KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 9 Sport - Golfterrein
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4
Artikel 17 Waarde - Archeologie 5
Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend(e) Plan(nen)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Landschappelijke Context
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Opzet Landgoed
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
3.1 Gebiedsvisie Landgoed Bleijenbeek
3.2 Versterken Landschappelijk Raamwerk
3.3 Ontwikkelvelden
3.4 Agrarische Bedrijven Bleijenbeek 13a & 15a
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Verkeer & Parkeren
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Milieuzonering
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Geur
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Waterhuishouding
5.9 Ecologie
5.10 Archeologie & Cultuurhistorie
5.11 Leidingen
5.12 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Kostenverhaal
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Veehouderijlocaties Gemeente Bergen
Bijlage 3 Ontwerpprincipes En Ruimtelijke Kwaliteit
Bijlage 4 Kaart Cultuurhistorische Waarden
Bijlage 5 Tabel Cultuurhistorische Waarden
Bijlage 6 Tabel Cultuurhistorische Waarden Geomorfologie
Bijlage 7 Kaart Landschappelijke Waarden
Bijlage 8 Landschappelijke Uitwerking & Beeldkwaliteit
Bijlage 9 Geschiktheidskaart Zonne- En Windenergie Bergen
Bijlage 1 Historisch Onderzoek En Waardestelling Actuele Situatie Kasteelruïne En Landgoed
Bijlage 2 Gebiedsvisie Landgoed Bleijenbeek
Bijlage 3 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 6a - 8
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 10
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 12
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 15
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Geuronderzoek
Bijlage 10 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 12 Archeologisch Bureau- En Verkennend Booronderzoek
Bijlage 13 Zienswijzennota

Landgoed Bleijenbeek e.o. 2022

Bestemmingsplan - Gemeente Bergen (L.)

Vastgesteld op 30-05-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landgoed Bleijenbeek e.o. 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01 van de gemeente Bergen (L.);

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner van de (bedrijfs)woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 afhankelijke woonruimte

een (aangebouwd) bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 ambachtelijk bedrijf

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.11 ammoniakemissie van een dierenverblijf

de ammoniakemissie van een dierenverblijf bepaald op basis van diercategorieën en dieraantallen, huisvestingssystemen, additionele technieken, emissiereducerende technieken en voer- en managementmaatregelen;

1.12 ammoniakemissie van een veehouderijlocatie

de som van de ammoniakemissie van alle bij een veehouderij-inrichting behorende dierenverblijven;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.14 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.15 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een certificaat ex artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA). Een archeologisch onderzoek is slechts afgerond zodra een archeologisch rapport ter goedkeuring aan de gemeente kan worden overlegd.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd door gebouwen en overkappingen;

1.18 bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies met ontbijt, in het hoofdgebouw of in één van de bestaande bijbehorende bouwwerken;

1.19 bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

1.22 beeldbepalende (monumentale) boom

een uit stedenbouwkundig, landschappelijk, cultuurhistorisch, natuurlijk of ecologisch oogpunt belangrijke boom. Een meestal solitaire, goed geproportioneerde boom (soms in semi-bosverband of op een erf), met een leeftijd van vaak meer dan 100 jaar en een grote omvang; daardoor visueel zeer opvallend;

1.23 bestaand

  1. a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of mag worden gebouwd op grond van een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  2. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.27 bijbehorende voorziening

zaken ter ondersteuning van een adequate bedrijfsvoering, zoals een mestbe- en verwerkingsinstallatie voor het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, luchtwassers, wasplaatsen, weg- en waterbouwkundige voorzieningen danwel energievoorzieningen;

1.28 bijzondere huisvesting

huisvesting in een woning zonder dat sprake is van een regulier huishouden, zoals kamerverhuur, huisvesting van seizoensarbeiders en bijzondere woonvormen voor mensen met sociale, lichamelijke of geestelijke beperkingen waarvoor de woningen beschikken over speciale voorzieningen danwel waarbij de bewoners professionele ondersteuning kunnen krijgen om zelfstandig te kunnen wonen;

1.29 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar eigen geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.30 boogkas

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 4 m, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan;

1.31 bos

een grondoppervlakte waarvan bomen en houtachtige struiken de belangrijkste structuur uitmaken, waartoe een eigen flora en fauna behoort, en die verder als levensgemeenschap gekarakteriseerd wordt door bestendigheid, wederzijdse beïnvloeding en inwerking op de omgeving;

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat een oppervlakte beslaat van meer dan 50 % van het grondvlak van het hoofdgebouw, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 containervelden

een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk en/of gebied of beplanting toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van gronden en gebouwen, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegenpatronen of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan:

  1. a. de stedenbouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
  2. b. de landschapswaarden, natuurlijke waarden, aardkundige waarden of historisch-geografische waarden.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 dierenverblijf

een gebouw of overkapping waarbinnen of waaronder landbouwhuisdieren worden gehouden, inclusief daartoe behorende voorzieningen zoals luchtwassers;

1.43 energieopwekking voor eigen gebruik

het opwekken van duurzame energie teneinde (geheel of gedeeltelijk) te kunnen voorzien in het energieverbruik van de ter plaatse toegelaten gebruiksactiviteiten van het ter plaatste gevestigde huishouden c.q. bedrijf;

1.44 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.45 erf- en terreinafscheiding met een open constructie

een erf- of terreinafscheiding met een constructie die voor ten minste 80% open is, zoals palen met draad en hekwerken met planken waarbij voldoende ruimte tussen de planken vrij blijft;

1.46 extensief recreatief medegebruik

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals wandelen, vissen en fietsen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, bankjes, of een loopbrug;

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geomorfologische waarden

landschappelijke waarden, die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van de grond en die herkenbaar zijn in het bodemreliëf;

1.49 groenvoorziening

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen, erfbeplantingen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren;

1.50 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij of een vollegronds tuinbouwbedrijf;

1.51 herbouw

het oprichten van bebouwing op een bouwperceel waar op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bebouwing van dezelfde bestemming als de op te richten bebouwing aanwezig was;

1.52 hobbymatig houden van dieren

het niet bedrijfsmatig houden van dieren in een vorm die niet is gericht op productie en dus ook niet op economisch gewin, maar die plaatsvindt voor educatieve of recreatieve doeleinden of uit liefhebberij;

1.53 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 horecabedrijf

een bedrijf of paracommerciële instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt. Bij horecabedrijven wordt gebruik gemaakt van een categorie indeling. Categorie 1 is de lichtste categorie (verstrekken kleine etenswaren), categorie 5 is de zwaarste categorie (hotel). De categorieënindeling ziet er als volgt uit:

categorie 1:
horeca activiteiten, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen of verbreding van agrarische bedrijfsvoering en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren alleen alcoholvrije drank worden verstrekt.

In aanvulling hierop mogen ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens (al dan niet op locatie bereide) maaltijden of etenswaren verstrekt worden, evenals alcoholische dranken, die ter plaatse genuttigd plegen te worden.

categorie 2:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum en eetwinkels. In hoofdzaak wordt hier alcoholvrije drank verstrekt.

categorie 3:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar en restaurant.

categorie 4:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en andere kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

categorie 5:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesvertrekken.

1.55 houtsingel

een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol lijnvormig landschapselement bestaande uit inheemse boom- en struikbeplanting, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;

1.56 houtwal

een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol lijnvormig landschapselement bestaande uit een wallichaam van enkele meters breed voorzien van een inheemse boom- en struikbeplanting, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;

1.57 huishouden

een persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.58 hydrologisch neutrale ontwikkeling

een ontwikkeling waarbij maatregelen worden getroffen zodat deze geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding ten opzichte van de uitgangssituatie. Dit betekent in ieder geval dat in de nieuwe situatie geen hemelwater wordt afgevoerd, maar dat dit lokaal wordt geïnfiltreerd en/of gebruikt;

1.59 inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid van de Wet milieubeheer;

1.60 inrichtingsplan

een plan, bestaande uit één of meer kaartbeelden, indien nodig vergezeld van een toelichtende tekst, waarin de landschappelijke inpassing en, voor zover vereist, de ruimtelijke kwaliteitsverbetering zijn vastgelegd in relatie tot de nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden;

1.61 intensieve veehouderij

het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, stieren voor roodvleesproductie, eenden, konijnen, kalkoenen of parelhoenders;

1.62 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, een chalet of een trekkershut, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.63 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.64 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen evenals in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Schuurkassen en boogkassen hoger dan 4,0 m worden beschouwd als een kas;

1.65 kunstwerk

een overig bouwwerk ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.66 kwaliteitscommissie

de commissie (of diens opvolger) belast met de advisering van het bevoegd gezag over de landschappelijke inpassing van (bouw-)activiteiten en compensatie- maatregelen. Een en ander zoals vastgelegd in de Bouwverordening.

1.67 laanbeplanting

een eenzijdige, tweezijdige en soms dubbele rijbeplanting van opgaande bomen langs een weg; bijna altijd uniform qua soort en leeftijd;

1.68 landbouwhuisdieren

dieren die worden gehouden voor productiedoeleinden, bijvoorbeeld voor de productie van melk, vlees, wol, veren of eieren, of die worden gehouden in verband met het berijden ervan, en waarvoor in de Regeling ammoniak en veehouderij emissiefactoren zijn vastgesteld;

1.69 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur. De volgende (landschaps)elementen maken hier in elk gevel deel van uit: houtsingels, houtwallen, laanbeplantingen, oude akkers en monumentale, beeldbepalende bomen;

1.70 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering van bebouwing in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.71 lodge

een onderkomen met een lichte constructie die niet vast op of in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden, en die dient als recreatief verblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. Het betreft onzelfstandige onderkomens zonder kookvoorzieningen;

1.72 mestbassin

een reservoir of een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest;

1.73 milieucategorie

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

1.74 natuurlijke waarden

waarden in verband met de aanwezigheid van of potentiële mogelijkheden voor bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid, zeldzaamheid, natuurlijkheid, ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied;

1.75 natuurgebied

een gebied met opvallende eigenschappen als het gaat om flora, fauna, geologische of landschappelijke gesteldheid, zoals tot uiting komt in een grote uitgestrektheid of biodiversiteit. Voorbeelden zijn beschermde landschappen en nationale parken;

1.76 nieuwbouw

het oprichten van bebouwing op een bouwperceel waar op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen bebouwing van dezelfde bestemming als de op te richten bebouwing aanwezig was;

1.77 nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuis en een verdeelstation;

1.78 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

1.79 ondergeschikte horeca

horeca die als activiteit naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

1.80 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.81 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.82 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, chalets, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf;

1.83 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel;

1.84 oude akkers

agrarische gronden, tenminste sedert de middeleeuwen in gebruik als akker, zowel in combinatie als grote velden of als kleinere kampen; altijd gelegen op de drogere en van nature meest voedselrijke grond;

1.85 overkapping

een overig bouwwerk omsloten door maximaal drie wanden waarvan maximaal één eigen wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.86 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.87 paardenbak

een onoverdekt terrein, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.88 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.89 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruinstrook van die weg;
  2. b. voor bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'peil': de hoogte ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP) zoals aangegeven door middel van de aanduiding 'peil';
  3. c. in andere gevallen en voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. voor stacaravans: de bovenzijde van de begane grondvloer.

1.90 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.91 recreatiewoning

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat periodiek dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.92 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;

1.93 reliëf

afwisseling van hoogten en laagten in het landschap ontstaan door natuurlijke processen, in de vorm van steilranden, terraswanden, kliffen, stootoevers, steilwanden, rivierduinen en dergelijke;

1.94 ruimtelijke kwaliteitsverbetering

verbetering van de kwaliteit van het buitengebied als tegenprestatie voor een ruimtelijke ontwikkeling, die verder gaat dan een landschappelijke inpassing van die ruimtelijke ontwikkeling, door het treffen van fysieke maatregelen die de stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of recreatieve waarden van het buitengebied versterken, waaronder de aanleg van natuur, de aanleg of het herstel van landschapselementen, de renovatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, de sloop van bebouwing en het verwijderen van verharding;

1.95 schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn;

1.96 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.97 stacaravan

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.98 standplaats

onder een standplaats wordt verstaan:

vaste standplaats:
een plaats die op een vaste dag in de week, vaste dagen in de week, of de gehele week zijn aangewezen voor het innemen gedurende het hele jaar. De frequentie van het aantal dagen in de week is ondergeschikt, maar kent wel een minimum van één volledige dag.

incidentele standplaats:
een plaats op een locatie die voor een vooraf bepaalde duur van maximaal 28 dagen per kalenderjaar op één of meerdere dagen, maximaal 6 aaneengesloten, in de week wordt ingenomen.

1.99 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte;

1.100 stedenbouwkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situering en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend in de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw);

1.101 terras (horeca categorie 1)

een ruimte in de open lucht, behorende bij de hoofdbestemming, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding kleinere etenswaren en alcoholvrije drank wordt verstrekt;

In aanvulling hierop mogen ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' op een terras tevens (al dan niet op locatie bereide) maaltijden of etenswaren verstrekt worden, evenals alcoholische dranken.

1.102 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, containervelden, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten. Onder teeltondersteunende voorzieningen worden geen kassen verstaan;

1.103 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen welke zo lang als de teelt dit vereist aanwezig zijn, met een maximum van zes maanden per jaar;

1.104 trekkershut

een houten blokhut die periodiek dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.105 tuin

niet bebouwde grond, die is ingericht met planten zoals gras, bloemen, struiken en bomen en waarvan de volgende voorzieningen deel kunnen uitmaken: paden, verhardingen, vijvers, sloten en parkeervoorzieningen;

1.106 veehouderij

een inrichting bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

1.107 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatie- woningen en/of recreatieverblijven, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.108 voorgevel

  1. a. de naar de weg gekeerde, en op de weg georiënteerde zijde van een gebouw;
  2. b. indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel: de naar de weg gekeerde gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.109 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die getrokken kan worden langs de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.110 waterbassin

een voorziening, al dan niet een bouwwerk zijnde, ten behoeve van de opslag of buffering van water;

1.111 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, en inlaten;

1.112 waterstaatkundige voorzieningen

werken, waaronder begrepen kunstwerken, die verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, en remmingswerken;

1.113 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

1.114 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.115 woonunit

een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen) ten dienste van woonverblijf;

1.116 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de bouwhoogte van een windmolen

  • horizontale as-turbine: de som van de mastlengte (=ashoogte) en de ‘straal’ (=diameter x 0,5) van de rotor.
  • verticale as-turbine: de som van de mastlengte (=ashoogte) en de rotorhoogte.

Ashoogte: de hoogte gemeten vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein.

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen aan omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  4. d. bermen en beplanting;
  5. e. paden;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.2 onder a ten behoeve van het realiseren van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en/of bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3,0 m;
  2. b. de natuurlijke waarden in de omgeving niet mogen worden aangetast.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Sport - Golfterrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden geldt dat:

  1. a. gebouwen en overige bouwwerken niet zijn toegestaan, met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'rijbak' wel een afrastering is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    2. 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Sport -Golfterrein' met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de gronden worden niet langer als tuin ten behoeve van de bijbehorende woning gebruikt;
  2. b. de aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit;
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde -Archeologie 2' aangewezen gronden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde -Archeologie 3' aangewezen gronden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde -Archeologie 4' aangewezen gronden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 5

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde -Archeologie 5' aangewezen gronden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken.

18.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de dubbelbestemming en de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

20.2 Ondergrondse bouwwerken

20.3 Voorwaardelijke verplichting intrekken varkensrechten

Het verlenen van omgevingsvergunningen voor het oprichten van nieuwe gebouwen en/of bouwwerken binnen de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie, 'Sport - Golfterrein' en 'Wonen' is pas toegestaan, nadat het vergunningsrecht voor het houden van 367 (vlees)varkens (categorie D3.100) uit de Natuurbeschermingswetvergunning (zaaknr. 2016-0169, kenmerk 2016/34098, d.d. 4 mei 2016) op het adres Bleijenbeek 15A in Afferden (L.) is ingetrokken en dit intrekkingsbesluit onherroepelijk is.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie, tenzij de gronden de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - Seksinrichting' hebben;
  2. b. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens als coffeeshop;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, tenzij dit op grond van de bestemming is toegestaan;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het inpandig of in de openlucht opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het inpandig of in de openlucht opslaan en/of opgeslagen houden van goederen behoudens voor zover inherent is aan het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor tijdelijke of permanente bewoning, tenzij dit op grond van de bestemming is toegestaan.
  8. h. het innemen van een ligplaats met een vaartuig, waarbij ter plaatse sprake is van horeca-activiteiten, of met een vaartuig dat gebruikt wordt ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  9. i. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en/of kampeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie;
  10. j. het gebruik van gronden als terrein voor het crossen c.q. racen met motorvoertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  11. k. het gebruik van gronden voor detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel.

21.2 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke bepaling)

21.3 Voorwaardelijke verplichting intrekken varkensrechten

Het gebruiken van nieuwe gebouwen en/of bouwwerken binnen de bestemmingen 'Recreatie -Verblijfsrecreatie', 'Sport - Golfterrein' en 'Wonen' is pas toegestaan, nadat het vergunningsrecht voor het houden van 367 (vlees)varkens (categorie D3.100) uit de Natuurbeschermingswetvergunning (zaaknr. 2016-0169, kenmerk 2016/34098, d.d. 4 mei 2016) op het adres Bleijenbeek 15A in Afferden (L.) is ingetrokken en dit intrekkingsbesluit onherroepelijk is.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Specifieke bouwaanduiding - monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing met monumentale waarde waarbij primair de Erfgoedwet juncto de Monumentenwet 1988 van toepassing is.

22.2 Overige zone - archeologische monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische monumenten' is op de ter plaatse aanwezige rijksmonumenten het bepaalde uit de Erfgoedwet juncto de Monumentenwet 1988 van toepassing en op de ter plaatse aanwezige gemeentelijke monumenten het bepaalde uit de gemeentelijke erfgoedverordening.

22.3 Overige zone - Natuurnetwerk Nederland

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuurnetwerk Nederland' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en bescherming van de bestaande natuurgebieden, de actueel aanwezige natuurbeheertypen en de nagestreefde natuurdoeltypen en voor te realiseren natuurgebieden de nagestreefde natuurdoeltypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het Provinciaal Natuurbeheerplan danwel diens rechtsgeldige opvolger.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven (inhouds)maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3,0 m;
  3. c. de regels ten aanzien van de dakhelling van de kap van gebouwen, indien het stedenbouwkundig beeld zich hiervoor leent ten behoeve van een bijzonder gebouw;
  4. d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 65,0 m boven NAP, onder de voorwaarden dat:
      • deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
    2. 2. ten behoeve van speelvoorzieningen, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 10,0 m;
    3. 3. ten behoeve van de bouw van andere overige bouwwerken tot 8,0 m;
  5. e. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken of bestemmingsvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10 % zal worden gewijzigd.
  6. f. het gebruiken van bouwwerken en gronden, waarop krachtens de regels van dit bestemmingsplan niet mag worden gebouwd, ten behoeve van de realisering van voorzieningen voor duurzame-energieopwekking, zoals passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie en kleinschalige windmolens, waarbij geldt dat:
    1. 1. de energieopwekking voor eigen gebruik is;
    2. 2. de voorzieningen voor duurzame-energieopwekking worden opgericht binnen een zone van maximaal 100 m aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, danwel het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport - Golfterrein' of 'Wonen';
    3. 3. de bouwhoogte van windmolens maximaal 15 m mag bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van overige voorzieningen voor duurzame-energieopwekking maximaal 5,0 m mag bedragen;
    5. 5. windmolens dienen te worden uitgeschakeld bij een snelheid van < 6 m/s;
    6. 6. er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van de belangen van omwonenden;
    7. 7. er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van landschappelijke, natuurlijke en/ of cultuurhistorische waarden.

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

24.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.
  3. c. het verwijderen van een aanduiding zoals genoemd in de artikelen 3 t/m 13, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

Artikel 25 Algemene Procedureregels

25.1 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen aan een omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het ontwerpbesluit, met bijbehorende stukken, ligt gedurende twee weken in het gemeentehuis ter inzage;
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen in;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen;
  5. e. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
  6. f. Burgemeester en Wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Cultuurhistorische waarden

26.2 Landschappelijke waarden

26.3 Parkeren

  1. a. Bij het bouwen zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in Hoofdstuk 2, moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid (inclusief fietsparkeren) overeenkomstig de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', of de rechtsopvolger daarvan;
  2. b. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landgoed Bleijenbeek e.o. 2022'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Landgoed Bleijenbeek is sinds eind jaren tachtig eigendom van a.s.r. real estate (hierna: initiatiefnemer. Al geruime tijd is de initiatiefnemer samen met de gemeente Bergen op zoek naar mogelijkheden voor de instandhouding en de verdere ontwikkeling van het landgoed.

Het centrale doel van de initiatiefnemer en de gemeente is een duurzame doorontwikkeling en instandhouding van het landgoed: met – en door middel van – een gezonde balans van investeren in natuurwaarden, het behouden van cultuurhistorie en het creëren van voldoende economisch en maatschappelijk draagvlak voor sociale leefbaarheid en zelfstandig voortbestaan.

In januari 2019 heeft de initiatiefnemer een concept voor de gezamenlijke ontwikkelingsvisie op laten stellen. De Ontwikkelingsvisie legt de focus op het landgoed als ruimtelijke en functionele eenheid. De centrale opgave daarbij is het aanbrengen van een balans tussen de bestaande landschappelijke waarden, de versterking van de landschappelijke kwaliteit en de economische dragers/nieuwe programmaonderdelen. De visie schetst een beeld van deze balans en geeft een kader voor de verdere landschappelijke en programmatische uitwerking.

Op 11 januari 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders de gebiedsvisie voor Landgoed Bleijenbeek vastgesteld. Daarna is op 26 januari 2022 de gebiedsvisie in de commissie Ruimte en Economie gepresenteerd.

In het vervolgtraject is de initiatiefnemer gestart met het verder uitwerken van zijn plannen in een nieuw bestemmingsplan voor het totale Landgoed Bleijenbeek. Om de beoogde recreatieve en woningbouwontwikkelingen ook milieutechnisch in te kunnen passen zijn de agrarische bedrijven Bleijenbeek 13A en Bleijenbeek 15A meegenomen binnen de plangrens van onderhavig bestemmingsplan.

1.2 Ligging Plangebied

De plangrens van dit bestemmingsplan wordt op hoofdlijnen gevormd door de buitengrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018' en het in juli 2022 vastgestelde bestemmingsplan 'Bleijenbeek 6'. Aanvullend hierop zijn aan de noordoostzijde ook de agrarische bedrijven Bleijenbeek 13A en Bleijenbeek 15A binnen de plangrens van onderhavig bestemmingsplan meegenomen.

Landgoed Bleijenbeek is destijds bewust buiten het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018' gelaten, omdat er toen al sprake was van een apart planproces voor het landgoed. Navolgend de globale ligging en begrenzing van het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0001.png"

Globale ligging plangebied (rode druppel, bron: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0002.png"

Globale begrenzing plangebied (rode omkadering)

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldend(e) Plan(nen)

Voor vrijwel alle gronden in het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek', zoals de gemeenteraad dat heeft vastgesteld op 14 april 1992 en zoals het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg dat heeft goedgekeurd op 10 november 1992. Het deel van het bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek' waaraan het college van Gedeputeerde Staten goedkeuring heeft onthouden (= zuidoostzijde), valt buiten het plangebied en is inmiddels opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018' en het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan 'Buitengebied 2018, 1e herziening'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0003.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek' met globale begrenzing plangebied (rode omkadering)

Om de beoogde nieuwe recreatieve functies, herbestemmingen van bestaande bouwvlakken en woningbouwontwikkelingen uit de ontwikkelingsvisie op landgoed Bleijenbeek mogelijk te maken, zal het bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moeten worden herzien. Omdat het een integrale gebiedsontwikkeling betreft, is er voor gekozen om het hele landgoed binnen één actueel, nieuw bestemmingsplan te brengen, waarbij het golfcomplex uiteraard behouden blijft en de natuurlijke en cultuurhistorische waarden op het landgoed behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Alle agrarische bedrijven op het landgoed zelf worden beëindigd en worden (op de locatie Bleijenbeek 17 na, waar niks voor terug komt) omgezet naar de woonfunctie. Voor de functieverandering van het voormalige agrarische bedrijf Bleijenbeek 6 naar 'wonen', direct aansluitend op het landgoed, heeft de gemeenteraad op 11 juli 2022 al een nieuw bestemmingsplan vastgesteld.

Aan de oostzijde van het landgoed is binnen het geldende bestemmingsplan nog een bestemmingsvlak 'Hotel en Sportakkomodatie' aanwezig, waarbinnen nog 16.000 m² bebouwd mag worden. Deze niet ingevulde bestemming wordt omgezet naar maximaal 35 onzelfstandige lodges van 40 m² (totaal 1.400 m² bebouwd).

De twee agrarische bedrijven aan de noordoostzijde van het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018', zoals de gemeenteraad dat heeft vastgesteld op 12 november 2019. In het geldende bestemmingsplan zijn beide agrarische bedrijven voorzien van een agrarisch bouwvlak, waarbij Bleijenbeek 15A aanvullend is voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Om de beoogde recreatieve en woningbouwontwikkelingen op landgoed Bleijenbeek ook milieutechnisch in te kunnen passen, zijn beide veehouderijen binnen de plangrens van onderhavig bestemmingsplan meegenomen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie
In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 en 3 geven respectievelijk een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige situatie in het plangebied.

Verantwoording
Hoofdstukken 4 en 5 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Juridische planbeschrijving
In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden gehanteerd.

Uitvoerbaarheid
Het laatste deel (hoofdstuk 7) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Landschappelijke Context

Landgoed Bleijenbeek maakt onderdeel uit van het gevarieerde landschap parallel langs de Maas met rivierduinen, voormalige maasmeanders en achterliggend ontginningslandschap.

Het landgoed sluit direct aan op de noordflank van Nationaal Park 'De Maasduinen'. Het 'Paviljoen Bleijenbeek' is de noordelijke ontvangstlocatie voor het Nationaal Park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0004.png"

Begrenzing Nationaal Park 'De Maasduinen' met globale aanduiding ligging plangebied (rode ster)

De Eckeltsebeek is de grootste beek in de gemeente Bergen en de enige die van nature door het rivierduincomplex loopt. Aan de beek ligt de oude bewoningsplaats Bleijenbeek. Het voormalige kasteel is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Zowel de ruïne als de historische park- en tuinaanleg hebben in 2011 de status Rijksmonument gekregen.

Het omliggende landgoed kent zichtassen, oude lanen, bomenrijen en oude bosgebieden die ook doorlopen in het aangrenzende rivierduingebied. Het beekdal is nog duidelijk te herkennen; langs de beek komt broekbos, singels en bloemrijk gras- en akkerland voor.

Ten noorden van de kasteelruïne loopt de doorgaande weg ‘Bleijenbeek’ van Afferden naar Siebengewald en Goch.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Bleijenbeek is gesticht in de 14e eeuw als verdedigbare omgrachte boerderij aan de loop van de vergraven Eckeltsebeek omringd door woeste gronden. In de loop van de volgende eeuwen groeide het strategisch belang en ontwikkelde kasteel Bleijenbeek zich tot centrum van een grootgrondbezit met pachtboerderijen, landbouwgronden en bossen.

Hoogtepunt in de geschiedenis van kasteel en landgoed vormde de periode 1688 - 1709 met de grote verbouwing onder Arnold Schenck van Nydeggen en Maria Catharina van Hoensbroek. Dit was de belangrijkste en meest vormende periode die aan de huidige situatie ten grondslag ligt:

  • Opzet van de gebouwen;
  • Indeling van de tuin binnen de grachten;
  • Lanenpatroon met noord- en zuidlaan;
  • Aanleg kasteelboomgaard;
  • Beplanting en rechttrekken van doorgaande openbare wegen tot lanen;
  • Spiegelbergerbos met dwarslaan.

Deze aanleg, die getypeerd kan worden als barokaanleg, bepaalt tot op heden de ruimtelijke indeling van het landgoed.

In 2014 heeft Stichting in Arcadië een historisch onderzoek naar de ontwikkelingsgeschiedenis en cultuurhistorische waardestelling van de bestaande situatie van het landgoed Bleijenbeek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd. Het onderzoek richt zich op de tuin- en parkaanleg op het landgoed en in het bijzonder op de directe omgeving van de kasteelruïne. Bouwkundig onderzoek naar de bebouwing maakt geen onderdeel uit het onderzoek. Aan het einde van het onderzoek zijn aandachtspunten geformuleerd en aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek en de planvorming, die uiteindelijk heeft geleid tot onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0005.png"

Tranchot-Muffingkaart (1805) met bosgebieden, akkers en de lanenstructuur

De ontwikkelingsgeschiedenis van het landgoed en kasteel Bleijenbeek heeft veel sporen nagelaten in het landschap, zoals boerderijen, lanen, waterlopen, boscomplexen, windsingels. Deze getuigen van de rijke ontwikkelingsgeschiedenis van het landgoedcomplex. De structuur van de aanleg is tot op heden opvallend goed in stand gebleven. Voor meer informatie over de waardebepalende 'landgoed'onderdelen van het landgoed wordt verwezen naar bladzijde 8 van de 'Gebiedsvisie landgoed Bleijenbeek' in bijlage 2 bij deze toelichting.

2.3 Ruimtelijke Opzet Landgoed

Landgoed Bleijenbeek is sinds eind jaren tachtig eigendom van de initiatiefnemer. Het Landgoed is ca. 268 ha groot en bestaat uit (oppervlakten in hectare, circa):

  • 110 ha bos en natuur;
  • 57 ha cultuurgrond;
  • 90 ha golfbaan Bleijenbeek;
  • 3 ha erf, ondergrond en omliggend grond bij opstallen;
  • 5 ha overig (wegen en waterlopen);
  • 3 ha historische buitenplaats kasteelruïne Bleijenbeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0006.png"

Overzicht opstallen Landgoed Bleijenbeek

Op het landgoed komen de volgende opstallen voor:

  • Rijksmonument Kasteelruïne Bleijenbeek;
  • Voormalige boerderij Aldenhof, Bleijenbeek 12;
  • Voormalige boerderij Bleijenbeek 15;
  • Hoeve Bleijenbeek (=Kasteelse Hof op afbeelding), agrarische bedrijfswoning en voormalige bedrijfsgebouwen, Bleijenbeek 10;
  • Voormalige agrarische bedrijfswoning en voormalige bedrijfsgebouwen, Bleijenbeek 17;
  • Voormalige agrarische bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen, Bleijenbeek 8 en 6A;
  • Paviljoen Bleijenbeek, Bleijenbeek 14;
  • Poaterskapel (=buiten plangrens);
  • Voormalige hoeve 'Boshof' (was tot in de 2e helft van de 19e eeuw aanwezig).

Voor de voormalige boerderij Bleijenbeek 6 (= gelegen direct ten westen van het landgoed, net buiten de plangrens van onderhavig bestemmingsplan) is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld om de functieverandering naar wonen mogelijk te maken.

Het huidige eigendom komt grotendeels overeen met de begrenzing van het kerngebied historische landgoed. In de afgelopen ruim 18 jaar zijn al diverse stappen gezet in de doorontwikkeling van het landgoed:

  • In 2004 zijn circa 110 ha in erfpacht uitgegeven aan golfbaan Landgoed Bleijenbeek, die de golfbaan heeft aangelegd. De golfbaan is in 2005 geopend.
  • Samen met de golfbaan is circa 30 ha nieuwe natuur langs de Eckeltsebeek aangelegd.
  • In één van de vrijgekomen voormalige boerderijen is de greenkeepersloods van de golfbaan gevestigd.
  • De overige vier voormalige boerderijlocaties hebben nog geen duurzaam toekomstige woon- of bedrijfsfunctie, en worden grotendeels en al jarenlang door middel van tijdelijke bewoning beheerd.
  • In 2009 heeft de initiatiefnemer het initiatief genomen tot het oprichting van stichting Kasteelruïne Bleijenbeek. De kasteelruïne is in de periode 2010 - 2016 goeddeels geconsolideerd. Het object is in 2014 in erfpacht uitgegeven aan Stichting Limburgs Landschap.
  • De initiatiefnemer heeft ruim 13.000 m² aan gronden ter beschikking gesteld aan de gemeente voor de aanleg van een vrij liggend fietspad tussen Afferden en Siebengewald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0007.png"

Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie

3.1 Gebiedsvisie Landgoed Bleijenbeek

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 11 januari 2022 de gebiedsvisie 'Landgoed Bleijenbeek' vastgesteld (zie bijlage 2).

Landgoed Bleijenbeek is buiten de kasteelruïne beperkt herkenbaar. Het landgoed straalt geen eigen identiteit uit, er mist levendigheid en samenhang met de omgeving; het 'landgoed-gevoel' ontbreekt. Het aanwezige landschappelijke raamwerk is in zijn opzet sterk, maar in praktijk aangetast en incompleet ten opzichte van de historische toestand (er ontbreekt veel laanbeplanting en er missen paden). Om het landgoed weer beleefbaar te maken en de vroegere allure terug te brengen is het nodig dat het landgoed als geheel versterkt wordt.

In de visie worden de mogelijkheden geschetst voor een duurzame instandhouding en ontwikkeling van landgoed Bleijenbeek. De basis daarvoor is een stevig landschappelijk raamwerk gecombineerd met een aantal ontwikkelvelden. Daarbij gaat het enerzijds om het versterken van de herkenbaarheid en de samenhang binnen het landgoed en anderzijds om het versterken van de levendigheid door toevoegen van programma. Een gezonde balans van investeren in natuurwaarden, behoud van cultuurhistorie en creëren van voldoende economisch en maatschappelijk draagvlak zorgt voor sociale leefbaarheid en zelfstandig voortbestaan van het landgoed.

De visie is gebaseerd twee samenhangende en elkaar versterkende onderdelen:

  • Het landschappelijk raamwerk: dit landschappelijk raamwerk - bestaande uit de openbaar toegankelijke lanen, paden, bosgebieden en akkers - levert een stevig groen kader waarbinnen programma kan worden toegevoegd;
  • De ontwikkelvelden: binnen het landschappelijke raamwerk worden ontwikkelvelden aangewezen waar 'rood' programma aan het landgoed toegevoegd kan worden. Het toegevoegde programma versterkt het landgoed ruimtelijk én functioneel.

3.2 Versterken Landschappelijk Raamwerk

Het versterken van het landschappelijk raamwerk op het landgoed bestaat uit vier pijlers:

  1. 1. Herstellen en beheren van bestaande landschappelijke elementen;
  2. 2. Versterken en aanvullen padenstructuur op basis van historische analyse en waardebepaling;
  3. 3. Koesteren samenspel beplanting en open ruimtes (ook in het bosgedeelte); versterken van zichtlijnen;
  4. 4. Toevoegen nieuwe beplanting in relatie tot nieuw programma (vooral langs de oostelijke rand).

De basis van het landschappelijke raamwerk bestaat uit het herstel van bestaande landschappelijke elementen plus de aanvullingen van paden- en lanenstructuur. Daarmee wordt een ruimtelijk en functioneel samenhangend netwerk gerealiseerd. Ook de (nieuwe) beplanting rond de ontwikkelvelden versterkt het raamwerk.

Door het toevoegen van opgaande beplanting wordt de oostelijke rand gedefinieerd. De openheid van de akkers en de aanwezige zichtlijnen zijn belangrijk voor de beleving van het landgoed.

Ad 1
De huidige lanenstructuur bestaat uit losse, overwegend noord-zuid georiënteerde stukken. Door ontbrekende lanen of bomenrijen toe te voegen ontstaat een samenhangend netwerk.

De lanen rond het kasteeleiland (1) worden hersteld op het historische tracé. De andere lanen/bomenrijen zijn toevoegingen ten opzichte van de historische situatie:

  • De bomenrij ten westen en oosten van de ruïne versterkt ruimtelijk de continuïteit van de weg (2).
  • De oorspronkelijke laan langs de Eckeltsebeek is verdwenen en de weg is naar het zuiden verplaatst (3).
  • Laan Aldenhof aansluiten op lanenstelsel (7).
  • Aan de oostrand wordt de bestaande enkele bomenrij aangevuld tot laan (10).
  • Deze laan wordt doorgetrokken tot aan het paviljoen (9);
  • Bij de locatie Boshof (10) wordt de laan aangevuld tot aan de bestaande laan (11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0008.png"

De nieuwe laanbeplanting is vastgelegd in lid 21.2 van de regels (=voorwaardelijke verplichting).

Ad 2
Het bestaande padennetwerk wordt op drie plekken aangevuld om de ontbrekende schakels in de noord-zuid verbindingen van het Nationaal Park 'De Maasduinen' te sluiten.

Door de extra verbindingen is het mogelijk het landgoed op drie plekken van noord naar zuid te doorkruisen, bovendien zorgen de routes voor een afbakening van het landgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0009.png"

Ad 3
De vorm en openheid van de akkers is een belangrijk kenmerk van het landgoed. In het samenspel van open akkers en bos zijn de randen belangrijk; deels maken deze randen onderdeel uit van oude bospercelen. De randen en de openheid dienen gekoesterd te worden. Een bijzondere kans is het herstel van openheid en zichtlijnen door de sloop van de bebouwing en opstanden van het voormalige agrarische bedrijfsperceel met bedrijfswoning op de locatie Bleijenbeek 17 net ten noordoosten van de kasteelruïne (zie de afbeelding in paragraaf 2.3 voor de exacte locatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0010.png"

Ad 4
Door passende beplanting aan de ontwikkelvelden toe te voegen versterkt het nieuwe programma het landgoed-karakter. Daarbij gaat het niet om het 'verstoppen' van programma maar juist om de enscenering van doorzichten en het zichtbaar maken van samenhang.

De ontwikkelingen ter hoogte van Bleijenbeek 15 en in de zone ten zuiden daarvan zijn aanleiding om de oostelijke grens van het landgoed duidelijker te definiëren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0011.png"

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van de ontwikkelvelden wordt verwezen naar paragraaf 3.3. De inpassing is vastgelegd in dit bestemmingsplan in lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

3.3 Ontwikkelvelden

3.3.1 Uitgangspunten

Het landschappelijke raamwerk vormt het kader waarbinnen ruimte ontstaat voor het toevoegen van programma binnen de ontwikkelvelden. Tegelijk zorgt het toegevoegde programma voor de financiering van elementen van het landschappelijke raamwerk. De volgende uitgangspunten gelden voor de ontwikkelvelden:

  1. 1. Ontwikkelvelden dragen ruimtelijk en functioneel bij aan landgoed;
    1. a. Ruimtelijk: Versterken landgoedstructuur door landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering.
    2. b. Functioneel: Programmatische invulling in relatie met landgoed/ Nationaal Park/ golfbaan.
  2. 2. Balans landschappelijk raamwerk en programmatische invulling;
    1. a. Tussen het gebouwde programma en het landschappelijke raamwerk is een goed evenwicht belangrijk. De juiste balans geldt niet alleen voor het landgoed als geheel maar ook per ontwikkelveld. Daarbij is variatie tussen de verschillende ontwikkelvelden mogelijk en wenselijk.
  3. 3. Behoud door ontwikkeling en eigen sociale kracht;
    1. a. Sociaal versterken en (be)leefbaar maken door:
      • Woonfunctie in bestaande bebouwing op erven (behoud van bebouwing) + landschappelijke inpassing;
      • Ontwikkelvelden in aansluiting aan bestaande bebouwing + landschappelijke inpassing + kwaliteitsverbetering;
      • Nieuwe woonbebouwing op voormalige woonlocatie in combinatie met sloop van bestaande (niet historisch waardevolle) bebouwing.
  4. 4. Bebouwing draagt bij aan landgoed'gevoel'.
    1. a. Toekomstige bebouwing staat niet alleen 'in' het landgoed, maar draagt bij aan het landgoed'gevoel' en versterkt de herkenbaarheid van het landgoed. Voorbeelden van elementen die de herkenbaarheid versterken:
      • Bebouwing is 'familie van elkaar' door bijvoorbeeld kleur- of materiaalgebruik of terugkerende details.
      • Herkenbaarheid in de erfinrichting, door gebruik te maken van hetzelfde type hekwerk of poort.
      • Terugkerende verhardingselementen of erfbeplanting.

3.3.2 Herontwikkeling bestaande locaties

Op navolgende afbeelding zijn alle bestaande en nieuwe locaties te zien die (her)ontwikkeld worden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0012.png"

Bleijenbeek 6A - 8

Karakteristiek

  • Woning en grote schuur uit de wederopbouwperiode;
  • Paardenbak;
  • Werkplaats voor groendienst golfbaan;
  • Het doorgaande wandelpad loopt over het erf;
  • Het erf ligt verscholen van de openbare weg en wordt min of meer omringd door de golfbaan, geen ‘landgoed-gevoel’;
  • De begrenzing van het erf is niet duidelijk en erfbeplanting ontbreekt grotendeels, daardoor is niet duidelijk of het om openbaar gebied of een privé-erf gaat.

Nieuwe functie

  • Burgerwoning met bijgebouwen;
  • Dierenverblijf (ploegpaarden);
  • Museum(opslag) historische werktuigen.

De Greenkeepersloods wordt uitgeplaatst.

Landschappelijke inrichting

  • Landgoed karakter herstellen door:
    1. 1. Aanplanten laanbomen langs de bestaande weg;
    2. 2. Duidelijke definitie van het erf door middel van beplanting.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting):

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0013.png"

Bleijenbeek 10, Hoeve Bleijenbeek

Karakteristiek

  • Terrein en gebouwen vormen sinds het midden van de 20e eeuw een eenheid met het historische kasteelerf;
  • Vanwege de ligging op het kruispunt van de doorgaande wegen en routes, heeft dit complex van gebouwen en erven een beeldbepalende positie in op het landgoed.

Huidige toestand

  • Boerenwoning en verschillende ruïneuze schuren uit de wederopbouwperiode met bijbehorend erf.

Nieuwe functie

  • Burgerwoning met bijgebouwen, waarvan één nieuw bijgebouw in de vorm van een hooimijt;
  • Kleinschalige overnachtingsmogelijkheid (B&B) in huidige aangebouwde woning;
  • Eén nieuwe recreatiewoning.

Landschappelijke inrichting

  • Aanvullen lanenstructuur;
  • Hoogstamfruitboomgaard;
  • Erfinrichting;
  • Noordelijk weiland open houden;
  • Handhaven waterloop.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0014.png"

Bleijenbeek 12, Aldenhof

Karakteristiek

  • Restant van een historische boerderij op eeuwenoude locatie;
  • De huidige schuur dateert uit 19e eeuw en de daaraan vastgebouwde woning dateert uit de wederopbouwperiode;
  • De locatie werd gebruikt voor de voorbereiding voor de film ‘De wilde boerderij’. Momenteel in gebruik als burgerwoning;
  • De aangrenzende akker is ingezaaid met oude gewassen. De rogge wordt gebruikt als grondstof voor het in 2019 gelanceerde ambachtelijk gebrouwen bier 'Oerbleij';
  • Het erf vormt een schakel tussen het kasteelerf en het golfpark;
  • Het erf is kaal en open.

Nieuwe functie

  • Burgerwoning met bijgebouwen;
  • Verblijfsaccommodatie/ Bed & Breakfast in bestaand hoofdgebouw;
  • Vergaderaccommodatie ten behoeve van kleine bijeenkomsten & cursussen in bestaand hoofdgebouw;
  • Restauratie bestaande historische gebouwen.

Landschappelijke inrichting

  • Herstel erfinrichting in authentieke opzet;
  • Handhaven/ versterken relatie erf en ambachtelijke landbouwgronden;
  • Laan Aldenhof met lanenstelsel verbinden.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0015.png"

Bleijenbeek 15

Karakteristiek

  • Omvangrijk boerderij/gebouwencomplex in baksteen en mansardekappen uit omstreeks 1900 - 1920.
  • De locatie ligt buiten het historische kerngebied van het landgoed op de overgang naar het open agrarisch gebied
  • Verwaarloosd kaal erf. De boerderij is niet meer als zodanig in gebruik en de woning wordt antikraak bewoond. Het gebouw is bouwkundig in zeer slechte staat.

Nieuwe functie

  • (Excellent) wonen: de aanwezige groene kwaliteiten bieden een aantrekkelijke omgevingskwaliteit voor een hoogwaardig woonmilieu.
  • In verband met de slechte bouwkundige staat wordt het bestaande gebouwencomplex gesloopt. Op basis van de huidige bebouwingscontour kunnen twee woningen gebouwd worden;
  • De omliggende landbouwgronden worden gebruikt/verpacht voor agrarisch gebruik.

Landschappelijke inrichting

  • De oostrand van het landgoed wordt versterkt en duidelijker begrensd door landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
  • De weg Bleijenbeek vormt een duidelijke grens naar het open agrarisch gebied aan de oostkant. Deze zone wordt versterkt door:
    1. 1. huidige enkelzijdige bomenrij aanvullen tot laanbeplanting. Aan de oostzijde worden ter plaatse van de landbouwgronden geen bomen toegevoegd in verband met schaduwwerking;
    2. 2. toevoegen opgaande beplanting/struweel en open velden als geleiding tussen de woonkavels;
    3. 3. landschappelijke inpassing van de woningen: ruime groene opzet van kavels en bebouwing, aandacht voor erfafscheiding en inrichting.
  • De locaties van de woonpercelen houden rekening met belangrijke zichtlijnen en de openheid van het gebied door afstand te houden vanaf de bosrand aan de noordzijde en vanaf de weg Bleijenbeek/ Horsterbeekweg aan de zuidzijde.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0016.png"

Bleijenbeek 17

Karakteristiek

  • Een kleine boerderij uit de wederopbouwperiode op een niet historische locatie binnen het landgoed. De hoge erfbeplanting bestaat vooral uit coniferen;
  • Het erf ligt in het directe zicht van het kasteelcomplex en vormt een belemmering in de lange zichtlijnen.

Nieuwe functie

  • Landbouwgrond.

Landschappelijke inrichting

  • Open landschap met langere zichtlijnen en het centraal stellen van de kasteelruïne.

Alle bebouwing ter plaatse wordt gesloopt en alle niet gebiedseigen beplanting wordt uit dit 'non'-ontwikkelveld verwijderd. De grond komt weer beschikbaar voor landbouw.

De Boshof

Karakteristiek

  • Open landbouwgebied ter plaatse van een verdwenen historische boerderij met erf, die tot het oudste kernbezit van Bleijenbeek behoort.

Nieuwe functie

  • (Excellent) wonen, één vrijstaande en bijzondere woning.

Landschappelijke inrichting

  • Zorgvuldige invulling erf en uitwerking beeldkwaliteit (aansluiten bij de ‘familie van erven Bleijenbeek’);
  • Locatie en begrenzing van de kavel houdt rekening met de route naar de Poaterskapel;
  • Minimaliseren ontsluiting.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0017.png"

3.3.3 Ontwikkeling nieuwe locaties

Op navolgende afbeelding zijn alle nieuwe locaties te zien die ontwikkeld worden met tekst aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0018.png"

Bleijenbeek 14

Karakteristiek

  • Het clubhuis van de golfclub Bleijenbeek is gevestigd in een recent gebouw;
  • De kavel ten oosten is in gebruik als landbouwgrond;
  • De locatie ligt buiten het historische kerngebied van het landgoed;
  • Het gebouw is in gebruik als clubhuis voor de golfclub. Met steun van de NGF is hier ook het Nationaal Golfmuseum gevestigd;
  • Naast de functie als clubhuis fungeert het als openbare horeca met onthaalfunctie voor het landgoed en voor de noordelijke entree van Nationaal Park 'De Maasduinen';
  • Oriëntatie en uitstraling van de entree dragen niet bij aan het ‘landgoed-gevoel’;
  • De aangrenzende akker wordt omringd door opgaande beplanting van de golfbaan.

Nieuwe functie

  • Versterken van de onthaalfunctie voor het landgoed en het Nationaal Park;
  • Verbinding met recreatief routenetwerk (Nationaal Park 'De Maasduinen');
  • Ensemble van kleinschalige verblijfsaccommodaties (lodges) op aangrenzende kavel; ontsloten vanuit kavel Bleijenbeek 14;
  • De lodges zijn in aantal (maximaal 35 stuks) en vormgeving ondergeschikt aan het landschap:
    1. 1. lodges in een groene setting met voldoende afstand tot de randen (beperkt zichtbaar vanaf de weg);
    2. 2. bebouwing heeft een beperkt volume (tot een maximum bouwhoogte van 5,0 m);
    3. 3. hoogwaardige uitstraling met ingetogen kleur- en materiaalgebruik.
  • Aan de zuidoostzijde van dit ontwikkelveld wordt een vervangend gebouw gerealiseerd voor de greenkeepersloods ten behoeven van het onderhoud van het golfterrein, die zich nu nog ter plaatse van het voormalig agrarisch erf op de locatie Bleijenbeek 6A - 8 bevindt.

Landschappelijke inrichting

  • Laanstructuur vanuit het noorden doortrekken en daarmee het paviljoen aan het landgoed koppelen.
  • Door toevoegen beplanting en doortrekken waterpartij ook het ten oosten liggende terrein bij het landgoed betrekken.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0019.png"


De beoogde situatie ter hoogte van de nieuwe greenkeepersloods ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0020.png"

Ten zuiden van Bleijenbeek 15

Karakteristiek

  • De locatie ligt buiten het historische kerngebied van het landgoed op de overgang naar het open agrarisch gebied

Nieuwe functie

  • (Excellent) wonen: de aanwezige groene kwaliteiten bieden een aantrekkelijke omgevingskwaliteit voor een hoogwaardig woonmilieu.
  • Ten zuiden van erf #15 is ruimte voor 5 woonkavels met een oppervlak van elk 1.500 - 2.000 m²;
  • Tussen de woonkavels zorgt een open veldje voor onderbreking van de bebouwing. Dit veld is uitgeefbaar en kan door een van de toekomstige bewoners gebruikt worden als paardenwei etc.
  • De omliggende landbouwgronden worden gebruikt/verpacht voor agrarisch gebruik.

Landschappelijke inrichting

  • De oostrand van het landgoed wordt versterkt en duidelijker begrensd door landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
  • De weg Bleijenbeek vormt een duidelijke grens naar het open agrarisch gebied aan de oostkant. Deze zone wordt versterkt door:
    1. 1. huidige enkelzijdige bomenrij aanvullen tot laanbeplanting aan weerszijden;
    2. 2. toevoegen opgaande beplanting/struweel en open velden als geleiding tussen de woonkavels;
    3. 3. landschappelijke inpassing van de woningen: ruime groene opzet van kavels en bebouwing, aandacht voor erfafscheiding en inrichting.
  • De locaties van de woonpercelen houden rekening met belangrijke zichtlijnen en de openheid van het gebied door afstand te houden vanaf de bosrand aan de noordzijde en de weg Bleijenbeek - Horsterbeekweg aan de zuidzijde.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0022.png"

3.4 Agrarische Bedrijven Bleijenbeek 13a & 15a

Om de beoogde ontwikkelingen binnen de ontwikkelvelden mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de bestaande veehouderijen op de locaties Bleijenbeek 13A en Bleijenbeek 15A binnen de plangrens van onderhavig bestemmingsplan meegenomen worden.

De initiatiefnemer heeft met de eigenaar van beide locaties (= maatschap) afspraken gemaakt over het inleveren van het vergunningsrecht voor het houden van varkens op nr. 15A zodat de geurhindercontour van de bestaande intensieve veehouderij ter plaatse fors verkleint en er in de zone ten zuiden van Bleijenbeek 15 mogelijkheden ontstaan om nieuwe vrijstaande burgerwoningen te realiseren ter versterking van de woonfunctie op het landgoed. De bouwvlakken van de nieuwe woningen ter plaatse van de ontwikkelvelden liggen op minimaal 50 m afstand van de agrarische bouwvlakken van de veehouderijen op nr. 13A en nr. 15A. Zie subparagraaf 5.4.2 voor de bespreking van het aspect milieuzonering in relatie tot de 50 m contour en 5.6.2 voor de bespreking van het uitgevoerde geuronderzoek.

Ook bieden de afspraken de mogelijkheid voor de maatschap om, onder voortzetting van de overige bedrijfsvoering, een nieuw containerveld aan te leggen tussen nr. 13A en nr. 15A.

Voor de verdere uitwerking van de landschappelijke inpassing ter hoogte van deze locatie wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

Het loslaten van het vergunningsrecht voor het houden van varkens op Bleijenbeek 15A zorgt er voor dat er meer dan voldoende stikstofruimte is, om alle beoogde nieuwe recreatieve functies en nieuwe woonfuncties te kunnen realiseren in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied 'Maasduinen'. Zie subparagraaf 5.9.2 voor de bespreking van het uitgevoerde stikstofdepositieonderzoek.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.

De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI. De NOVI vormt geen belemmering voor dit plan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het beleid, zoals beschreven in de voorganger van de NOVI, oftewel de SVIR. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl wordt de uitwerking, in regelgeving, van het beleid dat in de NOVI staat. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, is het Barro nog van toepassing.

In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Planspecifiek
In het Barro worden geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.

Planspecifiek
Onderhavige ontwikkeling van het landgoed Bleijenbeek betreft een totaalontwikkeling bestaande uit verschillende bouwstenen, die samen zorgen voor een landschappelijk aanvaardbaar en economisch haalbaar plan. In dat licht moet ook de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking bekeken worden.

Het aantal nieuwe vrijstaande burgerwoningen met bijgebouwen dat op basis van onderhavig bestemmingsplan kan worden toegevoegd in het plangebied bedraagt:

  • Bleijenbeek 15: 1 (2 nieuw minus 1 sloop (=bedrijfswoning inclusief alle agrarische bedrijfsbebouwing));
  • Ten zuiden van Bleijenbeek 15: 5;
  • 'De Boshof': 1;
  • Bleijenbeek 17: -1 (= sloop bedrijfswoning inclusief alle agrarische bedrijfsbebouwing)

Totale planologische toevoeging: 6 vrijstaande burgerwoningen

Daarnaast worden er 3 voormalige agrarische bedrijven (Bleijenbeek 6A/8, Bleijenbeek 10 en Bleijenbeek 12), gelegen tussen de holes op het golfcomplex, omgezet van de agrarische bedrijfsfunctie naar een woonfunctie. Deze functieverandering voorkomt leegstand en verpaupering.

Per saldo is daarmee sprake van een afname met 5 agrarische bedrijfslocaties op het hele landgoed, waarbij op de locaties Bleijenbeek 15 en Bleijenbeek 17 ook alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt wordt.

Aanvullend hierop wordt er verblijfsrecreatie toegevoegd in de vorm van maximaal 35 lodges op de locatie Bleijenbeek 14. Dit zijn kleinere verblijfsrecreatieve eenheden. Uitgaande van de maximaal toegestane oppervlakte per lodge zoals opgenomen in sublid 8.1.2, bedraagt de maximum bebouwde oppervlakte ter plaatse 35 x 40 = 1.400 m². Omdat deze verblijfsrecreatie komt ter plaatse van bestemming ''Hotel en Sportakkomodatie', waarbinnen in totaal 17.500 m² mag worden bebouwd (= voetprint), en waarvan pas circa 1.500 m² benut is voor de voetprint van het paviljoen, past de oppervlakte van de lodges ruimschoots binnen de planologische ruimte aan bebouwd oppervlak van circa 16.000 m².

Op basis van jurisprudentie is bij een toevoeging van 11 woningen of minder geen sprake van een stedelijke ontwikkeling (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Voorliggend initiatief voorziet slechts in het toevoegen van 6 woningen. Zodoende is artikel 3.6.1, tweede lid Bro niet van toepassing. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet doorlopen te worden.

4.1.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

Provinciale Staten hebben op 1 oktober 2021 de nieuwe Provinciale Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. Op 25 oktober is deze visie in werking getreden. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030 - 2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.

In veel gevallen zal het mogelijk zijn om opgaven in samenhang op te pakken en zo win-winsituaties te creëren. Soms zullen opgaven echter met elkaar concurreren om de beperkt beschikbare ruimte. Dat vraagt om keuzes waarbij de belangen van economie, energievoorziening, veiligheid en gezondheid, natuur en ruimtelijke kwaliteit tegen elkaar moeten worden afgewogen. Die balans zal per gebied anders uitpakken. Dat past bij het principe om te werken vanuit de kenmerken en identiteit van gebieden. In gebieden als de Maasduinen is de landbouw minder grootschalig en vervult verblijfsrecreatie een belangrijke rol. De provincie wil die samenwerking stimuleren en waar nodig initiëren.

Planspecifiek
Het plangebied is grotendeels gelegen in de groenblauwe mantel (nu nog 'groenblauwe landschapszone'). Dit gebied omvat onder andere de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle beekdalen. De gebieden van de groenblauwe mantel hebben vaak een functie als buffer rond en verbindingszones tussen bestaande natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied 'Maasduinen'. Net zoals het plangebied betreft dit gebieden met overwegend (extensievere) landbouwgebieden, monumenten, kleinschalige landschapselementen en waterlopen. In de groenblauwe mantel staat het klimaatadaptief maken van het watersysteem centraal (zoals eerder al is gebeurd bij de herinrichting van de Eckeltsebeek). Er zijn hier kansen voor natuurwaarden en landschapskwaliteit in combinatie met andere functies zoals landbouw en vrijetijdseconomie. De doorontwikkeling van landgoed Bleijenbeek, waarbij het versterken van het landschappelijk raamwerk, de recreatieve functie en de woonfunctie centraal staan, draagt hier zeker aan bij.

De provincie faciliteert en ondersteunt omvorming naar meer extensieve vormen van land- en tuinbouw. Sturing op dieraantallen gebeurt via de doorwerking van wet- en regelgeving vanuit het Rijk. Ook kijkt de provincie naar de mogelijkheid om in te spelen op kansen die ontstaan bij het stoppen van bedrijven als gevolg van rijksregelgeving en autonome ontwikkelingen. Omdat in het plangebied sprake is van een vermindering van de agrarische bedrijfsactiviteiten (inleveren van het vergunningsrecht voor het houden van varkens op Bleijenbeek 15A en functieverandering 5 voormalige agrarische bedrijven naar wonen (4x) of landbouwgrond zonder bouwvlak (1x)), treedt er per saldo een verbetering op voor de natuurwaarden in en om het plangebied en vindt er een verschuiving plaats naar meer extensieve vormen van land- en tuinbouw.

Het plan maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk, die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Naast het POL2014 (inmiddels vervangen door de nieuwe Provinciale Omgevingsvisie Limburg (zie subparagraaf hiervoor) is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 op 12 december 2014 vastgesteld. Deze verordening blijft nog geldig tot dat de nieuwe Omgevingswet in werking treedt. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid uit de omgevingsvisie juridische binding te geven.

Planspecifiek
Omdat onderhavig bestemmingsplan, los van de ontwikkelvelden, toch ook een beheersgericht bestemmingsplan is, zijn deze al bestaande functies op het landgoed niet getoetst aan de Omgevingsverordening.

Kaart 4 'beschermingszone natuur en landschap
De belangrijkste kaartlaag voor de ontwikkelvelden in het plangebied betreft kaart 4 'beschermingszone natuur en landschap':

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0023.png"

Bronsgroene landschapszone
Zoals te zien op voorgaande afbeelding ligt van alle ontwikkelvelden waar nieuwe woningen voorzien zijn, alleen de locatie 'De Boshof' (= noordzijde plangebied) binnen de bronsgroene landschapszone. Ook het ontwikkelveld voor de nieuwe lodges (ten oosten van het paviljoen op de locatie Bleijenbeek 14) en de locatie van de nieuwe greenkeepersloods liggen niet binnen niet binnen een door de provincie aangewezen landschaps- of natuurzone.

In de omgevingsverordening is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan (POL 7.5.4). Deze motiveringsplicht is juridisch vastgesteld in artikel 2.7.2. ‘Bronsgroene landschapszone’:

"De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Als er sprake is van negatieve effecten op natuurwaarden zal er een compensatie plaats moeten vinden."

Als onderdeel van de landschappelijke versterking van het landgoed is rondom vrijwel alle ontwikkelvelden voorzien in een robuuste, uitgebreide landschappelijke inpassing. Alleen bij het solitaire woonperceel 'De Boshof' (zie subparagraaf 3.3.2) is richting het zuiden juist voorzien in openheid om het landgoed vanuit deze woning te kunnen beleven.

Goudgroene natuurzone
Omdat in het plangebied sprake is van een vermindering van de agrarische bedrijfsactiviteiten (inleveren van het vergunningsrecht voor het houden van varkens op Bleijenbeek 15A en functieverandering 5 voormalige agrarische bedrijven naar wonen (4x) of landbouwgrond zonder bouwvlak (1x)), treedt er per saldo een verbetering op voor de natuurwaarden rondom het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van het omliggende natuurgebied aantasten.

Aan de randen van het plangebied (noordwestzijde en zuidzijde) zijn daarnaast enkele kleine delen, die zowel vallen binnen de 'Goudgroene natuurzone' alsmede de begrenzing van het Natura 2000-gebied 'Maasduinen' en in de praktijk al de functie van natuurgebied hadden, bestemd als 'Natuur'.

Lodges
In artikel 2.4.6 van de Omgevingsverordening staat over verblijfsrecreatie dat: "een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen voor vrijetijdseconomie aan de bestaande voorraad vrijetijdseconomie alsmede aan de bestaande planvoorraad vrijetijdseconomie anders dan in overeenstemming met de thematische principes zoals beschreven in paragraaf 6.4 van het POL2014 en de bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg.

Gemeenten en provincie bevorderen de kwaliteit van de verblijfsrecreatie langs twee lijnen:

  • Het toestaan van kwalitatief goede nieuwe plannen;
  • Het saneren van kwalitatief slechte bedrijven c.q. intrekken van (niet meer gewenste) verblijfsrecreatieve bestemmingen.

Het is wenselijk dat deze beide lijnen regionaal in balans zijn (verevening).

Initiatieven voor uitbreiding of nieuwe vestiging verblijfsrecreatie worden voorgelegd aan het Portefeuillehoudersoverleg (PHO) en op voorwaarde dat:

  • Bij nieuwvestiging kwaliteit wordt toegevoegd en regionale verevening van toeristische capaciteit plaats vindt;
  • Bij uitbreiding kwaliteitsverbetering/transformatie plaatsvindt en bij uitbreiding van méér dan 25% regionale verevening van toeristische capaciteit boven 25% plaatsvindt."

Omdat op basis van het geldende bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek':

  • ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' al een hotel- en sportaccommodatie mogelijk is (zie artikel 3 'Hotel- en Sportakkomodatie' met een maximum bebouwde oppervlakte van 17.500 m² (= conform lid 3.3 geldend bestemmingsplan);
  • het bestaande paviljoen Bleijenbeek (in onderhavig bestemmingsplan vallend binnen de bestemming 'Horeca', maar in het geldende bestemmingsplan nog vallend binnen artikel 3 'Hotel- en Sportakkomodatie') met circa 960 m² een veel kleinere bebouwde oppervlakte heeft dan de toegestane 17.500 m²;
  • de bebouwde oppervlakte (=paviljoen) binnen de bestemming 'Horeca' veel kleiner is (namelijk circa 1.500 m²) dan de in het geldende bestemmingsplan opgenomen maximum bebouwde oppervlakte van 17.500 m²;

heeft er geen regionale afstemming plaatsgevonden over de beoogde vestiging van de verblijfsrecreatieve functie in de vorm van lodges (maximaal 35 x 40 = 1.400 m² bebouwde oppervlakte) op het landgoed. Op basis van het geldende bestemmingsplan zou er immers een veel grotere bebouwde oppervlakte aan verblijfsrecreatieve voorzieningen mogelijk zijn.

Kaart 8 'milieubeschermingsgebieden
Daarnaast is er voor de ontwikkelvelden getoetst aan kaart 8 'milieubeschermingsgebieden' om te kijken of één van de ontwikkelvelden binnen een stiltegebied valt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0024.png"

Zoals te zien op voorgaande afbeelding liggen alle ontwikkelvelden waar nieuwe woningen voorzien zijn, ook de locatie 'De Boshof' (= noordzijde plangebied), buiten stiltegebieden. Dit geldt ook voor het openbaar toegankelijke toegangspad naar de Boshof toe. Los van het voorgaande is het bestaande pad langs de rand van het Natura 2000-gebied een openbare weg, zodat ook aan artikel 4.6.1 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. Er mag met een motorvoertuig of bromfiets met draaiende verbrandingsmotor naar de nieuwe woning gereden worden via deze openbare weg.

4.2.3 Omgevingsverordening Limburg

Op 17 december 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de nieuwe Omgevingsverordening Limburg vastgesteld. Deze is nog niet in werking getreden, maar er is wel al aan getoetst. In deze verordening staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van de nieuwe Omgevingsvisie juridische binding te geven.

Planspecifiek
In de Omgevingsverordening maken zowel het westelijke deel (ten westen van de centrale noord-zuid gerichte bomenlaan midden over het landgoed) als het beekdal onderdeel uit van het gebied dat op de kaart 7 'Landschap' is aangeduid als 'groenblauwe mantel'. Feitelijk betreft het de voormalige 'bronsgroene landschapszone'.

De toelichting bij de Omgevingsverordening zegt hier over: "De beschermingsregimes van de huidige Zilvergroene natuurzone en de huidige Bronsgroene landschapszone komen in de omgevingsverordening sterk overeen. Ook in gebruik van deze gebieden (veelal agrarisch, grondgebonden landbouw) is weinig verschil (dit in tegenstelling tot de Goudgroene natuurzone waar het natuurbelang prevaleert). Het enige wat er verandert is dat ook voor de (voormalige) bronsgroene natuurzone inzichtelijk moet worden gemaakt wat de betekenis van een ontwikkeling in een ‘plangebied’ is voor de natuurwaarden in aangrenzende gebieden van het Natuurnetwerk Limburg. Dit wordt in de vigerende verordening ook gevraagd voor de Zilvergroene natuurzone. Belangrijk is ons te realiseren dat dit niet meer is dan een motiveringsplicht en geen gebodsbepaling. De verwachting is dat deze motiveringsplicht in veel situaties weinig extra inspanning (motivering) vergt omdat verbindings- of bufferfuncties niet geraakt worden. De samenvoeging van de twee zones sluit aan bij de wens tot harmonisatie van de naamgeving van natuurzoneringen vanuit de Omgevingswet."

Dit betekent dat er ook bij de toekomstige Omgevingsverordening op dezelfde wijze wordt omgegaan met de voormalige bronsgroene landschapszone.

De aanduiding die in de nu nog geldende Omgevingsverordening werd aangemerkt als 'goudgroene natuurzone' is nu aangeduid als 'Natuurnetwerk'. Ook daar verandert de wijze waarop omgegaan wordt met de natuurwaarden binnen deze zone niet.

4.2.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen provinciale belangen in het geding.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 - 2024

De gemeente Bergen heeft samen met de gemeenten in Noord-Limburg (Beesel, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg) afspraken gemaakt over de regionale woningmarkt. In 2016 resulteerde dit in de ‘Regionale Structuurvisie wonen Noord-Limburg’. Ondertussen heeft de gemeenteraad op 22 september 2020 de geactualiseerde ‘Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024’ vastgesteld. Op grond van artikel 2.1, lid 3 Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de ‘Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024’ de status van een intergemeentelijke structuurvisie. Hierdoor heeft het document een juridische status en een zelfbindend karakter.

Voor de gemeente Bergen gold in het kader van de ‘Regionale Structuurvisie wonen Noord-Limburg’ een reductieopgave van 109 woningbouwplannen in de periode 2016 - 2020. Uit de recent vastgestelde Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 - 2024 blijkt dat de gemeente Bergen de gestelde opgave heeft overtroffen. Eén van de centrale opgaven in de Regionale Woonvisie is de kwalitatieve mismatch tussen de (toekomstige) woningbehoefte en de bestaande woningvoorraad. Hierover staat aangegeven dat bij nieuwbouw bij voorkeur ingezet wordt op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten.

Hierbij dienen de huishoudprognose van E’til (Progneff) als referentieprognose ten aanzien van het aantal nog toe te voegen nieuwbouwwoningen. Echter, de kwalitatieve toets is leidend. Progneff wordt daardoor als basis gehanteerd, maar er is (indien kwalitatief wenselijk) ruimte om ‘goede dingen’ te blijven realiseren. Daarvoor gelden de volgende regionale uitgangspunten:

  • Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen;
  • Gekeken dient te worden naar koppelkansen;
  • Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van het kwetsbare woningoverschot;
  • Het type toe te voegen woning moet passen binnen de kwalitatieve behoefte;
  • De regio streeft sociale en duurzame woonconcepten na;
  • Er wordt gezocht naar aansluiting op de landelijk, regionale en lokale duurzaamheidsdoelen.

Door in te zetten op de juiste kwaliteit woningen wordt de langste keten op het gebied van doorstroming bewerkstelligd. Ouderen stromen van grote gezinswoningen naar nultredenwoningen en gezinnen kunnen hierdoor de volgende stap in hun wooncarrière maken waardoor er weer starterswoningen vrijkomen voor de nieuwe starters. Hierbij is het ook van belang de balans tussen de koop- en huursector te herstellen. In Noord-Limburg ligt de nadruk sterk op de koopsector.

Planspecifiek
In onderhavig initiatief is er sprake van het realiseren van 8 vrijstaande dure koopwoningen (gasloos en volgens de laatste duurzaamheidseisen) op grote kavels, waarbij 2 woningen ter vervanging zijn van 2 te slopen bedrijfswoningen. Per saldo worden er planologisch gezien daarmee 6 extra woningen mogelijk gemaakt. In de gemeentelijke woningbouwprogrammering is rekening gehouden met de beoogde ontwikkeling in onderhavig plangebied.

De woningen worden hierbij in afwijking van de regionale woonvisie buiten de bestaande kernen gebouwd. Er is in het plangebied echter sprake van een integrale gebiedsontwikkeling, waarbij voor de duurzame instandhouding van het landgoed naar koppelkansen is gezocht. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een samenhangend maatregelpakket, met daarin ook enkele nieuwe dure koopwoningen om voldoende economisch draagvlak te creëren en maatschappelijk gezien te zorgen voor extra sociale leefbaarheid (door het versterken van de woonfunctie op het landgoed). Op deze manier wordt een zelfstandig voortbestaan van het landgoed mogelijk gemaakt en ontstaat een win-winsituatie. In andere bouwplannen in de gemeente worden vooral de andere woningbouwcategorieën gebouwd.

4.3.2 Conclusie

In het plangebied zijn geen regionale belangen in het geding.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Omgevingsvisie Bergen 2030

Op 23 april 2019 heeft de gemeenteraad de 'Omgevingsvisie Bergen 2030' vastgesteld. Deze visie bepaalt in welke richting de gemeente zich wil ontwikkelen.

De Omgevingsvisie heeft betrekking op het hele grondgebied van de gemeente Bergen, met uitzondering van het gebied Wells Meer. Concrete aanvragen van overheden, organisaties, ondernemers en burgers toetst de gemeente aan de tien navolgende uitgangspunten uit deze visie:

  1. 1. De meest toekomstbestendige gemeente;
  2. 2. Energie onafhankelijk in 2030;
  3. 3. Landschap en landbouw in balans;
  4. 4. Waterbeheer op maat;
  5. 5. Versterken natuurwaarden en biodiversiteit;
  6. 6. Kwaliteitsslag en zonering recreatievoorzieningen;
  7. 7. Afstemmen woningvoorraad op vraag;
  8. 8. Voorzieningen bereikbaar houden;
  9. 9. Verder bouwen aan een gezonde leefomgeving;
  10. 10. Leefklimaat in de dorpen verbeteren.

Planspecifiek
Voor het plangebied zijn vooral de uitgangspunten 'energie onafhankelijk in 2030', 'versterken natuurwaarden en biodiversiteit', 'kwaliteitsslag en zonering recreatievoorzieningen' en 'afstemmen woningvoorraad op vraag' van belang.

Op navolgende uitsnede van de visiekaart zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het plangebied aangegeven, waarbij het herstel van de Eckeltsebeek al heeft plaatsgevonden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0025.png"

Energieonafhankelijk in 2030
Op het gebied van duurzaamheid gaat Bergen voort op de weg die enige tijd geleden is ingeslagen. Bergen wil energie onafhankelijk zijn in 2030 en zet daarmee fors hoger in dan de landelijke doelstelling van 2050. Een sterke inzet op duurzaamheid is niet alleen noodzakelijk, maar vormt ook een kans om Bergen op de kaart te zetten.

Op het gebied van besparing en kleinschalige opwekking is spreiding juist essentieel. Energieonafhankelijkheid in 2030 is namelijk alleen haalbaar als iedereen meedoet. Hiervoor werkt de gemeente aan het programma VerduurSAMEN 2030.

Alle nieuwe woningen in het plangebied worden gasloos aangelegd volgens de laatste duurzaamheidseisen.

Versterken natuurwaarden en biodiversiteit
Nationaal Park De Maasduinen heeft te maken met verdroging als gevolg van grondwateronttrekking, grind- en zandwinning in het verleden en klimaatverandering. Daarnaast leidt stikstofdepositie tot overbemesting, verzuring en uitloging van de bodem. De inzet blijft gericht op het behoud van de aanwezige natuurwaarden, onder andere door het terugdringen van grondwateronttrekking voor andere doeleinden dan de drinkwatervoorziening en het terugdringen van vermesting.

Belangrijk onderdeel van de verdere ontwikkeling van landgoed Bleijenbeek betreft het versterken van het landschappelijk raamwerk op het landgoed:

  1. 1. Herstellen en beheren van bestaande landschappelijke elementen;
  2. 2. Versterken en aanvullen padenstructuur op basis van historische analyse en waardebepaling;
  3. 3. Koesteren samenspel beplanting en open ruimtes (ook in het bosgedeelte); versterken van zichtlijnen;
  4. 4. Toevoegen nieuwe beplanting in relatie tot nieuw programma (vooral langs de oostelijke rand).

Omdat in het plangebied sprake is van een vermindering van de agrarische bedrijfsactiviteiten (inleveren van het vergunningsrecht voor het houden van varkens op Bleijenbeek 15A en functieverandering van 5 voormalige agrarische bedrijven naar wonen (4x) of landbouwgrond zonder bouwvlak (1x)), treedt er per saldo een verbetering op voor de natuurwaarden/ vindt er een vermindering plaats van de stikstofdepositie in en om het plangebied en vindt er een verschuiving plaats naar meer extensieve vormen van land- en tuinbouw.

Kwaliteitsslag en zonering recreatievoorzieningen
Met de Maas en Nationaal Park De Maasduinen heeft Bergen een prachtige recreatieve basis, die verder kan worden uitgebouwd. Het economisch belang voor de gemeente is groot. Kwaliteit vormt het uitgangspunt.

De gemeente heeft een uitgebreid aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder enkele toonaangevende bedrijven op landelijk niveau, maar ook bedrijven die de aansluiting met de markt dreigen te verliezen. De afgelopen periode is er al veel aandacht geweest voor de vitalisering van de verblijfsrecreatieve sector.

Het wordt in de toekomst steeds belangrijker ervoor te zorgen dat er onderscheid blijft bestaan tussen drukke(re) en rustige gebieden. Intensieve(re) functies worden geconcentreerd in drie gebieden, waar steeds de relatie tussen de Maas, de N271 en Nationaal Park De Maasduinen kan worden gelegd. Eén van die gebieden is Afferden in combinatie met de Eckeltsebeek/ Bleijenbeek: verblijfsrecreatie, extensieve sportvoorzieningen, natuur en cultuurhistorie.

Met de gebiedsvisie en de planologische vertaling daarvan in onderhavig bestemmingsplan worden de voorwaarden geschapen voor een duurzame instandhouding en ontwikkeling van landgoed Bleijenbeek. De basis daarvoor is een stevig landschappelijk raamwerk gecombineerd met een aantal ontwikkelvelden waar een versterking plaatsvindt van de recreatieve functie en de woonfunctie. Daarbij gaat het enerzijds om het versterken van de herkenbaarheid en de samenhang binnen het landgoed en anderzijds om het versterken van de levendigheid door toevoegen van programma. Een gezonde balans van investeren in natuurwaarden, behoud van cultuurhistorie en creëren van voldoende economisch en maatschappelijk draagvlak zorgt voor sociale leefbaarheid en zelfstandig voortbestaan.

Afstemmen woningvoorraad op vraag
Bergen wil ook andere woonmilieus aanbieden dan alleen ruime woningen binnen de kernen. Burgers geven aan op zoek te zijn naar moderne, luxe woningen, bij voorkeur aan de randen of net buiten de dorpen. De nieuwe vrijstaande burgerwoningen die mogen worden gerealiseerd ter versterking van de woonfunctie op het landgoed, bieden een dergelijke woonmilieu. In subparagraaf 4.3.1 is al nader ingegaan op de regionale woonvisie in relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.4.2 Woonvisie gemeente Bergen 2017 - 2021

De gemeenteraad heeft op 12 december 2017 een gemeentelijke woonvisie vastgesteld waarbij rekening is gehouden met de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Er ligt een grote opgave om de bestaande woningvoorraad toekomstbestendig (inspelen op de grote groei van het aantal ouderen) en duurzaam te maken. Bij nieuwe woningbouwinitiatieven richt de gemeente zich sterk op het toevoegen van de juiste woningen (kwalitatieve aanvulling op het bestaande woningaanbod) op de juiste locatie.

Daarnaast heeft de gemeente een opgave om te schrappen in de bestaande planvoorraad. Om een goede afweging te kunnen maken, zowel als het gaat om het schrappen van een deel van de harde planvoorraad als het beoordelen van nieuwe initiatieven, is in de woonvisie een kwalitatief afwegingskader opgenomen. In dit afwegingskader worden kwaliteiten genoemd voor de locatie en voor de woning. Dat betekent dat inbreiding voor uitbreiding gaat en wordt ingezet op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit (o.a. herbestemmingsmogelijkheden, invulling ‘rotte plekken’ bijdrage aan gevarieerde wijkopbouw). Wat betreft de kwaliteiten van de woning wordt ingezet op levensloopbestendige woningen, duurzaamheid, excellente woonmilieus, consumentgericht ontwikkelen en bijzondere doelgroepen.

Planspecifiek
In subparagraaf 4.3.1 onder de kop 'planspecifiek' is voor de recentere regionale woonvisie al ingegaan op de kwantitatieve onderbouwing.

Kwalitatief gezien is in de woonvisie als visie opgenomen dat in 2030 op kleine schaal een aantal exclusieve en gebiedseigen woonmilieus aan de voorraad is toegevoegd, waaronder landgoed Bleijenbeek. De kleinschaligheid en het respect voor het landschap maken dit woonmilieu tot een aantrekkelijk en exclusief geheel. Vóór alles moet dit woonmilieu duurzaam en zelfvoorzienend in de energiebehoefte zijn en bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In aansluiting hierop worden alle nieuwe woningen op het landgoed duurzaam (gasloos en BENG) uitgevoerd.

4.4.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen gemeentelijke belangen in het geding.

4.5 Conclusie

Het plan is passend binnen c.q. niet strijdig aan het beleid van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten

5.1 Verkeer & Parkeren

5.1.1 Verkeer

Wat betreft de extra voertuiggeneratie die als gevolg van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt (ten opzichte van de bestaande planologische situatie) is uitgegaan van gegevens uit de ASVV 2021 van kennisplatform CROW. Er is uitgegaan van de ligging ‘buitengebied’ in de gemeente Bergen te Limburg (‘niet stedelijk’). Hierbij is de functie: ‘koop, huis, vrijstaand’ aangehouden voor de te realiseren woningen. Verder is worst-case de functie ‘bungalowpark (huisjescomplex)’ aangehouden voor de te realiseren lodges (Bleijenbeek 14):

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0026.png"

Navolgend een overzicht van de voertuiggeneratie in de ontwikkelvelden in het plangebied:

  • Bleijenbeek 6A - 8: hier wordt een agrarische bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en eventueel aangevuld met een kleine rustplaats, theeschenkerij of kleinschalig museum. De voertuiggeneratie voor de woning komt naar boven afgerond uit op 9 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Daarnaast is nog eens rekening gehouden met 20 lichte voertuigbewegingen per etmaal voor de aanvullende rustplaats/ theeschenkerij/ museum. Per saldo zal het aantal voertuigbewegingen ongeveer gelijk blijven ten opzichte van de huidige planologische situatie.
  • Bleijenbeek 10: hier wordt een agrarische bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning aangevuld met faciliteiten voor een kleinschalige overnachtingsmogelijkheid (bed & breakfast) en een recreatiewoning. De voertuiggeneratie voor de woning komt naar boven afgerond uit op 9 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Daarnaast is nog eens rekening gehouden met 20 lichte voertuigbewegingen per etmaal voor de bed & breakfast en de recreatiewoning samen. Per saldo zal het aantal voertuigbewegingen ongeveer gelijk blijven ten opzichte van de huidige planologische situatie.
  • Bleijenbeek 12: hier wordt een agrarische bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning en eventueel aangevuld met mogelijkheden tot een verblijfsaccommodatie (B&B) en het houden van kleine bijeenkomsten. De voertuiggeneratie voor de woning komt naar boven afgerond uit op 9 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Daarnaast is nog eens rekening gehouden met 20 lichte voertuigbewegingen per etmaal voor de B&B/ bijeenkomsten/ dagbesteding. Per saldo zal het aantal voertuigbewegingen ongeveer gelijk blijven ten opzichte van de huidige planologische situatie.
  • Bleijenbeek 15: hier wordt een bestaand agrarisch bedrijf met bedrijfswoning gesaneerd en twee burgerwoningen teruggebouwd. De voertuiggeneratie voor twee vrijstaande koopwoningen komt naar boven afgerond uit op 18 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Per saldo zal het aantal voertuigbewegingen ongeveer gelijk blijven ten opzichte van de huidige planologische situatie.
  • Ten zuiden van Bleijenbeek 15: hier worden vijf bouwkavels gerealiseerd. De voertuiggeneratie voor vijf vrijstaande koopwoningen komt uit op 5 x 8,6 = 43 lichte voertuigbewegingen per etmaal.
  • ‘De Boshof’: hier wordt een bijzondere vrijstaande koopwoning gerealiseerd. De voertuiggeneratie voor de woning komt naar boven afgerond uit op 9 lichte voertuigbewegingen per etmaal.
  • Bleijenbeek 17: hier worden alle gebouwen bij een voormalig agrarisch bedrijf gesaneerd. Hier vindt een afname plaats van (naar boven afgerond) 9 lichte voertuigbewegingen per etmaal. De agrarische bedrijfsvoering was al eerder gestaakt. Dus worst-case is alleen gerekend met het vervallen van de voertuigbewegingen van de voormalige bedrijfswoning op nr. 17. De voertuigbewegingen ten gevolge van het voormalige agrarische bedrijf zijn buiten beschouwing gelaten.
  • Bleijenbeek 14: hier worden een aantal recreatieve lodges toegevoegd naast het bestaande (golf)paviljoen Bleijenbeek. Het definitieve aantal op te richten lodges moet nog worden vastgesteld, maar zal liggen tussen de 15 en 35 stuks (deze zullen in aantal en vormgeving ondergeschikt aan het landschap zijn). De voertuiggeneratie voor de lodges komt daarmee naar boven afgerond uit op maximaal 2,8 x 35 = 98 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Daarnaast blijft het bestaande golfpaviljoen Bleijenbeek bij de bestaande golfbaan behouden. Omdat het hele golfcomplex qua functie en omvang niet verandert ten opzichte van de bestaande situatie, verandert ook het aantal voertuigbewegingen als gevolg van deze voorziening niet.
  • Bleijenbeek 13A en 15A: hier blijven het grondgebonden agrarisch bedrijf op 13A en het agrarisch bedrijf op 15A (zonder het vergunningsrecht voor het houden van varkens) behouden. Voor ieder bedrijf is rekening gehouden met een voertuiggeneratie van 4 lichte, 4 middelzware en 8 zware voertuigbewegingen per etmaal. Dit is volgens opgave door de eigenaren van de agrarische bedrijven. Per saldo zal het aantal voertuigbewegingen ongeveer gelijk blijven ten opzichte van de huidige planologische situatie.

Samengevat betekent dit dat er op het noord-zuid gerichte deel van de straat Bleijenbeek een toename zal zijn van circa 43 (= ten zuiden Bleijenbeek 15) + 9 (= Boshof) = 52 voertuigbewegingen per etmaal. Ondanks dat dit deel van de straat Bleijenbeek smal is, is dit aantal gemakkelijk op te vangen vanwege de lage verkeersintensiteit ter plaatse. Bovendien bevindt het grootste deel van de woningen zich in het voorste deel van de straat.

De recreatieve lodges op de locatie Bleijenbeek 14 leiden tot een toename van het verkeer op het oost-west gerichte deel van de straat Bleijenbeek met 98 lichte voertuigbewegingen per etmaal. Door de sloop van het voormalige agrarische bedrijf met bedrijfswoning op de locatie Bleijenbeek 17, is er per saldo sprake van een toename met circa 98 - 9 = 89 voertuigbewegingen per etmaal.

Dit extra aantal voertuigbewegingen is gemakkelijk op te vangen op deze doorgaande weg tussen Afferden en Siebengewald.

Het aspect 'verkeer' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.1.2 Parkeren

Wat betreft de extra parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt (ten opzichte van de bestaande planologische situatie) is uitgegaan van gegevens uit publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' van kennisplatform CROW. Er is uitgegaan van de ligging ‘buitengebied’ in de gemeente Bergen te Limburg (‘niet stedelijk’). Hierbij is de functie: ‘koop, huis, vrijstaand’ aangehouden voor de te realiseren woningen. Verder is de functie ‘camping (kampeerterrein’) aangehouden voor de te realiseren lodges:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0027.png"

Omdat alle (nieuwe of te vervangen) vrijstaande woningen aan de westzijde van de straat Bleijenbeek en ter plaatse van de Boshof op ruime percelen staan, kan op elk perceel gemakkelijk worden voorzien in 3 parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarmee wordt zelfs aan de maximale parkeernorm voldaan.

Het is niet realistisch om voor de parkeerbehoefte van de lodges uit te gaan van dezelfde norm als voor een bungalowpark (naar analogie van datgene wat worst-case voor de voertuiggeneratie van de lodges is gehanteerd). Het ligt meer voor de hand om uit te gaan van de norm voor een 'camping (kampeerterrein'). Waarbij sprake is van 1,0 parkeerplaats per lodge en daarnaast nog ruimte voor bezoekersparkeren. Lodges kennen immers een beperkte oppervlakte (zie subparagraaf 8.1.2) en zijn niet ingericht op het ontvangen van bezoekers. Dit in tegenstelling tot recreatiewoningen op een bungalowpark. Daarmee komt de parkeerbehoefte voor de maximaal 35 lodges uit op minimaal 35 x 1,1 = 38,5 tot maximaal 35 x 1,3 = 45,5 parkeerplaatsen.

Om deze extra parkeerbehoefte op te kunnen vangen wordt de bestaande parkeerplaats van paviljoen Bleijenbeek uitgebreid met 50 parkeerplaatsen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0028.png"

Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.2 Bodem

5.2.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening moet voor elke individuele bouwlocatie aangetoond worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het bestaande of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/herzien van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen, graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen moet bekeken worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisering hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld omdat de kosten van de sanering te hoog zijn. Bij een wijziging van de bestemming of van de functie wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht, indien deze wijziging tevens een meer gevoelige vorm van bodemgebruik inhoudt.

5.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Op basis van het uitgevoerde historisch bodemonderzoek is nader bepaald voor welke ontwikkelvelden een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk is. De rapportage van het historisch bodemonderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

In het bodemonderzoek worden de volgende deellocaties onderscheiden:

  1. 1. Bleijenbeek 6A - 8, gemeente Bergen, sectie R, nummer 1296 (ged.): oppervlakte 3.154 m²;
  2. 2. Bleijenbeek 10, gemeente Bergen, sectie R, nummer 166 (ged.): oppervlakte 4.002 m²;
  3. 3. Bleijenbeek 12, gemeente Bergen, sectie R, nummers 681(ged.), 682 (ged.) en 1090 (ged.): oppervlakte 3.330 m²;
  4. 4. Bleijenbeek 15, gemeente Bergen, sectie R, nummer 1279 (ged.): oppervlakte 3.248 m²;
  5. 5. Ten zuiden Bleijenbeek 15, gemeente Bergen, sectie R, nummer 1279 (ged.): oppervlakte 10.556 m²
  6. 6. De Boshof, gemeente Bergen, sectie R, nummer 7325 (ged.): oppervlakte 3.064 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0029.png"

Ligging deelgebieden historisch bodemonderzoek

Op basis van de beschikbare informatie is voor de algemene bodemkwaliteit van de deellocaties 5 en 6 (in gebruik als landbouwgrond), de hypothese gesteld van een onverdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een bodem- en asbestverontreiniging. Ter plaatse hoeft geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden:

Voor de algemene bodemkwaliteit ter plaatse van de deellocaties 1 t/m 4 (in gebruik als erf) is de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een bodem- en asbestverontreiniging.

Daarnaast vormen de bodembedreigende activiteiten ter plaatse van deellocaties 1 t/m 3 aandachtspunten. Tevens is de voormalige aanwezigheid van een boomgaard ter plaatse van deellocatie 2 een aandachtspunt (OCB in teeltlaag).

Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 6A - 8
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Bleijenbeek 6A - 8. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.

Conclusies verkennende bodemonderzoeken
Voor de onderzoekslocatie is voor de algemene kwaliteit en de voormalige bodembedreigende activiteiten de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een bodemverontreiniging.

Algemene kwaliteit
Op basis van de resultaten kan de gestelde verdachte hypothese formeel gezien worden verworpen, aangezien in zowel de boven- en ondergrond als het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters zijn aangetoond. De aangetoonde verhoogde gehalten betreffen overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarden. Aangezien de gestandaardiseerde meetwaarden de indexwaarden van 0,5 niet overschrijden, zijn geen vervolgstappen in het kader van de Wbb noodzakelijk.

Voormalige bodembedreigende activiteiten
Ter plaatse van de opslag smeerolie, afgewerkte olie en bestrijdingsmiddelenkast zijn licht verhoogde gehalten voor diverse OCB en minerale olie aangetoond in de grond. Er kan niet uitgesloten worden dat deze gehalten afkomstig zijn van de voormalige activiteiten. Aangezien geen nulsituatie bodemonderzoek bekend is kan geen vergelijking gemaakt worden met de bodemkwaliteit voorafgaand aan de bodembedreigende activiteiten. Het betreffen echter marginaal verhoogde gehalten (maximale index 0,21), waardoor ons inziens geen verdere onderzoeken danwel saneringen zinvol zijn.

Ter plaatse van de machineloods, bovengrondse dieseltank en opslag kunstmest zijn geen verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters aangetoond in de grond. Ter plaatse van de opslag kunstmest is 350 mg/kg aan kalium, 490 mg/kg stikstof en 540 mg/kg aan fosfaat aangetoond.

In het grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten voor de geanalyseerde parameters aangetoond.

Conclusies verkennend onderzoek naar asbest
Voor het verkennend onderzoek naar asbest is op basis van de zintuiglijke waarnemingen tijdens de veldwerkzaamheden de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een verontreiniging met asbest. Op basis van de onderzoeksresultaten dient de gestelde hypothese formeel gezien te worden aangenomen, aangezien zowel zintuiglijk (fractie > 20 mm) als analytisch (fractie < 20 mm) asbest is aangetroffen. Het aangetroffen asbest en het berekende gehalte voor asbest (24,3 mg/kg d.s.) blijft echter onder de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.) alsmede onder de norm voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.).

In de overige proefgaten zijn zowel zintuiglijk als analytisch geen asbestverontreinigingen aangetroffen.

Met de uitgevoerde onderzoeken is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (inclusief asbest) ter plaatse van de Bleijenbeek 6A - 8 te Afferden in voldoende mate onderzocht. Tevens is de eindsituatie vastgelegd ter plaatse van de voormalige bodembedreigende activiteiten.

Er bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkeling en civieltechnische werkzaamheden op de locatie.

Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 10
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Bleijenbeek 10. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.

Conclusies verkennend bodemonderzoek
Op basis van de resultaten kan de gestelde verdachte hypothese worden verworpen, aangezien in zowel de boven-, ondergrond als het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters zijn aangetoond. De aangetoonde verhoogde gehalten betreffen overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarden. Aangezien de gestandaardiseerde meetwaarden de indexwaarden van 0,5 niet overschrijden, zijn geen vervolgstappen in het kader van de Wbb noodzakelijk.

Voormalige bodembedreigende activiteiten
Ter plaatse van de onderzochte voormalige bodembedreigende activiteiten is enkel een licht verhoogd gehalte voor lood aangetoond. Daarnaast is 470 mg/kg aan kalium, 1.330 mg/kg stikstof en 590 mgP/kg aan fosfaat aangetoond. Verder zijn in zowel de boven, ondergrond en/of het grondwater geen verhoogde gehalten voor de verdachte parameters aangetoond (NEN, arseen, chroom, minerale olie en vluchtige aromaten). Aangezien geen nulsituatie bodemonderzoek bekend is kan geen vergelijking gemaakt worden met de bodemkwaliteit voorafgaand aan de bodembedreigende activiteiten. Het betreffen marginaal verhoogde gehalten, waardoor ons inziens geen verdere onderzoeken danwel saneringen noodzakelijk zijn. De eindsituatie van de voormalige bodembedreigende activiteiten is derhalve in voldoende mate vastgelegd.

Teeltlaag
Plaatselijk is de teeltlaag/bovengrond verdacht op het voorkomen van OCB. Op basis van de resultaten wordt de gestelde verdachte hypothese verworpen, aangezien in de teeltlaag/bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten voor de OCB-parameters zijn aangetoond.

Conclusies verkennend onderzoek naar asbest
Voor het verkennend onderzoek naar asbest is de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een verontreiniging met asbest. Op basis van de onderzoeksresultaten kan de gestelde hypothese worden verworpen, aangezien zowel zintuiglijk (fractie > 20 mm) als analytisch (fractie < 20 mm) geen asbest is aangetroffen.

Met de uitgevoerde onderzoeken is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (inclusief asbest) ter plaatse van de Bleijenbeek 10 te Afferden in voldoende mate onderzocht. Tevens is de eindsituatie vastgelegd ter plaatse van de voormalige bodembedreigende activiteiten.

Er bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkeling en civieltechnische werkzaamheden op de locatie.

Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 12
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Bleijenbeek 12. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.

Conclusies verkennende bodemonderzoeken
Op basis van de resultaten kan de gestelde verdachte hypothese worden verworpen, aangezien in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten voor de onderzochte parameters zijn aangetoond. De aangetoonde verhoogde gehalten betreffen overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarden. Aangezien de gestandaardiseerde meetwaarden de indexwaarden van 0,5 niet overschrijden, zijn geen vervolgstappen in het kader van de Wbb noodzakelijk. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verhoogde gehalten voor de geanalyseerde parameters aangetoond.

Voormalige bodembedreigende activiteiten
Ter plaatse van de onderzochte voormalige bodembedreigende activiteiten zijn in zowel de boven-, ondergrond en/of het grondwater geen verhoogde gehalten voor de verdachte parameters aangetoond (NEN, arseen, chroom, minerale olie en/of vluchtige aromaten). De eindsituatie van de voormalige bodembedreigende activiteiten is derhalve in voldoende mate vastgelegd.

Conclusies verkennend onderzoek naar asbest
Voor het verkennend onderzoek naar asbest is de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een verontreiniging met asbest. Op basis van de onderzoeksresultaten kan de gestelde hypothese worden verworpen, aangezien zowel zintuiglijk (fractie > 20 mm) als analytisch (fractie < 20 mm) geen asbest is aangetroffen.

Met de uitgevoerde onderzoeken is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (inclusief asbest) ter plaatse van de Bleijenbeek 12 te Afferden in voldoende mate onderzocht. Tevens is de eindsituatie vastgelegd ter plaatse van de voormalige bodembedreigende activiteiten.

Er bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkeling en civieltechnische werkzaamheden op de locatie.

Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 15
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Bleijenbeek 15. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 7 bij de toelichting gevoegd.

De onderzoeken zijn in 2 fasen uitgevoerd. In fase 1 (oktober 2022) zijn de verkennende onderzoeken uitgevoerd (inclusief asbestonderzoek) en in fase 2 (november 2022) is een nader grondonderzoek naar chroom uitgevoerd. Voorliggende rapportage betreft de resultaten, conclusies en aanbevelingen van zowel de verkennende onderzoeken (fase 1) als het nader onderzoek (fase 2).

Verontreinigingssituatie
Met de uitgevoerde onderzoeken is de algemene bodemkwaliteit (inclusief asbest) en de verontreinigingssituatie met betrekking tot de chroom verontreiniging in de grond ter plaatse van Bleijenbeek 15 te Afferden, binnen de onderzoeksgrenzen, in voldoende mate in beeld gebracht.

In navolgende tabel is de verontreinigingssituatie met omvang, binnen de onderzoeksgrenzen, schematisch weergegeven. De contouren zijn weergegeven op de situatieschets in bijlage 2b van het onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0030.png"

Opgemerkt wordt dat de verontreiniging met chroom is afgeperkt tot beneden de interventiewaarden binnen de onderzoeksgrenzen.

Voor de overige parameters in de grond en in het grondwater zijn verder maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. Tevens is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen.

Ernst en spoed
Om van een geval van ernstige bodemverontreiniging te spreken dient voor ten minste één stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m³ grond of 100 m³ bodemvolume voor grondwater hoger te zijn dan de interventiewaarde. Op basis van de resultaten van voorliggende onderzoeken is voor de locatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met chroom, aangezien meer dan 25 m³ grond met gehalten boven de interventiewaarden aanwezig zijn.

Voor de voorgenomen herontwikkeling en functieverandering van agrarisch bedrijf naar wonen wordt geadviseerd om sanerende maatregelen uit te voeren met betrekking tot de sterk verhoogde gehalten met chroom in de grond tot 0,7 m -mv.

Parallel aan de bestemmingsplanprocedure zal gestart worden met de sanering.

Het aspect 'bodem' vormt, gezien de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken en na sanering, van de verontreiniging in het deelgebied aan de Bleijenbeek 15, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.3 Geluid

5.3.1 Regelgeving

Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd moet worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Voor de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (meestal Burgemeester en Wethouders) (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De getalsmatige invulling van deze grenswaarden voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.

De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden/gebouwen voor een geluidgevoelige functie in een geluidszone zijn gelegen. Onder bepaalde voorwaarden is een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde mogelijk (tot de maximaal toelaatbare geluidsbelasting). Hiervoor moet een “hogere waarde procedure” worden doorlopen door het college van burgemeester en wethouders. Een uitzondering waar toetsing aan de grenswaarden niet hoeft, is wanneer een geluidsgevoelig gebouw een zogenoemde 'dove' gevel heeft. Een 'dove gevel' is een bouwkundige constructie:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een bepaalde geluidwering;
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Bij ontheffing van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting kan (in het kader van de omgevingsvergunning) een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn ten behoeve van het woon- en leefklimaat in de woning. De karakteristieke geluidwering van de gevel moet voor nieuwbouw zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012, zijnde het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevel en het gewenste binnenniveau met een minimum van 20 dB.

Wegverkeerslawaai
In de Wgh en het Bgh is de zonering van wegen en het daarbij horende normenstelsel geregeld. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30-km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 m uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek worden verricht (artikel 76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk), zie navolgende tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0031.png"Overzicht zonebreedtes (vanaf de as van de weg, aan weerszijden van de weg)

De definities van het buitenstedelijk en stedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 van de Wgh. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, die binnen de bebouwde kom ligt. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke (voorkeurs)grenswaarde 48 dB.

5.3.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Voor alle ontwikkelvelden waar nieuwe woningen voorzien zijn, is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd.

Op de volgende ontwikkelvelden worden nieuwe gevoelige bestemmingen, zijnde vrijstaande woningen, toegevoegd:

  • Ontwikkelveld Bleijenbeek 15: een bestaand agrarisch bedrijf (waar geen dieren aanwezig zijn) met bedrijfswoning wordt hier gesaneerd. Vervolgens worden er twee burgerwoningen teruggebouwd.
  • Ontwikkelveld ten zuiden van Bleijenbeek 15: hier worden vijf woonkavels toegevoegd.
  • Ontwikkelveld ‘De Boshof’: hier wordt één bijzondere vrijstaande woning gerealiseerd.

Hogere waarden
Een hogere waarde is niet nodig omdat alle berekende geluidsniveaus komend van de gezoneerde wegen in de omgeving onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB liggen.

Bouwbesluit 2012 en woon- en leefklimaat

Benodigde gevelwering (wegverkeerslawaai)
De gecumuleerde geluidbelasting bij de geplande woningen bedraagt ten hoogste 49 dB ter plaatse van de voorgevels van de twee meest noordelijke woningen (1e en 2e etage). De vereiste karakteristieke geluidwering Ga;k bedraagt dan 20 dB (standaardeis uit het bouwbesluit 2012). Nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels is niet nodig.

Woon- en leefklimaat
De milieukwaliteit wordt bij de woningen wordt geclassificeerd als ‘Zeer Goed’ tot ‘Goed’. Het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de woningen wordt als acceptabel aangemerkt. Op basis van de toelichting in de subparagrafen 3.5.1 en 3.5.2 van het onderzoek kan gesteld worden dat de cumulatieve geluidbelasting (wegverkeer) een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet in de weg staat.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.4 Milieuzonering

5.4.1 Regelgeving

Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom moet aandacht worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken.

Voor het vaststellen van de genoemde minimale richtafstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Daarbij wordt o.a. gekeken naar de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en zo nodig naar het risico op bodem- of luchtverontreiniging. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0032.jpg"Richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Voorgaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien er sprake is van een kortere afstand dan de richtafstand, is aanvullend onderzoek noodzakelijk.

5.4.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Voor de nieuwe gevoelige bestemmingen in de vorm vrijstaande woningen op de ontwikkelvelden op de locatie 'Bleijenbeek 15', 'ten zuiden van Bleijenbeek 15' en 'de Boshof' is bekeken welke relevante bedrijven en andere niet-woonfuncties er in de nabijheid van deze deelgebieden liggen. De nieuwe lodges op de locatie Bleijenbeek 14 zijn geen gevoelige functies en ze liggen ook niet in nabijheid van andere voorzieningen met een hindercontour.

Bleijenbeek 15
Dit betreft de locatie van een voormalig agrarisch bedrijf met bedrijfswoning, waar twee nieuwe vrijstaande burgerwoningen worden gerealiseerd. Recht tegenover dit deelgebied bevindt zich een gemengd bedrijf (veehouderij & akkerbouw) op de locatie Bleijenbeek 13A. In overleg met de eigenaren van dit agrarisch bedrijf is er voor gezorgd dat de minimum afstand tussen het agrarisch bouwvlak en het bouwvlak voor de nieuwe woningen 50 m bedraagt. Ook ten opzichte van het agrarische bedrijf op de locatie Bleijenbeek 15A wordt voldaan aan deze afstand. De 50 m contouren rondom de agrarische bouwvlakken van beide bedrijven zijn terug te zien op navolgende afbeelding in de vorm van een witte stippellijn. Daarmee wordt aan de benodigde richtafstand van 30 m voor het maatgeven aspect geluid van woningen ten opzichte van akkerbouw-/ tuinbouwbedrijven voldaan.

Voor de bespreking van de geurbelasting van beide bedrijven op dit deelgebied wordt verwezen naar paragraaf 5.6 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0033.png"

Ten zuiden van Bleijenbeek 15
Dit betreft landbouwgrond, waar vijf nieuwe vrijstaande burgerwoningen worden gerealiseerd. Ten noordoosten van dit deelgebied bevindt zich een gemengd bedrijf (veehouderij & akkerbouw) op het adres Bleijenbeek 15A. In overleg met de eigenaren van dit agrarisch bedrijf is er voor gezorgd dat de minimum afstand tussen het agrarisch bouwvlak en het bouwvlak voor de nieuwe woningen 50 m bedraagt. De 50 m contour rondom het agrarisch bouwvlak van dit bedrijf is terug te zien op navolgende afbeelding in de vorm van een witte stippellijn. Daarmee wordt aan de benodigde richtafstand van 30 m voor het maatgeven aspect geluid van woningen ten opzichte van akkerbouw-/tuinbouwbedrijven voldaan. Voor de bespreking van het aspect geur wordt verwezen naar paragraaf 5.6 van deze toelichting.

Voor de bespreking van de geurbelasting van omliggende agrarische bedrijven op dit deelgebied wordt verwezen naar paragraaf 5.6 van deze toelichting.

Ook de bestaande golfbaan ligt in de nabijheid van dit deelgebied. Golfbanen kennen een richtafstand van 10 m voor het maatgevende aspect geluid. De nieuwe woonpercelen liggen op 15 m of meer van de golfbaan. Daarmee wordt aan de benodigde richtafstand voldaan.

De Boshof
Dit betreft landbouwgrond, waar één nieuwe vrijstaande burgerwoning wordt gerealiseerd. In de directe omgeving van dit deelgebied zijn geen bedrijven en andere niet-woonfuncties gelegen.

Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Regelgeving

De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde). Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen.
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking is getreden nadat de EU in april 2009 derogatie heeft verleend.

Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de bovengenoemde criteria wordt voldaan, kan het project zonder toetsing aan de gestelde grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden. De zones worden afgemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

5.5.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In de regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorliggend initiatief heeft betrekking op de realisatie van maximaal 8 wooneenheden (worst-case) en 35 lodges en valt qua woningbouw dus ruimschoots binnen de NIBM-regeling.

Voor de volledigheid is een berekening uitgevoerd met de NIBM-tool (d.d. 23 april 2022), uitgaande van de extra voertuigbewegingen ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, zoals bepaald in subparagraaf 5.1.1:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0034.png"

Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool, GCN en GDN)
In het kader van artikel 5.16 Wm zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald ter plaatse van het plangebied. Op de grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2025 bepaald.

Uit deze kaarten blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden van 40 µg/m3 (voor NO2 en PM10) en 25 µg/m3 (voor PM2,5) niet worden overschreden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.

De daggemiddelde norm van 50 µg/m³ voor PM10 mag maximaal 35 dagen per jaar overschreden worden en is voor PM10 belangrijker dan de jaargemiddelde norm van 40 µg/m3. De daggemiddelde norm komt overeen met ongeveer 32 µg/m3 jaargemiddeld (Bron: www.infomil.nl). Met een waarde onder de 14 µg/m³ wordt bij de nieuwe woningen, ook voor deze daggemiddelde norm voor PM10, ruimschoots aan deze lagere norm voldaan. Dit wordt bevestigd door de resultaten uit de NSL-monitoringstool waarbij ter hoogte van de toetspunten langs de N271 (de meest nabij gelegen gemonitorde weg) voor 2020 wat betreft het aantal overschrijdingsdagen voor PM10 ook sprake is van minder dan 35 overschrijdingsdagen.

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.6 Geur

5.6.1 Regelgeving

Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie navolgende tabel:

Concentratiegebied Niet-concentratiegebied
Binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv maximaal 3 ouE/m³ maximaal 2 ouE/m³
andere diercategorieën minimaal 100 m t.o.v. geurgevoelig object minimaal 100 m t.o.v. geurgevoelig object
Buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv maximaal 14 ouE/m³ maximaal 8 ouE/m³
andere diercategorieën minimaal 50 m t.o.v. geurgevoelig object minimaal 50 m t.o.v. geurgevoelig object

Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. De gemeente Bergen beschikt over een dergelijke verordening in de vorm van de Verordening geurhinder en veehouderij 2007.

Regeling geurhinder en veehouderij In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit milieubeheer
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

5.6.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Voor de nieuwe woningen tegenover de bestaande veehouderijen op de adressen Bleijenbeek 13A en Bleijenbeek 15 is een geuronderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 9 bij de toelichting gevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van het hoogst belaste punt op de rand van een bouwvlak binnen het plangebied:

  • ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de afstandseis van 50 m;
  • de voorgrondbelasting op zijn hoogst 7,2 OUE /m³ bedraagt, waarbij geen rekening is gehouden met de voorwaardelijke verplichtingen in de regels;
  • de achtergrondbelasting op zijn hoogst 3,81 OUE/m³ bedraagt.

Omdat veehouderijen ver genoeg van het plangebied zijn gelegen kan worden gesteld dat ten aanzien van afstanden sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied.

De hoogst berekende voorgrondbelasting binnen het plangebied bedraagt 7,2 OUE/m³. Deze waarde voor de voorgrondbelasting komt overeen met een ‘matig’ woon- en leefklimaat. In subparagraaf 3.3.1 van het onderzoek is toegelicht dat de geurnorm voor geurgevoelige objecten binnen het plangebied 14,0 OUE/m³ bedraagt. Aan deze geurnorm (die overeenkomt met een ‘slecht’ woon- en leefklimaat) wordt voldaan.

De achtergrondbelasting van maximaal 3,81 OUE/m³ komt overeen met een ‘goed’ woon- en leefklimaat.

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Regelgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico's langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van Gasunie zijn het meest relevant.

Het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

5.7.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Op navolgende afbeelding is een uitsnede weergegeven van de provinciale risicokaart. Hierop is informatie weergegeven ten aanzien van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, transportroutes en buisleidingen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0035.png"

Uitsnede provinciale risicokaart met globale begrenzing plangebied (blauwe omkadering)

Inrichtingen c.q. bedrijven
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen relevante risicovolle inrichtingen of bedrijven aanwezig. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een inrichting.

De meest nabijgelegen inrichting aan de westzijde is een propaantank bij camping Roland aan de Rimpelt 33 met een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 10 m. Deze contour ligt ruimschoots buiten het plangebied.

De meest nabijgelegen inrichting aan de oostzijde bestaat uit twee propaantanks bij het Institut de Sélection Animale aan de Horsterbeekweg 5 met ieder een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 25 m. Deze contouren liggen ruimschoots buiten het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Het plangebied is niet gelegen in de directe nabijheid van aardgastransportleidingen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een buisleiding.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen.

Het beoogde plan voorziet ook zelf niet in het mogelijk maken van nieuwe bronnen met externe veiligheidsrisico's.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.8 Waterhuishouding

5.8.1 Regelgeving

Het plangebied ligt in het stroomgebied van waterschap Limburg (voormalig waterschap Peel en Maasvallei). Waterschap Roer en Overmaas en waterschap Peel en Maasvallei hebben samen het Waterbeheerplan 2016 – 2021 opgesteld. Zo konden zij, vooruitlopend op de fusie in 2017, alvast invulling geven aan het gezamenlijke waterbeheer. Het Waterbeheerplan zet de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg. Het beschrijft:

  • hoe het waterschap het watersysteem en de waterkeringen op orde wil brengen;
  • voor welke thema’s het waterschap aan de lat staat en haar strategie daarvoor;
  • welke maatregelen het waterschap gaat uitvoeren, wie haar partners daarin zijn en hoe zij dit monitort en bijstuurt.

Het beleid voor hemelwater afkomstig van nieuwbouw in Bergen is als volgt: hemelwater afkomstig van daken en verhardingen moet conform de watertoets op particulier terrein in de bodem worden geïnfiltreerd of - indien niet mogelijk - worden gebufferd en vertraagd worden afgevoerd naar een hemelwaterriool of oppervlaktewater.

Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn:

  • er moeten maatregelen worden getroffen om vervuiling van hemelwater te voorkomen (geen toepassing van uitlogende bouwmaterialen);
  • afvoer en infiltratie gebeurt bij voorkeur bovengronds;
  • indien mogelijk worden de voorzieningen op particulier terrein gedimensioneerd op de verwerking van een bui van T=2 en met een berging van 20 mm;
  • de voorzieningen binnen het hele plangebied worden gedimensioneerd op een bui van T=10 met een berging van 35 mm;
  • de risico’s van een bui T=100 moeten in beeld worden gebracht en indien nodig moeten er aanvullende maatregelen worden getroffen;
  • als het echt niet mogelijk is om de volledige voorzieningen binnen het plangebied te realiseren, kan het college van Burgemeester en Wethouders hier ontheffing voor verlenen, wel moet de initiatiefnemer meebetalen aan compenserende voorzieningen buiten het plangebied.

Voor situaties waarbij (via de infiltratievoorziening) direct of indirect wordt afgevoerd naar oppervlaktewater gelden naast de gemeentelijke uitgangspunten ook de op dat moment geldende eisen en uitgangspunten van het waterschap.

5.8.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Veiligheid
In (of in de directe nabijheid van) het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Grondwater
Zoals het geldende bestemmingsplan en de Omgevingsverordening Limburg aantonen, ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied. De grondwaterstand bevindt zich volgens het Dinoloket, ter hoogte van de 7 nieuwe woningen aan de westzijde van het noord-zuid gerichte deel van de straat Bleijenbeek, op circa 0,9 - 1,6 m onder het maaiveld.

Oppervlaktewater
Dwars over het landgoed loopt de Eckeltsebeek, bestaande uit een hoogwatergeul en een meanderzone. Deze primaire watergang is in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Water' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0036.png"

Uitsnede legger wateren ter hoogte van plangebied

Als zuidelijke aftakking van de Eckeltsebeek loopt de Bleyenbeeklossing in zuidelijke richting over het landgoed. Ook deze primaire watergang is in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Water' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering'.

Aan de noordzijde van het golfcomplex is er een aftakking van de Eckeltsebeek in noordelijke richting. Deze primaire watergang heet de Lakeyse Leigraaf. Ook deze primaire watergang is in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Water' en de dubbelbestemming 'Waterstaat -Beschermingszone waterkering'.

Langs het noord-zuid gerichte deel van de straat Bleijenbeek wil de initiatiefnemer de bestaande watergang deels naar de andere zijde (=oostzijde) van de straat verplaatsen, zodat er minder overkluizingen nodig zijn voor de nieuwe woonpercelen die voorzien zijn. Dit is op de verbeelding al doorgevoerd.

Hemelwater
Op alle ontwikkelvelden in dit bestemmingsplan waar extra bebouwing wordt opgericht, moet er voor gezorgd worden dat dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden. De aanleg van een waterhuishoudkundige voorziening moet op eigen terrein plaatsvinden en in stand worden gehouden. Dit is gewaarborgd in sublid 20.2.4 van de regels.

Navolgend worden alle ontwikkelvelden kort besproken:

  • Bleijenbeek 6A - 8: hier vindt functieverandering plaats van bestaande bebouwing. Er wordt geen extra bebouwing opgericht. Er hoeft ter plaatse niet te worden voorzien in extra waterberging.
  • Bleijenbeek 10: hier vindt functieverandering plaats van bestaande bebouwing. Er wordt geen extra bebouwing opgericht. Er hoeft ter plaatse niet te worden voorzien in extra waterberging.
  • Bleijenbeek 12: hier vindt functieverandering plaats van bestaande bebouwing. Er wordt geen extra bebouwing opgericht. Er hoeft ter plaatse niet te worden voorzien in extra waterberging.
  • Bleijenbeek 15: hier wordt een bestaand agrarisch bedrijf met bedrijfswoning gesaneerd en worden twee burgerwoningen met bijgebouwen teruggebouwd. Per saldo zal het verhard oppervlak ter plaatse afnemen. Er hoeft ter plaatse niet te worden voorzien in extra waterberging.
  • Ten zuiden van Bleijenbeek 15: hier worden vijf bouwkavels voor evenzoveel vrijstaande woningen met bijgebouwen gerealiseerd. Elke kavel zal zelfvoorzienend moeten zijn qua waterberging. Dit betekent dat op eigen terrein in extra ruimte voor waterberging zal moeten worden voorzien. De exacte grootte van de voorziening hangt af van de oppervlakte die bebouwd gaat worden. Gezien de forse grootte van de kavels is hier ruimte genoeg voor op eigen terrein. Daarnaast wordt de waterafvoer van het dak van de nieuwe bebouwing afgekoppeld. Overigens blijkt uit de kaart 'bodemdoorlaatbaarheid' van Waterschap Limburg dat de gronden in het deelgebied, gezien de k-waarde (maat voor bodemdoorlaatbaarheid in m/dag), erg geschikt zijn voor infiltratie.
  • ‘De Boshof’: hier wordt één bouwkavel voor één vrijstaande woning gerealiseerd. Deze kavel zal zelfvoorzienend moeten zijn qua waterberging. Dit betekent dat op eigen terrein in extra ruimte voor waterberging zal moeten worden voorzien. De exacte grootte van de voorziening hangt af van de oppervlakte die bebouwd gaat worden. Gezien de forse grootte van deze kavel is hier ruimte genoeg voor op eigen terrein. Daarnaast wordt de waterafvoer van het dak van de nieuwe bebouwing afgekoppeld. Uit de kaart 'bodemdoorlaatbaarheid' van Waterschap Limburg blijkt overigens dat de gronden in het deelgebied, gezien de k-waarde, minder geschikt zijn voor infiltratie. Er zou dus eigenlijk een buffervoorziening moeten worden gerealiseerd. Er is echter vlakbij geen oppervlaktewater, waarheen het hemelwater vertraagd kan worden afgevoerd. Daarom zal er toch gebruik gemaakt moeten worden van een waterberging in de vorm van bijvoorbeeld een zaksloot.
  • Bleijenbeek 17: hier worden alle gebouwen bij een voormalig agrarisch bedrijf gesloopt. Daarmee verdwijnt ter plaatse alle verharding en treedt hydrologisch gezien ter plaatse een verbetering op.
  • Bleijenbeek 14: hier worden maximaal 35 recreatieve lodges en een greenkeepersloods van maximaal 400 m² toegevoegd. De waterafvoer van het dak van alle nieuwe bebouwing wordt afgekoppeld. Ter compensatie van deze extra bebouwing wordt nieuw oppervlaktewater gegraven, dat in verbinding zal staan met de bestaande waterplas ten zuidwesten van het golfpaviljoen. Door het doortrekken van de waterpartij wordt ook het ten oosten liggende agrarische terrein bij het landgoed betrokken.
  • Bleijenbeek 13A en 15A: hier wordt een containerveld gerealiseerd. Dit betekent dat ter plaatse van dit nieuwe veld geen hemelwater meer kan infiltreren in de bodem en er compenserende maatregelen zullen moeten plaatsvinden. Inmiddels zijn er, tegelijkertijd met het aanleggen van het containerveld, al nieuwe sloten gegraven en is er een waterbekken aangelegd. Overigens blijkt uit de kaart 'bodemdoorlaatbaarheid' van Waterschap Limburg dat de gronden in het deelgebied, gezien de k-waarde, erg geschikt zijn voor infiltratie.

Uitlogende materialen
Bij de bouw van het gebouw wordt het gebruik van uitlogende materialen als zink, koper en lood voorkomen.

Afvalwater
Het plan is op dit moment om met IBA's, individuele behandeling van afvalwater, te gaan werken voor de nieuwe woningen en de lodges. Er wordt echter ook nog bekeken of een aansluiting op het persriool onder de weg tussen Afferden en Siebengewald een optie is. Dit wordt in een later stadium van de planvorming (in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen) nader uitgewerkt.

Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.9 Ecologie

5.9.1 Regelgeving

Soortenbescherming
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien moet voor de start van die werkzaamheden ontheffing worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan moet duidelijk zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.

Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.

  1. 1. Het beschermingsregime Vogelrichtlijn (Vrl), dat van toepassing is op van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vrl. Met betrekking tot deze vogelsoorten geldt dat het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden is vogels opzettelijk te storen, behalve als de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de Vrl zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
  2. 2. Het beschermingsregime Habitatrichtlijn (Hrl), dat van toepassing is op soorten van bijlage IV bij de Hrl, bijlage I en II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn. Met betrekking tot deze soorten is het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden dieren opzettelijk te verstoren. Ontheffing wordt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling alleen verleend indien:
    1. a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
    2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, en
    3. c. sprake is van één van de volgende (bij ruimtelijke ontwikkeling relevante) belangen:
      • de bescherming van wilde flora en fauna of natuurlijke habitats, of
      • de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
  3. 3. Het beschermingsregime Andere Soorten, dat van toepassing is op soorten van de bijlage behorende bij artikel 3.10 van de Wnb. Ontheffing is alleen mogelijk indien:
    1. a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
    2. b. indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.

De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).

Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook moet gelet worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Gebiedsbescherming
De Wnb ziet toe op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' moet worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag.

5.9.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Er is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd voor de ontwikkelvelden in het plangebied; het gaat om die gebieden, waar functieverandering, nieuwbouw en/of sloop plaatsvindt. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 10 bij deze toelichting gevoegd.

Soortenbescherming
Er moet aanvullend onderzoek uitgevoerd worden naar de volgende soorten of soortgroepen: vleermuizen, huismussen, boerenzwaluw en kerkuil. Het plangebied is mogelijk geschikt leefgebied voor soorten die niet beschermd zijn (behoudens de algemene zorgplicht) en/of waarvoor een vrijstelling geldt. Voor broedvogels geldt dat de nesten van alle soorten beschermd zijn tijdens het broedseizoen (indicatief 15 maart – 15 juli).

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0037.png"

In navolgende tabel een overzicht van de benodigde aanvullende onderzoeken per ontwikkelveld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0038.png"

Gebiedsbescherming
De ontwikkelvelden maken geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het ontwikkelveld 'De Boshof' is gelegen binnen de bronsgroene landschapszone. Vanwege externe werking bij Natura 2000-gebied 'Maasduinen' is tevens bekeken wat de effecten zijn van deze woning op het natuurgebied:

Versnippering 'De Boshof' is gelegen op agrarische gronden, net buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Van invloed op versnippering op het natuurgebied is geen sprake.
Verontreiniging 'De Boshof' betreft een onverdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodem- en/of asbestverontreiniging. Het betreft onbebouwde grond die nu gebruikt wordt voor akkerbouw, ondermeer voor de voedselproductie. In tegenstelling tot industrie, tankstations en garages, zal dit solitaire woonperceel niet resulteren in de grootschalige uitstoot van schadelijke stoffen zoals bestrijdingsmiddelen, zware metalen, cyaniden, aromatische koolwaterstoffen en gechloreerde koolwaterstoffen.
Verdroging Het woonperceel zal zelfvoorzienend moeten zijn qua waterberging. Dit betekent dat op eigen terrein in extra ruimte voor waterberging zal moeten worden voorzien. De exacte grootte van de voorziening hangt af van de oppervlakte die bebouwd gaat worden. Gezien de forse grootte van deze kavel is er ruimte genoeg voor een zaksloot op eigen terrein. Daarnaast wordt de waterafvoer van het dak van de nieuwe bebouwing afgekoppeld, waarmee verdrogingseffecten worden voorkomen.
Stilte Het Natura 2000-gebied is in de Omgevingsverordening Limburg 2014 aangewezen als stiltegebied. Dit geldt niet voor het nieuwe woonperceel zelf. Ten gevolge van de beoogde realisatie van één woning zal in en rond de woning een zeer beperkte
toename van geluid en voertuigbewegingen ontstaan. In subparagraaf 4.2.2 is getoetst aan de regels voor stiltegebieden uit de provinciale Omgevingsverordening. Hieruit blijkt dat aan de regels uit de verordening voldaan wordt.

Los hiervan is natuurlijk niet uit te sluiten dat er vanuit de te realiseren woning geluid wordt gegenereerd, maar de geluiden vanuit deze woning zullen niet van dermate verstorende aard zijn, dat afbreuk gedaan wordt aan het Natura 2000-gebied. Er zal geen sprake zijn van een significante aantasting van de mate van stilte.
Donkerte Ten opzichte van de huidige situatie zal er in de beoogde situatie op het woonperceel een beperkte toename van de hoeveelheid licht plaatsvinden. De lichtsituatie ter plaatse van de woning wordt echter vooral bepaald door de toekomstige bewoners zelf. Om lichtuitstraling naar het Natura 2000-gebied zoveel mogelijk te voorkomen, blijft de toegangsweg naar het perceel (net als in de bestaande situatie) onverlicht en door het toepassen van een robuuste landschappelijke inpassing in de vorm van een houtsingel met struweel en boomvormers aan de noordzijde (=zijde Natura 2000-gebied) wordt lichtuitstraling ter plaatse zoveel mogelijk voorkomen.
Trilling In tegenstelling tot industrie, tankstations en garages, zal dit solitaire woonperceel niet resulteren in de grootschalige trillingen. In het kader van het bouwen van de woning zal bovendien gebruik gemaakt worden van een trillingsarme funderingstechniek.
Optische verstoring Door de robuuste landschappelijke inpassing in de vorm van een houtsingel met struweel en boomvormers aan de noordzijde (=zijde Natura 2000-gebied) is er geen sprake van optische verstoring van het Natura 2000-gebied.
Mechanische effecten Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen et cetera die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. 'De Boshof' betreft een rustig woonperceel, waardoor er geen invloeden van mechanische effecten op het Natura 2000-gebied zijn.

Voor de ontwikkelvelden ‘De Boshof’ en Bleijenbeek 15 (inclusief de 5 woningen ten zuiden daarvan) geldt dat de stikstofbelasting inzichtelijk gemaakt moet worden. Dit kan middels een AERIUS-berekening. Voor ontwikkelveld ‘Bleijenbeek 14’ geldt eveneens dat een AERIUS-berekening uitgevoerd moet worden. Er is daarom integraal, voor alle ontwikkelingen in het plangebied samen, een gecombineerd depositieonderzoek voor de aanleg- en de gebruiksfase is uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 11 bij de toelichting gevoegd:

Uit het situatieresultaat van de beoogde situatie (aanlegfase + gebruiksfase) blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten hoogste 36,33 mol N/ha/jaar is (ter plaatse van het Natura 2000-gebied ‘Maasduinen’).

Uit het situatieresultaat van de referentiesituatie blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten hoogste 58,37 mol N/ha/jaar is (ter plaatse van het Natura 2000-gebied ‘Maasduinen’).

Uit de verschilberekening blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol N/ha/jaar. Ten opzichte van de referentiesituatie is er dus geen sprake van een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Het aspect stikstofdepositie vormt dus geen belemmering voor het plan.

Voor het ontwikkelveld binnen de bronsgroene landschapszone (= deelgebied De Boshof) geldt dat er een landschappelijk inpassingsplan opgesteld dient te worden om te waarborgen dat er geen sprake is van aantasting van de gebieden wegens de beoogde ruimtelijke ingreep. Voor de landschappelijke inpassing ter hoogte van dit ontwikkelveld wordt verwezen naar lid 21.2 in combinatie met bijlage 8 bij de regels (=voorwaardelijke verplichting).

Uitvoerbaarheid
De beoogde ruimtelijke ingreep leidt mogelijk tot overtreding van verbodsbepalingen omtrent houtopstanden in het kader van de Wet natuurbescherming. Indien er sprake is van kap van houtopstanden dient er een melding in het kader van de Wet natuurbescherming gedaan te worden en geldt er een herplantingsplicht. Om negatieve effecten omtrent de Bronsgroene landschapszone uit te sluiten dient vooraf een landschappelijk inpassingsplan opgesteld te worden. Er dienen enkele algemene maatregelen worden getroffen ten aanzien van de algemene zorgplicht, foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels:

  • Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (algemene zorgplicht):
  • Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige;
  • Eventueel aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) voorafgaand aan de werkzaamheden gefaseerd verwijderen. Dit om grondgebonden dieren de kans te bieden zelfstandig het plangebied te verlaten;
  • Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden;
  • Het plangebied tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes). Mocht verlichting noodzakelijk zijn hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel);
  • Mogelijke overwinteringslocaties van algemene amfibieën (vorstvrije structuren als stenenstapels, houtwallen, dichte struwelen etc.) dienen verwijderd of ongeschikt gemaakt te worden buiten de overwinteringsperiode oktober – april;
  • Voor rugstreeppad dient het terrein dat gelegen is aan ‘De Boshof’ en het terrein aan de Bleijenbeek 15 gedurende de ontwikkeling van de woningen ongeschikt gehouden te worden (bijv. aanbrengen puinbed, voorkomen ontstaan puinhopen, egaliseren terrein e.d.) en/of ontoegankelijk gemaakt te worden voor de soort gedurende de bouwwerkzaamheden. Het ontoegankelijk maken dient bij voorkeur voor de migratie- en voortplantingsperiode plaats te vinden. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 cm hoog en minimaal 10 cm ingegraven in de grond. De voorzieningen die getroffen zijn om het gebied ontoegankelijk te maken moeten zodanig geplaatst en beheerd worden dat ze hun functie ten allen tijden kunnen vervullen. Zie voor meer instructies bijlage 4 van de quickscan;
  • De (kap)werkzaamheden opstarten of uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (indicatief medio maart t/m medio juli). Als dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties van algemene broedvogels ruim voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt of ontoegankelijk gemaakt te worden. E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Als werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd die mogelijk resulteren in het wegnemen of verstoren van broedgevallen dient voor aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn;
  • Bij het doortrekken van de waterplas ter hoogte van Bleijenbeek 14 dient de Algemene Zorgplicht in acht genomen te worden. Bij het doortrekken van de waterplas dient mogelijke sterfte van vissen en amfibieën voorkomen te worden. Dit kan middels het plaatsen van damwandplaten waar de waterplas doorgetrokken wordt. Daarna dient eerst de nieuwe waterplas uitgegraven te worden. Als laatst kunnen de damwandplaten verwijderd te worden om verbinding met de bestaande waterplas te realiseren;
  • De werkzaamheden aan De Boshof en ter hoogte van Bleijenbeek 15 dienen buiten het broedseizoen c.q. maart t/m juli uitgevoerd te worden.

Voorafgaand aan de werkzaamheden moet met aanvullend onderzoek worden vastgesteld of de te slopen bebouwing een relevante functie heeft voor huismus, boerenzwaluw, gebouwbewonende vleermuizen en kerkuil (soortenbescherming). Indien er sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming kan bevoegd gezag onder voorwaarden een ontheffing verlenen. De voorwaarden betreffen: er is geen andere bevredigende oplossing, er is sprake van een wettelijk belang (bij vleermuizen: er is sprake van een reden van sociale of economische aard, bij huismus, boerenzwaluw en kerkuil: er zijn belangen vanuit volksgezondheid -klimaatsverandering- aan te voeren) en er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (een robuust en ruim maatregelenpakket van tijdelijke en permanente voorzieningen wordt hiertoe voorgesteld en uitgevoerd). Wegens het voorgaande onderzoek is er geen reden om aan te nemen dat eventueel benodigde ontheffingen, mits de juiste maatregelen worden getroffen, er sprake is van een gedegen alternatievenafweging en een wettelijk belang kan worden aangevoerd, niet verkregen zouden kunnen worden.

Het aspect 'ecologie' vormt, mits uit de aanvullende onderzoeken geen zaken naar voren komen danwel nadat er ontheffing wordt verleend en er rekening wordt gehouden met voornoemde algemene maatregelen, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.10 Archeologie & Cultuurhistorie

5.10.1 Regelgeving

In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting van een ruimtelijk plan ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is de Monumentenwet 1988 opgesplitst. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 met betrekking tot de fysieke leefomgeving, worden opgenomen in de Omgevingswet. Waaronder de aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed - beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen - en de omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving. Hierbij wordt als vuistregel gehanteerd: omgang met het erfgoed in de Omgevingswet, duiding van het erfgoed in de Erfgoedwet.

Voor de onderdelen die in de Omgevingswet zullen worden opgenomen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de tussengelegen periode. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 die naar de Omgevingswet over zullen gaan, blijven van kracht tot de Omgevingswet in werking treedt.

Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening moet worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen.

5.10.2 Doorvertaling bestemmingsplan

Archeologie
In de 'Nota archeologiebeleid Bergen' zijn de beleidsuitgangspunten en de achtergronden van het gemeentelijk archeologiebeleid beschreven. In hoofdlijnen komt het beleid erop neer dat bij ruimtelijke initiatieven die leiden tot bodemverstoring archeologisch onderzoek noodzakelijk is, in gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en in gebieden met bekende archeologische resten, de zogenaamde archeologische terreinen.

Conform de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn er op verschillende plekken in het plangebied hoge archeologische waarden, vooral rondom de kasteelruïne en ten zuidoosten van Bleijenbeek 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0039.png"

In het tot op heden geldende bestemmingsplan was het plangebied nog niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Dit is met onderhavig bestemmingsplan, in aansluiting op het omliggende bestemmingsplan voor het buitengebied, wel doorgevoerd in de regels en op de verbeelding:

  • Categorie 1: wettelijk beschermd archeologisch monument;
    Geen bodemverstorende activiteiten toegestaan, tenzij een vergunningverlening vooraf van de minister van OCW. Bij gemeentelijke monumenten: vergunningaanvraag bij de gemeente;
  • Categorie 2: gebieden van zeer hoge archeologisch waarde;
    Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 100 m;
  • Categorie 3: gebieden van hoge archeologisch waarde;
    Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m;
  • Categorie 4: gebieden van hoge archeologisch verwachting;
    Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m;
  • Categorie 5: gebieden van middelhoge archeologisch verwachting en naoorlogse woonwijken en industrieterreinen met hoge verwachting;
    Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m;
  • Categorie 6: gebieden van lage archeologisch verwachting;
    Geen onderzoeksplicht;
  • Categorie 7: gebieden zonder een archeologisch verwachting of archeologisch vrijgegeven;
    Geen onderzoeksplicht.

De ontwikkelvelden in het plangebied waar nieuwe bebouwing wordt opgericht zijn gelegen binnen verschillende categorieën. Navolgend worden de relevante ontwikkelvelden besproken:

Bleijenbeek 15
Dit deelgebied valt binnen categorie 6. Dat betreft zones met een lage archeologische verwachting. Er geldt ter plaatse geen onderzoeksplicht.

Ten zuiden van Bleijenbeek 15
Dit deelgebied valt binnen categorie 6. Dat betreft zones met een lage archeologische verwachting. Er geldt ter plaatse geen onderzoeksplicht.

Een uitzondering op deze vrijstelling vormt het cirkelvormige gebied aan de oostzijde van het noord-zuid gerichte deel van de weg Bleijenbeek die valt binnen categorie 4. Mocht de watergang verplaatst worden dan zal de vrijgestelde oppervlakte van 250 m² naar verwachting overschreden worden, en zal er te zijner tijd een archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden. Ter waarborging van de archeologische waarden blijft de archeologische dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan daarom vooralsnog gehandhaafd.

'De Boshof'
Dit deelgebied valt binnen categorie 5. Dat betreft zones met een middelhoge archeologische verwachting. Er geldt ter plaatse geen onderzoeksplicht tot een verstoringsoppervlakte van 2.500 m². Omdat ter plaatse slechts één woning wordt gerealiseerd, kan met zekerheid gesteld worden dat deze oppervlakte niet zal worden overschreden.

Bleijenbeek 14
Dit deelgebied valt voor een klein deel (aan de noordzijde) binnen categorie 6, waar een lage archeologische verwachting geldt. Het grootste gedeelte valt echter binnen categorie 4, waar een hoge archeologisch verwachting geldt. Ter plaatse geldt een onderzoeksplicht vanaf 250 m². Alleen al vanwege de aanleg van de greenkeepersloods wordt deze oppervlakte overschreden. Daarnaast worden hier ook nog maximaal 35 lodges en een waterpartij gerealiseerd. Daarom is er een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd in het deelgebied. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage 12 bij de toelichting gevoegd.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een landgoed is met een lange geschiedenis, waarvan al meerdere sporen zijn gevonden. Door de ligging rond een beek in een gebied met een natuurlijk hoge ligging is het plangebied altijd een gunstige woonplaats geweest. Zodoende is er een hoge verwachting op archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met de IJzertijd, en de Vroege Middeleeuwen. Deze verwachting wordt bevestigd door onderzoeken binnen en net buiten de omgeving, die vondsten uit het Mesolithicum, de Bronstijd en de IJzertijd rapporteren. De resten uit deze perioden kunnen overal in het plangebied voorkomen, behalve in het gedeelte wat in het onderzoek van Quak en Weerheijm (2010) een lage verwachting heeft gekregen. Dit gedeelte ligt in het noordoosten van het plangebied.

Voor de Romeinse Tijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd geldt een zeer hoge verwachting. In het plangebied zijn zeer veel resten uit deze perioden gevonden. Het AMK-terrein met nummer 11188 is een Romeinse nederzetting. Het is goed mogelijk dat ook buiten dit aangewezen terrein resten uit de Romeinse Tijd aanwezig kunnen zijn. In de Late Middeleeuwen is het kasteel Bleijenbeek gebouwd.

Tevens is bekend dat er in deze tijd meerdere bijgebouwen en boerderijen in het plangebied stonden. Het kasteel heeft tot in de Nieuwe Tijd een belangrijke rol gespeeld in het plangebied, dus er kunnen ook resten uit deze periode verwacht worden. Resten uit de Romeinse Tijd worden voornamelijk verwacht op het AMK-terrein, maar erbuiten kunnen ook sporen uit deze tijd aangetroffen worden. Sporen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd zullen geconcentreerd zijn rond het kasteel en de historische boerderijen, maar ook hier geldt dat sporen op andere plaatsen zeker niet uitgesloten zijn.

Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied ter plaatse van terrasafzettingen ligt. Deze terrasafzettingen zijn archeologische gezien nog als intact te beschouwen, aangezien verspreid in het plangebied sprake is van intacte Bw- en Cg-horizonten vanaf een diepte van 25 – 55 cm -Mv (14,8 – 14,5 m +NAP). Lokaal zijn deze bodemhorizonten weliswaar afgetopt, maar dit is niet tot een zodanig grote diepte gebeurd dat sprake is van een verstoring van het archeologisch relevante niveau. Er kunnen immers nog steeds grondsporen worden aangetroffen die zijn ingegraven tot in de C-horizont van de terrasafzettingen. Daarmee is de hoge tot zeer hoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten te handhaven in het plangebied.

Selectieadvies
Gezien de hoge tot zeer hoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten, adviseert Transect om voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden in het plangebied een karterend en waarderend archeologisch onderzoek uit te voeren. Gezien de verwachting op het aantreffen van hoofdzakelijk grondsporen en het open karakter van het plangebied, adviseert Transect om dit onderzoek uit te voeren in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P), zodat de aanwezigheid en aard van eventuele vindplaatsen kan worden vastgesteld. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd volgens een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Op basis van dit selectieadvies heeft de gemeente, conform het advies, een selectiebesluit genomen.

Totdat het aanvullende onderzoek is uitgevoerd blijft de archeologische dubbelbestemming op deze locatie gehandhaafd ter waarborging van de mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Cultuurhistorie Uit de kaart 'Landschappelijke elementen - elementen met cultuurhistorische waarde' (zie ook bijlage 4 en bijlage 7 bij de regels) blijkt dat er verschillende cultuurhistorische aarden voorkomen in het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0893.BP22004LB2022BLE-VA01_0040.png"

Uitsnede kaart 'Landschappelijke elementen - elementen met cultuurhistorische waarde'

De volgende cultuurhistorisch relevante elementen zijn in het plangebied gelegen:

# Type Omschrijving
C007 Oude akker Nog grotendeels akker: 3,87 ha
C009 Oude akker Onderdeel Landgoed Bleijenbeek: 20,91 ha
C014 Buitenplaats Ruïne kasteel Bleijenbeek, diverse doorgegroeide bomen: 2,87 ha. Dit betreft een gecombineerd archeologisch en bouwkundig monument. In de regels is in lid 22.1 en lid 22.2 een beschermende regeling opgenomen.
C033 Eenzijdige laan Zomereik: 882 m
E176 Solitaire boom Zomereik: 2 stuks
Niet op kaart Kapel Kleine kapel langs de doorgaande weg (direct ten noordoosten van de kasteelruïne) met monumentale status. In de regels is in lid 22.1 een beschermende regeling opgenomen.

Met onderhavig plan wordt geen afbreuk gedaan aan deze cultuurhistorische waarden, die in het plangebied gehandhaafd blijven. Ook ter plaatse van het ontwikkelveld 'De Boshof', aan de uiterste noordzijde van de grote oude akker, blijft de hoogte van het huidige maaiveld ter plaatse gehandhaafd. Aanvullend hierop kan nog gesteld worden, dat op basis van het geldende bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek' bijna de complete oude akker als golfterrein mocht worden ingericht. In de toekomstige situatie is dit niet langer het geval. Het is niet langer mogelijk om ten noorden van de doorgaande weg door het plangebied, uitgezonderd daar waar al een deel van het golfterrein is gelegen (ten oosten van het noord-zuid gerichte deel van de straat Bleijenbeek), het golfterrein uit te breiden. Dit alles maakt, samen met de landschappelijke versterking van het landgoed en het omgevingsvergunningstelsel, dat er een betere waarborg is voor het behoud van de bestaande cultuurhistorische elementen in het plangebied.

Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.11 Leidingen

5.11.1 Regelgeving

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgastransportleiding met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

5.11.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In (de directe omgeving) van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, aardgas, brandstof en/of hoogspanningsverbindingen gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones moeten worden opgenomen.

5.12 Vormvrije Mer-beoordeling

5.12.1 Regelgeving

In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven dat de drempelwaarden in onderdeel D (dit betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage indicatief zijn. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

5.12.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (activiteit D11.2). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aangesloten gebied van 2.000 woningen of meer omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Omdat in het plangebied sprake is van een vermindering van de agrarische bedrijfsactiviteiten (inclusief bijbehorende afname van de stikstofdepositie) en de nieuwe bebouwing in het plangebied slechts bestaat uit 6 woningen (8 nieuw minus 2 sloop) en maximaal 35 nieuwe recreatieve lodges (dit nog los van het feit dat op 5 locaties de mogelijkheid om een agrarisch bedrijf te vestigen wordt wegbestemd en er functieverandering naar wonen plaatsvindt), is er geen m.e.r.-beoordeling conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk. Gelet hierop, wordt geconcludeerd dat de drempelwaarden niet worden overschreden, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. De in dit hoofdstuk beschreven milieuaspecten voldoen niet alleen aan de onderzoeksverplichting van het Besluit ruimtelijke ordening, maar kunnen ook worden opgevat als de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daarbij wordt geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Ook buiten de wettelijke toetsing is niet gebleken van bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapport ten behoeve van de voorbereiding van dit plan is niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd moeten worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en andere (recente) bestemmingsplannen van de gemeente Bergen. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.

6.1.1 Inleidende regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.1.2 Opbouw bestemmingen

Bestemmingsomschrijving
Dit onderdeel bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Nadere eisen
In deze bepaling wordt opgenomen dat het bevoegd gezag ten aanzien van specifieke planonderdelen bevoegd is om nadere eisen te stellen.

Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

6.1.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat regels omtrent strijdig gebruik en een voorwaardelijke verplichting op de landschappelijke versterking van het landgoed te waarborgen.

Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de bouwregels gelden enkele bijzondere bepalingen die met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven, waaronder voor monumenten, archeologische monumenten en het Natuurnetwerk Nederland.

Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling zijn regels opgenomen ten aanzien van afwijkingsmogelijkheden die voor het hele plangebied gelden en die burgemeester en wethouders de benodigde flexibiliteit bieden ten aanzien van het bestemmingsplan.

Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene procedureregels
In deze bepaling is de procedure weergegeven die geldt bij het stellen van nadere eisen aan een omgevingsvergunning.

Overige regels
Deze bepaling bevat regels omtrent cultuurhistorische waarden, landschappelijke waarden en parkeren.

6.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

6.2 Bestemmingen

In het plangebied komen de volgende (dubbel)bestemmingen voor:

Artikel 3 Agrarisch met waarden
De agrarische gebieden direct aangrenzend aan het natuurgebied Maasduinen hebben landschappelijke waarden die beschermd moeten worden. De gronden binnen deze bestemming zijn dan ook bestemd voor behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Voor het overige is aangesloten op de bestemmingsregeling in de bestemming ‘Agrarisch’ uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018, eerste herziening'.

Bedrijfsgebouwen zijn alleen mogelijk binnen het bouwvlak. Tevens is binnen het bouwvlak één bedrijfswoning met bijgebouwen toegestaan. Binnen de bestemming zijn verschillende aanduidingen opgenomen voor afwijkende functies.

Voor de bestemming gelden verschillende afwijkingsregels. Het betreft de mogelijkheid voor het bouwen van sleufsilo’s buiten het bouwvlak. Daarnaast zijn afwijkingsregels opgenomen ten behoeve van het oprichten van woonunits voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers en ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische bebouwing voor tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers. Voorts kunnen na verlening van een omgevingsvergunning ook binnen deze bestemming voor het afwijken nevenactiviteiten in de zin van bedrijfsactiviteiten en recreatieve ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsbebouwing worden uitgeoefend.

Voor de in het artikel genoemde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig voor zover de gronden buiten het bouwvlak liggen. Ten slotte gelden voor de bestemming een aantal wijzigingsbevoegdheden, onder meer voor het vergroten of veranderen van het bouwvlak.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Voor de nutsvoorzieningen binnen het plangebied is een aparte bestemming opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 5 Groen
De landschappelijke inpassing rondom de nieuwe woonpercelen is voorzien van deze bestemming. De gronden binnen deze bestemming zijn ook bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Hiermee is het aanleggen van ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen binnen deze bestemming mogelijk.

Op of in deze gronden mogen alleen nutsvoorzieningen gebouwd c.q. aangelegd worden.

Artikel 6 Horeca
De horecabedrijven binnen het plangebied, in casu paviljoen Bleijenbeek, hebben een bestemming ‘Horeca’. Binnen de bestemming is op elke perceel alle horeca toegestaan met uitzondering van horeca in categorie 4. Dit betreffen horecabedrijven die hoofdzakelijk gericht zijn op het bieden van vermaak en ontspanning en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, zoals een discotheek/ dancing, nachtcafé en een zalencentrum. In de begripsbepaling ‘horecabedrijf’ is de categorieënindeling te vinden, waarbij is aangegeven welk type horeca in welke categorie valt.

Gebouwen mogen alleen gerealiseerd worden binnen het bouwvlak. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan.

Binnen de bestemming is ook het parkeren voorzien voor zowel de horecafunctie als de aangrenzende verblijfsrecreatieve functie.

Artikel 7 Natuur
De gronden met de natuurbestemming zijn bedoeld voor duurzame instandhouding van natuurgebieden, behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden, in samenhang met de waterhuishouding alsmede voor extensief recreatief medegebruik. Het betreft de gebieden die aangewezen zijn als Natura2000-gebied en het gebied rondom de kasteelruïne.

Het realiseren van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Binnen deze bestemming zijn terreinen voor verblijfsrecreatie gelegen, niet zijnde een camping. In dit geval gaat het om het deelgebied waar de lodges zijn voorzien. Het betreffen onder andere de terreinen met recreatiewoningen. Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1 tot een oppervlak van 30 m2 toegestaan. Het terrein voor de lodges is specifiek binnen deze bestemming aangeduid. Ook hier geldt dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd mogen worden.

Artikel 9 Sport - Golfterrein
Het golfcomplex binnen het plangebied is voorzien van deze bestemming. Daarnaast is de locatie van de greenkeepersloods specifiek aangeduid.

Gebouwen mogen alleen worden gerealiseerd binnen een bouwvlak.

Artikel 10 Tuin
De tuinen rondom de bestaande woningen in het plangebied zijn voorzien van deze bestemming om ter plaatse de bouwmogelijkheden te beperken. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 11 Verkeer
De wegenstructuur in het plangebied heeft een verkeersbestemming. Binnen de bestemming zijn tevens voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en geluidwerende voorzieningen toegestaan.

Artikel 12 Water
Watergangen en waterpartijen hebben een waterbestemming. Binnen de bestemming zijn tevens oevervoorzieningen, voorzieningen voor verkeer, groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik en nutsvoorzieningen toegestaan.

Artikel 13 Wonen
De burgerwoningen in het plangebied hebben een woonbestemming. Binnen de bestemmingsvlakken is geen bouwvlak op genomen. In de regels is bepaald dat per bestemmingsvlak één woning mogelijk is. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 800 m³, tenzij de bestaande inhoudsmaat groter is. Voor bijgebouwen is een aparte regeling opgenomen.

In de afwijkingsbepalingen zijn onder meer regels opgenomen voor het splitsing van woningen en voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen. Ook kan via een omgevingsvergunning voor het afwijken toestemming verleend worden voor het uitoefenen van recreatieve voorzieningen, ondergeschikte horeca of voor gebruik van bestaande bebouwing als recreatiewoning naast de woonfunctie. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ indien de gronden geen woonfunctie meer hebben.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 t/m Artikel 17 Waarde - Archeologie 5
Binnen het plangebied bevinden zich gronden met verschillende archeologische waarden. Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart zijn vier dubbelbestemmingen opgenomen om deze archeologische verwachtingen en bekende AMK-terreinen te beschermen. In de archeologische beleidskaart zijn ondergrenzen bepaald ten aanzien van archeologisch onderzoek. Deze ondergrenzen zijn in de verschillende dubbelbestemmingen overgenomen.

Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone waterkering
Teneinde de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken te beschermen is een beschermingszone opgenomen. Binnen deze zone is het bouwen van overige bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming alleen mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de beschermingszone van de waterkering en de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet zal verslechteren. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Kostenverhaal

7.1.1 Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander moet worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, moet een exploitatieplan worden opgesteld dat tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

7.1.2 Conclusie

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden eigendom van de initiatiefnemer. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Bergen en de initiatiefnemer af te sluiten overeenkomst, waarin het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Bergen komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Vooroverleg

Conform ex artikel 3.1.1. van het Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Dit vooroverleg vindt gelijktijdig plaats met de formele tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Er zijn geen vooroverlegreacties ingediend op het bestemmingsplan.

7.2.2 Ontwerpfase

Gelijktijdig met het vooroverleg start de formele bestemmingsplanprocedure. Eventuele aanpassingen die volgen uit de overlegreacties worden te zijner tijd verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. Indien nodig worden er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 26 januari 2023 tot en met woensdag 8 maart 2023 (gedurende 6 weken) ter visie gelegen.

In totaal zijn er twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn tijdig ontvangen en derhalve ontvankelijk. In de zienswijzennota (zie bijlage 13) zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

7.2.3 Vaststellingsfase

Na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Veehouderijlocaties Gemeente Bergen

Bijlage 2 Veehouderijlocaties gemeente Bergen

Bijlage 3 Ontwerpprincipes En Ruimtelijke Kwaliteit

Bijlage 3 Ontwerpprincipes en ruimtelijke kwaliteit

Bijlage 4 Kaart Cultuurhistorische Waarden

Bijlage 4 Kaart Cultuurhistorische waarden

Bijlage 5 Tabel Cultuurhistorische Waarden

Bijlage 5 Tabel Cultuurhistorische waarden

Bijlage 6 Tabel Cultuurhistorische Waarden Geomorfologie

Bijlage 6 Tabel Cultuurhistorische waarden Geomorfologie

Bijlage 7 Kaart Landschappelijke Waarden

Bijlage 7 Kaart Landschappelijke waarden

Bijlage 8 Landschappelijke Uitwerking & Beeldkwaliteit

Bijlage 8 Landschappelijke uitwerking & beeldkwaliteit

Bijlage 9 Geschiktheidskaart Zonne- En Windenergie Bergen

Bijlage 9 Geschiktheidskaart zonne- en windenergie Bergen

Bijlage 1 Historisch Onderzoek En Waardestelling Actuele Situatie Kasteelruïne En Landgoed

Bijlage 1 Historisch onderzoek en waardestelling actuele situatie kasteelruïne en landgoed

Bijlage 2 Gebiedsvisie Landgoed Bleijenbeek

Bijlage 2 Gebiedsvisie Landgoed Bleijenbeek

Bijlage 3 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 3 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 6a - 8

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 6A - 8

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 10

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 10

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 12

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 12

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Bleijenbeek 15

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Bleijenbeek 15

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Geuronderzoek

Bijlage 9 Geuronderzoek

Bijlage 10 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 10 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 11 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 11 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 12 Archeologisch Bureau- En Verkennend Booronderzoek

Bijlage 12 Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek

Bijlage 13 Zienswijzennota

Bijlage 13 Zienswijzennota