KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 6 Leiding - Hoogspanning
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)
Artikel 9 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Doelstelling En Afbakening
1.4 Planopzet
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Milieuaspecten
3.1 Hogere Waarde
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Regeling In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Bedrijfs- En Beroepsmatige Activiteiten Aan Huis

Woonwagenlocaties

Bestemmingsplan - Gemeente Landgraaf

Vastgesteld op 31-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' met identificatienummer NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01 van de gemeente Landgraaf.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie Bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis).

1.10 bedrijfsmatig:

in het kader van de uitoefening van het bedrijf.

1.11 begane grond:

  1. a. de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
  2. b. bij hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.12 beroepsmatig:

in het kader van de uitoefening van het beroep.

1.13 beroepsmatige activiteiten aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie Bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis).

1.14 bestaand:

overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) - zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen, woonwagens en chalets en 4,50 meter voor andere gebouwen.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:


elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.26 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsgelegenheid voor (motor)voertuigen, met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.27 chalet:

een verplaatsbare woonwagen op een standplaats, welke evenwel niet is voorzien van een chassis en/of assenstelsel met wielen en zodoende niet is bestemd om regelmatig via de verkeerswegen te worden vervoerd. Bovendien moet een dergelijke woonwagen qua constructie en uiterlijke verschijningsvorm sterke gelijkenissen vertonen met een woning.

1.28 consumentverzorging:

het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus.

1.29 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening:

het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.32 doeleinden van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover de beheersverordening de inrichting niet verbiedt.

1.34 garage:

een gebouw, bedoeld als stallinggelegenheid voor (motor)voertuigen, met ten minste een dak en minimaal voorzien van twee wanden, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gevellijn:

de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.38 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.39 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen.

1.40 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht)verblijf, waarbij (een deel van een) gebouw als onzelfstandige wooneenheid/wooneenheden word(t)(en) gebruikt en waarbij verder kenmerkend is dat de kamerverhuurder(s) ter plaatse zijn (hun) hoofdverblijf heeft (hebben).

1.41 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.42 kantoor/praktijkruimte:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard, (para) medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.43 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door minimaal één schuin hellend dakschild met een helling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.44 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.45 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.46 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.47 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.48 ondergeschikt:

in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.

1.49 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.

1.50 openbaar gebied:

dat deel van het grondgebied dat voor een ieder nagenoeg vrij toegankelijk is.

1.51 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.52 opslag:

het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.

1.53 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met ten minste een dak en niet of slechts aan twee zijden voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

1.54 peil:

  1. a. bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  2. b. bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.

1.55 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 standplaats:

een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein bedoeld voor de plaatsing van een kampeermiddel.

1.57 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.

1.58 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming en functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.59 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.60 weg:


een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.61 wonen:

de vorm van hoofdverblijf waarbij één of meer personen verblijven in de hoedanigheid van één huishouden.

1.62 woning/wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.63 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woningen in twee of meer woningen/wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.64 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.65 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen/chalet, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.66 zaalaccommodatie:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het geven van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk


tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Uitzondering

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de besluitvlakgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. groen en groenvoorzieningen;
  2. b. verkeer in de vorm van parkeerplaatsen, ontsluiting percelen en fiets- en voetpaden;
  3. c. doeleinden van openbaar nut;

en daarbij behorende:

  1. d. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  2. e. speelvoorzieningen;
  3. f. straatmeubilair;
  4. g. kunstobjecten;
  5. h. geluidwerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidwerende voorziening';
  6. i. hondenuitlaatplaatsen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van het toegestane gebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  1. a. de bouwhoogte van ballenvangers mag maximaal 5,00 meter bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van voorzieningen van openbare verlichting mag maximaal 8,00 meter bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag maximaal 10,00 meter bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals (on-, half- en verharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. b. doeleinden van openbaar nut;
  3. c. kunstobjecten;

en daarbij behorende:

  1. d. geluidsbeperkende voorzieningen;
  2. e. groen- en speelvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  3. f. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. g. wildpassages.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens en chalets;


en daarbij behorende:

  1. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 5.5.2;
  2. c. doeleinden van openbaar nut;
  3. d. tuinen en erven;
  4. e. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  5. f. verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, woonstraten, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
  6. g. parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, een goede woonsituatie en de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Leiding - Hoogspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse leidingen voor het transporteren van energie waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanningsverbinding' het hart van de hoogspanningsverbinding is gelegen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve het bouwen van bouwwerken, niet zijde bouwwerken als bedoeld in artikel 6.2.2, mits:

  1. a. daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
  2. b. het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
  3. c. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken hoogspanningsverbinding;
  4. d. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3 (Gebieden Met Een Hoge Verwachtingswaarde)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3 (gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden Met Een Middelhoge Verwachtingswaarde)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4 (gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 5 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden Met Een Lage Verwachtingswaarde)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5 (gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen en wijzigen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie (geen) archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:

  1. a. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, dan wel de bouwregels niet in acht worden genomen, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
  2. b. een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
  3. c. ondergronds te bouwen, met uitzondering van daar waar dit volgens de regels is toegestaan danwel bij bestaande ondergrondse bouwwerken.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.

12.2 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen bij een woonwagen/chalet als zelfstandige woonwagen/wooneenheid;
  2. b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
  4. d. het gebruik van bebouwing voor seksinrichting;
  5. e. het gebruik van bijgebouwen behorende bij een woonwagen/wooneenheid ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Afwijken met 10 %

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Omgevingsvergunningen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Wettelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan.

16.2 Milieuwetgeving

Bij afwijking van de bestemming en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van het bestemmingsplan gebouwd kan worden.

De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht.

16.3 Gemeentelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.

16.4 Strijdigheid belangen

16.5 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' van de gemeente Landgraaf.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het grondgebied van de gemeente Landgraaf bevindt zich een vijftal woonwagenstandplaatsen. De vijf locaties zijn nu geregeld in verschillende beheersverordeningen en een bestemmingsplan.

De locaties aan de Europaweg-Noord en de Kleikoelebergweg zijn gelegen in de beheersverordening 'Buitengebied Noord- West' (vastgesteld 28 maart 2013). De locatie aan de Vogelzankweg is gelegen binnen de beheersverordening 'Industrieterrein Abdissenbosch' (vastgesteld 27 juni 2013). De locatie Melchersstraat is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Schaesberg-Midden' (vastgesteld 17 december 2015) en de locatie Hoofdstraat is opgenomen binnen de beheersverordening 'Schaesberg-Zuid' (vastgesteld 28 maart 2013).

Bij de vaststelling van deze verordeningen en het bestemmingsplan zijn per abuis enkele omissies ontstaan. Zo is op de verbeeldingen behorende bij de beheersverordeningen geen bouwblok bepaald, terwijl de bouwmogelijkheden hier wel aan gekoppeld zijn. Ook verschillen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden per bestemmingsplan/beheersverordening.

1.2 Plangebied

Het facetbestemmingsplan is van toepassing op de vijf woonwagenstandplaatsen in de gemeente Landgraaf:

  • Woonwagenstandplaats Europaweg-Noord
  • Woonwagenstandplaats Kleikoelebergweg
  • Woonwagenstandplaats Vogelzankweg
  • Woonwagenstandplaats Melchersstraat
  • Woonwagenstandplaats Hoofdstraat
afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0001.jpg"
Europaweg-Noord
afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0002.jpg"
Kleikoelebergweg
afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0003.jpg"
Vogelzankweg
afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0004.jpg"
Melchersstraat
afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0005.jpg"
Hoofdstraat

1.3 Doelstelling En Afbakening

Het doel van dit facetbestemmingsplan is het zorgen voor een gelijkluidend ruimtelijk-juridisch kader voor de vijf woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Landgraaf. Met dit plan worden de volgende aspecten aangepast / gerepareerd:

  • Voor alle woonwagenstandplaatsen worden de bouwvlakken ingetekend.
  • Voor de woonwagenstandplaats Vogelzankweg wordt meer uitbreidingsruimte geboden door de bestemming 'groen' om te zetten naar de bestemming 'wonen - woonwagenstandplaats'.
  • Voor alle woonwagenstandplaatsen worden gelijkluidende bouwregels voor bijgebouwen en carport/garages en overkappingen opgenomen. Hierbij wordt aangesloten bij het facetbestemmingsplan 'Bijgebouwen, beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en parkeren bij woningen' (vastgesteld 22 oktober 2009).

1.4 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:

  • een verbeelding (NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01), waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
  • de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch zijn geregeld. Deze regels zijn in de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP2012) zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).

Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.

Met de NOVI brengt het Rijk in beeld waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving, stevig te verankeren in onze manier van leven en werken.

Die keuzes in de fysieke leefomgeving maakt het Rijk niet alleen. Keuzes worden samen gemaakt n met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke partijen en burgers. Dit vraagt een goed samenspel tussen al deze partijen; een integrale aanpak.

De toenemende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om een actieve Rijksoverheid om richting te geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Regie vanuit het Rijk betekent echter niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  • Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • Afwentelen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPWOONWAGENLOCLGF-VG01_0006.png"

Afwegen met NOVI

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:

  • We werken als één overheid, samen met de samenleving.
  • We stellen de opgave(n) centraal.
  • We werken gebiedsgericht.
  • We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Het bestemmingsplan doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale inpassingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht.

Er zijn geen onderwerpen of rijksbelangen uit het Barro waarmee dit facetbestemmingsplan strijdig is.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL)

Het POL omvat een visie waarin wat nodig is om de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving te verbeteren centraal staat voor de komende 10 jaar. Het is een visie waarin uitnodiging en inspiratie centraal staan. De ambitie is een voortreffelijk leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg.

Dit facetbestemmingsplan doet geen afbreuk aan het ruimtelijk beleid van de provincie Limburg.

Omgevingsverordening Limburg (2014)

De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document.

Met de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt beoogd om de doorwerking van het provinciaal beleid naar gemeenten en andere partners te borgen.

De ruimteverordening richt zich tot de gemeentebesturen. De instructies die in dit hoofdstuk staan, moeten door de gemeentebesturen in acht worden genomen bij het opstellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De ruimteverordening heeft dus geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, zoals dat voor de meeste andere hoofdstukken van de Omgevingsverordening 2014 wel het geval is.

Er zijn geen aspecten uit de omgevingsverordening waarmee dit facetbestemmingsplan strijdig is.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Landgraaf 2030

Op 15 december 2011 is de Structuurvisie Landgraaf 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen weer van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Daarnaast beschrijft de structuurvisie het ruimtelijk beleid dat de gemeente wil voeren.

Uit de structuurvisie volgen geen specifieke ogaven voor dit facetbestemmingsplan. De doelstellingen van de structuurvisie zijn niet in het geding als gevolg van dit facetbestemmingsplan.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (GVVP)

Het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (GVVP) is in juni 2017 vastgesteld. Het GVVP geeft richting aan het verkeers- en vervoersbeleid in de gemeente Landgraaf voor de komende jaren.

Het GVVP is in het kader van het bestemmingsplan met name van belang voor het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Op de 5 woonwagenlocaties zijn in de huidige situatie geen parkeerproblemen aanwezig.

Gelet op het feit dat noch in functioneel noch in ruimtelijk opzicht wezenlijke veranderingen plaatsvinden op de woonwagenlocaties is een verdere toetsing aan de parkeernota niet aan de orde.

Hoofdstuk 3 Milieuaspecten

Bij dit facetbestemmingsplan zijn geen milieuaspecten in het geding. Een onderzoek naar deze aspecten is dan ook achterwege gebleven. Met uitzondering van de locatie Vogelzankweg worden de bestemmingen niet veranderd. De bebouwingsmogelijkheden voor bijgebouwen worden aangepast, zodat voor alle woonwagenlocaties dienaangaande gelijkluidende regels gelden. Van een mogelijke uitbreiding van de hoofd- c.q. woon(wagen)bebouwing op de standplaats in de richting van of een wijziging in de situering van de hinderbronnen is dan ook geen sprake.

Op de locatie Vogelzank worden de grasvelden tussen de woonwagens/chalets aan de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' toegevoegd, waardoor de bebouwingsmogelijkheden enigszins worden verruimd. Echter de verruiming leidt niet tot een uitbreiding in de richting van of een wijziging in de situering van de hinderbron, waardoor ook voor deze locatie een onderzoek naar de milieuaspecten achterwege kan blijven.

3.1 Hogere Waarde

De bestaande woonwagenstandplaats aan de Europaweg – Noord ligt binnen de 50 dB(A) contour van het krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein Abdissenbosch. Voor de hier aanwezige woonwagenstandplaatsen is tot op heden geen hogere waarde besluit genomen.

In het kader van het voorliggende (facet)bestemmingsplan wordt alsnog ambtshalve -op grond van artikel 45 en 56 (industrielawaai) van de Wet geluidhinder- een hogere waarde vastgesteld, te weten 51 dB(A). Het aanvraagformulier daterend van 8 februari 2021 met akoestisch rapport, dat onderdeel uitmaakt van het besluit, bevat de hiervoor vereiste gegevens.

Een hogere waarde wordt vastgesteld omdat maatregelen aan de bron of in de overdrachtsfeer niet realistisch zijn.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een facetbestemmingsplan waarmee voor alle woonwagenstandplaatsen in de gemeente Landgraaf dezelfde regeling gaat gelden.

In het volgende overzicht is aangegeven binnen welke plannen het facetplan de regeling voor woonwagenstandplaats vervangt.

woonwagenstandplaats vigerend plan
Europaweg-Noord beheersverordening 'Buitengebied Noord- West'
Kleikoelebergweg beheersverordening 'Buitengebied Noord- West'
Vogelzankweg beheersverordening 'Industrieterrein Abdissenbosch'
Melchersstraat bestemmingsplan 'Schaesberg-Midden'
Hoofdstraat beheersverordening 'Schaesberg-Zuid'

4.2 Regeling In Het Bestemmingsplan

Voor het facetbestemmingsplan woonwagenlocaties is gebruik gemaakt van het Handboek Ruimtelijke Plannen van de gemeente Landgraaf. Het handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels. In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten


Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied aanwezige functies. Er geldt een drietal bestemmingen, te weten Groen (artikel 3), Verkeer (artikel 4) en Wonen - Woonwagenstandplaats (artikel 5).

De bestemming Groen is toegekend aan het aanwezige structurele groen. Binnen deze bestemming ligt de nadruk op groen en groenvoorzieningen, maar zijn tevens fiets- en voetpaden toegestaan, alsmede doeleinden van openbaar nut als ondergeschikte doeleinden. Ook wordt ruimte geboden aan waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hierbij kan gedacht worden aan straatverlichting, bankjes en overig straatmeubilair, speelvoorzieningen, hekwerken en dergelijke.

De bestemming Verkeer is primair gericht op voorzieningen voor het bewegend en stilstaand wegverkeer en hebben de prioriteit boven de andere genoemde doeleinden. De nuts-, groen- en infiltratievoorzieningen nemen een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang. Bebouwing is uitsluitend toegestaan ten dienste van de verkeersfunctie.

Binnen de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats staat het streven naar behoud en versterking van de woonfunctie centraal. De gronden mogen worden gebruik voor de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens/chalets. Ten dienste van deze hoofdfunctie zijn tuinen, erven, verkeersvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. Tevens zijn onder voorwaarden beroeps-/bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegelaten.

Hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens/chalets zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding ingetekende bouwvlak. De oppervlakte van een woonwagen/chalet bedraagt 110 m², terwijl het bebouwingspercentage per woonwagenstandplaats niet meer dan 50 % mag bedragen; voor zover bestaande maatvoeringen groter zijn, gelden deze bestaande maatvoeringen als maximum oppervlakte/maximaal bebouwingspercentage. De afstand van de woonwagen/het chalet tot de zijdelingse perceelsgrens moet tenminste 2,5 meter bedragen. De goothoogte van een woonwagen/chalet mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 7,50 meter. Voorts mag de woonwagen/het chalet worden voorzien van een kap waarbij geldt dat de dakhelling tussen de 15 graden 45 graden dient te bedragen.

Bijgebouwen, garages en carports zijn binnen de gehele bestemming toegelaten. De oppervlakte van deze gebouwen mag in totaal niet meer dan 70 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd. De goothoogte van deze gebouwen mag maximaal 3,20 meter bedragen. Verder zijn in de regels nog specifieke situeringseisen opgenomen, waarvan kan worden afgeweken via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garages/carports zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied. Ten slotte zijn zwembaden, whirlpools, jacuzzi's of vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten in het achtererfgebied waarbij geldt dat de oppervlakte van zwembaden niet meer dan 100 m² per bouwperceel mag bedragen en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied mag zijn bebouwd. Via binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan onder meer worden afgeweken van de situeringseis voor erfafscheidingen.

De dubbelbestemming Leiding - Hoogspannning is opgenomen voor de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding. Activiteiten, die het bedrijfszeker en -veilig functioneren van deze

leiding kunnen schaden, worden geweerd. Derhalve worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kan leiden.

De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie (3 t/m 5) gelden voor alle delen van het plangebied. Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden die zich (eventueel) binnen het plangebied bevinden.

Op de gronden met deze dubbelbestemming mag in beginsel niet worden gebouwd. Deze bepaling geldt niet voor bebouwing waarbij de oppervlakte maximaal 250 m2 (bij archeologische zone 3), 2.500 m2 (bij archeologische zone 4) respectievelijk 10.000 m2 (bij archeologische zone 5) bedraagt, èn waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer dan 40 cm bedraagt.

Wanneer deze maximale oppervlakte en maximale ondergrondse bouwdiepte worden overschreden, dient archeologisch onderzoek plaats te vinden, waarmee wordt aangetoond dat de aanwezige archeologische waarden niet worden verstoord door de beoogde ontwikkeling.

Algemene regels

Onder de paragraaf algemene regels is een aantal artikelen opgenomen.

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is hiervoor een standaardbepaling (artikel 3.2.4) opgenomen. Het Bro verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen. De anti-dubbeltelregel beoogt te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het bestemmingsplan.

Artikel 12 Algemene bouwregels

Hierin is een aantal bouwvverboden opgenomen, waaronder het ondergronds bouwen en het bouwen met overschrijding van de bouwgrens, behoudens voorzover dit elders in de regels expliciet wordt toegelaten.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Dit artikel geeft aan dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Als strijdig gebruik worden onder andere beschouwd het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning(en).

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor de aanduiding 'geluidzone - industrie'. De bouw van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw is niet toegestaan, behoudens voor zover een hogere grenswaarde is verstrekt of uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A).


Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een afwijkingsmogelijkheid geboden om met maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoeringsregels.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Dit artikel geeft aan dat voor omgevingsvergunningen voor het afwijken van dit plan de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is. Het betreft hierbij de zogeheten reguliere procedure, waarvoor in principe een termijn van 8 weken geldt.


Artikel 17 Overige regels

In dit artikel is aangegeven dat voor zover naar regelingen, waaronder mede begrepen gemeentelijke regelingen, wordt verwezen, het betreft de regelingen zoals die luiden op het moment van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Verder wordt voorgeschreven dat bij afwijken van de bestemming of bij nieuw op te richten gebouwen rekening dient te worden gehouden met de bodemkwaliteit en de archeologische waarden.
ontwerpplan.

Ten slotte is er een voorrangsregeling opgenomen waarin de verhouding tussen bestemmingen en dubbelbestemmingen is aangegeven alsmede tussen dubbelbestemmingen onderling.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht (artikel 18) en de slotregel (artikel 19). De overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente. De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt naar verwachting niet tot planschade. De locaties zijn in het verleden al aangewezen als woonwagenstandplaats en hebben deze status al in de geldende beheersverordeningen en het vigerend bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid is daarmee gegarandeerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Wettelijk vooroverleg instanties ex art. 3.1.1 Bro

Algemeen

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties, het vooroverleg. Vooroverleg dient gevoerd te worden met de instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben. Het betreffen die besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Rijksbelangen

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de visie van rijkswege voor een duurzame fysieke leefomgeving. De NOVI vormt de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Met de NOVI heeft het Rijk ten aanzien van de inrichting van de fysieke leefomgeving een beleidsdocument dat een sturend en richtinggevend karakter heeft. De NOVI richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  • Klimaatverandering en energietransitie;
  • Verduurzaming van de economie en behouden van groeipotentieel;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Geconcludeerd kan worden dat bij er geen rijksbelangen in het geding zijn. Derhalve is het ministerie in het kader van artikel 3.1.1 lid 1 van het Bro niet bij de planvorming betrokken.

Provinciale belangen

De provincie Limburg heeft in het kader van artikel 3.1.1, lid 1 van het Bro het document 'POL-belangen in de praktijk' opgesteld. Dit is uitdrukkelijk niet bedoeld als een checklist maar als een hulpmiddel dat aangeeft dat bovenlokale of regionale belangen spelen bij de concrete maatschappelijke vraag die op tafel ligt en dat "bovenlokaal aanvliegen van het lokale vraagstuk" aan de orde is.

Met het voorliggende bestemmingsplan kunnen geen provinciale belangen in het geding komen, derhalve is de provincie in het kader van het vooroverleg niet gehoord.

Overige belangen

In het kader van het vooroverleg in de zin van artikel 3.1.1, lid 1 van het Bro is het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' in de ontwerpfase ook ter afstemming toegestuurd naar de Brandweer/Veiligheidsregio Zuid – Limburg en TenneT TSO BV.

De inrichting van en bouwmogelijkheden op een woonwagenlocatie kunnen immers gevolgen hebben voor de (mate van) brandveiligheid. Daarnaast omvat het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het realiseren bouwwerken niet zijnde bouwwerken van geringe omvang of bouwwerken ten dienste van de (hoogspannings)leiding, mits het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar komt, aan de beheerder van de hoogspanningsleiding dienaangaande om advies wordt verzocht en de regels behorende bij de onderliggende bestemmingen in acht worden genomen.

Reactie Brandweer/Veiligheidsregio Zuid - Limburg

Namens de Brandweer/Veiligheidsregio Zuid – Limburg is een opmerking gemaakt betreffende artikel 5.2.3, aanhef en onder sub d van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties'.

Aangegeven wordt dat dit artikel mogelijk maakt dat in één zijdelingse perceelsgrens aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports kunnen worden gerealiseerd. Een en ander heeft tot gevolg dat aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en garages/carports dicht bij elkaar kunnen worden gerealiseerd of zelfs tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.

Hierdoor bestaat er in geval van brand een grote kans op brandoverslag van het ene naar het andere perceel. Zeker indien het aangebouwde bijgebouwen betreft aan de woonwagens/chalets kan dit tot een grote branduitbreiding leiden.

Vanwege de belemmeringen vanuit het oogpunt van brandveiligheid adviseert de Brandweer/Veiligheidsregio Zuid – Limburg artikel 5.2.3, aanhef en onder sub d conform artikel 5.2.2, aanhef en onder e van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' op te stellen:

'De afstand van de bijgebouwen, garages en carports tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,50 meter te bedragen, waarbij voor bijgebouwen, garages en carports waarvan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan kleiner is dan 2,50 meter, de bestaande en tevens vergunde afstand als minimum geldt.'

Deze aanbeveling is overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Dit is vanuit ruimtelijk oogpunt niet bezwaarlijk. Gezien de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in artikel 5.4.3 van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' is het in voorkomende gevallen (waaronder het creëren van voorzieningengebouwen) mogelijk om dergelijke activiteiten mogelijk te maken, mits -onder meer- de belangen in het kader van brandveiligheid voldoende gewaarborgd zijn.

TenneT TSO BV

Vanwege de zijde van TenneT TSO BV is voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties' nog geen inhoudelijke reactie ontvangen. Mocht gedurende de termijn dat het betreffende ontwerpbestemmingsplan ter inzage liggen een reactie volgt die noopt tot inhoudelijke aanpassing van enige planregel(s), zal hierover contact wordt opgenomen met TenneT TSO BV en/of kan van de zijde van laatstgenoemde –indien nodig- een zienswijze worden ingediend (vgl. artikel 3.8, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening).

5.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 3 juni 2021 t/m 21 juli 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder de gelegenheid geboden schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen.

Op 12 juli 2021 is er namens P.K. en M.K eens zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan met kenmerk 2121945.


In de zienswijze wordt het volgende aangegeven:

  1. 1. Artikel 5.4.4 van het vast te stellen bestemmingsplan omvat een versoepeling ten opzichte van de huidige regels, welke verwarring en willekeur mogelijk maakt;
  2. 2. Deze versoepelingen vallen niet te rijmen met de ontwikkelingen die spelen in relatie tot de actuele handhavingskwestie tussen de indieners van de zienswijze en hun buren;
  3. 3. De hoofdregel voor wat betreft de toegestane bouwhoogte van erfafscheidingen, volgend uit artikel 5.2.4, onder a van het vast te stellen bestemmingsplan, dient dan ook te worden gehandhaafd.


Gemeentelijke reactie:

  1. 1. De bepaling waarmee de indieners van de zienswijze zich niet kunnen verenigen, betreft geen versoepeling van de bouwmogelijkheden als zodanig, maar enkel van de te doorlopen procedure indien blijkt dat aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de betreffende binnenplanse afwijking in artikel 5.4.4 van het (ontwerp)-bestemmingsplan is voldaan. Dat het eventuele gebruik van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in beginsel in lijn met de goede ruimtelijke ordening geacht wordt indien aan de geldende voorwaarden wordt voldaan, neemt niet weg dat het bevoegd gezag te allen tijde een belangenafweging dient te maken of de betreffende bevoegdheid wordt toegepast en tevens gehouden is te motiveren waarom toepassing ervan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening ter plaatse.[1] Of deze vragen bevestigend kunnen worden beantwoord is casuïstisch van aard en dus afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Er kan dan ook niet worden gezegd dat met de enkele opname van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid sprake is van willekeur;
  2. 2. Zoals aangegeven onder het kopje 'algemene opmerkingen' valt de handhavingskwestie die in het kader van de zienswijze naar voren wordt gebracht buiten de reikwijdte van het onderhavige (ontwerp)bestemmingsplan. Wel kan dienaangaande worden aangegeven, zoals ook is vermeld onder punt 1, dat het bestaan van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid niet betekent dat deze ook moet worden toegepast, ook niet indien aan de voorwaarden voor de betreffende afwijkingsbevoegdheid is voldaan.[2] Uit het opnemen van deze bevoegdheid in de planregels kan dan ook niet de bereidheid van het bevoegd gezag worden afgeleid om in een concrete casus al dan niet over te gaan tot legalisatie van geconstateerde overtredingen;
  3. 3. Hetgeen in het kader van de zienswijze naar voren is gebracht, leidt er niet toe dat enkel de hoofdregel ten aanzien van de bouwhoogte van erfafscheidingen, zoals deze is verwoord in artikel 5.2.4, onder a van het vast te stellen bestemmingsplan, dient te worden gehandhaafd. Hierbij speelt mee, dat het betreffende artikel er primair toe strekt een andere situering van de erfafscheiding mogelijk te maken (lees: het plaatsen van een erfscheiding gelegen op minder dan een meter afstand van openbaar toegankelijk gebied -onder voorwaarden- te vergunnen). Dat het eerst en vooral handelt om de situeringseis, volgt ook uit paragraaf 4.2 van de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan.


De zienswijze geeft geen aanleiding tot het doorvoeren van wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan Woonwagenlocaties. De zienswijze wordt dan ook ongegrond verklaard.

Bijlage 1 Lijst Bedrijfs- En Beroepsmatige Activiteiten Aan Huis

Bijlage 1 Lijst bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis