Herziening TPE, Aziëlaan 30
Bestemmingsplan - gemeente Beek
Vastgesteld op 18-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Herziening TPE, Aziëlaan 30 van de gemeente Beek
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPTPEAZIELAAN3016-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de omvang aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.7 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw of een samenstelsel van gebouwen, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.9 bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.10 bestaande situatie:
- a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
- b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zijn bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.
1.23 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is.
1.25 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder wordt niet verstaan een seksinrichting of escortbedrijf.
1.26 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 luchthavengebonden bedrijven/kantoren:
bedrijven/kantoren die een ondersteunende functie hebben voor de luchtvaart- en logistieke activiteiten of een nauwe verwevenheid daarmee hebben, inclusief modern gemengde bedrijven met een zekere mate van luchthavenbinding.
1.28 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing.
1.29 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel in goederen of producten ondergeschikt aan de hoofdbestemming.
1.30 ondergronds:
beneden peil.
1.31 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel
1.32 peil:
- a. Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.33 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.34 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.35 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.37 selectiebesluit:
een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.
1.38 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.
1.39 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.40 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken.
het bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappellen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden, en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - Luchthavengebonden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein – Luchthavengebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. luchthavengebonden bedrijven met bijbehorende kantoren van categorie 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
- b. verkeersvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de externe veiligheid.
- b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
- c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 10 van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in lid 3.1:
- a. voor bedrijfsactiviteiten in een afwijkende milieucategorie;
- b. voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- c. voor risicovolle inrichtingen.
- d. voor horecavoorzieningen;
- e. voor maatschappelijke voorzieningen;
- f. voor permanente of tijdelijke bewoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande afwijkende bouwhoogte
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwhoogten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
- b. Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan het gebruik:
- 1. voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 2. voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- 3. voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, tenzij het betreft de stalling van één van dergelijke onderkomens per perceel en behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;
- 4. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- 5. van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie.
6.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:
het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 Geluidzone - luchtvaart
7.2 Luchtvaartverkeerzone
7.3 Vrijwaringszone - weg
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10 %;
- b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2
- 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m mag bedragen;
- c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- d. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen en signalen ten behoeve van de luchtvaart, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 m voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, met dien verstande dat moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8.2 ;
- f. het oprichten en/of verplaatsen van voorzieningen ten dienste van het luchtverkeer, met dien verstande dat moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8.2;
8.2 Afwegingskader
Een in artikel 8.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de landschappelijke waarde;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid;
- h. vliegveiligheid.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
9.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 9.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 10 Algemene Proceduregels
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- a. Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
- c. In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren in kennis gesteld van de terinzagelegging.
- d. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
- e. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
Artikel 11 Overige Regels
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Herziening TPE, Aziëlaan 30".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Merit Medical Nederland B.V. is gevestigd aan de Amerikalaan 42 op Bedrijvenpark Technoport Europe te Beek, nabij Maastricht Aachen Airport (MAA), en is voornemens om tegenover deze huidige locatie haar reeds bestaande activiteiten uit te breiden. De uitbreiding ziet op het realiseren van een gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor op Aziëlaan 30. Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' heeft het perceel waarop de uitbreiding van het bedrijf is beoogd, de bestemming 'Kantoor - Luchthavengebonden'. Deze bestemming staat enkel kantoorgebouwen toe en staat niet de realisatie van een gebouw voor distributie en opslag toe. Om de gewenste uitbreiding van het bedrijf Merit Medical Nederland B.V. op het betreffende perceel mogelijk te maken wordt door middel van onderhavig bestemmingsplan het vigerende bestemmingsplan partieel herzien.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de Aziëlaan 30 op het Bedrijvenpark Technoport Europe te Beek, gelegen tussen de kern Beek en MAA. De Rijksweg A2 vormt de westelijke begrenzing van het plangebied. De oostelijke begrenzing wordt gevormd door de Aziëlaan. Op de ten noorden en ten zuiden van het plangebied aangrenzende percelen bevinden zich kantoorgebouwen.
Luchtfoto bedrijvenpark en omgeving (bron: google maps)
1.3 Het Vigerende Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012', dat door de raad is vastgesteld op 28 maart 2013.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' geldt ter plaatse van het plangebied de bestemming 'Kantoor - Luchthavengebonden'. Om de realisatie van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor mogelijk te maken, moet de bestemming 'Kantoor - Luchthavengebonden' worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden', zodat ten behoeve van het bestaande bedrijf Merit Medical Nederland B.V. naast de functie van kantoor de functie distributie en opslag wordt toegestaan.
1.4 Het Bestemmingsplan
Met het onderhavig bestemmingsplan wordt de grond op het voor de uitbreiding van de huidige locatie van Merit Medical Nederland B.V. beoogde perceel bestemd als 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden'. Binnen deze bestemming wordt het realiseren van een gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor mogelijk gemaakt. Deze bestemming komt overeen met de vigerende bestemming voor de grond waarop de huidige locatie van Merit Medical Nederland B.V., Amerikalaan 42 op Bedrijvenpark Technoport Europe, is gevestigd. De gronden voor het totale bedrijf krijgen daarmee een uniforme bestemming. De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn daarmee eenduidig.
1.5 Leeswijzer
In de toelichting wordt het plangebied en het planvoornemen nader beschreven. Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het relevante beleidskader. In hoofdstuk 3 is een gebiedsomschrijving opgenomen en wordt het planvoornemen nader omschreven. In hoofdstuk 4 komen de sectorale aspecten aan bod. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van het plan. Hoofdstuk 6 gaat in op de haalbaarheid en daarmee de uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot geeft hoofdstuk 7 de doorlopen procedure weer.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren.
2.2 Bovengemeentelijk En Gemeentelijk Beleid
Rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.
Het plangebied is onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur in de stedelijke regio rond Maastricht en Sittard-Geleen met een concentratie van topsectoren. De luchthaven MAA is aangewezen als luchthaven van nationale betekenis en is van belang voor de internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio.
Met het planvoornemen wordt het bestaande bedrijf op het bedrijventerrein versterkt. Door de uitbreiding van dit bedrijf wordt concrete invulling gegeven aan het bedrijvenpark Technoport Europe. Vanwege het internationale karakter en de binding van het bedrijf met de luchthaven wordt tevens de positie van de luchthaven versterkt.
Verder zijn er op basis van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geen nationale belangen van toepassing op het plangebied. Met de ruimtelijke gevolgen in verband met de luchthaven is in het vigerende bestemmingsplan reeds voldoende mate rekening gehouden. Voor zover deze gevolgen van toepassing zijn op het planvoornemen, zijn deze in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. Dit betreft met name de luchtvaartverkeerszones, die in hoofdstuk 4 worden toegelicht.
Er zijn dus geen rijksbelangen in het geding.
Provinciaal beleid
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) vastgesteld. Het POL 2014 is een structuurvisie, het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Het POL 2014 vervangt het POL 2006. In het vigerende bestemmingsplan is ingegaan op het POL 2006. In het POL 2014 is het bedrijvenpark Technoport Europe specifiek aangewezen als bedrijventerrein.
Er vindt geen uitbreiding van het bedrijventerrein plaats. Een kantoorlocatie wordt omgevormd naar een bedrijfslocatie. Met de uitbreiding van het bestaande bedrijf wordt verdere invulling gegeven aan het bedrijventerrein. De verruiming van de gebruiksmogelijkheden (distributie en opslag) past binnen het bestaande bedrijventerrein. Er zijn geen concrete aspecten uit de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing op het planvoornemen. Er zijn daarom geen provinciale belangen in het geding.
Gemeentelijk beleid
Op 10 december 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Beek de strategische toekomstvisie ‘Ondernemend Beek: veelzijdig en vitaal in Zuid-Limburg’ vastgesteld. Deze toekomstvisie beschrijft in hoofdlijnen de ambities en speerpunten van beleid tot 2030 en is in samenspraak met bewoners, bedrijven, maatschappelijk middenveld en regio tot stand gekomen. Eén van de speerpunten is het actief stimuleren van bedrijvigheid en het ondernemersklimaat en daarmee de regionale economie. Hierbij worden grootschalige bedrijven gefaciliteerd om zich te vestigen bij de luchthaven en het bijbehorend bedrijventerrein BMAA of op een van de andere bedrijventerreinen. In de structuurvisie Beek 2012 - 2022, die op 22 maart 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad, is deze ambitie overgenomen. De uitbreiding van het bestaande bedrijf op deze locatie past binnen dit beleid.
Bouwplannen dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand en moeten in relatie tot hun omgeving een redelijke vormgeving hebben. De dorpsbouwmeester van de gemeente Beek toetst alle nieuwbouwplannen en grotere uitbreidingen hierop. De toetsingscriteria staan verwoord in de Welstandsnota Beek 2016. Het plangebied valt in gebiedstype ´bedrijventerrein 1´, welstandsniveau 1 `intensief´. Het gebied van het Bedrijvenpark Technoport Europe is welstandsgevoelig door de hoogwaardige planopzet op basis van een beeldkwaliteitplan.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet concreet in het mogelijk maken van het gebruik voor distributie en opslag naast het gebruik voor kantoor. De uiteindelijke welstandsbeoordeling vindt plaats bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het planvoornemen beschreven. Hierbij wordt aandacht besteed aan de bestaande situatie (ruimtelijk en functioneel) en de samenhang met het realiseren van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor.
3.2 Gebiedsomschrijving
Het plangebied ligt op het bedrijvenpark Technoport Europe, dat ten noorden van de luchthaven MAA en ten oosten van de Rijksweg A2 is gesitueerd. Langs de andere zijden van het bedrijvenpark is een groene overgangszone naar de bebouwing van de aangrenzende kernen Geverik en Kelmond aanwezig. Er bevinden zich diverse soorten bedrijven en kantoren op het bedrijvenpark. Het betreft luchthavengebonden bedrijvigheid.
De bebouwingsstructuur in dit deel van het bedrijvenpark bestaat voornamelijk uit gebouwen met een representatieve uitstraling. De zichtbaarheid vanaf de Rijksweg A2 geeft het plangebied het karakter als zichtlocatie. De nabijgelegen bestaande bebouwing bestaat uit drie à vier bouwlagen.
Luchtfoto plangebied en directe omgeving
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een onbebouwd perceel en betreft grasland. Op de ten noorden en ten zuiden van het plangebied aangrenzende percelen bevinden zich kantoorgebouwen. De Rijksweg A2 vormt de de westelijke begrenzing van het plangebied. Ten oosten van het plangebied is het bedrijf Merit Medical Nederland B.V. gevestigd.
3.3 Planvoornemen
Het planvoornemen van Merit Medical Nederland B.V. bestaat uit het realiseren van een gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor op Aziëlaan 30. Daarmee worden de activiteiten van Merit Medical Nederland B.V. op de huidige locatie aan de Amerikalaan 42, uitgebreid. Het betreft een groothandel in farmaceutische producten, medische instrumenten en orthopedische artikelen. Om deze uitbreiding van luchthavengebonden activiteiten mogelijk te maken, wordt de bestemming 'Kantoor - Luchthavengebonden' gewijzigd in 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden'.
Schets van het stedebouwkundig plan
Het te realiseren bedrijfsgebouw zal wat betreft vormgeving cq. verschijningsvorm en bouwhoogte (17/18 meter) aansluiten bij de reeds bestaande kantoorbebouwing. Aan de zijde van de Aziëlaan wordt het bedrijfsgebouw in de voorgevelrooilijn van de bebouwing op de belendende percelen gesitueerd. Tevens wordt de nodige afstand (10 meter) aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens en wordt rekening gehouden met het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat in verband met de Rijksweg A2. Het planvoornemen past daarmee binnen de gewenste (beeld)kwaliteit en de bestaande bebouwingsstructuur van het bedrijventerrein.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante beleidsterreinen.
4.2 Milieu En Zonering
De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en wordt een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen). Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Op basis van de afstand tot bestaande woningen (met name in de kern Geverik) zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' zones opgenomen waar bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan en zones waar bedrijven in milieucategorieën 1 tot en met 4.1 zijn toegestaan. De Staat van bedrijfsactiviteiten is gefilterd op basis van wenselijke bedrijven.
Het te realiseren gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor op Aziëlaan 30
betreft een groothandel in famaceutische producten, medische instrumenten en orhopedische artikelen. In het onderhavige bestemmingsplan wordt op basis van de afstand tot bestaande woningen (met name in de kern Geverik) een zone opgenomen waar bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De richtafstand hiervoor bedraagt op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' 100 meter. Gezien de afstand van ruim 500 meter tot de kern Geverik vormt de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden voor distributie en opslag geen belemmering ten aanzien van deze bestaande woningen.
4.3 Bodemkwaliteit
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvorm. Het gaat hier om de wijziging van een bestemming. Daarom is het noodzakelijk om de kwaliteit van de bodem inzichtelijk te maken.
Ter plaatse van het te realiseren gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor is door Geonius Milieu B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (d.d. 30 maart 2015, kenmerk MA150095.R01). Uit het bodemonderzoek volgt dat de onderzochte bodem indicatief voldoet aan bodemkwaliteitsklasse AW2000 en dat er met voldoende mate van zekerheid is vastgesteld dat de bodem niet verdacht is op de aanwezigheid van asbest. Het indicatief onderzochte depot is licht verontreinigd met cadmium en PAK en voldoet indicatief aan bodemkwaliteitsklasse wonen. De vastgestelde bodemkwaliteit vormt geen belemmeringen ten aanzien van enige toekomstige ontwikkeling op de onderzoekslocatie.
De bodemkwaliteit is daarmee geschikt voor de beoogde bestemming 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden' . Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd.
4.4 Luchtkwaliteit
Op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor verschillende luchtverontreinigende stoffen (zoals fijnstof PM10 en stikstofdioxide). Een bestemmingsplan mag worden vastgesteld wanneer geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden. Bij een overschrijdingssituatie is toetsing aan de grenswaarden niet nodig indien een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Met het planvoornemen zal een deel van de kantoorfunctie worden ingeruild voor distributie en opslag. Hierdoor neemt het aantal personenauto's af en het aantal vrachtwagens iets toe. Op basis van de aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2012 van CROW) kan het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per netto hectare bedrijventerrein per weekdagetmaal naar werkmilieutype en vervoerswijze worden berekend. Voor de berekening van het aantal verkeersbewegingen is een vergelijking gemaakt tussen een hoogwaardig bedrijvenpark en een distributieterrein. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1 hectare. Het totaal aantal verkeersbewegingen zal op basis van de ASVV 2012 afnemen van 208 naar 170 per weekdagetmaal.
Het planvoornemen heeft dus geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.
4.5 Geluid
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verschillende verkeerswegen. Tevens valt het plangebied binnen de 'Geluidzone - luchtvaart 35-40Ke' die verband houden met geluid afkomstig van de luchthaven MAA. In onderhavige situatie worden echter met het realiseren van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor, geen nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Daarom is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden.
Uitgangspunt is het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is een maat voor het overlijdensrisico van personen op een bepaalde plaats als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het PR voor nieuwe situaties is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Het GR is de cumulatieve kans per jaar dat in één keer een groep mensen van ten minste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtsreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Uit de risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IPO) blijkt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Wel vindt over de Rijksweg A2 transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het PR en GR in verband met de Rijksweg A2 zijn beoordeeld in het vigerende bestemmingsplan. De A2 is opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen als weg die deel uitmaakt van het Basisnet Weg. Voor het Basisnet Weg gelden de afstanden voor het plaatsgebonden risico die zijn opgenomen in bijlage 5 van de circulaire. Voor de A2 ter hoogte van het bedrijvenpark Technoport Europe is de veiligheidszone 0 meter. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen beperkingen op voor onderhavig planvoornemen. Het groepsrisico ten gevolge van de A2 ligt onder de oriënterende waarde.
Uitsnede risicokaart IPO
Als gevolg van het planvoornemen neemt de kantoorfunctie af. In plaats daarvan komen de functies distributie en opslag. Het aantal personen dat ter plaatse (langdurig) zal verblijven, neemt hierdoor af. Er is namelijk niet alleen sprake meer van een kantoorfunctie en in het gebouw voor distributie en opslag zijn per m2 minder personen werkzaam dan in een kantoor.
De situatie met betrekking tot de externe veiligheid wijzigt daarom niet door het planvoornemen.
4.7 Luchtvaartverkeerzones
In verband met de ligging van het plangebied ten noorden van de start-/landingsbaan van de luchthaven MAA gelden in het plangebied bouwhoogtebeperkingen die samenhangen met het functioneren van de luchthaven.
Het plangebied ligt deels in de invliegfunnel rond de start-/landingsbaan. De funnel is een obstakelvrij start- en landingsvlak waarbinnen hoogtebeperkingen gelden voor bebouwing. Ten gevolge van de ligging van het plangebied in de funnel gelden in het plangebied verschillende hoogtebeperkingen. Deze hoogtebeperkingen zijn opgenomen in oplopende vlakken. Voor deze vlakken is aan de zijde die het dichtst bij het vliegveld ligt een maximale hoogte ten opzichten van het NAP opgenomen, deze maximale hoogte loopt lineair op tot de zijde die het verst van het vliegveld ligt. De hoogtebeperkingen die voor het plangebied gelden zijn vertaald in de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 3', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 4' en 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 5'.
Het Instrument Landing System (ILS) is het systeem ter ondersteuning van de landingsoperaties (koersgeleiding). Het is voor wat betreft de locatie gebonden aan de landingsbaan. Het ILS-toetsingsvlak beperkt de hoogte van de bebouwing (en beplanting) in de directe omgeving van de start- en landingsbaan van MAA. Bebouwing binnen deze zone kan de werking van het systeem verstoren. De zone strekt zich uit van de ‘koppen’ van de start-/landingsbaan en aan de zijkanten van de baan. Met het systeem kan een vliegtuig een precisiebenadering op een landingsbaan uitvoeren. Het zorgt ervoor dat een vliegtuig op precies de juiste plek en in de juiste daalhoek op de landingsbaan terechtkomt. Het ILS maakt hiermee ook landingen bij zeer slechte zichtcondities en automatische landingen mogelijk. In het plangebied mag vanwege de ILS niet zonder meer hoger worden gebouwd dan tussen de 113,51 en 120 meter boven NAP. Bebouwing in het plangebied, binnen de ILS-zone, die hoger is dan op basis van de ILS is toegestaan, moet ter toetsing worden voorgelegd aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). Ter plaatse gelden de aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone- ILS1' en 'luchtvaartverkeerzone- ILS2'.
Het zendstation Beek is onderdeel van de radiocommunicatie apparatuur. LVNL verzorgt de radiocommunicatie met vliegtuigen die MAA naderen en vanaf MAA vertrekken. Voor LVNL is het van groot belang dat de antennes een vrij ‘zicht’ behouden op het gehele luchthaventerrein. De antennesystemen worden immers ook gebruikt voor communicatie tussen de verkeerstoren en taxiënde vliegtuigen op de luchthaven. Op en rond de luchthaven staan verschillende zend- en ontvangststations opgesteld voor radiocommunicatie. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - LVNL 3' geldt dat voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hoger dan 130 meter boven NAP wordt verleend, advies aan LVNL moet worden gevraagd.
Overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' gelden in het onderhavige bestemmingsplan ter plaatse de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone- ILS 1', 'luchtvaartverkeerzone- ILS 2', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 3', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 4', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 5' en 'luchtvaartverkeerzone - LVNL 3'.
Daarnaast is de bouwhoogte beperkt tot respectievelijk 17, 18 en 19 meter gemeten vanaf peil.
4.8 Water
Het doel van de watertoets is het vroegtijdig betrekken van de waterschapsbeheerders bij het planproces om zodoende te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen.
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Roer en Overmaas. De doelen van het waterschap voor de periode van 2016 tot 2021 staan beschreven in het waterbeheerplan. De kerntaken van het waterschap bestaan uit het beheer van het totale watersysteem in het beheersgebied. Ten aanzien van het vigerende bestemmingpslan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' heeft het waterschap aangegeven dat het voldoet aan de uitgangspunten voor duurzaam stedelijk waterbeheer. Er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Het afvalwater gaat rechtstreeks naar het verbeterd gescheiden rioolstelsel. Het regenwater wordt, onder andere via regenwaterbufferes, vertraagd afgevoerd naar het rioolstelsel. De waterhuishoudkundige situatie wijzigt niet door het planvoornemen. Het terrein zal naar verwachting net als bij een kantoorfunctie grotendeels worden verhard. Door de wijziging van het gebruik naar distributie en opslag wijzigt het verhard oppervlak niet ten opzichte van alleen een kantoorfunctie.
Aangezien er verder geen wateraspecten in het geding zijn, is een verdere watertoets niet noodzakelijk.
4.9 Flora En Fauna
In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortenbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In ruimtelijke plannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Voor de realisatie van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor op Aziëlaan 30 heeft Econsultancy een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport (kenmerk 1122.001, d.d. 16 februari 2016) is als bijlage 2 bijgevoegd. Uit de quickscan volgt dat, gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling, de verwachting is dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
Met betrekking tot de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen in dit geval goed mogelijk is. Overtredingen ten aanzien van broedvogels worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of vooraf een controle uit te voeren op de aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten. Daarnaast wordt geadviseerd om grondhopen tijdens de werkzaamheden te vermijden om vestiging van de snel koloniserende rugstreeppad te voorkomen. Tevens dient tijdens de werkzaamheden de zorgplicht in acht te worden genomen.
Op basis van de quickscan wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen niet noodzakelijk geacht. Tevens is er geen sprake van het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen. Daarnaast is er geen sprake van het indienen van een vergunningaanvraag voor overtredingen van verbodsbepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998 of noodzaak tot vervolgonderzoek in het kader van Provinciale Groene Natuurzones Limburg.
4.10 Overige Belemmeringen
Ten westen van het plangebied ligt de rijksweg A2. Het Rijk heeft bebouwingsvrije zones vastgesteld langs wegen die in zijn beheer zijn. Het rooilijnenbeleid dat Rijkswaterstaat hanteert, bestaat uit een bebouwingsvrije zone en een overlegzone. Langs rijkswegen is de bebouwingsvrije zone het gebied tussen de 0 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan, inclusief toe- en afritten. De overlegzone langs deze wegen is het gebied tussen de 50 en 100 meter, eveneens gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan, inclusief toe- en afritten. De 50 meterzone is in onderhavig bestemmingsplan vertaald in de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – weg 0-50 m’. Op de gronden met deze aanduiding geldt een bouwverbod, met uitzondering voor bebouwing ten behoeve van het verkeer. Voor de gronden in het gebied tussen de 50 en 100 meter is de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50-100 m’ opgenomen. Hier geldt ook een bouwverbod, maar met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod afgeweken worden nadat Rijkswaterstaat om advies is gevraagd.
Rijkswaterstaat heeft reeds ingestemd met de bouwmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt het volgende over de opzet en de inrichting:
- de digitale raadpleegbaarheid;
- de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SBVP 2012);
- de Woningwet;
- de vigerende beheersverordening Buitengebied.
Bij het opstellen van de inhoud van de regels zijn de regels uit het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Technoport Europe 2012' aangehouden. De regels hebben met name betrekking op algemene en specifieke bouwregels, algemene en specifieke gebruiksregels, en afwijkingsregels.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over de gegeven bestemming en over waar en hoe het bouwen en het gebruik mag plaatsvinden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding te worden gekeken. Vervolgens kan in de regels worden teruggelezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden' zijn bestemd voor luchthavengebonden bedrijven met bijbehorende kantoren. Op basis van de aanduiding worden bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 3.2 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen toegestaan. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn aangeduid op de verbeelding. Binnen het bouwvlak geldt met betrekking tot de hoogtes een getrapt systeem. Uit het planvoornemen volgt reeds dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de voorgevelrooilijn 10 meter bedraagt.
5.2 De Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven:
- de grens van het plangebied;
- de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden: 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden' met aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - ILS 1', 'luchtvaartverkeerzone - ILS 2', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 3', 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 4, 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel 5' 'luchtvaartverkeerzone - LVNL 3, 'vrijwaringszone 0 - 50 m', 'vrijwaringszone 50 - 100 m' en 'geluidzone - luchtvaart 35-40Ke'.
5.3 De Regels
De regels zijn conform de SBVP 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht als volgt opgebouwd:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Inleiding
Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
6.2 Financiële En Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in prviaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De kosten voor het realiseren van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor komen voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt in dat kader een planschade-overeenkomst gesloten. Aan dit planvoornemen zijn voor de gemeente geen noemenswaardige kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid is daarmee niet in het geding.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Met het realiseren van het gebouw voor distributie en opslag met bijbehorend kantoor nemen de bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet toe. Alleen het gebruik voor de bedrijfsmatige activiteiten distributie en opslag worden toegestaan. Gelet op de relatief beperkte impact op de omgeving en de conclusies uit hoofdstuk 4 worden met het planvoornemen geen waarden of belangen onevenredig geschaad.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerpbestemmingsplan 'Herziening TPE, Aziëlaan 30' voor advies toegezonden aan de provincie Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas en Rijkswaterstaat Zuid Nederland. Alleen door Rijkswaterstaat Zuid Nederland is per mail d.d. 24 november 2016 een reactie gegeven. In deze reactie wordt aangegeven dat het plan beoordeeld is op de beheerdersaspecten zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid Nederland worden behartigd. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Dit bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen kenbaar maken.
6.4 Conclusie
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingsplanwijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Hoofdstuk 7 De Procedure
7.1 Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
- a. Vooroverleg:
Het voorontwerp wordt voor advies toegezonden aan de betrokken instanties - b. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging
Gedurende deze terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad - c. Vaststelling:
Vaststelling door de gemeenteraad
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn - d. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan) - e. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om gedurende de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.
7.2 Kennisgeving
Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening is op 10 november 2016 kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Herziening TPE, Aziëlaan 30'.
7.3 Watertoets
Het vigerende bestemmingsplan is destijds in het kader van het vooroverleg voor advies toegezonden aan Waterschap Roer en Overmaans. Het waterschap heeft ingestemd met het vigerende bestemmingsplan. De waterhuishoudkundige situatie wijzigt niet door het planvoornemen. Aangezien er verder geen wateraspecten in het geding zijn, is een watertoets niet noodzakelijk.
7.4 Vooroverleg Met Instanties
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voor advies toegezonden aan de provincie Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas en Rijkswaterstaat Zuid Nederland. De provincie en het waterschap hebben niet gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. Door Rijkswaterstaat Zuid Nederland is per mail d.d. 24 november 2016 een reactie gegeven. In deze reactie wordt aangegeven dat het plan beoordeeld is op de beheerdersaspecten zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid Nederland worden behartigd. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
7.5 Vaststelling
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken van 27 januari 2017 tot en met 9 maart 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerp ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 18 mei 2017.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek