planschade.

Verder zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen, die niet al middels een eigen planologische procedure zijn getoetst op onder meer de economische uitvoerbaarheid.

Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijke verplichte overleg heeft op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg met de gebruikelijke overlegpartners plaatsgevonden.

Het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven heeft met ingang van 8 februari gedurende 6 weken (t/m 21 maart 2013) voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn in totaal 9 zienswijzen naar voren gebracht.

Een samenvatting, beoordeling en de door te voeren wijzigingen van de zienswijzen zijn opgenomen in Bijlage 8 Nota zienswijzen.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Onderzoeksresultaten Bestemmingsplan Bedrijventerreinen En Haven

Bijlage 2 Natuurtoets Actualisatie Bestemmingsplan Bedrijventerreinen

Bijlage 3 Analyse Luchtkwaliteit

Bijlage 4 Externe Veiligheid Incl Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 5 Nota Wensbeelden, Uitgangspunten En Bouwstenen Bedrijventerreinen

Bijlage 6 Detailhandelsvisie

Bijlage 7 Nota Inspraak, Vooroverleg En Wijzigingen

Bijlage 8 Nota Zienswijzen