KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Natuur
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Koningin Wilhelmina Kazerne
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Geldende Regelingen
1.5 Procedure
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Politieacademie
2.2 De Staat
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleidskader
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
4.2 Wet Geluidhinder
4.3 Bedrijven En Milieuzonering (Wet Milieubeheer)
4.4 Bodem
4.5 Waterhuishouding
4.6 Natuur En Ecologie
4.7 Vormvrije Mer-beoordeling
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Kabels En Leidingen, Funnel En Radar
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Opleidings- En Oefencentrum Hulp- En Veiligheidsdiensten
5.3 Ruimtelijke Inrichting
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Bestemmingsplanregels
6.4 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Exploitatie
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzenprocedure
Bijlage 1 Geluid Politieacademie Locatie Ossendrecht
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Het Voorkomen Van Vleermuizen En Reptielen In Het Reconstructiegebied Van De Politieacademie Te Ossendrecht
Bijlage 4 Actualiserend Onderzoek Mertens
Bijlage 5 Motivering En Verzoek Aanpassing Groenblauwe Mantel En Ehs
Bijlage 6 Groenbeheerplan
Bijlage 7 Terreinvisie Aangepast Aan Sok
Bijlage 8 Standaardoefenkaart
Bijlage 9 Wateradvies
Bijlage 10 Ecologisch Veldonderzoek
Bijlage 11 Ehs Status Handgranaatbaan
Bijlage 12 Herbegrenzingsverzoek Nnb
Bijlage 13 Nota Zienswijzen

Politieacademie Ossendrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Woensdrecht

Vastgesteld op 21-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht met identificatienummer NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01 van de gemeente Woensdrecht;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

  1. a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht" bestaande uit 1 kaartblad met de nummers:
    1. 1. kaartblad 1: NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01;
  2. b. pdf-versie: de verbeelding van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht" bestaande uit het volgende pdf-bestand:
    1. 1. Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht kaartblad 1.pdf;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aangebouwd bijgebouw:

een met een overlap van minimaal 1,2 meter aan het hoofdgebouw, geheel of gedeeltelijk, verbonden gebouw; anders is sprake van een vrijstaand bijgebouw;

1.7 bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakten van bouwwerken voor zover deze een grotere hoogte hebben dan 1,2 meter, met dien verstande dat pergola’s, erfafscheidingen, e.d. buiten beschouwing worden gelaten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 begeleid wonen:

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uursbegeleiding);

1.13 beperkt kwetsbaar object

Onder beperkt kwetsbare objecten worden verstaan:

  1. a. woningen:
    1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en
    2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagen administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of de dakrand van het dak, dat het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.28 erfafscheiding:

scheidingsconstructie om een specifieke grens aan te geven;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gemengd:

1.30 gemengd:

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies van hoofdgroepen van bestemmingen;

1.31 gevellijn:

de als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen;

1.32 gevoelige functie

tot het kennis-, opleidings,- en trainingscentrum behorende:

  1. a. kantoren en hotelaccommodatie;
  2. b. restaurants;
  3. c. sporthallen, sportterreinen en zwembaden;
  4. d. die met bovenstaande objecten gelijk te stellen zijn uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, niet zijnde een schietbaan.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat, in architectonisch en/of functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.34 hulp- en veiligheidsdiensten

overheidsdiensten met een hulpverlenende taak bij ongevallen en rampen en/of overheidsdiensten die zorgen voor de veiligheid, waaronder:

  1. a. ambulancedienst;
  2. b. brandweer;
  3. c. defensie;
  4. d. politie;
  5. e. en hiermee vergelijkbare overheidsdiensten, maar in geen geval particuliere en zelfstandig opererende instanties;

1.35 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.36 kantine:

aan sportactiviteiten ondergeschikte horecavoorziening;

1.37 kennis-, opleidings,- en trainingscentrum

instelling of bedrijfsonderdeel gericht op:

  1. a. kennisontwikkeling, onderzoek en onderwijs inzake de toepassing van kennis in de praktijk en verspreiding en verdieping van kennis;
  2. b. het verstrekken van opleiding;
  3. c. het oefenen in een bepaalde vaardigheid;

voor overheidsdiensten of direct aan de overheid gelieerde instanties, maar in geen geval particuliere en zelfstandig opererende instanties;

1.38 kwetsbaar object

Onder kwetsbare objecten worden verstaan:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2°. scholen, of
    3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    2°. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd,
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.39 maatschappelijk(e voorzieningen):

religieuze, onderwijs- (inclusief crèches en kinder- en buitenschoolse opvang) educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, begeleid wonen, voorzieningen voor het openbaar bestuur, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 militair terrein

een terrein dat gebruikt wordt door defensie;

1.41 militaire zaken

administratieve faciliteiten, kantoor, onderwijs en opleiding ten behoeve van defensie;

1.42 oefendorp:

een verzameling gebouwen en/of objecten in de vorm van bebouwde en onbebouwde omgevingen zoals een dorp, een bedrijventerrein, stationsgebied of daarmee vergelijkbare omgevingen, dat door hulp- en veiligheidsdiensten wordt benut voor trainingen en oefeningen om vertrouwd te raken met crisissituaties in die omgeving;

1.43 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.44 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

1.45 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.46 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 standplaats

plaats waar een hulp- of veiligheidsdienst verblijft en/of werkzaamheden verricht;

1.49 voorgevel:

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aan de straatzijde of het openbaar gebied;

1.50 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of wegverkeer;

1.51 vrijstaand bijgebouw:

een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw; een bijgebouw dat een overlap van minder dan 1,2 meter met het hoofdgebouw heeft wordt aangemerkt als een vrijstaand bijgebouw;

1.52 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.53 wet / wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.55 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.56 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
  2. b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. c. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  4. d. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  5. e. de horizontale diepte van een gebouw:
    de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
  6. f. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  7. g. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  8. h. de verticale diepte van een gebouw:
    de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals, balkons, erkers, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, luifels, overstekende daken, plinten, pilasters, schoorstenen ventilatiekanalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt;

bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dat 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakopbouw(en) als goothoogte respectievelijk bouwhoogte aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten': een kennis-, opleidings,- en trainingscentrum en bijbehorende standplaats ten behoeve van hulp- en veiligheidsdiensten, waaronder mede worden verstaan:
    1. 1. inpandige en uitpandige oefenaccommodaties;
    2. 2. oefendorpen, stormbanen en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
    3. 3. schietbanen;
    4. 4. onderwijsvoorzieningen;
    5. 5. verblijfsaccommodaties voor cursisten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- explosievenoefenlocatie ': uitsluitend voor het gebruik als oefenlocatie voor explosieven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bos': tevens het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' tevens voor de instandhouding van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarde;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde': uitsluitend voor de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende cultuurhistorisch waardevolle groenelementen, natuur- en ecologische waarden alsmede het belang van de waterhuishouding in relatie tot ecologische waarden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'militair oefenterrein terrein': tevens voor militair terrein;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'militaire zaken': tevens voor militaire zaken;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'water': uitsluitend voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en de waterberging;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot': tevens voor een munitiedepot;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij': tevens voor de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende cultuurhistorisch waardevolle bomenrijen;
  11. k. waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. erven en tuinen;
  2. m. speelvoorzieningen;
  3. n. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen;
  4. o. bestemmingsvlakken verbonden door de figuur 'relatie' worden geacht gezamenlijk één bestemmingsvlak te vormen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van directe omgeving);
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid;
  6. f. de parkeerruimte op eigen terrein.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. voet- en fietspaden;
  2. c. infrastructurele voorzieningen;
  3. d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming natuur zoals omschreven in artikel 4.1 lid a, mits dit geen aantasting van het NNB tot gevolg heeft;
  3. c. een zend- en ontvangstinstallatie is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' toegestaan met dien verstande dat alleen zend- en ontvangsinstallaties die ten tijde van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht aanwezig zijn, zijn toegestaan;
  4. d. de hoogte van zend- en ontvangstinstallaties mag niet meer dan 20 meter bedragen;
  5. e. de hoogte van uitzichttorens voor de brandwacht mag niet meer dan 20 meter bedragen;
  6. f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  2. b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het gebruik van explosieven en munitie;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het uitvoeren van de volgende werkzaamheden: draineren, onderbemalen, graven van sloten, diepploegen en indrijven.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

6.2 Bestaande afstanden en maten

  1. a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag mag, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits er wordt voldaan aan de kwaliteitsverbetering van het landschap als bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening Ruimte Noord-Brabant;
  2. b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  5. e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken, geen gebouwen zijnde en van communicatievoorzieningen, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking artikel 9.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het in artikel 9.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt.

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het in artikel 9.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Aanleiding

De gemeente Woensdrecht wenst te beschikken over actuele bestemmingsplannen. De vigerende regeling voor de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is weliswaar opgenomen in een beheersverordening, aan die verordening zijn echter de voorheen geldende vier bestemmingsplannen gekoppeld. Dit biedt onvoldoende juridisch-planologische ruimte voor de beoogde ontwikkelingen (zie ook paragraaf 1.4).

Doel

Het nieuwe bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht betreft een in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan ter bevestiging van het bestaande gebruik. Het bestemmingsplan biedt voorts ruimte voor versterking van de locatie als kennis-, opleidings- en trainingscentrum van hulp- en veiligheidsdiensten. Dit kan enige intensivering betekenen ten opzichte van het huidige actuele gebruik van het deelgebied Defensie (eigendom van de Staat) door ingebruikname door de Politieacademie. In het kader hiervan is tevens sprake van een deels ontwikkelingsgericht bestemmingsplan.

De inhoud van de regeling is afgestemd op het Handboek digitale ruimtelijke plannen van de gemeente, de Wro en de Wabo en voorziet daarmee in een zo uniform mogelijke en actuele regeling.

1.2 Koningin Wilhelmina Kazerne

De voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is gesitueerd aan de Putseweg te Ossendrecht. In 1993 is de Koningin Wilhelmina Kazerne gesloten. Daarna zijn de gronden en de gebouwen beschikbaar gekomen voor een nieuwe functie. Thans zijn er twee gebruikers/eigenaren van het oorspronkelijke kazerneterrein.

  • De Politieacademie is gevestigd aan de westzijde van het plangebied.
  • Het deelgebied van de Staat is in gebruik bij Defensie, gelegen in het (zuid)oostelijk deel.

Voorheen was de Parnassia Bavogroep aan de Putseweg gevestigd. Inmiddels zijn de gronden in eigendom gekomen van de Politieacademie. Het gebruik door PBG is beëindigd. Mogelijk neemt de Politieacademie in de toekomst ook het gedeelte van de Staat in gebruik. Hierna wordt per deelgebied kort een beschrijving van de bestaande en beoogde situatie gegeven.

Deelgebied Politieacademie

De Politieacademie is gevestigd aan de Pannenhoef 19 te Ossendrecht. De gronden zijn in eigendom. Door ruimtegebrek op het "1e" eigen terrein (figuur 1.1 onder A), is in 2006 een deel van het oorspronkelijke kazerneterrein (oefeningen en opslag) bij de Politieacademie in eigendom en gebruik genomen. Op het huidige eigen terrein is de afgelopen jaren uitbreiding van de hotelaccommodaties voor studenten gerealiseerd. Ook is er op enige afstand van het academiegebouw een bivakvoorziening met 100 bedden gerealiseerd. De in de zuidwesthoek gelegen handgranatenbaan is in gebruik voor oefensituaties met explosieven.

Als gevolg van maatschappelijke ontwikkeling is het voor hulp- en veiligheidsdiensten en vergelijkbare overheidsinstanties gewenst te beschikken over goed uitgeruste oefenaccommodaties en oefenlocaties. De gronden van het resterende deel van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne, bieden hiervoor ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Indeling terrein Politieacademie

Deelgebied van de Staat

Op het deelgebied dat in eigendom is van de Staat, in gebruik bij Defensie, staan de voormalige kazernegebouwen, waaronder legeringsgebouwen, met het exercitieterrein. Incidenteel wordt het deelgebied gebruikt voor oefeningen door hulp- en veiligheidsdiensten en daarmee vergelijkbare overheidsdiensten. In de toekomst wordt dit deelgebied mogelijk toegevoegd aan de Politieacademie.

1.3 Ligging Plangebied

Figuur 1.2 geeft de ligging en begrenzing van de locatie weer, aan de zuidoostzijde van de kern Ossendrecht. Kenmerkend is de ligging binnen het gebied Brabantse Wal. Het gebied wordt volledig omgeven door bosgebied. De N289, ten oosten van het plangebied, doorsnijdt dit bosgebied. Het bos- en natuurgebied ten oosten van de N289 werd tot 1996 gebruikt als militair oefenterrein.

Door de bosstructuren heeft de locatie visueel een besloten karakter. In het gebied is bebouwing aanwezig van de Politieacademie en de voormalige kazernegebouwen. In de omgeving van het plangebied bevinden zich incidenteel solitaire woonbebouwing en agrarische bebouwing langs de N289.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Ligging en begrenzing locatie

Bij de begrenzing van het bestemmingsplan is aangesloten op:

  • de plangrenzen van de vigerende beheersverordening, ontleend aan de oorspronkelijke bestemmingsplannen;
  • de grenzen van de in gebruik zijnde deelgebieden.

1.4 Geldende Regelingen

Voor het plangebied geldt de Beheersverordening Politieacademie (26 juni 2013). De beheersverordening is opgebouwd uit voorheen geldende bestemmingsplannen. In tabel 1.1 is een overzicht opgenomen van de geldende regelingen voor het plangebied.

Tabel 1.1. Overzicht oorspronkelijke regelingen

Bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Buitengebied Putte 1978 7 november 1978 20 januari 1984
Opleidingsinstituut Gemeentepolitie 1981 5 november 1965 13 april 1966
Partiële wijziging '67 II van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 5 november 1965 13 april 1966
Partiële wijziging '67 V van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 22 december 1967 24 juli 1968
Buitengebied 1988 17 december 1998 29 juni 1999

De beheersverordening is als volgt opgezet.

  • Algemeen
    In de planregels van de beheersverordening zijn de vigerende voorschriften of planregels van de bestemmingsplannen opnieuw van toepassing verklaard, alsmede de verleende vrijstellingen, ontheffingen en/of afwijkingen. De bestemmingsplannen zijn daarom nog indirect vigerend.
  • Begrippen
    In de begrippen zijn enkele mutaties toegevoegd per voormalig bestemmingsplan. Dit betreffen noodzakelijke mutaties om de toepasbaarheid van de beheersverordening ten opzichte van het bestemmingsplan te verankeren.
  • Bestemmingsregels
    De vigerende bestemmingsplannen, alsmede de verleende vrijstellingen / ontheffingen en/of afwijkingen blijven van overeenkomstige toepassing in het besluitgebied. Deze zijn aangevuld dat een aanleg(omgevings)vergunning noodzakelijk is om de in de beschermde natuurlijke gebieden bepaalde activiteit uit te voeren.
  • Algemene regels
    De algemene afwijkingsbevoegdheden uit de gemeentelijke standaard, zijn eveneens van toepassing verklaard, dit ter vervanging van hetgeen in de bestemmingsplannen reeds opgenomen is.
  • Overgangs- en slotregels
    In het Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van de beheersverordening kunnen worden aangehaald.

Ten aanzien van het gebruik geldt het volgende.

  • De beoogde intensivering op het terrein van de Politieacademie past in beginsel binnen de beheersverordening.
  • Het gebruik van het voormalige kazerneterrein als oefenterrein door de Politieacademie is ook toegestaan op basis van overgangsrecht.
  • De beoogde veranderingen (sloop en (ver)nieuwbouw) van de opstallen op het terrein van de Koningin Wilhelmina Kazerne (het huidige defensieterrein) kunnen niet plaatsvinden zonder een planologische procedure, omdat er dan gebouwd zou worden voor een functie waarvoor de gronden niet (specifiek) zijn bestemd.

Actualisering van de geldende regeling in het voorliggende bestemmingsplan is noodzakelijk in verband met afstemming op:

  • een actueel planologisch regime;
  • de Wro en Wabo;
  • de actuele en beoogde bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden.

1.5 Procedure

Het voorontwerpbestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht heeft in 2012 de inspraak- en overlegprocedure doorlopen. Nadien is tussen de grondeigenaren en oorspronkelijke gebruikers (Politieacademie, Staat en Bavogroep) overleg gevoerd over de toekomstige situatie. Dit heeft geresulteerd in verwerving van het PBG-deelgebied door de Politieacademie (2014). Voorts is het de wens dat het gedeelte van Defensie, binnen enkele jaren ook in eigendom van de Politieacademie komt. De besprekingen hiervoor zijn de afgelopen periode gevoerd en vervolgens zijn hiertoe de benodigde overeenkomsten getekend.

In deze periode heeft ook aanpassing van de EHS-begrenzing plaatsgevonden. Daarvoor zijn afzonderlijke rapportages opgesteld op basis waarvan overleg is gevoerd met de provincie. Dit heeft geresulteerd in overeenstemming over de aanpassing van de begrenzing.

Een en ander verklaart de tijd die ligt tussen de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan en de huidige terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De tussentijdse bijstellingen op het gebied van beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Dit heeft verder geen invloed gehad op de opzet van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

De plantoelichting heeft de volgende opbouw.

  • Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie.
  • In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid samengevat weergegeven. Hierbij komen het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid aan bod.
  • Hoofdstuk 4 bevat een weergave van de onderzochte planologisch relevante uitvoeringsaspecten. Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten, zoals: wegverkeerslawaai, bodem en (grond)water, archeologie, landschap, flora- en fauna, externe veiligheid en dergelijke.
  • In hoofdstuk 5 wordt het ruimtelijk beleid voor het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven. Ten slotte is aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 7 is ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 8 omvat de resultaten van de procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de huidige ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de huidige functie in het algemeen, de ligging en ontsluiting.

De locatie kent twee grondgebruikers:

  • de Politieacademie;
  • de Staat.

In het navolgende wordt per grondgebruiker de huidige situatie beschreven.

2.1 Politieacademie

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Politieacademie situatie 2016 (bron: Google-Earth 2016)

Algemeen

De Politieacademie verzorgt opleidingen voor de Nederlandse politie en daaraan gelieerde organisaties. Voorts verricht de Politieacademie onderzoek, ontwikkelt strategieën en geeft advies op het vlak van de openbare orde en gevaarbeheersing. De Nederlandse politie beschikt hierdoor over de meest actuele vaardigheden en kennis op dit gebied.

Aan de Putseweg was tot 2014 PBG gevestigd in het voormalige officiershotel van de Koningin Wilhelmina Kazerne. Dit gebouw is inmiddels gesloopt. De Politieacademie gaat het gebied in gebruik nemen.

Ligging en context

Het kennis-, opleidings- en trainingscentrum is gevestigd aan de Pannenhoef (figuur 2.1). Het terrein, dat in eigendom is van de Politieacademie, is aan de west-, zuid- en oostzijde in meer of mindere mate ingesloten door bos. Aan de noordzijde ligt open agrarisch gebied en op enige afstand de N289. De gronden liggen enigszins afzijdig van de N289. Vanaf de N289 is het hoofdgebouw van de Politieacademie zichtbaar. De oefenfaciliteiten zijn door het hoofdgebouw en omliggende bebossing aan het zicht vanaf de openbare weg onttrokken.

Aan de zijde van de Putseweg staan enkele gebouwen met ernaast een parkeerterrein.

Ontsluiting

Het gebied wordt ontsloten vanaf de Pannenhoef en is door middel van een toegangshek en slagbomen beveiligd. Parkeren vindt plaats aan de noord- en westzijde van het hoofdgebouw. Het terrein van de Politieacademie wordt gekenmerkt door een rationele interne verkeersontsluiting.

Het oorspronkelijke PBG-terrein was via de poort aan de Putseweg ontsloten door middel van een parallelweg langs de N289 (Putseweg). Het relatief grote parkeerterrein is nog aanwezig, maar wordt tegenwoordig niet als zodanig gebruikt.

Ruimtelijk-functionele structuur

Het terrein is functioneel en doelmatig opgezet.

  • De entree (toegangspoort) van de Politieacademie bevindt zich aan de noordwestzijde van het terrein. Bij de entree ligt tevens het hoofdparkeerterrein met 210 parkeerplaatsen.
  • Langs de noordgrens staat het hoofdgebouw van de Politieacademie. Het gebouw bestaat uit een centrale hal waaraan verschillende vleugels zijn gekoppeld. In de vleugels van het gebouw zijn de verblijfsaccommodaties en eetzalen, kantoren en leslokalen, sport- en trainingsfaciliteiten gevestigd.
  • Aan de randen van het terrein zijn achter het hoofdgebouw, de diverse oefenaccommodaties (stormbanen, oefendorpen) gelegen.
  • Er was niet of nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Inmiddels is een blusvijver aangelegd. Ook wordt een natte ecologische verbindingszone gerealiseerd (zie paragraaf 5.3) .

De Politieacademie maakt enerzijds deel uit van het rationeel geometrische stedenbouwkundige gebouwenensemble en inrichting van de open ruimte van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne met het strakke, geometrische patroon. Anderzijds wijken de nieuwe gebouwen qua structuur hiervan af.

In 2006 heeft de Politieacademie reeds een aanzienlijk deel van het voormalige Koningin Wilhelmina Kazerneterrein in eigendom verworven en in gebruik genomen:

  • oefenterreinen;
  • gebouwen voor opslag, onder andere voor munitie;
  • gebouwen voor oefeningen, zoals schietbanen.

De gebouwen aan de Putseweg passen in het patroon van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne. Het terrein is slechts in bescheiden mate bebouwd met magazijngebouwen van de Koningin Wilhelmina Kazerne.

De Politieacademie is door hekken gescheiden van het overgebleven deel van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne. Er is hierdoor momenteel geen ruimtelijk-functionele relatie.

2.2 De Staat

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2. Voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne situatie 2016 (bron: Google-Earth 2016)

Algemeen

De Koningin Wilhelmina Kazerne is in 1956 door Defensie in gebruik genomen en in 1993 gesloten. Daarna zijn de gebouwen nog enige tijd gebruikt als asielzoekerscentrum. Na de sluiting van het asielzoekerscentrum zijn de gebouwen van de Koningin Wilhelmina Kazerne buiten gebruik gesteld, met als gevolg dat het complex niet meer is onderhouden. De Staat is eigenaar van de gronden.

Ligging en context

De Koningin Wilhelmina Kazerne is gelegen direct aan de N289 (Putseweg). Het terrein is omgeven door een omheining en omsloten door bebossing. De oppervlakte bedraagt circa 25 hectare.

Ontsluiting

De locatie is via een poortgebouw aan de noordoostzijde, rechtstreeks ontsloten vanaf de Putseweg. Hier is ook een klein parkeerterrein aanwezig. Het gebied heeft een kenmerkende, sterk rationele interne ontsluiting.

  • De Politieacademie maakt soms gebruik van een deel van de gronden van de Staat. De politieacademie kan evenwel niet rechtstreeks vanaf de eigen gronden het kazerneterrein bereiken, anders dan met toestemming van de beheerder. Ontsluiting van deze gronden verloopt via het wegenpatroon op het terrein van de Staat.
  • Het deel waar PBG was gevestigd, is functioneel afgescheiden van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne.

Ruimtelijk-functionele structuur

De ruimtelijke opbouw kan als volgt worden beschreven.

  • De entree bevindt zich aan de noordzijde van het terrein.
  • De opzet van de kazerne is gebaseerd op een strak geometrisch grid. Op efficiënte wijze zijn destijds de gebouwen van de Koningin Wilhelmina Kazerne binnen dit grid gesitueerd.
  • Aan de zuidoostzijde van het kazerneterrein ligt centraal het grote, langgerekte rechthoekige exercitieplein, met haaks daarop in rijen de voormalige verblijfsaccommodaties voor de militairen. Op de kop van het exercitieplein staat het voormalige schoolgebouw / de bioscoop.
  • Aan de noordwestzijde van het terrein staan de voormalige werkplaatsen, het restaurant en de munitiebunkers.
  • Het strakke geometrische patroon is geaccentueerd door de robuuste groenstructuur.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

  • Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Alleen zo kan Nederland zich economisch blijven meten met andere landen. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.
  • Om goed op deze ontwikkelingen en opgaven in te spelen, is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit.
  • Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten.
  • Het roer moet om in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt daarin leidend. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
  • De locaties voor militaire activiteiten ten behoeve van de krijgsmacht vormen een nationale verantwoordelijkheid. Het Rijk wil voldoende ruimte bieden voor deze activiteiten voor gereedstelling en instandhouding. Deze activiteiten hebben daarbij soms beperkende gevolgen voor andere ruimtelijke functies en zij dienen dan ook zorgvuldig te worden ingepast.

Besluit ruimtelijke ordening: ladder duurzame verstedelijking

Bepaling

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat de toelichting van een bestemmingsplan, waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Toetsing hieraan borgt een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen. Deze toetsing wordt aangeduid als de "Ladder voor duurzame verstedelijking".

Het geldende bestemmingsplan biedt ruimte voor toevoeging van gebouwen. In het nieuwe bestemmingsplan is een vergelijkbare ontwikkelingsruimte opgenomen. De bebouwingspercentages en hoogtematen zijn hetzelfde gebleven. In dat opzicht is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De toelaatbaarheid van functies is gemoderniseerd. Dat kan aanleiding zijn voor de opvatting dat er wel sprake is van een stedelijke ontwikkeling waarop de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Hierna wordt ongeacht de verschillende interpretatiemogelijkheden getoetst aan de relevante bepalingen omtrent de duurzaamheidsladder.

Gebruik plangebied

Op zichzelf worden de mogelijkheden die de oorspronkelijke bestemmingsplannen bieden voor het gebruik en het bouwen in dit nieuwe bestemmingsplan overgenomen. Het gebruik van het gedeelte van de Politieacademie is daarin het meest intensief. In dat gebied staan ook de nieuwere gebouwen in vergelijking met het gedeelte van de Staat.

Het gedeelte van de Staat wordt periodiek gebruikt met een diversiteit aan functies. Ook de Politieacademie benut dat gedeelte voor activiteiten. Voorheen was de Parnassia Bavogroep aan de Putseweg gevestigd. De gebouwen en gronden werden relatief intensief gebruikt. Het gedeelte van het voormalige Parnassia Bavogroep is toegevoegd aan de Politieacademie en wordt als zodanig in gebruik genomen.

Behoefte aan de Politieacademie in Ossendrecht

De locatie in Ossendrecht heeft de functie van kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Dit is het centrum voor de politieorganisatie en andere hulp- en veiligheidsdiensten op het terrein van gevaar- en crisisbeheersing. Hieraan bestaat behoefte. Die behoefte manifesteert zich op landelijk niveau. De politieorganisatie heeft geen andere, vergelijkbare locaties beschikbaar.

De Politieacademie in Ossendrecht is in dat opzicht uniek. Er is ruimte voor het realistisch oefenen en trainen, in teamverband en groter verband, in een waarheidsgetrouwe omgeving voor training van praktijksituaties. Uniek is ook de ligging van een groot oefenterrein in een bosrijke en afgeschermde omgeving.

Elders in Nederland worden terreinen afgestoten volgens een zorgvuldig gevoerd beleid. In dat kader wordt voortdurend gezocht naar vervangende functies. Ook in Noord-Brabant vinden dergelijke ontwikkelingen plaats, zoals afstoten van terreinen. Tegelijkertijd wordt het gebruik van andere terreinen geïntensiveerd. Het rijksbeleid is gericht op het voorkomen van langdurige leegstand, waar ook in Noord-Brabant of in Nederland. De verdere aanpassing van de Politieacademie staat dus niet op zichzelf; er is sprake van een samenhangend beleid vanuit de rijksoverheid.

Benutting bestaand stedelijk gebied

Het plangebied ligt buiten het stedelijk gebied zoals door de provincie Noord-Brabant is aangeduid in de Verordening Ruimte. Relevant is dat de Politieacademie in Ossendrecht is gevestigd ter plaatse van een gebied dat reeds decennialang een functie vervult voor hulp- en veiligheidsdiensten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van autovervoer of groepsvervoer.

De inrichting van het gebied wordt steeds aangepast aan nieuwe praktijksituaties. Daar waar nodig wordt de bebouwing aangepast. Dat is een doorlopend proces. Tevens is reeds langere tijd sprake van een steeds grotere samenhang van de activiteiten in het gebied. Zoals aangegeven, vindt voortdurend afstemming plaats van activiteiten en inrichting van het gebied op de behoefte die bestaat aan kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. De invulling van dit centrum gaat steeds met de tijd mee wat betreft de ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen.

Vanuit de Rijksoverheid is de Politieacademie de unieke locatie in Nederland voor het kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Het benutten van deze locatie voor deze activiteiten is dan ook noodzakelijk. Er is geen andere locatie beschikbaar.

Conclusie

Reeds decennialang wordt het gebied benut als centrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Steeds zijn het gebruik en inrichting van het gebied afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving. Daarbij zijn de unieke ligging en de oefen- en trainingsmogelijkheden onderscheidend geweest ten opzichte van andere locaties. In Nederland zijn voor de Politieacademie geen andere vergelijkbare locaties beschikbaar. Vandaar dat de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt, ontleend aan de oorspronkelijke bestemmingsplannen, passen binnen de ladder van duurzame verstedelijking.

Tweede Structuurschema Militaire Terreinen

  • Het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is een planologische kernbeslissing die de hoofdlijnen bevat van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen.
  • Instandhouding en ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden is uitgangspunt. Hierbij is de voorlopige versie van de landelijke natuurdoelenkaart het uitgangspunt.
  • Met oog op beheerskosten en doelmatig ruimtegebruik wordt niet meer terrein aangehouden dan nodig. Door de herstructurering en verkleining van de krijgsmacht kan opnieuw van een aanzienlijk deel van de oefenterreinen de militaire functie worden beëindigd. Het gaat om ruim 4.600 ha van de ruim 16.000 ha. De oefenbehoefte van de krijgsmacht is uitgangspunt voor de ruimtebehoefte in dit SMT-2.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro is in artikel 2.10.2, lid 2 een regeling opgenomen waarbij militaire terreinen zijn uitgezonderd van de EHS-regelgeving. Die terreinen zijn in een afzonderlijk besluit weergegeven. Het KWK-terrein is niet als zodanig aangewezen.

Toetsing

Het Rijksbeleid biedt ruimte aan ontwikkelingen, zeker daar waar hergebruik aan de orde is van bestaande functies/bebouwing. Inspelen op de behoefte die bestaat krijgt prioriteit. Afstemming op de omgeving is noodzakelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ruimte die door de rijksoverheid wordt beoogd, afgestemd op de omgeving.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO)

Beleidskader

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals:

  • economie;
  • mobiliteit
  • sociale zaken;
  • cultuur;
  • milieu en natuur.

Voorafgaand aan de structuurvisie is geconcludeerd dat het vigerende ruimtelijke beleid nog steeds actueel is en daarom ongewijzigd blijft.

Hoofdlijnen

Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie de ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In de sturing biedt de provincie gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.

De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie af komen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. Dit is vertaald in 13 provinciale ruimtelijke belangen. Relevant ten aanzien van de ligging van de locatie zijn:

  • een robuust en veerkrachtig natuursysteem;
  • concentratie van verstedelijking.

Robuust en veerkrachtig natuursysteem

Naast vergroten en verbinden van natuur kiest de provincie voor het verbeteren van de ruimtelijke en milieucondities van natuur. Vooral de kwaliteit van natuurgebieden zelf maar ook de biodiversiteit daarbuiten wordt hiermee versterkt.

Concentratie van verstedelijking

Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.

Sturingfilosofie

Hierbij wordt als sturingsfilosofie "samenwerken aan kwaliteit" gehanteerd: samen met andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties vormgeven aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie richt zich primair op ontwikkelingen van bovenlokale schaal en betekenis.

Uitwerking

De provincie heeft de structuurvisie uitgewerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren:

  • groenblauwe structuur;
  • landelijk gebied;
  • stedelijke structuur;
  • infrastructuur.

In de structuren staat hoe de provincie aankijkt tegen de ontwikkeling van functies. In de Uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is beschreven welke instrumenten de provincie in zet om de doelen uit de structuurvisie te realiseren. De Uitvoeringsparagraaf wordt periodiek herzien.

Kaarten

De structuurvisie bevat vijf kaartbeelden en enkele ondersteunende illustraties. Er gaat hiervan geen directe werking uit richting gemeentelijke besluitvorming. Als de provincie het van belang vindt dat een bepaalde aanduiding doorwerkt naar gemeentelijke besluitvorming, dan zet de provincie het instrument verordening in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0005.png"

Figuur 3.1. Uitsnede SVRO

Gebiedspaspoort

Een specifiek onderdeel van de structuurvisie is het Gebiedspaspoort. Dit is een uitwerking van de structuurvisie dat als een apart document is vastgesteld. Het gebiedspaspoort bevat de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan.

Gebiedsagenda: Brabantse Wal

De Brabantse Wal ligt in het zuiden van West-Brabant. Door de strategische ligging tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen, en de infrastructurele verbindingen hiermee, is het gebied bijzonder interessant voor economische activiteiten. Bovendien is de Brabantse Wal aantrekkelijk om te wonen en te recreëren, onder andere vanwege de bijzondere geomorfologie en de relatie met het omliggende landschap. Een groot deel van de Brabantse Wal is Natura 2000-gebied.

De provincie heeft de Brabantse Wal benoemd als provinciaal landschap. De landschapskenmerken en karakteristieke flora en fauna geven de Brabantse Wal een eigen identiteit. Een identiteit waarin ook (cultuur)historie en tradities een rol spelen en die de provincie - samen met de streek - wil versterken. De Brabantse Wal wordt zo op den duur (h)erkend als een bijzonder landschap waarin het prettig wonen, werken en recreëren is.

Toetsing

De bestendiging en herinvulling van het voormalige militaire complex als kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten, is passend in het provinciaal beleidskader. Ook de bescherming van natuur door het opnemen van de bestemming natuur en de te beschermen groenstructuur geven invulling aan het ruimtelijk beleid.

Verordening Ruimte

Kaarten

De locatie is in de verordening (deelgebied 5) als volgt aangeduid.

  • De locatie maakt geen deel uit van bestaand stedelijk gebied of een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.
  • De locatie maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur, behoudens enkele gebouwen en open ruimten op het complex.
  • De locatie is niet aangewezen voor waterberging.
  • De locatie heeft deels een aanduiding extensiveringsgebied voor intensieve veehouderij in West-Brabant.
  • De locatie is niet opgenomen in een glastuinbouw- en glasboomteeltgebied.
  • De locatie ligt buiten het waterbeschermingsgebied.
  • De locatie is niet langer aangewezen als complex van cultuurhistorisch belang en ligt aan de rand van een aardkundig waardevol gebied (overzijde Putseweg).
  • De locatie is opgenomen in de groenblauwe mantel. Het agrarisch gebied grenzend aan de Politieacademie (omgeving van het plangebied), is als beheersgebied ecologische structuur aangeduid.

Toetsing

Ecologische Hoofdstructuur / Groenblauwe mantel

Gronden binnen het plangebied zijn aangeduid als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB, voorheen EHS. Zie ook paragraaf 4.6). Het betreft de handgranaatbaan en groenstructuren/groenelementen op een groot deel van het terrein. Dit betreft ook locaties waar in de huidige situatie gebouwen staan en parkeerterrein aanwezig is. Op grond van een intensief overleg met de provincie is een analyse gemaakt van de aanduiding van de EHS en de feitelijk planologisch vergunde situatie. Op grond van deze analyse is, na ambtelijk overleg met de provincie, door de gemeente een verzoek voor wijziging van de begrenzing van de EHS en Groen Blauwe mantel bij de provincie ingediend (zie bijlage 5). Op grond van dit verzoek is de EHS in het provinciale besluit omtrent de EHS-begrenzing (juli 2014) aangepast. De gronden die in het vastgestelde provinciale beleid de status van EHS hebben gekregen, zijn in het voorliggende bestemmingsplan van de bestemming Natuur voorzien.

De handgranaatbaan was in gebruik bij defensie en is in gebruik gebleven voor oefensituaties voor de Politieacademie. Het betreft oefensituaties met explosieven. In de praktijk worden constructies neergezet, veelal tijdelijk, waarbij het gebruik van explosieven voor het verkrijgen van toegang tot gebouwen wordt nagebootst. Het gaat om oefeningen die op deze locatie, centraal gelegen in dit gebied, meerdere keren per week plaatsvinden in relatief kleine groepen. Het betekent in feite een uitplaatsing van activiteiten die elders in het gebied van de Politieacademie plaatsvonden.

Het oefenen op de handgranaatbaan is nodig om een aanzienlijk grotere afstand te kunnen aanhouden tot andere oefenlocaties. Hiermee worden onderlinge verstoringen tussen oefeningen zonder explosies en oefeningen met explosies voorkomen. Een belangrijk ander voordeel is dat de locatie op een aanzienlijk grotere afstand is gelegen van omliggende woningen. De afstand tot de meest nabij gelegen woningen wordt vergroot van 100 meter naar 300 meter.

Het betreft een relatief kleinschalige locatie waar de oefeningen plaatsvinden. De oppervlakte hiervan bedraagt 3.327 m2. Deze locatie wordt niet, zoals aanvankelijk in de bedoeling lag, omgezet naar natuur. Het betreft een zeer specifiek gebruik waardoor het een incidenteler karakter heeft in vergelijking met andere oefenlocaties. De locatie ligt geïsoleerd binnen een natuurlijke omgeving, die hiervan geen onevenredige invloed ondervindt. Voorts blijft nog altijd ruim 1,2 ha toevoeging aan de provinciale EHS in stand door de omzetting van de maatschappelijke bestemming naar een natuurbestemming. Dit alles overziende is het gerechtvaardigd de oorspronkelijke maatschappelijke bestemming, die vergaand is ingeperkt in gebruiksmogelijkheden, te behouden. In bijlage 11 is nader ingegaan op de invloed van het gebruik van de handgranaatbaan op de EHS.

Verstedelijking

Niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen kunnen zich in de groenblauwe mantel en agrarisch gebied uitbreiden en zich vestigen, mits er bij vestiging sprake is van hergebruik van een bestaande locatie als bedoeld in artikel 1.2.1. van de verordening (zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit).

De versterking van kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten sluit aan op het streven naar het efficiënt gebruik maken van de beschikbare locatie. Het betreft niet bezoekersintensieve voorzieningen. Er is tevens geen sprake van een baliefunctie; opleidingen aan de Politieacademie vindt in een gesloten, niet openbaar toegankelijke en beveiligde omgeving plaats.

Vanuit ruimtelijke overwegingen is geen sprake van aantasting van het landelijke gebied: er wordt gebruik gemaakt van beschikbare, reeds bebouwde omgeving. Zo nodig wordt de bebouwing geamoveerd en aangepast aan de eisen.

Extensiveringsgebied intensieve veehouderij

Er is geen sprake van intensieve veehouderij. Verdere toetsing kan achterwege blijven.

Standpunt van de provincie

De provincie heeft in het kader van de overlegprocedure bekeken hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, zoals de provincie heeft bericht, geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

3.3 Gemeentelijk Beleidskader

StructuurvisiePlus

De StructuurvisiePlus is een strategisch document waarin wordt gestreefd naar versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De kern van de methodiek van de StructuurvisiePlus betreft het gescheiden opstellen van het Structuurbeeld (duurzame component) en het Programma (tijdelijke component).

Het Structuurbeeld

Het Structuurbeeld van de Structuurvisie Plus Woensdrecht is opgebouwd uit de volgende delen.

  • Een duurzame ondergrond, waarin de duurzame, niet veranderbare aspecten geologie, geomorfologie, bodem en cultuurhistorie worden weergegeven.
  • Twee kanskaarten.
    1. 1. Groen blauw gele kanskaart: de dynamische systemen water, natuur, landbouw en extensieve recreatie komen in de groen-blauw-gele kanskaart aan de orde. Daarbij zijn de kwaliteiten en potenties van deze systemen op structuurniveau weergegeven.
    2. 2. Rode kanskaart: de verstedelijkingspatronen komen aan de orde op de rode kanskaart. Daarbij zijn de "rode" kwaliteiten en potenties aangegeven op basis van een gedetailleerde analyse van het gebied.
  • Beide kanskaarten zijn gebaseerd op de duurzame ondergrond, maar kunnen onderling conflicterend zijn. Het Structuurbeeld ontstaat na een confrontatie en integratie van de kwaliteiten en potenties van de groen-blauw-gele kanskaart met de kwaliteiten en potenties van de rode kanskaart.

Het Programma

Het Programma gaat expliciet in op de ontwikkelingen en wensen ten aanzien van de sociaal-economische aspecten in de gemeente:

  • de meest wenselijke bevolkingssamenstelling;
  • het werkgelegenheidsprofiel;
  • ontwikkelingen ten aanzien van landbouw, recreatie, voorzieningen en mobiliteit.

Het Actieprogramma

In de confrontatie tussen Structuurbeeld en Programma zijn keuzes geconcretiseerd.

  • De hoofddoelstelling is dat de integrale ruimtelijke kwaliteiten en de identiteit van het gebied worden versterkt.
  • In het Actieprogramma is een prioriteitenschema opgenomen. Het prioriteitenschema geeft aan op welke manier en in welke volgorde van tijd projecten voor de komende 5 tot 15 jaar kunnen worden geactiveerd.
  • Voor de kernen is aangegeven waar zich mogelijkheden voor intensivering en herstructurering voordoen die een bijdrage leveren aan het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0006.jpg"

Figuur 3.2. Structuurvisie Plus Woensdrecht

Actualisatie StructuurvisiePlus, 2009

Op 14 mei 2009 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de StructuurvisiePlus vastgesteld. Doel van deze actualisatie is nieuw beleid op te nemen en het actieprogramma bij te stellen. Er is onder meer een geactualiseerde woningbouwplanning tot 2015 opgenomen.

Toekomstvisie Woensdrecht 2025

De Toekomstvisie Woensdrecht 2025, 'Platteland met accenten' (vastgesteld door de raad op 15 december 2006) schetst een eindbeeld en benoemt een aantal concrete stappen voor de kortere en langere termijn.

De toekomstvisie maakt de keuze voor behoud door groei. Maintenance Vally, een flinke nieuwbouwopgave en enkele gezichtsbepalende projecten op het terrein van sport en toerisme moeten er voor zorgen dat Woensdrecht een vitale gemeente blijft waar mensen graag wonen. Deze ontwikkelingen kosten ruimte, maar daarvan is in Woensdrecht voldoende beschikbaar. De overblijvende ruimte en de natuur kunnen beter beheerd en ontsloten worden.

Ook de leefbaarheid van de verschillende kernen hoeft niet te leiden onder meer werkgelegenheid en een efficiënter beheer van voorzieningen. Het behoud van jongeren en de beroepsbevolking, het versterken van de toeristische kwaliteit en de ontwikkeling van nieuwe woonmilieus zal voldoende compensatie zijn voor het verdwijnen van een enkele onrendabele voorziening.

Groenbeheerplan

Er is onderzoek verricht naar de groenstructuur binnen het plangebied: Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan, Prop beplantingswerken (2009). Op basis van dit onderzoek blijkt dat delen van het terrein ecologische waarden hebben. Een deel van deze gronden heeft de bestemming Natuur gekregen en in het provinciale beleid de status van EHS. Overige gronden hebben alleen de aanduiding ecologische waarden meegekregen.

3.4 Conclusie

Uitbouwen kennis-, opleidings- en trainingscentrum hulp- en veiligheidsdiensten

Ter plaatse van het plangebied worden behoud en versterking van het gebied als kennis-, opleidings- en trainingscentrum ten behoeve van de verschillende hulp- en veiligheidsdiensten van de overheid voorgestaan: politie, marechaussee, douane, ambulance, brandweer en vergelijkbare diensten.

Voor deze functies is een verdere ontwikkeling voorzien. Door herstructurering en vernieuwing wordt gebruik gemaakt van de reeds beschikbare stedelijk ingevulde ruimte. Er is geen sprake van publiekaantrekkende functies, vanwege het gesloten, niet openbare en beveiligde karakter van de Politieacademie.

Natuurwaarden

In het Barro is de Politieacademie met de voormalige KWK-kazerne niet aangeduid als militair terrein, wel het tegenoverliggende oefenterrein. Als gevolg daarvan dient in het bestemmingsplan een afweging plaats te vinden. Het plangebied is immers niet uitgezonderd van andere regelgeving, zoals de provinciale EHS-aanduidingen.

Op basis van onderzoek is gebleken dat het gewenst is enkele gebieden en werkzaamheden te voorzien van een regeling in het bestemmingsplan. Daartoe behoort ook de bescherming van bomenrijen. Behoud hiervan is gewenst.

De EHS wordt afgestemd op de vergunde en feitelijke situatie. De gronden die daadwerkelijk natuurwaarden hebben, worden in dit bestemmingsplan bevestigd met een natuurbestemming (handgranatenbaan, grote boselementen en delen van groenstructuur) conform verricht onderzoek. Dat betekent dat enkele deelgebieden met gebouwen, die bijvoorbeeld de afgelopen jaren zijn gerealiseerd, of gebieden zonder natuurwaarden, geen natuurbestemming krijgen. In paragraaf 4.6 wordt hier specifiek op ingegaan.

Provinciaal standpunt

Uit de overlegreactie van de provincie kan worden afgeleid dat de provincie Noord-Brabant instemt met de beoogde ontwikkelingen, de gegeven onderbouwing met onderzoeksresultaten en daarop afgestemde regeling. Hieruit volgt dat er overeenstemming is wat betreft het aanpassen van de provinciale aanduidingen inzake de Groenblauwe mantel en EHS. De procedure zal tijdig worden doorlopen.

Eindconclusie

Vaststelling van het bestemmingsplan past binnen het beleidskader van rijk, provincie en gemeente.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

De deelgebieden Politieacademie en Staat zijn in gebruik als kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. Dit kan worden gecontinueerd. Waar nodig kan bebouwing worden toegevoegd, passend binnen de ruimtelijke structuur, deels ook voortvloeiend uit de vigerende beheersverordening. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de planologisch relevante milieuaspecten.

De opzet en praktische uitvoering van het kennis-, opleidings- en trainingscentrum, betekenen in de praktijk dat op het terrein statische situaties worden geoefend, zoals dit vaker bij rampenoefeningen op locaties plaatsvindt. Het gebied doet wat dat betreft voornamelijk dienst als decor, niet als een regulier woon- of werkgebied. Er zijn zeker geen voornemens een reguliere snelweg, landingsbaan voor vliegtuigen of spoorbaan aan te leggen, en die te gebruiken voor wegverkeer, vliegverkeer en railverkeer. Het situationeel oefenen vindt plaats op locaties van beperkte omvang. In de huidige situatie zijn reeds enkele locaties als oefenlocaties ingericht.

Voor de locatie Pannenhoef 19 te Ossendrecht is 4 september 2006 omgevingsvergunning voor milieu verleend voor het plangebied. De activiteiten die zijn vergund hebben betrekking op een politie opleidings- en trainingscentrum alsmede een opvanglocatie voor verslaafden. Alle effecten op de omgeving zijn voor de beoogde activiteiten en inrichting getoetst op basis van onderzoek aan de hand van wet- en regelgeving en daarin opgenomen specifieke normen voor met name geluid en externe veiligheid. De vergunning is bij uitspraak van 27 februari 2008 door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State grotendeels in stand gelaten (met uitzondering van het gebruik van tweetonige sirenes op de voertuigen op, en het hooveren van helicopters boven, het terrein van de inrichting indien zij deel uitmaken van de oefenactiviteiten). De effecten op de omgeving zijn daarin voldoende begrensd door maatwerkvoorschriften. Tevens is gebleken dat met de voorschriften zoals die in de vergunning zijn opgenomen, wordt voldaan aan de wet- en regelgeving die bescherming biedt aan alle relevante belangen in de omgeving. De beoogde activiteiten voor de hulp- en veiligheidsdiensten zijn vergelijkbaar met de activiteiten die destijds binnen de procedure voor de omgevingsvergunning zijn getoetst.

Het gedeelte van de omgevingsvergunning voor milieu betreffende de PBG-activiteiten, zal komen te vervallen bij ingebruikname door de Politieacademie.

4.2 Wet Geluidhinder

Toetsingskader

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e van de Wet geluidhinder);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid).

Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

Toetsing

Er zijn en worden geen geluidsgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, toegestaan.

  • Ter plaatse worden geen snelweg, trein- en busstations en spoorwegen gerealiseerd die vergelijkbaar zijn met reguliere verkeersvoorzieningen, waarop de Wet geluidhinder van toepassing is. Naar aard, omvang, specifiek gebruik en uitstraling wordt in het plangebied alleen een oefensituatie gerealiseerd.
  • Er is slechts sprake van een decor in de vorm van onder andere diverse infrastructuurelementen. Relevante verkeersintensiteiten van voorbijkomend verkeer, die geluidsbelasting van de omgeving tot gevolg hebben, zijn geenszins aan de orde. Er is derhalve geen verplichting tot onderzoek naar weg-, spoorweg- en vliegverkeerlawaai.
  • Gebruik van dit decor is gereguleerd in de omgevingsvergunning voor milieu van de inrichting. Hierin zijn geen grootschaligere activiteiten toegestaan, zoals een reguliere snelweg.

Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

In de omgevingsvergunning uit 2006 zijn maximale geluidsnormen opgenomen voor locaties van gevoelige functies in de omgeving. Deze mogen niet worden overschreden door aanwezige toestellen en installaties en ook niet door werkzaamheden en activiteiten in de inrichting. De normen zijn gesteld voor de representatieve bedrijfssituatie en de incidentele bedrijfssituatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0007.png"

De blauwe contour is de 50 dB(A)-contour (zie hiervoor bijlage 1). De maximale geluidsbelasting (piekbelasting), knalgeluid en schot- en knalfrequenties zijn eveneens genormeerd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat een toereikende afstemming van de activiteiten binnen het plangebied op de omgeving is gewaarborgd. Gebleken is dat de beoogde activiteiten, die vergelijkbaar zijn met de vergunde activiteiten, passen in deze omgeving.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering (Wet Milieubeheer)

Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aandacht te worden besteed aan de mogelijke milieuhinder die de functies in het plangebied met zich mee kunnen brengen voor de reeds bestaande functies in de omgeving.

Toetsingskader

Bedrijven en milieuzonering

Bij het beoordelen van mogelijke milieuhinder ten gevolge van een (nieuwe) bedrijfsfunctie wordt aangesloten bij de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG; 2009). In deze publicatie worden voor verschillende soorten bedrijfsmatige functies voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) richtafstanden gegeven. De richtafstanden gelden in beginsel ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk. Indien sprake is van een gebied met een zekere mate van functiemenging is het mogelijk om kortere richtafstanden aan te houden. Worden deze richtafstanden bij het leggen van de bestemmingen in acht genomen, dan is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor milieugevoelige objecten in beginsel gegeven.

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer is van toepassing op bedrijfsmatige activiteiten die als 'inrichtingen' als bedoeld in artikel 1.1 van deze wet zijn aan te merken. Op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer geldt alleen een verplichting om een omgevingsvergunning aan te vragen als het een inrichting betreft die behoort tot één van de in de bijlage van het Activiteitenbesluit[1]. Het betreft zogenaamde inrichtingen type C. Voor de overige type inrichtingen (A en B) gelden in beginsel enkel de algemene milieuvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voor inrichtingen type B geldt voorts de verplichting om voorafgaand aan het in werking hebben van de inrichting daarvan een melding te doen bij het college van burgemeester en wethouders. Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen burgemeester en wethouders daarnaast overgaan tot het stellen van zogenaamde maatwerkvoorschriften die de algemene milieuvoorschriften uit het besluit aanscherpen dan wel versoepelen.

Een kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten, is op basis van het Activiteitenbesluit niet als A of B inrichting aan te duiden. Dit houdt in dat de inrichting moet beschikken over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer.

Toetsing

Omgevingsvergunning

Een opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten is te vergelijken met een defensie-inrichting (SBI-codes 7522). De brochure geeft hiervoor een richtafstand van 200 meter, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de aspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 50 meter en voor stof geldt een richtafstand van 30 meter.

In de directe omgeving bevinden zich enkele woningen (aan de Pannenhoef en aan de Putseweg) op een afstand die kleiner is dan 200 meter.

De huidige situatie is vastgelegd in een omgevingsvergunning. In deze omgevingsvergunning zijn de activiteiten van de Politieacademie en van de destijds aanwezige Parnassia Bavogroep opgenomen. Er is rekening gehouden met de toen bestaande situatie. De voorschriften zijn afgestemd op de omgeving. Daarbinnen bestaat ruimte voor versterking van de opleidings- en oefenactiviteiten,.

Bij continuering van de activiteiten en de omgevingsvergunning hoeft dit niet te conflicteren met de ontwikkelingsmogelijkheden van de Politieacademie. De aanvaardbaarheid daarvan is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State getoetst.

Onderzoek geluid Politieacademie locatie Ossendrecht

Door BRO is onderzoek verricht (Geluid Politieacademie locatie Ossendrecht Gemeente Woensdrecht, 18 oktober 2011, zie bijlage 1). In dit onderzoek wordt het volgende ten aanzien van geluid geconcludeerd.

De Politieacademie wordt, doordat de rechten zijn vastgelegd in de bestaande omgevingsvergunning niet gehinderd door de realisatie van nieuwe woningbouw. De woningbouw dient dan wel gerealiseerd te worden buiten de beoordelingspunten van de bestaande omgevingsvergunning.

Indien de Politieacademie een nieuwe vergunning aanvraagt zal opnieuw een toetsing aan de normen plaatsvinden. Het industrielawaai zorgt voor een relatief lage geluidbelasting op de nabijgelegen woningen.

Voor nieuwe woningen die verder van de Politieacademie gerealiseerd worden zal deze geluidbelasting nog lager zijn. Het industrielawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van nieuwe woningen. Het 'schietlawaai' zorgt een aantal maal per jaar voor een hoge geluidbelasting op de omliggende en nieuwe woningen. Deze geluidbelasting op de bestaande en de nieuwe woningen en de ontwikkeling van nieuwe woningen zijn aanvaardbaar omdat:

  • er sprake is van een unieke inrichting in Nederland;
  • het schietgeluid reeds van oudsher aanwezig is;
  • er een omgevingsvergunning verleend is voor de schietactiviteiten;
  • het door de aard van de activiteiten binnen de inrichting niet mogelijk is om geluidreducerende maatregelen binnen de inrichting te treffen;
  • de berekening van de geluidcontouren vanwege het schietlawaai gebaseerd zijn op een 'worst-case' scenario. Niet alle schietactiviteiten vinden gelijktijdig plaats;
  • er de laatste tijd weinig klachten zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voorliggend bestemmingsplan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat voor gevoelige objecten in de directe omgeving.

4.4 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Het beleid van de provincie Noord-Brabant gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen wezenlijke functiewijziging mogelijk maakt: de terreinen van Politieacademie en de Staat blijven als zodanig in gebruik en behouden een maatschappelijke bestemming met bebouwingsmogelijkheden, conform het geldende plan. In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning dient aangetoond te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Daarbij geldt het volgende. Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon, maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en gebruik als opleidingscentrum hulp- en veiligheidsdiensten wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd. Tot op heden is niet gebleken dat de bodemkwaliteit niet voldoet aan de eisen die behoren bij het gebruik als oefen-, opleidings-, oefen- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten.

Conclusie

Het aspect bodem vormt voor voorliggend bestemmingsplan geen belemmering. Indien omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd, dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

4.5 Waterhuishouding

Toetsingskader

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft het wateradvies gegeven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro (zie bijlage 9).

Relevant beleid

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn:

  • het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant;
  • het Waterbeheersplan van het Waterschap Brabantse Delta (IWWB 2);
  • de Vierde Nota Waterhuishouding;
  • WB21;
  • het Nationaal Bestuursakkoord Water;
  • Europese Kaderrichtlijn Water;
  • Waterwet.

Algemeen

Algemeen uitgangspunt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Hierdoor legt water een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. Andere belangrijke elementen uit de genoemde documenten zijn de driestrapsstrategieën:

  • vasthouden - bergen - afvoeren (waterkwantiteit);
  • schoon houden - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit).

De achterliggende gedachte hierbij is dat afwenteling zoveel mogelijk moet worden voorkomen en dat de problemen zoveel mogelijk aan de bron moeten worden aangepakt. Tenslotte is de “Beleidsbrief regenwater en riolering” nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan en wie waarvoor verantwoordelijk is.

Uitwerkingsplan Grondwaterbeschermingsgebieden

Het 'Uitwerkingsplan Grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming openbare drinkwatervoorziening in Noord-Brabant' (februari 1995), geeft een aantal grondwaterbeschermingsgebieden aan die als volgt kunnen worden onderverdeeld:

  • waterwingebied;
  • de beschermingszones;
  • de boringsvrije zone;
  • de reserveringsgebieden.

Ten aanzien van de grondwaterbeschermingszones stelt het genoemde uitwerkingsplan het volgende: "In de beschermingszones moet het ruimtelijk beleid gericht zijn op ondersteuning van het belang van de grondwaterwinning. Uitbreiding van de stedelijke bebouwing ten behoeve van woningbouw of andere bebouwing (dienstverlening, recreatie) moet daarom eveneens zorgvuldig afgewogen worden". Toetsingscriteria dienen daarbij te zijn:

  • het gemeentebestuur acht de vestiging in die omvang ter plaatse noodzakelijk;
  • op grond van een ruimtelijke afweging is geen andere locatie mogelijk;
  • de bodemgesteldheid is van dien aard dat ontheffing op basis van de Grondwaterbeschermingsverordening met bijzondere voorwaarden in de gegeven situatie aanvaardbaar is;
  • de uitbreiding van het verhard oppervlak als gevolg van voorgenomen stedelijke bebouwing dient, op grond van een in te stellen geohydrologisch onderzoek, geen overwegend nadelige gevolgen te hebben voor de kwaliteit van het op te pompen grondwater.

Het huidige watersysteem

De projectlocatie ligt ten zuiden van de kern Ossendrecht. De bodem bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De gronden zijn daarom geschikt voor infiltratie.

De locatie ligt niet binnen zones rondom het (grondwater)beschermingsgebied Huijbergen/Ossendrecht (bron: kaart behorende bij provinciale milieuverordening 2010). In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.

In de huidige situatie is op het terrein reeds bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is aangesloten op de gemeentelijke (druk)riolering in de Putseweg. Er is in het plangebied en omgeving nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Er zijn momenteel geen problemen bekend ten aanzien van wateroverlast. Het hemelwater wordt (deels) geïnfiltreerd, waarmee knelpunten in de waterhuishouding zijn opgelost.

Het toekomstig watersysteem

Nagegaan is aan de hand van de watertoetscriteria of het opstellen van het bestemmingsplan strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige aanpassingen.

Thema Uitwerking
Veiligheid/Waterkering Er liggen geen primaire of regionale waterkeringen in en/of grenzend aan het plangebied.
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Geconcludeerd kan worden dat de bestaande situatie en beoogde intensivering van het gebruik niet strijdig kan zijn met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Het bebouwingspercentage is relatief laag. Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het realiseren van waterberging indien nieuwe bebouwing of verharding worden toegevoegd. Ook is de aanwezige zandgrond zeer geschikt voor infiltratie.
Nieuwe bebouwing en verharding dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie.
Riolering/RWZI De rioleringssituatie zal niet wijzigen.
Watervoorziening/-aanvoer Niet van toepassing
Volksgezondheid (water gerelateerd) Niet van toepassing
Bodemdaling De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden.
Grondwateroverlast Niet van toepassing.
Oppervlaktewaterkwaliteit Om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen, zal bij nieuwe bebouwing de toepassing van duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen zoveel mogelijk worden gestimuleerd.
Ook zal - voor zover niet aanwezig - bij nieuwe ontwikkelingen worden voorzien in een adequaat rioleringsstelsel.
Grondwaterkwaliteit Niet van toepassing
Verdroging Niet van toepassing
Natte natuur Niet van toepassing
Onderhoud(smogelijkheden) waterlopen Niet van toepassing

Keur van het Waterschap

Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor de waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer.

Voor hydrologische gevoelige delen van het beheersgebied geldt een apart vergunningenregime, met het oog op verdrogingsbestrijding. Deze delen zijn op de bij Keur behorende 'keurkaart Beschermde Gebieden' aangewezen als beschermde gebieden. Het is met name verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, de afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd.

Een deel van het plangebied is aangewezen als Beschermd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0008.jpg"

Figuur 4.1. Fragment Keur waterschap Beschermd gebied

Initiatieven die in een Beschermd gebied worden ontplooid, worden getoetst op basis van onder meer de volgende uitgangspunten.

  • Nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen moeten zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur.
  • Indien de continuïteit van een bedrijf in direct gevaar is kan vergunning worden verleend.
  • Indien door wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) een Volledig beschermd gebied niet langer tot GHS-Natuur behoort en daardoor de aanleiding voor het nagestreefde standstill-beleid is komen te vervallen, geldt dat bij de vergunningverlening afgeweken kan worden van de bovengenoemde uitgangspunten middels een maatwerk afweging.
  • Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden van technische aard met betrekking tot te treffen voorzieningen. Voor het graven of vergraven van wateren zijn de uitgangspunten met betrekking tot het aanleggen, wijzigen of verbinden van oppervlaktewaterlichamen ook van toepassing.

Uit de kaart en analyse blijkt dat het Beschermd gebied voor een deel samenvalt met de EHS-aanduiding van de provinciale verordening.

Het is noodzakelijk dat het waterschap de Keur op deze onderdelen in overeenstemming brengt met de daadwerkelijk aanwezige situatie. Daarvan wordt in de voorliggende planvorming uitgegaan. De delen die wel in overeenstemming zijn met aanwezige groengebieden, worden in het bestemmingsplan beschermd in verband met natuurwaarden en het belang voor de waterhuishouding. Binnen de resterende gebieden bestaan geen voornemens voor aanpassing aan de waterhuishouding.

Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen (de aanwezige waterloop) geldt dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik gelden.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat versterking van het opleidings- en oefencentrum niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel niet direct noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Indien nodig kan een waterberging worden aangelegd. Het gebied biedt hiervoor ruim voldoende ruimte. Inmiddels is nieuw oppervlaktewater aangelegd in de vorm van een blusvijver.

Door het plangebied loopt een waterloop die aangemerkt is als categorie A oppervlaktewaterlichaam. De onderzoeksstrook heeft een breedte van 5 meter. Ter plaatse van deze waterloop zijn geen activiteiten voorzien die van invloed zijn op de waterkwaliteit.

De kaart van het waterschap betreffende de keur en daarop aangegeven Beschermd gebied zal, zo wordt verondersteld, door het waterschap in overeenstemming worden gebracht met de reeds lange tijd aanwezige situatie. Aan de ecologie-aanduiding zal worden toegevoegd dat tevens wordt getoetst aan de waterhuishoudkundige belangen in relatie tot de natuur. Verdere regelgeving is opgenomen in de Keur van het waterschap.

In paragraaf 8.1 is gemotiveerd dat de gemeente de overlegreactie beschouwt als positief wateradvies.

4.6 Natuur En Ecologie

Het plangebied ligt deels in een Natura 2000-gebied en wordt derhalve beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming. Tevens zijn delen van het terrein aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB), voorheen EHS. Overigens is ook de bescherming van houtopstanden (voorheen Boswet) van toepassing op het plangebied.

Op het terrein en in de directe omgeving komen verschillende beschermde plant- en diersoorten voor. Toetsing aan de Wet Natuurbescherming is dus eveneens noodzakelijk. Een nadere toetsing op het vlak van de NNB en Wet Natuurbescherming (vervangt de Flora- en faunawet, Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998) is uitgevoerd (Politieacademie natuurtoets, RBOI 2007, bijlage 2). In dit onderzoek is nog uitgegaan van aanwezigheid de stichting opvang verslaafden, en Bavo Parnassia, inmiddels zijn deze gronden in eigendom van de Politieacademie. De belangrijkste conclusies zijn hierna weergegeven en geactualiseerd.

Toetsingscriteria

Gebiedsbescherming: Wet natuurbescherming

De toetsing aan de Wet natuurbescherming geeft inzicht in:

  • de binnen dit Natura 2000-gebied aanwezige te beschermen soorten en habitats;
  • aard en de omvang van de effecten voor de te beschermen soorten en habitats waarvoor het gebied is aangewezen;
  • mogelijke maatregelen ter voorkoming en/ of beperking van de negatieve effecten;
  • de noodzaak tot het verkrijgen van een Natuurbeschermingswetvergunning en de kans dat deze verkregen zal worden.

Verordening Ruimte

De toetsing geeft inzicht in:

  • de status van het plangebied in het kader van het Natuurnetwerk Brabant;
  • de beschermende werking van de Verordening Ruimte;
  • inzicht in de mogelijkheden om veranderingen in het plangebied te kunnen realiseren.

Soortenbescherming: Wet Natuurbescherming

De toetsing aan de Wet Natuurbescherming geeft inzicht in:

  • de aanwezigheid van beschermde soorten ter plaatse en in de directe omgeving:
  • aard en de omvang van de effecten voor de beschermde soorten;
  • mogelijke maatregelen ter voorkoming en / of beperking van de negatieve effecten voor Nationaal en Europees beschermde soorten;
  • de noodzaak tot het verkrijgen van een ontheffing in het kader van de Wet Natuurbescherming en de kans dat deze verkregen zal worden.

Onderzoek

Natura 2000-gebied

Het gehele complex (exclusief de handgranatenbaan) behoort niet tot het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Indien de ontwikkelingen zich alleen binnen de exclave voordoen, is er alleen maar sprake van toetsing in het kader van de externe werking. Indien er ontwikkelingen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied plaatsvinden (handgranatenbaan), dan is er sprake van de noodzaak van een directe toetsing.

Uit de uitgevoerde beoordeling 2 blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen verstoring van de beschermde natuurwaarden tot gevolg heeft. In het ontwerp beheerplan Brabantse Wal (september 2010) staat bij beoordeling huidig gebruik vermeld, dat er geen aanwijzingen zijn dat het gebruik een negatief effect heeft op de vogelrichtlijnsoorten. Het gebruik is door betreding (erosie) voor de stuifzandheide juist positief. Het huidige gebruik wordt dan ook toegestaan, zonder nadere voorwaarden of toetsing.

Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en Verordening Ruimte

Het gebied ligt in de Brabantse Wal en delen van het terrein zijn gelegen in het Natuurnetwerk Brabant. Het provinciale beleid voor het plangebied, zoals vastgelegd in de Verordening (EHS/aanduidingen) was niet in overeenstemming met het vigerende beleid en de werkelijkheid. Aan de noordzijde van het plangebied zijn de aangrenzende gronden buiten het plangebied in de Verordening Ruimte aangewezen als beheersgebied. Hiervoor wordt verwezen naar het verrichte onderzoek (bijlage 5 ).

Wet Natuurbescherming (heeft de de Flora- en Faunawet vervangen)

Vleermuizen en reptielen

Door adviesbureau Mertens is in verband met het opstellen van het bestemmingsplan een inventarisatie uitgevoerd naar vleermuizen en reptielen (Het voorkomen van vleermuizen en reptielen in het reconstructiegebied van de Politieacademie te Ossendrecht, adviesbureau Mertens, juli 2007 (bijlage 3). In 2013 heeft een actualisatie van het onderzoek plaatsgevonden (Mertens, 2013, bijlage 4), evenals in 2016 (Ecologisch veldonderzoek, bijlage 10). Geconcludeerd wordt dat er geen wijzigingen zijn opgetreden in de natuurwaarden op het terrein en in de directe omgeving.

Er is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën kunnen voorkomen in en direct rond de locaties. Deze soorten komen in lage tot zeer lage dichtheid voor. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Wet Natuurbescherming. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor. Het is van belang dat nesten en eieren van deze vogels niet worden geschaad. Daarnaast vliegen en foerageren er vleermuizen in de deelgebieden. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Het voorkomen van overige beschermde soorten is uitgesloten. In het verleden zijn deze soorten (amfibieën en reptielen) wel aangetroffen in het totale plangebied, maar deze soorten komen niet voor in de deelgebieden omdat geschikte ecotopen ontbreken.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten.

Onderzoek Prop beplantingswerken

Er is onderzoek verricht (Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan; Prop beplantingswerken; 2009; afzonderlijke bijlage 6). Op basis van dit onderzoek is een inrichtingsvoorstel gemaakt. Waardevolle groenelementen worden in dit inrichtingsplan behouden of mogelijk versterkt. Dit beheerplan is een belangrijk instrument voor het optimaliseren van natuurwaarden op het terrein en het voorkomen van hinder op beschermde natuurwaarden.

In het Groenbeheerplan is nog uitgegaan van de aanwezigheid van de Parnassia Bavogroep. Inmiddels zijn de gronden in eigendom van de Politieacademie. Met in achtname hiervan is het Groenbeheerplan nog steeds actueel. Het Groenbeheerplan wordt inmiddels uitgevoerd. Onderdelen zoals de blusvijver en de beheerpaden zijn gerealiseerd.

De afgelopen jaren is gebleken dat er naast het groenbeheerplan behoefte was aan richtlijnen voor gebruik van het oefenterrein, daarvoor is de Standaardoefenkaart opgesteld (bijlage 8 ). Aan de hand van deze Standaardoefenkaart is de kaart Terreinvisie aangepast (bijlage 7) ter vervanging van de terreinvisie opgenomen in het Groenbeheerplan.

Conclusies

Het provinciale beleid voor het plangebied, zoals vastgelegd in de Verordening (EHS/aanduidingen) was niet in overeenstemming met het vigerende beleid en de werkelijkheid. Op basis van vorengenoemd verricht onderzoek en beheerplan zijn de aanwezige EHS-elementen gewaardeerd en voorzien van een passende bescherming en bestemming. Dit resulteert in het volgende.

  • De bestemming Natuur is toegekend aan de grote boselementen. Dit is afgestemd met de EHS status, zoals dit in de loop van 2014 door de provincie is besloten. De natuurwaarden zijn zo zonder meer planologisch gewaarborgd. Ook is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Zoals beschreven in paragraaf 3.2 vormt de locatie van de handgranatenbaan hierop een uitzondering.
  • De overige groenelementen met natuurwaarden (Groenbeheerplan) zijn vertaald op de verbeelding met de aanduiding 'ecologische waarde'. De gronden met deze aanduiding zijn gesitueerd binnen het perceel van de Staat. Er zijn hier naast de functie 'ecologische waarde' ook andere (maatschappelijke) functies toegestaan. In de regeling is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarmee behoud is nagestreefd. De gronden kunnen door het beschermingsregime niet worden bebouwd, maar kunnen wel voor oefendoeleinden worden aangewend.
  • Rond het voormalige exercitieplein en in de straten hiernaartoe zijn karakteristieke bomenrijen aanwezig. Deze gronden zijn gesitueerd binnen het perceel van de Staat. Er zijn hier niet uitsluitend bomenrijen, maar uitdrukkelijk ook andere functies toegestaan. De bomenrijen hebben naast de cultuurhistorische waarde ook een zekere natuurwaarde en worden waar nodig nog verder versterkt door nieuwe aanplant. Dit is overeenkomstig het Groenbeheerplan. Behoud en bescherming zijn gewaarborgd via de APV en de bijbehorende kapverordening. Voorlopig wordt hiermee volstaan. Op termijn wordt voor dit gebied de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij' opgenomen. Dit kan via de wijzigingsbevoegdheid die is gekoppeld aan het gebied dat op de verbeelding is opgenomen als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Nadat het eigendom en beheer van alle gronden in het plangebied bij één instantie zijn samengevoegd, mag de gemeente de wijzigingsbevoegdheid toepassen. Vervolgens is voor het voorgenomen behoud van de bomenrijen een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Procedure

De provincie Noord-Brabant heeft de Verordening ruimte geactualiseerd. De kaartaanpassingen zijn op verzoek van de gemeente Woensdrecht vastgesteld in het ontwerp van de 'Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 1' (besluit Gedeputeerde Staten van 20 mei 2014). De wijziging is op 22 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld.

Op basis van artikel 5.3 van de Verordening Ruimte, in samenhang met artikel 5.6, is na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een nieuw herbegrenzingsverzoek gedaan voor de herbegrenzing van het NNB ter plaatse van de handgranaatbaan (bijlage 12). De aanleiding daarvoor is beschreven in paragraaf 3.2. In overleg met de provincie is gekozen voor een financiële compensatie, conform artikel 5.8 van de Verordening Ruimte. Deze zal voldaan worden door de initiatiefnemer.

4.7 Vormvrije Mer-beoordeling

Beleidskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiele effecten

Toetsing

De ontwikkeling heeft een ligging in landelijk gebied en wordt momenteel door defensie gebruikt. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet specifiek in het Besluit MER wordt genoemd. Hiermee rekening houdend is voor dit bestemmingsplan geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk. Ook de Aanmeldnotitie vormvrije MER hoeft daarom hiervoor niet te worden opgesteld.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Beleidskader

Het nationale beleid staat in het teken van het behoud en het beheer van de cultuurhistorische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).

Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. In de Interimstructuurvisie is als essentieel element opgenomen dat in ruimtelijke planvorming rekening gehouden dient te worden met het cultuurhistorisch erfgoed.

De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal.

De ruimtelijke ordening is een zeer belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. De provincie beoordeelt plannen en besluiten die ter toetsing bij of ter goedkeuring aan de provincie worden voorgelegd op de wijze waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen zijn. De cultuurhistorische waarden worden in een vroegtijdig stadium van de planvorming geïnventariseerd, bij het ontwerp gebruikt en bij het besluit meegenomen.

Cultuurhistorische objecten en structuren kunnen zijn beschermd door de Monumentenwet dan wel door een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een vergunning vereist.

4.8.2 Archeologie

De locatie heeft volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant de kwalificatie ‘lage verwachtingswaarde’. Uitsluitend ter plaatse van de toegangsweg naar de voormalige kazerne is een middelhoge verwachtingswaarde aanwezig. Omdat hier geen bouwvlak is geprojecteerd en is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.8.3 Cultuurhistorie

Monumenten en waardevolle gebouwen

De gemeente Woensdrecht hecht grote waarde aan haar monumentale objecten. Deze, veelal historische gebouwen, dragen bij aan een positieve belevingswaarde van de gemeente.

Het kazernecomplex heeft geen beschermde status als Rijksmonument. Op de door Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant vastgestelde Cultuurhistorische Waardenkaart (oorspronkelijk als onderdeel van het Streekplan) staat het complex aangemerkt als gebied met zeer hoge stedenbouwkundige waarde.

In de Verordening ruimte Noord-Brabant fase 2 (2010) is geen specifieke cultuurhistorische waarde meer aan het complex toegekend.

Bouwhistorische verkenning Koningin Wilhelmina Kazerne Ossendrecht

Door Arcadis is een bouwhistorische verkenning Koningin Wilhelmina kazerne Ossendrecht uitgevoerd (rapportage 22 mei 2007). Hierna is een samenvatting opgenomen.

Architectuur en stedenbouw

De architectuur en stedenbouw uit de naoorlogse periode geldt als een belangrijke ontwikkeling in de Nederlandse cultuurhistorie. Het was een periode van vernieuwing door nieuwe materialen en vooral ook nieuwe bouwmethoden. Bovendien werd volop geëxperimenteerd met nieuwe verkavelingsprincipes. De Koningin Wilhelmina Kazerne behoort wat betreft ontwerp en uitvoering tot de voorhoede van de toenmalige vakwereld.

De legerplaats is onderdeel van een landelijke en seriematige nieuwbouw. Behalve Ossendrecht werden in dezelfde periode ook legerplaatsen in 't Harde, Ermelo, Schaarsbergen, Nunspeet en Havelte gebouwd. Opvallend zijn de fysiek ruimtelijke overeenkomsten tussen de verschillende legerplaatsen. Er is op dit moment nog onvoldoende bekend over de ontwikkelingsgeschiedenis en het huidige karakter van de andere legerplaatsen uit de periode van de wederopbouw.

Ontstaan en ontwikkeling

De legerplaats in Ossendrecht is gebouwd in de periode 1952-1956. Latere uitbreidingen, aanpassingen of vernieuwbouw hebben de essenties van het oorspronkelijke ontwerp niet kunnen beïnvloeden. Ondanks dat er enkele betekenisvolle voorzieningen zijn gesloopt geldt de Koningin Wilhelmina kazerne in termen van gaafheid en ensemblewaarde als een bijzonder hoogwaardig voorbeeld van de naoorlogse periode. Onduidelijk is thans in hoeverre het complex in vergelijking tot de overige legerplaatsen die in dezelfde periode en met de zelfde fysiek ruimtelijke kenmerken zijn gerealiseerd een uniek bewaard gebleven voorbeeld is.

Geen status

Ondanks de beschermde status van de Cultuurhistorische Waardenkaart zal het complex zichzelf alleen in stand kunnen houden wanneer het is aangepast aan de specifieke gebruikseisen van de hedendaagse samenleving of een opvolgend gebruiker. Daarbij moet voortdurend een zuivere afweging gemaakt worden tussen de cultuurhistorische waarden, de sociaal maatschappelijke behoefte, het financieel economisch belang en de gebruikswaarde als bepalende factor voor een maakbaar, haalbaar en betekenisvol vervolg gebruik.

Einde gebruikstechnische levensduur kazerne

De ligging, aard, opzet en inrichting van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne is volledig afgestemd op een gebruik als legerplaats. Met het buiten gebruik stellen door Defensie heeft het complex deze functie verloren. Gebaseerd op de zeer specifieke oorspronkelijke bestemming kan worden verondersteld dat het complex het einde van haar economische levensduur heeft bereikt. Gelet op de relatief slechte onderhoudstoestand kan tevens worden gesteld dat bij het merendeel van de op het complex aanwezige bebouwing het einde van de technische levensduur is genaderd.

Vervolg gebruik

Gezien de huidige marktvraag is de kans op vervolg gebruik voor commerciële doeleinden vrijwel nihil. Bovendien is er voor een dergelijke herbestemming geen bestuurlijk draagvlak. Onder die gegeven omstandigheid is aanwending voor maatschappelijke of publieke gebruiksdoeleinden de meest gerede gebruiksmogelijkheid. Complicerende factor daarbij is de hindercontour van de Politieacademie (huidige hoofdlocatie Pannenhoef), feitelijk is daardoor de herbestemming van het grootste deel van het terrein van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne onmogelijk.

Met de Politieacademie als mogelijke vervolggebruiker, zal moeten worden geaccepteerd dat er (voorlopig) geen opvolgende gebruiker is die het totale aanbod kan beheren en onderhouden. Behalve voor de continuering van de huidige gebruiksactiviteiten en enkele nieuwe functies ziet de Politieacademie de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne vooral als een strategische ruimtereservering voor de toekomst.

Beoogde situatie

Er is nog geen 'blauwdruk' van het toekomstige inrichtingsplan. Het uiteindelijke gebruik van de voormalige kazerne hangt af van (internationale) ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en gevaarbeheersing. De gewenste uitbreidingen kunnen daarbij variëren van relatief kleine inpandige ruimten voor acties met traangas en schietinstructies tot complete oefendorpen, verkeersvliegtuig of een stukje snelweg.

Naar verwachting wordt de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne ten behoeve van het opleidingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten verder ontmanteld door sloop van de bestaande opstallen. Het is de vraag of bij de toekomstige herontwikkeling van het terrein de oorspronkelijke structuur kan worden gehandhaafd.

Conclusie

Door Arcadis wordt in de rapportage het volgende geconcludeerd.

  • Het volledig en op voorhand verwijderen van 'bebouwing én structuur' is vooralsnog een station te ver. Sloop is definitief en irreversibel.
  • Gebaseerd op de actuele gebruiksbehoefte is het goed denkbaar het gaaf bewaard ensemble te gebruiken als podium en/of het decor voor trainingen.
  • Het is zinvol om een masterplan te ontwikkelen, waarin de gebruiksmogelijkheden worden verkend.

Bouwtechnisch onderzoek KWK-terrein Woensdrecht

Door PRC is een bouwtechnisch onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de aanwezige bebouwing op het kazerneterrein. Op basis van dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.

  • Enkele gebouwen moeten direct gesloopt worden vanwege de zeer slechte staat.
  • Een groot deel van de gebouwen heeft forse gebreken, waardoor aanpassing erg kostbaar is.
  • Enkele gebouwen zijn na geringe aanpassingen bruikbaar.
  • Enkele gebouwen hebben geen aanpassingen nodig.

Algemeen wordt geconcludeerd dat met name het behoud en aanpassing van de voormalige verblijven de kosten van nieuwbouw (ver) overstijgen. Op basis van dit onderzoek is besloten om de op het terrein aanwezige bos-pomp aan te merken als cultuurhistorisch waardevol object.

4.8.4 Conclusies

Het volgende wordt geconcludeerd.

  • Archeologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan en het beoogd gebruik van de gronden.
  • Het provinciaal beleidskader is gewijzigd. In de Verordening ruimte fase 2 is het complex niet langer aangeduid als complex van cultuurhistorisch belang. Op basis van onderzoek wordt geconcludeerd dat sloop mogelijk, aanvaardbaar en onvermijdelijk wordt geacht.
  • Het bouwhistorisch onderzoek van PRC heeft uitgewezen dat hergebruik van gebouwen gezien de kosten niet aannemelijk is.

4.9 Kabels En Leidingen, Funnel En Radar

Kabels en leidingen

Binnen het onderhavige bestemmingsplan zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Kabels en leidingen leveren derhalve geen belemmeringen voor de planontwikkeling. In het plangebied liggen verschillende waterleidingen (zie figuur 4.2). Deze leidingen mogen niet overbouwd worden en dienen ten alle tijden vrij toegankelijk te blijven voor beheer en onderhoud. Werkzaamheden worden in overleg met de waterbeheerder gedaan. Voor graafwerkzaamheden zal een zogenoemde klic melding worden gedaan. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0009.jpg"

Figuur 4.2 Schetsmatige weergave waterleidingenstelsel ter plaatse van de planlocatie (bron: bewerkte luchtfoto kadaster Nederland)

Funnel en radarverstoringsgebied

De bouwhoogte blijft beperkt tot 12 meter, met uitzondering van de klimtoren, antennemast en kraan. (30 meter). Het complex is gesitueerd in bosrijk gebied. De gemiddelde hoogte van bomen in het bos is hoger dan 12 meter. De aanwezige vliegfunnel en het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht (hoogte 63 meter) vormen derhalve geen belemmering. De noodzaak ontbreekt tot nadere planologische bescherming.

4.10 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM)

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek

Het betreft hier een bestemmingsplan dat uitgaat van de bestaande situatie met ruimte voor intensivering, vergelijkbaar met de ruimte die de vigerende beheersverordening biedt. De ontwikkeling maakt geen nieuwe funties mogelijk, er zal dan ook geen verkeerstoename zijn als gevolg van de ontwikkeling.Het project draagt dan ook niet bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Putseweg (N289) (als maatgevende doorgaande weg nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg.

Conclusie

Uit het vorenstaande blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wlk. Ter plaatse van het plangebied is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 Externe Veiligheid

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed. De voor voorliggend bestemmingsplan relevante regelgeving is de volgende:

  • Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi);
  • het Activiteitenbesluit;
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet

Normstelling en beleid

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken - dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar - en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi)

Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Grenswaarden moeten in acht worden genomen. Van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken.

Kwetsbare objecten zijn:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2°. scholen, of
    3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2°. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd,
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Beperkt kwetsbare objecten zijn:

  1. a. woningen:
    1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en
    2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

In de bestemmingsregeling zijn de functies uitgesloten die als het ware binnen de bestemming passen. Woningen horen daar niet bij, een hotelaccommodatie ten dienste van bijvoorbeeld de politieacademie is wel toegestaan. Vandaar dat zo'n functie als gevoelige functie is aangemerkt. Onder 'gevoelige functies' vallen de geselecteerde kwetsbare objecten en de beperkt kwetsbare objecten. Woningen, ziekenhuizen en campings, ter illustratie, zijn zonder meer strijdig met de bestemming en hoeven daardoor niet alsnog te worden uitgesloten.

De grenswaarde voor kwetsbare objecten en de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij het voeren van een planologische procedure moet aan deze normen worden voldaan. Propaantanks vallen (nog) niet onder werkingssfeer van het Bevi.

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Inrichtingen waar ten hoogste 13 m3 propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen, vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit besluit geeft aan te houden afstanden tussen de propaantank(s), het vulpunt van de tank(s) en de opstelplaats van de tankwagen en (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen buiten de inrichting. Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit kan worden afgeleid dat de afstanden ook gelden voor gebouwen binnen de inrichting. Het Activiteitenbesluit regelt niet de afstanden tot andere beperkt kwetsbare objecten, zoals op een camping de tenten en caravans die binnen de inrichting zijn gelegen. Dit aspect kan worden geregeld in een bestemmingsplan, indien opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks plaatsvindt.

Propaantanks moeten zodanig worden geplaatst dat ze voor het vullen bereikbaar zijn, zonder dat daarvoor gebieden met kwetsbare objecten moeten worden doorkruist (dus aan de rand van het terrein bij de weg).

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (2006)

De circulaire inzake de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik gaat over de opslag van ontplofbare stoffen en voorwerpen in civiele opslagplaatsen. Ook de opslag van munitie (voor bijvoorbeeld politie, sportschieten). De opslag van ontplofbare stoffen en munitie door de krijgsmacht valt niet onder deze circulaire, evenals de opslag van vuurwerk.

Onder het begrip 'opslag' worden ook verstaan al die handelingen (ompakken, inpakken, bewerken, etc.) die een directe relatie hebben met die opslag. Deze circulaire handelt uitsluitend over de aan te houden afstand tussen een opslagplaats van ontplofbare stoffen en objecten die als kwetsbare objecten binnen de veiligheidszones worden beschouwd. Andere aspecten die een rol spelen bij de opslag van ontplofbare stoffen, zoals de constructie van de opslag, zijn niet in deze circulaire opgenomen, omdat die aspecten in andere bronnen te vinden zijn.

Op grond van het beleid dat in deze circulaire is vastgelegd, dient rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen een veiligheidsafstand te worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen, kantoren en winkels. Deze veiligheidsafstand moet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. De grootte van de veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid ontplofbare stof die wordt opgeslagen en van eventueel effectbeperkende maatregelen die zijn getroffen. De circulaire gaat hier meer in detail op in.

Toetsing

Opslag van patronen

Uit de Circulaire civiele ontplofbare stoffen blijkt dat de opslag van patronen onder gevarensubklasse 1.4 valt, zodat een veiligheidsafstand van 8 tot 20 meter van toepassing is. Deze afstand moet worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen en kantoren. De munitiecirkel ligt daarmee binnen de inrichting.

Binnen die afstanden zijn geen gebouwen aanwezig die ruimte bieden voor verblijf van meer dan 50 personen, dan wel kantoorgebouwen en hotelaccommodaties. Gelet op de bestaande afstand van gevoelige objecten tot de munitie-opslag (meer dan 18 tot 140 meter), zijn geen knelpunten te verwachten. In de bestemmingsregeling is opgenomen dat binnen de afstand van 20 meter geen gevoelige functies toelaatbaar zijn. De afstand tot de schietbaan bedraagt 18 meter. Binnen 20 meter kunnen geen grote aantallen personen aanwezig zijn, zodat dit geen knelpunt vormt. In de geldende vergunning zijn reeds afdoende maatregelen rondom de externe veiligheid opgenomen.

Verantwoording groepsrisico

Binnen de veiligheidsafstand van de opslag depots zijn een beperkt aantal personen aanwezig en worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een toename van het aantal aanwezige personen. Hierdoor wordt verwacht dat de hoogte van het groepsrisico niet significant zal toenemen. Bij de gevarensubklasse 1.4 is er sprake van geen tot geringe warmtestraling. Vanwege de aanwezigheid van de opslagdepots op het terrein wordt wel aandacht besteed aan de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid

Het advies van de Commandant van de brandweer over het algemene deel is in de omgevingsvergunning van 4 september 2006 overgenomen. In dat kader is een bluswatervoorziening gerealiseerd zoals destijds is geadviseerd. Geconstateerd is dat de algemeen gebruikelijke normen uit de Ministeriële Regeling & Defensie Publicaties (MP 40-21; MP 40-30) voldoende waarborgen bevatten ter voorkoming van brand en/of explosie ten gevolge van opslag van munitie en explosieven. Conform de omgevingsvergunning is een bluswatervoorziening in de vorm van open water, uitgevoerd. Op de locatie zijn de voorgeschreven eigen blusvoorzieningen aanwezig.

Bereikbaarheid

In de omgevingsvergunning is de bereikbaarheid door de brandweer gewaarborgd. Voorschriften zijn opgenomen inzake de bereikbaarheid van opslagplaatsen door brandweervoertuigen (tot 40 meter), de omvang van opstelplaatsen en de maatvoering en situering van de rijloper alsmede het minimale aantal toegangen en benaderingsrichtingen.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid zegt iets over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van een risicobron om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting.

De opslagdepots zijn gelegen op het terrein van de politieacademie. In de directe omgeving zijn dan ook hoofdzakelijk mensen aanwezig van de politie die hier trainen. Deze personen zijn zeer zelfredzaam. Dit levert dan ook geen beperkingen op. Om de zelfredzaamheid verder te vegroten wordt geadviseerd om de gebruikers in de directe omgeving door middel van risicocommunicatie te instrueren over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Opslag van propaan

Op het perceel Putseweg 59 is een inrichting aanwezig waar opslag van propaan plaatsvindt. Er is een bovengrondse tank aanwezig met een inhoud van 4.900 liter. Één of twee keer per jaar wordt de tank gevuld. Deze valt niet onder het Bevi en heeft geen PR10-6 contour waarmee in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Wel heeft de propaantank een veiligheidsafstand van 10 meter. Daarnaast staat er ook een tankwagen gestationeerd, met een inhoud van 40.000 liter. Aan de afstanden als genoemd in het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Binnen de relevante afstanden maakt het voorliggende bestemmingsplan geen gevoelige functies mogelijk.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor het water of door leidingen vindt niet in de directe omgeving van het plangebied plaats.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid legt geen belemmeringen op aan de ontwikkelingsmogelijkheden in voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Uit de analyse van de bestaande situatie en de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne blijkt het volgende.

  • De militaire functie van de Koningin Wilhelmina Kazerne is komen te vervallen. Recent is de voormalige PBG-locatie beschikbaar gekomen voor de Politieacademie. Een relevant deel is in gebruik bij de Politieacademie (westelijk gedeelte). Het oostelijk deelgebied wordt incidenteel gebruikt voor oefening door hulp- en veiligheidsdiensten. In ieder geval ontbreekt een duurzame functie ter plaatse van het deelgebied Staat.
  • De voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne biedt reeds in de huidige situatie goede ruimtelijke mogelijkheden en faciliteiten voor een opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten van de overheid. Versterking van deze functie past binnen het gebied en het beleid.
  • Omzetten van de grotere boselementen in een natuurbestemming sluit aan op de huidige kwaliteit en het beleid.

5.2 Opleidings- En Oefencentrum Hulp- En Veiligheidsdiensten

Deelgebieden Politieacademie en Staat

Het gebied wordt gebruikt als opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten. De belangrijkste gebruiker is momenteel de Politieacademie. Het deelgebied Staat biedt incidenteel ruimte voor oefeningen op het terrein.

De gemeente vindt het wenselijk voor de werkgelegenheid dit belangrijke opleidingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten te faciliteren, mede in relatie tot maintancevalley (vliegbasis Woensdrecht). Versterking en intensivering van deze opleidings- en oefenfunctie zijn dan ook gewenst en aanvaardbaar. De Politieacademie kan samen met andere overheidsinstellingen, zoals brandweer, ambulance, douane en marechaussee, hiervoor het huidige deelgebied Politieacademie benutten. Denkbaar en gewenst is dat hiervoor ook het deelgebied Staat in de toekomst intensiever wordt gebruikt. Dat betekent uiteindelijk, op langere termijn, een transformatie van de ruimtelijke inrichting (sanering gebouwen, nieuwbouw van objecten).

5.3 Ruimtelijke Inrichting

Groenbeheerplan

Voor het bepalen van de ruimte die kan worden geboden voor nieuwe gebouwen, is onderzoek verricht naar de kenmerkende groenstructuur: Politieacademie Locatie Ossendrecht (Groen)Beheerplan (Prop beplantingswerken 2009). Daarin zijn de volgende hoofdstukken opgenomen:

  • terreinbeschrijving;
  • vigerend beleid;
  • inventarisatie;
  • doelstellingen;
  • visie terrein inrichting;
  • reconstructieprojecten;
  • kostenraming projecten;
  • bosbeheermaatregelen;
  • beheer van het terrein;
  • kosten visie;
  • overige aspecten.

Op de kaart Terreinvisie aangepast aan SOK (bijlage 7) zijn alle relevante elementen aangegeven. Belangrijk daarbij zijn de bospercelen en de bomenrijen die de structuur van het gebied markeren. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn de doelstellingen vermeld en de visie op de inrichting van het plangebied. De ruimtelijk relevante onderdelen worden hierna weergegeven.

Doelstellingen

Algemeen

Bij het opstellen van beheerplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.

  • Het voormalige kazerneterrein te Ossendrecht is een locatie waar oefeningen en trainingen plaatsvinden voor behoud en verbetering van de nationale en internationale veiligheid.
  • Voor de inrichting geldt dat een optimale inrichting van het terrein vanuit het oogpunt van zijn gebruiksfunctie (intern), alsmede van zijn functie als onderdeel (landschapselement) van de omgeving en onderdeel van de ecologische hoofdstructuur en de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied (intern en extern) gewenst is.
  • Gestreefd wordt een evenwicht te bereiken tussen de gebruiksfunctie, inrichtingseisen en landschappelijke kwaliteiten van het terrein. Het beheer zal binnen dit kader gericht zijn op het mogelijk maken van trainingen voor hulp- en veiligheidsdiensten en het behoud, de verbetering en vergroting van de natuur en landschappelijke waarde alsmede het gebruik van het terrein en de voorzieningen op het terrein van de Politieacademie te Ossendrecht.

Functie van het terrein en de voorzieningen

  • De hoofdfunctie van het voormalige kazerneterrein is het mogelijk maken van oefeningen door hulp- en veiligheidsdiensten van de overheid en het duurzaam instandhouden en verbeteren van het terrein als zodanig.
  • De landschappelijke en cultuurhistorische impact van een terrein op de inrichting van de buitenruimte moet beperkt zijn. Dat wil zeggen dat het terrein moet worden geïntegreerd in de omgeving. De locatie en de inrichting van het terrein moeten aansluiten bij de omgeving en het landschap.

Visie terrein inrichting

Duurzaam terrein gebruik

  • De uitstraling van het terrein is een reflectie van de politieorganisatie.
  • De gebouwen, schuren en containers die voorheen werden gebruikt worden verlaten en opgeruimd.
  • De vleermuizen in de bunker krijgen de mogelijkheid om de populatie te versterken en uit te breiden.

Oefendorp

Het oefendorp ondergaat een transformatie. De klimtorens, het oefenveld voor honden, de paardenbak en de stormbaan maken plaats voor een waarheidsgetrouw beeld van de openbare ruimte in een willekeurig dorp of stad.

Uitgebreide oefenmogelijkheden

In het plangebied worden mogelijkheden geboden om in de meest uiteenlopende situaties te oefenen (oefendorp, tunnelbakken, treinstation, woonwagenkamp), waaraan voortdurend nieuwe elementen worden toegevoegd. In de Standaardoefenkaart (bijlage 8) zijn de verschillende terreinfuncties aangegeven. De explosievenoefenlocatie zorgt momenteel voor overlast in bij de onderwijslocaties die daar direct naast liggen. Daarom zal deze verplaatst worden van het oefendorp naar de handgranatenbaan in het zuiden van het plangebied. De oefenenlocatie zal ingericht worden met zeecontainers waarin men zal oefenen met explosieven. Er zal ook ruimte zijn voor een klimtoren, een antennemast en een kraan. Deze drie elementen worden geplaatst bij de bestaande sportzaal, zodat alle klimoefeningen geconcentreerd op een locatie kunnen plaatsvinden. De klimtoren is een gebouw waar zowel binnen als buiten geklommen kan worden. Naast de klimtoren worden een antennemast en een torenkraan geplaatst. Beide objecten zijn bedoeld om praktijksituaties na te bootsen. De antennemast is wat uitstraling betreft vergelijkbaar met een gsm-mast, de kraan is een torenkraan zoals op bouwplaatsen gebruikt wordt. Hiermee behoort de locatie Ossendrecht tot een van de meest breed georiënteerde oefenlocaties voor hulp- en veiligheidsdiensten in Nederland.

Terreininrichting

Het terrein krijgt een logische indeling naar activiteit, ingedeeld naar soorten activiteiten:

  • vuurwapen gerelateerde oefeningen;
  • sport- en uithoudingsoefeningen;
  • ontvangst, academie en verblijfsgebied.

Minimaal verhard oppervlak

Uitgangspunt is reductie van oppervlakverharding.

Behoud cultuurhistorische structuren

De oude aanwezige bomenstructuur in het deelgebied Staat wordt hersteld en versterkt. Deze laanstructuur benadrukt de cultuurhistorische betekenis van het gebied, verhoogt de natuurwaarde van het terrein en geeft een visuele uitstraling aan de hoofdontsluitingswegen.

Natuurlijk opbouw van de bossen

De bosgebieden op het terrein worden onderhouden om de natuur optimale kansen te geven. De dichtheid van het bos geeft een afschermde werking van buiten naar binnen en vice versa.

Behoud van de heide

Het aanwezige heideterrein wordt ontdaan van opslag. Het aandeel heide wordt uitgebreid en de overgang van bos naar heide verbeterd door de aanleg van bosranden.

Visueel afgeschermd terrein

Het gehele terrein wordt vanaf de openbare weg en aanliggende bosgebieden voorzien van een groene afscherming, met aan de buitenzijde hekwerk.

Parkeergelegenheden

In het verblijfs- en ontvangstgebied wordt de parkeergelegenheid uitgebreid met ruim 210 plaatsen. De bomen geven de parkeerplaats een bosachtig karakter waardoor deze visueel landschappelijk is ingepast. Uitgangspunt is duurzame en ecologisch vriendelijke verlichting toe te passen.

Ecologische verbindingszone

Het tracé van de waterloop die het exercitieterrein en het gebied van de handgranaatbaan doorsnijdt, wordt gedeeltelijk omgelegd en omgevormd naar een ecologische waterloop. Door de verlegging kan een verbinding ontstaan met de retentie nabij het hoofdgebouw.

Aan de noordzijde van het oefendorp wordt een ven gegraven, verbonden met de ecologische waterloop. Deze natte verbinding kan ook een oefenfunctie toevoegen aan de activiteiten van de Politieacademie.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Opzet

Het onderhavig bestemmingsplan betreft een plan voor de bevestiging van het opleidings- en oefencentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten met mogelijkheden voor intensivering. Gelet op de ruimte die de vigerende beheersverordening biedt voor bebouwing en intensieve activiteiten, ondanks dat deze zijn beëindigd, kan hiermee in de bestemmingsregeling rekening worden gehouden. De bestaande situatie hoeft niet te worden 'bevroren'. Bij de opzet van de bestemmingsregeling is aangesloten op de bestaande gemeentelijke systematiek en de per 1 juli 2008 inwerking getreden Wro/Bro.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en bestemmingsplanregels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen deel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

De verbeelding omvat de gronden van de deelgebieden:

  • Politieacademie;
  • Staat, het nog resterende deel van de voormalige Koningin Wilhelmina Kazerne;
  • de handgranatenbaan.

De keuze van de bestemmingen en de situering van de aanduidingsvlakken zijn afgestemd op de nieuwe inzichten (faciliteren opleidings- en oefencentrum). Een toelichting is opgenomen in paragraaf 6.3. Voorts sluit de opzet van de verbeelding en de regels aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het gemeentelijke handboek.

6.3 Toelichting Op De Bestemmingsplanregels

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk omvat twee artikelen.

  • Artikel 1: Begrippen.
  • Artikel 2: Wijze van meten.

Een aantal begrippen en definities zijn standaard vastgelegd in de SVBP 2012. De overige begrippen komen uit het gemeentelijk handboek. Beide artikelen behoeven verder geen nadere toelichting.

6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de afzonderlijke in dit bestemmingsplan betrokken bestemmingen.

  • Artikel 3: Maatschappelijk.
  • Artikel 4: Natuur.

Het stramien voor de bestemmingsregels is vastgelegd in de SVBP 2012. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd.

  • Bestemmingsomschrijving.
  • Bouwregels.
  • Nadere eisen.
  • Ontheffing van de bouwregels.
  • Specifieke gebruiksregels.
  • Ontheffing van de gebruiksregels.
  • Aanlegvergunning.
  • Sloopvergunning.
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

Regeling van de afzonderlijke bestemmingen

Maatschappelijk

Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn met functieaanduidingen de verschillende toelaatbare functies weergegeven.

Cultuurhistorische waarde

Ter bescherming van de bos pomp is voor dit object de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' (cw) opgenomen.

Specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten

De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten' is opgenomen voor de twee deelgebieden Politieacademie en Staat. Hiermee wordt het kennis-, opleidings- en trainingscentrum ten behoeve van hulp- en veiligheidsdiensten (politie, marechaussee, douane, brandweer, ambulance, militairen) bevestigd en is intensivering mogelijk. Toelaatbaarheid ter plaatse van het voormalige deelgebied PGB sluit aan op de omgevingsvergunning.

Vanuit de Politieacademie worden opleidingen verzorgd voor de genoemde hulp- en veiligheidsdiensten. In ondergeschikte mate gebeurt dit ook aan bijvoorbeeld scholen die onderwijs verzorgen voor beroepsgroepen in de sector van hulp- en veiligheidsdiensten. Daarbij gaat het steeds om opleidingen voor overheidsdiensten of direct aan de overheid gelieerde diensten, zoals opleidingsinstituten, scholen en dergelijke. Opleidingen aan bijvoorbeeld particuliere beveiligingsbedrijven of aan het bedrijfsleven in het algemeen, vallen hier niet onder. In de begripsbepalingen is dit als zodanig geregeld (artikelen 1.34 en 1.37).

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0010.jpg"

Figuur 6.1. Gebied met aanduiding voor specifieke vorm van maatschappelijk - hulp- en veiligheidsdiensten / specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie

Specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie

De aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie is opgenomen ter hoogte van de handgranatenbaan. Deze aanduiding is opgenomen om deze specifieke risicovolle functie te beperken in verband met invloed op andere gebruiksfuncties.

Ecologische waarde

Ter bescherming van de natuurwaarden buiten de EHS, is de aanduiding 'ecologische waarde' gebruikt. In de regeling is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarmee behoud is nagestreefd. Deze omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de ecologische waarden worden geschaad. Dat is zeker het geval bij bebouwing. Bebouwing is daarmee uitgesloten.

De betreffende gebieden zijn ook van betekenis voor de waterhuishouding in relatie tot de ecologische waarden. Vandaar dat de waterhuishouding ook in de bestemmingsomschrijving als belang is vermeld. Verdere regelgeving is niet nodig, aangezien de Keur hierin voldoende voorziet.

Munitiedepot

De aanduiding 'munitiedepot' is opgenomen voor het munitiedepot waar de munitie voor de Politieacademie en andere hulp- en veiligheidsdiensten worden opgeslagen. Deze aanduiding is opgenomen om deze specifiek risicovolle functie te begrenzen, in verband met de invloed op andere gebruiksfuncties.

Specifieke vorm van groen - bomenrij

In het gebied rondom het voormalige exercitieplein zijn bomenrijen aanwezig, die op termijn worden aangevuld. De bomen hebben een bepaalde waarde vanwege het geometrische beplantingspatroon. Vooralsnog vindt bescherming via de APV en de kapverordening plaats.

Het gebied is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Met de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid (lid 3.6.2) is het mogelijk dat het gebied op termijn wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij'. In de regeling is hieraan een omgevingsvergunning gekoppeld voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Behoud van de bomen is daarmee ook via het bestemmingsplan gewaarborgd. Gekozen is voor een vlak en geen gedetailleerde plaatsaanduidingen. Nieuwe aanplant in het stramien van de bomenrijen is daarmee ook beschermd.

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is mogelijk nadat het eigendom en beheer van de gronden in het plangebied bij één instantie zijn geconcentreerd. Dit kan op een gegeven moment door de Politieacademie worden gemeld, gecombineerd met een verzoek tot toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Dit is reëel te verwachten gezien de inspanning die voor het Groenbeheerplan zijn geleverd. Het is evenzogoed denkbaar dat in het kader van vergunningverlening of periodieke beoordeling van eigendom van percelen, de samenvoeging tot één eigendom (Politieacademie) wordt geconstateerd. De gemeente kan dan zelf tot planwijziging overgaan.

De aanduiding voor de bomenrij en vermelding hiervan in de bestemmingsomschrijving alsmede het daaraan gekoppelde stelsel voor omgevingsvergunning, sorteren alvast voor op toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Opname hiervan in de regels heeft geen directe werking, omdat de aanduiding niet op de verbeelding is opgenomen.

Water

De bestaande hoofdwatergang wordt behouden, de overige watergangen zijn niet met een aanduiding aangegeven.

Zend- en ontvangstinstallatie

Aan de westzijde van het plangebied is een zend- en ontvangstinstallatie aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0011.jpg"

Figuur 6.2. Gebieden ecologische waarden, munitiedepot, bomenrij (wetgevingszone - wijzigingsgebied), water, zend- en ontvangstinstallatie

Militair terrein en militaire zaken

Voor het duidelijk verbeelden van de functie van Defensie zijn de aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken' hiervoor toegevoegd. Deze benamingen zijn ontleend aan de functielijst, die als bijlage 5 bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 is opgenomen. Toepassing van deze lijst en daarmee de benamingen is verplicht gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening is onder afdeling 1.2. In de lijst is tevens 'militaire luchthaven' opgenomen. Die functie is niet toegevoegd, omdat het hier niet om een vliegbasis gaat, zoals in Woensdrecht. Dit neemt niet weg dat binnen de geldende omgevingsvergunning voor milieu, bepaalde vliegbewegingen zijn toegestaan. Die behoren tot 'militair terrein'.

De aanduidingen worden als volgt aan de bestemming Maatschappelijk toegevoegd:

  • ter plaatse van de aanduiding 'militair terrein': tevens voor militair terrein;
  • ter plaatse van de aanduiding 'militaire zaken': tevens voor militaire zaken.

Daaruit volgt dat deze functies zijn toegestaan, naast de functie 'kennis-, oefen- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten'. Het gebruik voor de functies is tegelijkertijd mogelijk. In feite wordt hiermee het bestaande gebruik bevestigd.

Over enige tijd kan de defensiefunctie worden beëindigd. In verband hiermee is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd, die het mogelijk maakt de aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken' te laten vervallen. Als voorwaarde wordt opgenomen dat dit plaatsvindt na instemming door de eigenaar/gebruiker.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0012.jpg"

Figuur 6.3. Gebied aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken'

Bouwmogelijkheden

De huidige bebouwingsmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogten) zijn overgenomen en daar waar nodig geactualiseerd. Actualisatie heeft voornamelijk plaatsgevonden in verband met het verkleinen van het plandeel dat voor bebouwing in aanmerking komt. Het bebouwingspercentage is 18% of 50%. De bouwhoogte van gebouwen varieert van 8 tot 12 meter. De klimtoren, die wordt uitgevoerd als gebouw, is begrensd tot 100 m2 en een bouwhoogte van 30 m. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt een hoogtemaat van maximaal 12 meter opgenomen. Uitzondering hierop zijn de kraan en de antennemast. Voor deze objecten wordt uitgegaan van een hoogtemaat van 30 meter, gelijk aan de klimtoren. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie' zijn gebouwen toegestaan als oefenobject voor het gebruik van explosieven. De oppervlakte van deze gebouwen bedraagt in totaal niet meer dan 250 m² en heeft een inhoud van maximaal 600 m³. Daarnaast is een bouwhoogte van maximaal 6 m toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0013.jpg"

Figuur 6.4. Gebieden bebouwingspercentage

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0014.jpg"

Figuur 6.5. Bouwhoogte gebouwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0015.jpg"

Figuur 6.6. Gebied voor objecten

Natuur

Deze bestemming is gegeven aan de grotere boselementen. Behoud van de natuurwaarden wordt wenselijk geacht. Vandaar dat tevens is voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP047xMOEDx00-VG01_0016.jpg"

Figuur 6.7. Begrenzing bestemming Natuur (groen)

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk omvat de volgende vijf artikelen.

  • Artikel 5: Anti-dubbeltelregel.
    Dit artikel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
  • Artikel 6: Algemene bouwregels.
    Dit artikel geeft de algemene regels voor het ondergronds bouwen weer. Tevens is geregeld hoe om te gaan met bestaande afwijkende afstanden en maten.
  • Artikel 7: Algemene afwijkingsregels.
    Dit artikel bevat een algemene afwijkingsbevoegdheid. Er wordt aangegeven in welke situatie het bevoegd gezag mag afwijken van de planregels.
  • Artikel 8: Algemene wijzigingsregels.
    Hierin is de algemene wijzigingsbevoegdheid beschreven. Dit artikel bestaat uit algemene wijzigingen. Aangegeven wordt wanneer burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen.

6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk omvat twee artikelen.

  • Artikel 9 Overgangsrecht.
  • Artikel 10 Slotregel.

Artikel 9, leden 9.1 en 9.2, bevatten overgangsregels met betrekking op bouwen, gebruik, personen en uitzondering hierop. Artikel 10 geeft tenslotte de slotregel met de titel: Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht.

6.4 Handhaving

De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven.

Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkelingen. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan bindend voor burgers, bedrijven, instanties en overheid. Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan:

  • de regels en het kaartmateriaal moeten duidelijk en overzichtelijk zijn;
  • regels moeten zodanig zijn dat duidelijk is wanneer er sprake is van een overtreding en overtredingen moeten herkenbaar/zichtbaar én controleerbaar zijn;
  • het plan dient naleefbaar te zijn.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, bebouwing) van het plangebied bij de opstelling van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft een grondige inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie (zie hoofdstukken 2 en 5). Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.

Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang (bestuursrechtelijke handhaving bestaat uit het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom) ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend.

Ook zijn in het bestemmingsplan voor zover nodig, instrumenten van toezicht opgenomen. Gedoeld wordt op de ontheffingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid aanleg- en sloopvergunningen te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Exploitatie

Het bestemmingsplan is gericht op het bevestigen en regelen van het huidige gebruik en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Het plan dient daarom te worden beschouwd als een beheersplan waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.

Voor zover sprake is van ontwikkelingen is een anterieure overeenkomst gesloten met de betreffende partijen (Politieacademie, Staat). Een exploitatieplan is niet nodig.

Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Overleg

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden.

Tevens is het plan voorgelegd aan de overlegpartners (op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Bro) waarop zes reacties zijn binnengekomen.

Provincie Noord-Brabant (brief 6 juni 2012)

Samenvatting

De provincie heeft bekeken hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Gemeentelijke reactie

Uit deze overlegreactie kan worden afgeleid dat de provincie Noord-Brabant instemt met de beoogde ontwikkelingen, de gegeven onderbouwing met onderzoeksresultaten en daarop afgestemde regeling. Hieruit volgt dat er overeenstemming is wat betreft het aanpassen van de provinciale aanduidingen inzake de Groenblauwe mantel en EHS. De procedure daarvoor is inmiddels doorlopen. Een uitzondering daarop is de handgranatenbaan. Deze is tot op heden steeds in gebruik gebleven als oefenlocatie voor explosieven. Ten tijde van het verzoek tot herbegrenzing van de EHS in 2014 bestond het voornemen het gebruik van deze locatie voor oefendoeleinden te beëindigen. De inzichten daaromtrent zijn gewijzgd en het huidige gebruik wordt voortgezet. Daarom is voor deze locatie de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Het betreft een zeer specifiek gebruik met een incidenteler karakter dan de andere oefenlocaties, dit is ook geborgd door middel van een functieaanduiding.

Conclusie

In de toelichting wordt melding gemaakt van de instemming door de provincie Noord-Brabant. Ook worden het gebruik en de bestemming van de handgranatenbaan in relatie tot de EHS toegelicht.

Waterschap Brabantse Delta (brief 23 april 2012)

Samenvatting

  1. a. Verzocht wordt in de toelichting aandacht te schenken aan de eisen en randvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de Keur. Een tekstfragment is voorgesteld.
  2. b. In het plangebied is een categorie A oppervlaktewaterlichaam aanwezig. Het oppervlaktewater wordt niet benoemd in de waterparagraaf. Ook de aan weerszijden benodigde onderhoudsstrook van 5 meter is niet benoemd. Verzocht wordt de waterparagraaf hierop aan te vullen
  3. c. Een deel van het plangebied is op basis van de Keur aangewezen als volledig beschermd gebied. Nieuwe ingrepen zijn hier slechts beperkt toegestaan. Verzocht wordt dit gebied op de verbeelding op te nemen.
  4. d. In paragraaf 5.3 in de toelichting is benoemd dat mogelijk oefeningen kunnen plaatsvinden. Oefeningen zijn in een categorie A oppervlaktewaterlichaam niet zondermeer toegestaan. Geadviseerd wordt in overleg te treden met het waterschap wanneer zich activiteiten in, langs, over of door het oppervlaktewater voordoen.
  5. e. Er bevindt zich bovenstrooms een overstort vanuit het gemengde rioleringsstelsel. Geadviseerd wordt rekening te houden met de kwaliteit van het oppervlaktewater.
  6. f. Verzocht wordt binnen de bestemming Maatschappelijk een functie 'water' op te nemen, waarmee het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook mogelijk worden gemaakt, zowel op de verbeelding als in de planregels.
  7. g. Op basis van de Keur kunnen meldingen of vergunningen benodigd zijn.
  8. h. Onder voorbehoud is een positief wateradvies gegeven. Het voorbehoud betreft het opnemen van onder f genoemde aanduiding.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Het tekstfragment wordt overgenomen in de waterparagraaf.
  2. b. Aan de waterparagraaf worden het oppervlaktewaterlichaam en de benodigde onderhoudsstrook toegevoegd.
  3. c. Het beschermde gebied, zoals aangegeven op de Keurkaart, komt overeen met de EHS-aanduiding op de provinciale verordening. De begrenzing wijkt af van de daadwerkelijk aanwezige situatie (gebouwen, verharding), althans voor enkele deelgebieden. De Keur moet hierop worden afgestemd, zoals dit ook voor de provinciale verordening een vereiste is. De resterende gedeelten hebben een ecologie-aanduiding gekregen. Die wordt in de regeling uitgebreid met vermelding van het belang van de waterhuishouding en waterberging. Nadere regelgeving in de bestemmingsregeling is onnodig. De Keur biedt als instrument voldoende rechtszekerheid.
  4. d. De betreffende waterloop heeft voor de Politieacademie uitsluitend een functie als waterberging en blusvijver. Er worden geen oefeningen gehouden. Voor deze waterloop wordt de aanduiding 'water' opgenomen. Indien incidenteel in het oppervlaktewaterlichaam alsnog oefeningen worden gehouden, wordt hiervoor zo nodig contact gezocht met het waterschap.
  5. e. Het gebruik van het terrein zal zodanig zijn dat er geen aantasting van de oppervlaktewaterkwaliteit zal plaatsvinden. Hiervoor worden de nodige voorzieningen getroffen, zoals een adequaat rioleringsstelsel in het gebied. Tot op heden zijn er geen knelpunten ontstaan. De voorzieningen zijn tot stand gebracht in overleg met het waterschap.
  6. f. Overeenkomstig het verzoek wordt een aanduiding 'water' opgenomen voor het oppervlaktewaterlichaam. In de omgeving van dit oppervlaktewaterlichaam worden geen aanpassingen in de terreininrichting voorzien. In de praktijk levert het onderhoud van deze watergang geen knelpunten op, zo is tot op heden gebleken. Aangezien het hier tevens om ecologisch waardevolle gronden gaat, is de onderhoudstrook ook op die wijze naar verwachting voldoende gewaarborgd. Dit vloeit mede voort uit de toevoeging 'alsmede het belang van de waterhuishouding in relatie tot ecologische waarden'.
  7. g. Waar nodig worden meldingen gedaan of vergunningen aangevraagd. Hierover zal te zijner tijd met het waterschap overleg worden gepleegd.
  8. h. Nu invulling is gegeven aan het voorbehoud van het Waterschap (zie gemeentelijke reactie onder f) beschouwt de gemeente de overlegreactie als positief wateradvies. Dit wordt toegevoegd aan de bijlagen.

Conclusie

  • De waterparagraaf is op onderdelen aangevuld.
  • In de bestemming Maatschappelijk wordt 'waterberging' opgenomen.
  • Op de verbeelding en in de planregels wordt aan de waterloop de aanduiding 'water' toegevoegd.

Brandweer Midden- en West-Brabant (brief 5 juni 2012)

Samenvatting

  1. a. Niet voldaan is aan de inzage in de actuele omgevingsvergunning deelzaak milieu met betrekking tot de vergunde veiligheidsafstanden rondom de opslag van ontplofbare stoffen. Wanneer deze afwijken van de aanname, is het advies als niet geldig aan te merken.
  2. b. De opkomsttijd voldoet niet aan de norm voor wat betreft de geestelijke gezondheidszorg (PBG). Geadviseerd wordt om mogelijk maatregelen te treffen.
  3. c. Ten aanzien van bluswater wordt geen advies uitgebracht.
  4. d. In de nabijheid zijn geen risicobronnen gesitueerd; de inrichting zelf is risicovol voor zover het gaat om de opslag van munitie in een bunker. Het maatgevende scenario is een ontploffing van een bunker waar munitie ligt opgeslagen. Uitgegaan is van het scenario dat tot 20 meter vanaf de bunker dodelijke slachtoffers kunnen vallen. De gebouwen van PBG liggen op ten minste 50 meter afstand, buiten de veiligheidszone. Zelfredzaamheid van aanwezigen bij PBG is matig, bij gebouwen van het opleidings- en oefencentrum voldoende / goed. Verbetering van de opkomsttijd wordt aanbevolen voor de locatie PBG.
  5. e. Het plangebied ligt binnen het dekkingsgebied van een waarschuwings- en alarmeringsinstallatie. Er is geen noodzaak tot het treffen van veiligheidsverhogende maatregelen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Het kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten heeft tot doel opleidingen te verzorgen ter bevordering van de (inter)nationale veiligheid. In verband hiermee is inzage in (een deel van) het dossier niet mogelijk. In het kader van de procedure van de omgevingsvergunning is destijds een gedeelte ervan ook als vertrouwelijk behandeld. Alle aspecten zijn toen uitvoerig in diverse zittingen van de Afdeling aan bod gekomen. Daaruit is gebleken dat op het gebied van externe veiligheid zaken adequaat zijn geregeld. Er wordt ook aan de relevante afstandseisen voldaan.
  2. b. De PBG-functie is beëindigd. Vandaar dat dit deel van de overlegreactie niet meer actueel is.
  3. c. Voor het gebruik van de Politieacademie is een gebruiksvergunning verleend. In dat kader is nagegaan of de bluswatervoorziening toereikend is. Aangezien aanvulling nodig bleek te zijn, is op het terrein een specifieke bluswatervoorziening aangelegd. Deze maakt deel uit van de regelgeving; behoud ervan is gewaarborgd.
  4. d. Terecht wordt aandacht besteed aan de mogelijke scenario's en veiligheidssituaties. Echter, door beëindiging van de PBG-functie, is dit deel van de overlegreactie niet meer relevant.
  5. e. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Hieruit blijkt dat er geen regeling nodig is voor het dekkingsgebied.

Conclusie

Deze overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Commando DienstenCentra, Ministerie van Defensie, divisie vastgoed en beveiliging (brief 5 juni 2012)

Samenvatting

  1. a. De invliegfunnel van de vliegbasis Woensdrecht is niet over het plangebied gelegen. Wel ligt het radarverstoringsgebied over het plangebied.
  2. b. Om onduidelijkheden over de eigendomsverhoudingen te voorkomen wordt verzocht het plandeel dat Defensie in gebruik heeft, aan te duiden als in eigendom van de Staat. De komende jaren zal hierin ook geen verandering in optreden en mogelijk zelfs een omgevingsvergunning bij bevoegd gezag worden aangevraagd.
  3. c. Verzocht wordt artikel 3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor zover van toepassing op militaire gronden van de Staat buiten toepassing te verklaren. Verzocht wordt de aanduiding 'specifieke vorm van groen – bomenrij' voor zover gesitueerd binnen het militaire oefenterrein te schrappen, aangezien bescherming reeds is veiliggesteld in artikel 4.11 van de APV middels het vastgestelde Boombeleidsplan'.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen en verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. Er is geen noodzaak het radarverstoringsgebied op de verbeelding en in de planregels te verwerken, aangezien geen van de toegestane hoogten voor bouwwerken reikt tot hoogten die als een belemmering kunnen worden gezien voor het radarverstroringsgebied.
  2. b. Voor de goede orde wordt Domeinen in de toelichting vervangen door 'de Staat'. Tevens zijn op de verbeelding voor het defensiegedeelte, de aanduidingen 'militair terrein' en 'militaire zaken' toegevoegd. Dit heeft ook geleid tot aanvulling van de bestemmingsregeling. Daarin is ook een wijzigingsbevoegdheid voor het schrappen van de aanduidingen opgenomen, voor de situatie dat de defensiefunctie wordt beëindigd. In paragraaf 6.3.2 wordt daar uitgebreid op ingegaan.
  3. c. In het Barro is in artikel 2.10.2, lid 2 een regeling opgenomen waarbij militaire terreinen zijn uitgezonderd van de EHS-regelgeving. Die terreinen zijn in een afzonderlijk besluit opgenomen. In dat besluit is de Politieacademie met de voormalige KWK-kazerne niet aangeduid, wel het tegenoverliggende oefenterrein. Als gevolg daarvan dient in het bestemmingsplan een afweging plaats te vinden. Op basis van onderzoek is gebleken dat het gewenst is enkele gebieden en werkzaamheden te voorzien van een regeling in het bestemmingsplan. Vooralsnog vindt bescherming van de bomenrijen plaats via de APV en kapverordening. Op termijn is ook bescherming via het bestemmingsplan mogelijk. Hiervoor is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Na toepassing hiervan geldt voor het gebied de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij' met het daaraan gekoppelde stelsel van omgevingsvergunning voor werkzaamheden en werken. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan het verzoek van Defensie. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is mogelijk nadat het eigendom en beheer van de gronden in het plangebied bij één instantie zijn geconcentreerd.

Conclusie

  • De toelichting is aangevuld met een tekst over het niet aanwezig zijn van de invliegfunnel en het ontbreken van de noodzaak tot opnemen van de gebiedaanduiding radarverstoringsgebied.
  • In de toelichting zijn 'Defensie' en 'Domeinen' vervangen door 'Staat'.
  • De aanduiding 'specifieke vorm van groen - bomenrij' wordt veranderd in 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'' met toevoeging van een wijzigingsbevoegdheid in de regels.

Vereniging Natuur- en Milieu Namiro Hoogerheide (brief 4 juni 2012)

Samenvatting

  1. a. Het bestemmingsplan maakt intensivering van het actuele gebruik mogelijk, uitgebreide oefenmogelijkheden met nieuwe elementen. Gerefereerd wordt aan de verschillende onderdelen. Het plangebied is binnen de EHS en/of in de en nabij het Natura 2000-gebied de Brabantse Wal gelegen. Er kunnen significante effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De rust wordt verstoord. Het gebied wordt beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en onder andere vanwege het voorkomen van de kamsalamander. De instandhoudingdoelstellingen worden geschonden. Ingevolge artikel 19j Natuurbeschermingswet is een passende beoordeling in een plan-MER noodzakelijk.
  2. b. De activiteiten die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt tasten de natuurlijke waarden van de EHS aan. Dit is in strijd met artikel 4.2 van de Verordening Ruimte. De natuurlijke waarden zijn onvoldoende beschermd.
  3. c. Bestreden wordt dat sprake zou zijn van verkeerde aanduidingen op de kaarten van de Verordening Ruimte. Tegen die aanduiding had destijds bezwaar moeten worden gemaakt. Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 van de Verordening Ruimte, waarin volgens Namiro geen ruimte is voor het aanpassen van de EHS.
  4. d. Activiteiten kunnen binnen geringe afstand van woningen plaatsvinden. Zij zullen onaanvaardbare overlast ondervinden. In het bestemmingsplan is een bredere afweging nodig ten opzichte van de Wet Milieubeheer.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Onderzoek heeft uitgewezen dat er geen significante effecten optreden op de instandhoudingdoelstellingen van het gebied. Daardoor is een passende beoordeling in een plan-MER niet noodzakelijk. Het bedoelde onderzoek is grotendeels opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. Voorts is aanvullend onderzoek gedaan naar de begrenzing van de EHS en Groenblauwe mantel. Dat onderzoek wordt aan de toelichting toegevoegd. Ook daarin is onderbouwd en gemotiveerd gebleken dat er geen grond is voor de vrees dat natuurwaarden worden aangetast. Hiermee is ook door de provincie ingestemd.
  2. b. Op de locaties waar natuurwaarden voorkomen, is een aanduiding opgenomen gericht op behoud en bescherming hiervan. Voorts heeft het onderzoek uitgewezen dat de activiteiten die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, de natuurlijke waarden van de EHS niet aantasten (zie onder a).
  3. c. In het onderzoek naar de begrenzing van de EHS en Groenblauwe mantel wordt daar nader op ingegaan. Dat onderzoek wordt in de toelichting opgenomen. Daarin wordt een en ander verduidelijkt. Tevens wordt aangegeven welke procedure is doorlopen voor aanpassing van de begrenzing.
  4. d. De toelichting van het bestemmingsplan zal worden verduidelijkt wat betreft de gemaakte afweging. Daarnaast is een standaardoefenkaart voor gebruik van het terrein opgesteld (bijlage 8) waarbij spreiding van activiteiten wordt voorgestaan.

Conclusie

  • Aan de toelichting wordt onderzoek toegevoegd inzake de begrenzing van de EHS en Groenblauwe mantel.
  • De toelichting wordt verduidelijkt wat betreft de gemaakte afweging voor omwonenden.

Tennet (brief 9 mei 2012)

Samenvatting

Tennet geeft aan dat in het plangebied geen boven- of ondergrondse hoogspanningsleidingen aanwezig zijn. Er zijn derhalve ook geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

De gemeente neemt de opmerking voor kennisgeving aan. Een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan is niet nodig.

Conclusie

De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

8.2 Inspraak

Vanaf 26 april 2012 tot en met 6 juni 2012 heeft het voorontwerpbestemmingsplan “Politieacademie Ossendrecht” voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn drie inspraakreacties op het plan ingediend. Alle aspecten die wel in de inspraakreacties zijn vermeld, maar die niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de overwegingen van de verwerking betrokken.

Zoals aangegeven heeft het voorontwerpbestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht de inspraak- en overlegprocedure doorlopen in 2012. Nadien is tussen de grondeigenaren en oorspronkelijke gebruikers (Politieacademie, Staat en Bavogroep) overleg gevoerd over de toekomstige situatie. Dit heeft geresulteerd in verwerving van het PBG-deelgebied door de Politieacademie (2014). Voorts is het de wens dat het gedeelte van Defensie, in de toekomst ook in eigendom van de Politieacademie komt.

In deze periode heeft ook aanpassing van de EHS-begrenzing plaatsgevonden. Daarvoor zijn afzonderlijke rapportages opgesteld op basis waarvan overleg is gevoerd met de provincie. Dit heeft geresulteerd in overeenstemming over de aanpassing van de begrenzing.

Een en ander verklaart de tijd die ligt tussen de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan en de huidige terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De tussentijdse bijstellingen op het gebied van beleid zijn in dit ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Dit heeft verder geen invloed gehad op de opzet van het bestemmingsplan.

DAS rechtsbijstand verzekeringsmaatschappij, mr M.M. Breukers, namens J. de Blank, Pannenhoef 25, 4641 ST, Ossendrecht (brief 31 mei 2012)

Samenvatting

  1. a. Inspreker woont binnen 200 meter van het zuidwestelijk deel van het plangebied. Nu binnen het plangebied een snelweg, een trein- en busstation en spoorweg zijn voorzien, dient akoestisch onderzoek te worden verricht. In de toelichting is onterecht opgenomen dat hiervoor geen aanleiding is.
  2. b. Er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Dit is in het bestemmingsplan onvoldoende aangetoond.
  3. c. Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied en grenst aan de EHS. Afgevraagd wordt of geen vergunning in het kader van de natuurbeschermingswet noodzakelijk is.
  4. d. De afstand van het oefendorp tot het perceel van de inspreker neemt in het voorgestelde juridisch-planologische regime af, hetgeen zal leiden tot nadelige invloed op het woon- en leefklimaat. Een nadere afweging van belangen heeft niet plaatsgevonden.
  5. e. Verzocht wordt te melden wanneer het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Ter plaatse worden geen snelweg, trein- en busstations en spoorwegen gerealiseerd die vergelijkbaar zijn met reguliere verkeersvoorzieningen, waarop de Wet geluidhinder van toepassing is. Naar aard, omvang, specifiek gebruik en uitstraling wordt in het plangebied alleen een statische oefensituatie gerealiseerd. In de huidige situatie is reeds een dergelijke situatie ingericht.
    Er is slechts sprake van een decor in de vorm van onder andere diverse infrastructuurelementen. Relevante verkeersintensiteiten van voorbijkomend verkeer, die geluidsbelasting van de omgeving tot gevolg hebben, zijn geenszins aan de orde. Er is derhalve geen verplichting tot onderzoek naar weg- en spoorweglawaai.
    Gebruik van dit decor is gereguleerd in de omgevingsvergunning voor milieu van de inrichting. Hierin zijn geen grootschaligere activiteiten toegestaan, zoals een reguliere snelweg.
  2. b. Het bestemmingsplan betreft een actualisering van de geldende huidige regeling, waarbinnen het kennis-, opleidings- en trainingscentrum voor hulp- en veiligheidsdiensten reeds juridisch planologisch is toegestaan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht (zie ook paragraaf 1.4). In dit geactualiseerde bestemmingsplan is uitgebreid ingegaan op de diverse ruimtelijke en sectorale aspecten. Op basis hiervan wordt niet anders geconcludeerd dan dat continuering van het huidige gebruik binnen het plangebied aanvaardbaar is. Daarbij is ook aandacht besteed aan de relevante afstanden. Zeker zo belangrijk is dat rekening houdend met die algemene normen, een omgevingsvergunning voor milieu van kracht is die is afgestemd op de omgeving, waarbinnen de activiteiten toelaatbaar zijn gesteld zoals thans in het bestemmingsplan worden gereguleerd. Daaruit blijkt dat binnen adequate voorwaarde, een kennis-, opleidings- en trainingscentrum op deze locatie kan functioneren.
  3. c. Onderzoek heeft uitgewezen dat er geen significante effecten optreden op de instandhoudingdoelstellingen van het gebied. Daardoor is een passende beoordeling in een plan-MER niet noodzakelijk. Het bedoelde onderzoek is grotendeels opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. Voorts is aanvullend onderzoek gedaan naar de begrenzing van de EHS en Groenblauwe mantel. Dat onderzoek wordt aan de toelichting toegevoegd. Ook daaruit is onderbouwd en gemotiveerd gebleken dat er geen grond is voor de vrees dat natuurwaarden worden aangetast. Hiermee is ook door de provincie ingestemd
  4. d. De begrenzingen van de inrichting zelf veranderen niet met het actualiseren van het bestemmingsplan. De afstand van de inrichting tot het object van de inspreker blijft behouden. Het gebruik van de locatie is vastgelegd in de omgevingsvergunning voor milieu voor de inrichting; daarbij zijn uitdrukkelijk de woon- en leefklimaataspecten betrokken. Ook zijn hierin voorwaarden zoals ten aanzien van geluid vastgelegd. Daaraan zal worden voldaan, ongeacht eventuele aanpassing van de inrichting. In de toelichting is hieraan ook aandacht besteed; de toelichting zal wel op dit onderdeel worden verduidelijkt. Er is derhalve geen aanleiding te veronderstellen dat het woon- en leefklimaat zal verslechteren.
    Rondom het woonperceel is boombeplanting aanwezig. De aanduiding gericht op behoud van ecologische waarden, waarborgt het behoud van deze bomenrijen.
  5. e. Op de gebruikelijke wijze wordt bekend gemaakt wanneer het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat.

Conclusie

  • In de toelichting wordt specifiek ingegaan op de oefensituaties.
  • Op de vergunde situatie en daarin opgenomen aspecten en activiteiten wordt specifieker ingegaan.

Steins Bisschop Schepel, Verlengde Tolweg 2, 2517 JV, Den Haag, namens WTZi Vastgoed PBG BV, Prins Mauritslaan 6, 2582 LR, Den Haag (brief 4 juni 2012)

Samenvatting

  1. a. Ingegaan wordt op de noodzaak van vervangende nieuwbouw en de onderhandelingen met de Politieacademie. Dit kan consequenties hebben voor de PBG.
  2. b. Gevraagd wordt een rangorde aan te brengen tussen de verschillende maatschappelijke functies die binnen de bestemming Maatschappelijk worden toegestaan.
  3. c. Verduidelijking wordt gevraagd naar de exacte situering van de aanduiding voor geestelijke gezondheidszorg, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage.
  4. d. Verzocht wordt het bouwvlak te verruimen tot aan de grens van de bestemming.
  5. e. In de wijzigingsbevoegdheid waarmee de aanduiding voor geestelijke gezondheidszorg kan worden verwijderd, wordt overeenstemming met belanghebbenden voorgeschreven. Gevraagd wordt dit te preciseren ter voorkoming van een te groot aantal partijen en daarmee het onmogelijk kunnen voldoen aan de voorwaarde.

Gemeentelijke reactie

In het bestemmingsplan en in het Groenbeheerplan is nog uitgegaan van de aanwezigheid van de Parnassia Bavogroep. Inmiddels zijn de gronden in eigendom van de Politieacademie. Vandaar dat nu wordt voorgesorteerd op het eventueel in gebruik nemen van die locatie door de Politieacademie. Met het gebruik door de Politieacademie wordt rekening gehouden en dat wordt ook toelaatbaar gesteld. De overige onderdelen van de inspraakreactie zijn daardoor niet meer actueel.

Conclusie

  • In de toelichting wordt specifiek ingegaan op de verschillende functies binnen de bestemming Maatschappelijk.
  • De aanduiding voor geestelijke gezondsheidszorg en de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid zijn vervallen.

DAS rechtsbijstand verzekeringsmaatschappij, mr M.M. Breukers, namens de heer en mevrouw De Jong-Blanksma, Putsweg 60, 4641 SL, Ossendrecht (brief 6 juni 2012)

Samenvatting

  1. a. Het perceel grenst aan twee van de vier zijden direct aan het gedeelte van het plangebied met de bestemming Maatschappelijk. Gevraagd wordt de situering van de aanduidingen (ew), (sm-oh) en (md) te verduidelijken.
  2. b. De ligging van de aanduiding van het munitiedepot vraagt verduidelijking. Een ligging dichter op de woningen is niet gewenst.
  3. c. Het voorliggende bestemmingsplan beoogt te voorzien in intensivering van de opleidingsfaciliteiten. Door zowel intensivering van bebouwing als gebruik nabij de woning, zal een goed woon- en leefklimaat niet meer zijn gegarandeerd.
  4. d. Er kan geen aanspraak worden gedaan op het stellen van nadere eisen (lid 3.3 onder b). De voorkeur wordt gegeven aan het een bomenrij als afscherming ten gunste van het woon- en leefklimaat.
  5. e. Verzocht wordt te melden wanneer het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Aan de toelichting wordt een figuur toegevoegd waaruit de begrenzing van de verschillende aanduidingen duidelijker blijkt. Bij de digitale verbeelding zal dit direct duidelijk vanaf het beeldscherm zijn af te leiden.
  2. b. In de digitale versie van het bestemmingsplan, die straks bepalend zal zijn bij de toetsing, zal duidelijk te zien zijn dat de aanduiding voor het munitiedepot precies ligt daar waar het huidige depot aanwezig is. De indruk bestaat dat de analoge verbeelding ook een duidelijke begrenzing kent. Dit laat onverlet dat in de toelichting hier specifiek aandacht aan zal worden geschonken. Aan het afstandsvereiste van 140 meter, zoals opgenomen in de omgevingsvergunning wordt voldaan.
  3. c. De begrenzingen van de inrichting zelf veranderen niet met het actualiseren van het bestemmingsplan. De afstand van de inrichting tot het object van de inspreker blijft behouden. Het gebruik van de locatie is vastgelegd in de omgevingsvergunning voor milieu voor de inrichting; daarbij zijn uitdrukkelijk de woon- en leefklimaataspecten betrokken. Ook zijn hierin voorwaarden, zoals ten aanzien van geluid, vastgelegd. Daaraan zal worden voldaan, ongeacht eventuele aanpassing van de inrichting. In de toelichting is hieraan ook aandacht besteed; de toelichting zal wel op dit onderdeel worden verduidelijkt. Er is derhalve geen aanleiding te veronderstellen dat het woon- en leefklimaat zal verslechteren.
  4. d. Voor het gedeelte aan de zijde van reclamant wordt in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming Natuur opgenomen. Dit waarborgt het behoud van de bestaande situatie (boombeplanting). De bomenrijen die elders op het terrein staan worden beschermd door de aanduiding 'ecologische waarde', deze bomenrijen zijn transparanter door de grotere onderlinge afstand van de bomen.
  5. e. Op de gebruikelijke wijze wordt bekend gemaakt wanneer het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat.

Conclusie

In de toelichting wordt meer duidelijkheid geboden over de begrenzing van de aanduidingsvlakken.

8.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerp van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Politieacademie Ossendrecht heeft vanaf 26 januari 2018 6 weken ter inzage gelegen in het kader van de vaststellingsprocedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening. Binnen deze termijn kon een ieder zijn of haar zienswijze indienen. Bij de gemeente zijn gedurende deze periode 5 zienswijzen ingediend. Een aantal zienswijzen leidt tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Naar aanleiding van een opmerking van het Waterschap Brabantse Delta (geen zienswijze) is het bestemmingsplan ambtshalve aangepast. De samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarvan, alsmede de ambtshalve aanpassing, zijn opgenomen in de Nota Beantwoording zienswijzen en ambtshalve aanpassingen. Deze nota is als bijlage 13toegevoegd aan de toelichting.

Overzicht van de doorgevoerde wijzigingen in het bestemmingsplan:

Toelichting

Waar nodig is de voorgaande toelichting aangepast aan de gewijzigde vaststelling. De paragraaf Kabels en Leidingen is aangevuld.

Regels en verbeelding

Het betreft de volgende aanpassingen:

  1. a. Aanpassen Imro-codering;
  2. b. Aanpassen oppervlak met aanduiding herbegrenzen NNB en de hieraan gekoppelde bestemming en aanduidingen;
  3. c. Verwijderen van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - explosievenoefenlocatie' en aanpassen hierbij horende regeling in artikel 3.2.1 onder h;
  4. d. Toevoegen koppelteken tussen de verschillende bestemmingsvlakken van de bestemming Maatschappelijk en toevoegen artikel 3.1 onder o;
  5. e. Aanpassen artikel 4.2 onder c;
  6. f. Toevoegen artikel 4.2 onder b;
  7. g. Verwijderen recreatief en/of educatief medegebruik in artikel 4.1 onder c.
  8. h. Verwijderen artikel over schuilgelegenheden en observatiehutten;
  9. i. Verwijderen van artikel 4.5.1 onder b, d en e (het toestaan van draineren, onder bemalen, graven van sloten dieper dan 1 meter, diepploegen en indrijven ) en het opnemen van een lid 4.4 letter e;
  10. j. Aanpassen artikel 7 onder a.

Bijlage 1 Geluid Politieacademie Locatie Ossendrecht

Bijlage 1 Geluid Politieacademie locatie Ossendrecht

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 3 Het Voorkomen Van Vleermuizen En Reptielen In Het Reconstructiegebied Van De Politieacademie Te Ossendrecht

Bijlage 3 Het voorkomen van vleermuizen en reptielen in het reconstructiegebied van de politieacademie te Ossendrecht

Bijlage 4 Actualiserend Onderzoek Mertens

Bijlage 4 Actualiserend onderzoek Mertens

Bijlage 5 Motivering En Verzoek Aanpassing Groenblauwe Mantel En Ehs

Bijlage 5 Motivering en verzoek aanpassing groenblauwe mantel en EHS

Bijlage 6 Groenbeheerplan

Bijlage 6 Groenbeheerplan

Bijlage 7 Terreinvisie Aangepast Aan Sok

Bijlage 7 Terreinvisie aangepast aan SOK

Bijlage 8 Standaardoefenkaart

Bijlage 8 Standaardoefenkaart

Bijlage 9 Wateradvies

Bijlage 9 Wateradvies

Bijlage 10 Ecologisch Veldonderzoek

Bijlage 10 Ecologisch veldonderzoek

Bijlage 11 Ehs Status Handgranaatbaan

Bijlage 11 EHS status handgranaatbaan

Bijlage 12 Herbegrenzingsverzoek Nnb

Bijlage 12 Herbegrenzingsverzoek NNB

Bijlage 13 Nota Zienswijzen

Bijlage 13 Nota Zienswijzen