KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Omgeving Van Het Plangebied
2.2 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Planvoornemen
3.1 Locatieontwikkeling
3.2 Functionele Invulling Ontwikkeling
3.3 Afwijking Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskaders
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Geluid
5.3 Geur
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Bodem
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Natuur
5.8 Verkeer En Parkeren
5.9 Archeologie
5.10 Cultuurhistorie
5.11 Kabels En Leidingen
5.12 Waterhuishouding
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
6.1 Algemeen
6.2 Bestemmingen
6.3 Algemene Regels
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Kleefseweg 14

Bestemmingsplan - gemeente Gennep

Vastgesteld op 11-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Kleefseweg 14' met identificatienummer NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01 van de gemeente Gennep.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast

een activiteit ondergeschikt aan een (bedrijfs)woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaande

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; indien en voorzover twee bouwvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 camperovernachtingsplaats

een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van een kortdurend verblijf voor campers, van maximaal 72 uur.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.25 dagrecreatie

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festivals;

1.29 extensief recreatief medegebruik

een extensief recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: paintball, gemotoriseerde sporten;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 horeca(bedrijf)

een bedrijf waar hoofdzakelijk (alcoholische) dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;

1.33 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.34 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een stacaravan of een huifkar;

1.35 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde(n) in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.36 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.38 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.40 recreatieve overnachting

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.43 waterhuishoudkundige doeleinden

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.44 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.45 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in geval van inwoning zijn twee afzonderlijke huishoudens toegestaan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark' voor verblijfsrecreatie;
  2. b. ondergeschikte en daarbij behorende detailhandel en horeca;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' voor zelfstandige horeca behorende tot de categorieën 1 of 2 in de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels ;
  4. d. evenementen
  5. e. bos- en/of natuurelementen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins;
  7. g. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor het inrichten en instandhouden van parkeerplaatsen;

met daar bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, wegen, paden, speel-, groen- en vijvers.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

5.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Op gronden waar in gevolge deze regels gebouwen mogen worden opricht mag, tenzij anders aangegeven in de bouwregels voor de betreffende bestemming, tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse gebouwen maximaal 4 m mag bedragen.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;
  3. c. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

8.2 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid

9.2 Afwegingskader wijziging

9.3 Afwegingskader Kwaliteitsmenu

Er dient te worden voorzien in een compensatie van het verlies aan omgevingskwaliteit door middel van een kwaliteitsbijdrage conform de Structuurvisie buitengebied gemeente Gennep - Borging Kwaliteitsmenu - (NL.IMRO.0907ST11027ALGBUI-VA01), als vastgesteld door de raad op 15 februari 2012.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kleefseweg 14.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aan de Kleefseweg 14 te Ven-Zelderheide ligt een voormalig recreatieterrein De Rhulenhof, oorspronkelijk ingericht als expositietuin met woning. De vier hectare grote expositietuin was sinds 1988 geopend voor publiek en trok jaarlijks tienduizend bezoekers. De tuin is in 2009 gesloten.

De aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van initiatiefnemer om op deze locatie een glamping met horeca te kunnen realiseren: Parc Buitengewoon.

De gemeente heeft in de keuze voor het terrein een sturende rol gehad. Initiatiefnemer is reeds, door de medewerking van de gemeente, gestart met het opzetten van de glamping; er is voor dit gebruik een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.

Doel van de transformatie is een herinrichting tot kampeerterrein met bijzondere kleinschalige tenten (glamping), waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van de kwaliteiten van de voormalige expositietuinen.

Daarbij is het streven om het gebruik van de locatie functioneel zodanig in te vullen dat naast ondersteunende horeca ook zelfstandige horeca mogelijk wordt. Het huidige gebruik maakt horeca-activiteiten reeds mogelijk, zij het ondersteunend aan de glamping. Onderdeel van het duurzaam maken van het bedrijf is het mogelijk maken van zelfstandige horeca op de locatie.

Vanwege de functiewijziging van expositietuinen naar glamping is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

De locatie behoudt in de nieuwe situatie de bestemming 'recreatie' met een op het voorgenomen gebruik afgestemde specifieke aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark'. Daarmee kan de glamping worden doorontwikkeld tot een aantrekkelijk recreatieterrein met zelfstandige horecavoorziening binnen een natuurlijke groenrijke omgeving.

1.2 Plangebied

De planlocatie is gelegen aan de Kleefseweg 14 te Ven-Zelderheide. De planlocatie is gelegen tussen de kernen Ottersum en Ven-Zelderheide, beide liggend in de gemeente Gennep. De Kleefseweg is de verbindingsroute die deze twee kernen met elkaar verbindt.

Het gebied staat kadastraal bekend als Ottersum, sectie E, nummers 604, (deels) 1437, 1922, 2100, 2184, 2186, 2188 en 2477 met een totale grootte van ca. 40.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0001.png"

Luchtfoto van het buitengebied tussen Ottersum en Ven-Zelderheide en de globale ligging van het plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' (vastgesteld, 3 april 2012). Het plangebied is bestemd als 'recreatie' het betreft een specifieke vorm van recreatie, namelijk een 'expositietuin'.
Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0002.png"

Fragment verbeelding 'Buitengebied Gennep' met de ligging van het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Omgeving Van Het Plangebied

Ven-Zelderheide is een kerkdorp in de gemeente Gennep. Het dorp ligt aan de Niers, in het noorden van de provincie Limburg en grenst in het oosten aan Duitsland. Langs het dorp loopt het Pieterpad. Op ruim twee kilometer ten noorden van de planlocatie ligt het Duitse Reichswald.

In de omgeving liggen de plaatsen Gennep, Kleef, Gogh, Groesbeek en Nijmegen.

2.2 Huidige Situatie

Het Parc Buitengewoon is een bijzonder recreatieterrein: door gebruik te maken van verschillende soorten accommodaties, geplaatst binnen de bestaande - in een bosrijke omgeving gelegen - aanlegde modeltuinen, is sprake van een fraaie omgeving waar privacy en rust belangrijke voorwaarden zijn.

Op basis van de tijdelijke omgevingsgunning zijn 40 accommodaties toegestaan. Om echter economische duurzaamheid te kunnen waarborgen, is het kunnen groeien naar 75 accommodaties nodig. Dit is, met behoud van de toeristische uitgangspunten, de doelgroep en de sfeer van het terrein, mogelijk en verantwoord.

De tijdelijke vergunning staat uitsluitend ondersteunende horeca toe. Dit betekent dat de kassen en gebouwen gebruikt worden voor horeca-activiteiten, zij het alleen voor gericht op de gasten die gebruik maken van de accommodatie. Ook dit zou, gezien het ontwikkelingsperspectief gericht op een toekomstbestendig bedrijf, dienen te worden verruimd. Het streven is het kunnen gebruiken van de gebouwen en de kassen voor zelfstandige horeca.

Voor de verblijfsrecreatie richten de Initiatiefnemers zich op verschillende soorten accommodaties in het glamping- segment (ingerichte luxe tenten) , zoals tipi's, panorama dome, arcades e.d. De accommodaties hebben gemeen dat ze allen bestemd zijn voor maximaal 2 personen.

Dit past binnen de bedrijfsfilosofie: het bedrijf richt zich op natuur- en cultuurliefhebbers, de 'empty nesters', die weer tijd hebben voor hun eigen hobby's en interesses. Deze doelgroep koestert privacy en richt zich op (rustige) sportieve mogelijkheden – wandelen, fietsen, nordic walking.

Hoofdstuk 3 Planvoornemen

3.1 Locatieontwikkeling

Op Parc Buitengewoon zijn momenteel 40 accommodaties met ondersteunende horeca toegestaan. Het plan is om deze glamping uit te breiden naar 75 accommodaties met zelfstandige horeca en mogelijkheid tot evenementen en workshops.

De accommodaties zijn gelegen aan het water of in het groen. Het park bevat 0,5 hectare aan waterpartijen en er is veel groen door de vroegere expositietuinen. Met de situering van de verblijfsaccommodaties wordt 'gebruik gemaakt' van de landschappelijke structuren, die zijn aangelegd als expositietuinen.

De zelfstandige horeca is als bedrijfsonderdeel , waarbij er enerzijds sprake is van een ondersteunende functie aan de verblijfsrecreatie, maar waaraan een zeer belangrijk element is toegevoegd, nl het gebruiken van de karakteristieke gebouwen en omgeving voor zelfstandige horeca. De horeca-activiteit vindt plaats in (een deel van) het woonhuis, de kleine kas, de grote kas en op het terras.

De tijdelijke vergunning staat uitsluitend ondersteunende horeca toe. Dit betekent dat de kassen en gebouwen gebruikt worden voor horeca-activiteiten, zij het alleen voor gericht op de gasten die gebruik maken van de accommodaties. Het plan is om dit in zelfstandige horeca te veranderen, waarbij mogelijkheden ontstaan voor een restaurant en voor het geven van kleinschalige feesten (hetgeen nu functioneel al mogelijk is zij het uitsluitend voor de gasten van het recreatiepark) en evenementen.

Qua bebouwing zijn er uitsluitend in beperkte mate toevoegingen in het kader van opslag en sanitaire faciliteiten noodzakelijk, voor het overige wordt gebruik gemaakt van de reeds bestaande oppervlakten bebouwing. Er is dus in hoofdzaak sprake van een uitbreiding van het aantal accommodaties en een functionele verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het park.

Belangrijk uitgangspunt is en blijft dat de landschappelijke structuur gehandhaafd blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0003.png"Landschappelijke structuur van het park

De volgende gebouwen en voorzieningen zijn reeds aanwezig en worden in het bestemmingsplan opgenomen/nader gereguleerd

  • Woonhuis met mantelzorgwoning;
  • Parkeervoorziening met 78 parkeerplaatsen
  • Receptie en horecavoorzieningen en terrassen in en tussen de bestaande kassen

De onderbouwing van het landschappelijke karakter/ de landschappelijke structuur is onderbouwd weergegeven in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Dit bestemmingsplan richt zich - binnen de bestaande landschappelijke structuur - met name op de volgende functionele mogelijkheden/uitbreidingen:

  • Uitbreiding tot 75 accommodaties in de vorm van het plaatsen van bijzondere verblijfsaccommodatie (glampingconcept), gefaseerd, en ingepast in de bestaande structuur.
  • Horeca in (deel) woonhuis, de kleine kas, de grote kas en op het terras.
  • Toevoeging bebouwing in het kader van opslag (ca. 300 m2.) en verspreid gelegen, verplaatsbare, sanitairgebouwtjes.
  • Evenementen (incidenteel) en workshops kunnen organiseren.

3.2 Functionele Invulling Ontwikkeling

Het plan richt zich derhalve op de volgende functionele mogelijkheden

Verblijfsrecreatie

De verblijfsrecreatie vindt plaats in de vorm van het plaatsen van - verplaatsbare - tenthuisjes en incidenteel permanente trekkershutten en tenthuisjes, in verschillende vormen en in de glampingformule: de luxe van de aanwezige voorzieningen, de vrijheid van het kamperen.

Voorbeelden van verblijfsaccommodatie in de glampingformule zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0004.png"

Een 'tipi'

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0005.png"

Een 'arcade'

Voor de glamping wordt gebruik gemaakt van de reeds op het terrein aanwezige landschappelijke structuren, aangelegd door de vorige exploitant, in de vorm van modeltuinen.

Voor de bedrijfsexploitatie en gezien de omvang van het terrein, kunnen in elk geval 75 glampingtenten/verblijfsaccommodaties worden ingepast. Daarbij is een groene landschappelijke omgeving in combinatie met voldoende privacy gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0006.png"

Mogelijke invulling van het park met accommodaties (op bestaande ondergrond)

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid is het voorgenomen aantal accommodaties weergegeven in bovenstaande afbeelding, dit uitsluitend ter illustratie van de mogelijkheden. Ook is hier sprake van de bestaande landschappelijke inpassing, de voorgenomen uitbreiding van het parkeerterrein is nog niet meegenomen (zie hiervoor Bijlage 1 Landschapsplan)

Horeca

De mogelijkheid tot zelfstandige horeca op Parc Buitengewoon is een belangrijke en kansrijke aanvulling op het bedrijfsconcept. De locatie als ook het bijzondere karakter van de gebouwen en de groene omgeving, maakt dat de locatie zich bij uitstek leent voor trouwerijen en bijzondere familiefeesten, als dan niet gecombineerd met een overnachting op het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0007.png"

De bestaande bijzonder kas

De functie heeft ook in de omgeving een directe meerwaarde. Het aantal horecavoorzieningen in Ven-Zelderheide en Ottersum is (zeer) beperkt. De toevoeging van horeca versterkt bovendien de recreatieve ontwikkeling van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0008.png"

Voorgenomen functioneel invulling horeca (oranje gebied)

3.3 Afwijking Geldend Bestemmingsplan

De planlocatie is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als 'recreatie' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - expositietuin'. Het realiseren van een recreatiepark met 75 verblijfsaccommodaties en zelfstandige horeca is hier niet mogelijk. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient daarom het bestemmingsplan te worden herzien. De bestemming zal dan 'recreatie' zijn met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark' alsmede, specifiek binnen het terrein aangeduid: 'horeca'.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  1. 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie zijn: zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief bouwen. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden.

De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de beleidsaspecten van de NOVI op het gebied van 'sterke en gezonde steden en regio's' vanwege het vergroten van recreatieve mogelijkheden.

Het planvoornemen past binnen de Nationale Omgevingsvisie.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg

De Provinciale Staten hebben op 1 oktober 2021 de Omgevingsvisie vastgesteld en deze is op 25 oktober 2021 in werking getreden. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).

De overgangen tussen bebouwde gebieden en het landelijk gebied zijn optimaal ingericht voor stads(kringloop)landbouw, recreatie, natuur- en landschapsbeleving en klimaat adaptieve voorzieningen. Parc Buitengewoon ligt in zo'n overgang. Dit planvoornemen is in lijn met deze omgevingsvisie vanwege de realisatie van recreatie in de overgang tussen de bebouwde kom en het landelijk gebied van Ven-Zelderheide.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

In samenhang met het Provinciaal Omgevingsplan 2014 is de Omgevingsverordening Limburg vastgesteld. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is - net als het POL - op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

Het POL zet in op de vernieuwing van vakantieparken en kampeerterreinen, met aandacht voor nieuwe doelgroepen, de veranderende wensen van recreatieve consumenten, en goede landschappelijke inpassing.

4.2.3 Vrijetijdseconomie in omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn voor wat betreft de vrijetijdseconomie in Noord- Limburg, de volgende artikelleden opgenomen

Artikel 2.4.6 Vrijetijdseconomie

lid 1

Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg voorziet niet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen voor vrijetijdseconomie aan de bestaande voorraad vrijetijdseconomie alsmede aan de bestaande planvoorraad vrijetijdseconomie anders dan in overeenstemming met de thematische principes zoals beschreven in paragraaf 6.4 van het POL2014 en de bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg, zoals verwoord in de bij deze paragraaf behorende bijlage 1

Lid 4

De toelichting bij het ruimtelijke plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg respectievelijk de regio Midden-Limburg respectievelijk de regio Zuid-Limburg bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid respectievelijk het tweede lid respectievelijk het derde lid.

Paragraaf 6.4 van het POL2014

De thematische principes zoals beschreven in paragraaf 6.4 van het POL2014 omvatten kortweg het volgende:

De provincie streeft naar een kwaliteitsslag voor verblijfsaccommodaties. De sector moet in zijn algemeenheid een forse kwaliteitsslag maken om in te spelen op de veranderingen in de vraag en om terreinen beter te profileren. Kortom: ook in de verblijfsrecreatie is er sprake van een transformatieopgave en van het nieuwe groeien. Belangrijke opgave daarbij is het zorgen voor een balans tussen de belevingswaarde van een 'mooi' landschap (landschap en natuur als X-factor) en de gebruikswaarde van natuur en landschap voor verblijfsrecreatie.

Limburg kent een groot aanbod aan recreatieve voorzieningen, maar het is een voortdurende opgave om de voorzieningen af te stemmen op de veranderende vraag van de consument en nieuwe doelgroepen aan te trekken. Er is een noodzaak tot verbetering van aanbod, toegankelijkheid en beleving van cultuurhistorie, slechtweervoorzieningen, nieuwe leisure concepten, attracties, evenementen, overnachtingsmogelijkheden, horeca en fiets- en wandelroutes. Het is ook belangrijk dat de bestaande kwaliteiten worden benut voor recreatieve doeleinden.

Uitbreiding van het aanbod is alleen mogelijk als het kwalitatief echt goed is en extra vraag genereert. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van leegstaande beeldbepalende objecten en monumenten.

Relevantie voor planvoornemen

Het Parc Buitengewoon is een bijzonder recreatieterrein: dit terrein - voorheen een expositiepark met modeltuinen- ligt in een groene bosrijke omgeving; het terrein zelf is vanwege de voorgeschiedenis als modeltuinenpark voorzien van fraai aangelegde landschapselementen. De verblijfsrecreatieve voorzieningen (tenthuisjes e.d. in de glampingformule) zijn binnen deze landschapselementen geplaatst waardoor sprake is van een fraaie omgeving waar privacy en rust belangrijke voorwaarden zijn.

De glampingformule, zoals die vorm heeft gekregen in Parc Buitengewoon, is een nieuw concept en richt zich op een specifieke doelgroep: de zgn empty nesters; dat betekent o.a. dat de accommodaties geschikt zijn voor maximaal 2 personen. Ook is deze doelgroep met name geïnteresseerd in het genieten van het de rust en privacy binnen het park en in het verkennen van de omgeving: de natuur en nabijgelegen dorpen en steden.

Zowel het concept (glamping binnen een fraaie landschappelijk aangeklede omgeving) als de specifieke doelgroep (emty nesters) dragen bij aan het hoogwaardige karakter van de ontwikkeling. En passen derhalve binnen de door de provincie geformuleerde thematische principes.

4.2.4 Omgevingsverordening Limburg (2021)

Momenteel wordt er een nieuwe omgevingsverordening ontwikkeld die in lijn is met de Omgevingsvisie Limburg.

Het ontwerp van de Omgevingsverordening Limburg (2021) betreft hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 . Nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen zijn de instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

Voor de planontwikkeling heeft de nieuwe Omgevingsverordening geen directe (beleidsveranderende) consequenties.

Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Limburg (2021) in december 2021 vastgesteld. De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingsverordening is gelijk aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet: 1 januari 2023. Tot die tijd blijft de huidige Omgevingsverordening Limburg 2014 van kracht.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Strategische regiovisie Bergen, Gennep, Mook en Middelaar

In juni 2011 heeft de raad van de gemeente Gennep, samen met de gemeenten Bergen en Mook en Middelaar, de ‘Strategische regiovisie Bergen, Gennep, Mook en Middelaar’ vastgesteld.

De Strategische Regiovisie is richtinggevend voor het beleid van de drie gemeenten. Het doel is om de regio beter tot haar recht te laten komen en een perspectief voor het geheel te garanderen. Hiertoe zijn zeven programma’s benoemd: wonen, zorg, toerisme en recreatie, landbouw, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en verbindingen en netwerken. Daarnaast zijn sleutelprojecten benoemd, die met voorrang worden uitgevoerd. Hierdoor moet een kwaliteitsslag plaatsvinden, die nodig is om de leefbaarheid in de regio te vergroten en de achterstand op het omliggende gebied te verkleinen. Het motto is ‘keuren, kiezen en onderscheiden’. De thema’s luiden als volgt (cursief is aangegeven hoe hierop in het voorliggende bestemmingsplan wordt ingespeeld):

  • Wonen: Het programma wonen richt zich op het op orde brengen van de basis, waarbij het aanbod aansluit op de behoefte. Kwaliteit gaat voor kwantiteit en er wordt ingezet op excellent wonen: kleinschalig en met respect voor het landschap. Dit aspect is niet van toepassing op het voorliggende plangebied.
  • Zorg: Binnen de regio is plaats voor een excellent en onderscheidend zorgaanbod. Als gastvrije regio wordt nadrukkelijk gekozen voor het bieden van onderdak aan bijzondere zorgbehoevende groepen. Zorg kan zelfs fungeren als een economische motor. Dit aspect is niet van toepassing op het voorliggende plangebied.
  • Toerisme en recreatie: Toerisme en recreatie zijn belangrijke economische dragers van de regio. Deze dragers zijn direct gerelateerd aan het bijzondere landschap in de regio. Natuur, water, kleinschaligheid en rust zijn bijzondere kwaliteiten. Het planvoornemen draagt bij aan deze sector dor het toevoegen van een camping.
  • Landbouw: Voor landbouw gelden de kernbegrippen kleinschaligheid, duurzaam en gebiedseigen. De agrarische sector moet vanuit een ander perspectief worden bekeken: minder uitsluitend economisch en meer gericht op het in stand houden van het landschap en in relatie tot pure, eerlijke, milieuvriendelijke en regionale voedselproductie. Initiatieven voor verbreding van de sector worden in dat kader ondersteund. Dit aspect is niet van toepassing op het voorliggende plangebied.
  • Veiligheid: In het kader van de veiligheid dient ruimte te worden gegeven aan de Maas. Voor de ontwikkeling van de regio is het van belang dat de projecten rond de rivier in onderlinge samenhang worden bezien en toekomstbestendig worden opgepakt. Niet alleen de watertechnische aspecten, maar ook de recreatieve beleving van het Maasdal verdient de aandacht. Dit aspect is niet van toepassing op het voorliggende plangebied.
  • Ruimtelijke kwaliteit: De landschappelijke kwaliteit van de regio is hoog en onderscheidend. In de huidige situatie steekt de kwaliteit van de bebouwde omgeving scherp af tegen het hoge kwaliteitsniveau van de omgeving. Er dient meer oog te komen voor de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwde en het onbebouwde deel van de regio. De totstandkoming van ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk uitgangspunt geweest voor de voorliggende ontwikkeling. Het plan wordt gerealiseerd met behoud van de waterpartijen en groenstructuren uit de vroegere expositietuin en deze worden ook goed onderhouden. Hiermee blijft de landschappelijke kwaliteit van het plangebied behouden en verbeterd.
  • Verbindingen en netwerken: In het kader van de ontwikkeling van een excellente regio is alzijdige ontsluiting nodig. Dit geldt zowel voor het autoverkeer als voor het openbaar vervoer en de fietsverbindingen. Dit aspect is niet van toepassing op het voorliggende plangebied.

Het planvoornemen past binnen de Strategische regiovisie Bergen, Gennep Mook en Middelaar.

4.3.2 De bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg

Onderdeel van de op basis van de POL 2014 gemaakte bestuursafspraken is een regionale analyse van de behoefte in relatie tot bestaande, aanwezige voorzieningen. Ook dient in een vroeg stadium in (sub-)regionaal verband afstemming plaats te vinden van de initiatieven.

Volgens de bestuursafspraken is uitbreiding van bestaande verblijfsaccommodatie mogelijk, indien de uitbreiding bijdraagt aan kwaliteitsverbetering/transformatie en een positief advies heeft van het expertteam. Ook wordt een vorm van verevening voorgeschreven, dat is echter geen onderdeel van dit plan.

Relevantie voor planvoornemen

Het planvoornemen is, op basis van het bedrijfsconcept/ondernemingsplan en het inrichting en landschapsplan, regionaal getoetst aan de bestuursafspraken en positief beoordeeld.

Daarbij zijn o.a. de volgende aspecten benoemd:

Het initiatief is onderscheidend qua uitstraling, luxe segment, prijs/kwaliteit; het initiatief versterkt de uitzonderlijke verblijfskwaliteit door ligging in een bijzonder park; het initiatief is goed ruimtelijk ingepast en het initiatief draagt bij aan het realiseren van de regionale duurzaamheidsvisie.

De uitkomsten van de beoordeling is weergegeven in de volgende afbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0009.png"

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Omgevingsvisie 'Samen maken we Gennep'

Op 23 september 2019 heeft de gemeente Gennep de 'Omgevingsvisie gemeente Gennep' gepubliceerd. In de omgevingsvisie beschrijft de gemeente wat haar visie is op de fysieke leefomgeving voor de komende 10 tot 15 jaar. Dat kan niet zonder de inbreng van en samenwerking met de inwoners, ondernemers en maatschappelijke partners. Een belangrijke opgave voor de gemeente is het behouden en versterken van een goed woon- en leef- en werkklimaat. In de zoektocht die volgt vindt de gemeente aansluiting bij het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Voor het definiëren van het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' hanteert de gemeente de volgende vier waarden:

  • herkomstwaarde (ontstaansgeschiedenis);
  • belevingswaarde (diversiteit + identiteit + schoonheid);
  • gebruikswaarde (doelmatigheid + functionele samenhang);
  • toekomstwaarde (duurzaamheid + aanpasbaarheid + beheerbaarheid).

Visie op toerisme

Een van de uitgangspunten voor de hele gemeente is versterking van de vrijetijdseconomie . Het uitgangspunt is gebruik te maken van de landschappelijke, culturele en cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente om de toeristische bestedingen in de gemeente te vergroten

We willen de vrijetijdseconomie versterken. Het uitgangspunt is gebruik te maken van de landschappelijke, culturele en cultuurhistorische kwaliteiten van onze gemeente om de toeristische bestedingen in onze gemeente te vergroten (pag. 57)

In de omgevingsvisie valt Ven-Zelderheide en omgeving binnen het deelgebied 'Landelijk door natuur omarmd'. De hoofdfuncties binnen dit deelgebied zijn:

  • Natuur (ook tbv klimaat en gezondheid): bos, heide en vennen
  • Verblijfsrecreatie
  • Dagrecreatie

In dit deelgebied liggen verblijfsrecreatievoorzieningen, zowel grootschalig als kleinschalig van aard en kwalitatief verschillend. Bijvoorbeeld (mini)campings, diverse parken voor stacaravans, een huisjespark en een camperplaats. Nabij Diekendaal is de overgang vanaf de Maasduinen naar het Maasdal goed beleefbaar. Hier is ook de cultuurhistorische waardevolle Gerardamolen te vinden. Kortom, er zijn hier diverse mogelijkheden om op een aantrekkelijke camping of een huisjespark te verblijven.

Visie op horeca

De visie bevat in beginsel geen ruimte voor nieuwe zelfstandige horeca in het buitengebied.

Gezien echter het kwalitatief hoogwaardige karakter van het park, dat zeer aantrekkelijk is als rustpunt voor dagjesmensen, fietsers en wandelaars, en gezien het feit dat het park - ruimtelijk gezien - direct grenst aan de kern Ven-Zelderheide (het park ligt op de grens van de bebouwde kom) kan het toestaan van zelfstandige horeca als onderdeel van het gehele bedrijfsconcept, worden gezien als een positieve ontwikkeling. Een ontwikkeling die geheel past binnen de doelstellingen van de visie: het versterken van de vrijetijdseconomie en het vergroten van toeristische bestedingen in de gemeente Gennep.

Het planvoornemen past binnen de doelstellingen van de omgevingsvisie van de gemeente Gennep.

4.4.2 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Gennep heeft samen met de gemeente Mook en Middelaar een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld. Het Landschapsontwikkelingsplan geldt als een belangrijk hulpmiddel voor het garanderen en verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Het landschapsontwikkelingsplan geeft de visie van de gemeente weer op het landschap, de bestaande kwaliteiten en gewenste ontwikkeling. In het landschapsontwikkelingsplan zijn verschillende deelgebieden onderscheiden.

In de kaart bij het landschapsontwikkelingsplan is de zone waar voorliggend plan is voorzien aangeduid als zone voor stimuleren van erfbeplanting en kleine landschapselementen.
In vrijwel het gehele ontginningsgebied en voor een groot deel van de overgangszone is het stimuleren van herstel en aanleg van kleine landschapselementen en erfbeplanting een belangrijke opgave. Met deze opgave krijgt het landschap een directe kwaliteitsimpuls, niet alleen op het gebied van ecologische en natuurwaarden maar ook op cultuurhistorisch en landschappelijk gebied. De opgave bestaat concreet uit herstel en aanleg van bijvoorbeeld singelbeplanting, houtwallen, poelen, bloemrijke akkerranden hagen, knotbomen en hakhoutbosjes. Het streven is de eigenaren te stimuleren erfbeplanting of kleinschalige landschapselementen op hun percelen aan te brengen en te ondersteunen in het beheer van bestaande elementen. In gebieden met een sterk open karakter passen zware opgaande elementen soms niet zo goed. Hier kan gebruik worden gemaakt van elementen die beter passen bij dit open karakter, zoals poelen en akkerranden of een enkele boom. Voor deze opgave hebben beide gemeenten een duidelijke voorbeeldrol door in deze gebieden actief op eigen terrein landschapselementen te ontwikkelen en te onderhouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0010.png"

Uitsnede kaart landschapsontwikkelingsplan

In het plangebied is er 0,5 ha aan waterpartijen en veel groen door de vroegere expositietuinen. Verder is er ook een moestuin en een rozentuin aanwezig. In voorliggend plan wordt dus goed rekening gehouden met het behoud en het stimuleren van landschapselementen.

Voorliggend plan past goed binnen het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Gennep.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand.

Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende AMvB.

Parc Buitengewoon valt onder "kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d." en valt indien sprake is van een rustige woonwijk, in categorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter. Indien er sprake is van een gemengd gebied, kan de richtafstand voor categorie 2 worden aangehouden, zijnde 30 m.

De dichtstbijzijnde woning (Kleefseweg 15) is gelegen op een afstand van ca. 40 m. Gezien het feit dat de functie Kampeerterrein door een drukke provinciale weg is gescheiden van de dichtstbijzijnde woning, kan in dit kader de richtafstand voor 'gemengd gebied' worden aangehouden. Dit betekent dat voor de beoordeling van de milieueffecten de richtafstand behorende bij categorie 2, namelijk 30 m worden aangehouden.

De voorgenomen horeca-activiteiten (restaurant, feestgelegenheid) van het recreatiebedrijf vallen onder categorie 1, met een richtafstand van 10 m. De horeca-activiteiten zijn op specifiek daartoe aangegeven locaties binnen het recreatieterrein toegestaan, deze locaties liggen op minimaal 90 m tot de dichtstbijzijnde woning.

In de omgeving van Parc Buitengewoon liggen de volgende objecten:

Bestemming Richtafstand
Kwekerij van opvallende vaste planten (Marcel de Wagt) Categorie 2 - Groothandel in bloemen en planten 30 meter

De kwekerijkas ligt op 51 meter afstand van Parc Buitengewoon. Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt op een afstand van ca. 30 m van de plangrens van Parc Buitengewoon. Direct naast de kwekerij is reeds een woning gelegen (Kleefseweg 15), deze woning is een zgn. maatgevende woning.

Dit betekent dat de activiteiten binnen Parc Buitengewoon geen direct effect hebben op de milieuactiviteiten van de kwekerij.

Ook heeft de aanwezigheid van de kwekerij, gezien de afstand groter dan 30 m, geen nadelige effecten op Parc Buitengewoon

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dus geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Geluid

Het wettelijk kader bij ruimtelijke procedures is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart.

De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai kennen ieder afzonderlijke normen.

Wegverkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.

De locatie is gelegen aan de provinciale weg N291. Gezien het karakter van de weg en de verkeerintensiteit is nagegaan of nader onderzoek naar wegverkeerslawaai voor het bestemmingsplan noodzakelijk is.

Voor de bestaande (bedrijfs)woning is er geen sprake van een wijziging waardoor er geen nader onderzoek of toetsing aan de Wet geluidhinder nodig is.

De verblijfsaccommodaties vallen niet onder de definitie geluidgevoelige objecten uit de Wet geluidhinder en hoeven zodoende ook niet op geluid wegverkeer onderzocht of getoetst te worden.

Wel wordt bij de inrichting van het terrein ten behoeve van de kampeerplaatsen zoveel mogelijk rekening gehouden met het geluid afkomstig van de N291. Situering aan de andere zijde en gebruikmaken van afschermende werking van bestaande gebouwen draagt bij aan minder geluid.

Het planvoornemen is het realiseren van de accommodaties binnen het hele terrein, daarbij wordt - vanzelfsprekend ook vanwege het bedrijfsconcept glamping in een rustige omgeving - rekening gehouden met de geluidseffecten van de N291.

Met het voorliggende initiatief wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om het aantal geluidgevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemming te vergroten. Om die reden is in het kader van deze ruimtelijke procedure akoestisch onderzoek naar wegverkeerlawaai niet doelmatig..

Industrielawaai

De term industrielawaai wordt voor alle geluidseffecten, die voortvloeien uit bedrijfsactiviteiten, gebruikt.

In het kader van dit bestemmingsplan is nagegaan of de nieuwe functietoevoeging 'recreatiepark' en 'zelfstandige horeca' leidt tot ongewenste geluidseffecten op de omgeving. Dit onderdeel is reeds beschreven in de 5.1.. De conclusie is dat rekening houdend met het karakter van de omgeving en de ligging van de geluidsgevoelige functies, er geen negatieve effecten zijn te verwachten voor wat betreft het aspect geluid.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.3 Geur

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. Bij de 'omgekeerde werking' gaat het om de vraag of ter plaatse van geurgevoelige objecten sprake is van en goed woon en/of leefklimaat.

Verder hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van de standaardnormen van de Wgv af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen en vastleggen in een geurverordening, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Het planvoornemen maakt geen nieuwe bron van geurhinder mogelijk. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven gelegen, welke van invloed zijn op geurgevoelige objecten. Een onderzoek naar de geurhinder is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.4 Externe Veiligheid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege: het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, wateren spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens. Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.

Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid opgenomen in de zogenaamde 'Wet Basisnet',. Deze bestaat uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet.

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers, respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen norm gesteld. Uit het vigerende beleid, zoals onder andere vastgelegd in het Bevi, geldt een verantwoordingsplicht. Iedere verandering (af- of toename) van het groepsrisico moet inzichtelijk worden gemaakt en worden voorzien van een onderbouwing (verantwoording groepsrisico).

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0011.png"

Uitsnede risicokaart

Volgens de risicokaart bestaat er een kleine kans op een overstroming. Dit vormt geen significant gevaar voor het individu en heeft geen betrekking tot de transport van gevaarlijke stoffen.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.5 Bodem

Er is voor de hele locatie een bodemonderzoek uitgevoerd door Nipa milieutechniek. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage toegevoegd bij deze toelichting (zie Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek)

De conclusie van het onderzoek luidt als volgt:

'Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek en verkennend asbest in puin onderzoek uitgevoerd op het perceel Kleefseweg 14 Ven-Zelderheide, kadastraal bekend als gemeente Ottersum, sectie E, nummer 1437, blijkt dat zowel de vaste bodem als het grondwater niet (noemenswaardig) verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. In het puinpad is asbest aangetoond (34 mg/kgd.s.). Het gehalte aan asbest overschrijdt niet de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. Indien ter plaatse van het puinpad geen puin/ puinhoudende grond vrij zal komen, wordt de uitvoering van een aanvullend of nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Indien de grond vrijkomt en elders zal worden hergebruikt, zal een asbestonderzoek conform methode III vanuit de BRL1000 protocol 1001plaats dienen te vinden.
De uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek is, ons inziens, niet zinvol. Tegen voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning voor de onderzoekslocatie zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren'

Daarmee is aangetoond dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Algemeen

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.

5.6.2 Het besluit NIBM

Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Gezien de aard van voorliggend planvoornemen, namelijk het realiseren van in totaal 75 glamping accommodaties, is het aannemelijk dat voorliggend voornemen niet in betekende mate bijdraagt aan de toename van fijnstof en stikstofdioxide.

5.6.3 NIBM-tool InfoMil

Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.739 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.

5.6.4 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet op de beoogde ontwikkeling van toepassing.

5.6.5 Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

5.7 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.

Staro heeft een 'Quickscan flora en fauna' uitgevoerd (rapportnummer 20210156, d.d. 4 mei 2021, Bijlage 3). Uit de quickscan kan het volgende geconcludeerd worden:

Beschermde gebieden

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het provinciaal natuurnetwerk.

Gezien de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (875 meter) is het redelijkerwijs uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan door verstoring op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen plannen. Een negatief effect als gevolg van de stikstof die vrijkomt bij het slopen, bouwen en in gebruik nemen van de woning kan niet op voorhand worden uitgesloten. Derhalve dient een AERIUS-calculatie te worden uitgevoerd voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

De voorgenomen plannen hebben door de relatief grote afstand en de kleinschalige aard van de werkzaamheden geen (significant) negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Beschermde soorten

In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die zijn beschermd onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. Het is uit te sluiten dat in het plangebied beschermde flora, vlinders, libellen, kevers, weekdieren, reptielen en vissen voorkomen.

Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming

In het plangebied zijn geen nesten aanwezig die jaarrond beschermd zijn. Door struiken eventueel buiten het broedseizoen te verwijderen wordt voorkomen dat broedende vogels worden verstoord of nesten worden vernietigd. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt echter geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.

Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen plannen hebben hier geen effect op, er vanuit gaande dat het terrein 's nachts niet overmatig wordt verlicht.

Het is niet uit te sluiten dat in het woonhuis verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Voorafgaand aan eventuele bouwwerkzaamheden dient derhalve een nader onderzoek plaats te vinden gedurende de periode half mei t/m september om de aanwezigheid van vleermuizen te kunnen uitsluiten.

Voor het wijzigen van het bestemmingsplan voor het Parc Buitengewoon is geen nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op eventueel aanwezige vleermuisverblijfplaatsen in bomen; alle bomen blijven behouden.

Soorten van paragraaf 3.3 van de Wet natuurbescherming

Voor gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander, konijn, egel en algemene (ware-, woel- en spits) muizensoorten geldt in de provincie Limburg in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen voor deze zoogdiersoorten. Wel geldt de zorgplicht voor deze soorten. Dit betekent dat bij handelingen (of het nalaten hiervan) waarvan men weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat ze nadelig zijn voor aanwezige dieren, negatieve gevolgen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen dan wel beperkt.

Conclusie

Op basis van bovenstaande conclusie vormt het aspect natuur geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.

5.8 Verkeer En Parkeren

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie en het bepalen van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de normen uit de Nota parkeernormen van de gemeente Gennep.

Parkeren per functie

Wonen en mantelzorgwoning

Voor een woning in het buitengebied is de parkeernorm 2 pp per woning; voor een mantelzorgwoning is de norm 1,2 pp per mantelzorgwoning. Bij de woning komen op eigen terrein 4 parkeerplaatsen (gescheiden van de bezoekersparkeerplaats).

Verblijfaccommodatie

Volgens de Nota parkeernormen van de gemeente Gennep zijn de parkeernormen voor een camping 1,2 parkeerplekken per standplaats.

Echter, de geplande en reeds aanwezige accommodaties zijn bijzonder van vorm en zeer specifiek onderdeel van het bedrijfsconcept glamping, dat zich op deze locatie volledig richt op de zgn. empty nesters; dat betekent dat de accommodaties geschikt zijn voor maximaal 2 personen. Dit gegeven wordt in dit bestemmingsplan als zodanig gereguleerd. Dit betekent dat in het plan voor de accommodaties weliswaar een parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per accommodatie is opgenomen, maar dat voor accommodaties geschikt voor maximaal 2 personen, de afwijkende parkeernorm geldt van 1 parkeerplaats per accommodatie.

Voor de voorgenomen ontwikkeling geldt derhalve dat bij de maximale invulling van 75 verblijfsaccommodaties, 75 parkeerplaatsen nodig zijn.

De ondersteunende horeca-activiteiten, die nu en ook straks onderdeel uitmaken van het planconcept, zijn inherent aan de verblijfsmogelijkheden op het park; daarmee ontstaat er voor deze functie geen specifieke parkeerbehoefte.

Zelfstandige horeca

Verder wordt er zelfstandige horeca gerealiseerd. De maximale invulling van de oppervlakte voor horeca bedraagt ca 800 m2 (oppervlakte grote en kleine kas en (deel) woonhuis). De locatie als ook het bijzondere karakter van de gebouwen en de groene omgeving, maakt dat de locatie zich bij uitstek leent voor trouwerijen en bijzondere familiefeesten, al dan niet gecombineerd met een overnachting op het terrein. Ook een restauratieve functie is denkbaar in een deel van de 3 horecagebouwen.

De te hanteren parkeernorm voor horeca is niet eenduidig uit de parkeernota van de gemeente Gennep te destilleren. De parkeernota geeft geen kengetallen voor horeca in het buitengebied. En de voorgenomen horeca-activiteiten zijnde restaurant/ locatie voor feesten en partijen/workshops is eveneens niet opgenomen in de Nota.

Aangezien het beoogde gebruik qua verkeersaantrekking en gebruik overeenkomt met de functie cafe/restaurant is aansluiting gezocht bij de parkeernorm die voor deze functie geldt, en daarbij is tevens de kengetallen die gelden voor de gronden 'rest bebouwde kom' gehanteerd, omdat deze locatieaanduiding geldt voor de gronden direct grenzend aan Parc Buitengewoon. Een redelijke invulling van de functie leidt ertoe dat bij feesten en partijen ook een deel van de glamping bezet wordt (beperkt de parkeerbezetting). Andersom maken glampinggasten ook deels gebruik van horecavoorzieningen. De optelsom van glamping en horeca leidt daarom voor de horeca tot een wat lagere parkeergraad.

De locatie zal niet volledig worden ingericht als restaurant (vaste inrichting met veel zitplaatsen, grote keuken etc.) en met bijbehorende dubbele shifts (hoge parkeerbehoefte bij vetrekkende en tegelijkertijd aankomende gasten). Het is daarmee niet nodig een hoge parkeernorm van 15 per 100 m2 bvo te hanteren voor gebruik als (uitsluitend) restaurant.

De gehanteerde parkeernorm is daarmee 7 parkeerplaatsen per 100 m2 horeca. Dit is een redelijk gemiddelde bij de combinatie met glamping (verlaging parkeerbehoefte) en deels gebruik als restaurant (verhoging parkeerbehoefte). Bij een maximale invulling van ca 800 m2 is de parkeerbehoefte 7*8= 56 pp.

Evenementen

Voor de functie evenementen geldt het evenementenbeleid van de gemeente Gennep. Dit betekent dat per evenement (zeer incidenteel ca. 5 x per jaar) aparte afspraken worden gemaakt met betrekking tot verkeer en parkeren. Indien nodig zal gebruik kunnen worden gemaakt van een overloopgebied gelegen ten zuidwesten van Parc Buitengewoon.

Cumulatie parkeerbehoefte

Om het plan uitvoerbaar te maken voor wat betreft de parkeerbehoefte is gekozen voor de volgende aanpak:

Gebruik afstemmen op parkeermogelijkheid

Bij vaststelling van dit bestemmingsplan is er sprake van een ingericht parkeerterrein dat ruimte biedt aan ca 80 parkeerplaatsen, alsmede van een parkeer-reserveringsgebied (gronden die direct grenzen aan de bestaande parkeerplaats en die als zodanig worden ingericht) dat ruimte biedt aan circa 25 extra parkeerplaatsen (zie onderstaande verbeelding met mogelijke invulling binnen de parkeeraanduiding op de verbeelding bestemmingsplan).

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0012.png"

Parkeervoorziening inclusief uitbreiding

Het aantal verblijfsaccommodaties voor 2 personen bedraagt bij vaststelling van het bestemmingsplan naar verwachting niet meer dan 40. Dat betekent dat er een parkeerbehoefte is van 40 parkeerplaatsen. De overige 40 parkeerplaatsen, eventueel uit te breiden met ca 25 plaatsen, kunnen worden gebruikt voor de zelfstandige horecafunctie.

In de regels is een duidelijk relatie gelegd met het gebruik van de gronden binnen de bestemming voor verblijfsrecreatie en zelfstandige horeca, en het aantal parkeerplaatsen.

Het gebruik is uitsluitend toegestaan indien en voorzover er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie voor een camping bedraagt 1,0 per standplaats. Daarbij wordt uitgegaan van een reële bezetting van de accommodaties van 70-90% waarbij bezoekers zowel eendaagse als meerdaagse verblijven kiezen. Rekening wordt gehouden met grotendeels autobezoek, maar ook fietsbezoek en wandelaars bij de verplaatsing van gasten die verblijven op de locatie.. Voor 75 accommodaties komt dat neer op gemiddeld 1,0*75 = 75 verkeersbewegingen. In het hoogseizoen kunnen dat er wat meer zijn, in het laagseizoen aanzienlijk minder.

Voor de verkeersgeneratie voor de horeca kan worden gesteld dat er, beredeneerd vanuit de parkeerbehoefte van 56 parkeerplaatsen bij maximale bezetting, gemiddeld gezien éénmaal per dag sprake is van een invulling van deze behoefte. Bij een bruiloft in de avond en ook dagbezoek kan dat een keer meer zijn, maar op veruit de meeste dagen zal de horeca maar beperkt / niet volledig worden benut. Daarmee zal gemiddeld sprake zijn van één heenbeweging en één terugbeweging per parkeerplaats per dag. Het totaal aantal verkeersbewegingen met personenauto's per weekdag bedraagt daarmee gemiddeld 2 x 56 = 112 verkeersbewegingen per dag.

De verkeersgeneratie voor de bedrijfswoning bedraagt gemiddeld 8 verkeersbewegingenper dag. Voor de mantelzorgwoning bedraagt de verkeersgeneratie gemiddeld 4 verkeersbewegingen per dag. samen betekent dit gemiddeld 12 verkeersbewegingen per dag.

De verkeersbewegingen tbv bevoorrading, afval ophalen enz., bedragen gemiddeld 2 verkeersbewegingen per dag.

In totaal bedraagt de verkeersgeneratie voor Parc Buitengewoon 201 verkeersbewegingen per dag, met een wat hogere generatie in het hoogseizoen en weekenden en een lagere generatie doordeweeks en in het laagseizoen.

Ontsluiting vanaf provinciale weg

De ontsluiting van het park vindt plaats op de provinciale weg ter hoogte van het parkeerterrein en is een reeds lang bestaande ontsluiting. Vanwege de verkeersveiligheid is een aanpassing van de ontsluiting op de provinciale weg gewenst. Hierover is reeds contact gelegd met de provincie.

5.9 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Archeologische beleidskaart gemeente Gennep

Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente Gennep heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Deze kaart vormt de onderlegger voor het Wijchens archeologiebeleid en is het gemeentelijk toetsingsinstrument voor archeologie bij ruimtelijke ontwikkelingen, bouwplannen en andere bodemverstoringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0013.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Gennep

Op deze kaart is het plangebied aangewezen als een gebied met 'Waarde - Archeologie 4'. Dit betekent dat archeologisch onderzoek verplicht is bij een ingreep groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Het planvoornemen leidt niet tot ingrepen die een verplicht archeologisch onderzoek vragen. Wel blijft de dubbelbestemming van kracht op de locatie, waardoor ook in de toekomst, mochten er ingrepen nodig zijn, het archeologisch belang kan worden meegewogen.

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.10 Cultuurhistorie

Vanwege artikel 3.6.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in het besluitgebied, dus niet alleen van de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het kader van het planvoornemen.

Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Gennep

In 2008 heeft de gemeente Gennep een cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld. In onderstaande uitsnede van deze kaart is te zien dat het gebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen bevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP22128KLEEWG14BUI-VA01_0014.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Binnen het plangebied zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het aspect cultuurhistorie vormt dus geen belemmering voor het planvoornemen.

5.11 Kabels En Leidingen

Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is dus op dat gebied geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.12 Waterhuishouding

5.12.1 Nationaal Waterplan 2016-2021

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).

5.12.2 Provinciaal beleid

De provincie Limburg kent als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.

Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.

5.12.3 Watertoets Waterschap Limburg

Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp.

Sinds de nieuwe keur van april 2019 dienen alle plannen te worden voorgelegd aan het waterschap Limburg. Het waterschap geeft haar advies over de plannen.

Binnen onderhavig plangebied is geen sprake van gebieden met waterschapsbelangen. Tevens voorziet voorliggend voornemen niet in het toevoegen van nieuwe (grootschalige) verhardingen en bebouwing. De bestaande situatie geeft een goed uitgangspunt voor het realiseren van een de beoogde glampingaccommodaties zonder aanvullende bodemwerkzaamheden. Desalniettemin is voorliggend bestemmingsplan op [Datum] ter advies voorgelegd aan het waterschap. Het advies van het waterschap is opgenomen in Bijlage PM

5.12.4 Afvalwater en hemelwater

Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet.

Afvalwater

Het afvalwater als gevolg van onderhavige planontwikkeling zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering van de gemeente Gennep. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het afvoeren van afvalwater via de gemeentelijke riolering vereist en daarmee tevens de beste optie.

Hemelwater

Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen van de gemeentelijke riolering. Daarbij is het streven om alles zoveel mogelijk klimaat adaptief aan te leggen. Het opgevangen hemelwater dient binnen de eigen perceelsgrenzen te worden afgehandeld. Zo kan het hemelwater worden benut voor hergebruik, bijvoorbeeld middels een grijswatercircuit. Overtollig hemelwater dient op eigen terrein te kunnen worden gebufferd om vervolgens in de bodem te infiltreren.

Op 1 april 2019 zijn de nieuwe Beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019 in werking getreden. In deze beleidsregels is vastgelegd dat bergings-/infiltratievoorziening minimaal gedimensioneerd dienen te worden op een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd eens in de 100 jaar gebaseerd op het gemiddelde klimaatscenario 2050. Voor Noord- en Midden-Limburg geldt bij maatwerk een bui van 100 mm in 24 uur.

In de beoogde situatie is geen sprake van het toevoegen van nieuwe erfverhardingen of nieuwe bebouwing. De afvoer van hemelwater dat valt op bestaande dak- en erfverhardingen blijft als zodanig gehandhaafd.

Daarnaast worden op het terrein nieuwe glamping accommodaties opgericht. Het betreft in totaal 75 nieuwe accommodaties met een beperkt oppervlak en deels binnen de bestaande bebouwing/kassen. Hemelwater vallend op deze accommodaties zal oppervlakkig afstromen richting de bodem, alwaar het rechtstreeks in de bodem kan infiltreren.

Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.

Ter plekke van het plangebied is sprake van een zandige bodem met een goede infiltratiecapaciteit (k-waarde: 2,5 - 5 m/dag; bron: Dinoloket). Doordat de glampingaccommodaties een beperkte oppervlak hebben, in combinatie met het grote oppervlak van het plangebied en de goede infiltratiecapaciteit van de bodem, is ter plekke voldoende mogelijkheden om het hemelwater rechtstreeks in de bodem te laten infiltreren en zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.

5.12.5 Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

6.1 Algemeen

Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

  • inleidende regels, met de gebruikte 'begrippen' en 'wijze van meten';
  • bestemmingsregels, met de regels voor de binnen het plangebied gelegen bestemmingen en dubbelbestemmingen;
  • algemene regels, met een overzicht van de algemene bouw- en gebruiksregels, de aanduidingsregels en de algemene afwijkings- en wijzigingsregels;
  • overgangs- en slotregels, met de regels over het overgangsrecht en de wijze van aanhalen van het plan.

6.2 Bestemmingen

Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:

  • Recreatie:
    Voor het gehele plangebied is de bestemming 'recreatie' opgenomen. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor verblijfsrecreatieve doeleinden. De gronden hebben de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiepark'. Er is in de regeling voorts sprake van het toestaan van zelfstandige horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. De maximale toegestane oppervlakte voor horeca is in de gebruiksregels vastgelegd op 800 m2. Ten behoeve van het parkeren zijn zowel de gronden die reeds zijn ingericht voor parkeervoorziening als de gronden direct aangrenzend, aangeduid als parkeerterrein. In de regels is voorgeschreven, dat bij het gebruik van meer dan 40 verblijfsaccommodaties het hele op de verbeelding aangeduide parkeerterrein dient te zijn ingericht voor parkeren en in stand te worden gehouden.
    Verder mogen er uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  • Waarde - Archeologie 4:
    Naast de enkelbestemmingen is ook de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen

6.3 Algemene Regels

In Artikel 5, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In Artikel 6 zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor ondergrondse bouwwerken en ondergeschikte bouwdelen. In Artikel 7, Artikel 8 en Artikel 9 zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels opgenomen. Deze verschaffen Burgemeester en Wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn. In Artikel 10 zijn de overige regels opgenomen, met een verwijzing naar de wettelijke regelingen.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient de uitvoerbaarheid van het project ook beoordeeld te worden. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

De eigenaren van Parc Buitengewoon zijn de economische drager van het project. Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten waarvoor een specifiek onderzoek naar economische aspecten moet worden uitgevoerd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijk vooroverleg zal het bestemmingsplan worden toegezonden aan de provincie en het waterschap. Het ontwerpbestemmingsplan zal worden gepubliceerd, waarna eenieder gedurende een periode van zes weken in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op dit plan bij de gemeente Gennep.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek