Heijackerstraat (ong.), Beesel
Wijzigingsplan - gemeente Beesel
Vastgesteld op 07-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het wijzigingsplan Heijackerstraat (ong.), Beesel met identificatienummer NL.IMRO.0889.WPHeijackerstraat-VA01 van de gemeente Beesel.
1.2 wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Hoofdstuk 2 Regels
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
De regels deel uitmakende van:
- het bestemmingsplan "Bebouwde gebieden, veegplan 2019" (NL.IMRO.0889.BPbebgebveeg2019-VA01), vastgesteld op 16 december 2019;
zijn mede van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Artikel 24.5 wordt als volgt aangevuld:
- Aan het artikel wordt een subartikel toegevoegd luidende:
24.5.5 voorwaardelijke verplichting nader ecologisch onderzoek
Een omgevingsvergunning voor de in 24.2 bedoelde gebouwen wordt niet eerder verleend dan nadat:
- a. nader onderzoek (veldbezoek) heeft aangetoond dat er geen beschermde diersoorten (jaarrond beschermde nesten, eekhoorn en vleermuizen) aanwezig zijn;
- b. wanneer niet buiten de vrijgestelde ontheffingsperiode (15 augustus t/m februari) een nader onderzoek naar marterachtigen heeft aangetoond dat er marterachtigen aanwezig zijn;
- c. of als eventuele noodzakelijke mitigerende maatregelen zijn getroffen om de aanwezige beschermde diersoorten te beschermen.
Hoofdstuk 3 Slotregel
Artikel 3 Overgangsrecht
3.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in lid 3.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
3.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 3.2 onder a, na van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde lid 3.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het wijzigingsplan Heijackerstraat (ong.), Beesel'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Heijackerstraat (ong.), Beesel" van de gemeente Beesel.
1.1 Aanleiding En Doel
Op de locatie aan de Heijackerstraat (ong.) – perceel A 3411 (gedeeltelijk) – is thans binnen de bestemming 'Groen' een openbaar groenperceel gesitueerd, voorzien van een sportveld en speelgelegenheden. De initiatiefnemer is voornemens om aan de noordoostkant van dit terrein maximaal 20 woningen te realiseren met behoud van het sportveld (verplaatsing) en de speelgelegenheden.
Het initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen ''Bebouwde gebieden Beesel'' en ''Bebouwde gebieden, veegplan 2019'', omdat ter plaatse van de bestemming 'Groen' reguliere woningbouw is uitgesloten. De gemeente Beesel heeft echter aangegeven dit voornemen mogelijk te willen maken door middel van een wijziging van het bestemmingsplan ''Bebouwde gebieden, veegplan 2019'' op basis van artikel 39.5 van het vigerende bestemmingsplan.
Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Beesel, sectie A, nummer 3411 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 13.631 m². De gronden zijn gemeentelijk eigendom.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen:
- ''Bebouwde gebieden Beesel'', onherroepelijk d.d. 15 december 2014, en;
- "Bebouwde gebieden, veegplan 2019", onherroepelijk d.d. 16 december 2019.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Groen'. De gronden zijn onder meer bestemd voor plantsoenen, groenstroken; bermen en beplantingen; en speelvoorzieningen;
Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' in aanvulling met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie - AMK' (gesitueerd op een smalle strook langs de noordwestelijke plangrens). Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.3.
Daarnaast is onderhavig plangebied voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6. Ter plaatse van deze aanduidingen kan conform artikel 40.6 de bestemming onder andere gewijzigd worden in de bestemming 'Wonen'. Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van dit artikel.
Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 39.5 van het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' naar de bestemming 'Wonen'. Dit artikel is hierna overgenomen.
''39.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 6’ het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Wonen', 'Verkeer' en/of 'Groen', met dien verstande dat:
- a. de regels in de artikelen 14, 17, 22 en 25 van toepassing zijn;
- b. het stedenbouwkundige inpasbaar is;
- c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de wijziging past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan (RVP) of regionale structuurvisie wonen en het gemeentelijk woningbouwprogramma.''
Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.
ad a. | Middels voorliggend plan zal worden aangesloten bij de regels in de artikelen 14, 22 en 25. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad b. | Onderhavig planvoornemen is stedenbouwkundig inpasbaar. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 3.1. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad c. | Onderhavig planvoornemen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Deze aspecten worden nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad d. | Onderhavig plan leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad e. | Onderhavig planvoornemen is passend binnen het RVP of regionale structuurvisie en het gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit aspect wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
2.1 Bebouwing En Functies
Het plangebied aan de Heijackerstraat is gelegen in de noordoosthoek van de kern Beesel op de overgang tussen de bebouwde kern en het aangrenzende bosgebied met stuifduinen. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Walsbergweg. De Walsbergweg vormt van oudsher een belangrijke route tussen de oude kern van Beesel en Reuver. Ter plaatse van het plangebied bestaat de route uit een asfaltpad die de aangrenzende woningen in de bosrand ontsluit, overgaand in een zandpad op de rand van het bos. De route vervolgt zijn weg door het bos richting de kern Reuver.
Aan de zuidzijde, parallel aan de Walsbergweg, vindt de begrenzing plaats door de Heijackerstraat, overgaand in de Heideakkerweg aan de zuidwestzijde. De Heijackerstraat bestaat uit twee delen, haaks op de Hoogstraat en Walsbergweg een woonstraat met bebouwing uit de jaren '50 met twee-onder-een-kapwoningen, kenmerkend voor de betreffende periode opgetrokken uit de kenmerkende rode baksteen, twee woonlagen met kap. Het andere deel is gelegen parallel aan de open groene zone en de Walsbergweg. De bebouwing bestaat hier uit een grote diversiteit aan vrijstaande en geschakelde woningen uit de jaren negentig. De beeldkwaliteit is individualistisch evenals de bouwhoogte. De woningen bestaan allemaal uit metselwerk en hebben een kap.
De westzijde is begrensd door een besloten boszone, waardoor in de huidige situatie het plangebied bestaat uit een open, maar omsloten geborgen ruimte bestaande uit gras met speelvoorzieningen.
2.2 Ontsluiting
Onderhavig plangebied ligt aan de Heijackerstraat. De Heijackerstraat betreft een woonstraat binnen de kern Beesel. Onderhavig plangebied wordt thans middels één uitrit ontsloten op de Heijackerstraat.
2.3 Groen En Water
Het plangebied is thans ingericht als een 'groen' perceel voorzien van een speelveld en braakliggend terrein. Daarnaast is aan de oostzijde van het plangebied een bosachtig gebied aanwezig voorzien van o.a. een wadi t.b.v. hemelwaterinfiltratie van de bestaande woonwijk.
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Onderstaande afbeelding geeft het stedenbouwkundig ontwerp van het plangebied weer.
![]() |
STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP
3.1 Bebouwing En Functies
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen in de omgeving van de Heijackerstraat. In het woningbouwplan moet naast de bouw van een diversiteit aan woningen, ruimte blijven voor het spelen. Vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap-woningen en betaalbare rijwoningen voor starters moeten een plek krijgen in het plan. Aandacht voor levensloopbestendigheid is daarbij eveneens een belangrijke opgave. Middels het opgestelde beeldkwaliteitsplan toe te voegen aan de Welstandsnota wordt de gevraagde ruimtelijke kwaliteit die het gebied vraagt juridisch geborgd. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 1.
Voor wat betreft de sfeer is het van groot belang dat de woningen aansluiting vinden op de direct aansluitende omgeving. Dit betekent het aansluiten van de structuur van de Heijackerstraat op de Walsbergweg. Het betreft hier dan ook het doorzetten van de rechtlijnigheid van de woonstraat in overgang tot de bosrand, bestaande uit de betaalbare rijwoningen.
Aan de groene open ruimte van de Heijackerstraat, Walsbergweg wordt de bebouwing informeler gesitueerd. De nieuwbouw, samen met de bestaande woningen, zorgen voor een sterke omarming van de centrale open groene ruimte. De bebouwing bestaat hier uit een voortzetting van individuele wooneenheden, aansluitend aan de bestaande karakteristiek.
De toekomstige plek van het dorpse groenplein met speelvoorzieningen wordt hiermee enigszins losgekoppeld van het aangrenzende bosgebied met zijn eigen karakteristiek. De eenheden bestaan uit vrijstaande woningen en tweekappers.
De zone aan de Walsbergweg bestaat eveneens uit individualistische woningen en vindt zijn aansluiting op de bosrand. Een driesprong op de samenkomst van de wegen Walsbergweg en Heijackerstraat in de overgang naar het bosgebied vormt een herkenbare plek als nieuwe entree vanuit het bospad en de aansluiting op de beide wegen. Onderstaande afbeeldingen laten zowel de structuuropzet als de woontypologieën zien.
![]() |
STRUCTUUROPZET |
![]() |
WOONTYPOLOGIE |
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Verkeersgeneratie
De realisatie van maximaal 20 woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "Toekomstbestendig parkeren'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Beesel wordt aangeduid als 'niet stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Beesel tot 'de rest bebouwde kom' behoort.
Om de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, huis, vrijstaand', 'Koop, huis, twee-onder-een-kap' en 'Koop, huis, tussen/hoek' (indicatie aan de hand van de huidige verkaveling, andere verkaveling blijft mogelijk). In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Koop, huis, vrijstaand | 8,2 per woning | 3 woningen | 24,6 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 per woning | 6 woningen | 46,8 |
Koop, huis, tussen/hoek | 7,4 per woning | 11 woningen | 81,4 |
Totaal | 152,8 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 153 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van het voorliggende plan bedraagt 153 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent een relatief geringe toename van het verkeer op de Heijackerstraat. De capaciteit van de Heijackerstraat en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken.
3.2.2 Parkeren
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Beesel heeft eigen parkeerbeleid vastgesteld in de vorm van de ''Parkeerbijdrageregeling Beesel 2013''. In dit beleid wordt verwezen naar de meest recente CROW-norm. Voor dit planvoornemen zal daarom worden aangesloten bij de digitale publicatie "Toekomstbestendig parkeren'' (CROW). Deze publicatie bevat kencijfers voor het aspect 'parkeren'. De gemeente Beesel wordt aangeduid als 'niet stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Beesel tot 'de rest bebouwde kom' behoort.
Om het aspect 'parkeren' in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, huis, vrijstaand', 'Koop, huis, twee-onder-een-kap' en 'Koop, huis, tussen/hoek' (indicatie aan de hand van de huidige verkaveling, andere verkaveling blijft mogelijk). In de tabel hieronder is de berekening van het aspect 'parkeren' uiteengezet.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal | Totaal |
Koop, huis, vrijstaand | 2,3 per woning | 3 woningen | 6,9 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 2,2 per woning | 6 woningen | 13,2 |
Koop, huis, tussen/hoek | 2,0 per woning | 11 woningen | 22,0 |
Totaal | 42,1 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie ten minste moet voorzien in 43 parkeerplaatsen. Middels voorliggend planvoornemen wordt voorzien in 22 parkeerplaatsen op openbaar terrein voor de rijwoningen, worden de twee-onder-een-kapwoningen voorzien van 2 parkeerplaatsen per woning en de vrijstaande woningen voorzien van 3 parkeerplaatsen per woning. Dit leidt in totaal tot (22 + 12 + 9 =) 43 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan het aspect 'parkeren'.
Daarnaast is in de regels, behorende bij dit wijzigingsplan, een regeling opgenomen m.b.t. de geldende parkeerregels. Hiermee is juridisch geborgd dat, ook bij een andere verkaveling, aan de parkeernormen wordt voldaan.
3.3 Groen En Water
De woningen worden voorzien van een individueel ingerichte achtertuin. De nadruk van de erfafscheidingen ligt hierin op groen. Aan de voorzijde van de woningen en eventueel voor een gedeelte aan de zijkant van de woning wanneer deze grenst aan het openbare gebied, wordt de overgang tussen privé en openbaar middels een lage, strakke haag toegepast met een hoogte van circa 60 cm. Aan de zijgevel van de woning achter de voorgevel- en achterzijden, voor zover deze aan de openbare ruimte grenzen, worden door de eigenaren zelf hagen of beplanting toegepast eventueel aangevuld met gaashekwerken met groen of gemetselde muren als voortzetting van de woning. Grove bouwmaterialen als houten schermen, betonschuttingen of B2-blokken zijn niet toegestaan in de presentatie naar het openbaar gebied. De toepassing van inheemse hagen wordt aanbevolen (beukenhaag, haagbeuk, liguster, taxus e.d.). Ook gemengde hagen zijn mogelijk. In de beoogde situatie is oppervlakte water voorzien in de vorm van een wadi in het openbare gebied.
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
3.4.1 Energietransitie
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Het voorliggende plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
- de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
- er wordt gebruik gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
- de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
3.4.2 Klimaatbestendigheid
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Het voorliggende plan voorziet hier op de volgende wijze in:
- zo min mogelijk verharding / halfverharding;
- aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
- groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vasthouden van water en het tegengaan van hittestress;
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- regionaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
- 10. Beperken van klimaatverandering;
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisten opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Analyse
Geen van de bovengenoemde belangen is bij de beoogde ontwikkeling in het geding. Het plangebied is buiten het stroomvoerend en/of bergend regime van de Maas gelegen en heeft daardoor geen effect op het nationale belang ‘Grote Rivieren’. Het initiatief is kortom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).
Betekenis voor het plangebied
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Groen' geldt. Dit betekent dat deze locatie nog niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Dit betekent een toename van 20 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.
Verantwoording
Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Desalniettemin wordt het plangebied omringd door stedelijke functies (bestemming 'Wonen'). Dit betekent dat het plangebied een stedelijke functie heeft. Gezien het voorgaande is dus sprake van een ligging ‘binnen bestaand stedelijk gebied’ en is een verder motivering op dit punt niet nodig.
Kwantitatieve behoefte
Het initiatief 'Heijackerstraat', waarbij maximaal 20 woningen worden gerealiseerd, voorziet in een kwantitatieve behoefte:
De komende jaren neemt het aantal inwoners in de gemeente Beesel eerst toe en vervolgens af terwijl het aantal inwoners in de regio Noord-Limburg nog toeneemt. Het aantal huishoudens in de gemeente én regio neemt de komende jaren sterker toe dan het aantal inwoners (huishoudensverdunning, groei eenpersoonshuishoudens, vergrijzing).
Op basis van de huishoudensprognose (7,2 % in de periode 2021-2035; bron CBS) zal er in de gemeente Beesel op korte termijn een licht groeiende woningbehoefte zijn van circa 230 woningen tot 2030. Vanaf 2020 zijn er 101 woningen gerealiseerd in de gemeente Beesel. Dit betekent dat er nog een resterende behoefte is van 129 woningen. Het initiatief 'Heijackerstraat' kan in deze kwantitatieve woningbehoefte voorzien.
Woningen kunnen alleen worden toegevoegd wanneer ze een toevoeging van kwaliteit meebrengen. De woningen dienen hiermee aan te sluiten op de knelpunten van de woningmarkt (zie hierna onder Kwalitatieve behoefte).
Kwalitatieve behoefte
Het initiatief 'Heijackerstraat', waarbij levensloopbestendige en traditionele eengezinswoningen worden gerealiseerd, voorziet in een kwalitatief woningbehoefte:
Op regionaal en lokaal niveau bestaat een groeiende behoefte aan nultredenwoningen en appartementen. Het merendeel van de woningen in het initiatief bestaat uit levensloopbestendige woningen (met badkamer en slaapkamer op de begane grond), waarmee het initiatief inspeelt op deze kwalitatieve behoefte. Bovendien draagt het realiseren van levensloopbestendige woningen voor ouderen bij aan de doorstroming op de woningmarkt.
Uit de woonvisie volgt dat op een deel van de woonpercelen (vrijstaande kavels en tweekappers) voldoende ruimte aanwezig is om de woningen levensloopbestendig te kunnen realiseren. Daarnaast biedt het planvoornemen voldoende ruimte om te voorzien in het duurdere segment. Kortom sluit het initiatief aan bij het aspect 'duurzame, levensloopbestendige en toekomstbestendige woningvoorraad' en het aspect 'doorstroming'.
Geen onaanvaardbare effecten
Het is niet de verwachting dat er als gevolg van het realiseren van woningen aan de Heijackerstraat te Beesel onaanvaardbare effecten zullen optreden. De woningbehoefte is immers dusdanig groot dat ook na het realiseren van het planinitiatief behoefte blijft bestaan voor het realiseren van nieuwe woningen. Daarnaast draagt het realiseren van woningen bij aan het creëren van een levendig woon- en leefklimaat in dit deel van Beesel, waarbij een binnenstedelijke locatie wordt ingezet voor woningbouw.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI);
- Omgevingsverordening Limburg (2021);
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
4.2.1 Provinciaal Provinciale Omgevingsvisie (POVI)
Met de komst en invoering van de Omgevingswet dient elke provincie haar eigen provinciale omgevingsvisie op te stellen.
Op 1 oktober 2021 heeft de provincie Limburg de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI) vastgesteld: ‘de Provinciale omgevingsvisie Limburg’. Dit document is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven aan hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan doorontwikkelen. De Provinciale Omgevingsvisie Limburg vervangt het huidige ‘Provinciaal Omgevingsplan Limburg’ (POL2014).
De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen.
Daarnaast wordt een omgevingsverordening uitgewerkt om het beleid juridisch te verankeren. De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingsverordening is gelijk aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot die tijd blijft de huidige Omgevingsverordening van kracht.
In de POVI Limburg is een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:
- Het creëren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige omgeving, zowel in het landelijkals in het bebouwde gebied;
- Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
- Klimaatadaptatie en energietransitie.
Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In de Provinciale omgevingsvisie Limburg wordt vervolgens een toekomstbeeld van 2030-2050 geschetst.
De POVI Limburg bestaat uit twee delen;
- Een thematisch deel waarin gedetailleerd wordt ingegaan op de provinciale ambities en opgaven voor de diverse thema’s;
- Een gebiedsgericht deel waarin de thema’s op hoofdlijnen verbonden worden op regionale schaal voor de drie regio’s Noord-, Midden en Zuid-Limburg.
Wonen en leefomgeving
De POVI houdt vast aan een dynamisch en flexibel woonbeleid, de woonbehoeften van de Limburger zijn daarbij leidend. Verder liggen hierin ook mogelijkheden bij te dragen aan klimaat-, energie-, en duurzaamheidsdoelstellingen. Vanuit de wetgeving is de rol van de provincie op dit terrein beperkt. Daarom opereert de provincie, met betrekking tot dit thema, vanuit een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol. De POVI is hierbij een op hoofdlijnen richtinggevend kader. Aangezien de toekomst onderhevig zal zijn aan veranderingen, en elke specifieke regio voor een andere aanpak vraagt zijn meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma’s, agenda’s en instrumenten noodzakelijk.
Wonen
Op het gebied van wonen wordt er specifiek gekeken naar welke behoeften er zijn. De grootste opgave op korte- en middellange termijn zit in het toekomstgeschikt maken van de verouderde en nietcourante bestaande woningvoorraad. Uitgangspunten zijn dat deze woningen in eerste instantie levensloopbestendig dienen te worden gemaakt, en daarna ook verduurzaamd. Getalsmatig zijn er voldoende woningen, kwalitatief gezien zijn dit echter niet overal de juiste woningen en de juiste plannen.
Woonkwaliteit is niet alleen afhankelijk van de woning zelf. Omstandigheden die hier ook op van toepassing zijn, zijn bijvoorbeeld sociaaleconomische omstandigheden, gezondheid, leefbaarheid, het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid en een veilige omgeving. De aandacht ligt bij het ontwikkelen van gemengde wijken, die bij kunnen dragen aan een sterk sociaal weefsel en verkleinen op die manier kloven in de samenleving. Ook belangrijk zijn natuur- en klimatologische eigenschappen van een woongebied. Groen, schone lucht, het tegengaan van hittestress en voorzieningen om wateroverlast (zowel overstromingen als droogtes) tegen te gaan dragen daarmee bij aan de omgevingskwaliteit.
Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen een op locatie binnen de bebouwde kom van Beesel. De locatie is thans in het vigerende bestemmingsplan, middels een wijzigingsbevoegheid, aangewezen als woningbouwlocatie. Middels het initiatief wordt voorzien in een diversiteit aan woningen (tevens gericht op levensloobestendig wonen). Mede gelet op de regionale en gemeentelijke beleidskaders past het onderhavige initiatief binnen de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
Conclusie
Het initiatief is passend binnen de POVI.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2021
Op 17 december 2021 heeft het college van Gedeputeerde State de Omgevingsverordening Limburg (2021) vastgesteld. Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.
De omgevingsverordening heeft van 7 juni tot en met 19 juli 2021 voor eenieder ter inzage gelegen en is op 17 december 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. De omgevingsverordening zal tegelijkertijd met de nieuwe Omgevingswet in werking treden.
Hoewel de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. Onderstaand zijn de relevante passages voor het plangebied opgenomen.
Volgens de kaart ‘Wonen, werken en recreëren’ ligt het besluitgebied in zijn geheel binnen het gebied ‘Landelijke kern’. In artikel 12.1 ‘instructieregels nieuwe planvoorraad wonen’, van de Omgevingsverordening Limburg 2021, wordt gesteld dat nieuwe plannen dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde inhoudelijke thema’s zoals opgenomen in de provinciale omgevingsvisie (POVI). De gemeente Beesel heeft een regionale structuurvisie vastgesteld in de vorm van de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024'. In paragraaf 4.3.1 wordt hier nader op ingegaan.
Milieubeschermingsgebieden
Volgens de kaarten bij de Omgevingsverordening is het plangebied voor een klein deel gelegen binnen het ‘Natuurnetwerk’. Een omgevingsplan dat van toepassing is op deze locaties laat geen nieuwe activiteiten of wijziging van bestaande activiteiten toe als deze:
- a. nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg; of
- b. kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang tussen de gebieden van het Natuurnetwerk Limburg.
Analyse
De voorliggende ontwikkeling voorziet niet in hetgeen hier boven is genoemd. Daarnaast krijgt dit deel van het plangebied de bestemming 'Groen' zonder bouwmogelijkheden. Vanuit de ligging van het plangebied binnen het Natuurnetwerk zijn er daarom geen belemmeringen. Voor het overige is het plangebied niet gelegen binnen overige milieubeschermingsgebieden. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen het provinciaal beleid.
Conclusie
Vanuit de Omgevingsverordening Limburg 2014 bestaan er geen belemmeringen voor de voorliggende ontwikkeling. Wat betreft het thema woningbouw wordt verwezen naar paragraaf 4.3.1.
4.3 Regionaal Niveau
4.3.1 Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024
In de Regionale woonvisie geven de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas richting aan de regionale woningmarkt. Een van de centrale opgaven is de kwalitatieve mismatch tussen de (toekomstige) woningbehoefte en de bestaande woningvoorraad. Daarover staat aangegeven:
- Bij nieuwbouw dient bij voorkeur ingezet te worden op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten. De huishoudprognose van E’til (Progneff) dient als referentieprognose ten aanzien van het aantal nog toe te voegen nieuwbouwwoningen. Echter is de kwalitatieve toets leidend. Progneff wordt daardoor als basis gehanteerd, maar er is (indien kwalitatief wenselijk) ruimte om ‘goede dingen’ te blijven realiseren. Daarvoor gelden de volgende regionale uitgangspunten:
- 1. Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen;
- 2. Gekeken dient te worden naar koppelkansen;
- 3. Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van het kwetsbare woningoverschot;
- 4. Het type toe te voegen woning moet passen binnen de kwalitatieve behoefte;
- 5. De regio streeft sociale en duurzame woonconcepten na;
- 6. Er wordt gezocht naar aansluiting op de landelijke, regionale en lokale duurzaamheidsdoelen.
Aanvullend wordt tevens het volgende benoemd:
- Naast nieuwbouw dient er ook gekeken te worden naar de potentie van de bestaande voorraad en hoe deze zich verhoudt tot de veranderende (kwalitatieve) behoefte.
- Ook dient er aandacht te zijn voor de huisvesting van specifieke doelgroepen, zoals starters en ouderen. Ten aanzien van deze doelgroepen wordt vooral ingezet op het realiseren van geschikte woningen voor ouderen, daar op deze manier de doorstroming wordt bevorderd. Zo ontstaat er tevens ruimte voor de starter op de woningmarkt.
- Vraag en aanbod dienen in de regio beter met elkaar in evenwicht te zijn. De oplossing hiervoor ligt grotendeels binnen de bestaande woningvoorraad.
- Leefbaarheid in kleine kernen staat onder druk. Toevoegen van woningen (in kleine mate) kan helpen om de leefbaarheid te verbeteren, maar vooral om de doorstroming te bevorderen.
Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen op een locatie binnen de bebouwde kom van Beesel. Binnen deze ontwikkeling is voldoende ruimte voor de veranderende (kwalitatieve) behoefte, zoals levensloopbestendige woningen en woningen in het duurdere segment (tevens benoemd in de gemeentelijke woonvisie). In de regionale woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 is vastgelegd dat nieuwe initiatieven bestaande uit meer dan 10 woningen regionaal afgestemd moeten worden. Het voorliggende woningbouwplan aan de Heijackerstraat met meer dan 10 woningen is op 30 juni 2022 regionaal afgestemd en positief beoordeeld. Deze ontwikkeling is dan ook passend binnen de Regionale Woonvisie Noord-Limburg. 2020-2024.
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024.
4.4 Gemeentelijk Niveau
4.4.1 Structuurvisie Beesel
Op 12 september 2011 heeft de gemeenteraad van Beesel de ‘Structuurvisie Beesel’ vastgesteld. De structuurvisie Beesel geeft een strategische en duurzame ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het hele grondgebied van de gemeente met een horizon van 20 jaar. De gemeente geeft hierin niet alleen aan wat ontwikkeld gaat worden, maar ook hoe dit ontwikkeld gaat worden. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.
Wat betreft wonen heeft de gemeente Beesel haar woonbeleid verwoord in de Woonvisie 2016-2022, herijking 2019. Inbreiding heeft daarbij de voorkeur op uitbreiding. Ontwikkelingen in de kern Beesel worden zo veel mogelijk in samenspraak met het dorp aangegaan om zo goed aan de vraag te kunnen voldoen. In de Toekomstvisie 2030 wordt de gemeente gezien als een ideale en onderscheidende woongemeente. Kwaliteit van de woonomgeving en natuurlijke omgeving staan hierbij voorop. Ook moet het dorpse karakter van de bebouwing en omgeving behouden blijven. Er moet divers gebouwd worden, zodat alle doelgroepen (starters, gezinnen met jonge kinderen en senioren) een plaats kunnen krijgen.
Specifiek voor de kern Beesel wordt als kans genoemd het inspelen op recreatie en toerisme door het versterken van het cultuurhistorisch karakter en ook op plannen voor rivierverruiming langs de Maas, zodat eventuele verhoging van de waterkeringen minimaal kan zijn. Wat betreft wonen zijn de volgende ontwikkelingsrichtingen genoemd voor de kern:
- Ontwikkelen van woningen op herstructurerings- en inbreidingslocaties voor alle doelgroepen maar vooral voor senioren en zorgvragers.
- Woningbouw en wijkontwikkeling die voldoet aan de eisen van de toekomst op het gebied van duurzaamheid, klimaatrobuustheid en energiezuinigheid, veiligheid en 100% levensloopbestendigheid.
Analyse
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied binnen de aanduiding 'uitbreiding wonen' (zie onderstaande afbeelding). Gelet op de ligging in een woongebied is de beoogde ontwikkeling functioneel passend. Onderhavig initiatief betreft de ontwikkeling van maximaal 20 woningen. Het planvoornemen is een voorbeeld van een kleinschalige inbreiding, waarbij in lijn met de huidige vraag naar woningen, wordt voorzien in de realisatie van woningen ten behoeve van diverse doelgroepen (senioren, starters en doorstromers). Hiermee wordt aangesloten bij de speerpunten als het bieden van ruimte aan een passende woningbehoefte. De voorgenomen ontwikkeling past kortom binnen de beleidskaders zoals deze in de Structuurvisie Beesel geschetst zijn.
UITSNEDE STRUCTUURVISIE BEESEL 2011
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de Structuurvisie Beesel 2011.
4.4.2 Woonvisie 2016-2022, Herijking Woonvisie 2019
In 2016 heeft de gemeenteraad van Beesel de Woonvisie 2016-2022 vastgesteld. Deze gemeentelijke woonvisie geeft een beeld van de opgaven voor de komende jaren met een doorkijk naar 2030. Het gemeentelijk woonbeleid is voornamelijk gericht op verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, het op peil houden van het draagvlak voor voorzieningen ten behoeve van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van kernen en het zorgen voor geschikte woningen voor alle doelgroepen.
In 2019 heeft een herijking van de woonvisie plaatsgevonden op basis van een woningmarktanalyse, die eveneens in 2019 is uitgevoerd. De hoofdlijnen van deze herijking zijn als volgt.
- De gemeente blijft inzetten op een toekomstbestendige woningvoorraad. De woningmarktanalyse bevestigt het belang van een duurzame, levensloopbestendige en toekomstbestendige woningvoorraad.
- In lijn met de Woonvisie 2016-2022, bevestigt de analyse dat een bewuste omgang met nieuwbouw noodzakelijk is. Het is belangrijk om te bouwen voor de juiste doelgroep met de daarbij behorende behoeften.
- Er zijn vooral kansen gesignaleerd voor huurwoningen tot de eerste huurgrens (in 2018 tot circa € 460,-) en voor de middeldure en duurdere huur- en koopwoningen, met name in de dubbelkern Reuver-Offenbeek.
- Doorstroming is zeer belangrijk om de juiste personen op de juiste plek terecht te laten komen.
- Rekening moet worden gehouden met de vergrijzing en de kleiner wordende samenstelling van huishoudens.
- Op termijn wordt een opgave verwacht van koop naar vrijehuursector en een verschuiving van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen en appartementen.
- Rond 2023 wordt een omslag in de behoeften verwacht, doordat er koopwoningen vrijkomen en vooral behoefte is aan (onderhoudsvrije) huurproducten.
- De lage mutatiegraad van corporatiewoningen vraagt om aandacht.
Analyse
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen. Op een deel van de woonpercelen (vrijstaande kavels en tweekappers) is voldoende ruimte aanwezig om de woningen levensloopbestendig te kunnen realiseren. Daarnaast biedt het planvoornemen voldoende ruimte om te voorzien in het duurdere segment. Kortom sluit het initiatief aan bij het aspect 'duurzame, levensloopbestendige en toekomstbestendige woningvoorraad' en het aspect 'doorstroming'.
Conclusie
Deze ontwikkeling is niet in strijd met de gemeentelijke Woonvisie.
4.4.3 Afwegingskader woningbouwverzoeken
Na jaren van crisis (economisch, maar zeker ook qua woningmarkt) maakt de woningmarkt al jaren een flinke groei door. De huizenprijzen stijgen, het aantal verkopen neemt toe, net als het aantal woningbouwverzoeken. Op dit moment is er behoefte aan woningen, maar op de langere termijn zal de behoefte volgens de prognose stagneren. Dit vraagt van de gemeente om zorgvuldige afwegingen te maken bij nieuwe initiatieven. Daarbij gaat het erom dat plannen tegemoet komen aan de woonbehoefte binnen de gemeente en de regio, maar ook dat plannen bijdragen aan de gemeentelijke volkshuisvestelijke ambities.
De gemeente heeft derhalve een afwegingskader voor woningbouwverzoeken vastgesteld. Het afwegingskader is bedoeld om nieuwe woningbouwontwikkelingen te kunnen sturen en is een middel om te komen tot een goede beoordeling van woningbouwverzoeken. Het afwegingskader is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 22 juni 2021.
Het kader wordt toegepast bij (ver)bouwplannen waarbij woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad welke niet rechtstreeks of via een binnenplanse vrijstelling zijn toegestaan in het bestemmingsplan.
De gemeente streeft naar de juiste woning, op de juiste plek, voor de juiste doelgroep en op het juiste moment beschikbaar. Dit streven komt voort uit de Woonvisie 2016-2022. Op basis van deze vier pijlers zijn afwegingskaders opgesteld waaraan een woningbouwverzoek getoetst kan worden.
Analyse
De ontwikkeling is gelegen binnen de 'Landelijke kern', zoals aangeduid volgens de Omgevingsverordening Limburg 2021. Het planvoornemen is een voorbeeld van een inbreiding, waarbij in lijn met de huidige vraag naar woningen, wordt voorzien in de realisatie van maximaal 20 woningen ten behoeve van diverse doelgroepen. Hiermee wordt aangesloten bij de speerpunten als het bieden van ruimte aan een passende woningbehoefte.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Afwegingskader woningbouwverzoeken'.
4.4.4 Uitvoeringsprogramma wonen
Voor de kern Beesel heeft de gemeente in samenwerking met de werkgroep wonen van het kernoverleg Beesel en woningcorporatie Nester een concept uitvoeringsprogramma wonen opgesteld. Hierin zijn de kansrijke locaties in beeld gebracht en geprioriteerd.
Er is een grote behoefte aan levensloopbestendige woningen en woningen voor 1-2 persoonshuishoudens. ln de kern Beesel is op korte termijn ook behoefte aan "tweekappers" voor jonge stellen. Dit blijkt onder andere uit een door het kernoverleg Beesel uitgevoerde enquête. Door een divers woningaanbod kan bovendien dé doorstroming gestimuleerd worden. Door levensloopbestendige woningen te programmeren en de realisatie van enkele vrijstaande woningen door particulieren komen bestaande woningen vrij voor starters en jonge stellen.
Op korte termijn 2021-2023 creëert de gemeente mogelijkheden voor de toevoeging van circa 34-49 woningen in de koop- en huursector. De focus voor de midden lange termijn (2024-2030) ligt vooral op levensloopbestendigheid, in alle maten en prijsklassen, koop en huur. lnbreidings- en herstructureringslocaties in de kern dichtbij de voorzieningen hebben hierbij de voorkeur.
Analyse
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen op de locatie aan de Heijackerstraat te Beesel. Deze locatie is beschreven in het 'Uitvoeringsprogramma wonen' van de gemeente. Op deze locatie is ruimte voor levensloopbestendige woningen en koopwoningen uit verschillende prijsklassen.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Uitvoeringsprogramma wonen'.
4.4.5 Omgang met groene ruimte binnen kernen
Bij het toevoegen van stedelijke functies, waaronder woningbouw, geldt het algemene uitgangspunt van inbreiding voor uitbreiding. Dit houdt in dat deze functies in beginsel binnen de bestaande dorpskernen een plek dienen te krijgen. Als dat niet mogelijk is, wordt geopteerd voor een locatie direct aansluitend aan de bestaande kern.
Bij de afweging van de haalbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen is voldoende ruimtelijke kwaliteit, voldoende ruimte voor klimaatadaptatie en een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving van groot belang. Per ontwikkeling wordt bekeken op welke manier deze zaken gewaarborgd kunnen blijven. Indien binnen de gemeente wordt gekozen om een bestaande groene ruimte binnen de dorpskern in te zetten voor een andere ruimtevragende functie, worden kwalitatieve maatregelen ingezet om de kwaliteit van zowel de nieuwe functie als de eventuele overgebleven groene ruimte te optimaliseren. Hierbij wordt o.a. beschouwd of er voldoende ruimte gereserveerd is en blijft voor groen, water en klimaatadaptatie. Door kwalitatief verantwoord gebruik van de bestaande ruimte in de kernen wordt de ruimteclaim voor deze functies elders (bijv. in het buitengebied) zoveel mogelijk beperkt.
Analyse
In het voorliggende plangebied aan de Heijackerstraat wordt woningbouw mogelijk gemaakt in een groene omgeving. De bestaande natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten in het gebied en de directe omgeving worden hierbij niet aangetast. Ook na realisatie van dit project blijft dit gebied een zeer groene omgeving, waarin klimaatadaptatie eenvoudig ingepast wordt. Gezien de omringende bossen en voldoende groene ruimte in het plangebied zelf en omgeving, is hittestress geen belemmering op deze locatie. In het overgebleven groene deel van het plangebied wordt waterberging gerealiseerd in combinatie met een kwalitatief hoogwaardige groen- en speelvoorziening. Hiermee is sprake van een zorgvuldige omgang met de groene ruimte binnen de kern Beesel en meer specifiek binnen dit plangebied.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Omgang met groene ruimte binnen kernen'.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Volksgezondheid
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Beleid
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Limburg, de provinciale omgevingsvisie, het Provinciaal Waterplan, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.
De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
De opgave ten aanzien van het regionale water is het komen tot robuuste en natuurlijk functionerende en veerkrachtige watersystemen. Dit om risico’s tot wateroverlast en watertekort verminderen en ook bij klimaatverandering beheersbaar en maatschappelijk acceptabel te blijven. Er dient te worden voldaan aan de regionale normering voor wateroverlast. Daarnaast is het ontwikkelen van regionale, gebiedsgerichte adaptiestrategieën en het treffen van effectieve maatregelen de opgave voor het omgaan met huidige en toekomstige watertekorten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is de beschikbaarheid van voldoende water en de juiste kwaliteit. Op deze manier zijn problemen op het gebied van watertekort in tijden van schaarste beheersbaar en maatschappelijke acceptabel.
Een van de doelen van de provincie is om wateroverlast en watertekorten in het regionale watersysteem te beperken door meer ruimte voor water beschikbaar te stellen, de sponswerking te versterken en te anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering.
In het Waterbeheerprogramma van waterschap Limburg is uitgewerkt wat de doelen zijn voor de komende planperiode en hoe deze bereikt moeten worden. Het gaat hierbij gaat het om:
- Hoogwaterbescherming Maasvallei: bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas.
- Klimaatadaptatie: balans tussen water afvoeren én water vasthouden.
- Waterkwaliteit en ecologie: het water is schoon en wateren zin natuurlijk ingericht.
- Zuiveren en waterketen: zuiveren rioolwater en grondstoffen terugwinnen en gebruiken.
Waterneutraal plannen en bouwen
Door het waterschap wordt geadviseerd om zoveel mogelijk waterneutraal te plannen en bouwen. Regenwater van nieuwe (en het liefst ook bestaande) daken en verharding wordt zo veel mogelijk opgevangen op eigen terrein. Uitgangspunt daarbij is hergebruik of infiltreren in de bodem.
5.3.3 Watertoets
Door Kragten is een watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen, rapport: ''Watertoets; Wijzigingsplan Heijackerstraat, Beesel'' (19 juli 2022, BSL073). De notitie is als bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.
Aan de hand van luchtfoto's en obliekfoto's is het huidige verhard oppervlak in beeld gebracht. Bijna het gehele terrein bestaat momenteel uit onverhard oppervlak, met enkel een gebouw en een deel van de speeltoestellen dat verhard is. Dit houdt in dat er circa 410 m2 aan verhard oppervlak ligt.
Aan de hand van het ontwerp het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling is vastgesteld. In het ontwerp zijn de groengebieden en de waterberging al aangegeven. De bebouwing heeft een verhard oppervlak van circa 985 m2. Verder is het terrein verhard met onder andere parkeerplaatsen en wegen, verharding in de tuinen, en verharding rondom de speeltoestellen. Dit alles heeft een verhard oppervlak van circa (2400 + 595 + 30 =) 3.025 m2. In totaal bedraagt het verharde oppervlak in de toekomstige situatie circa 4.010 m2.
Door de ontwikkeling er een toename van verhard oppervlak is van circa 3.600 m2. Daar er in het projectgebied geen watergangen van het waterschap in de nabije omgeving liggen, dient er een overstortconstructie te worden voorzien op het gemeentelijk rioolstelsel of het openbare terrein. Daarom dient de eis van de gemeente gevolgd te worden. Volgens het beleid van Gemeente Beesel is een berging van 60 mm/24 uur per m2 aan toename van verhard oppervlak vereist. Dit komt neer op een berging van circa 216 m3.
Verder is in de huidige situatie een wadi aanwezig. De capaciteit hiervan moet worden teruggebracht in de nieuwe hemelwatervoorzieningen, samen met de benodigde bergings-/infiltratiecapaciteit voor het nieuwe woongebied (216 m3). Hier zal in de uitvoering invulling aan worden gegeven.
Er wordt vanuit gegaan dat het water in de infiltratievoorzieningen voornamelijk via de wanden infiltreert. In de loop van de tijd gaat de bodem namelijk dicht zitten door bezinksel en afzettingen in de bodem van de voorziening. Uit het infiltratieonderzoek komt naar voren dat de horizontale doorlatendheid van de bodem ter plekke van het projectgebied goed tot zeer goed is. Voor infiltratievoorzieningen dient een doorlatendheid van 4,8 m/d aangehouden te worden. Wanneer dit wordt vermenigvuldigd met het wandoppervlak kan bepaald worden hoeveel water iedere voorziening per dag door infiltratie kan afvoeren.
Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt (om welke reden dan ook) dient een overstortmogelijkheid (escape) te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken.
5.3.4 Conclusie
Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond. Een wijzigingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn.
6.1 Kostenverhaal
De gronden zijn eigendom van de gemeente. Een grondexploitatie is derhalve niet noodzakelijk. Het kostenverhaal vindt plaats via het geldende gemeentelijke beleid benoemd in de Structuurvisie Beesel. Conform tabel 7.2 in het kwaliteitsmenu opgenomen in de Structuurvisie Beesel (2007-2011) is dit 5 euro per m² plangebied.
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
6.3 Maatschappelijk
6.3.1 Ter inzagelegging
Het ontwerpwijzigingsplan ‘Heijackerstraat (ong.), Beesel’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zijn hieronder opgenomen.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is een vooroverlegreactie ontvangen van de Provincie Limburg. Hieronder is deze vooroverlegreactie puntsgewijs samengevat, waarbij voor elk onderdeel is aangegeven op welke wijze deze in het wijzigingsplan is verwerkt:
- 1. Regionale afstemming
Vooroverlegreactie: Voor plannen die meer dan 10 woningen omvatten (waaronder dit voorliggende plan) is regionale afstemming nodig.
Verwerking: het plan is regionaal afgestemd en positief beoordeeld. In paragraaf 4.3.1 van deze toelichting is dit nader beschreven. - 2. Flora en fauna
Vooroverlegreactie: de provincie verzoekt het uitgevoerde verkennend flora- en faunaonderzoek uit te breiden met een nader vleermuizenonderzoek, waarbij zij specifiek aandacht vraagt voor a. de potentiële vliegroutes, b. een nadere motivatie van de functionaliteit van de bosschages ten oosten van het plangebied voor vleermuizen en c. nader te beschouwen of er boomholtes aanwezig zijn die mogelijk dienst doen als nest of verblijfplaats.
Verwerking: het benodigde nader vleermuizenonderzoek wordt uitgevoerd in het onderzoeksseizoen in 2023. Het verkennend flora en faunaonderzoek is aangevuld met een nadere motivering van de afwezigheid van jaarrond beschermde nesten in/nabij het plangebied. Daarnaast is de noodzaak toegevoegd tot het uitvoeren van nader vleermuizenonderzoek. In de regels van het wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat een omgevingsvergunning niet eerder wordt verleend dan nadat nader onderzoek heeft aangetoond dat er geen effecten zijn op vleermuizen, dan wel nadat de eventuele noodzakelijke mitigerende maatregelen zijn getroffen en ontheffing is verleend. - 3. Omgang met groene ruimten binnen kernen
Vooroverlegreactie: de provincie adviseert om in de toelichting een beschouwing op te nemen over de omgang met groene ruimten en het voorliggende woningbouwplan daaraan te relateren.
Verwerking: in de toelichting van het wijzigingsplan is paragraaf 4.4 aangevuld met een nieuwe paragraaf 4.4.5 'Omgang met groene ruimte binnen kernen'. De tekst van deze paragraaf is hierna weergegeven. - 4. Stikstofdepositie
Vooroverlegreactie: naar aanleiding van de uitspraak van de ABRS met betrekking tot de bouwvrijstelling dient voor dit project berekend te worden of er in de aanlegfase stikstofeffecten optreden.
Verwerking: er is een aanvullende AERIUS-berekening uitgevoerd voor dit project, waarin tevens de aanlegfase is onderzocht. Geconcludeerd is dat de stikstofdepositie als gevolg van zowel de aanlegfase als de gebruiksfase niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Vanuit het aspect stikstofdepositie zijn er daarmee geen belemmeringen voorde realisatie van het plan. De rapportage is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
De aanpassing naar aanleiding van deze vooroverlegreactie zijn als ambtshalve wijzigingen in het wijzigingsplan verwerkt.
Daarnaast heeft het ontwerpwijzigingsplan gedurende een periode van 6 weken (1 december 2022 - 11 januari 2023) voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn op onderdelen (deels) gehonoreerd, maar leiden niet tot aanpassingen in het wijzigingsplan. Het overzicht van ambtshalve wijzigingen in het wijzigingsplan is opgenomen in bijlage 9.
6.3.2 Vaststelling
Het college van burgemeeser en wethouders heeft het wijzigingsplan op 7 maart 2023 gewijzigd vastgesteld.
6.3.3 Omgevingsdialoog
De initiatiefnemer heeft nadrukkelijk contact gezocht met de omgeving en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. In bijlage 8 is in een chronologische volgorde beschreven op welke manier de omgeving betrokken is bij de planvorming.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk is de opzet van het wijzigingsplan opgenomen.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Bebouwde gebieden, veegplan 2019" (NL.IMRO.0889.BPbebgebveeg2019-VA01), vastgesteld op 16 december 2019. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.
Het plan omvat de realisatie van maximaal 20 woningen. In de planregels worden de planregels van het vigerende bestemmingsplan van toepassing verklaard.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 3 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 3 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 4 Archeologisch Bureau- En Booronderzoek
Bijlage 4 Archeologisch bureau- en booronderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 6 Verkennend Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 6 Verkennend flora- en faunaonderzoek