Volkstuinencomplex Weteringweg te Waalwijk
Bestemmingsplan - gemeente Waalwijk
Vastgesteld op 10-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Volkstuinencomplex Weteringweg te Waalwijk met identificatienummer NL.IMRO.0867.bpwwvtcweteringweg-va01 van de gemeente Waalwijk.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.7 bergbezinkvoorziening
(Ondergrondse) ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen.
1.8 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.11 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.12 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.18 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 dagreactie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.20 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.21 kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.22 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.24 peil
- a. Voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant:
- 1. de hoogte van de kruin van de weg;
- b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde:
- 1. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
- c. Indien in, op of over het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.25 weg
Voor het openbaar verkeer openstaande weg met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bestemmingsgrens:
De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens:
De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens.
2.3 de afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.4 breedte/ diepte/oppervlak van een bouwwerk:
- 1. behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 m boven peil;
- 2. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil;
- 3. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;
- 4. de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld met de totale oppervlakte van bouwwerken.
2.5 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.9 de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. extensief dagrecreatief medegebruik;
- e. ondergeschikte parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy.
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
- b. gronden voor open opslag.
Artikel 4 Recreatie - Volkstuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen met bijbehorende bebouwing;
- b. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- c. (onverharde) paden en wegen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen en paden;
- b. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- c. behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laan beplanting;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf en/of straatprostitutie;
- b. gronden voor open opslag.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
- b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
- c. verhardingen;
- d. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken worden opgericht die niet worden gefundeerd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het bouwen van gefundeerde bouwwerken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering;
- b. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
6.4 Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
- a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy;
- c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Volkstuinencomplex Weteringweg te Waalwijk'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Binnen het plangebied voor de afbouw van het bedrijventerrein Haven I t/m VI is het volkstuinencomplex 'De Goede Aarde' gelegen. Door de voorgenomen afbouw van het bedrijventerrein komen de volkstuinen midden op een terrein voor zware bedrijvigheid te liggen. Handhaving van de volkstuinen ter plaatse wordt niet wenselijk geacht en deze dienen dan ook te worden verplaatst.
In samenspraak met het bestuur van de Volkstuindersvereniging Waalwijk is er een alternatieve locatie gevonden voor het volkstuinencomplex nabij het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen, aan de Weteringweg. De realisatie van een nieuw volkstuinencomplex past echter niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om een en ander te kunnen realiseren is het een vereiste dat er voor de nieuwe locatie een ruimtelijk en functioneel kader wordt vastgelegd in de vorm van een nieuw bestemmingsplan. In deze plantoelichting wordt de onderbouwing gegeven voor de bestemmingsplanherziening waarmee medewerking wordt verleend aan het initiatief.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt ten oosten van het bedrijventerrein Haven I t/m IV, gelegen ten noorden van de rijksweg A59. Het plangebied maakt onderdeel uit van het buitengebied van de gemeente Waalwijk en betreft een deel van een agrarisch perceel op de hoek van de Weteringweg en het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen, welke in de huidige situatie onbebouwd is.
Ligging en begrenzing van het plangebied
1.3 Doel
Als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven I t/m VI is het noodzakelijk om het volkstuinencomplex 'De Goede Aarde' te verplaatsen en is in overleg met de volkstuindersvereniging een aanvaardbare alternatieve locatie gevonden. Ter plaatse van deze nieuwe locatie (het voorliggende plangebied) is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van kracht. Binnen dit bestemmingsplan is geen ruimte voor het realiseren van een volkstuinencomplex. Om het verplaatsen van het volkstuinencomplex mogelijk te maken is ervoor gekozen om een bestemmingsplan in procedure te brengen. Het voorliggend bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling om de realisatie van het volkstuinencomplex mogelijk te maken. De gewenste functie is binnen het bestemmingsplan specifiek benoemd en tevens zijn er bebouwingsregels opgenomen, waarbij is aangesloten op de gewenste bouwvolumes.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
De betreffende locatie is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' en heeft hierbinnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid', 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering'. In de bijbehorende regels is bepaald waar ter plaatse mag worden gebouwd en hoe de locatie en de bebouwing mag worden gebruikt. Het plan is op de volgende punten in strijd met deze regels:
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' zijn de volgende functies toegestaan:
- a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. reëel of volwaardig grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen.
Binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen aanlegvergunning) nodig voor het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 100 m² en dieper dan 0,7 m onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
Binnen de bestemming 'Waterstaat - waterkering' is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen aanlegvergunning) nodig voor het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem en het graven of anderszins herprofileren van waterlopen. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² al dan niet in de vorm van wegen is tevens verboden.
Uit bovenstaande tekst blijkt dat het realiseren van een volkstuinencomplex, op basis van het geldende bestemmingsplan, niet mogelijk is.
1.5 Proces
In het kader van de planvorming is gesproken met de vertegenwoordigers van de Volkstuindersvereniging Waalwijk. Samen met de vertegenwoordigers is de vorm en de grootte van het plangebied bepaald en heeft nader overleg plaatsgevonden over de bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan Volkstuinencomplex Weteringweg te Waalwijk is opgesteld zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij zijn de procedurele aspecten van afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied is gelegen in een agrarische polder. Het gebied wordt gekenmerkt als voormalig slagenlandschap. Dit landschap is echter grotendeels verdwenen doordat de slagen doorkruist worden door enerzijds wegen en anderzijds door watergangen. Kleine smalle percelen zijn in de loop der tijd samengevoegd tot een groter en breder perceel. De smalle kavels met een gelijke oriëntatie is op deze wijze enigszins verloren gegaan.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Weteringweg, die één van de ontsluitingswegen vormt van het buitengebied van de gemeente Waalwijk. Het, ten oosten van het plangebied gelegen, Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen zorgt voor de afwatering van de polders rondom Waalwijk en 's Hertogenbosch. Het afwateringskanaal mondt via de, ten noorden van het plangebied gelegen, Bovenlandse Sluis uit in de Bergse Maas. Tussen het afwateringskanaal en het plangebied is een dijk gelegen, welke zorgt voor het keren van het hogere water van het kanaal. Aan de voet van de dijk, aan de zijde van het plangebied, is een bomenrij met een kleine greppel aanwezig.
De Weteringweg kruist het afwateringskanaal middels een brug, waarvoor ter hoogte van het plangebied het talud begint.
2.2 Functionele Structuur
Het plangebied is op dit moment onbebouwd en bestaat uit agrarische gronden ten behoeve van de verbouw van gewassen in de vorm van mais of anderszins.Ten behoeve van het realiseren van het volkstuinencomplex zal een deel van het perceel in gebruik worden genomen voor de realisatie van volkstuinen en een deel van het perceel zal in gebruik blijven voor akkerbouw.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Beleid Gemeente
3.1.1 Welstandsnota
De gemeente Waalwijk heeft in 2012 een Welstandsnota vastgesteld. Hierin zijn beoordelingskaders opgenomen voor bouwwerken, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. Door wettelijke en maatschappelijke ontwikkelingen moeten vastgestelde beleidsstukken periodiek geactualiseerd worden.
Het grondgebied van de gemeente Waalwijk is onderverdeeld in gebieden met een hoog -of laag welstandsaanzien. In geval van gebieden met een hoog welstandsaanzien ligt de nadruk op de karakteristieken van het gebied, welke behouden of gestimuleerd dienen te worden. In geval van gebieden met een laag welstandsaanzien wordt op generieke wijze naar de verschijningsvorm gekeken, waarbij getoetst wordt aan praktische details.Het plangebied is gelegen in een welstandsgebied met een laag welstandsaanzien.
3.1.2 Overig beleid gemeente
Binnen de gemeente Waalwijk is geen specifiek ruimtelijk beleidskader opgesteld, welke van invloed is op de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op gemeentelijk niveau verder niet besproken.
3.2 Beleid Regio, Provincie, Rijk
3.2.1 Stuctuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt verschillende nota's, zoals de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De structuurvisie benoemt met name Rijksdoelen en nationale belangen. De (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen de provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Alleen in stedelijk regio's rond de mainports zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, neemt het Rijk een ladder voor duurzame verstedelijking op in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van de nationale belangen. Het Rijk zal, als daarom wordt gevraagd door gemeente, in de voorbereidingsfase van de bestemmingsplanprocedure haar nationale belangen toelichten en, indien nodig, daarover advies geven.
Conclusie
De verplaatsing van een volkstuinencomplex wordt niet aangemerkt als nationaal belang. Het rijksbeleid is derhalve niet relevant voor deze ontwikkeling.
3.2.2 Verordening ruimte
In de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant worden de kaderstellende elementen uit het provinciale beleid vertaald in regels die direct van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Belangrijke onderwerpen in de verordening zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- de natuurgebieden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied
Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking treedt. Deze verordening vervangt de Verordening ruimte 2012 en de sindsdien vastgestelde wijzigingsverordeningen. In de Verordening ruimte 2014 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste inhoudelijke verschillen zijn:
- nieuwvestiging: er is een algehele mogelijkheid voor nieuwvestiging opgenomen in geval dat er een verplaatsing nodig is vanwege openbaar belang, maar ook binnen de EHS voor kleine bouwwerken;
- regionale afstemming ingeval van de ontwikkeling van detailhandel;
- compensatiebeleid: indien een ruimtelijke ontwikkeling aantasting geeft van de EHS, dan is niet alleen fysieke, maar ook financiële compensatie mogelijk. Bij fysieke compensatie geldt dat deze binnen de nog niet gerealiseerde delen van de EHS moet plaatsvinden. Deze verandering is het gevolg van de wijzigingen van het natuurbeleid zoals opgenomen in Brabant Uitnodigend Groen;
- beleid voor de agrarische sector: De afgelopen jaren is er veel gebeurd rondom het beleid voor veehouderijen, te beginnen met het zogenaamde megastallen debat. De provincie wil dat er een transitie op gang komt naar een zorgvuldige veehouderij. Dit heeft gevolgen voor het beleid rondom agrarische bedrijven. Er worden nu vier soorten agrarische bedrijven onderscheiden en de integrale zonering voor de intensieve veehouderij op grond van de reconstructiewet vervalt. Verder is er nieuw beleid voor mestverwerking in de verordening opgenomen;
- aanpassingen vanwege gewijzigd rijksbeleid, zoals het opnemen van de ladder voor duurzame verstedelijking, het vervallen van de aanduidingen nationaal landschap, beheergebied EHS en een aantal aanduidingen op het gebied van water. (overige) aanpassing van de kaarten: er zijn vier doorgroeigebieden glas verwijderd en drie bovenregionale leisure voorzieningen (in ontwikkeling) zijn opgenomen binnen de aanduiding integratie stad-land.
Het bestemmingsplan “Volkstuinencomplex Weteringweg” voorziet in de verplaatsing van een volkstuinencomplex in verband met de afbouw van bedrijventerrein Haven I t/m VI. De volkstuinen vormen op hun huidige locatie namelijk een belemmering voor deze afbouw. Vanwege de sociaal-economische belangen van de afbouw voor de gemeente Waalwijk is besloten om het volkstuinencomplex op de huidige locatie op te heffen en in overleg met de volkstuindersvereniging een nieuwe locatie te zoeken.
Deze locatie is gevonden aan de Weteringweg, langs het Afwateringskanaal 's-Hertogensbosch-Drongelen. Het gebied tussen het bedrijventerrein en het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen, waarbinnen de planlocatie is gelegen, is in de Verordening Ruimte 2014 aangewezen als “Gemengd landelijk gebied”. Een volkstuinencomplex is in beginsel passend binnen een gemengd landelijk gebied. Artikel 7.17 van de Verordening ruimte 2014 maakt het mogelijk om in een dergelijk gebied kleinschalige vrije-tijdsvoorzieningen zoals volkstuinen te realiseren in de kernrandzone, dan wel daarmee qua ligging en functie gelijk te stellen gebieden, mits dit slechts kleinschalige bebouwing met zich meebrengt en sprake is van beperkte publieksaantrekkende werking.
Verordening Ruimte 2014 - Uitsnede Themakaart agrarische ontwikkeling
Daarnaast heeft het gebied de aanduiding 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling bij een stedelijke concentratie'. Op grond van artikel 8 van de Verordening Ruimte 2014 kan een bestemmingsplan in dit gebied in afwijking van artikel 4.2 (stedelijke ontwikkeling) en onder bepaalde voorwaarden voorzien in een stedelijke ontwikkeling.
Verordening Ruimte 2014 -Uitsnede Themakaart stedelijke ontwikkeling
Dit gebied is aangewezen ten behoeve van de ontwikkeling van toekomstige bedrijventerrein Haven 8. In de (ontwerp-) Structuurvisie van de gemeente Waalwijk is het gebied hiervoor ruimtelijk gereserveerd (zie figuren Visie 2015 en Ambitite 2035). Het doel van deze structuurvisie is een samenhangend ruimtelijk beleid te formuleren op hoofdlijnen dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025. Bovendien is Haven 8 op basis van afspraken in het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) tussen provincie en gemeenten opgenomen in de regionale bedrijfsterreinprogrammering van de regio Midden-Brabant 2011 t/m 2022. Haven 8 geldt als strategische reserve voor het speerpunt logistiek en ondersteunende functies in de regio.
Visie 2025 Ambitie 2035
(ontwerp-) Structuurvisie Waalwijk
Met het oog op de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein Haven 8 heeft de gemeente Waalwijk er in dit geval voor gekozen om het volkstuinencomplex niet aan de kernrand van de afbouw van bedrijventerrein Haven I t/m VI te situeren, maar aan de toekomstige kernrand van het bedrijventerrein Haven 8. Hiermee wil de gemeente voorkomen dat de volkstuinen als gevolg van de ontwikkeling van Haven 8 binnen de komende 10 tot 15 jaar wederom moeten worden verplaatst, door nu reeds een meer duurzame en toekomstbestendige locatie te bieden.
Daarnaast is bij de locatiekeuze rekening gehouden met het project Gebiedsversterking oostelijke Langstraat (GOL), waarin de provincie samen met de gemeenten Waalwijk en Heusden, Rijkswaterstaat en waterschap Aa en Maas participeert. Het GOL bestaat uit een aantal projecten rond de A59 tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch die de verkeersdoorstroming (oostwest) en de natuurverbinding (noord-zuid) moeten bevorderen. Om de A59 te ontlasten wordt de parallelstructuur aangepast, door onder meer de aanleg van een noordelijke parallelverbinding tussen de nieuwe aansluiting Drunen-West en bedrijventerrein Haven in Waalwijk (zie figuur Uitsnede deelkaart GOL). Volgens de planning van het project zal deze nieuwe aansluiting in 2017-2018 worden gerealiseerd. Als de volkstuinen meer naar het zuiden toe zouden worden gesitueerd, richting de kern van Waalwijk, zouden beide ontwikkelingen met elkaar in conflict komen.
Uitsnede deelkaart GOL
Gelet op het belang van het opheffen van de volkstuinen op de huidige locatie en de behoefte aan een toekomstbestendige nieuwe planlocatie voor de volkstuinen, waarbij de belangen van zowel het GOL als Haven 8 en de volkstuinen voor langere termijn zijn gewaarborgd, en het gegeven dat de volkstuinen binnen afzienbare termijn aan de kernrand van het bedrijventerrein Haven 8 komen te liggen, voldoet het bestemmingsplan aan de ruimtelijke uitgangspunten van de Verordening Ruimte 2014 en met name aan de bepaling dat nieuwvestiging, onder voorwaarden, is toegestaan. Hierbij dient uiteraard nog rekening te worden gehouden met de regeling omtrent kwaliteitsverbetering van het landschap.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant. Deze kernkwaliteiten zijn in hoofdlijnen bepaald in hoofdstuk 2 van de verordening. In artikel 3.1 van de Verordening ruimte is bepaald dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap is in artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014 bepaald dat de toelichting bij een bestemmingsplan minimaal een verantwoording bevat van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft. In deze plantoelichting wordt de verantwoording gegeven, zoals wordt bedoeld in artikel 3.1 en 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
Ten behoeve van de praktische toepassing van artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 is door de provincie de handreiking 'Kwaliteitsverbetering Landschap' opgesteld. De handreiking is een hulpmiddel en geen verplichte regel of beleidskader. Gemeenten kiezen hun eigen methode om uitvoering te geven aan de verordening. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) Midden-Brabant van 19 december 2012 zijn de “Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant” vastgesteld, waarin is vastgelegd hoe in deze regio zal worden omgegaan met de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals voorgeschreven in artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
De ontwikkeling van een volkstuinencomplex betreft een ruimtelijke ontwikkeling op basis van de Verordening ruimte 2014. De Verordening ruimte definieert het begrip ruimtelijke ontwikkeling als bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten, waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is verreist.
Dit begrip heeft een zeer ruime reikwijdte. Door het RRO zijn derhalve een drietal categorieën van ruimtelijke ontwikkeling bepaald.
Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap is vereist (geen landschappelijke inpassing en evenmin ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist)
Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn, maar waarbij het gaat om ontwikkelingen die een (zeer) beperkte invloed op het landschap hebben (alleen landschappelijke inpassing vereist)
Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen waarop de regels inzake kwaliteitsverbetering van toepassing zijn en waarbij sprake is van een (substantiële) invloed op het landschap (zowel landschappelijke inpassing als ruimtelijke kwaliteitsverbetering vereist)
Op basis van de voorgaande categorie-indeling is samen met de provincie (informeel) bepaald dat de onderhavige ontwikkeling een categorie 3 ontwikkeling betreft. Daarmee wordt beoogd het initiatief in samenhang met de al bestaande situatie en rekening houdend met de kwaliteiten van de omgeving, landschappelijk verantwoord in te passen. Het gaat hierbij voornamelijk om ontwikkelingen waarbij de inspanning die verricht moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap relatief eenvoudig kwantitatief genormeerd kan worden, omdat het mogelijk is deze ontwikkeling te koppelen aan waardevermeerdering van de grond of van het object (“de bestemmingswinst”). Dit betreft veelal ontwikkelingen die een beduidende invloed hebben op de omgeving en waarbij vergroting van de geldende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het geldende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is.
Om objectief te kunnen bepalen welke investering gedaan moet worden in het landschap, wordt hiervoor een bedrag berekend. Een percentage van de toename van de grondwaarde moet geïnvesteerd worden in het landschap. De regiogemeenten hanteren hiervoor tenminste 20%. Het gaat hierbij om een instrument, waarmee de waardevermeerdering van de ruimtelijke ontwikkeling wordt bepaald op basis van grondprijzen.
Landschappelijke inpassing Volkstuinencomplex:
De gemeente Waalwijk heeft adviesbureau Gloudemans (vastgoed en grondzaken) gevraagd een berekening te maken voor de grondprijs van volkstuinen, teneinde de bestemmingswinst te kunnen bepalen. Op basis van de huurprijzen per jaar (€ 0,25 m² vermeerderd met € 20,00 contributie), de gemiddelde oppervlakte van een volkstuin in Waalwijk (150 m²) en een verhuurbaar perceelsoppervlakte van 80% heeft Gloudemans becijferd wat een huurder op jaarbasis aan de grondeigenaar als huurprijs zou kunnen betalen en uitgaande van een rendement van 2% de marktwaarde van de ondergrond van de volkstuinen bepaald op € 75.000,- per hectare. De agrarische waarde van de gronden ligt rond de € 60.000,- per hectare.
Het plangebied heeft een oppervlakte van 14.195 m². Dit leidt tot de volgende berekening van de basisinspanning voor landschappelijke kwaliteitsverbetering:
Bestaande situatie: | Oppervlakte: | Waarde: | |
Agrarisch onbebouwd | 1,42 ha | € 85.200,-- | |
Nieuwe situatie: | Oppervlakte: | Waarde: | |
Volkstuin | 1,42 ha | € 106.500,-- | |
Verschil | 106.500,-- - 85.200,-- | = € 21.300,-- | |
Factor 20% | = € 4.260,-- | ||
Bijdrage: | = € 4.260,-- |
Uit het bijgevoegde plan voor landschappelijke inpassing (Bijlage 1) volgt dat de kosten van de voorgestane inpassing € 5.280,- bedragen. Deze kosten overstijgen de, op grond van de bestemmingswinst, berekende basisinspanning. Aangezien de verschuldigde investering in het landschap aansluitend aan het bestemmingsvlak wordt gedaan, hoeft verder geen bijdrage te worden gestort in een gemeentelijk groenfonds. De landschappelijke inpassing draagt op deze wijze direct bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en wordt voldaan aan de gewenste kwaliteitsverbetering van het landschap.
Hoofdstuk 4 Planologische Aspecten
4.1 Stedenbouw En Landschap
Het bestaande volkstuinencomplex 'De Goede Aarde' wordt in verband met de afbouw van het bedrijventerrein Haven I t/m VI in oostelijke richting verplaatst naar de noord-westelijke oksel van de kruising van de Weteringweg met het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen. Het plangebied heeft een lange slanke vorm, welke evenwijdig is gelegen met de dijk van het voornoemde afwateringskanaal. Het zuidoostelijk deel van het plangebied zal in de toekomst in functionele en ruimtelijke zin afwijkend zijn van het noordwestelijk deel. Het zuidoostelijk deel wordt gekenmerkt door de ligging van het toekomstige parkeerterrein en de rijbaan ten behoeve van de ontsluiting van het perceel naar de Weteringweg.
De percelen van het volkstuinencomplex en de bijbehorende (gezamenlijke) bebouwing betreffen het noordwestelijk deel van het plangebied. Dit deel van het perceel is in de huidige situatie onbebouwd, maar in de toekomst zal, binnen het aangegeven bouwvlak van het bestemmingsplan, ter plaatse een verenigingsgebouw worden gerealiseerd. Verder zal naast dit verenigingsgebouw een gezamenlijk gebouw ten behoeve van gezamenlijke opslag worden opgericht. Dit betreft met name de opslag van meststoffen, plantmateriaal, gereedschap e.d.. Verder is het mogelijk om verschillende vormen van tuinhuisjes, kassen of andere gebouwtjes ten behoeve van de volkstuinen op te richten. Binnen de beschermingszone van de waterkering is het slechts toegestaan om niet-gefundeerde gebouwen te realiseren, met dien verstande dat binnen de kernzone van de waterkering helemaal geen bebouwing mag worden opgericht. Verder zijn alle overige werkzaamheden verboden die de stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden. Deze beschermingszone is gelegen aan weerszijden van het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen en is 30 meter breed.
Het terrein van het volkstuinencomplex zal grotendeels omrand worden door watergangen. Ten behoeve van het beheer en onderhoud van deze watergangen is binnen de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de afstand van bouwwerken tot de bestemmingsgrens niet minder mag bedragen dan 5 meter.
Ter plaatse van het gebied, ten behoeve van de toegankelijkheid van de volkstuinen, worden paden aangelegd. De aanleg van deze paden is flexibel mogelijk binnen het bestemmingsplan. Een en ander afhankelijk van de ruimtelijke verdeling van de verschillende volkstuinen.
Landschappelijk wordt het gebied aan de noordoostzijde begrensd door de dijk van het afwateringskanaal en aan de zuidzijde door het talud van het viaduct van de Weteringweg met het afwateringskanaal. De noordwest- en zuidzijde van het plangebied wordt landschappelijk ingepast in de opgaande gewassen van de omliggende akkerbouw. Aanvullend zal binnen het plangebied het perceel aan de zuidwestzijde worden afgeschermd met een haag van ca. 1 meter breed. De afstand tussen haag en sloot bedraagt 3 meter ten behoeve van een onderhoudsstrook.
Mogelijke invulling perceel
4.2 Toerisme En Recreatie
Volkstuinen betreffen particuliere tuinen die niet bij de eigen woning zijn gelegen. De tuinen zijn er in verschillende soorten en maten: moestuinen met veel fruit en/of groente met eventueel kruiden. Meestal staan er ook verschillende opstallen in de vorm van een schuurtje, kas, tuinhuisje of platte bak. De verschillende toekomstige volkstuinders van het plangebied vormen de vereniging 'De Goede Aarde'. De volkstuinder in de vereniging beheren en onderhouden behalve hun eigen tuin ook het algemeen gedeelte van het volkstuinencomplex, zoals paden, bermen, parkeerterreinen en gebouwen. Het tuinieren in de volkstuin wordt gezien als een vorm van openluchtrecreatie, of dat nu spitten,snoeien, planten of oogsten is, of uitrusten en genieten na gedane arbeid. Het gebruik van de gebouwen voor recreatief nachtverblijf wordt zowel door de volkstuindersvereniging als door de gemeente niet wenselijk geacht en is dan ook niet toegestaan.
4.3 Verkeer En Mobiliteit
De Weteringweg is in het, door de gemeenteraad in 1998 vastgestelde, Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan bestemd als een buiten de bebouwde kom gelegen erftoegangsweg, welke deel uitmaakt van een groter verblijfsgebied. De maximumsnelheid is vastgesteld op 60-km per uur; de weg is ook als zodanig ingericht, op een sobere doch doelmatige wijze. De Weteringweg maakt tevens deel uit van het secundaire basisfietsnetwerk en daardoor ook van het Fietsplan GGA Midden-Brabant.
De rijweg heeft een breedte van ca. 5,0 meter, met aan beide zijden, met varkensruggen van de rijweg afgescheiden, fietsstroken. Deze hebben een breedte van ca. 1,5 meter.
Het toekomstige volkstuinencomplex krijgt een inrit naast de aanwezige sloot, gelegen op een afstand van ca. 160 meter van de kruin van de dijk langs het Drongelens kanaal. Automobilisten dienen bij het gebruik van deze inrit de fietsstrook richting Waalwijk te kruisen. Bij het uitwegen op de Weteringweg dienen zij voorrang te verlenen aan bestuurders op die weg, dus ook aan fietsers. Indien nodig zullen waarschuwingsborden worden geplaatst om bestuurders op de Weteringweg te attenderen op de aanwezigheid van deze inrit.
Locatie inrit aan de Weteringweg
Het volkstuinencomplex ontsluit in de huidige situatie eveneens op de Weteringweg. Deze uitrit is een stuk westelijker gelegen. Omdat het aantal percelen op het nieuwe volkstuinencomplex gelijk is aan het aantal op de huidige locatie, zal het aantal verkeersbewegingen op deze weg gelijk blijven. De nieuwe locatie is echter meer oostelijk gelegen, daardoor zal de intensiteit op het gedeelte van de Weteringweg, gelegen tussen de Kloosterheulweg en het Drongelens kanaal, toenemen. Hiertegen bestaat geen bezwaar, omdat het langzaam verkeer is gescheiden van het snelverkeer en de Weteringweg deze toename kan verwerken. Op een gemiddelde werkdag verwerkt de Weteringweg gemiddeld 3.500 – 4.000 motorvoertuigen. Volgens de voorkeurkenmerken voor 'buiten de bebouwde kom gelegen erftoegangswegen' kan de auto-intensiteit indicatief maximaal 5.000 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Verder zijn in de periode 2008-2012 op het gedeelte van de Weteringweg, gelegen tussen de Kloosterheulweg en het Drongelens kanaal geen ongevallen geregistreerd.
Het parkeren vindt plaats op het nieuw te realiseren parkeerterrein direct gelegen langs de Weteringweg. Op basis van de Parkeernormennota van de gemeente Waalwijk dienen minimaal 0,3 parkeerplaatsen per perceel te worden gerealiseerd. Naar verwachting zal het volkstuinencomplex gaan bestaan uit 80 tot 100 percelen. Binnen het inrichtingsplan is rekening gehouden met het realiseren van 31 parkeerplaatsen. Op deze wijze wordt voldaan aan de maximale parkeerbehoefte.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Provinciaal beleid
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (2010) van de Provincie Noord-Brabant staat aangegeven welke archeologische en cultuurhistorische waarden (in potentie) aanwezig zijn. Deze kaart biedt inzicht in karakteristieke en kenmerkende relicten en de historische ruimtelijke ontwikkeling van het landschap, cultuurhistorische elementen, patronen en structuren die het huidige beeld van stad en land mede bepalen. Voor het plangebied is geen specifieke archeologische waarde aangegeven.
Uitsnede Cultuurhistorische waaardenkaart Provincie Noord-Brabant
Het gebied maakt in het kader van cultuurhistorisch belang onderdeel uit van de regio 'Langstraat'. Deze regio is van cultuurhistorisch belang vanwege het voor Noord-Brabant unieke slagenlandschap. De verschillende fasen van de ontwikkeling van het landschap, de strijd tegen het water en de problemen met de bodemdaling zijn in het huidige landschap goed te herkennen. De Langstraat is één van de Belvederegebieden, gebieden die door het rijk zijn aangewezen als de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland.
Gemeentelijk beleid
Op 3 februari 2011 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde erfgoedkaart met daarin de archeologische beleidskaart vastgesteld. Op basis van deze nieuwe verwachtingskaart is het plangebied gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting (categorie 5).
Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Waalwijk
De Erfgoedverordening 2011 van de gemeente Waalwijk kent voor dergelijke gebieden slechts een vergunning en onderzoeksplicht bij bodemingrepen die MER-plichting zijn.
Een archeologisch onderzoek is in het onderhavige geval dan ook niet noodzakelijk. In het voorliggende bestemmingsplan kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie' vanuit het bestemmingsplan Buitengebied, gelegen aan de noordzijde van het plangebied, derhalve komen te vervallen.
De cultuurhistorische themakaart van de gemeente geeft aan dat er geen bijzonderheden ten aanzien van cultuurhistorie zijn geïnventariseerd. Het Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen is in het kader van de Dijk- en afwateringsstructuur aangeduid als 'vaart', maar deze maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
Uitsnede cultuurhistorische themakaart gemeente Waalwijk
Ten oosten van het afwateringskanaal ligt een defensiegebied met de aanduiding 'overlaat'. Het betreft hier de zogenaamde Baardwijkse Overlaat. Dit gebied kent een waterbergende functie voor de Bergsche Maas en wordt gekenmerkd door openheid van het landschap. Het kanaal en het overlaatgebied vormen een groene buffer tussen de bebouwde (bedrijfs)gebieden van Waalwijk en Drunen.
Hoofdstuk 5 Milieu Aspecten
5.1 Water
De voerende waterschappen in Nederland richten zich op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Nagestreefd wordt het vergroten van de belevingswaarde van stedelijk water, natuurvriendelijke inrichtingen en de duurzaamheid van watersystemen.
De waterbeheerders werken daarom samen met gemeenten, die de regie hebben over de ruimtelijke ordening en het beheer van de openbare ruimte, om deze doelstellingen uit te voeren. Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het onderhavige gebied. Het gaat dan om het waterkwantiteits en –kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepsvaartbeheer. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing.
De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen geldt bijvoorbeeld dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik gelden (onderhoudsstrook). Tevens is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 2.000 m².
In opdracht van de gemeente Waalwijk is door AGEL adviseurs een waterparagraaf opgesteld. In deze waterparagraaf is op beknopte wijze de (eventuele) invloeden van de voorliggende ontwikkeling op de aanwezige waterhuishouding beschreven, en is aangegeven welke eventuele maatregelen en voorzieningen noodzakelijk zijn om deze invloeden te minimaliseren. De resultaten zijn opgenomen in de rapportage 'Waterparagraaf Weteringweg te Waalwijk' d.d. 20 maart 2014, met kenmerk 20120628 Definitief 02 en is als bijlage (Bijlage 2) aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd.
Huidige waterhuishouding
Het plangebied betreft in de huidige situatie een akkerbouwland. De netto oppervlakte van het plangebied bedraagt 12.600 m² en de maaiveldhoogte ca. 0,90 m +N.A.P. (bron: AHN). Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied of grondwaterbeschermingszone, wel deels binnen de zonering van een primaire waterkering (volledig beschermd gebied) van het Dongelens afwateringskanaal. Vanwege de ligging binnen deze zonering is sinds mei 2012 meerdere keren contact geweest tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Waalwijk over de planontwikkeling.
In het plangebied is geen open water aanwezig.
Toekomstige waterhuishouding
Het huidige volkstuinencomplex heeft ca. 1.200 m² verharding, waarbij de gebouwtjes niet zijn meegerekend. Op de nieuwe locatie wordt net geen 2.000 m² aan verharding gerealiseerd. Met bebouwing van de tuineigenaren zal er net boven de 2.000 m² worden gekomen. Per saldo komt er dus ca. 800 m² verharding bij binnen hetzelfde peilvak.
Het regenwater zal niet versneld worden afgevoerd door middel van een afvoersysteem met kolken en afvoerleidingen naar het omliggende oppervlaktewater. Het regenwater van de verharding en daken zal ter plaatsen afstromen de tuinen in. Omdat er geen directe lozing zal plaatsvinden op het oppervlaktewater, is op basis van de Keur geen Watervergunning benodigd. Doordat er geen directe lozing zal plaats vinden wordt er geen retentievoorziening geëist vanuit het waterschap Brabantse Delta.
Van belang is dat voor het clubgebouw en eventuele ander bouwwerken geen gebruik wordt gemaakt van uitlogende materialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie. Door het toepassen van milieuvriendelijke bouwmaterialen (niet uitlogende materialen) wordt verontreiniging van het water(bodem)systeem voorkomen.
De gemeente Waalwijk is voornemens om het volkstuinencomplex te voorzien van 8 grondwaterputten voorzien van een handpomp. Voor het slaan van de grondwaterputten binnen het volkstuinencomplex dient een watervergunning bij het waterschap te worden aangevraagd. De benodigde diepte etc. van de grondwaterputten dient in de verdere planuitwerking te worden bekeken.
Vuilwater (DWA)
Het te realiseren clubgebouw in het plangebied wordt niet aangesloten op de riolering dan wel nutsvoorzieningen. Indien in een later stadium toch een toilet gewenst is, dient er gezocht te worden naar andere mogelijke oplossingen, zoals een IBA.
Ontwatering en drooglegging planlocatie
Om grondwateroverlast te voorkomen, wordt gestreefd naar een bepaalde minimale ontwateringsdiepte bij de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Voor het plangebied is een GHG bepaald van 0,55 m +N.A.P.. Het huidige maaiveld van de planlocatie bedraag 0,90 m +N.A.P., waardoor er een ontwatering is van 0,35 m (0,90 – 0,55). In de keur van het waterschap Brabantse Delta zijn voor verschillende type stedelijk gebied de ontwateringsdieptes aangegeven. Voor volkstuinen in agrarisch gebied wordt geen ontwateringsdiepte vermeld. Wel wordt aangegeven dat voor een agrarisch gebied er een drooglegging van tenminste 60 cm dient te zijn in de situatie van maatgevende afvoer. Het huidige maaiveld bedraagt 0,90 m +N.A.P. waardoor met een waterpeil van 0,30 m +N.A.P. bij de maatgevende afvoer voldaan wordt aan de minimale droogleggingsnorm. Het zomerpeil van het peilgebied bedraag 0,05 m –N.A.P. en het winterpeil 0,30 m –N.A.P. met een marge van 15 cm. Gezien het voorgaande wordt met het plangebied voldaan aan de droogleggingsnorm.
Het maaiveldniveau van het huidige volkstuinencomplex “De Goede Aarde” aan de Weteringweg bedraagt eveneens ca. 0,90 m +N.A.P.. Het ontwateringsniveau in de huidige situatie zal nagenoeg hetzelfde zijn, waardoor wordt aangenomen dat de minimale ontwatering van 0,35 m niet zal leiden tot wateroverlast op de nieuwe locatie. Bij de realisatie van het clubgebouw dient rekening te worden gehouden met de minimale ontwatering. Indien er een diepere ontwatering benodigd is, heeft het de voorkeur vanuit het waterschap om op te hogen in plaats van te ontwateren.
Conclusie
In afstemming met de gemeente Waalwijk en het Waterschap Brabantse Delta hoeft er voor de planontwikkeling geen retentievoorziening te worden gerealiseerd. Wel dient er voor de ruimtelijke ontwikkeling een watervergunning te worden aangevraagd i.v.m. het realiseren van de 8 grondwaterputten binnen het plangebied.
5.2 Natuur
Door AGEL adviseurs is een quickscan Flora- en Faunawetgeving uitgevoerd. Doel van deze quickscan Flora- en Faunawetgeving is het inzichtelijk maken of beschermde natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn en welke betekenis deze hebben voor de verdere uitvoering van het initiatief. Tevens wordt inzichtelijk gemaakt of er door de geplande ontwikkeling negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Quickscan Flora- & faunawet Weteringweg te Waalwijkt' d.d. 23 mei 2013, met kenmerk 20120628-00 D01. De onderzoeksrapportage is als separate (Bijlage 3) aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd.
Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur. De Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde gebied ligt op een afstand van tenminste 3,2 kilometer ten zuiden van het plangebied en betreft de Natura 2000-gebied ‘‘Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen”. Het Natura 2000-gebied heeft de status van habitatrichtlijngebied. Aangezien het beoogde plan betrekking heeft op een relatief klein gebied en het plangebied geen relatie heeft met het natuurgebied zijn negatieve effecten uit te sluiten. Het plangebied ligt niet in een gebied dat behoort tot PEHS. In de verdere omgeving zijn er wel diverse gebieden aangewezen die deel uitmaken van de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. Aangezien de beoogde plannen geen directe relatie hebben met een gebied dat is aangewezen als EHS en gezien het type ontwikkeling zijn negatieve effecten uit te sluiten.
Soortenbescherming
Planten
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er omgevingsvergunning of vrijstelling is verleend. Binnen het plangebied zijn geen potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor strikt beschermde (vaat)planten aanwezig. Strikt beschermde (vaat)planten worden dan ook niet binnen het plangebied verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft. Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Zoogdieren
Er zijn tijdens het oriënterende veldbezoek zijn geen zoogdieren waargenomen. Verwacht wordt daarom dat slechts enkele algemene voorkomende beschermde zoogdiersoorten zoals de mol, egel en een aantal algemene muissoorten voor kunnen komen binnen de onderzoeklocatie. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Noord-Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van een zeer beperkt leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Een Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Vleermuizen
Uit de gegevens van de provincie Noord-Brabant (‘Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant’) is nagegaan of er in het verleden vleermuizen zijn waargenomen in de omgeving van het plangebied. In Noord-Brabant worden er met name op de hogere zandgronden in het midden en zuiden van de provincie veel vleermuizen waargenomen. In de laaggelegen graslanden en uiterwaarden komen beduidend minder vleermuizen voor. Door het veelal ontbreken van oude holle bomen worden hier weinig kraamkolonies van boombewonende soorten aangetroffen.
Mogelijke rust- en verblijfplaatsen van boom- en gebouwbewonende vleermuissoorten binnen het plangebied kunnen worden uitgesloten door de afwezigheid van zowel bebouwing als bomen, hierdoor is er geen omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet benodigd. De onderzoeklocatie maakt mogelijk deel uit van een foerageergebied en aanvliegroutes voor vleermuizen. De onderzoeklocatie blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, maar neemt mogelijk door de ingreep een fractie in kwaliteit af. Het braakliggende maïsland maakt geen onderdeel uit van een cruciale groene lijnelement. Negatieve effecten op populatieniveau zijn door de toekomstige ontwikkeling niet te verwachten.
Vogels
Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Vogelrichtlijn en de Flora- en faunawet. Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (circa maart tot en met juli) indien concrete broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.
Amfibieën
Het is aannemelijk dat in het plangebied amfibieën voorkomen als groene kikker, bruine kikker en gewone pad. Omdat het hier gaat om soorten die in grote delen van Nederland en provincie Noord-Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van een zeer beperkt leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Een Omgevingsvergunning van de Flora- en faunawet en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk. Gezien er geen grote bouwactiviteiten plaats zullen gaan vinden wordt het niet benodigd geacht om voorzorgsmaatregelen te treffen ter voorkoming van het in gebruik nemen van het plangebied door de rugstreeppad die op korte afstand is waargenomen.
Overige soortgroepen
Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (reptielen, vissen en ongewervelde), binnen de onderzoeklocatie is naar voren gekomen dat deze soortengroepen binnen het plangebied niet te verwachten zijn. Het mogelijk aantasten van de leefomgeving van de overige soortgroepen is met de voorgenomen planontwikkeling niet aan de orde.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt dan ook geconcludeerd dat er vanuit het aspect Flora- en Faunawetgeving geen belemmeringen voorzien worden ten aanzien van de voorliggende ontwikkeling.
5.3 Bedrijfshinder
Door het uitvoeren van een omgevingstoets dient beoordeeld te worden of er als gevolg van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, bestaande uit een milieugevoelige functie, geen zodanige beperkingen ontstaan voor nabijgelegen milieubelastende activiteiten dat de bedrijfsvoering hiervan onnodig wordt beperkt. Daarnaast dient beoordeeld te worden dat of ter plaatse van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat dan wel een verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd.
Een volkstuinencomplex is echter geen milieugevoelige functie. De realisatie van het volkstuinencomplex levert derhalve ten aanzien van eventuele bedrijfsvoering en/of uitbreidingsmogelijkheden van de aanwezig bedrijven geen beperking op. Verder vinden er ter plaatse van het volkstuinencomplex geen milieubelastende activiteiten plaats, waardoor het bestaande woon- en leefklimaat ongewijzigd blijft.
5.4 Geluid
Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een woning of een geluidgevoelig object gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. Een volkstuinencomplex is geen geluidgevoelig object en een akoestisch onderzoek ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling is derhalve niet uitgevoerd.
5.5 Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo'n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van grenswaarden.
Een project kan als NIBM worden beschouwd als aannemelijk is, dat het project niet leidt tot een toename van de concentraties van NO2 of PM10 van meer dan 3% van de grenswaarde. De NIBM-regeling van 3% is gekoppeld aan de vaststelling van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) omdat in dit programma hiervoor maatregelen tegenover staan die het tijdig behalen van de grenswaarden waarborgen.
Screendump NIBM-tool
De toename van het totale aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal als gevolg van het plan, bedraagt maximaal 100 bewegingen (worst-case inschatting). Na het invoeren van de verkeersgegevens blijkt uit de NIBM-tool dat de ontwikkeling de NIBM-grens niet overschrijdt.
5.6 Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Door BAKKER milieuadviezen Waalwijk is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de planlocatie Weteringweg te Waalwijk. De resultaten uit het onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Verkennend bodemonderzoek Weteringweg (percelen K142 en K143) Waalwijk ', d.d. mei 2003, met kenmerk BM/964-03. De onderzoeksrapportage is als separate bijlage (Bijlage 4) aan voorliggend bestemmingsplan toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies aangehaald.
- In de bovengrond op het gehele terrein zijn alle geanalyseerde parameters in gehalten beneden de streefwaarden aangetroffen;
- In zowel de zandige als de lemige ondergrond zijn alle geanalyseerde parameters in gehalten beneden de streefwaarden aangetroffen;
- In het grondwater uit alle 7 peilbuizen zin alle geanalyseerde parameters in gehalten beneden de streefwaarden aangetroffen.
Op basis van het onderzoek vormde de kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de aankoop van het onroerend goed in 2003. Sinds de grondtransactie zijn beide percelen in gebruik geweest ten behoeve van agrarisch gebruik. Het is niet te verwachten dat als gevolg van dit gebruik de bodem zodanig is vervuild dat deze niet in gebruik zou kunnen worden genomen voor een volkstuinencomplex.
Ten behoeve van een aanvraag omgevingsvergunning voor bouw, dient bij de omgevingsvergunning te zijner tijd een gedegen bodemonderzoek (conform NEN 5740) te worden overlegd. Dit bodemonderzoek is echter in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
5.7 Externe Veiligheid
Voor de beoordeling van het onderdeel externe veiligheid zijn bepalend het plaatsgebonden risico en het groepsrisico behorende bij een risicobron in de omgeving van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Het plaatsgebonden risico is een maat voor de kans van overlijden van een persoon in de omgeving van een risicobron. Door het aanhouden van voldoende afstand kan een aanvaardbaar veiligheidsniveau worden gegarandeerd. Voor het plaatsgebonden risico geldt een veiligheidscontour van PR 10-6 per jaar. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. Een kwetsbaar object betreft woningen en o.a. gebouwen waar mensen langdurig kunnen verblijven. Zowel de huidige locatie als de toekomstige locatie van het volkstuinencomplex is gelegen binnen het invloedsgebied van Stahl Europe, derhalve treedt er op het gebied van externe veiligheid feitelijk geen verandering op. Het Besluit externe veiligheid leidt dan ook niet tot beperkingen ten aanzien van de functiewijziging van het onderhavige plangebied.
Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, water en via buisleidingen kan gesteld worden dat het plangebied niet gelegen is in de nabijheid van een hiervoor bestemde transportroute en dat de risico's derhalve dermate gering zijn dat deze niet relevant zijn voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voorziet niet in de mogelijkheid tot de vestiging van een risicobron. De omliggende bestemmingen zijn dan ook niet van invloed op de voorziene nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Vanuit het aspect externe veiligheid kan dan ook gesteld worden dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor het initiatief.
5.8 Technische Infrastructuur
Kabels, leidingen en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan. Uit inventarisatie is gebleken dat er zich binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen relevante kabels, leidingen of straalpaden bevinden. Voor aanvang van de (graaf-)werkzaamheden wordt evenwel de exacte ligging van kabels en leidingen door middel van een KLIC-melding opgevraagd bij de betrokken leidingbeheerders.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting is gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De indeling en inhoud van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Waalwijkse bestemmingsplansystematiek. De systematiek van de regels sluiten aan bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Voor het overige is de plansystematiek gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).
6.2 Algemene Toelichting Verbeeldingen
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
6.3 Algemene Toelichting Planregels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
- Hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
- Hoofdstuk 2 (bestemmingsbepalingen), met daarin per bestemming onder meer bestemmingsregels, bouwregels en ontheffingsbevoegdheden;
- Hoofdstuk 3 (algemene bepalingen), met daarin algemene ontheffings-, wijzigings-, en gebruiksbepalingen, een procedurebepaling en een aantal min of meer standaardregels;
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotbepalingen), met daarin de overgangsbepalingen, een strafbepaling en de slotbepaling.
6.4 Toelichting Bestemmingen
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3: Groen
In verband met de landschappelijke inpassing van de bestemming 'Recreatie-Volkstuin' zijn de gronden aan de westzijde en zuidwestzijde van het plangebied opgenomen binnen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen zonder mogelijkheid tot het realiseren van gebouwen. Voor de bouwmogelijkheden van 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' zijn in de regels bouwregels opgenomen.
Artikel 4: Recreatie - Volkstuin
Het gebruik van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' richt zich op het recreatief gebruik van de gronden ten behoeve van volkstuinen. Verder is het mogelijk om een verenigingsgebouw te realiseren. De bouwmogelijkheden zijn in de bouwregels middels een maximale goot- en bouwhoogte en oppervlakte, geregeld voor gebouwen c.q. kassen, bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Artikel 5: Verkeer
In de bestemming 'Verkeer' is de ontsluitingsweg van het perceel en het parkeerterrein opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
Artikel 6: Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering
Binnen de primaire waterkeringen en de beschermingszone zijn geen gefundeerde bouwwerken toegestaan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de ontwikkeling van het volkstuinencomplex zijn de gronden in eigendom van de gemeente Waalwijk. Alle voorbereidings- en uitvoeringskosten komen voor rekening van de gemeente Waalwijk en/of de Volkstuindersvereniging Waalwijk. Over de verdeling van de kosten zijn in een anterieure overeenkomst nadere afspraken gemaakt. De kosten voor de gemeente Waalwijk zijn meegenomen binnen de ontwikkeling van de Afbouw van Haven I t/m IV. Hiertoe is een exploitatieberekening gemaakt. De berekening toont aan dat de plannen financieel haalbaar zijn.
De realisatie van het plan heeft geen aanvullende financiële consequenties voor de gemeente Waalwijk.
Tussen de gemeente en de volkstuindersvereniging zal ten behoeve van de ontwikkeling een overeenkomst gesloten worden om de voorwaarden en uitgangspunten van de verplaatsing zeker te stellen.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het onderhavige bestemmingsplan aan de daarvoor in aanmerking komende instanties toegezonden. In het kader van het vooroverleg hebben de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta een reactie ingediend. De ingekomen vooroverlegreacties hebben tot aanpassingen geleid.
De opmerking van de provincie heeft ertoe geleid dat de paragraaf over de Verordening Ruimte is aangepast met een nadere onderbouwing van de locatiekeuze het licht van de Verordening Ruimte 2014. Als gevolg van de vooroverlegreactie van het Waterschap Brabantse Delta is de waterparagraaf aangepast ten aanzien van het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen. Verder is meer aandacht geschonken aan de eisen en randvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de Keur van het waterschap.
8.2 Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan “Volkstuinencomplex Weteringweg Waalwijk” heeft tezamen met de daarop betrekking hebbende stukken, die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, met ingang van 4 april 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging heeft een ieder een zienswijze kunnen indienen.
Gedurende de termijn van terinzagelegging is er door Rijkswaterstaat één zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht. De zienswijze is in de Nota van zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan 'Volkstuinencomplex Weteringweg Waalwijk" (Bijlage 5) samengevat. Naar aanleiding van de zienswijze van Rijkswaterstaat op het ontwerp-bestemmingsplan is op de planverbeelding de beschermingszone van de primaire waterkering verbreed conform de legger van Rijkswaterstaat.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Waterparagraaf
Bijlage 3 Quickscan Flora- En Faunawetgeving
Bijlage 3 Quickscan Flora- en Faunawetgeving
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek