KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijke Structuur
4.3 Functionele Structuur
4.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Water En Groen
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Akoestiek
5.2 Archeologie
5.3 Bodem
5.4 Cultuurhistorie
5.5 Ecologie
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Milieuzonering
5.9 Water
5.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Indeling Van De Regels
6.2 Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Zienswijzen

Verlengde Hofdreef, 1e herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Zundert

Vastgesteld op 27-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Het bepaalde in het moederplan is onverminderd van toepassing waarbij onderstaande regels worden toegevoegd.

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

de eerste herziening van het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef van de gemeente Zundert met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen), voor zover gelegen binnen het plangebied zoals bedoeld in lid 1.4;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 moederplan:

Het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef met identificatienummer NL.IMRO.0879.BPverlhofdreef-VS01van de gemeente Zundert, met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.4 herziening:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het plan Verlengde Hofdreef, 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01 van de gemeente Zundert met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.5 volumineuze detailhandel:

Detailhandel in volumineuze goederen, waaronder tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de aard van het productassortiment een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn, met uitsluiting van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het bepaalde in het moederplan is onverminderd van toepassing behoudens de in deze herziening opgenomen regels.

Artikel 2 Bedrijventerrein

Artikel 3 uit het moederplan is onverminderd van toepassing behoudens onderstaande bepalingen.

In artikel 3 wordt in lid 3.1 na c ingevoegd:

"d. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';"

de rest wordt doorgenummerd.

In artikel 3 komt lid 3.1 sub e als volgt te luiden:

"e. de oppervlakte van een bouwperceel niet minder dan 500 m² en niet meer dan 3.000 m² per bedrijf bedraagt."

In artikel 3 wordt in lid 3.5 na d2 ingevoegd:

"3. volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';

In artikel 3 wordt na lid 3.6 ingevoegd:

"3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de aanduiding 'detailhandel volumineus' toe voegen en de gronden te bestemmen voor 'Bedrijventerrein' met de functieaanduiding 'detailhandel volumineus', met dien verstande dat:

  1. a. het een hervestiging van een bestaand bedrijf uit de gemeente Zundert betreft;
  2. b. parkeren ten behoeve van de functie op het eigen terrein wordt gerealiseerd;
  3. c. de wijziging geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. d. de vestiging geen onevenredige gevolgen mag hebben voor de gemeentelijke detailhandelsstructuur.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Het bepaalde in het moederplan is onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

3.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 3.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 3.1 met maximaal 10%.

3.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 3.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

3.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 3.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 3.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

3.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 3.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Verlengde Hofdreef, 1e herziening".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De gemeente Zundert heeft in mei 2011 de Thematische Structuurvisie Bedrijventerreinen vastgesteld. In deze visie is geconstateerd dat binnen de gemeente uitzonderlijk veel bedrijvigheid in het buitengebied plaatsvindt. Het is de doelstelling van de gemeente om de bedrijvigheid meer te klusteren in en rond de kernen, ter bevordering van de mogelijkheden van de bedrijven en de verbetering van de kwaliteit van het buitengebied. Om dit te realiseren wil de gemeente de mogelijkheden voor hervestiging rond de kernen vergroten door ruimte te bieden op bedrijventerreinen langs de rand van de kern Zundert.

In mei 2015 is door de gemeente Zundert het bestemmingsplan voor de Verlengde Hofdreef (nu Molenzicht genoemd) vastgesteld. Dit plan voorziet in de vestiging van bedrijven aan de rand van de kern Zundert, langs de inmiddels gerealiseerde Randweg. Het bestemmingsplan is gericht op de vestiging van bedrijven in de categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Vestiging van zelfstandige kantoren en detailhandel (met uitzondering van ondergeschikte detailhandel) is met dit bestemmingsplan uitgesloten. Echter, de gemeente wil invulling geven aan haar beleid en er is een concrete vraag van een bedrijf dat momenteel in het buitengebied gevestigd is om te verhuizen naar deze locatie. Daarnaast zijn bij de gemeente meer bedrijven bekend die op zoek zijn naar een meer geschikte nieuwe locatie.

De gemeente wil hieraan mee werken door op het bedrijventerrein Molenzicht hervestiging van volumineuze detailhandel mogelijk te maken. Daar staat tegenover dat de vestiging van de bedrijven op de huidige locatie dan ook gesaneerd zal worden. Met de jaarlijkse veegplannen van het bestemmignsplan Buitengebied worden deze juridisch-planologische saneringen doorgevoerd.

Om dit juridisch planologisch mogelijk te maken is een herziening van het vigerende bestemmingsplan Verlengde Hofdreef noodzakelijk. Omdat het zeker niet de bedoeling is het gehele bedrijventerrein te vullen met volumineuze detailhandel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in deze herziening. Een nadere afweging blijft dan altijd mogelijk. De concrete hervestiging wordt wel direct mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van de kern Zundert en wordt omsloten door de Bredaseweg (N263), de Verlengde Hofdreef (Randweg), de middelbare school aan de Akkermolenweg en de tuinen van de woningen aan de Willem Pastoorstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0001.png"

figuur 1.1 Ligging en begrenzing van het plangebied

Locatiekeuze

De kern Zundert kent vier bedrijventerreinen. De Ambachten (Industrieweg), Beekzicht, Hofdreven en de Verlengde Hofdreef (inmiddels Molenzicht genoemd). De Ambachten en Hofdreven zijn bestaande bedrijventerreinen. Beekzicht en Verlengde Hofdreef (Molenzicht) zijn uitbreidingen.

De Ambachten is een bestaand bedrijventerrein waar met name bedrijven gevestigd zijn die geen publieksaantrekkende werking hebben. Hier zijn vooral middelgrote bedrijven gevestigd met bedrijfshallen/productiehallen.

Beekzicht is gelegen nabij de grote bedrijven ARDO en CLTV. Op het bedrijventerrein is ook ruimte gereserveerd voor de uitbreiding van deze bedrijven. Dit bedrijventerrein is uitermate geschikt voor middelgrote bedrijven, soortgelijke bedrijven zoals nu al aan De Ambachten zijn gevestigd. Volumineuze detailhandel is dan ook niet passend op dit bedrijventerrein.

Hofdreven kenmerkt zich juist door een menging van functies. Op dit terrein zijn voornamelijk bedrijven met hoogwaardige uitstraling gevestigd. Ook staan hier diverse kantoorgebouwen. Vanwege de ligging van dit terrein ten opzichte van het centrum zijn hier ook publieksaantrekkende bedrijven gevestigd.

De Molenzicht heeft dezelfde ruimtelijke kenmerken als De Hofdreven. Daarom is dit nieuwe bedrijventerrein ook uitermate geschikt voor bedrijven met een publieksaantrekkende werking. Dit wordt vooral bepaald door de ligging aan de Randweg en de hoofdontsluitingsweg van de kern Zundert. Dit terrein is gelegen in het randstedelijk gebied van Zundert en ook het dichtst bij het winkelcentrumgebied van Zundert gelegen. Vanuit deze zijde is het winkelcentrum ook goed bereikbaar.

Gelet op het bovenstaande is de locatie Verlengde Hofdreef de meest geschikte locatie om volumineuze detailhandel toe te staan, mede vanwege de randstedelijke ligging en de goede bereikbaarheid. Het gebied bevindt zich langs de hoofdontsluitingsweg van de kern Zundert en grenst aan de rand van het woongebied.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Tot het moment waarop deze herziening in werking treedt, geldt het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef dat vastgesteld is op 19 mei 2015.

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting is allereerst een beschrijving van het plangebied in de huidige situatie opgenomen (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders, waarna in hoofdstuk 4 ingegaan wordt op het planvoornemen. Hoofdstuk 5 bevat een beschouwing van de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 worden de juridische aspecten nader omschreven. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden in respectieveliek hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8 besproken.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige karakteristieken, de functies en de structuur van het gebied.

2.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied beslaat het gehele bedrijventerren Molenzicht dat nog in ontwikkeling is. Het gebied ligt direct ten westen van de noordelijke entree tot de kern Zundert; de Bredaseweg (N263). Langs de zuidoost- en zuidwestzijde zijn buiten het plangebied woningen met tuinen en enkele bomen en struiken aanwezig. Ten noordwesten van het plangebied ligt een middelbare school. Aan de noordoostzijde ligt de Randweg met aan de overzijde van deze weg een boomkwekerij.

Op dit moment is er geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. De inrichting van het vigerende bestemmingsplan voorziet wel in de aanleg van oppervlaktewater, ter compensatie van het toevoegen van verhard oppervlak van het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0002.png"

figuur 2.1 Omgeving van het plangebied

In het plangebied zelf is geen opgaand groen of permanente bebouwing aanwezig. Wel is sprake van periodiek gebruik van de westhoek van het terrein als corsobouwplaats. Van mei tot en met september is op die locatie een corsobouwplaats gevestigd, waar de corsowagens vervaardigd worden.

De beoogde inrichting van het plangebied zal met het onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd blijven.

2.2 Functionele Structuur

In het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef is het gehele plangebied bestemd als 'Bedrijventerrein'. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat voor vrijwel het gehele terrein bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan zijn, met uitzondering van een strook van 25 meter, grenzend aan de middelbare school ten westen van het plangebied. Ook aan de zijde van de woningen langs de Bredaseweg is de milieucategorie beperkt tot categorie 2. Daar zijn uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0003.png"

figuur 2.2 Uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl van bestemmingsplan Verlengde Hofdreef.

In de zuidwest hoek van het bedrijventerrein is een corsobouwplaats aanwezig. Op de locatie van de corsobouwplaats is de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' opgenomen.

Naast de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn ook de bestemming 'Groen', 'Water', en 'Verkeer' opgenomen. De groenbestemming is gesitueerd langs de perceelsgrenzen van de omliggende woningen aan de oost- en zuidzijde van het plangebied. Het plangebied wordt in de noordwesthoek ontsloten via een toegangsweg vanaf de Beeklaan. De verkeersbestemming loopt via de westzijde van het plangebied richting de corsobouwplaats, daarnaast loopt de weg parallel aan de Beeklaan door, richting de oostzijde van het terrein. In het midden van het plangebied is ruimte gereserveerd voor de waterberging, in de vorm van te realiseren oppervlaktewater.

Met deze herziening veranderd er niets aan de beoogde indeling van het bedrijventerrein. De herziening beperkt zicht tot het toevoegen van de detailhandel op de locatoie in de noordoosthoek en de aanpassing in de regels met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees- En Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In de SVIR schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De SVIR vervangt verschillende nota’s, zoals de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk richt zich met de SVIR op het versterken van de internationale concurrentiepositie. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat, de bereikbaarheid verbeteren en zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Het plangebied is gelegen in de MIRT-regio (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) Brabant en Limburg. In het SVIR zijn geen relevante opgaven benoemd die betrekking hebben op dit bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2010) maakt het Rijk duidelijk aan welke regels inpassingsplannen, provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. De nationale belangen, die in de SVIR geformuleerd worden, zijn in het Barro vertaald in nationale regels. Er wordt ruimte gevraagd voor de belangrijke nationale projecten en thema's, zoals de ontwikkeling van de mainports en de bescherming van het Nederlands werelderfgoed.

In de aanvulling van oktober 2012 zijn nieuwe onderwerpen toegevoegd aan het Barro. Naast de uitbreiding van infrastructuur en de bescherming van vaarwegen wordt er ook aandacht gevraagd voor de nationale natuur, dat opgenomen is in het Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast is de Beleidslijn grote rivieren opgenomen in het Barro, waarin gestreefd wordt naar het behoud van de berginscapaciteit van de Nederlandse rivieren. De verschillende thema's zijn vastgelegd in beleidskaders.

Conclusie

De beleidskaders van het Barro hebben geen relevantie voor de ontwikkeling van 'Molenzicht'.

3.1.3 Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Het nationaal Waterplan (NWP) bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Nederland voldoet hiermee aan de Europese eisen om actuele plannen en programma's op te stellen ten aanzien van duurzaam watergebruik en waterveiligheid. Er worden normen gesteld aan de hoogte van dijken en er wordt ruimte gevraagd voor voldoende waterberging. Dit dient opgenomen te worden in de watertoets.

Hoe in dit plan rekening gehouden wordt met het aspect 'water' is opgenomen in de waterparagraaf (paragraaf 5.9)

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 (hierna: SVRO) in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De SVRO geeft aan welke ambities de provincie heeft en hoe zij deze wil realiseren. In de SVRO geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040.

Het strategische beleid voor de fysieke omgeving in Noord-Brabant was beschreven in de Interim Structuurvisie Noord-Brabant (ISV). De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vervangt de Interim Structuurvisie Noord-Brabant. De structuurvisie is zelfbindend en geeft voor de opgenomen beleidsonderdelen het provinciale belang aan.

Deel A van de SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid. De provincie heeft als sturingsfilosofie 'samenwerken aan kwaliteit': samen met andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties vormgeven aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. Daarbij respecteert de provincie ieders rol. De provincie onderscheidt de volgende vijf rollen:

Ontwikkelen
De provincie focust in haar ontwikkelingsgerichte rol op een aantal thematische opgaven en op een aantal gebieden. In gebieden waar sprake is van grote ruimtelijke dynamiek, botsende belangen en waar de ontwikkelingen een (inter)provinciale impact hebben, kiest de provincie voor een actieve rol.
Ordenen
De provincie wil de duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant ordenen in robuuste ruimtelijke structuren. Dit zijn de groenblauwe-, de agrarische-, de stedelijke- en de infrastructuur.
Beschermen
De provincie wil belangrijke en onvervangbare waarden beschermen. Voor de Ecologische Hoofdstructuur, de cultuur- en aardkundige waarden en de bescherming van de kernkwaliteiten in de nationale landschappen in Noord-Brabant stelt de provincie een beschermingsregiem op.
Regionaal samenwerken
De provincie kiest voor regionale samenwerking en afstemming in vier regio's. De provincie stimuleert de samenwerking tussen de gemeenten, Rijk en waterschappen in deze regio's en legt afspraken vast in een strategische regionale agenda.
Stimuleren
Bij ruimtelijke ontwikkelingen gaat het niet alleen om de vraag waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. Het gaat daarbij ook om de balans tussen de verschillende belangen, functies en kwaliteiten in een gebied. De provincie wil dat ontwikkelingen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Brabant.

Deel B van de SVRO beschrijft vier verschillende structuren, die de provincie hanteert: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Per structuur zijn de ambities en het beleid geformuleerd en is daarbij aangegeven welke instrumenten daarvoor gehanteerd worden. Figuur 3.1 toont de relevante structuren voor het onderhavig plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0004.png"figuur 3.1 Uitsnede Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014

De visie en de ambities van de provincie Noord-Brabant zijn verder uitgewerkt in verschillende gebiedspaspoorten. De gemeente Zundert ligt binnen het gebied 'Baronie'. Hierin is opgenomen dat de landschappelijke kwaliteiten van het gebied versterkt moeten worden en dat de boomteelt rond Zundert de ruimte moet krijgen. Door de bedrijvigheid uit het buitengebied te verplaatsen, draagt het onderhavig plan bij aan de provinciale ambities voor het gebied 'Baronie'.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

In maart 2014 is door de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Deze verordening wordt jaarlijks geactualiseerd. De Verordening ruimte 2014 bevat regels met betrekking tot ruimtelijke ordening, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van plannen. De onderwerpen en thema's komen voort uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Door middel van structuren en aanduidingen heeft de provincie per gebied regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0005.png"

figuur 3.2 Uitsnede Verordening ruimte 2014

Met de vaststelling van het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef is het gebied verworden tot bestaand stedelijk gebied. De regels hiervoor zijn opgenomen in artikel 4 Bestaand stedelijk gebied.

Artikel 4.4 Bestaande bedrijventerreinen en kantoorlocaties

In dit artikel zijn de regels ten aanzien van de ontwikkelingen op bestaande bedrijventerreinen vastgelegd. In artikel 4.5 is opgenomen dat er speciale aandacht besteed moet worden aan de beeldkwaliteit en de economische kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen. Hiervoor wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met de afspraken die hierover gemaakt zijn in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). Deze regels dienen bij een herziening van een bestemmingsplan uitdrukkelijk aan bod te komen.

Artikel 4.8 Detailhandelslocaties

Dit artikel gaat in op de locatiekeuze en omvang van detailhandel in de provincie Noord-Brabant. Voor de provincie is het van groot belang dat plannen voor detailhandel goed op elkaar afgestemd worden. Ook voor de aanpak van detailhandel heeft de provincie de regionale afstemming bij het Regionaal Ruimtelijk Overleg geplaatst. In dit artikel zijn nog wel regels opgenomen ten aanzien van detailhandel(slocaties) met een bovenregionaal karakter. Het onderhavig plangebied en de voorziene detailhandel hebben geen bovenregionaal karakter.

3.2.3 Strategische visie werklocaties

De provincie Noord-Brabant heeft een strategische visie opgesteld om een optimaal vestigingsklimaat voor bedrijven te creëren. Deze visie vormt een van de bouwstenen van de economische ontwikkeling van Noord-Brabant en de rol van de provincie daarin. In deze visie wordt gesproken over de afnemende vraag naar ruimte door bedrijven, nieuwe bedrijventerreinen worden steeds vaker gevuld door al bestaande bedrijven. Er is een toename van de zogenaamde vervangingsvraag. Ook wordt er gesproken over een kwalitatieve mismatch: de aansluiting met de actuele vraag ontbreekt steeds vaker. Functiemening wordt als een van de oplossingen aangedragen. Door meerdere functies mogelijk te maken, kunnen terreinen eenvoudiger en sneller ingevuld worden en wordt er beter ingespeeld op de actuele vraag.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in een breder scala aan functies op het bedrijventerrein Molenzicht en past hierdoor binnen het beleid van de gemeente Zundert, zoals vastgelegd in de Strategische visie werklocaties.

3.2.4 Notitie Werk aan de winkel in de regio

Noord-Brabant heeft de ambitie om tot de top van de Europese kennis- en innovatieregio's te blijven behoren. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te creëren is een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur noodzakelijk. In de notitie 'Werk aan de winkel in de regio' wil de provincie gemeenten, marktpartijen en kennisinstellingen informeren over de wijze waarop het detailhandelsbeleid ingezet wordt om deze ambitie te verwezenlijken.

Regionale afspraken worden in de notitie als belangrijke schakel aangeduid. Een regionale detailhandelsvisie heeft daarbij de voorkeur van de provincie. De regio West-Brabant heeft hier gehoor aan gegeven door een detailhandelsvisie voor de regio op te stellen. Deze wordt besproken in paragraaf 3.2.5.

In de notitie worden ook enkele uitgangspunten voor het provinciale detailhandelsbeleid genoemd. Een van de uitgangspunten is het streven naar het concentreren van detailhandel en het voorkomen van verspreide bewinkeling. Clustering van bedrijven en detailhandel zorgt voor sterkere winkelgebieden en voorkomt versnippering van het landschap of van de stedelijke structuur.

Conclusie

Dit plan voorziet in een clustering van bedrijven op een geschikte zichtlocatie aan de rand van de kern Zundert. Het plan is er met name op gericht bedrijven uit het buitengebied of andere ongunstige locaties te hervestigen op de locatie Molenzicht. Hierdoor sluit dit plan goed aan bij de regionale notitie Werk aan de winkel.

3.2.5 Detailhandelsvisie West-Brabant 2014 - 2020

In juli 2014 is door de Regio West-Brabant de Detailhandelsvisie West-Brabant 2014 – 2020 vastgesteld. Hiermee wil de provincie Noord-Brabant het gemeentelijk beleid op het gebied van detailhandel op elkaar afstemmen, om zo te komen tot een geode ruimtelijke ordening. Hiervoor is een expertteam detailhandel opgericht, dat grootschalige plannen binnen de regio toets en voorziet van advies.

In de detailhandelsvisie is de analyse van de vraag en het aanbod van detailhandel in de regio geactualiseerd. Daarnaast zijn de te verwachten ontwikkelingen in beeld gebracht. Hierin komt naar voren dat er een relatief ruim aanbod in de regio West-Brabant is. Ook is er de laatste jaren een toename van de leegstand gesignaleerd. In de nabije toekomst is de uitbreidingsruimte dan ook beperkt. In de regionale doelen is aangegeven dat het accent komt te liggen op herstructurering en vernieuwing in plaats van uitbreiding van het aanbod. De primaire verantwoordelijkheid van dit beleid ligt bij de gemeenten, maar afstemming en toetsing met de regio is vereist.

Om de ambitie van de regio te verwezenlijken worden in de detailhandelsvisie enkele beleidslijnen genoemd. Zo wil de regio dat de detailhandelsvoorzieningen in kleine kernen behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Daarbij wordt het accent gelegd op vernieuwing en herstructurering. De regio streeft naar clustering van detalhandel, omdat dit bijdraagt aan het goed functioneren van de winkelgebieden. Verspreide bewinkeling is toegestaan, zolang dit niet structuurverstorend is. Ook wordt er aandacht gevraagd voor een goede samenwerking tussen ondernemers en de gemeente.

De inzet op het behoud van de consumentenverzorging in de kleine kernen is nieuw ten opzichte van de voorgaande detailhandelsvisie. De regio wijst hier met name naar de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij zullen keuzes moeten maken ten aanzien van de locatie en omvang van winkelgebieden. Het ruimtelijk bundelen van marktpotenties zorgt voor een sterkere detailhandelsstructuur, maar de regio vraagt daarbij wel aandacht voor de kleinere kernen. Ook daar dient een voldoende voorzieningenniveau bereikt te worden.

Conclusie

Het onderhavig plan past binnen het beleid van de regio ten aanzien van detailhandel. De gemeente wil met dit bestemmingsplan de versnippering en verspreiding van detailhandel inperken, door ruimte te bieden op een geschikte perifere locatie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Thematische structuurvisie bedrijventerreinen

In mei 2011 heeft de gemeente Zundert een visie met betrekking tot het ruimtelijk beleid voor bedrijventerreinen vastgesteld. In deze visie schept de gemeente de kaders voor dit beleid. Hierin verantwoordt de gemeente hoe zij lokale ondernemers wil faciliteren in hun ondernemerschap. Deze visie is een thematische voorloper van de structuurvisie van de gemeente Zundert. Het onderhavig plangebied is in deze visie opgenomen als zoekgebied voor uitbreiding van bedrijventerreinen. De locatie wordt ook aangemerkt als strategische positie binnen de kern Zundert, waardoor deze locatie geschikt is als beeldbepalend element.

In de Thematische Structuurvisie Bedrijventerreinen wordt opgemerkt dat binnen de gemeente Zundert de bedrijvigheid in het buitengebied uitzonderlijk groot is. Vaak betreft het hier bedrijven die in de loop van de tijd uitgegroeid zijn van een klein startersbedrijf tot een volwaardige onderneming. Op sommige locaties ontstaan hierdoor knelpunten op het gebied van verkeer en landschappelijke inpassing. Voor die bedrijven is de huidige locatie niet meer geschikt.

Voor het toekomstige bedrijventerrein Verlengde Hofdreef heeft de gemeente in deze visie enkele uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen. Perifere detailhandel wordt hier niet uitgesloten, in tegenstelling tot enkele andere bedrijventerreinen.

Conclusie

Het onderhavig plan voorziet in de mogelijkheid van hervestiging van bedrijven uit het buitengebied van Zundert. In de structuurvisie is voor het plangebied de mogelijkheid tot de vestiging van perifere detailhandel open gelaten, waardoor dit plan niet in strijd is met de Thematische structuurvisie bedrijventerreinen.

3.3.2 Nota Economisch beleid 2008

Met de titel: 'Zundert onderneemt, groeit en bloeit', schetst de gemeente de strategische lange termijn visie op het ruimtelijk-economisch terrein. In samenwerking met vertegenwoordigers van het Zundertse bedrijfsleven is deze nota opgesteld om de economie en bedrijvigheid binnen de gemeente een krachtige impuls te geven. Hierin zijn drie thema's aangevoerd:

  1. 1. Behoud en versterking van het lokale MKB;
  2. 2. Versterking en verankering kansrijke groeisectoren;
  3. 3. Profileren gemeente Zundert naar buiten toe.

Onder het eerste thema wordt onder andere aangehaald dat er binnen de kernen meer ruimte moet komen voor bedrijven en detailhandel. Extra aandacht gaat hierbij uit naar de kwaliteit van de gebieden. Clustervorming en diversiteit moeten bijdragen aan de kwaliteitsimpuls van bestaande en toekomstige bedrijventerreinen.

Conclusie

Het onderhavig plan past binnen het economisch beleid van de gemeente Zundert.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

In de gemeente Zundert is veel bedrijvigheid in het buitengebied aanwezig. Doordat enkele bedrijven de laatste jaren flink gegroeid zijn, is verplaatsing gewenst. De gemeente is hierdoor op zoek naar nieuwe en geschiktere locaties voor deze bedrijven. Molenzicht is een van de locaties die qua ligging en ontsluiting zeer geschikt is voor deze bedrijven. In een enkel geval zal het ook gaan om volumineuze detailhandel. De vestiging van een dergelijk bedrijf in het buitengebied is verre van ideaal. Ook voor deze bedrijven is hervestiging in de kern gewenst.

4.2 Ruimtelijke Structuur

Met dit planvoornemen worden geen wijzigingen aan de ruimtelijke structuur voorzien. De verkaveling en bebouwing uit het vigerende plan blijft ongewijzigd.

4.3 Functionele Structuur

Met het onderhavig plan wordt de hervestiging van detailhandel door middel van de toevoeging van een aanduiding mogelijk gemaakt. Dit betekent een verruiming van de huidige planologische mogelijkheden. Met dit plan wordt deze aanduiding voor het noordoostelijk gedeelte van het gebied direct opgenomen. Voor het overige deel van het plangebied wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee deze aanduiding toegevoegd kan worden.

4.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

In de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is voor het eerst de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. In de het Besluit ruimtelijke ordening is deze toets verder uitgewerkt in procesvereisten. Doel van de toets aan de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijk gebied. Bouw voor de leegstand dient met deze toets voorkomen te worden. De betreffende bepalingen zijn opgenomen in artikel 3.1.6 van de Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking dient doorlopen te worden op het moment dat een plan nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Met het onderhavig plan wordt niet voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, doordat het hier alleen hervestiging van bedrijven betreft. De vestiging van detailhandel wordt alleen mogelijk gemaakt voor reeds bestaande bedrijven binnen de gemeente Zundert. Dit zal ook opgenomen worden in de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid. Voorts is de vestiging uitsluitend mogelijk op het bestaande bedrijventerrein Verlengde Hofdreef. Er is derhalve geen sprake van uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied.

4.5 Verkeer En Parkeren

4.5.1 Verkeer

Het bedrijventerrein is toegankelijk via een parallelweg van de Randweg. De parallelweg begint met een uitvoeger vanaf de randweg, nabij de rotonde met de Akkermolenweg en takt ten zuiden van de rotonde Bredaseweg - Randweg weer aan op de Bredaseweg. De parallelweg is, met uitzondering van langzaam verkeer, een eenrichtingsweg. Het verkeer verlaat het bedrijventerrein via de aansluiting op de Bredaseweg. De ruimtelijke structuur van het plangebied is gevisualiseerd in de gelijknamige figuur.

Voordelen van deze aansluiting zijn de directe ontsluiting van het bedrijventerrein op de randweg. Ook maakt deze aansluiting een optimale routing op het bedrijventerrein met minimale onderlinge conflicten mogelijk.

De interne ontsluitingstructuur bestaat uit een ontsluitingslus (éénrichtingsverkeer) met een separate verbindingsweg (tweerichtingsverkeer) naar de corsobouwplaats. De ontsluiting van de middelbare school blijft voor het gemotoriseerd verkeer plaatsvinden via de oostzijde van de school, via het bedrijventerrein.

Langzaam verkeer

Om menging van snel- en langzaam verkeer op het bedrijventerrein te voorkomen is de ontsluiting voor fietsers naar de middelbare school via de westzijde, via de Akkermolenweg. Voor fietsverkeer is het gebied ontsloten vanaf de rotondes op de Randweg bij de Akkermolenweg en de Bredaseweg. Op het bedrijventerrein zijn, uitgezonderd verbindende schakels naar de omliggende fietsinfrastructuur, geen extra voorzieningen voor fietsers voorzien: in lijn met de erftoegangsfunctie van de wegen delen fietsers de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Voor voetgangers zijn langs alle wegen aan tenminste één zijde voetpaden voorzien.

4.5.2 Parkeren

Voor het bedrijventerrein zijn slechts enkele openbare parkeerplaatsen aanwezig. Deze zijn gelegen langs de Randweg. Het aantal openbare parkeerplaatsen is niet afdoende om de parkeerdruk van detailhandelsbedrijven op te vangen. Daarom geldt dat detailhandelsbedrijven moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Dit is in de wijzigingsbevoegdheid geborgd.

4.6 Water En Groen

Ten opzichte van het vigerende plan worden er geen wijzigingen mogelijk gemaakt. De verkaveling van dit plan blijft gelijk, waardoor er geen gevolgen zijn voor de aspecten water en groen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Akoestiek

Het aspect geluid heeft betrekking op meerdere lawaaisoorten: wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industriegeluid. Deze lawaaisoorten kunnen de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van geluid/lawaai kunnen hier psychische en lichamelijke klachten door oplopen.

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). In de Wgh is voor geluidgevoelige bestemmingen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB opgesteld. Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen. Voor nieuwe ontwikkelingen dient aannemelijk gemaakt te worden dat de toename van het wegverkeerslawaai onder de 1 dB blijft. Een verschil in geluidsniveau van 1 dB is niet waarneembaar voor mensen.

De toevoeging van volumineuze detailhandel zorgt voor een lichte toename van het verkeer. Het verschil in verkeersaantrekkende werking is dermate klein, dat de toename van de geuidsbelasting door wegverkeer onder de 1 dB(A) zal blijven. Het aspect wegverkeerslawaai levert hierdoor geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.

Industrielawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluiduitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour voorkeursgrenswaarde) in het bestemmingsplan. Het gebied binnen deze contour is de zone van het industrieterrein. Tevens worden voor geluidgevoelige bestemmingen de ten hoogst toelaatbare geluidniveaus vastgesteld. Deze zogeheten MTG's mogen niet worden overschreden.

Middels zonering worden enerzijds bedrijven beschermd tegen oprukkende geluidgevoelige bestemmingen en anderzijds worden geluidgevoelige bestemmingen beschermd tegen eventuele uitbreidingen van de activiteiten op het industrieterrein. Volumineuze detailhandel past binnen de vigerende milieucategorie, waardoor deze herziening geen gevolgen heeft voor de omgeving. Detailhandel zelf is geen geluidgevoelige bestemming, waardoor de zonering van eventueel omringende bedrijven geen invloed heeft.

Spoorweglawaai

In of in de directe omgeving van het plangebied is geen spoorweg aanwezig. Het aspect spoorweglawaai vormt hierdoor geen beperking voor deze herziening.

5.2 Archeologie

Binnen het plangebied zijn geen beperkingen ten aanzien van archeologie. Bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan 'Verlengde Hofdreef' is het gehele gebied vrijgegeven.

5.3 Bodem

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie.

Onderzoek

In november 2012 is een historisch onderzoek uitgevoerd voor een ontwikkelingslocatie aan de Verlengde Hofdreef te Zundert. Dit betreft een verkennend bodemonderzoek conform de richtlijnen uit de NEN 5725 (Bodem - Landbodem - Onderzoeksstrategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN, 2009). Het rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

In het uitgevoerde bodemonderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Op basis van het historisch onderzoek kan worden bepaald of de bodemkwaliteit mogelijk belemmeringen op kan leveren voor de voorgenomen bestemming (bedrijfsterrein).

Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein. Ook wordt niet verwacht dat de activiteiten op de omliggende percelen de bodemkwaliteit op het onderzoeksterrein negatief hebben beïnvloed.

De resultaten van voorliggend vooronderzoek kunnen worden gebruikt als input voor een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740. Het verkennend onderzoek kan worden uitgevoerd aan de hand van de strategie voor een onverdachte locatie (ONV).

Conclusie

Op basis van de bekende gegevens kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen functieuitbreiding op het bedrijventerrein.

5.4 Cultuurhistorie

Molenbiotoop

Ten noordwesten van het plangebied staat aan de Akkermolenweg 13 de Akkermolen.De afstand tussen de molen en het plangebied is circa 200 meter. In het bestemmingsplan Buitengebied 1994 van de gemeente Zundert is aangegeven dat binnen een straal van 100 meter van de molen geen bebouwing mag worden opgericht. Binnen een straal van 500 meter rond de voet van de molen mogen geen bouwwerken worden opgericht zonder nadere afweging van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de hoogte en situering van de bouwwerken. Bij de planontwikkeling is aandacht voor de molenbiotoop derhalve van belang. Binnen deze molenbiotoop gelden beperkingen voor de bouwhoogte.

Door de Vereniging De Hollandsche Molen zijn normen ontwikkeld ten aanzien van bebouwing binnen een molenbiotoop. Door middel van een door de Vereniging ontwikkelde formule is te berekenen hoe de obstakelhoogte zich verhoudt tot de afstand van de molen.

Op basis van de Molenbiotoop geldt in het noordwesten van het plangebied een maximale bouwhoogte van 7,3 meter. Daarna stijgt deze hoogte met 1 meter hoogte per 30 meter afstand tot de molen. In het noordwesten van het plangebied en ter plaatse van de te verbijzonderen locatie aan de entree van Zundert is de maximale bouwhoogte in het plan hoger dan de molenbiotoop. Deze bouwhoogte kan echter pas benut worden indien de vrije windvang en/of het zicht niet onevenredig worden aangetast, of indien toepassing van de hoogtebeperking de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden. Deze mogelijkheid is geboden om in het gehele plangebied twee - en op de te verbijzonderen locatie drie - volwaardige bouwlagen met representatieve uitstraling te kunnen realiseren.

Ten behoeve van de bescherming van de molenbiotoop is een aanduiding opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Verlengde Hofdreef'. Deze molenbiotoop wordt gehandhaafd. De herziening maakt geen hogere bebouwing mogelijk dan op grond van het vigerende plan reeds toegestaan. Er is derhalve geen negatief effect voor de molenbiotoop.

5.5 Ecologie

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Flora- en faunawet, Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Dit wordt gedaan op basis van een natuurtoets, die opgenomen is in de bijlagen.

Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'Nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn alleen onder voorwaarden mogelijk. Hierbij wordt gekeken naar de aanwezige soorten (soortenbescherming) en de bescherming van natuurgebieden.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt geen nieuw ruimtebeslag mogelijk gemaakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Hierdoor vindt er geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden plaats. Daarnaast zijn in of in de nabijheid van het plangebied geen beschermde natuurgebieden aanwezig, waardoor negatieve effecten hierop uitgesloten kunnen worden.

5.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een van de aspecten die beschreven dient te worden in het kader van de ruimtelijke procedure. In deze paragraaf is het aspect externe veiligheid in relatie tot het plangebied nader beschouwd.

5.6.1 Beleidskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0006.png"

figuur 5.1: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, het Bevb en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten, zoals hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0007.png"

figuur 5.2: Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico

5.6.2 Beschouwing risicobronnen

In de omgeving van het plangebied bevindt zich één relevante risicobron: het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg/Verlengde Hofdreef (Randweg).

Voor de ontwikkeling van de Randweg zijn in 2010 risicoberekeningen uitgevoerd ('Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert'). Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente een inventarisatie van het toekomstig aantal transporten van gevaarlijke stoffen laten uitvoeren (tabel 3.1).

tabel 5.1: vervoer gevaarlijke stoffen Randweg (transporten per jaar)

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0008.png"

Plaatsgebonden risico

Uit risicoberekeningen in het kader van het bestemmingsplan Verlengde Hofdreef (Risicoberekeningen vervoer gevaarlijke stoffen, Antea Group, februari 2015) blijkt dat de weg geen PR 10-6-contour heeft. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmeringen.

Groepsrisico

Uit diezelfde risicoberekeningen blijkt dat het groepsrisico van de weg in de huidige situatie lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Het plangebied is hierbij gemodelleerd als 'bedrijventerrein gemiddelde dichtheid' (40 personen per hectare).

Uit onderzoek van Antea Group in het kader van een bestemmingsplan in Zaltbommel blijkt dat voor volumineuze detailhandel een kengetal van 50 personen per hectare een reëel uitgangspunt is. Deze toename van de maximale bevolkingsdichtheid binnen het plangebied ten opzichte van de huidige situatie leidt tot een hoger groepsrisico van de weg. Omdat het groepsrisico laag is en de toename beperkt is, blijft in de toekomstige situatie het groepsrisico lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.

Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevt verplicht vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de weg.

5.6.3 Verantwoording groepsrisico

Verantwoording van het groepsrisico is, zoals geconcludeerd in de vorige paragraaf, verplicht ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

In dit hoofdstuk worden elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Zundert. Deze elementen zijn afgeleid uit het Bevt en zijn tevens omschreven onder 'Beleidskader' en in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007). Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. In dit hoofdstuk zijn alle elementen beschouwd.

Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • scenario's;
  • zelfredzaamheid;
  • bestrijdbaarheid.

5.6.4 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg/Verlengde Hofdreef (Randweg). Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van de weg zijn tevens elementen ter verantwoording van het groepsrisico beschreven. In het kader van de ruimtelijke procedure wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.7 Luchtkwaliteit

Aanleiding

Het voorgenomen plan maakt het mogelijk om nieuwe bedrijvigheid te realiseren nabij de Verlengde Hofdreef te Zundert. Het vigerende bestemmingsplan wordt hierbij herzien om volumineuze detailhandel mogelijk te maken op het gehele bedrijventerrein (2,4 hectare, waarvan 0,8 hectare geschikt voor detailhandel).

Het realiseren van nieuwe bedrijvigheid heeft zowel een directe als een indirecte invloed op de concentraties luchtverontreinigende stoffen in het plangebied en haar omgeving. De directe invloed wordt ondervonden van alle (toekomstige) bedrijfsactiviteiten (productieprocessen) en alle ondersteunende processen als intern transport en afzuiging. De indirecte invloed wordt veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven, die van invloed is op het totaal aantal motorvoertuigbewegingen op de omliggende wegen (zowel personenvervoer als de aan- en afvoer van goederen). In deze beoordeling van het luchtkwaliteit zijn zowel de directe als de indirecte effecten van de bedrijven op de concentraties luchtverontreinigende stoffen beoordeeld.

De effecten van het voorgenomen plan op de luchtkwaliteit worden vergeleken met de effecten die in beeld gebracht zijn in het kader van het vigerende bestemmingsplan (Oranjewoud, 2013).

Directe effecten nieuwe bedrijvigheid

De bedrijven op het bedrijventerrein beïnvloeden de concentraties in de directe omgeving, onder meer als gevolg van (kleinschalige) stookinstallaties, het gebruik van mobiele werktuigen met een verbrandingsmotor en manoeuvrerend verkeer op het terrein van de inrichting. Zowel het voorgenomen als het vigerende bestemmingsplan maakt bedrijven mogelijk tot en met milieucategorie 3.1. Tot deze milieucategorieën behoren over het algemeen bedrijven zonder grootschalige productieprocessen, waaronder volumineuze detailhandel.

In het kader van het vigerende bestemmingsplan bleek dat het effect op de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving van de nieuwe bedrijven zeer klein zal zijn. Aangezien het voorgenomen plan tevens een beperkte oppervlakte kent en alleen bedrijven toestaat uit de laagste milieucategorieën, is aannemelijk dat de directe bijdrage van luchtverontreinigende stoffen naar de buitenlucht als gevolg van de toekomstige bedrijven zeer beperkt zal zijn.

Toets aan de relevante grenswaarden inclusief indirecte effecten verkeer

De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) zijn in het kader van het vigerende bestemmingsplan in beeld gebracht. Deze concentraties zijn opgebouwd uit de achtergrondconcentratie in de directe omgeving van het plangebied en de bijdrage van het extra planverkeer (verkeersaantrekkende werking van de bedrijven). De concentraties bleken ruim onder de relevante grenswaarden voor NO2 (40 µg/m3) en PM10 (31,2 µg/m3) te liggen.

Als gevolg van het voorgenomen plan zal de verkeersaantrekkende werking wijzigen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Echter, de toename van het verkeer (zowel personenvervoer als de aan- en afvoer van goederen) zal zeer beperkt blijven. Deze beperkte toename zal een gering effect hebben op de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10. Aannemelijk is dat de beperkte bijdrage van het extra planverkeer niet dusdanig groot is dat de ruimte tot de grenswaarden volledig wordt opgevuld.

Beoordeling en conclusie ten aanzien van de effecten van het plan op de luchtkwaliteit in de omgeving

Uit de beoordeling van de effecten van het vigerende plan op de luchtkwaliteit in de omgeving bleek dat ruimschoots voldaan zou worden aan de grenswaarden. In het voorgenomen plan zal er een beperkte bijdrage door de toename van het extra planverkeer en door de nieuwe bedrijven plaatsvinden. Tevens zijn de grootschalige achtergrondconcentraties ten tijde van het voorgaande onderzoek vergelijkbaar met de huidige achtergrondconcentraties. Gezien de grote ruimte tussen de achtergrondconcentraties en de relevante grenswaarden, zal er, rekening houdend met de beperkte bijdrage van het voorgenomen plan, ruimschoots voldaan worden aan de grenswaarden, zoals die zijn opgenomen in Titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

5.8 Milieuzonering

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden.

In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de categorieën ingedeeld. Voor het bepalen van de afstand tot woningen kan het gebied in twee typen worden ingedeeld, te weten 'rustige woonwijk / rustig buitengebied' of 'gemengd (buiten)gebied'. Bij gemengde gebieden wordt de hinder één categorie teruggebracht. In is een overzicht opgenomen van de categorisering ten opzichte van de twee typen gebieden:

tabel 5.2 Categorisering en richtafstanden

afbeelding "i_NL.IMRO.0879.HBPVerlhofdreef-VS01_0009.png"

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Conclusie

Met het onderhavig plan wordt de hervestiging van detailhandelsbedrijven mogelijk gemaakt. Deze bedrijven vallen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven voldoen hierdoor aan de geldende richtafstanden van de VNG en vormen daarnaast geen belemmeringen voor de andere bedrijven in of in de nabijheid van het plangebied.

5.9 Water

Met het onderhavig plan wordt geen verhard oppervlak toegevoegd ten opzichte van het vigerende plan. De verkaveling en bouwmogelijkheden blijven gelijk, waardoor het aspect water geen gevolgen heeft voor dit plan.

Het waterschap heeft positief geadviseerd ten aanzien van dit plan.

5.10 Kabels En Leidingen

In en in de directe omgeving van het plangebied komen geen planologisch relevante kabels of leidingen voor.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Indeling Van De Regels

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden.

In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels.

In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

6.2 Regels

De regels uit het moederplan 'Verlengde Hofdreef' blijven onverminderd van toepassing, met uitzondering van artikel 3. Artikel 3 bevat de regeling voor de bestemming 'Bedrijventerrein'. In het moederplan is alleen de mogelijk tot ondergeschikte detailhandel opgenomen. Het bepaalde onder artikel 3.1 is uitgebreid met de mogelijkheid voor volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'.

Daarnaast is in artikel 3 lid 5 onder d de bepaling toegevoegd dat volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' niet gezien wordt als strijdig gebruik.

Tot slot is lid 3.7 toegevoegd. Dit betreft de wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van de aanduiding 'detailhandel volumineus' geregeld wordt. Hierin zal de beperkingen opgenomen worden dat dit slechts mogelijk is voor hervestiging van bedrijven, die reeds binnen de gemeente Zundert aanwezig zijn.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is ook de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In deze wet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Bro:

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m²;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Het onderhavig plan is niet te kwalificeren als bouwplan, zoals bedoeld in de Grexwet. De verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan vervalt hiermee.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk beschrijft de mogelijkheden die overlegpartners en burgers krijgen om hun visie op deze herziening te geven. Daarnaast gaat dit hoofdstuk in op de wijze waarop hun reacties verwerkt zijn en de wijze waarop zij hebben geleid tot aanpassing van dit plan. Tot slot behandelt dit hoofdstuk de ambtshalve wijzigingen en de wijze waarop die ambtshalve wijzigingen hebben geleid tot aanpassing van dit plan.

8.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het (concept)ontwerpbestemmingsplan 'Verlengde Hofdreef, 1e herziening' van de gemeente Zundert voorgelegd aan de volgende instanties:

  • Provincie Noord-Brabant;
  • Waterschap Brabantse Delta;
  • Regionale Brandweer Midden- en West-Brabant;

8.1.1 Vooroverlegreactie provincie Noord-Brabant

Reactie 1.1

Er is geen aandacht gegeven aan regionale afstemming wat noodzakelijk is omdat volumineuze detailhandel van een hoger schaalniveau is dan het lokale schaalniveau. Met detailhandel dient terughoudend te worden omgegaan in West-Brabant.

Beantwoording reactie 1.1

In deze herziening wordt ten behoeve van een bestaand bedrijf met een concrete vraag op dit bedrijventerrein een rechtstreekse mogelijkheid opgenomen voor detailhandel in volumineuze goederen. Dit bedrijf is reeds binnen de gemeentegrenzen gevestigd. Juist om terughoudend om te gaan met de vestiging van volumineuze detailhandel is ervoor gekozen om enkel verplaatsing binnen de gemeente Zundert mogelijk te maken naar Molenzicht. Dit om volumineuze detailhandelsbedrijven die niet op de juiste plaats gevestigd zijn (bijvoorbeeld in het buitengebied of in een woonwijk) te kunnen verplaatsen naar een duurzamere, meer passende locatie. Er is dan ook geen sprake van het aantrekken van nieuwe (mogelijk regionale) detailhandelsbedrijven.

Terzijde wordt opgemerkt dat het hier niet gaat om de verplaatsing van een tuincentrum, maar om een ambachtelijk bedrijf dat meubels maakt en heeft dan ook veel minder een regionaal karakter dan een tuincentrum.

Reactie 1.2

Verzocht wordt inzichtelijk te maken om welk tuincentrum het gaat en wat er op de vertreklocatie wordt beoogd.

Beantwoording reactie 1.2

Het betreft hier geen tuincentrum, maar een ambachtelijk bedrijf die zijn producten (in casu meubels) verkoopt. Echter omdat het bedrijf volumineuze goederen verkoopt heeft het bedrijf ook voldoende m2 nodig om zijn goederen te kunnen tonen.

Het huidige bedrijf is gelegen in het buitengebied. Op dit moment is het derde veegplan bestemmingsplan Buitengebied Zundert in procedure gebracht en wordt de mogelijkheid om een bedrijf te vestigen op de huidige locatie wegbestemd (bestemming Wonen).

Reactie 1.3

In de wijzigingsbevoegdheid dient de voorwaarde te worden opgenomen dat er geen nadelige invloed mag ontstaan op de aanwezige winkelstructuur in de gemeente.

Beantwoording reactie 1.3

Wij zien het vestigen van detailhandel in volumineuze goederen op Molenzicht juist als een verrijking voor ons winkelaanbod in het centrum. De afstand tussen Molenzicht en de winkelstraat is niet groot. Daarnaast is het bedrijf dat nu rechtstreeks kan en mag vestigen op Molenzicht geen bedrijf dat gewenst is in de Molenstraat, omdat het bedrijf voor een groot deel zijn eigen goederen produceert. Naar aanleiding van deze reactie is in de wijzigingsbevoegdheid een extra voorwaarde opgenomen ten aanzien van de gevolgen voor de aanwezige winkelstructuur.

Reactie 1.4

Er is al een overschot aan bedrijventerreinen in West-Brabant, maar er zijn nog geen definitieve afspraken gemaakt over bedrijventerreinen in deze regio. In de concept-afspraken is Molenzicht als hard bouwrijp aanbod opgenomen.

Beantwoording reactie 1.4

Door het rechtstreeks mogelijk maken van de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen op één locatie binnen het bedrijventerrein Molenzicht wordt gezorgd voor een afname van het aanbod bvo aan bedrijventerreinen. Verder zal deze herziening geen afbreuk doen aan het maken van definitieve afspraken binnen de regio West-Brabant.

8.1.2 Vooroverlegreactie Waterschap Brabantse Delta

Het Waterschap Brabantse Delta heeft in het kader van het vooroverleg een positief wateradvies afgegeven.

8.1.3 Vooroverlegreactie Regionale brandweer Midden- en West-Brabant

De brandweer van Midden- en West-Brabant heeft in het kader van het vooroverleg een advies uitgebracht. Voor het onderhavig plan volstaat de brandweer met een standaard advies, dat, voor zover relevant, verwerkt is in de paragraaf Externeveiligheid.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp van de herziening heeft gedurende zes weken, vanaf 2 maart 2017 tot en met 12 april 2017, ter inzage gelegen. Openbare kennisgeving heeft plaatsgevonden in de Staatscourant, de Zundertse Bode en op de websites www.zundert.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl.

Tijdens de terinzagelegging van zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad van de gemeente Zundert. Er zijn tegen deze herzieningen geen zienswijzen ingediend.