WATERTOREN RIMBURG, HERZIENING 2023
Bestemmingsplan - Gemeente Landgraaf
Vastgesteld op 21-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Watertoren Rimburg, herziening 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0882.BPWATERTORENPAD101-VG01 van de gemeente Landgraaf
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.5 afrastering
opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.
1.6 archeologische deskundige
de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester eb wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of opgraven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.
1.8 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie, waarbij het volgende geldt:
- Rijkmonument: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd;
- Terreinen van zeer hoge waarde: zeer grote kans op archeologische vondsten;
- Bebieden met een hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;
- Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;
- Gebieden met een lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;
- Geen verwachtingswaarde: zeer geringe tot geen kans op archeologische vondsten of informatie.
1.9 archeologische waarden
onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde
1.11 beeldkwaliteit
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.12 begane grond
de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
is sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
1.13 besluitomgevingsrecht
besluit van 25 maart 2001, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.
1.14 bestaand
overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bodemingreep
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
- c. het verlagen van het waterpeil;
- d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- f. het bouwen van een fundering;
- g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- i. sloopwerkzaamheden die grondverplaatsing ten gevolge heeft.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 compensatiebos
bos dat aangelegd dient te worden ter compensatie van elders verloren gegane natuurlijke en landschappelijke waarden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (rood voor groenprincipe).
1.25 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 educatief centrum
een ontvangstruimte voor bezoekers van de watertoren waar voorlichtingsactiviteiten plaatsvinden in de vorm van tentoonstellingen, exposities of andere wijzen van verbeelding ten behoeve van informatievoorziening aan derden.
1.28 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatief medegebruik die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik en met uitsluiting van recreatief nachtverblijf.
1.29 extensieve dagrecreatie
vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.
1.30 garage
een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor motorvoertuigen met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.33 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.34 horeca van categorie 1
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
1.35 horeca van categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.36 horeca van categorie 3
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
1.37 horeca van categorie 4
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).
1.38 horeca van categorie 5
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.39 kampeermiddel
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.40 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.41 kamperen
een vorm van openluchtrecreatie waarbij men in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander relatief eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft meestal één of meerdere nachten.
1.42 maaiveld
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.43 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.44 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.45 Omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.46 Omgevingsverordening Limburg
In de Omgevingsverordening Limburg staan de provinciale regels op het gebied van milieu, provinciale wegen, (grond-)water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. De Omgevingsverordening Limburg is in werking getreden d.d. 01.01.2024.
1.47 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
1.48 ondergeschikt
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.
1.49 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.50 peil
- a. bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
- b. bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.
1.51 recreatie
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.52 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.53 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 straatmeubilair
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.55 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.56 verblijfsrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
1.57 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.58 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 het verkoopvloeroppervlakte
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten.
2.8 uitzondering
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhogeverwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Verbod op bouwen in strijd met de bestemming
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
- a. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
- b. te bouwen een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
- c. een ondergronds bouwwerk op te richten, behoudens waar dit volgens de regels is toegestaan.
10.2 Algemene bouwregels
Indien bij het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wijzigingsbevoegdheden in de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage resp. goothoogte, kan bij hantering van het afwijken van de bouw- of gebruiksregel of wijzigingsbevoegdheid met maximaal 10% van het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' respectievelijk 'maximale goothoogte' aangegeven bebouwingspercentage resp. goothoogte worden afgeweken.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Verboden gebruik in strijd met de bestemming
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
11.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
- a. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
- c. het gebruik van bebouwing voor seksinrichting.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Milieuzone - stiltegebied
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijken met 10%
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Omgevingsvergunningen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.
15.2 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- a. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken ter inzage;
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
- c. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- d. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders;
- e. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
- f. Burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.
15.3 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
16.2 Voorrangsregels
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het in stand houden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- a. Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde);
- b. Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde);
- c. Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde);
- d. Waarde - Cultuurhistorie.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Watertoren Rimburg, herziening 2023'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Watertoren Rimburg, herziening 2023" van de gemeente Landgraaf.
1.1 Aanleiding En Doel
In 2011 is de initiatiefnemer gestart met de monumentale watertoren bij Rimburg te restaureren en te verbouwen. De watertoren is omgevormd tot een uitkijktoren en educatiecentrum met ondergeschikte horeca. De ondergeschikte horeca is heet Brasserie Rimburg en is gelijktijdig met het opleveren van de gerestaureerde watertoren geopend. Echter is inmiddels geruime tijd gebleken dat het toegelaten gebruik 'Horeca 1' en de benaming 'ondergeschikte horeca' niet passen zijn bij de Brasserie. In overleg met de gemeente Landgraaf is voorliggend bestemmingsplan opgesteld om het huidige gebruik planologisch vast te leggen. Concreet betekend dit een functiewijziging van 'horeca 1' naar 'horeca 2', wordt er niet langer gesproken over 'ondergeschikte horeca' en is, conform de eisen uit de gemeentelijke parkeernorm, het parkeerterrein planologisch vergroot. Fysiek is geen sprake van een ingreep, want voorliggend initiatief betreft uitsluitend het vastleggen van de bestaande situatie.
Op grond van het geldende bestemmingsplan "Watertoren Rimburg" is het niet mogelijk om aan de Watertorenpad 1 'horeca 2' activiteiten te verrichten en het gebruiken van een groter deel van het terrein als parkeerruimte is planologisch ook niet toegestaan. Om deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE (PLANGEBIED RODE ARCERING/CIRKEL)
Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Ubach over Worms met de volgende perceelnummers
Kadastrale perceelnummers: |
UBH00-D-604 |
UBH00-D-605 |
UBH00-E-663 |
UBH00-E-664 |
UBH00-E-737 |
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het initiatief ligt ter plaatse van het volgende bestemmingsplan:
- Bestemmingsplan "Watertoren Rimburg" vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Landgraaf d.d. 28-06-2012.
- bestemmingsplan "Facet bestemmingsplan Archeologie" vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Landgraaf d.d. 01-12-2016.
1.3.1 Bestemmingsplan "Watertoren Rimburg"
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is hierop aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN "WATERTOREN RIMBURG" (RODE OMLIJNING BETREFT PLANGEBIED)
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen:
- Enkelbestemmingen:
- 1. Cultuur en ontspanning;
- 2. Recreatie.
- Dubbelbestemmingen:
- 1. Waarde - Archeologie;
- 2. Waarde - Cultuurhistorie.
- Aanduidingen:
- 1. milieuzone - stiltegebied;
- 2. functieaanduiding - terras;
- 3. functieaanduiding - garage;
- 4. specifieke bouwaanduiding - balkon;
- 5. specifieke bouwaanduiding - loopbrug;
- 6. specifieke bouwaanduiding - rijksmonument;
- 7. specifieke bouwaanduiding - trap;
- 8. specifieke vorm van verkeer - parkeren.
Enkelbestemming 'Cultuur en ontspanning'
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
- a. een educatief centrum;
- b. aan de functie onder a. ondergeschikte horeca van categorie 1 met een maximum oppervlakte van 200 m² b.v.o.;
- c. aan de functie onder a. ondergeschikte detailhandel met een maximum oppervlakte van 50 m² b.v.o., met dien verstande dat alleen goederen passend bij het educatief centrum en de watertoren mogen worden verkocht;
- d. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras (tr)' en uitsluitend ten behoeve van de onder b. genoemde horecafunctie;
- e. uitsluitend een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-loopbrug [sba-lb]';
- f. uitsluitend een trap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-trap [sba-tr]';
- g. uitsluitend een balkon ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-balkon [sba-b]';
- h. de bescherming en het behoud van het rijksmonument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]';
- i. de instandhouding en ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur;
- j. extensief recreatief medegebruik;
Enkelbestemming 'Recreatie'
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie'. Deze gronden zijn onder meer aangewezen voor:
- a. dagrecreatie;
- b. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras (tr)' en uitsluitend ten behoeve van de onder artikel 5 lid 1.1 sub b genoemde horecafunctie;
- c. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-parkeren (sv-p)';
- d. een garage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage (ga)';
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In paragraaf 5.2.1 wordt dit nader toegelicht.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het door middel van de 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]' aangegeven Rijksmonument en het daarbij behorende stedenbouwkundig en landschappelijk beeld. In paragraaf 5.2.2 wordt dit nader toegelicht.
Gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied'
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' zijn de regels van de Omgevingsverordening Limburg met betrekking tot stiltegebieden van toepassing. Hierbij zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
- 1. lawaaisporten;
- 2. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
- 3. laagvliegbewegingen;
- 4. het gebruik van omroepinstallaties, muziekinstrumenten, geluidapparaten, al dan niet gekoppeld aan geluidversterkers.
1.3.2 Bestemmingsplan "Facet bestemmingsplan Archeologie"
Onderliggend initiatief ligt conform het bestemmingsplan "Facet bestemmingsplan Archeologie" binnen de dubbelbestemmingen:
- Waarde - Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde);
- Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde);
- Waarde - Archeologie 5 (gebieden met een lage verwachtingswaarde).
In het facetbestemmingsplan voor archeologie wordt in alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen het geactualiseerde archeologiebeleid gestandaardiseerd opgenomen. Het facetbestemmingsplan dient dus als een paraplu over de bestaande betemmingsplannen en beheersverordeningen heen.
Binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3, 4 en 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. In paragraaf 5.2.1 wordt dit nader toegelicht.
1.3.3 Conclusie
Het initiatief betreft het wijzigen van 'horeca 1' naar 'horeca 2'. Daarnaast betreft de voornemen om de bestaande parkeergelegenheid planologisch uit te breiden naar 25 parkeerplaatsen.
Binnen het huidige bestemmingsplan is 'horeca 2' niet toegestaan en bied het planologisch bestemde parkeerterrein onvoldoende ruimte voor de uitbreiding naar 25 parkeerplaatsen. Om de gewenste ontwikkeling juridisch-planologische mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
2.1 Bebouwing En Functies
Het plangebied is gelegen aan het uiteinde van het Watertorenpad. Binnen dit gebied is een horeca gelegenheid aanwezig. Dit betreft brasserie 'Watertoren Rimburg' en is gelegen in een groene omgeving. De brasserie is gevestigd in nieuwbouw, direct aansluitend op de watertoren. Deze werd gebouwd in 1925 door de voormalige steenkolenmijn "Laura en Vereeniging" en heeft een hoogte van 35,70 meter. De toren heeft de status rijksmonument. De horecavoorzieining is in 2011 op de voormalige reinwaterkelder gebouwd als onderdeel van de restauratie van de watertoren en het opnieuw in gebruiknemen hier van.
Het plangebied heeft de functie 'Cultuur en ontspanning' en 'Recreatie'.
AFBEELDING MET WATERTOREN EN BRASSERIE (VOORGROND)
2.2 Ontsluiting
Het plangebied is gelegen aan de Watertorenpad 1 nabij Rimburg en ten zuidoosten van de kern Waubach in de gemeente Landgraaf. De Watertorenpad betreft de toegangsweg tot de brasserie 'Watertoren Rimburg'. Daarnaast betreft het een groene omgeving met veel verschillende wandeltochten die starten bij de watertoren.
2.3 Groen En Water
Het plangebied is gelegen in een groene omgeving met verschillende wandelmogelijkheden. Het groen bestaat uit bossages en lage begroeiing. Daarnaast bevinden er agrarische percelen in de omgeving en is het totale plangebied onderdeel van een stiltegebied. Tot slot is er geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied.
AFBEELDING MET WATERTOREN RIMBURG MIDDEN IN HET GROEN
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
3.1 Bebouwing En Functies
Voorliggend initiatief betreft een bestemmingsplanwijziging, aan de Watertorenpad 1, waarbij 'horeca 1' wordt gewijzigd in 'horeca 2'. De gronden voor 'horeca 1' zijn bedoeld voor een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. 'Horeca 2' is een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etensware die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken, luchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels en restaurant.
De huidige brasserie sluit in gebruik en uitstraling aan bij restaurant zoals benoemd in 'horeca 2'. Er is geen sprake van een fysieke ingreep, maar uitsluitend een functionele wijziging om het huidige gebruik en het planologische toegelaten gebruik weer gelijk te trekken.
3.2 Verkeer En Parkeren
De gemeente Landgraaf hanteert voor nieuwe ontwikkelingen de parkeernormen van de CROW. Voor 'horeca 2' gelden 12 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Op basis hiervan blijkt de parkeerbehoefte 25 plaatsen. Momenteel zijn 17 plaatsen aanwezig (toename van 47%). Het voorliggend initiatief leidt dus tot een toename van 17 naar 25 plaatsen. Het feitelijk aangelegde parkeerterrein is groter dan planologisch is aangeduid. In voorliggend plan wordt de functieaanduiding 'parkeren' vergroot om ruimte te beiden aan de nieuwe parkeerbehoefte. Deze toename betekent tevens een toename van het verkeer van- en naar de inrichting. In paragraaf 5.1.5 wordt toegelicht wat de gevolgen van het initiatief zijn voor de akoestiek.
3.3 Groen En Water
Geen sprake is van een fysieke ingreep, waardoor dit onderdeel gelijk blijft.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Nederland staat de komende jaren voor grote complexe opgaven met betrekking tot woningbouw, klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie en bereikbaarheid. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden.
Met het oog hierop zijn in de NOVI de nationale belangen genoemd:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
- 10. Beperken van klimaatverandering.
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur.
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie.
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Analyse
Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen nationale belangen, zoals genoemd in de NOVI, gemoeid.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling is kortom niet in strijd met de NOVI.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat richtlijnen voor de inhoud van de bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.
Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland (NNN), Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is. Echter is het plangebied wel gelegen binnen een Goudgroene natuurzone (conform Omgevingsverordening Limburg 2014). In 4.2.2 wordt dit verder toegelicht.
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het plan ligt buiten het bestaand stedelijk gebied. Echter betreft voorliggend initiatief de functiewijziging van een horecagelegenheid naar 'horeca 2'. Daarnaast wordt er binnen bestaande perceelsgrenzen en halfverharding de parkeerplaats uitgebreid van 17 naar 25 parkeerplaatsen. Geen fysieke ingreep is voorzien. Hierdoor betreft dit initiatief geen stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
4.2.1 Omgevingsvisie Limburg 2021 (POVI)
Op 1 oktober 2021 is de 'Omgevingsvisie Limburg' vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Limburg. Deze Omgevingsvisie is op 25 oktober 2021 in werking getreden.
In de Omgevingsvisie Limburg geeft de provincie aan hoe ze wil inspelen op de belangrijkste hoofdopgaven voor de komende jaren:
- het realiseren van een aantrekkelijke, sociale gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk/bebouwd gebied als het landelijk gebied;
- een toekomstbestendige innovatieve en duurzame economie en landbouwtransitie, en;
- klimaatadaptatie en energietransitie.
Daarbij hanteert de provincie een aantal Limburgse principe, zoals:
- streven naar een inclusieve gezonde en veilige samenleving die uitnodigt tot ontmoeten, recreëren en maatschappelijke betrokkenheid;
- de kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal. Een gebiedsgerichte aanpak is de basis voor samenwerking met andere partijen en initiatiefnemers en er is dus ruimte voor maatwerk;
- meer stad, meer land. Variatie in gebieden moet gekoesterd worden. Stedelijke functies worden geconcentreerd in compacte steden en landelijke gebieden worden als tegenhanger van de drukke stedelijke gebieden ontwikkeld, en;
- zorgvuldig omgaan met de ruimte en voorraden, zowel onder- als bovengronds. Inzetten op sociaaleconomische ontwikkeling zonder vraagstukken af te wentelen naar volgende generaties (voorzorgsbeginsel).
Deze Limburgse principes zijn vertaald naar een kaart. Op grond van de kaart 'Limburgse principes' geldt dat het initiatief onderdeel uitmaakt van de 'Groenblauwe mantel', 'Buitengebied' en 'Natuurnetwerk'.
UITSNEDE KAART 'LIMBURGSE PRINCIPES' UIT DE OMGEVINGSVISIE LIMBURG (RODE OMLIJNING BETREFT PLANGEBIED)
Buitengebied
Het buitengebied betreft de landelijke gebieden op de Zuid-Limburgse plateaus en op de hogere zandgronden in Noord- en Midden-Limburg. Op de hogere zandgronden van Noord- en Midden-Limburg is, rekening houdend met de droogtegevoeligheid en de kwalitieit van de grondwatervoorraden, een breed scala aan grondgebruiksvormen mogelijk, rekening houdend met de ruimteclaims vanuit de verschillende transitieopgaves.
Natuurnetwerk
De Limburgse natuurgebieden, waaronder ook de Natura 2000-gebieden, vormen samen het Limburgse deel van het Natuurnetwerk Nederland. Het Natuurnetwerk Limburg beslaat circa 53.000 hectaren. Binnen het Natuurnetwerk Limburg wordt ingezet op een goede kwaliteit en bescherming van de natuur met een bijzonder accent op bedreigde Limburgse dier- en plantensoorten. Daarnaast is het bieden van mogelijkheden voor natuurbeleving belangrijk.
Groenblauwe mantel
De gebieden van de 'Groenblauwe mantel' liggen als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg heen. Het zijn gebieden waar goede combinatiemogelijkheden zijn voor duurzame vormen van land- en tuinbouw en andere economische functies. In de 'Groenblauwe mantel' blijft de grondgebonden landbouw de belangrijkste functie en is de agrarische sector tevens de belangrijkste beheerder. Hierbij wordt de mogelijkheid geboden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die bijdragen aan de instandhouding en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.
Analyse
Het initiatief betreft de functiewijziging van een horecagelegenheid naar 'horeca 2' en het planologisch uitbreiden van de parkeervoorzieningen naar 25 parkeerplaatsen. Een fysieke ingreep is niet voorzien. Deze ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de 'Groenblauwe mantel', 'Buitengebied' en 'Natuurnetwerk'.
Stiltegebied
Daarnaast maakt onderhavig initiatief onderdeel uit van een stiltegebied. Echter heeft voorliggend initiatief geen negatieve gevolgen voor het stiltegebied. In paragraaf 5.1.5 wordt toegelicht wat de gevolgen van het initiatief zijn voor de akoestiek.
Conclusie
Het initiatief past binnen de beleidsuitgangspunten van de Provinciale Omgevingsvisie.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 (de voorloper van de Omgevingsvisie Limburg 2021) juridische binding te geven. Inmiddels is ook de opvolger, de 'Omgevingsverordening Limburg' vastgesteld, maar deze treedt pas in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Daarom wordt in dit bestemmingsplan uitsluitend ingegaan op de thans van toepassing zijnde Omgevingsverordening Limburg 2014.
Goudgroene natuurzone
Het plangebied is volgens de Omgevingsverordening Limburg 2014 gelegen binnen de 'Goudgroene natuurzone'.
UITSNEDE KAART 4 BESCHERMINGSZONES NATUUR EN LANDSCHAP (RODE OMLIJNING BETREFT PLANGEBIED)
In de Omgevingsverordening conform paragraaf 2.6: mag een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de 'Goudgroene natuurzone', maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Het verbod is niet van toepassing op nieuwe activiteiten dan wel wijzigingen van bestaande activiteiten, indien:
- er sprake is van een groot openbaar belang;
- er geen reële alternatieven zijn en
- uit het ruimtelijk plan blijkt dat en hoe negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en voor het overige worden gecompenseerd, waarbij:
- 1. de compensatie niet mag leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden; en
- 2. de compensatie plaatsvindt:
- a. op financiële wijze of
- b. in natura in nog niet gerealiseerde delen van de Goudgroene natuurzone.
Analyse
Bij de voorgenomen ontwikkeling worden er geen fysieke ingrepen gedaan waardoor wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied worden aangetast. Hierdoor heeft onderliggend initiatief geen negatieve effecten op de 'Goudgroene natuurzone'.
Bronsgroene landschapszone
Het plangebied is volgens de Omgevingsverordening Limburg 2014 niet gelegen binnen de 'Bronsgroene landschapszone', maar grenst wel direct aan een smalle strook van de voorgenoemde zonering. In principe is toetsing niet aan de orde, maar wordt voor het geheel wel meegenomen.
UITSNEDE KAART 4 BESCHERMINGSZONES NATUUR EN LANDSCHAP (RODE OMLIJNING BETREFT PLANGEBIED)
Voor de Bronsgroene landschapszone is onder meer van belang dat ontwikkelingen in balans zijn met de omgeving, met als het waar mogelijk is versterken van de kernkwaliteiten van het gebied.
In de Omgevingsverordening zijn in paragraaf 2.7 de volgende regels opgenomen ten behoeve van de bronsgroene landschapszone:
- De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden wordt de beleidsregel als bedoeld in artikel 2.6.7, tweede lid, gevolgd.
- De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.
Analyse
Bij de voorgenomen ontwikkeling worden er geen fysiek ingrepen gedaan in het landschap. Hierdoor heeft onderliggend initiatief geen negatieve effecten op de 'Bronsgroene landschapszone'.
Stiltegebied
Daarnaast maakt onderhavig initiatief onderdeel uit van een stiltegebied. Voor deze ligging binnen het stiltegebied is uitvoerig overleg gevoerd met de provincie Limburg en het initiatief is middels een akoestisch onderzoek getoetst aan de normering van het gebied. In paragraaf 5.1.5 wordt verder ingegaan op het aspect akoestiek.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014.
4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021
Met de komst van de omgevingswet per 1 januari 2024 is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en de bewoordingen van de Omgevingswet. Provinciale staten hebben de nieuwe Omgevingsverordening Limburg 2021 vastgesteld op 17 december 2021, maar hij is nog in in werking. Omdat deze Omgevingsverordening is gebaseerd op de Omgevingswet kan deze niet eerder in werking treden dan de Omgevingswet zelf. Daarmee wordt de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingsverordening Limburg 2021 1 januari 2024. Tot die tijd blijft de Omgevingsverordening Limburg 2014 gelden.
Voor onderhavig initiatief is hoofdstuk 6 Geluid afdeling 6.2, Instructieregels stiltegebied, van toepassing. Conform artikel 6.2, Kernkwaliteiten stiltegebied, zijn de kernkwaliteiten van een stiltgebied:
- a. een natuurlijk stil karakter, een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ter bevordering van het welzijn en de gezondheid van bezoekers en de geluidgevoelige fauna, bijdragend aan de bewustwording van een stil milieu en stille natuur;
- b. geen verstoring van de stilte, uitgedrukt in een 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h van ten hoogste 40 dB(A);
- c. het behoud van de stilte, wat in ieder geval tot uitdrukking komt in het streven naar:
- 1. alleen een geluidsbijdrage van gebiedseigen activiteiten in het stiltegebied;
- 2. geen toename van de geluidsbijdrage van niet-gebiedseigen activiteiten in het stiltegebied.
- d. De kernkwaliteiten van stiltegebieden zijn nader uitgewerkt in bijlage VI van de Omgevingsverordening Limburg 2021.
Analyse
Voorliggend initiatief voorziet in de functiewijziging van 'horeca 1' naar 'horeca 2' en het planologisch uitbreiden van de parkeergelegenheid naar 25 parkeerplaatsen. Deze ontwikkeling zorgt mogelijk voor een toename in de verkeer van- en naar de inrichting. In paragraaf 5.1.5 wordt toegelicht wat de gevolgen van het initiatief zijn voor de akoestiek.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2021.
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Structuurvisie 2030
De gemeentelijke structuurvisie 2030 "slank en groen" is door de gemeenteraad van Landgraaf vastgesteld in december 2011. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van Landgraaf, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Hoofditems van deze structuurvisie zijn: identiteit, ruimtelijke kwaliteit, voorzieningenstructuur en ontwikkelings- en herstructureringslocaties.
Uit de structuurvisie volgen geen specifieke opgaven voor het plangebied. Daarnaast betreft het initiatief een functiewijziging naar de functie 'horeca 2' wat de leisure voorzieningen (horeca) alleen maar meer versterkt in het gebied. De doelstellingen van de structuurvisie zijn niet in het geding als gevolg van dit initiatief.
Conclusie
Het initiatief heeft geen nadelige gevolgen voor de 'Structuurvisie 2030'.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Analyse
De voorgenomen ontwikkeling betreft uitsluitend een planologische aanpassing van de horecafunctie en een uitbreiding van het planologisch bestemde parkeerterrein, waarbij geen fysieke ingreep is voorzien. Voor deze ontwikkelingen heeft het aspect bodemkwaliteit geen planologische belemmeringen.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
- de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
- bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Analyse
Invloed plan op omgeving
Het initiatief betreft een functiewijziging van 'horeca 1' naar 'horeca 2' en het (planologisch ) uitbreiden van de parkeervoorziening naar 25 parkeerplaatsen. Dit betreffen geen milieugevoelige objecten zoals woningen. Daarnaast wordt er in VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" geen onderscheid gemaakt tussen 'horeca 1' en 'horeca 2'. Ongeacht de horeca-categorie is in beide gevallen sprake van een bedrijf met milieucategorie 1. Overeenkomstig de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" behoort bij milieucategorie 1 een richtafstand van 10 meter in een omgevingstype dat is te kwalificeren als 'rustig woonwijk/buitengebied'. Deze richtafstand wordt gerespecteerd (er zijn geen woningen gelegen op minder dan 10 meter afstand van de inrichtingsgrens) en derhalve is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast vormt het initiatief geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten in de directe omgeving. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het initiatief betreft een functiewijziging van 'horeca 1' naar 'horeca 2' en het (planologisch ) uitbreiden van de parkeervoorziening naar 25 parkeerplaatsen. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische impact vanuit de omgeving.
Conclusie
het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.3 Externe veiligheid
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Hoewel het plan geen nieuwe kwetsbare objecten bevat en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft niet toeneemt, is het noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.
Beoordelingskader
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
- Plaatsgebonden risico:
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde. - Groepsrisico:
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Analyse
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Het initiatief ligt niet in een risicogebied vanuit het oogpunt externe veiligheid.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Conclusie
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.5 Geluid
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Analyse
Het plangebied is gelegen in het stiltegebied 'Hellingsbos en plateau Rimburg' en daarnaast wordt de horeca-functie gewijzigd naar 'horeca 2' en wordt de parkeervoorziening planologisch uitgebreid van 17 naar 25 parkeerplaatsen waardoor er meer vervoersbewegingen plaats gaan vinden. Op basis van deze aspecten heeft Kragten een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van het plan op de omgeving: rapport "Akoestisch onderzoek Industrielawaai Watertoren Rimburg Landgraaf" (8-september-2023; 20230908-LAN180-AKO-IL 2.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.
Op basis van het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
In opdracht van de initiatiefnemer is door Kragten een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. Aanleiding is het onderzoeken van de haalbaarheid van een bestemmingsplanwijziging van Horeca 1 naar Horeca 2 voor de inrichting gelegen aan de Watertorenpad 1 te Landgraaf. Hiertoe dient een ruimtelijke procedure doorlopen te worden. In het kader van deze ruimtelijke procedure dient middels een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het onderzoek is uitgevoerd naar de invloed van het plan op de omgeving. Centraal hierin staat het stilte gebied, Hellingsbos en plateau Rimburg, waar de inrichting is gevestigd. Het rekenmodel en de toetsing van de rekenresultaten zijn gebaseerd op het "Toetsingskader voor ontheffingen in stiltegebieden - actualisatie 2016" van de provincie Limburg, de Omgevingsverordening Limburg van 2021 en de norm voor een toename van een verkeersaantrekkende werking (2dB-criterium) uit de Wet geluidhinder.
Het onderzoek is uitgevoerd conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' uit 1999.
24-uursgemiddelde (LAeq,24uur)
Op een afstand van 50 meter van de inrichting en vanaf de weg as wordt voldaan aan het criteria uit de Omgevingsverordening Limburg 2021 dat de geluidbelasting in een 24-uursgemiddelde (LAeq,24uur) op een hoogte van 1,5 meter niet meer dan 40 dB(A) mag bedragen. Dit geldt voor de huidige en de toekomstige representatieve bedrijfssituatie.
Op verzoek van de provincie Limburg is ook de het 24-uursgemiddelde (LAeq,24uur) op een hoogte van 1,5 meter op 30 meter afstand van de inrichting bepaald. Het 24-uursgemiddelde (LAeq,24uur) op 30 meter afstand bedraagt 31 dB(A). Hoewel op onderhavige locatie reeds een inrichting aanwezig is, die bestaande rechten heeft op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer, wordt ook voldaan aan de normstelling voor nieuwe activiteiten.
De eventuele toename van de geluidbelasting in de toekomstige situatie bedraagt maximaal 1,03. Op basis hiervan wordt voldaan aan de norm voor een toename van de verkeersaantrekkende werking (2 dB(A).
Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat in de toekomsitge situatie, wanneer de inrichting met een bestemming van Horeca 1 naar Horeca 2 gaat, er nog steeds sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Voorgaande conclusies en de volledige rapportage zijn in een vooroverleg uitgebreid besproken en getoetst door de provincie Limburg. Uiteindelijk is ingestemd met de conclusies.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.6 Luchtkwaliteit
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Analyse
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat een functie-uitbreiding naar 'horeca 2' en het uitbreiden van de parkeervoorziening naar 25 parkeerplaatsen. Echter door de uitbreiding van de parkeervoorziening gaan er meer verkeersbewegingen plaats vinden. Op onderstaande afbeelding is te zien wat de gevolgen hiervan zijn.
NIBM-TOOL
In de berekening is rekening gehouden met 200 extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde). Uit de berekening blijkt dat de extra verkeer 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Daarnaast zorgt het plan niet voor een verandering in het woon- en leefklimaat. Echter is er wel sprake van een mogelijke toename aan verkeersbewegingen door de (planologische) uitbreiding van parkeerplaatsen van 17 naar 25. Zoals op voorgaande afbeelding is te zien (afbeelding NIBM-TOOL) betreft het een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.7 Volksgezondheid
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Veehouderijen
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten omdat het een uitbreiding van de horeca-functie naar 'horeca 2' betreft en geen nieuwe milieugevoelige objecten worden toegevoegd aan de bestaande situatie. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Boom- en fruitteelt
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
Hoogspanningsverbindingen
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 4,5 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Conclusie
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.8 Milieueffectrapportage
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Analyse
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Analyse
Conform het bestemmingsplan "Facet bestemmingsplan Archeologie" bevindt het initiatief zich in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3, 4 en 5'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Voorliggend initiatief betreft uitsluitend een planologische wijziging en geen fysieke (bodem)ingreep. Hierdoor heeft deze ontwikkeling geen negatieve effecten op de archeologische waarden van de bodem.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.2.2 Cultuurhistorie
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Analyse
Conform het bestemmingsplan "Watertoren Rimburg" bevindt het initiatief zich in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' daarnaast heeft de horecagelegenheid de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'. Echter betreft het initiatief het wijzigen van de horecacategorie van 'horeca 1' naar 'horeca 2'. Hierbij worden er geen (bouw)werkzaamheden verricht aan het Rijksmonument. De planologische uitbreiding van het parkeerterrein vindt plaats op bestaande halfverharding welke als zodanig al in gebruik is. Feitelijk is er geen sprake van een wijziging in het dagelijkse gebruik van de brasserie. Er wordt dus geen afbreuk gaan aan het karakter van het Rijksmonument.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.2.3 Natuurwaarden
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
- gebiedsbescherming;
- soortenbescherming;
- bescherming van houtopstanden.
Analyse
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt wel binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Het plangebied is gelegen binnen 'Goudgroene natuurzone'. Gezien de aard en omvang van het initiatief, het wijzigen van de horeca-functie naar 'horeca 2' en het (planologisch) uitbreiden van de parkeerplaatsen, wordt geconcludeerd dat het initiatief geen verstorende effecten heeft op de 'Goudgroene natuurzone'.
Stikstofdepositie
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de "Brunssummerheide" deze ligt op circa 4 km afstand van het initiatief. Daarnaast betreft onderliggend initiatief de wijziging van de horeca-functie en het (planologisch) realiseren van extra parkeerplaatsen waardoor de aard en omvang van het initiatief geen significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
Binnen het initiatief zullen geen werkzaamheden plaats vinden die nadelige gevolgen hebben op de (mogelijke) aanwezige beschermde soorten. Daarnaast wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.3 Waterparagraaf
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Beleid
Vanuit beleidsmatig oogpunt heeft het aspect water een steeds belangrijkere rol gekregen. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Limburg, het Omgevingsplan Limburg, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Watersysteem
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Echter blijft de bestaande situatie gehandhaafd en wordt er geen extra verharding gerealiseerd. Het initiatief heeft dus geen nadelige gevolgen voor het watersysteem.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Onderhavig initiatief heeft geen invloed op het grondwater. Het grondwaterpeil wordt niet aangetast.
Hemelwater
Binnen het initiatief is geen sprake van een toename aan verhard oppervlakte. Het hemelwater wat valt op de bestaande verharding zal afwateren naar de naastgelegen groenstructuur.
Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Conclusie
Onderhavig project voldoet aan de gestelde eisen.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1 Financiële Haalbaarheid
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
6.2 Maatschappelijk Haalbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Watertoren Rimburg, herziening 2023’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties.
Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld op basis van de vigerende regeling, waarbij zo veel mogelijk aangesloten is op bestaande regels.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Enkelbestemming Cultuur en ontspanning (artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan het deelgebied, bestaande uit de watertoren en directe omgeving. Hierbinnen kan een educatief centrum worden opgericht met horeca van categorie 2 met een maximum oppervlakte van 200 m2 b.v.o. Ook kan ondergeschikte detailhandel worden uitgeoefend met een maximum oppervlakte van 50 m2 b.v.o., met dien verstande dat alleen goederen passend bij het educatief centrum en de watertoren mogen worden verkocht. Ook zijn ter plaatse van de als zodanig aangegeven gronden terrassen mogelijk, uitsluitend ten behoeve van de genoemde horeca-functie. Ook hier is extensief recreatief medegebruik mogelijk. Binnen deze bestemming is het Rijksmonument van de watertoren en de reinwaterkelder opgenomen en voorzien van een bouwvlak.
Enkelbestemming Recreatie (artikel 4)
Deze bestemming is toegekend aan het deelgebied waar de entree van het gebied en de parkeerzone zijn gesitueerd. De garage is middels een bouwvlak aangeduid op de verbeelding. Voorts is hier extensief recreatief medegebruik mogelijk en een terras als onderdeel van de ondergeschikte horeca-functie in de reinwaterkelder. Plaatsing van speeltoestellen tot maximaal 3,00 meter hoogte is toegestaan. Bovendien zijn verhardingen toegestaan, maar dan uitsluitend ten behoeve van speelvoorzieningen en parkeren en ter bevordering van de toegankelijkheid van de watertoren voor voetgangers, fietsers en leveranciers.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 t/m 5 (gebieden met een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde) (artikel 5, 6 en 7)
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Het bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om voorwaarden aan omgevingsvergunningen te verbinden en een onderzoeksrapportage te verlangen.
Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie (artikel 8)
Deze dubbelbestemming is gegeven aan de gronden die tevens bestemd zijn tot 'Cultuur en Ontspanning'. Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van het hier gelegen Rijksmonument (watertoren en reinwaterkelder) en zijn stedenbouwkundige en landschappelijke context. Voor het aanbrengen van andere kleuren aan het Rijksmonument en voor het aanbrengen van verhardingen, beplantingen en het anderszins roeren van de grond is een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden noodzakelijk.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 9)
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Algemene bouwregels (artikel 10)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels (artikel 11)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.
Algemene aanduidingsregels (artikel 12)
In dit artikel is de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' opgenomen. binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten.
Algemene afwijkingsregels (artikel 13)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 14)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Algemene procedureregels (artikel 15)
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 17)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 18)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 8 Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
- 1. Inspraak
- 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
- 4. Vaststelling door gemeenteraad
- 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
8.1 Inspraak En Omgevingsdialoog
Van een omgevingsdialoog of inspraak is geen sprake. De feitelijke situatie wordt planologisch-juridisch vastgelegd. In de directe omgeving zijn geen omwonenden en het plan heeft geen gevolgen voor natuur en overige omgeving.
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het initiatief voorgelegd aan, en vervolgens is ingestemd door, de provincie Limburg. Geen waterbelangen zijn in het geding, derhalve is vooroverleg met het waterschap niet aan de orde.
8.3 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 23 november 2023 tot en met 3 januari 2024. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.