KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Recreatie - Volkstuin
Artikel 7 Leiding
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Parkeren
Artikel 14 Afstemmingsbepaling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Proces En Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3 Water
4.4 Natuur
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Geluid
4.8 Milieuzonering
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Conventionele Explosieven
4.11 Technische Infrastructuur
4.12 Duurzaam Bouwen En Energie
4.13 M.e.r.-plicht
4.14 Conclusie Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Algemene Toelichting Verbeelding
5.3 Algemene Toelichting Regels
5.4 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Haven 8 Oost-afronding
Bijlage 2 Verkennend Waterbodemonderzoek Haven 8 Oost
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Haven 8 West
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Gansoyensesteeg-weteringweg
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Ecologische Inventarisatie
Bijlage 7 Stikstofonderzoek
Bijlage 8 Voortoets / Berekening
Bijlage 9 Verkeer
Bijlage 10 Externe Veiligheid
Bijlage 11 Explosievenonderzoek
Bijlage 12 Klic Melding
Bijlage 13 Grondplantekening
Bijlage 14 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 15 Nota Van Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen

BP Haven 8 Oost-afronding

Bestemmingsplan - gemeente Waalwijk

Vastgesteld op 22-06-2023 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan BP Haven 8 Oost-afronding met identificatienummer NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten daaronder niet begrepen;

1.7 bedrijfsverzamelgebouw:

een verzameling van onzelfstandige bedrijfsruimten binnen één gebouw op één 'bouwperceel bedrijf';

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 brutovloeroppervlak:

langs de opgaande scheidingsconstructie, dus langs de buitenomtrek van een buitenwand of de hartlijn van een scheidende wand (bouwmuur);

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, waaronder in ieder geval onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.17 duurzaam beëindigd:

een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet meer structureel uitgevoerd, waaronder tevens begrepen dat deze niet is aangevangen na vaststelling van dit bestemmingsplan, dan wel is komen vast te staan dat de behoefte aan deze functie is komen te vervallen;

1.18 extensief dagrecreatief medegebruik:

extensieve vorm van dagrecreatie, inclusief de bijbehorende voorzieningen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is, waaronder in ieder geval wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geluidzone:

een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.21 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.22 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 kantoor:

gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in geringe mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.24 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil;

1.25 open opslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen;

1.26 peil:

  1. a. voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. Indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

1.27 value added logistics:

logistieke dienstverlening die zich - naast transport en opslag van goederen - richt op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles. Deze activiteiten worden in de logistieke sector aangeduid met de termen Value Added Logistics (VAL) en/of Value Added Services (VAS);

1.28 verzameling van bedrijfsgebouwen:

een verzameling van zelfstandig functionerende bedrijfsruimten binnen twee of meer aaneengebouwde gebouwen op meerdere 'bouwpercelen bedrijven';

1.29 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten;

1.30 weg:

voor het openbaar verkeer openstaande weg met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

1.31 werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw en geen bouwwerk zijnde;

1.32 logistieke dienstverlening:

een bedrijf gericht op het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van een stroom aan goederen vanaf de eerste tot de laatste fase, alsook de assemblage, behandeling en opslag van goederen, waarvan de bedrijfsactiviteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden;

1.33 zeer grootschalige logistieke dienstverlening:

een bedrijf gericht op het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van een stroom aan goederen vanaf de eerste tot de laatste fase, alsook de assemblage, behandeling en opslag van goederen en de opslag van (lege) containers met een oppervlakte/bouwperceel van minimaal 5 ha.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 verticale diepte:

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.

Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en bij bedrijfsgebouwen behorende reclame-uitingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zeer grootschalige logistieke bedrijven uit categorie 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden;
  3. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bij zeer grootschalige logistieke bedrijven behorende tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. extensief recreatief medegebruik;
  9. i. bouwwerken en gebruik van gronden ten behoeve van algemeen nut;

met de bij de bedrijven als bedoeld in lid 3.1 onder a behorende:

  1. j. ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige productiegebonden detailhandel tot een maximum van 100 m²;
  2. k. voorzieningen ten behoeve van duurzame energie, met uitzondering van windturbines.
  3. l. ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in sub a met dien verstande dat:
    1. 1. indien het brutovloeroppervlak niet meer bedraagt dan 4.000 m², dan mag niet meer dan 50% van het totale brutovloeroppervlak gebruikt worden ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren;
    2. 2. indien het brutovloeroppervlak meer bedraagt dan 4.000 m², dan mag niet meer dan 2.000 m², plus 20% van het meerdere van 4.000 m² worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoren tot een maximum brutovloeroppervlak van 10.000 m²;

met de bij de functies als bedoeld in lid 3.1 onder a tot en met j behorende:

  1. m. gemeenschappelijke facilitaire voorzieningen;
  2. n. objecten voor beeldende kunst.

Niet tot de bestemming wordt gerekend:

  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • bevi-inrichtingen;
  • bedrijfswoningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en omgevingsveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 3.2.1 sub a en c ten behoeve van entreepartijen, representatieve ruimten, zoals showrooms, of andere ondergeschikte bouwdelen onder de voorwaarde dat zulks gewenst is in verband met een bijzondere gevelindeling of presentatie van gebouwen waarbij:
    1. 1. de afwijking over niet meer dan 20% van de gevelbreedte wordt gerealiseerd;
    2. 2. de afstand tot openbaar gebied niet minder bedraagt dan 5 m;
    3. 3. de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    4. 4. op het betreffende perceel wordt voorzien in de parkeer- en rangeerbehoefte
  2. b. sublid 3.2.1 sub a ten behoeve van de bouw van een portiersloge met een oppervlakte van maximaal 18 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m ten behoeve van grootschalige transportbedrijven onder de voorwaarde dat de noodzaak van een portiersloge is aangetoond;
  3. c. sublid 3.2.1 sub b ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van 30% van het maximum toegestaan bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m;
    2. 2. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    3. 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  4. d. sublid 3.2.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
    2. 2. de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening;
    3. 3. de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Voorwaardelijke verplichting

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden;
  3. c. openbare verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. bouwwerken en gebruik van gronden ten behoeve van algemeen nut;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en omgevingsveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 4.2.1 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming, in de vorm van gebouwen, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. per 50 ha is niet meer dan één beheersgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m²;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    4. 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
  2. b. 4.2.2 voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing';
  2. b. openbare verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. bouwwerken en gebruik van gronden ten behoeve van algemeen nut.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 5.2.1 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming, in de vorm van gebouwen, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet evenredig mogen worden aangetast, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. per 50 ha is niet meer dan één beheersgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m²;
    2. 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    4. 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
  2. b. 5.2.2 voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Recreatie - Volkstuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen met bijbehorende bebouwing;
  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden;
  2. b. openbare verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. c. tuinen, erven en verhardingen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  7. g. bouwwerken en gebruik van gronden voor algemeen nut;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van duurzame energie, met uitzondering van windturbines.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Leiding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  1. a. aardgasleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  2. b. bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en omgevingsveiligheid.
  4. d. het voorkomen van aantasting van het doelmatig en veilig functioneren van bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Hiervoor dient vooraf positief schriftelijk advies te worden verkregen van de betreffende netbeheerder.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. opslag van goederen, waaronder ook begrepen opslag van afvalstoffen of materiaal of stoffen die onder bepaalde omstandigheden brand of explosie kunnen opleveren.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  2. b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken worden opgericht die niet worden gefundeerd.

8.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:

  1. a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
  3. c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en omgevingsveiligheid.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.2 voor het bouwen van gefundeerde bouwwerken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering;
  2. b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het bouwperceel;
  2. b. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend geluidsgevoelige objecten worden opgericht waarvoor een hogere waarde als bedoeld in artikel 45 van de Wet Geluidhinder is vastgesteld.

11.2 veiligheidszone - bevi

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, worden opgericht.

11.3 overige zone - Natuur Netwerk Brabant

11.4 overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch Drongelen en de relatie met de kunstwerken bij de kruising van het Afwateringskanaal en het Oude Maasje.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat een aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak met ten hoogste 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 13 Parkeren

13.1 Parkeren, laden en lossen

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    1. 1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
    2. 2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
    3. 3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.

Artikel 14 Afstemmingsbepaling

De volgende bestemmingsplannen en de op dit bestemmingsplan betrekking hebbende herzieningen blijven, met inachtneming van het bepaalde in dit plan, van toepassing:

  • NL.IMRO.0867.BPWWGeluidbedHaven-vo01, het facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven, gemeente Waalwijk, met uitzondering van de aanduiding 'geluidzone - industrie' en de daarbij behorende bepalingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan BP Haven 8 Oost-afronding.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De uitgifte van bedrijfsgrond op Haven 8 West loopt voorspoedig. In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling en verdeling van nieuwe bedrijventerreinen. Gelet op de positie van Waalwijk binnen de regio Hart van Brabant als Logistic City samen met Tilburg en de aanwezigheid van de haven, ligt de nadruk voor Waalwijk daarbij op versterking van de multimodaliteit en logistiek. Dergelijke bedrijvigheid vraagt om grote kavels (oppervlakte/bouwperceel van 5 ha of meer). Daarnaast is de uitgifte van een nieuw bedrijventerrein nodig om gestalte te geven aan de in de 'Structuurvisie Waalwijk 2025' verwoorde ambities ten aanzien van de transformatie van andere bedrijventerreinen, het verder uitvoeren van de doelstellingen van de revitalisering en het geluidsbeleid en de verbetering van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Haven en de kern van Waalwijk.

In de bovengenoemde Structuurvisie Waalwijk 2025 is verwoord dat Waalwijk een toekomstbestendig regionaal werkgelegenheidscentrum wil zijn en een lokaal krachtige economische functie wil vervullen. Waalwijk heeft een expliciet herkenbare positie in de regio op het gebied van werkgelegenheid en economische groei en wil deze positie behouden en vergroten. De realisatie van nieuwe terreinen is noodzakelijk om aan de vraag van groeiende bestaande bedrijven, verplaatsing van bestaande bedrijven en vestiging van nieuwe bedrijven (van zowel binnen als buiten de gemeente) te voldoen.

Waalwijk wil ruimte bieden aan de groei van nieuwe markten en ondernemingen, om daarmee in te spelen op de trends en ontwikkelingen op de bedrijfsruimtemarkt. Daarbij wordt, op basis van afspraken in regio en provincie, ook ingezet op het zo intensief mogelijk benutten van de beschikbare ruimte, o.a. door functies te stapelen, het beter benutten van een bouwvlak en het bouwen in de hoogte. Dat geldt ook voor ontwikkeling van grootschalige logistieke kavels.

Voorliggend bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische kader voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 met 48,5 ha (netto) ten behoeve van zeer grootschalige logistiek. Het plangebied wordt ontsloten via de Gansoyensesteeg aan de westzijde van het plangebied. Op de te ontwikkelen percelen is de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd.

Binnen het geldende bestemmingsplan zijn voorgenoemde ontwikkelingen niet toegestaan. Om de ontwikkelingen mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan geeft een regeling om de ontwikkeling juridisch en planologisch mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied heeft betrekking op het gebied, zoals opgenomen in onderstaande afbeelding. Het plangebied heeft momenteel een agrarisch gebruik. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door bedrijventerrein Haven 8 West. Aan de noordelijke en oostelijke zijde van het plangebied ligt het Afwateringskanaal 's Hertogenbosch - Drongelen met daarachter agrarische gronden. Ten zuiden van het plangebied ligt Rijksweg A59. Tevens liggen hier de gronden geprojecteerd die vallen binnen de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat, waarbinnen een randweg/ parallelweg en natuurontwikkeling worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0001.png"

Ligging plangebied in Waalwijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0002.png"

Begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De hierna volgende bestemmingsplannen vallen (gedeeltelijk) in het plangebied van BP Haven 8 Oost-afronding.

  • Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 09-12-2010, in werking getreden 13 mei 2011, onherroepelijk d.d. 3 mei 2012.
  • Volkstuinencomplex Wetering te Waalwijk, vastgesteld op 10 juli 2014.
  • Facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven, vastgesteld 20-06-2013.
  • Parapluherziening parkeren Waalwijk, vastgesteld 21-06-2018.
  • Parapluherziening kamerbewoning Waalwijk, vastgesteld op 31-10-2019.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

1.4 Proces En Leeswijzer

Het bestemmingsplan BP Haven 8 Oost-afronding wordt opgesteld, conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij zijn de procedurele aspecten in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling en regels en wordt vergezeld van voorliggende toelichting. De bestemmingen van de gronden zijn opgenomen in de geometrische plaatsbepaling. De plankaart geeft een verbeelding van deze geometrische plaatsbepaling. Door middel van kleuren, arceringen en coderingen zijn daarbij de bestemmingen aangegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan wordt ingegaan op de achtergronden van het plan. Er wordt een beschrijving van het plan gegeven en er wordt ingegaan op het verrichtte onderzoek.

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige en toekomstige situatie. Er wordt eerst aandacht geschonken aan de ruimtelijke en functionele structuur, waarna vervolgens de toekomstige situatie wordt beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid van de hogere overheden en gemeente, inclusief de beleidsuitgangspunten die voortvloeien uit het gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de diverse omgevingsaspecten, zoals natuur, geluid, externe veiligheid, e.d. In Hoofdstuk 5 wordt een juridische toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan. Tevens wordt verslag gedaan van inspraak en overleg en de zienswijzeprocedure in Hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk is ook de economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie

2.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied is een agrarisch gebied dat wordt gekenmerkt door het noord-zuid gerichte slagenlandschap. De omgeving van het plangebied bestaat aan de noord- en oostzijde uit weidegronden met aan de noordzijde het Ecopark/Biomassacentrale, en aan de westzijde uit het industrieterrein. Het gedeelte van het industrieterrein grenzend aan het plangebied is in ontwikkeling. Ten oosten wordt het plangebied omsloten door het afwateringskanaal. Ten zuiden van het plangebied ligt de A59 welke het industrieterrein en de kern Waalwijk van elkaar scheidt. Het gebied wordt vooral gekenmerkt door de openheid en de zichtlijnen in de omgeving. In natuurwetenschappelijke zin zijn in het gebied geen of nauwelijks wezenlijke waarden aanwezig. Het gebied is destijds in zijn geheel onderzocht in het kader van de ontwikkeling van Haven 8 Oost op archeologische waarden. Op basis van dit onderzoek zijn de waarden voor het gehele gebied vastgesteld op ‘laag’. Cultuurhistorische waarden van betekenis zijn niet in het gebied aanwezig, met uitzondering van de oever van het afwateringskanaal. Deze is beschermd op basis van provinciale regels.

2.2 Functionele Structuur

Direct ten noorden van de A59 is vanaf de jaren 60 op de kleigrond, tussen de Bergse Maas en de Langstraat, het bedrijventerrein Haven ontstaan, door de nabijheid van insteekhavens vanaf de Bergse Maas en de ligging aan de A59. Het Haventerrein is goed ontsloten door de directe ligging aan de A59 en in de directe nabijheid van de N261. Mede door deze goede ligging en ontsluiting is dit bedrijventerrein uitgegroeid tot een werkgebied met een regionale functie. De laatste jaren is het accent op de uitbreiding komen te liggen op de ontwikkeling van grootschalige en zeer grootschalige logistiek gericht op de nationale en Europese markt. De nieuw aangelegde infrastructuur is op deze functies aangepast. Haven 8 Oost-afronding sluit aan op dit bedrijventerrein.

Een substantieel deel van de gronden in het plangebied is in eigendom van de gemeente Waalwijk. Daarnaast heeft het waterschap Brabantse Delta nog eigendommen en zijn er enkele percelen die in particuliere handen zijn. Het plangebied is op het moment grotendeels in agrarisch in gebruik, waarbij de gronden zowel voor grasland als voor de akkerbouw gebruikt worden. Aan de noordzijde bevindt zich de waterzuivering en het Ecopark met windmolens, een biomassacentrale en een zonnepark. Daarnaast bevindt zich nog een volkstuinencomplex, gasregelstation, watergangen en een beperkt aantal wegen. Eén daarvan maakt onderdeel uit van de doorgaande route van Doeveren naar Waalwijk (Weteringweg) en een toekomstige weg maakt onderdeel uit van de ontsluiting van het industrieterrein (noordelijke parallelweg).

Bovengronds bevindt zich een 180 KV-leiding. Ondergronds loopt een tweetal gasleidingen waarvan een daarvan onderdeel uitmaakt van het nationale transportnetwerk.

2.3 Toekomstige Situatie

In het plangebied wordt met dit bestemmingsplan de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten behoeve van de zeer grootschalige logistieke bedrijven in milieucategorie 3.1 voorzien dat aansluit op het bestaande bedrijventerrein Haven, een groen-blauw robuust ecologisch raamwerk en een landschappelijke inpassing van het gebied. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De gemeente wil invulling geven aan de bestuurlijke ambities, zoals die zijn bepaald in de diverse beleidsstukken.
  • De gemeente wil de ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Dit wordt vormgegeven door zorgvuldig en meervoudig ruimtegebruik.
  • De gemeente wil maatschappelijke meerwaarde toevoegen.
  • De gemeente wil inzetten op intensiever ruimtegebruik. Maar ook het bevorderen van het leef- en werkklimaat van de directe werkomgeving, zoals het tegengaan van hittestress, schaduwplekken en groen op het dak/gevels/ maaiveld en het voorzien in eigen waterberging. Iedere perceeleigenaar is verantwoordelijk voor de eigen waterretentie.
  • De gemeente wil (sociaal) veilig ontwikkelen door het beschermen en bevorderen van gezondheid.
  • De gemeente wil de lagenbenadering toepassen. Dat betekent dat de effecten en onderlinge wisselwerking van de ontwikkeling op de lagen: 'fysieke ondergrond', 'netwerken van infrastructuur' en 'menselijke activiteiten' in beeld worden gebracht. Daarbij geldt het principe dat hoe langzamer de veranderingssnelheid van onderdelen binnen een laag, hoe zorgvuldiger er mee wordt omgegaan.
  • De gemeente wil toekomstwaarde toevoegen, oftewel mogelijk maken dat het gebied in de toekomst kan worden aangepast aan de gewijzigde behoeften en wensen. Toekomstbestendig betekent ook dat stapeling van functies mogelijk moet zijn.
  • De ontwikkeling moet plaatsvinden binnen de bandbreedte zoals die door wet- en regelgeving is bepaald.

In het plangebied worden de volgende functies ontwikkeld:

  • grootschalige logistieke bedrijvigheid;
  • infrastructuur;
  • waterretentie;
  • groen;
  • natuur (ecologische verbindingszone) langs het Drongelens kanaal.

Het nieuwe bedrijventerrein wordt tevens landschappelijk ingepast.

Voor deze functies zijn een viertal bestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan:

  • de bestemming Bedrijventerrein. Deze bestemming omvat 70 ha bruto bedrijventerrein. Daarbinnen kan 48,5 ha netto bedrijvenpercelen ontwikkeld worden. De resterende ruimte is beschikbaar voor water en waterretentie (te realiseren door de perceelseigenaar), verkeer en groen.
  • de bestemming Groen, met een oppervlak van 35 ha bruto;
  • de bestemming Natuur, welke 31 ha groot is. Hierin ligt de ecologische verbindingszone langs het Drongelenskanaal. Het is tevens de zone waar de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Haven wordt vormgegeven; en
  • de bestemming Recreatie - Volkstuin van circa 1 ha groot voor de bestaande volkstuinen.

Net als binnen de bestemming Bedrijventerrein, is binnen de bestemming Groen en Natuur ruimte voor water en verkeer. Momenteel is echter niet bekend wat de oppervlakte daarvan moet worden. De noodzakelijke ruimte voor die functies binnen de verschillende bestemmingen is echter ruimschoots aanwezig om deze optimaal vorm te kunnen geven

Landschappelijke inpassing
Op basis van de provinciale Verordening Ruimte is voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een bijdrage nodig voor kwaliteitsverbetering van het landschap. In regionaal verband zijn hierover afspraken gemaakt middels de zogenaamde ‘Werkafspraken Kwaliteitsverbetering Landschap’. Indien een bijdrage volgens de zogenaamde grondwaardemethodiek nodig is, hanteert de gemeente een percentage van 1% over de toename van de (getaxeerde) grondwaarde. Voor de uitbreidingen van het bedrijventerrein Haven wordt de landschappelijke inpassing aangelegd langs het Drongelens kanaal. De landschappelijke inpassing voorziet in de inpassing van het gehele terrein Haven, inclusief de eerder ontwikkelde delen. Ter voorbereiding hiervan is een landschappelijke inrichtingsschets gemaakt. Om de landschappelijke inpassing te kunnen realiseren is de bestemming 'Natuur' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0004.png"

Landschappelijke inrichtingsschets, afronding totaal Haven 8 oost-afronding, augustus 2022

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0005.jpg"

Landschappelijke inrichtingsschets, Haven 8 Oost-afronding - alternatief Schutskooiweg, augustus 2022

Het ontwerp voor de landschapszone aan de oostrand van Haven 8 Oost-afronding is geïnspireerd op 'vensters op het landschap en het bedrijventerrein' en het getal acht. Het getal acht heeft een sinusbeweging in zich en refereert ook aan ecologisch (Sinus) beheer van de kruidenrijke graszones. Robuuste bosstroken zorgen voor een goede landschappelijke inpassing en gaan de dans aan met de fiets-en wandelpadenstructuur, die zich door de groene zone heen slingert. Afwisselend geeft dit een panoramisch perspectief op het open landschap aan de noordzijde en (straks) de beslotenheid van het bedrijventerrein.

Naast de landschappelijke inpassing aan de oostzijde is tevens een eerste inrichtingsschets gemaakt voor de ecologische structuur binnen het plangebied, waardoor er een totaalbeeld ontstaat van de landschappelijke en ecologische ambities.

Aan de noordzijde is ervoor gekozen om aan te sluiten op de kenmerkende noord-zuid verkaveling met slotenpatroon. Een oost-west oriëntatie van zonnepanelen van een mogelijk toekomstig zonnepark is daarbij voorstelbaar. Een concrete invulling van het gebied met een zonnepark is nog van een aantal factoren afhankelijk en maakt momenteel onderdeel uit van een op te stellen plan-MER Grootschalige Opwek Duurzame Energie Waalwijk. De gekozen groenbestemming staat een mogelijk zonnepark niet in de weg. De noordelijke groenbestemming maakt geen onderdeel uit van de landschappelijke inpassing (artikel 3.9 IOV).

Langs de sloten kunnen natuurvriendelijke oevers en enkele knotbomen aangelegd worden. Aan de noordzijde struweel hagen aan de randen met doorkijkjes ter hoogte van de sloten. In de sloten kunnen enkele dammen worden aangebracht voor de onderhoudsstroken.

Daarnaast zou een reeks van poelen aangelegd kunnen worden die zorgen voor verschillende ecologische 'steppingstones' in en rondom Haven 8 Oost-afronding.

Selectie en uitgiftecriteria
De gemeenteraad heeft voor het bedrijventerrein selectie en uitgifte criteria opgesteld. Er is veel interesse vanuit bedrijven om zich te vestigen op het bedrijventerrein. Met deze criteria wil de gemeente een goede keuze kunnen maken in de bedrijven die zich ter plaatse kunnen vestigen. De volgende criteria worden gehanteerd voor de vestiging van een bedrijf op het bedrijventerrein.

Harde criteria:

  1. 1. Een bedrijf op het terrein moet gebruik maken van de nieuwe insteekhaven voor de aan- en/of afvoer van goederen.
  2. 2. Een bedrijf moet duurzaamheidsinspanningen verrichten zoals een geschikt dak voor zonnepanelen. Derden moeten gebruik kunnen maken van deze energievoorziening. De bedrijven moeten landschappelijk zijn ingepast en aangeven hoe het terrein wordt vergroend. Daarnaast zijn er enkele andere duurzaamheidseisen. Ook geldt, met name voor de bedrijven die op een zichtlocatie langs de A59 liggen dat gevels geluiddempend dienen te zijn, in ieder geval geen (extra) geluid reflecterend naar de woonomgeving zuidelijk van de A59.

Preferente criteria:

  1. 3. Een bedrijf moet inzicht geven in de verkeersbewegingen en de verwachte stikstofemissie. Een lagere stikstofuitstoot en lager aantal verkeersbewegingen heeft de voorkeur.
  2. 4. De personeelsbehoefte moet inzichtelijk worden gemaakt. Hoeveel en welke soort werkgelegenheid wordt gecreëerd (van lager beroepsonderwijs tot wetenschappelijk onderwijs), en hoeveel behoefte er is aan arbeidsmigranten. De voorkeur gaat uit naar de inzet van de eigen regionale arbeidsmarkt. Ook wordt er inzicht gevraagd in het creëren van werkplekken voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.
  3. 5. Indien het bedrijf wat zich wil vestigen een Waalwijks bedrijf betreft, levert dit een voorkeur op.
  4. 6. Een bedrijf moet een kavel afnemen van minimaal 5 hectare en bedoeld zijn voor grootschalige logistiek.
  5. 7. Er moeten verschillende typen logistiekbedrijven komen die voorzien in een diversiteit in logistiek. Het heeft de voorkeur al deze bedrijven relaties kunnen leggen naar andere bedrijvigheid in Waalwijk zoals de maakindustrie.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten van hogere overheden, de regio en de gemeente. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor dit bedrijventerrein. Tevens bevat dit hoofdstuk een beschrijving van de relevante gemeentelijke ruimtelijke beleidsdocumenten en de gemeentelijke beleidskeuzes ten aanzien van het bedrijventerrein. Het sectorale beleid is beschreven in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Het Rijk wil sturen en richting geven op vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Prioriteit 1 gaat over de ambitie van Nederland om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Daarnaast gaat het ook over de ambitie van Nederland om in 2050 een duurzame energievoorziening te hebben. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen en de bijbehorende energie infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie.

Bij prioriteit 2 wordt aangegeven dat de ambitie voor de lange termijn is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt ingezet op een aantrekkelijke, gezonde en veilige omgeving en een goed vestigingsklimaat, inclusief een goede bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. Er wordt daarbij ingezet op actieve clustering van (grootschalige) logistieke functies op logistieke knooppunten langs (inter)nationale corridors.

Bij prioriteit 3 word beschreven dat er wordt ingezet op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Hieraan wordt een stevige impuls gegeven. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

Bij prioriteit 4 wordt ingegaan op het belang van natuurlijke systemen en het landschap. In sommige regio's staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als we het waterpeil omhoog brengen, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd willen we de kwaliteiten van het landschap graag behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege ons cultureel erfgoed.

Conclusie
Dit bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de uitbreiding van een bedrijventerrein in de gemeente Waalwijk. Deze ontwikkeling past binnen de nationale belangen in de NOVI en sluit aan bij prioriteit 2.

3.1.2 Ladder Duurzame verstedelijking

Kader
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

Onderzoek
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
In de eerste instantie moet de vraag beantwoord worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Primair zijn de nieuw vestiging van bedrijven/ bedrijventerreinen aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. De stedelijke ontwikkelingen zijn op basis van jurisprudentie aan te merken als nieuw wanneer zijn een nieuw ruimtebeslag hebben van 500 m2 of meer. In dit geval wordt de 500 m2 overschreden, en de ontwikkeling wordt gerealiseerd op een plek waar in de huidige situatie geen stedelijke functies zijn. Een verdere toets aan de ladder is noodzakelijk.

Verzorgingsgebied
Het initiatief voorziet in de eerste instantie in de invulling van een lokale en regionale behoefte. In april 2015 is door de Stec Groep een kwalitatief verdiepingsonderzoek bedrijventerreinen Noord-Brabant uitgevoerd naar vraag en aanbod in de regio's. Hierin is het verzorgingsgebied nader uitgewerkt. De behoefte vanuit de regio wordt hieronder beschreven.

Behoefte aan de ontwikkeling
Mede vanwege het regionale verzorgingsgebied is het noodzakelijk om de behoefte aan de ontwikkeling te beschrijven. In december 2018 is door de Stec Groep een kwalitatief verdiepingsonderzoek bedrijventerreinen Noord-Brabant uitgevoerd naar vraag en aanbod in de regio's. De voorliggende locatie Haven 8 Oost-afronding is in dit onderzoek opgenomen als te ontwikkelen terrein voor bedrijven. Uit het onderzoek blijkt tevens dat er een vraag is naar locaties voor grootschalige logistiek, maar dat er binnen de provincies onvoldoende locaties zijn om de volledige vraag te realiseren. Dit plan voorziet in een extra mogelijkheid om de bestaande vraag op te vangen.

In het RRO Hart van Brabant is vastgesteld dat er een omslag moet worden gemaakt van aanbodgericht naar vraaggericht ontwikkelen van bedrijventerreinen. De regio heeft in september 2016 met elkaar afspraken gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. In september 2017 zijn deze afspraken aangepast met name op het gebied van grootschalige logistiek. De afspraken 2016/2017 gaan uit van vraaggerichte ontwikkeling en worden breed gedragen in de regio. Dit afsprakenkader vormt het vertrekpunt voor het nieuwe afsprakenkader 2020-2024 dat in december 2019 is vastgesteld. In de afsprakenkaders is vastgesteld dat er een forse uitbreidingsvraag is van de logistieke sector, in het bijzonder de vraag naar (zeer) grootschalige kavels (>5 ha). Voor de opvang van deze uitbreidingsvraag is onder meer bedrijventerrein Haven 8 aangewezen, dat in het programma bedrijventerreinen 2020-2024 als geprioriteerde locatie de codering oranje heeft gekregen. Dit betekent dat bedrijventerrein Haven 8 vraaggericht kan worden ontwikkeld op basis van een concrete marktvraag voor grootschalige logistiek. Op dit moment is het zo dat het huidige aanbod van kavels voor grootschalige logistiek in Brabant ver achterblijft bij het aanbod. Ook in Waalwijk is de concrete vraag groot. Op dit moment groter dan het aantal hectares dat beschikbaar komt vanuit het vragen van bedrijven die veelal voldoen aan de uitgiftecriteria van de gemeente. De meeste ruimtevragers hebben een behoefte tussen de 5 en 8 ha, er ligt een tweetal concrete vragen voor een kavel tussen de 18 en 20 ha. De gemeente moet derhalve een weging maken tussen belangstellende bedrijven.

Door Stec is ten behoeve van het nog vast te stellen nieuwe afsprakenkader 2024-2030 een nieuwe vraag-aanbodanalyse vastgesteld die in september 2022 door GS wordt vastgesteld. Daaruit blijkt dat tot 2030 nog sprake zal zijn van een grote vraag naar logistieke kavels, waarbij Waalwijk een van de locaties is die is aangewezen voor de vestiging van grootschalige logistieke kavels.

Vanuit vraaggericht ontwikkelen is de ontwikkeling van bedrijventerreinen gekoppeld aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. Het gaat om een bekende eindgebruiker of een intermediair met een bekende eindgebruiker (aantoonbaar);
  2. 2. Die bereid is om een intentieovereenkomst of voorlopig-koopcontract te tekenen voor een locatie tegen de daar geldende marktprijzen;
  3. 3. Aantoonbaar kan maken dat hij voor de aankoop van de grond en voor het te realiseren bedrijfsgebouw de benodigde financiering heeft of kan krijgen;
  4. 4. Waarbij als enige ontbindende voorwaarde geldt het binnen vooraf afgesproken tijdpad beschikbaar komen van de locatie (op basis van proceduretijden zoals gebruikelijk voor de planningsfase van de locatie);
  5. 5. En waarvoor bij aanvang duidelijk is dat redelijkerwijs niet op bestaande bedrijventerreinen of bouwrijpe gronden ruimte geschikt is;
  6. 6. Bij de grondaankoop (of wijziging bestemmingsplan als de ruimte vragende partij in eigen beheer en op eigen risico ontwikkelt) borgen bedrijf en gemeente aan de voorkant dat na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning binnen een vooraf te bepalen periode (twee jaar is genoemd) de ontwikkeling is gerealiseerd. Indien dat niet gebeurd is, dan heeft de gemeente een recht van terugkoop of wordt de bedrijfsbestemming weer omgezet naar de oorspronkelijke bestemming, waarbij het recht op planschade komt te vervallen.

Het bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van bedrijventerrein Haven 8 Oost-afronding met 48,5 ha. netto-uitgeefbaar terrein. Het bruto plangebied is echter groter, omdat het plan tevens voorziet in de aanleg van een wegenstructuur, openbaar groen, waterretentie, etc.

Bestaand stedelijk gebied
Het initiatief ligt niet binnen de contouren van het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Waalwijk. Op Bestuurlijke Ontwikkeldag Hart van Brabant is geconstateerd dat onvoldoende binnenstedelijke locaties voorhanden zijn om te kunnen voorzien in de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen. Dit geldt zeker voor Waalwijk en zeker voor de schaal en omvang van grootschalige logistieke bedrijven. Een ontwikkeling binnenstedelijk is niet mogelijk. Onderhavige locatie sluit aan bij het bestaande bedrijventerrein Haven en is reeds voorzien in de gemeentelijke structuurvisie en de provinciale ruimtelijke verordening, waarin het de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied' heeft gekregen.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is behoefte aan het bedrijventerrein. De behoefte is uitgewerkt in een Stec-rapportage en de behoefte is bekrachtigd door regionale gemeenten en provincie in het RRO. De locatie ligt weliswaar buiten bestaand stedelijk gebied, maar desalniettemin is dit de meest geschikte locatie voor de beoogde functie, die past binnen de regionale afspraken en ook provinciaal is afgestemd.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Omgevingsvisie Noord-Brabant is op 14-12-2018 in werking getreden. Een van de doelen van deze omgevingsvisie is duurzame verstedelijking. De omgevingsvisie formuleert de ambitie: hoe moet de Brabantse leefomgeving er in 2050 uitzien? En daarbij stellen stelt de omgevingsvisie mobiliserende tussendoelen: wat wil de provincie in 2030 voor elkaar hebben om die ambitie te verwezenlijken?

Om Noord-Brabant in de toekomst welvarend, verbonden en klimaat-proof te laten zijn, onderscheidt de provincie vier hoofdopgaven die nauw met elkaar samenhangen en die op elkaar inwerken:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Voor voorliggend plan zijn alle hoofdopgaven relevant, maar 'werken aan een concurrerende, duurzame economie is het meest van toepassing op de te ontwikkelen bedrijvigheid. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om voldoende ruimte en een geschikte omgeving voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven.

De Brabantse Omgevingsvisie zet in op het toekomstbestendig maken van de werklocaties in Brabant. Het (kwalitatief) 'up to date' houden van de bestaande werklocaties is van vitaal belang voor een concurrerende economie, innovatie, werkgelegenheid, zorgvuldig ruimtegebruik en realisatie van vergroenings- en duurzaamheidsambities. Op bedrijventerreinen liggen grote opgaven en kansen in het kader van klimaatadaptatie, energietransitie en slimme mobiliteit. Uitbreiding van het areaal bedrijventerreinen wordt vraaggericht opgepakt, vanuit een kwalitatieve insteek.

Een toetsing aan het aspect duurzame verstedelijking heeft reeds plaatsgevonden in paragraaf 3.1.2.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord Brabant

Op 25 november 2019 is de Interim omgevingsvergunning in werking getreden. De Interim omgevingsverordening voegt bestaande regels uit zes verordeningen samen. In de Interim omgevingsvergunning zijn de huidige regels gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau. Er zijn beperkt wijzigingen doorgevoerd, onder andere vanwege de vastgestelde omgevingsvisie.

In de interim omgevingsverordening staan instructieregels voor gemeenten. De volgende regels zijn van toepassing op het plangebied.

Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Een bestemmingsplan dient bij de evenwichtige toedeling van functies invulling te geven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiertoe dient rekening te worden gehouden met:

  1. 1. Zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij:
    1. a. de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat:
      • nieuwvestiging mogelijk is op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk;
      • er feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte is en uitbreiding, al dan niet gelijktijdig met de vestiging van een functie, op grond van de bepalingen in dit hoofdstuk is toegestaan;
    2. b. bij stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking);
    3. c. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen een bouwperceel.
  2. 2. Toepassing van de lagenbenadering, namelijk beoordeling van de effecten op
      1. a. de ondergrond, zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
      2. b. de netwerklaag, zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer.
      3. c. de bovenste laag zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.
  1. 3. Meerwaardecreatie. Dit is een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
    1. a. de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat;
    2. b. de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.
    3. c. De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, bedoeld in Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.

Afweging bestemmingsplan
Zorgvuldig ruimtegebruik:
Bezien is of de lokale vraag geaccommodeerd kan worden op de bestaande bedrijventerreinen. Dat blijkt niet het geval. Herstructurering van bestaande verouderde bedrijventerrein binnen de gemeente Waalwijk is geen optie. De verouderde bedrijventerreinen in Waalwijk zijn gelegen aan de randen van bestaande woonwijken en daarom in beeld om op de lange termijn te transformeren naar woningbouw.

Nieuwvestiging is mogelijk vanwege de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar'. De motivering voor de duurzaamheidsladder is opgenomen in paragraaf 3.1.2 Ladder Duurzame verstedelijking. In de regels is uitgegaan van bouwpercelen.

Lagenbenadering:
De toets aan de aspecten die van belang zijn voor de lagenbenadering zijn opgenomen in Hoofdstuk 4Omgevingsaspecten. De landschappelijke inpassing is opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestaande entoekomstige situatie.

Meerwaardecreatie:
De opgave is het realiseren van het uitbreiden van het bedrijventerrein. Zoals blijkt uit de beschrijving van de toekomstige ontwikkeling in paragraaf 2.3 Toekomstige situatie, is daarnaast een combinatie gezocht met waterberging in het gebied, maar ook een landschappelijke inpassing en ontwikkeling van natuurwaarden aan de rand van het gebied. Daarnaast zal aan de noordzijde een groene zone worden aangelegd, onder de hoogspanningsleiding. Deze zone sluit aan op het bestaande Ecopark en zou daarmee potentieel eveneens geschikt zijn voor het realiseren van een zonnepark. Hierdoor zou binnen het plangebied sprake van een combinatie van functies en wordt bijgedragen aan andere opgaven en belangen.

Momenteel wordt een MER Grootschalige Opwek Duurzame Energie Waalwijk opgesteld, waarin onder meer wordt onderzocht welke locaties in Waalwijk geschikt zijn voor het realiseren van middelgrote zonneparken. Daarnaast zal nog een afweging moeten plaatsvinden welke van deze locaties vervolgens concreet in ontwikkeling genomen kunnen worden. De uitkomsten daarvan zijn nog niet bekend. Daarnaast zal voor de potentiële geschikte gebieden zonneparken nog een afweging gemaakt moeten worden onder welke randvoorwaarden dit kan plaatsvinden. Deze zullen locatiespecifiek moeten zijn en zijn verder afhankelijk van de schaalgrootte van het zonnepark en van de omgevingsfactoren.

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap
Het plangebied is aangemerkt als 'landelijk gebied' maar ook als 'verstedelijking afweegbaar'.

Voor gebieden aangemerkt als 'landelijk gebied' geldt artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap. Dat betekent dat een ruimtelijke ontwikkeling zoals de ontwikkeling van het bedrijventerrein Haven 8 Oost-afronding gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Daarbij geldt het volgende op basis van artikel 3.9 van de verordening:

Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:

  • dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
  • de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen. Hierbij geldt dat een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd én over de besteding van dat fonds periodiek verslag wordt gedaan in het regionaal overleg

Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:

  • de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
  • het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  • het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  • het wegnemen van verharding;
  • het slopen van bebouwing;
  • de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
  • het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.

Afweging bestemmingsplan
Het gaat om de fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Voor de uitbreidingen van het bedrijventerrein Haven wordt dit uitgevoerd in de vorm van een brede, nieuwe zone voor landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing wordt aangelegd langs het Drongelens kanaal. De landschappelijke inpassing voorziet in de inpassing van het gehele terrein Haven, inclusief de eerder ontwikkelde delen. Ter voorbereiding hiervan is een landschappelijke inrichtingsschets gemaakt (zie paragraaf 2.3 Toekomstige situatie). Om de landschappelijke inpassing te kunnen realiseren is de bestemming 'Natuur' opgenomen.

In het kader van het landschapsfonds wordt 1% van de uitgifteprijs van dit project aan het fonds bijgedragen. Het definitieve bedrag wordt te zijner tijd met de provincie afgestemd. Vooralsnog wordt 1% van de uitgifteprijs geraamd op € 824.000,00. Met de aanleg van de natuur aan de oostzijde van het plangebied, geeft de gemeente tevens invulling aan de kwaliteitsverplichting vanuit de bestemmingsplannen voor Afbouw Haven I t/m VI, Oostelijke Insteekhaven, Haven 8 fase 1 alsmede de ontwikkelingen die in de gebieden Haven 8 West en Haven 8 Oost middels een omgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° van de Wabo) mogelijk zijn gemaakt. Voor die ontwikkelingen komt 1% van de uitgifteprijs neer op € 1.212.192,00. Met de verwerving en aanleg van de natuurstrook van 31 ha aan de oostzijde van het plangebied, wordt daarin ruimschoots voorzien.

Het gebied Haven 8 wordt vraaggericht ontwikkeld. Dit betekent dat bedrijfspercelen pas worden uitgegeven op basis van een concrete marktvraag. Alle plot-ontwikkelingen op Haven 8 tot nu toe hebben steeds plaatsgevonden onder de conditie dat aan de oostzijde van het bedrijventerrein een landschappelijke inpassing wordt aangelegd zodra de ontwikkeling van Haven 8 in zijn geheel is afgerond. Dit is consequent in de verschillende ruimtelijke besluiten gemotiveerd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet weliswaar in de planologisch reservering voor deze afronding en de landschappelijke inrichting, maar de definitieve vorm ervan staat daarmee nog niet vast. Dit hangt immers af van concrete marktvragen die bepalend zullen zijn voor de daadwerkelijke invulling van het bedrijventerrein en de wijze waarop de beoogde groene dooradering ervan zal aansluiten op de natuur-bestemming.

De kwaliteitsverbetering voor de afzonderlijke ontwikkelingen op Haven 8 heeft steeds plaatsgevonden op basis van de regionale 'Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant' doordat 1% van de uitgifteprijs is gereserveerd voor kwaliteitsverbetering landschap. Daarmee is in feite toepassing gegeven aan artikel 3.9 lid 2 onder b IOV en is een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds verzekerd. Het ligt voor hand deze werkwijze in de afrondende fase van Haven 8 voort te zetten, omdat dit het beste aansluit bij de vraaggerichte ontwikkeling van het gebied.

De gereserveerde middelen worden vervolgens ingezet om binnen de natuurbestemming die in dit plan is opgenomen tot een landschappelijke inrichting te komen. De hiervoor gereserveerde middelen alsmede de planologische ruimte van de natuurbestemming zijn voldoende om te kunnen komen tot een adequate landschappelijke kwaliteitsverbetering. Om de uitvoering hiervan juridisch te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels.

Artikel 3.43 Afwijkende regels Verstedelijking afweegbaar
Het plangebied is daarnaast aangemerkt met de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar'. Dit houdt in dat er onder voorwaarden toch ontwikkelingen in het niet-stedelijk gebied plaats kunnen vinden:

  1. a. binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is:
  2. b. transformatie van cultuurhistorisch waardevol of geschikt leegstaand vastgoed niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. c. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  4. d. de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren in het gebied en de naaste omgeving waaronder een duurzame afronding van het Stedelijk Gebied.

Afweging bestemmingsplan
Hieronder zijn de voorwaarden uitgewerkt.

  1. a. Dit punt is uitgewerkt in paragraaf 3.1.2. Er is op korte termijn onvoldoende geschikte ruimte binnen bestaand stedelijk gebied voor de beoogde grootschalige logistieke functie. Herstructurering van bestaande verouderde bedrijventerrein binnen de gemeente Waalwijk is geen optie. Uit provinciaal onderzoek, uitgevoerd door Stec, is gebleken dat met name bedrijventerrein Haven 1-6 mogelijkheden biedt voor XXL logistiek op brownfields. Gelet op de spanning op de huidige en de (niet)beschikbaarheid van leegstaande kavels biedt dit op de korte termijn te weinig ruimte om de geprognotiseerde vraag op te kunnen vangen het bestaande terrein en blijft uitbreidingsruimte (greenfields) noodzakelijk.
  2. b. Transformatie behoort niet tot de mogelijkheden voor ontwikkeling.
  3. c. De ontwikkeling past binnen de regionale afspraken.
  4. d. Een landschappelijke inpassing voorziet in het behoud en versterking van de omgevingskwaliteit, zie paragraaf 2.3 Toekomstige situatie. Langs het Drongelens kanaal wordt een brede strook natuur aangelegd. Binnen het plangebied wordt bovendien voorzien in een aantal landschappelijke elementen waaronder de robuuste groene oost-west zone aan de noordzijde van het plangebied die de ecologische structuur langs de Gansoyensesteeg verbindt met de nieuw aan te leggen brede strook natuur langs het Drongelens kanaal.

Artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling, lid 2 en 3
Een duurzame stedelijke ontwikkeling:

  • bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  • bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  • houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  • draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Afweging bestemmingsplan
Omgevingskwaliteit en leefomgeving: Bij de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit gaat het zowel om het beschermen van waarden als het bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en functies in een gebied. De zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Brabantse omgevingsvisie:

  • zorgvuldig ruimtegebruik
  • toepassing van de lagenbenadering
  • meerwaardecreatie

De goede omgevingskwaliteit en de veilige en gezonde leefomgeving is nader onderbouwd in Hoofdstuk 4 en paragraaf 2.3.

Zorgvuldig ruimtegebruik:
De verordening geeft aan dat het bestemmingsplan regels dient te bevatten over:

  • een bij de aard van het bedrijventerrein en de toe te laten functies passende kavelomvang;
  • het beperken van ontwikkelingen die een effectief gebruik van het bedrijventerrein beperken, waaronder:
    1. 1. bedrijfswoningen;
    2. 2. bedrijven die doelmatig gevestigd kunnen worden in gemengde gebieden tenzij deze bedrijven concept-versterkend werken en geclusterd worden;
    3. 3. voorzieningen die gelet op hun publieksaantrekkende werking thuishoren in centrumgebieden tenzij deze concept-versterkend werken en geclusterd worden.

De minimale kavelomvang is opgenomen in de definitie van zeer grootschalige logistieke dienstverlening:.

Ontwikkelingen die een effectief gebruik van het bedrijventerrein beperken zijn niet toegelaten. Er wordt uitsluitend zeer grootschalige logistieke dienstverlening: toegelaten.

Productie en gebruik duurzame energie: Met het plan is energieneutraliteit op bedrijfsniveau het uitgangspunt, hierbij worden bijvoorbeeld zonnepanelen in combinatie met groene daken bedoeld. Het dakoppervlak van bedrijfsgebouwen wordt, waar mogelijk, beschikbaar gesteld voor de opwek van energie. Dit betreft geen bestemmingsplan verbrede reikwijdte, waardoor geen energienormen zijn opgenomen in de planregels.

Klimaatverandering: Er moet ruimte zijn voor klimaatadaptatie. Voor wat betreft klimaatverandering wordt voldaan aan de vereisten van waterberging die daaraan gesteld worden door het waterschap. Daarnaast zal het landschappelijke raamwerk tevens een bijdrage kunnen leveren aan de verschillende klimaatdoelen zoals het tegengaan van hittestress.

Mobiliteit: Het bedrijventerrein ligt in de nabijheid van de Waalwijkse haven. Bij de selectiecriteria voor bedrijven wordt gekeken of bedrijven gebruik kunnen maken van de haven voor goederentransport. Deze bedrijven krijgen een vestigingsvoorkeur. Naast de bestaande haven wordt op voorzien in de realisatie van een nieuwe containerterminal met een open waterverbinding, waardoor de bereikbaarheid via het water wordt geoptimaliseerd.

Het terrein is per auto goed bereikbaar. De verkeersontsluiting wordt geregeld via de Weteringweg, waarbij met de ontwikkeling van het plan ook rekening gehouden wordt met langzaamverkeerroutes. Er is een bushalte aan het Vredesplein en met behulp van citysteps kunnen medewerkers van de bedrijven op het bedrijventerrein op een snelle en makkelijke manier de afstand tussen het bedrijf en de bushalte overbruggen.

Duurzame concurrerende economie: De logistieke sector opereert op regionale, nationale en internationale schaal. Waalwijk wordt vooral vanwege sociaal-geografische factoren als vestigingsgebied gekozen. Voor deze sector geldt dat er een tekort aan ruimte en dat deze niet kan worden opgevangen binnen het bestaande aanbod. Het tekort doet zich bij logistieke bedrijfskavels vooral voelen omdat deze vanwege de grootschaligheid moeilijk inpasbaar zijn op bestaande bedrijventerreinen in bestaand stedelijk gebied en deze een groot ruimtebeslag nodig hebben en afhankelijk zijn van de ontsluitingsmogelijkheden. Er is extra aanbod noodzakelijk. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

Overige aanduidingen
De strook langs het Afwateringskanaal is aangewezen voor behoud en herstel van watersystemen en Natuurnetwerk Brabant en tevens voor cultuurhistorische waardevol gebied. Ter bescherming van deze waarden zijn gebiedsaanduidingen opgenomen in het bestemmingsplan. Voor het overige gelden ter plaatse regels voor het grondwater en voor agrarische bedrijven. Deze zijn niet van toepassing op dit plan.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de provinciale verordening weergegeven. Het plangebied is hierop globaal rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0006.png"

Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Plangebied aangemerkt door rode lijn.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn met de Interim omgevingsverordening.

3.2.3 Omgevingsverordening, 2022

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels uit de verschillende verordeningen zijn samengevoegd. De Interim omgevingsverordening geldt totdat de Omgevingswet in werking treedt en is hierboven beschreven. De nieuw opgestelde Omgevingsverordening treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking, naar verwachting per 1 juli 2023. Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Dit ontwerp heeft vanaf 9 april 2021 tot en met 20 mei 2021 ter inzage gelegen voor het indienen van reacties. Gedeputeerde Staten hebben deze Brabantse Omgevingsverordening, inclusief de Nota van inspraak, op 15 november 2021 vastgesteld en ter vaststelling aangeboden aan Provinciale Staten.

De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. Daarom worden die regels in deze paragraaf niet herhaald. Aanvullend geldt in de omgevingsverordening nog het volgende:

De dijk naast het Drongelens kanaal is als regionale waterkering aangeduid. De regel die hieraan gekoppeld is, werkt door naar de waterschappen: dit betreft de tijdstippen waarop de regionale waterkeringen “op orde” moeten zijn en er is een veiligheidsnorm (omgevingswaarde) opgenomen, uitgedrukt als gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de hoogste waterstand die deze regionale waterkering veilig moet kunnen keren.

Op grond van artikel 2.13 Omgevingswet moeten bij provinciale verordening met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, omgevingswaarden worden vastgesteld met betrekking tot de gemiddelde overstromingskans per jaar uit oppervlaktewateren van daarbij aan te wijzen gebieden. De omgevingswaarde voor Stedelijk gebied is 1/100 per jaar voor gebieden waarvoor in het omgevingsplan functies zijn toebedeeld voor bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen en 1/10 per jaar voor overige gebieden.

Ook in de omgevingsverordening zijn voorwaarden gesteld aan duurzame stedelijke ontwikkeling. De voorwaarden zijn gelijk aan de voorwaarden in de Interim omgevingsverordening, zoals in het voorgaande beschreven. Wel is bepaald dat nieuwe gebruiksactiviteiten in Landelijk gebied passen binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied (artikel 4.13). In een omgevingsplan dat de uitbreiding mogelijk maakt van een bestaande gebruiksactiviteit of dat een nieuwe gebruiksactiviteit toelaat in Landelijk gebied, wordt onderbouwd dat die ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied. Een ontwikkelingsrichting wordt opgesteld met toepassing gaat in ieder geval in op de volgende aspecten:

  1. a. een gebiedsgerichte benadering van welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
  2. b. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder de te beschermen waarden, mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
  3. c. op welke wijze de omgevingskwaliteit in het gebied versterkt kan worden, mede gericht op de toepassing van Kwaliteitsverbetering landschap; en
  4. d. op welke wijze de sloop van overtollige bebouwing wordt gerealiseerd, mede gericht op de toepassing van Artikel 4.12 Bouw-sloop regeling.

Afweging
ad a. Het gebied is in de structuurvisie Waalwijk 2025 gereserveerd voor de uitbreiding van industrieterrein. In paragraaf 2.3 Toekomstige situatie is beschreven welke functies dit bestemmingsplan mogelijk maakt en hoe deze passen in de omgeving.

ad b. De effecten zijn beschreven in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten. De agrarische functie in het gebied wordt gewijzigd in bedrijventerrein, groen, natuur, waterberging en dergelijke. Er is geen sprake van leegstand van logistieke percelen.

ad c. De kwaliteitsverbetering is beschreven onder paragraaf 3.2.2 Interim Omgevingsverordening NoordBrabant.

ad d. Er is geen overtollige bebouwing en er zijn geen leegstaande logistieke bedrijven, waardoor de bouw-sloopregeling niet van toepassing is.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn en niet strijdig met de omgevingsverordening 2022.

3.3 Regionaal Beleid

Regionaal planningsoverleg
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is in artikel 5.16 bepaald, dat er regionale ruimtelijk overleggen dienen plaats te vinden. Dit is een platform voor een gestructureerd overleg over de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijke beleid van de provincie en de regio. Het overleg heeft tot doel om afspraken te maken over de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Provinciale prognoses van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen zijn daarbij richtinggevend.

In Noord-Brabant vindt het regionaal overleg plaats in vier regio's: West-, Midden-, Noordoost- en Zuidoost-Brabant. Waalwijk ligt in de regio Midden-Brabant. Het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) voor deze regio sluit aan op de gebiedsindeling van samenwerkende gemeenten in de Regio Hart van Brabant. De 8 gemeenten van deze regio (Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk), de waterschappen De Dommel en Brabantse Delta, en de provincie nemen deel aan dit overleg. Het waterschap Aa en Maas is agendalid.

In het RRO Hart van Brabant is vastgesteld dat er een omslag moet worden gemaakt van aanbodgericht naar vraaggericht ontwikkelen van bedrijventerreinen. Op 22 september 2016 zijn hiertoe de RRO-afspraken bedrijventerreinen HvB 2016-2025 vastgesteld, waarin is vastgesteld dat er een forse uitbreidingsvraag is van de logistieke sector, in het bijzonder de vraag naar (zeer) grootschalige kavels (>5ha). Voor de opvang van deze uitbreidingsvraag is onder meer bedrijventerrein Haven 8 aangewezen. Dit betekent dat bedrijventerrein Haven 8 vraaggericht kan worden ontwikkeld op basis van een concrete marktvraag voor grootschalige logistiek.

In het RRO Midden-Brabant zijn afspraken gemaakt over de ontwikkelingen van zeer grootschalige logistiek binnen de regio Hart van Brabant.

Op basis hiervan kan voor Haven 8 Oost-afronding op een bestemmingsplan worden opgesteld voor zeer grootschalige logistiek. Dit is conform de systematiek van vraaggericht ontwikkelen. Er wordt ruimte gecreëerd voor 48,5 ha netto uitgeefbaar bedrijventerrein.

De planologische ontwikkeling van Haven 8 Oost-afronding voor grootschalige logistiek, zoals opgenomen in het lopende programma bedrijventerreinen, is op 28 september 2022 in het Poho Economie van Hart van Brabant afgestemd. Op het moment dat daadwerkelijke uitgifte aan de orde is, zal dat via de methodiek van vraaggerichte ontwikkeling weer terugkomen op de regiotafel. Het verslag hiervan is in de vergadering van het Poho Economie van 17 november 2022 vastgesteld.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Waalwijk 2025

Op 4 februari 2016 heeft de raad van Waalwijk de Structuurvisie Waalwijk 2025 vastgesteld op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke Ordening. Doel van de structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid formuleren op hoofdlijnen dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025. In de visie is als ambitie voor Waalwijk opgenomen: het zijn van een stedelijk knooppunt in de netwerken van Midden-Brabant met een krachtige economische functie en karakteristieke kernen in een unieke landschappelijke omgeving.

Regionaal gezien heeft de logistieke sector de komende jaren de meeste groeipotentie. Gezien de gunstige ligging van Waalwijk aan de hoofdinfrastructuur kan Waalwijk de logistieke sector alle kansen bieden, vooral op Bedrijventerrein Haven. De kansen worden versterkt door de gecombineerde aanpak van bedrijventerrein, havenfaciliteiten en wegennet.

Indien er in regionaal verband behoefte is aan nieuwe bedrijventerreinen komen voor Waalwijk als eerst uitbreiding ten oosten van Haven (Haven Acht) en ten oosten en westen van Maasoever-Scharlo in beeld. Deze locaties zijn als mogelijke toekomstige uitbreidingslocaties op basis van de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant aangewezen.

Voor het plangebied is op de totaalkaart voor 2025 de aanduiding 'Ruimtelijke reservering uitbreiding bedrijventerrein/ industriegebied/havengebied' neergelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0008.png"

Uitsnede Totaalkaart Visie 2025, Structuurvisie Waalwijk 2025

Binnen de ambitie in de structuurvisie heeft een afweging van de verschillende belangen plaatsgevonden. Het plangebied kan op grond van de structuurvisie worden opgedeeld in twee deelgebieden.

  1. 1. In het noordelijke gedeelte voorziet de structuurvisie in de mogelijke toekomstige ontwikkeling van het Ecopark.
  2. 2. Voor het zuidelijke gedeelte heeft de raad het gebied ruimte gereserveerd voor de uitbreiding bedrijventerrein/industriegebied/havengebied voor met name bedrijven vanuit of direct gelieerd aan de logistieke sector.

De Visbankweg vormt de scheiding tussen deze twee gebieden. In vergelijking met februari 2016 is per heden de wens om duurzame(re) energie en een groene(re) leefomgeving te realiseren sterk toegenomen en is hier ook een veel breder maatschappelijk draagvlak voor. De componenten ‘Duurzame energie' en ‘Groen’ zullen daarom, deels in afwijking van de structuurvisie, een prominentere rol gaan krijgen in de verdere planvorming.

Vanuit de wens om de kwaliteit van het landschap en de kernen een impuls te geven wordt het van belang geacht om een ‘Reserve Kwaliteit fysieke leefomgeving’ te vormen teneinde 'rode’ projecten te laten bijdragen aan ‘groene’ projecten op het gebied van onder andere natuur, landschap en cultuurhistorie. Op deze wijze betaalt ‘rood voor groen’. Op basis van de provinciale Interim Omgevingsverordening is voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een bijdrage nodig voor kwaliteitsverbetering van het landschap. In regionaal verband zijn hierover afspraken gemaakt middels de zogenaamde ‘Werkafspraken Kwaliteitsverbetering Landschap’. Indien een bijdrage volgens de zogenaamde grondwaardemethodiek nodig is, hanteert de gemeente een percentage van 1% van de uitgifteprijs van de grond.

Voor de uitbreidingen van het bedrijventerrein Haven is afgesproken de landschappelijke inpassing aan te leggen langs het Afwateringskanaal. Ter voorbereiding hiervan is een landschappelijke inrichtingsschets gemaakt. Om de landschappelijke inpassing te kunnen realiseren is de bestemming 'Natuur' opgenomen.

3.4.2 Overig gemeentelijk beleid

Strategische visie Waalwijk 2025
Op 21 september 2017 is de Strategische Visie Waalwijk 2025 'Samen werken aan de toekomst' vastgesteld. Het gemeentebestuur ambieert dat Waalwijk een duurzaam regionaal werkgelegenheidscentrum is met een gezonde balans tussen woon- en leefklimaat van de gemeente ten zuiden van de A59, en de economische ontwikkelingen op de bedrijventerreinen Havens aan de noordkant. Dat betekent dat bij elke uitbreiding van de bedrijventerreinen een afgewogen en bewuste keuze wordt gemaakt en daar waar nodig compensatiemaatregelen worden genomen om het woon- en leefklimaat van de stad en de omliggende groene omgeving te waarborgen.

Mobiliteitsplan
Op 15 oktober 2015 is het Mobiliteitsplan vastgesteld. Eén van de doelen van dit plan is om de centra van bedrijvigheid en werkgelegenheid direct te verbinden met het hoofdwegennet. Dit dient dan onder meer plaats te vinden door het faciliteren van goederenvervoer over de weg, overslagfaciliteiten tussen water en weg en multimodale bereikbaarheid voor werknemers.

Kadernota grootschalige opwek
Op 28 januari 2021 heeft de gemeenteraad de kadernota grootschalige opwek vastgesteld. Naar aanleiding van een initiatiefvoorstel het de nota gewijzigd vastgesteld op 24 juni 2021 is de Kadernota grootschalige opwek van duurzame energie door de gemeenteraad vrijgegeven voor inspraak. De gemeente heeft zich als doel gesteld om in 2030 50% van de gebruikte energie duurzaam op te wekken. In de Kadernota grootschalige opwek van duurzame energie is het betreffende gebied aangewezen als zijnde geschikt voor grootschalige windenergie. Het gebied sluit ook aan op bestaand stedelijk gebied en het past binnen de criteria t.b.v. een potentieel gebied t.b.v. middelgrote 'proef-zonnevelden'.

Duurzaamheid en Klimaatbeleid
Op 6 februari 2020 is tevens de visie Duurzaam Waalwijk 2030 vastgesteld. Waalwijk heeft de ambitie om in 2043 klimaatneutraal te zijn. Om dit te realiseren is het noodzakelijk om met name de energie duurzaam op te wekken. Waalwijk is hier onder andere met de regio over in gesprek om de nationale klimaatdoelen van 2030 te halen. Deze zijn dan een opmaat naar de lokale doelen voor 2043.

Om substantieel duurzame energie op te wekken is het, naast het inzetten van het bestaande stedelijke gebied, ook noodzakelijk om grootschalige opwek in het buitengebied te realiseren. Dit zal hoofdzakelijk kunnen plaatsvinden door middel van windenergie. Echter ook zonneparken kunnen een bijdrage leveren aan de duurzame opwek.

Op het bestaande Ecopark wordt duurzame energie opgewekt en toegepast in Waalwijk. Hier is een combinatie van windenergie, zonne-energie en opwekking van groen gas uit biomassa zichtbaar. Uitbreiding van het Ecopark aan de zuidzijde daarvan is een optie die wordt onderzocht.

Groenbeleidsvisie 'Groen Leeft'
Op 14 november 2019 is door de gemeenteraad de Groenbeleidsvisie 'Groen Leeft' vastgesteld. Op basis van deze visie heeft het college op 12 oktober 2021 de groenbeleidsvisie uitgewerkt in de "Richtlijn groenbeleidsvisie".

Uitvloeisel uit beide documenten is op nieuwe bedrijventerreinen het openbaar gebied tenminste voor 10% uit grondgebonden openbaar groen moet bestaan. In het onderhavige plangebied wordt voorzien in 30 ha natuurgebied, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de betreffende norm van 10%.

Ecologie
Waalwijk streeft er onder meer naar om door middel van ecologische verbindingen deze ecologisch waardevolle gebieden te verbinden om een robuust netwerk te creëren waarin uitwisseling van ecologische waarden kan plaatsvinden.

Recreatie en toerisme
Op dit moment is er nog geen beleid voor recreatie en toerisme. Momenteel wordt er gewerkt aan een beleidsdocument waarvan het nog niet duidelijk is wat de formele status wordt. De kernwaarden die in het concept plan genoemd worden zijn voor alsnog schoen en leer, natuur, wandelen, fietsen en (cultuur)historie.

Grondbeleid Waalwijk
Waalwijk heeft een flexibel grondbeleid. Dat betekent dat afhankelijk van het financiële én maatschappelijke rendement van een ontwikkeling Waalwijk haar grondbeleid bepaalt en op basis daarvan het meest geschikte instrumentarium inzet. Dit kan een actief grondbeleid zijn of een facilitair grondbeleid. In geval van een actief grondbeleid heeft Waalwijk de mogelijkheid om voorwaarden te koppelen aan de verkoop van de verworven gronden nadat zij in ontwikkeling zijn gebracht. Hierbij zijn dan onder meer uitgiftevoorwaarden en selectiecriteria twee belangrijke instrumenten om onder meer de publiekrechtelijke doelen te kunnen bereiken en randvoorwaarden aan de vestiging te kunnen stellen. Bij facilitair grondbeleid kan dit deels bereikt worden via het exploitatieplan, maar ligt de regie toch meer bij een marktpartij.

Bij het actieve grondbeleid heeft Waalwijk een aantal selectiecriteria en verkoopvoorwaarden. Met de verkoopvoorwaarden sturen we onder meer op de verplichting tot het gebruiken van de dakvlakken t.b.v. de opwek van zonne-energie.

Bij de selectiecriteria kennen we harde criteria en preferente criteria. Met beide wil de gemeente een aantal beleidsdoelen nastreven, waaronder duurzaamheid, arbeidsmarkt, diversificatie, hergebruik vrijkomende locaties.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

In een bestemmingsplan dient te worden beschreven wat de bodemkwaliteit van het betreffende gebied is. Is er sprake van een bestemmingswijziging dan wordt de bodemkwaliteit beschreven met behulp van een verkennend bodemonderzoek conform de NVN 5725 en NEN 5740.

In een bestemmingsplan moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit past bij de beoogde functies in het plangebied.

Milieu hygiënische bodemkwaliteit
Een groot deel van het gebied is onderzocht, maar nog niet alle percelen. De percelen die nog niet eigendom van de gemeente zijn, worden bij een grondtransactie onderzocht. Hierbij is chroom steeds een aandachtspunt in het plangebied. In de 19e en 20e eeuw was er in Waalwijk veel schoen- en leerindustrie. In de leerlooierijen werden chroomzouten gebruikt. De leerlooierijen loosden hun afvalwater op de haven. Als het nodig was, werd de haven gebaggerd. Het havenslib is onder andere in het plangebied van Haven 8 Oost-afronding terecht gekomen. Te zien is dat de concentraties van chroom naar het Drongelens Kanaal toe steeds lager worden.

Op onderstaande afbeelding zijn de onderzochte percelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0009.jpg"

Onderzochte percelen Haven 8 Oost-afronding (augustus 2022)

In het plangebied zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend bodemonderzoek, Haven 8 Oost te Waalwijk, Deellocatie gebied rondom Visbankweg en Weteringweg (Antea, 13 april 2018, rapportnummer 432023-02, Bijlage 1).
    De vooraf opgestelde hypothese 'onverdachte locatie' wordt verworpen. In de grond zijn matig verhoogde gehaltes aan lood en nikkel en matig tot sterk verhoogde gehaltes aan chroom gemeten. In het grondwater is zeer plaatselijk een matig verhoogde concentratie aan chroom aangetroffen. De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, zowel naar de verhoogde aan chroom als de spots verhoogde gehalten aan andere metalen.
  • Verkennend waterbodemonderzoek Haven 8 Oost te Waalwijk (Antea, 19 april 2018, rapportnummer 432023-02, Bijlage 2)
    In het uitgevoerde waterbodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5720 de milieuhygiënische ter plaatse van de onderzoekslocaties vastgesteld. In het slib en de onderliggende vaste waterbodem zijn verhoogde gehalten aan chroom aangetroffen, lokaal tot boven de interventiewaarde. Het slib van een aantal watergangen en de vaste waterbodem van enkele watergangen wordt beoordeeld als niet toepasbaar in oppervlaktewater en nooit verspreidbaar op aangrenzende percelen.
  • Verkennend bodemonderzoek, Haven 8 West Waalwijk Deellocatie strook grond ten oosten van Gansoyensesteeg (Antea, 12 april 2018, rapportnummer 432023, Bijlage 3)
    In de grond en het grondwater zijn sterk verhoogde gehaltes aan chroom gemeten. De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat het gehalte aan chroom de betreffende interventiewaarde overschrijdt. Het vervolgonderzoek dient uitsluitsel te geven over de mate en omvang van het geval en de aanwezigheid van risico's.
  • Verkennend bodemonderzoek Gansoyensesteeg - Weteringweg te Waalwijk (Agel Adviseurs, 07 augustus 2017, rapportnummer 20160069, Bijlage 4)
    In de onderzochte grondmonsters van zowel de boven- als ondergrond zijn in het kader van de Wet Bodembescherming maximaal licht verhoogde gehalten aan chroom, kwik en minerale olie aangetoond. De indicatieve bodemkwaliteit in het kader van het Besluit bodemkwaliteit varieert van 'altijd toepasbaar' tot 'industrie'. In het grondwater uit één peilbuis overschrijdt het gehalte aan barium de streefwaarde. De resultaten geven geen aanleiding tot het verrichten van een aanvullend bodemonderzoek.
  • Verkennend bodemonderzoek Weteringweg K176 te Waalwijk (Agel Adviseurs, 10 november 2017, rapportnummer 20170462).

Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 1 tot en met 4 bij deze toelichting.

Voormalige stortplaats
Op perceel K 176 en 177 is tijdens een bodemonderzoek een voormalige stortplaats gevonden. Bij herinrichting van het gebied wordt hier rekening mee gehouden.

Grondverzet
In het gehele gebied van Haven 8 Oost tot aan het Drongelens Kanaal zijn te hoge gehalten met PFAS gevonden. Er is gebiedsspecifiek beleid vastgesteld hoe en waar vrijkomende grond in dit gebied op basis van PFAS hergebruikt kan worden (in het Addendum nota bodembeheer, projectnummer 0471368.100, 18 augustus 2021). Op 29 september 2022 wordt de regionale nota bodembeheer door de gemeenteraad vastgesteld en het PFAS beleid is daarin geïntegreerd.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect bodem wordt vervolgonderzoek uitgevoerd waar nodig. Ook wordt er in het kader van bodem rekening gehouden met het voorgaande gebruik van enkele percelen.

4.2 Cultuurhistorie En Archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.2.1 Archeologie

De op 3 februari 2011 vastgestelde erfgoedkaart van de gemeente geeft middels de beleidskaart aan waar en op welke manier onderzoek noodzakelijk is in het ruimtelijk proces. De archeologische beleidskaart – bestaande uit de archeologische verwachtingenkaart en de archeologische maatregelenkaart – moet primair een helder en hanteerbaar beleidsinstrument vormen, en is het resultaat van de inventarisatie en analyse van de op dit moment beschikbare gegevens over het bodemarchief van de gemeente Waalwijk en een gemeentelijke belangenafweging waarbij archeologische kennisvermeerdering en conservering van erfgoed plaats krijgen in een bredere maatschappelijke context.

Op onderstaande afbeelding is op een uitsnede van de Erfgoedkaart het plangebied door middel van een rode lijn weergegeven. De planlocatie is gelegen in een gebied met een gematigde en lage archeologische verwachtingswaarde. Voor het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt: geen onderzoek mits het geen MER-plichtig project betreft. Voor het gebied met een gematigde verwachting geldt dat ingrepen in deze gebieden onderzoeksplichtig zijn bij bodemingrepen groter dan cm 5.000 m² en waar de verstoring dieper gaat dan 50 cm. Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. De conclusie is dat er geen archeologische waarden geconstateerd zijn. Voor de locatie is besloten het plangebied vrij te geven in het kader voor archeologie.

Het plan is niet MER-plichtig, zie hiervoor paragraaf 4.13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0011.jpg"

Uitsnede Erfgoedkaart

4.2.2 Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant zijn in het plangebied geen bijzonderheden ten aanzien van cultuurhistorie geïnventariseerd. De oostelijke rand van het plangebied valt net in een cultuurhistorisch waardevol gebied (provinciaal cultuurhistorisch belang), namelijk de Baardwijkse Overlaat. Waardevol zijn het open grasland, het complex van dijken met wielen, het afwateringskanaal 's-Hertogenbosch Drongelen, de Bergsche Maas, de relatie met de kunstwerken bij de kruising van het Afwateringskanaal en het Oude Maasje. Binnen het plangebied ligt de oever van het afwateringskanaal 's-Hertogenbosch Drongelen. De waarden en kenmerken dienen op basis van het provinciaal beleid beschermd te worden.

De zone is in het bestemmingsplan beschermd en heeft de bestemming Natuur gekregen, met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden'. Hierdoor wordt de waarde van de oever van het afwateringskanaal, namelijk de lange rechte oever, beschermd.

4.2.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.

4.3 Water

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang in een ruimtelijk plan is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.

4.3.1 Beleid en wetgeving

Waterwet
De Waterwet (2009) regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen hebben de bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Water Programma
Op grond van Europese regelgeving en de nationale Waterwet zijn iedere zes jaar nationale plannen voor water nodig. In het NWP komen het oude Nationaal Waterplan (voor beleid) en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (voor beheer) samen. Daarnaast zijn het Programma Noordzee, de stroomgebiedbeheerplannen en de overstromingsrisicobeheerplannen onderdeel van het NWP. In het programma zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).

Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het Waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in de ruimtelijke regelgeving zoals Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het bestaande nationale, provinciale en gemeentelijke beleid met betrekking tot de waterhuishouding dient altijd als uitgangspunt. Voorliggend bestemmingsplan mag geen slechtere waterhuishoudkundige situatie creëren dan in dat beleid is vastgelegd.

Beleid waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.

Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het Waterbeheerprogramma 2022–2027, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het plan zijn een klimaatbestendig en veerkrachtig waterbeheer. Dat waterbeheer draagt bij aan een duurzame ontwikkeling. Water is een belangrijke medebepalende factor bij ruimtelijke ontwikkelingen. Duurzaam betekent rekening houden met het lokale bodem- en watersysteem. Op die manier wordt bijvoorbeeld beter water vastgehouden om verdroging tegen te gaan. Maar dat is ook belangrijk voor de andere taken van het waterschap. Zoals voor de bescherming tegen overstromingen, de zorg voor een goede waterkwaliteit en het versterken van de natuur.

Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het Waterbeheerprogramma en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of rondom oppervlaktewaterlichamen of waterkeringen en voor het onttrekken/infiltreren van grondwater, gebods- of verbodsbepalingen kunnen ook regels gelden op basis van de Keur. Veelal is voor dergelijke werkzaamheden als zij consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer een vergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen kan een werkzaamheid onder een Algemene regel vallen, waardoor er onder voorwaarden sprake kan zijn van een vrijstelling van de vergunningplicht.

De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Op grond hiervan moeten bestaande sloten die bij de planontwikkeling verloren gaan gecompenseerd worden. Ook de toename van het verhard oppervlak moet gecompenseerd worden. Daarbij wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  1. 1. Infiltreren
  2. 2. Retentie aanleggen binnen het plangebied
  3. 3. Retentie aanleggen buiten het plangebied
  4. 4. Berging zoeken in bestaand watersysteem

Een retentievoorziening maakt theoretisch geen deel uit van het watersysteem maar is daarvan gescheiden door een knijpvoorziening die de afvoer begrenst. Het water dat gebufferd wordt is niet afkomstig uit het watersysteem, maar van het aangesloten verhard oppervlak. In de hydraulische randvoorwaarden is verwoord dat het in de praktijk echter ook voorkomt dat de retentie niet als een 'echte' aparte voorziening wordt aangelegd, maar als een inhoudsreservering in een bestaande voorziening of waterpartij. Als voorbeeld wordt onder andere genoemd het combineren van retentie met een sierwater in het stedelijk gebied.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
In de provinciale omgevingsverordening is een norm voor wateroverlast in Stedelijk gebied opgenomen. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt binnen Stedelijk gebied, als norm een overstromingskans van: 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen.

Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024
Het Integraal Waterplan Waalwijk (IWW) 2021-2024 is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2016-2020 en omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Waalwijkse rioolstelsel. Omdat de interactie met het oppervlaktewater sterk is toegenomen, behoort het oppervlaktewater ook bij dit beleidsplan.

In hoofdlijnen wordt het beleid voortgezet, waarbij samenwerking met interne en externe partijen van belang is om de wateropgaven goed te kunnen uitvoeren. Klimaatadaptatie is daarbij een actueel thema. daarnaast blijft een deugdelijke afvoer van vuilwater cruciaal voor een gezonde samenleving. Samen met een sterke structuur van oppervlaktewater zijn dit dragers van de leefkwaliteit in de gemeente Waalwijk.

De helft van het afwaterend oppervlak is in particulier eigendom. De opgave die gepaard gaat met klimaatadaptatie kan de gemeente Waalwijk niet uitvoeren zonder hulp van bewoners en bedrijven. Conform de wetgeving stelt dit IWW dat iedere perceeleigenaar in beginsel verantwoordelijk is voor de verwerking van het regenwater dat op zijn/haar perceel valt. Bij nieuwbouw en aanbouw vraagt de gemeente om 60 mm (zes liter/m²) berging te maken over de extra verharding. Bewustwording en goede voorlichting zorgen dat bewoners, bedrijven en gemeente samen bouwen aan een robuust watersysteem dat zowel wateroverlast als droogte het hoofd biedt.

4.3.2 Planontwikkeling

Huidige en toekomstige situatie
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels in gebruik als agrarische grond. Daarnaast is een beperkt aantal wegen in het plangebied gelegen, alsmede een aantal watergangen waaronder een A-watergang. Het plangebied is momenteel dus nagenoeg volledig onverhard.

Het plangebied wordt ingericht voor grootschalige logistieke bedrijvigheid, groen en natuur, inclusief landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. Voor deze functies zijn een viertal bestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan:

  • de bestemming Bedrijventerrein. Deze bestemming omvat 70 ha bruto bedrijventerrein. Daarbinnen kan 48,5 ha netto bedrijvenpercelen ontwikkeld worden. De resterende ruimte is bechikbaar voor water en waterretentie, verkeer en groen.
  • de bestemming Groen, met een oppervlak van 35 ha bruto;
  • de bestemming Natuur, welke 31 ha groot is. Hierin ligt de ecologische verbindingszone langs het Drongelenskanaal. Het is tevens de zone waar de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Haven wordt vormgegeven; en
  • de bestemming Recreatie - Volkstuin van ca 1 ha groot voor de bestaande volkstuinen.

Net als binnen de bestemming Bedrijventerrein, is binnen de bestemming Groen en Natuur ruimte voor water en verkeer. Momenteel is echter niet bekend wat de oppervlakte daarvan moet worden. De noodzakelijke ruimte voor die functies binnen de verschillende bestemmingen is echter ruimschoots aanwezig om deze optimaal vorm te kunnen geven.

Gebruik bouwmaterialen en afvalwater
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater zal bij de bouw afgezien worden van het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC (bouwen conform het Bouwstoffenbesluit), en dient voldaan te worden aan de milieuhygiënische randvoorwaarden. Voor het afvalwater zal het toekomstige industrieterrein via een nieuwe DWA-riolering aangesloten worden op het gemeentelijke rioolstelsel.

Hemelwater
Niet openbaar gebied
Alle neerslag van de daken zal niet of gering verontreinigd zijn. Deze neerslag kan zonder beperkingen rechtstreeks via bijvoorbeeld lijnafwatering of traditionele afvoermaterialen worden afgevoerd naar een hemelwatervoorziening of het omliggende oppervlaktewater. Conform het Integrale Waterplan van Waalwijk, dient het hemelwater op eigen terrein te worden opgevangen.

Voor de bestemming Bedrijventerrein in de planregels is voorzien in een regeling waarbij voor het aanbrengen van verharding en realiseren van gebouwen de volgende retentie dient te worden aangebracht: m² verharding x 0.06 = aantal m³. Daarnaast geldt dat de afvoer van de retentie maximaal twee liter per seconde per hectare mag bedragen.

Openbaar toegankelijk gebied
Dit omvat de ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, watergangen en openbaar groen.

Ook hier geldt dat voor het betreffende hemelwater conform de bovenstaande rekenregel (m² verharding x 0.06 = aantal m³) in het openbaar gebied aan retentie dient te worden gerealiseerd. De regel voor het aanbrengen van verharding, zoals opgenomen in de bestemming Bedrijventerrein, is ook in de bestemming Groen en Natuur opgenomen. Retentie kan in de vorm van het uitbreiden van de in het plangebied gelegen centrale waterretentievoorziening, door de aanleg van een nieuwe voorziening en/of retentie bij de aan te leggen watergangen. De wijze waarop dit vorm zal worden gegeven zal bij de uitvoering nader worden uitgewerkt en met het waterschap worden afgestemd. Daarnaast geldt dat de afvoer van de retentie maximaal 2 liter per seconde per hectare mag bedragen.

Qua bestemmingen en regels biedt het voorliggende bestemmingsplan voldoende ruimte om voldoende waterrentie te kunnen realiseren.

Compensatie
In het plangebied is een aantal watergangen aanwezig. Om de ontwikkeling mogelijk te maken zullen met name de watergangen in de bedrijfsbestemming gedempt moeten worden. Conform regelgeving van het waterschap wordt dit binnen het plangebied gecompenseerd. De te compenseren oppervlakte aan watergangen is 2 ha voor de delen die nu de bestemming Bedrijventerrein gaan krijgen. Voor het plangebied geldt dat bij de uitvoering in overleg met het waterschap wordt getreden om te kunnen voldoen aan de betreffende regelgeving van het waterschap en, indien vereist, een daartoe dienende aanvraag om een vergunning te vragen.

Qua bestemmingen en regels biedt het voorliggende bestemmingsplan voldoende ruimte om de benodigde compensatie te kunnen realiseren.

A-watergang en beschermingszone
In het plangebied ligt een A-watergang. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, wordt deze verlegd.

Een deel van het plangebied is gelegen in de beschermingszone van de kering van het Drongelens Kanaal. Deze wordt voorzien van een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

Bij de inrichting van het plangebied zal beoordeeld moeten worden of voor het verleggen van de A-watergang en voor activiteiten binnen de beschermingszone er een vergunningplicht geldt danwel of zij onder de werkingssfeer van de Algemene Regels vallen. Voorafgaande aan de werkzaamheden zal daarom in overleg met het waterschap worden getreden.

Qua bestemmingen en regels biedt het voorliggende bestemmingsplan voldoende ruimte om tot een alternatieve locatie voor de A-watergang te kunnen realiseren.

Klimaatadaptief
De gemeente streeft er naar om het watersysteem zodanig vorm te geven dat dit tevens onderdeel kan uitmaken van een netwerk van ecologische verbindingen. Zo is er momenteel al een dergelijke verbinding parallel aan de Gansoyensesteeg en zal de natuurbestemming die parallel loopt aan het Drongelens Kanaal ook een dergelijke functie kunnen krijgen. Indien de nieuwe watergangen in oost-west-richting worden aangelegd aansluitend aan de interne wegenstructuur en het aan te leggen groen, zullen genoemde verbindingen aan elkaar worden gekoppeld.

4.3.3 Conclusie

Een groot aantal beleidsstukken doet uitspraken over het waterbeheer in de gemeente. Het planvoornemen grijpt op een aantal onderdelen in op de bestaande beheerssituatie.

De nieuwe situatie zal moeten voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Voor de inrichting van het openbare gebied zal de gemeente hieraan voldoen. Voorafgaande aan de inrichting zal afstemming met het waterschap plaatsvinden en zullen benodigde vergunning worden gevraagd.

Voor de bedrijfspercelen zal in de planregels een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen voor het aanleggen van een retentievoorziening ingeval van het aanbrengen van bebouwing en verharding.

4.4 Natuur

In de nabijheid van het terrein is onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden. In het kader van voorliggend plan wordt onderzocht of aanvullend ecologisch onderzoek noodzakelijk is. De conclusies van de onderzoeken zullen in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen.

4.4.1 Beschermde soorten

In het kader van mogelijk aanwezige beschermde soorten in het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat negatieve effecten op een aantal beschermde soorten niet op voorhand is uit te sluiten. Op basis van uitgevoerde quickscan en de bekende gegevens kan worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de nieuwe bestemming van het plangebied. Hoewel nader onderzoek naar een aantal beschermde soorten noodzakelijk is, is de verwachting dat voor het overtreden van de Wet natuurbescherming met betrekking tot deze soorten, indien deze bij het nader onderzoek worden aangetroffen, een ontheffing kan worden verkregen. In hoofdstuk 7 van het onderzoek is uitgewerkt welke soorten dit zijn. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of deze potentiële natuurwaarden aanwezig zijn binnen het plangebied, en om te bepalen of de werkzaamheden negatieve effecten zullen hebben. Is dit het geval, dan dient mogelijk een ontheffing Wet Natuurbescherming te worden aangevraagd, en dienen er mitigerende maatregelen te worden getroffen. Nader onderzoek wordt momenteel uitgevoerd.

4.4.2 Beschermde gebieden

De meest nabijgelegen Natura 2000-gebied zijn gelegen op ruim twee kilometer (Langstraat en Loonse en Drunense duinen). Gezien de aard van het voorgenomen plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden en het feit dat deze gebieden zijn aangewezen voor habitattypen gevoelig voor stikstofdepositie, kunnen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie aan de orde zijn. In dit kader is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 Stikstofonderzoek. Voor de twee westelijke kavels is overigens al een ontwerp vergunning Natuurbeschermingswet ter inzage gelegd. De berekening in Bijlage7 geldt voor de extra hectaren aan te leggen bedrijventerrein, ter grootte van 27,5 ha. Uit de uitgevoerde berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat het gebruik van het bedrijventerrein geen extra stikstofdeposities veroorzaakt, wanneer intern gesaldeerd wordt. In Bijlage 8 Voortoets / berekening is dit nader onderzocht en getoetst. Voor zowel de bouwfase als de gebruiksfase is berekend of er mogelijk sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Uit de uitgevoerde berekeningen voor zowel de bouwfase als de gebruiksfase blijkt dat het gebruik van het bedrijventerrein stikstofdeposities veroorzaakt. Wanneer het huidig gebruik als landbouwgrond in de referentiesituatie wordt meegenomen (intern salderen), leidt het project niet tot een significante toename van stikstofdeposities: nergens wordt een netto toename van meer dan 0,00 mol/ha/j berekend. Het project zal dan ook niet leiden tot mogelijke significante negatieve effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Er wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van significante negatieve effecten op kwetsbare Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie veroorzaakt door het project. Omdat het wegvallen van het huidig gebruik binnen het project valt (intern salderen), geldt hiervoor geen Wnb-vergunningsplicht.

Gezien de afstand en de ligging worden geen negatieve effecten door geluid, trilling en licht verwacht.

4.4.3 Conclusie

Nader onderzoek voor beschermde soorten is noodzakelijk en vindt momenteel plaats. In het kader van gebiedsbescherming zijn geen belemmeringen te verwachten.

4.5 Verkeer En Parkeren

Verkeer
In het voorliggende plangebied zal de Weteringweg functioneren als oost-westverbinding. Aan de oostzijde van deze weg zal het plangebied in zuidelijke richting worden ontsloten op de nieuwe noordelijke parallelstructuur die in het kader van de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL) wordt aangelegd. Aan de westzijde zal de Gansoyensesteeg naar deze parallelstructuur worden doorgetrokken, waarmee ook deze weg als ontsluiting zal functioneren.

In het verkeersmodel van de GOL is rekening gehouden met de ontwikkeling van 92 ha grootschalige logistiek in het gebied Haven 8, dus het verkeer van Haven 8 West (ca. 25 ha) en Oost (ca. 48,5 ha) kan via de nieuwe verkeersstructuur van het GOL worden afgewikkeld.

In het kader van deze uitbreiding is door Goudappel Coffeng een verkeersstudie uitgevoerd (zie Bijlage 9). Daaruit blijkt dat de bovenstaande ontsluitingsstructuur voldoende robuust is om de voorziene ontwikkeling in het plangebied op een adequate wijze af te wikkelen, mits de oostelijke aansluiting wordt voorzien van een VRI. Daarnaast zal een beperkte capaciteitsuitbreiding op het kruispunt verlegde Kloosterheulweg noodzakelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0012.jpg"

Noordelijke Parallelstructuur Waalwijk (Bron: Inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West)

Parkeren
In de planregels is geborgd dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen perceel dient te worden gerealiseerd conform de beleidsregels die hieromtrent zijn opgenomen in de gemeentelijke parkeernormennota. Die voorwaarde geldt als er een besluit voor een nieuwe ontwikkeling nodig is, zoals een omgevingsvergunning. De verwijzing naar de parkeernormennota betreft een dynamische verwijzing. Als de parkeernormen worden aangepast, dan gelden de meest recente parkeernormen. Op moment van opstellen van het ontwerpbestemmingsplan geldt de Nota Parkeernormen Waalwijk 2015.

De openbare weg mag niet worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten. Parkeren van grote voertuigen of aanhanger en opslag van materialen dient te allen tijde op eigen terrein plaats te vinden.

Conclusie
Door de aanleg van een nieuwe parallelstructuur in het kader van de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat wordt voldoende wegcapaciteit mogelijk gemaakt. Hiermee wordt in samenhang met een beperkte aanpassing van de kruising verlegde Kloosterheulweg gezorgd voor een goede verkeersafwikkeling en doorstroming.

Parkeergelegenheid dient op eigen perceel te worden gerealiseerd. Dit is geborgd in de planregels.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat bij bepaalde overheidsbesluiten de gevolgen van dit besluit op de luchtkwaliteit beoordeeld dienen te worden. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het vaststellen van een bestemmingsplan, het verlenen van een milieuvergunning en het nemen van een wegaanpassingsbesluit. Concreet kan een project doorgang vinden wanneer:

  • voldaan wordt aan de grenswaarden voor vervuilende stoffen, zoals opgenomen in bijlage twee van de Wet Milieubeheer, of
  • de verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van het besluit 'niet in betekenende mate' is; er is sprake van een 'niet in betekenende mate' wanneer er een toename van een stof genoemd in bijlage twee van de Wet milieubeheer is van minder dan 3% ten opzichte van de grenswaarde, of
  • als het plan is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het NSL is bij Kabinetsbesluit vastgesteld op 1 augustus 2009 en sindsdien van kracht. De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is opgenomen in het NSL (IB-nr. 538). Daarom hoeft er geen afzonderlijke toets meer plaats te vinden met betrekking tot normen voor luchtkwaliteit en kan een beroep gedaan worden op artikel 5.16 eerste lid, onder d van de Wet milieubeheer. Concreet betekent dit dat als een ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in het NSL, de ruimtelijke ontwikkeling voor het aspect luchtkwaliteit doorgang kan vinden.

Conclusie
Bedrijventerrein Haven is opgenomen in het NSL voor 230 ha, waardoor geconcludeerd kan worden dat het project doorgang kan vinden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

4.7 Geluid

Beleidskader
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg, is hieraan geen aandacht besteed.

Het plangebied ligt in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein en de snelweg A59.

Wegverkeerslawaai
De snelweg A59 en de aan te leggen weg in het kader van de GOL ligt aan de zuidzijde van het plangebied, maar in het plangebied worden geen geluidgevoelige functies gerealiseerd. Wegverkeerslawaai wordt om die reden buiten beschouwing gelaten. Aan- en afvoer van goederen en verkeersbewegingen van werknemers hebben invloed op de verkeersintensiteit ter plaatse, maar ook hiervoor geldt dat de locatie ver van woningen is gelegen, waardoor dit geen invloed heeft op het geluidniveau op woningen.

Industrielawaai
Het plangebied ligt deels binnen de geluidzone van het industrieterrein Haven I t/m VI. Het onderhavige bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het industrieterrein Haven zelf. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden dan ook niet toegestaan. Geluidgevoelige objecten worden overigens binnen het plangebied eveneens niet toegestaan. Met een wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan kan onder voorwaarden de geluidzone van het industrieterrein Haven I t/m VI worden gewijzigd.

Conclusie
Op basis van de toe te laten niet geluidgevoelige functies, kan akoestisch onderzoek achterwege blijven. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen evenals geluidsgevoelige objecten worden niet toegestaan in het bestemmingsplan.

4.8 Milieuzonering

Kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden en functies, zoals woonbebouwing. Milieuzonering dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Om het begrip milieuzonering voor de praktijk te concretiseren wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven 'Bedrijven en milieuzonering' met daarin opgenomen de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven wat de uitstraling is in milieuhygiënisch opzicht. Deze uitstraling wordt bepaald aan de hand van een aantal aspecten. Het gaat hierbij om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, met daarnaast aandacht voor de indices verkeer, visueel, bodem en lucht.

De mate van uitstraling wordt vastgelegd in een zestal milieucategorieën, oplopende van bedrijvigheid met een lichte (categorie één) naar bedrijvigheid met een zware milieuhygiënische uitstraling (categorie zes). Iedere categorie correspondeert met een bepaalde wenselijke afstand tot milieugevoelige functies.

Andersom geldt ook dat binnen een milieucirkel nieuwbouw van milieugevoelige objecten, zoals woningen, niet zonder meer is toegestaan. Dit enerzijds om de mogelijkheden van het bedrijf niet (verder) te beperken en anderzijds om de milieugevoelige functie te beschermen.

Planspecifiek
Binnen het plangebied worden logistieke bedrijven toegestaan. Hiervoor geldt op bas van de uitgave 'Handreiking Bedrijven en milieuzonering' een milieucategorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0013.png"

Gevoelige functies nabij het plangebied betreffen woningen in de kern Waalwijk en de bedrijfswoningen/woonwagens op het bedrijventerrein Haven. De woningen in de woonkern Waalwijk liggen op ruim 200 m van het plangebied. Dit is ruim buiten de richtafstand van 50 m. De woningen worden bovendien van het plangebied gescheiden door de A59 en een deel van deze woningen ook door het bestaande bedrijventerrein Laageinde.

Op ruim 200 m afstand van het plangebied staat aan de Mannenbeemdweg 2 een bedrijfswoning en op ruim 150 m afstand is er aan de Valkenvoortweg 20-22 ook een woongelegenheid voor arbeidsmigranten. Ook dit is ruim buiten de richtafstand. Bovendien wordt aan die zijde van het plangebied een strook natuur aangelegd.

De bestaande bedrijfswoningen/woonwagens op het bedrijventerrein Haven liggen op meer dan 400 m afstand. Verder liggen en het bestaande bedrijventerrein Haven en Afbouw Haven en de uitbreiding Haven 8 West op een kortere afstand van deze functies.

De betreffende bovengenoemde woonfuncties, vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Tevens resulteert onderhavig bestemmingsplan niet in een (onevenredige) aantasting van het woon- en leefklimaat van de betreffende functies, zoals blijkt uit dit Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Aan de Kroonweg wordt een arbeidsmigrantencampus ontwikkeld. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. De afstand van de betreffende locatie ligt op minimaal 70 m van de beoogde planontwikkeling. Daarmee kan worden vastgesteld dat ook deze toekomstige functie de beoogde planontwikkeling niet zal frustreren, maar ook dat deze ontwikkeling niet zal resulteren in een (onevenredige) aantasting het woon- en leefklimaat van de betreffende toekomstige functie.

Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden.

Planspecifiek
In het kader van dit initiatief is onderzoek uitgevoerd van de situatie in en rond het plangebied met betrekking tot externe veiligheid. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 10.

Uit het onderzoek blijkt het volgende: Er zijn geen bestaande Bevi-bedrijven in het plangebied. In de nabijheid van het plangebied zijn een aantal risicovolle bedrijven gevestigd en is een transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig.

In het kader van de transportroute is een Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) ten gevolge van de transportroute uitgevoerd. Het gaat om de Rijksweg A59 van afrit 37 (Waalwijk) – afrit 42 (Heusden). Externe veiligheid is van belang voor het bestemmingsplan Haven 8 en er is een verantwoording van het groepsrisico op grond van art. 13 van het Bevi noodzakelijk. Deze verantwoording is opgenomen in bijlage 1 van Bijlage 10. De Veiligheidsregio heeft hierover inmiddels geadviseerd. Dit advies is eveneens overgenomen in bijlage 1 van Bijlage 10.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit initiatief. Er worden geen nieuwe Bevi-bedrijven en overige risicovolle bedrijven toegestaan in de regels. De aanwezige leidingen worden bestemd

4.10 Conventionele Explosieven

In de periode 1940 - 1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zich op diverse locaties in de gemeente Waalwijk oorlogshandelingen voorgedaan. Als gevolg van deze oorlogshandelingen kunnen op bepaalde locaties niet gesprongen Conventionele Explosieven (CE) of delen daarvan in de bodem voorkomen. Het is van belang om duidelijkheid te krijgen over de aard en omvang van de situatie aangaande CE ten einde de veiligheid van personeel en (directe) omgeving tijdens de realisatiefase op een verantwoorde wijze te kunnen waarborgen.

Onderzoek en conclusie
In het kader van dit plan is een onderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 11. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen conventionele explosieven zijn te verwachten. Nader onderzoek of maatregelen zijn niet noodzakelijk.

4.11 Technische Infrastructuur

Dit aspect betreft de boven- en ondergrondse technische infrastructuur.

Binnen het plangebied ligt een bovengrondse hoogspanningsleiding. Hoogspanningsleidingen zijn belast met een zakelijk recht. Ter bescherming van de veiligheid rondom bovengrondse hoogspanningsleidingen wordt ter weerszijde van de lijn een vrije strookbreedte gehanteerd. In deze strook wordt een aantal belemmeringen opgelegd ten aanzien van onder andere bebouwingen en opstallen, hoogopgroeiende beplanting en werkzaamheden. De benodigde belemmeringenstrook is afhankelijk van het spanningsniveau van de verbinding en de uitvoering van de hoogspanningsleiding. Voor de Hoogspanningslijn Geertruidenberg-'s-Hertogenbosch (150 kV) die door het plangebied loopt, geldt een belemmeringenstrook van 25 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. De indicatieve zone op basis van de netkaart van het RIVM bedraagt 2x 85 m. Deze zone omvat de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT). Om schade door blootstelling aan het elektromagnetisch veld van bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn. Aangezien het hier een bedrijventerrein en een groenzone met zonnepanelen betreft, zullen er geen kinderen langdurig verblijven.

Onder de grond liggen ook enkele elektriciteitskabels. Deze behoeven geen expliciete beschermingszone. Wel wordt er rekening gehouden met deze kabels bij de inrichting en de uitvoering van het project.

Binnen het plangebied is een leiding voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Langs deze leiding wordt een belemmerende strook gehanteerd.

In het kader van het initiatief is een KLIC melding gedaan. Het resultaat van de melding is te vinden in Bijlage 12

Conclusie
Op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt een belemmeringenstrook van 25 m aan weerszijde van de hartlijn van de hoogspanningsleiding opgenomen. Ook wordt een belemmerende strook van 5 m aan weerszijde van de gasleiding gehanteerd.

4.12 Duurzaam Bouwen En Energie

Beleid gemeente
Al in het voorjaar van 2009 heeft de Raad van de gemeente Waalwijk uitgesproken dat Waalwijk op de lange termijn klimaatneutraal moet zijn. In februari 2020 heeft de gemeente de Visie duurzaam Waalwijk als vervolg hierop vastgesteld.

Adaptatiemaatregelen zijn er op gericht de samenleving zodanig in te richten dat de gevolgen van klimaatverandering die gaat optreden, kunnen worden opgevangen. Een voorbeeld van een adaptatiemaatregel is de aanpassing van het rioolstelsel, zodat hevige regenbuien kunnen worden verwerkt.

Met mitigatiemaatregelen wordt geprobeerd de klimaatverandering beperkt te houden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan beperking van de CO2-uitstoot. Bij mitigatie moet vooral worden gedacht aan verduurzaming van de energiehuishouding. Het belangrijkste daarbij is energiebesparing. Daarna komt de productie van zoveel mogelijk duurzame energie. De gebouwde omgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Adaptatie- en mitigatiemaatregelen vormen samen het klimaatbeleid.

In het Bouwbesluit worden wettelijke eisen gesteld aan de kwaliteit van gebouwen. Daarmee zijn ook eisen opgenomen met betrekking tot duurzaam bouwen. Ook onder de Omgevingswet wordt dit voortgezet. In het Omgevingsplan kunnen ook eisen aan duurzaam bouwen worden gesteld.
Het consultatieproces en de vaststelling van de kadernota heeft geleid een keuze voor de concrete kaders om onze ambitie op het gebied van de opwek van duurzame energie tot 2030 te verwezenlijken. Deze zijn in de kadernota toegelicht. Samengevat gaat het om de volgende kaders:

  • Waalwijk baseert de invulling van de eigen ambitie op basis van een hoge inschatting van het stroomverbruik in 2030;
  • Waalwijk kiest voor grootschalige opwek van energie door middel van bewezen technieken, te weten zon en wind;
  • Waalwijk sluit de ontwikkeling van grote (>10 ha) zonnevelden uit;
  • Waalwijk biedt ruimte aan tenminste 2 middelgrote zonnevelden met een gezamenlijke totale omvang van maximaal 15 ha;
  • De middelgrote zonnevelden moeten aansluiten aan het bestaande stedelijke gebied;
  • Waalwijk kiest primair voor opwek middels zonne-energie in de vorm van zon op daken, restgronden en een aantal middelgrote velden;
  • De resterende opgave wordt ingevuld met windenergie in de vorm van 14 windturbines met een vermogen van minimaal 4 MW per molen;
  • Grootschalige opwek van zonne- en windenergie vindt enkel plaats binnen het Ecopark/Haven 8 Oost en het zoekgebied ten noorden van de A59;

Voor onderhavig plangebied is voor de 'zon op dak' en 'zonweide' van belang. Steeds meer bedrijven gaan over tot het plaatsen van zonnepanelen op hun daken. De gemeente faciliteert hierin door te participeren in de Green Deal. Onderzocht moet worden hoe een versnelling gerealiseerd kan worden. In 2021 is hiertoe een actieplan opgesteld. Daarnaast wordt aan de noordzijde van het plangebied de mogelijkheid onderzocht een zonnepark te realiseren.

In het kader van klimaat adaptatie is in de Visie Duurzaamheid is de ambitie opgenomen dat de gemeente in 2030 ten opzichte van 2019 een toename van tien procent gemeentelijk groen hebben gerealiseerd en de biodiversiteit met vijf procent vergroot. Daar waar mogelijk worden meerdere functie in het groen geïntegreerd, zoals waterberging, speelfuncties en wandelpaden. De ambitie is dat Waalwijk in 2030 de meest urgente stappen uit de stresstest van 2019 uitgevoerd heeft en dat nieuwe ruimtelijke plannen klimaatbestendig worden gerealiseerd.

De Groenbeleidsvisie Groen Leeft (2019) sluit daarop aan. Om in de toekomst klimaatneutraal of klimaatbestendig te zijn moet geïnvesteerd worden in het groen. De waarden die groen heeft voor onder andere een prettig woon- en werkklimaat, het tegengaan van hittestress, wateroverlast en verdroging moeten beter benut worden. Dit betekent ook dat groen een belangrijkere plaats moet innemen bij de inrichting van de openbare ruimte.

In de uitgiftecriteria is als hard criterium opgenomen dat er duurzaamheidsinspanningen moeten worden gedaan. Zo moet het dak geschikt zijn voor zonnepanelen. Dit is verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. Ook moeten bedrijven aangeven hoe zij hun bedrijf willen vergroenen.

In het Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024 is opgenomen dat bij nieuwbouw en aanbouw realisatie van 60 liter/m² waterberging te maken over de extra verharding en bebouwing.

Conclusie
De beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in paragraaf 2.3 geven invulling aan duurzaamheid. Dit blijkt met name uit het uitgangspunt dat een bedrijf duurzaamheidsinspanningen moet verrichten zoals een geschikt dak voor zonnepanelen. Mede in het kader van klimaatadaptatie is er ruimte voor groen en water binnen het plangebied gecreëerd:

  • de bestemming Bedrijventerrein omvat 70 ha bruto bedrijventerrein. Daarbinnen kan 48,5 ha netto bedrijvenpercelen ontwikkeld worden. De resterende ruimte is bechikbaar voor water en waterretentie, verkeer en groen.
  • de bestemming Groen, met een oppervlak van 35 ha bruto. Hierbinnen is ook ruimte voor water;
  • de bestemming Natuur is 31 ha groot. Hierin ligt de ecologische verbindingszone langs het Drongelenskanaal. Het is tevens de zone waar de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Haven wordt vormgegeven. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor water.

4.13 M.e.r.-plicht

Het plangebied wordt ingericht voor grootschalige logistieke bedrijvigheid, groen en natuur, inclusief landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. Voor deze functies zijn een viertal bestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan:

  • de bestemming Bedrijventerrein. Deze bestemming omvat 70 ha bruto bedrijventerrein. Daarbinnen kan 48,5 ha netto bedrijvenpercelen ontwikkeld worden. De resterende ruimte is bechikbaar voor water en waterretentie, verkeer en groen.
  • de bestemming Groen, met een oppervlak van 35 ha bruto;
  • de bestemming Natuur, welke 31 ha groot is. Hierin ligt de ecologische verbindingszone langs het Drongelenskanaal. Het is tevens de zone waar de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Haven wordt vormgegeven; en
  • de bestemming Recreatie - Volkstuin van circa 1 ha groot voor de bestaande volkstuinen.

Net als binnen de bestemming Bedrijventerrein, is binnen de bestemming Groen en Natuur ruimte voor water en verkeer. Momenteel is echter niet bekend wat de precieze oppervlakte daarvan moet worden. De noodzakelijke ruimte voor die functies binnen de verschillende bestemmingen is echter ruimschoots aanwezig om deze optimaal vorm te kunnen geven.

Voor dit project is ook een aparte aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld. Voor de volledigheid is deze opgenomen in Bijlage 14.

M.e.r.-plicht
De vraag of sprake is van een m.e.r.-plicht omvat twee subvragen:

  1. 1. Is het plan kaderstellend voor toekomstige m.e.r.(beoordelings)plichtige-activiteiten?
    1. a. De uitbreiding van bestemmingsplan Haven betreft een stedelijk ontwikkelingsproject en valt daarmee onder de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Het blijft echter onder de minimale oppervlakte van 100 hectare of meer.
    2. b. De uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8 betreft een activiteit uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 11.3 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein), maar blijft met circa 48,5 hectare netto onder de drempelwaarde: gevallen waarin de ontwikkeling betrekking heeft op een oppervlakte van meer dan 75 hectare. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd dient te worden.
    3. c. De verbetering Weteringweg en aansluiting op parallelweg Gol betreft geen activiteit uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. (D 1.2 De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg, In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer).
    4. d. De aanleg van 30 ha natuur en 2,5 ha waterretentie betreft een functiewijziging van water en natuur. Het betreft echter geen landinrichtingsproject, noch een Reconstructiewet concentratiegebied, waardoor het niet valt onder D 9 van het Besluit m.e.r. (D 9: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 1°. een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw). Dit blijkt ook uit het Omgevingsbesluit, waarin, in de Nota van Toelichting behorend bij het Omgevingsbesluit, landinrichtingsprojecten zijn omschreven als 'projecten waarbij de inrichting van het landelijk gebied wordt aangelegd in overeenstemming met de functies van dat gebied. Deze functies zijn natuur (bos(bouw), landschap), recreatie (openluchtrecreatie, cultuurhistorie) en landbouw (tuinbouw, intensieve veehouderij)'.
  2. 2. Kan het plan leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? Wanneer dit niet op voorhand kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en geldt daarmee ook een m.e.r.-plicht. Deze vraag staat los van de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Overigens geldt voor de m.e.r.-plicht wel een uitzondering voor kleine gebieden en wijzingen op grond van artikel 7.2a, lid 2. Het plangebied valt op basis daarvan onder 'kleine gebieden en wijzigingen'.

In onderstaand schema is het bovenstaande nogmaals schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpwwHaven8oostafr-VA01_0014.jpg"

Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Uit het voorgaande blijkt dat voor het bestemmingsplan Haven 8 Oost-afronding een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden doorlopen voor de uitbreiding van het bedrijventerrein. De vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Een m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitgangspunt is dus: 'Nee, tenzij....'

De 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). Bijlage III noemt drie hoofdthema's:

  1. 1. de kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen);
  2. 2. de plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu);
  3. 3. de kenmerken van het potentiële effect (waaronder het bereik, de orde van grootte en waarschijnlijkheid van het effect).

Het plan voorziet in de functieverandering ten behoeve van een bedrijventerrein. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt valt onder categorie 'D 11.3 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein'.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 14.

Conclusie
Op voorhand zijn geen negatieve effecten te verwachten. Mocht uit het nader onderzoek blijken dat maatregelen nodig zijn, dan worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om negatieve effecten te voorkomen.

4.14 Conclusie Omgevingsaspecten

Op basis van de voorgaande paragrafen, kan de volgende conclusies worden getrokken voor de omgevingsaspecten:

Aspect Invloed functieverandering
Water In het plangebied wordt voldoende ruimte gereserveerd voor watercompensatie en retentie. Zoals in paragraaf2.3 is aangegeven, zal dit circa 2,5 ha bedragen.

Afvalwater
Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient voldaan te worden aan de milieuhygiënische randvoorwaarden. Om een goede kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te borgen wordt ervoor gezorgd dat er geen gebruik gemaakt wordt van uitlogende materialen. Het geproduceerde afvalwater krijgt door middel van een nieuwe DWA-riolering een aansluiting op het gemeentelijke rioolstelsel.

Hemelwater
Conform het Integrale Waterplan van Waalwijk dient het hemelwater op eigen terrein te worden opgevangen. Alle neerslag afkomstig van de daken zal naar verwachting niet of gering verontreinigd zijn. Deze neerslag kan via lijnafwatering of traditionele afvoermaterialen worden afgevoerd naar een hemelwatervoorziening of het omliggende oppervlaktewater. Voor de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is in de planregels een regeling opgenomen waarmee een verplichting wordt opgelegd aan de toekomstig gebruikers ten aanzien van het creëren van voldoende waterberging. Ook is geregeld dat het water langer vastgehouden wordt, waardoor het water de gelegenheid krijgt om geleidelijk naar grondwater te stromen.
Bodem In een groot deel van het plangebied hebben bodemonderzoeken plaatsgevonden. De verkennende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd aan de hand van verschillende deelgebieden. Met name chroom is bij deze onderzoeken een aandachtspunt vanwege de leerlooierijen die in Waalwijk aanwezig waren. Naast chroom zijn lokaal verhoogde gehaltes aan lood en nikkel aangetroffen. Deze onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek om de omvang en aanwezigheid van risico’s te bepalen, aangezien de interventiewaarde overschreden wordt.

Uit het verkennend waterbodemonderzoek zijn verhoogde gehalten van chroom aangetroffen, lokaal tot boven de interventiewaarde. Het slib van een aantal watergangen en de vaste waterbodem wordt als niet toepasbaar in oppervlaktewater en nooit verspreidbaar op aangrenzende percelen beoordeeld.

Tijdens één van de bodemonderzoeken is plaatselijk een voormalige stortplaats gevonden. Dit resulteert voor de herinrichting van het plangebied niet in nadelige milieueffecten, echter dient hier rekening mee gehouden te worden tijdens de werkzaamheden.

Grondverzet
In het gehele plangebied zijn te hoge gehalten PFAS gevonden. In het Addendum nota bodembeheer is gebiedsspecifiek beleid vastgesteld hoe en waar vrijkomende grond op basis van PFAS hergebruikt kan worden.

Bezien het thema bodem, zijn op enkele locaties nadere vervolgonderzoeken vereist. Deze worden op een nader moment in de planvorming uitgevoerd. De resultaten van de diverse (water)bodemonderzoeken staan de uitvoerbaarheid niet in de weg. Ook is er geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen voor het thema bodem.
Archeologie Het gebied heeft een lage verwachtingswaarde. Op basis van een quickscan archeologie (Bijlage 5 Archeologisch onderzoek) wordt geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van archeologische resten zeer klein is. Het bevoegd gezag neemt dit advies over. Er zijn geen nadelige effecten te verwachten voor archeologie.
Geluid Geluidzoneringsplichtige inrichtingen evenals geluidsgevoelige objecten worden niet toegestaan in het bestemmingsplan. Woningen liggen op voldoende afstand. Er zijn geen geluideffecten te verwachten.
Verkeer Het bedrijventerrein wordt ontsloten op de nieuw aan te leggen infrastructuur in het kader van Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat. In het ontwerp hiervan is de verkeersgeneratie van het bedrijventerrein meegenomen, zodat hierdoor sprake is van een goede verkeersafwikkeling en doorstroming.
Parkeergelegenheid dient op eigen perceel te worden gerealiseerd. Dit wordt geborgd in de planregels. Kortom, er zijn geen negatieve effecten te verwachten.
Luchtkwaliteit De ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is opgenomen in het NSL (IB-nr. 538). Daarom hoeft er geen afzonderlijke toets meer plaats te vinden met betrekking tot normen voor luchtkwaliteit en kan een beroep gedaan worden op artikel 5.16 eerste lid, onder d van de Wet milieubeheer. Concreet betekent dit dat als een ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in het NSL, de ruimtelijke ontwikkeling voor het aspect luchtkwaliteit doorgang kan vinden. Evenwel zijn er geen negatieve effecten te verwachten.
Externe veiligheid Er worden geen (beperkt) kwetsbare objecten toegelaten en geen Bevi-bedrijven. Voor omliggende Bevi-bedrijven, de aardgasleiding en de A59 wordt de verantwoording groepsrisico geactualiseerd. Het wordt geadviseerd om bij deze (beperkte) verantwoording in overleg te treden met de Veiligheidsregio met betrekking tot zelfredzaamheid van de aanwezige personen in de beoogde bedrijvigheid en bestrijdbaarheid van calamiteiten. Dit advies van de Veiligheidsregio is inmiddels verkregen.
Natuur - Flora en fauna In het kader van het plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn. Dit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Vervolgonderzoek wordt daar waar noodzakelijk aangeleverd bij de vergunningsaanvraag voor het gebied. Waar nodig worden mitigerende maatregelen getroffen. Wanneer blijkt dat de werkzaamheden negatieve effecten zullen hebben, wordt mogelijk een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd.
Natuur- beschermde gebieden De Natura 2000-gebieden Langstraat en Loonse en Drunense duinen zijn met een afstand van ruim twee kilometer het dichtst in de buurt van het plangebied gesitueerd. Aangezien de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen als habitattypen gevoelig voor stikstofdepositie, is een stikstofonderzoek uitgevoerd. De uitgevoerde berekeningen binnen dit onderzoek hebben betrekking op de extra hectaren aan te leggen bedrijventerrein, ter waarde van 27,5 ha. Uit het onderzoek blijkt dat zowel voor de realisatiefase als de gebruiksfase negatieve effecten van stikstofdepositie op voorhand kunnen worden uitgesloten. De plannen voor deze fase inclusief intern salderen resulteren niet in een toename van stikstofdepositie.

Gezien de ligging van het plangebied worden geen negatieve effecten door geluid, trilling en licht verwacht. De afstand tot het Natura 2000-gebied is hiervoor te groot.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

De planmethodiek is afgestemd op de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd. Binnen deze systematiek is omwille van uniformiteit en overzichtelijkheid gezocht naar een wijze van bestemmen die aansluit op de regeling voor de bestemmingsplannen Bedrijventerreinen van de gemeente.

5.2 Algemene Toelichting Verbeelding

Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.

5.3 Algemene Toelichting Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in hoofdstuk 2 en 3. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat regels welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

ANTI-DUBBELTELREGEL
In dit artikel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

ALGEMENE BOUWREGELS
In dit artikel zijn algemene bouwregels voor ondergronds bouwen vastgelegd, evenals voor het energieneutraal en klimaat adaptief bouwen of renoveren van een hoofdgebouw.

ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS
In het artikel 'Algemene aanduidingsregels' zijn de bepalingen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen opgenomen. In dit artikel is een aantal aanduidingen opgenomen:

  1. 1. 'geluidzone - industrie': Deze aanduiding regelt de geluidzone van het bedrijventerrein Haven.
  2. 2. overige zone- veiligheidszone - bevi: Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, worden opgericht.
  3. 3. 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant': Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en het watersysteem en de kenmerken van de onderscheiden gebieden.
  4. 4. 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied': Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch Drongelen en de relatie met de kunstwerken bij de kruising van het Afwateringskanaal en het Oude Maasje.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

PARKEREN
Dit artikel bevat algemene regels ten aanzien van parkeren die van toepassing zijn bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen.

AFSTEMMINGSBEPALING
Met deze regel is bepaald dat naast dit bestemmingsplan ook de regels uit het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven van kracht blijft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.4 Bestemmingen

5.4.1 Bedrijventerrein

Een deel van het plangebied is bestemd met de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op de gronden bestemd als 'Bedrijventerrein' is zeer grootschalige logistiek, logistieke dienstverlening en/of 'value added logistics'-bedrijven toegestaan uit ten hoogste milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dit is aangeduid op de verbeelding. Bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt, net als geluidzoneringsplichtige inrichtingen en bevi-inrichtingen.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn ook verkeers - en verblijfsvoorzieningen toegestaan, waarmee de interne ontsluitingswegen en het parkeren flexibel zijn geregeld. Verder zijn nutsvoorzieningen, gebouwen van algemeen nut, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen extensief dagrecreatief medegebruik en voorzieningen ten behoeve van duurzame energie en dergelijke toegelaten.

In het bestemmingsplan zijn bestemmingsvlakken opgenomen en afstanden tot de openbare weg en zijdelingse perceelsgrens. Ook is er een minimale perceelsbreedte opgenomen. De maatvoering van de bebouwing is vastgelegd op de verbeelding en in regels. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is vastgelegd op de verbeelding, dit betreft overal maximaal 16 m. De overige maatvoeringen zijn vastgelegd in de regels, zoals de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Er gelden voorwaardelijke verplichtingen voor waterberging met een minimale capaciteit van 60 liter per m² bebouwing en 60 liter per m² verharding. Daarnaast gelden voorwaardelijke verplichtingen voor duurzaamheidsmaatregelen, namelijk:

  • Het dak van bedrijfsgebouwen moet worden gebruikt om energie/warmte/koude op te wekken, tenzij een andere duurzame maatregel dit onmogelijk maakt of als het bedrijfsproces duurzaam dakgebruik verhindert.
  • Het dak van bedrijfsgebouw moet tenminste constructief geschikt zijn om duurzame maatregel te kunnen realiseren.
  • Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van (een) gebouw(en) of bouwwerk(en), dient te worden aangetoond dat de betreffende gebouwen of bouwwerken niet worden aangesloten op het aardgasnet en niet worden verwarmd met aardgas.

Verder is in de bestemming opgenomen dat de netto oppervlakte van het bedrijventerrein, dus exclusief het openbaar toegankelijk gebied (de openbare ruimte), niet meer dan 48,5 ha mag bedragen.

5.4.2 Groen

Een gedeelte van het plangebied heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen deze bestemmingen zijn groenvoorzieningen mogelijk, net als water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeers - en verblijfsvoorzieningen, waarmee de interne ontsluitingswegen en het parkeren flexibel zijn geregeld, nutsvoorzieningen en gebouwen van algemeen nut en extensief dagrecreatief medegebruik.

Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van algemeen nut. Overige bouwwerken geen gebouw zijnde zijn wel toegestaan. Er geldt een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor waterberging met een minimale capaciteit 60 liter per m² verharding.

5.4.3 Natuur

De oostzijde van het plangebied heeft de bestemming 'Natuur' gekregen. Binnen deze bestemming staat behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps-, en natuur- en cultuurhistorische waarden centraal. De oever van het afwateringskanaal valt net in een cultuurhistorisch waardevol gebied (provinciaal cultuurhistorisch belang). Hiermee wordt dit cultuurhistorische belang beschermd. Verder zijn binnen de bestemming water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, extensief dagrecreatief medegebruik, nutsvoorzieningen en gebouwen van algemeen nut en verkeers - en verblijfsvoorzieningen, waarmee de interne ontsluitingswegen en het parkeren flexibel zijn geregeld, toegelaten. De bestaande volkstuinen worden ook door de bestemming natuur ontsloten.

Er zijn geen gebouwen mogelijk (met uitzondering van gebouwen ten behoeve van algemeen nut), maar wel bouwwerken tot een bepaalde afmeting. Bij afwijking is een beheersgebouw onder voorwaarden mogelijk.

Om te benadrukken dat deze zone ook en vooral bedoeld is als landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein, is een aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing' opgenomen.

Er geldt een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden voor waterberging met een minimale capaciteit 60 liter per m² verharding.

5.4.4 Recreatie - Volkstuin

De bestaande volkstuinen hebben de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' gekregen, zoals ze ook in het bestemmingsplan 'Volkstuincomplex Weteringweg te Waalwijk' hadden. Ook voor de inhoud van deze bestemming is aangesloten op het bestemmingsplan 'Volkstuincomplex Weteringweg te Waalwijk'. Binnen de bestemming zijn ook groenvoorzieningen, natuur, en verkeers - en verblijfsvoorzieningen, waarmee de wegen en het parkeren flexibel zijn geregeld, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen en gebouwen van algemeen nut mogelijk. Het aanwezige parkeerterrein is aangeduid. Er is een beheergebouw en een overkapping ten behoeve van de volkstuinen toegestaan, evenals een algemeen gebouw voor opslag. Daarbuiten is per volkstuin een gebouw, een kas en/of een overkapping mogelijk. Dit moet voldoen aan de maximale afmetingen die zijn opgenomen in artikel 6.2. In datzelfde artikel zijn ook afmetingen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals broeikassen, erf- of terreinafscheidingen opgenomen.

5.4.5 Dubbelbestemmingen

Leiding
Onder deze bestemming valt de zakelijkrecht zone van de aardgasleiding en de bovengrondse hoogspanningsleiding. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Opslag van goederen is niet toegestaan binnen deze dubbelbestemming. Daarnaast is er een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, zoals het aanleggen van verhardingen en beplanting of het verlagen van de bodem.

Voor de aardgasleiding is de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' opgenomen. Hier geldt dat uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding.

Voor de bovengrondse hoogspanningsleiding is de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' opgenomen. Hier geldt dat uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 60 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de bovengrondse hoogspanningsleiding. De indicatieve zone van de hoogspanningsleiding is op basis van de netkaart van het RIVM 2x 85 m, deze zone valt niet onder de dubbelbestemming. Binnen de enkelbestemmingen zijn geen nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen langdurig binnen de magneetveldzone van de hoogspanningsleiding van 0,4 microtesla (µT) zijn.

Waterstaat - Waterkering
Binnen deze bestemming zijn voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water toegestaan. De instandhouding en/of bescherming van de waterkering staat centraal binnen de bestemming. Verder zijn verhardingen en groenvoorzieningen toegelaten. Er zijn uitsluitend bouwwerken mogelijk die niet worden gefundeerd. Er geldt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor diepploegen, diepwoelen, aanleg van leidingen, graven, herprofileren en dempen van waterlopen, heiwerken, het aanleggen van landschapselementen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. De gronden in het plangebied zijn deels in gemeentelijk bezit. Op grond van artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) heeft de gemeenteraad in 2020 de percelen, gelegen in het plangebied “Haven 8 Oost-afronding”, aangewezen, waarop de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 van de Wvg van toepassing zijn. De percelen zijn aangegeven in Bijlage 13. Er wordt om die reden een exploitatieplan gemaakt. Voor de ontwikkeling van Haven 8 Oost-afronding is een exploitatieberekening gemaakt. De berekening toont aan dat de plannen financieel haalbaar zijn.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Hierop zijn geen reacties binnengekomen. Tevens is het voorgelegd aan de vooroverlegpartners. Naar aanleiding hiervan zijn er twee vooroverlegreacties op het bestemmingsplan gekomen. Uit het wettelijk vooroverleg zijn geen zaken naar voren gekomen die leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. De beantwoording van de vooroverlegreacties is opgenomen in Bijlage 15. Naar aanleiding van de reactie van de provincie is paragraaf 3.3 van de toelichting over de regionale afstemming aangevuld, is er in de regels van de bestemming Natuur (artikel 5) een voorrangsregeling voor de NNB opgenomen, is in artikel 5.6.1 de bestemming 'groen' gewijzigd in de bestemming 'natuur' en is in artikel 6.3.1 een onjuiste verwijzing aangepast.

Het ontwerpbestemmingsplan BP Haven 8 Oost-afronding heeft met ingang van 19 januari 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging heeft een ieder een zienswijze kunnen indienen. Het ontwerpbestemmingsplan kon tevens worden ingezien via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Er zijn vijf zienswijzen naar voren gebracht op het ontwerpbestemmingsplan en twee op het ontwerpexploitatieplan. In Bijlage 16. Deze zijn beoordeeld en afgewogen. Dit heeft geleid tot enkele wijzigingen in het bestemmingsplan. Hiervoor wordt verwezen naar de Bijlage.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek Haven 8 Oost-afronding

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Haven 8 Oost-afronding

Bijlage 2 Verkennend Waterbodemonderzoek Haven 8 Oost

Bijlage 2 Verkennend waterbodemonderzoek Haven 8 Oost

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Haven 8 West

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Haven 8 West

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Gansoyensesteeg-weteringweg

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Gansoyensesteeg-Weteringweg

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Ecologische Inventarisatie

Bijlage 6 Ecologische inventarisatie

Bijlage 7 Stikstofonderzoek

Bijlage 7 Stikstofonderzoek

Bijlage 8 Voortoets / Berekening

Bijlage 8 Voortoets / berekening

Bijlage 9 Verkeer

Bijlage 9 Verkeer

Bijlage 10 Externe Veiligheid

Bijlage 10 Externe veiligheid

Bijlage 11 Explosievenonderzoek

Bijlage 11 Explosievenonderzoek

Bijlage 12 Klic Melding

Bijlage 12 KLIC melding

Bijlage 13 Grondplantekening

Bijlage 13 Grondplantekening

Bijlage 14 Aanmeldnotitie M.e.r.

Bijlage 14 Aanmeldnotitie m.e.r.

Bijlage 15 Nota Van Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 15 Nota van inspraak en vooroverleg

Bijlage 16 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 16 Nota van zienswijzen