KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Sport
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlage Bij De Regels
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historie
2.2 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Locatiekeuze
3.2 Planbeschrijving
3.3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Verkeer
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Geluidhinder
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Bodemkwaliteit
5.8 Water
5.9 Ecologie
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.11 Lichthinder
5.12 Overig
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Standaard En Plansystematiek
6.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Schetsontwerp
Bijlage 2 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Verkeersonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 9 Archeologisch En Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 10 Archeologisch Vooronderzoek Met Proefsleuven
Bijlage 11 Lichthinderstudie
Bijlage 12 Zienswijzennota

bestemmingsplan Sportpark V.V. Achates

Bestemmingsplan - gemeente Gennep

Vastgesteld op 01-07-2024 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sportpark V.V. Achates met identificatienummer NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01 van de gemeente Gennep;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 klein evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals festiviteiten, wedstrijden en bijeenkomsten. Op basis van de categorie-indeling van de Veiligheidsregio Limburg-Noord betreft het een A-evenement. Het gaat hierbij om maximaal 300 bezoekers, er worden geen tenten geplaatst waar 50 personen (of meer) aanwezig kunnen zijn en er worden geen wegen afgesloten.

1.16 peil:

  1. a. voor gebouwen en bouwwerken binnen het bouwvlak: de gemiddelde hoogte ter plaatse van de voet van de terp;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.17 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;

2.7 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikte:

  1. b. paden;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. 1. maximaal 2 m voor speelvoorzieningen;
    2. 2. maximaal 2 m voor terreinafscheidingen;
    3. 3. maximaal 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Sport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voetbalvelden, inclusief bijbehorende voorzieningen;
  2. b. hondenuitlaatplaats;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerken zijnde;
  4. f. wegen en paden;
  5. g. speelvoorzieningen;
  6. h. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat de ontsluiting uitsluitend via de Goorseweg mag plaatsvinden (behoudens voorzieningen voor calamiteiten);
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. ondergeschikte horecavoorzieningen, tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 200 m2;
  9. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. l. kleine evenementen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;
  3. c. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Bevoegdheid tot het afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%.

8.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken

Er kan niet worden afgeweken als bedoeld in lid 1, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

10.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Sportpark V.V. Achates.

Bijlage Bij De Regels

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Om de waterveiligheid van Nederland te waarborgen, versterken we dijken en behouden we ruimte voor de rivieren. Dit is nodig om nu en in de toekomst veilig te blijven wonen, werken en recreëren in de best beveiligde delta ter wereld. Het werken aan onze delta is dan ook nooit af. Ook in het gebied tussen Gennep en Mook, gelegen aan de rivier de Maas en ooit benoemd als 'Lob van Gennep’, werken overheden samen om de waterveiligheid te verbeteren. Het project Lob van Gennep is onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

Binnen het project Lob van Gennep wordt gewerkt aan drie doelen:

  • Het verbeteren van de hoogwaterbescherming in de Lob van Gennep, zodat de kans op overstroming in het gebied kleiner wordt. Dit omvat het versterken van bestaande en aanleg van nieuwe dijken tot de waterveiligheidsnorm van 1/300 per jaar.
  • Het verbeteren van de waterbergende werking van het gebied om bij extreem hoogwater stroomafwaarts te zorgen voor een waterstandsverlaging en daarmee bij te dragen aan de hoogwaterbescherming van stroomafwaarts gelegen gebieden.
  • Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Als we aan de slag gaan voor een betere hoogwaterbescherming, kunnen we het gebied nog aantrekkelijker en mooier maken en de gebruikswaarde vergroten.

In maart 2022 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat de voorkeursbeslissing Lob van Gennep genomen. Met deze beslissing werd een belangrijke stap gezet in het verder beschermen van de inwoners van het projectgebied tegen hoogwater. Vanaf de keersluis van Mook tot aan de Duitse grens bij Ven-Zelderheide gaat het om dijkversterkings-, rivierkundige én ruimtelijke maatregelen. De bestaande dijken worden over een traject van elf kilometer verhoogd en versterkt om te voldoen aan de wettelijke hoogwaterveiligheidsnorm. Ook wordt vijf kilometer aan nieuwe dijken aangelegd.

Eén van de maatregelen in de voorkeursbeslissing is het verplaatsen van de voetbalvelden van V.V. Achates. Door de verplaatsing van de huidige voetbalvelden uit het Niersdal krijgt de Niers bij hoogwater meer ruimte en kan natuurontwikkeling plaatsvinden. Waar bij de huidige voetbalvelden nu nog een stenen keermuur als waterkering ligt, kan de dijkversterking hier uitgevoerd worden in de vorm van een groene dijk. De verplaatsing van het sportpark van V.V. Achates is een gezamenlijke opgave van de samenwerkende overheden binnen project Lob van Gennep.

Op basis van de voorkeursbeslissing Lob van Gennep is de zoektocht gestart naar een nieuwe locatie voor het sportpark in Ottersum. Onderzocht is wat de meest geschikte locatie hiervoor is en dat bleek de locatie tussen de Goorseweg en Bredeweg, vlakbij de velden van korfbalvereniging VIOS, tennisvereniging TOV en Primates Outdoor en Survivalrun.

Het huidige bestemmingsplan ter plaatse van de beoogde locatie voor de voetbalvereniging Achates laat deze functie en bebouwing niet toe. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe bouw- en gebruiksregels voor het gebied gegeven.

De huidige locatie van V.V. Achates wordt niet gewijzigd met dit bestemmingsplan. Deze wijziging wordt meegenomen in het projectbesluit van de dijkversterking, waarbij het een natuurlijke invulling zal krijgen naast de waterkerende functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0001.png" Figuur 1.1: Verplaatsing sportvereniging Achates

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Overzichtskaart maatregelen Lob van Gennep bij de kern Ottersum

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is in het buitengebied van Ottersum gesitueerd. De locatie grenst aan de oostzijde aan de geasfalteerde 'Bredeweg'. De westzijde grenst aan de geasfalteerde 'Goorseweg'. Waar ook het sportpark VIOS en andere sportverenigingen zich bevinden. Ten zuiden van de locatie is een woonwijk van Ottersum gesitueerd. De noordzijde grenst aan agrarische percelen.

In onderstaande afbeelding is het plangebied zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0003.png"

Figuur 1.3: Ligging plangebied

1.3 Vigerende Plannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' (geconsolideerde versie van 28 januari 2016). Hier ligt de enkelbestemming 'Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Openheid'. Deze gronden zijn bestemd voor:

  • de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de grootschalige open weidegebieden, zichtlijnen, de beplantingselementen en de geomorfologische en bodemkundige waarden;
  • bos- en/of natuurelementen;
  • landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers
  • voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten.

Het sportpark V.V. Achates is hier dus nu niet toegestaan. Met dit bestemmingsplan wordt het sportpark V.V. Achates planologisch mogelijk gemaakt.

Daarnaast geldt ter plaatse van het planvoornemen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Daarbij is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor bouwen en werkzaamheden waarbij de oppervlakte 2500 m2 of meer bedraagt en de bodem dieper dan 50 cm wordt verstoord.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de uitgangspunten van het planvoornemen. In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente Gennep uiteengezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Historie

Op basis van historische kaarten kan inzicht worden verkregen in het historisch gebruik van het gebied van na de late middeleeuwen tot begin 20e eeuw. Uit deze analyse blijkt dat het plangebied de afgelopen tweehonderd jaar ongewijzigd tot de akkergronden van het Ottersumsche Veld heeft behoord, ingeklemd tussen de Goorseweg en Bredeweg. De enige variatie in de omgeving is te zien in het wisselende landgebruik tussen grasland en akkerland en vanaf eind jaren 1990 de uitbreiding van Ottersum met de woonwijk tot aan de zuidgrens van het plangebied. Voor zover bekend is het plangebied in de nieuwe tijd niet bebouwd geweest. De bebouwing lag geconcentreerd in Aaldonk en Ottersum met daartussen het Ottersumsche Veld als akkercomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0004.png"

Figuur 2.1: Overzicht van historische kaarten

2.2 Ruimtelijke Structuur

Momenteel bestaat het plangebied uit agrarische gronden. Het is onbebouwd terrein, ingeklemd tussen de Goorseweg en de Bredeweg. Het maaiveld is zwak golvend, met het hoogste deel in het

zuidwesten op 14m +NAP en het laagste deel in het noorden op 12,5m +NAP

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0005.png"

Figuur 2.2: Huidige situatie

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Locatiekeuze

Bij de zoektocht naar een nieuwe locatie voor het sportpark van V.V. Achates en om te onderzoeken welke locatie hiervoor het meest geschikt is zijn de volgende voorwaarden en beoordelingscriteria gehanteerd:

Voorwaarden:

  • Het nieuwe sportpark moet in Ottersum komen, aangezien het om de verplaatsing van de Ottersumse voetbalvereniging Achates gaat.
  • Het sportpark heeft (minimaal) dezelfde omvang als de huidige accommodatie van Achates (velden, kantine, parkeerplaatsen) om de vereniging op een goede manier te kunnen (blijven) herbergen.
  • Het sportpark kan niet gerealiseerd worden op locaties die in beeld zijn voor toekomstige woningbouw. De mogelijkheid voor woningbouw moet hier blijven bestaan.
  • De gronden voor het sportpark moeten minnelijk te verwerven zijn.

Beoordelingscriteria:

  • Het sportpark moet nabij de woonkern van Ottersum zijn.
  • Het sportpark moet in de nabijheid van huidige sportverenigingen van Ottersum komen, om toekomstige samenwerking en synergievoordelen mogelijk te maken
  • Het sportpark moet verkeerskundig goed en veilig ontsloten kunnen worden en goed en veilig bereikbaar zijn (met name) te voet en per fiets.
  • Het sportpark moet ruimtelijk goed inpasbaar zijn en ook voor de directe omgeving iets te bieden hebben.

Op basis van deze voorwaarden en criteria is tot een zoekgebied gekomen voor het nieuwe sportpark (zie figuur 3.1). Binnen dit gebied zijn locaties in beeld gebracht, die bekeken vanuit de benodigde grootte van het sportterrein, kunnen voldoen als nieuwe locatie én waarvoor geldt dat deze niet in beeld zijn voor toekomstige woningbouw. Dit heeft een vijftal locaties opgeleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0006.png"

Figuur 3.1: Zoekgebied nieuw sportterrein

Tabel 3.1: Vergeleken locaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0007.png"

De vijf locaties zijn op basis van de beoordelingscriteria nader bekeken en voor diverse percelen binnen de locaties is de haalbaarheid van de verwerving van de percelen verkend. De verschillende locaties zijn als volgt op basis van de criteria beoordeeld:

  • Voor het mogelijk maken van toekomstige samenwerking met de sportverenigingen die gebruik maken van het bestaande sportpark aan de Goorseweg (denk aan het gezamenlijk gebruik maken van faciliteiten, parkeerplaatsen en velden), is bekeken of de locatie aansluit op de ligging van dit sportpark en of de afstand te voet te overbruggen is.
  • Voor verkeersveiligheid en bereikbaarheid is gekeken of de locatie op een veilige manier te ontsluiten is, of deze aan een drukke of rustige weg gelegen is en of de route van de dorpskern te voet bereikbaar is en/of via een prettige fietsroute, met name ook voor kinderen en jongeren.
  • Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit is gekeken of het nieuwe sportterrein landschappelijk op een logische plek ligt, of de openheid van het landschap – een gewaardeerde kwaliteit van het gebied ten noorden van Ottersum – niet aangetast wordt en of de locatie mogelijkheden biedt voor een verbeterde afronding van de dorpsrand.
  • Haalbaarheid van minnelijke grondverwerving is een voorwaarde om het sportterrein naar de betreffende locatie te kunnen verplaatsen. Het middel 'onteigening' zal niet door de gemeenteraad ingezet gaan worden. De in de tabel weergegeven oordelen en conclusies van dit criterium, zijn gebaseerd op gevoerde gesprekken met de diverse grondeigenaren. Enkel bij de locatie Hoenderweg – Horsestraat is dat niet het geval. Omdat er bij een keuze voor deze locatie ook geen goede onderbouwing op basis van de eerder genoemde beoordelingscriteria zou zijn, is de haalbaarheid van grondverwerving niet verder onderzocht.

Onderzoek naar draagvlak heeft specifiek voor de locatiekeuze niet plaatsgevonden. Dit had een verdere verdieping van het locatieonderzoek kunnen zijn als er meerdere geschikte locaties zijn die ook qua grondverwerving haalbaar zijn. Dat is hier echter niet het geval. Uiteraard vindt participatie met de gebruikers van het sportpark en de omwonenden plaats, over de verdere inrichting van de locatie en wordt hierbij zoveel mogelijk met de wensen en zorgen van de omwonenden rekening gehouden.

Resultaat beoordeling

Het resultaat van de beoordeling van de vijf locaties is weergegeven in figuur 3.2. De conclusie hieruit is dat de locatie tussen de Goorseweg en de Bredeweg op basis van de beoordelingscriteria het meest geschikt is:

  • Deze locatie ligt in de directe nabijheid van bestaande sportparken en faciliteert daarmee de samenwerkingsmogelijkheden met andere sportverenigingen goed;
  • De locatie is goed te ontsluiten en goed bereikbaar vanuit de kern Ottersum. Door de ligging direct tegen de bebouwde kom is ook voor kinderen en jongeren sprake van een prettige route naar het sportpark (niet door open veld);
  • Door de ligging tegen de noordelijk dorpsrand van Ottersum, aansluitend op het bestaande sportpark van o.a. VIOS, zal de openheid van het oude agrarische cultuurlandschap worden behouden. Er kan met de zoom van het sportpark goed worden aangesloten op de dorpsrand waarmee een goede landschappelijke inpassing en medegebruik van de zoom mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0008.png"

Figuur 3.2: Vergelijking locaties op basis van criteria en haalbaarheid

3.2 Planbeschrijving

Het huidige sportpark Achates in Ottersum (gelegen in het Niersdal) dient verplaatst te worden in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Onderstaande afbeelding weergeeft het ontwerp. Binnen het plangebied komen drie grote grasvelden en een klein kunstgras voetbalveld (halfveld). Daarnaast wordt een clubgebouw gerealiseerd en het terrein wordt voorzien in fiets- en autoparkeerplaatsen. Het clubgebouw wordt niet hoger dan 8 meter. Aan de randen van het sportpark komt een groene landschaps-/bufferzone, waarbij in het zuiden van het plangebied ook wandelroutes komen. Ook wordt een hondenuitlaatplaats gerealiseerd in het oosten van het plangebied.

De samenwerking tussen sportverenigingen kan bevorderd worden, doordat het halve veld zich goed leent voor gecombineerd gebruik voor voetbal en korfbal.

Het schetsontwerp, inclusief de landschappelijke inpassing, wordt nader toegelicht in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0009.png"

Figuur 3.2: Schetsontwerp

Uitgangspunten van de gebouwvorm

Het nieuwe clubgebouw is het enige bouwvolume op het groene sportpark en vormt zowel ruimtelijk als functioneel het ankerpunt door zijn centrale ligging op het sportpark. Dit vraagt om een sterke en eenduidige gebouwvorm die goed inspeelt op zijn directe omgeving:

  • Alle 'open' functies bevinden zich in het gebouwvolume boven op het basement, zoals: kantine, vergaderruimtes, terras en zitelementen. Hierdoor ontstaat een goed uitzicht over de sportvelden en de accommodatie als geheel;
  • Alle 'gesloten' functies bevinden zich deels onder het maaiveld in het basement, zoals: kleedkamers, sanitair en bergingen.

Verdere uitwerking van de gebouwvorm en gevelopeningen

Het clubgebouw reageert op zijn directe omgeving en oriëntatie door binnen de eenduidige hoofdvorm van het gebouw te variëren in de gevels. Het dak wordt nadrukkelijk gezien als een vijfde gevel. De zuidgevel zal bijvoorbeeld meer gesloten zijn vanwege de achterliggende functies en het beperken van zoninstraling, meer wel met openingen voor zicht op het oefenveld en daglicht in de gesloten functies.

Ontsluiting Goorseweg

De gemeente hecht grote waarde aan de ontsluiting van het nieuwe sportpark via de Goorseweg, belangrijke redenen daarvoor zijn:

  • Een van de belangrijkste redenen om het sportpark aan de Goorseweg te realiseren is de mogelijkheid om het reeds bestaande sportpark aan de Goorseweg (dat onder andere wordt gebruikt door VIOS/SPES) en het nieuwe sportpark qua functie en ontsluiting op elkaar af te stemmen. Hierdoor kunnen gebruikers van beide parken al direct na oplevering van het nieuwe sportpark (en in de toekomst eventueel in versterkte mate) van elkaars voorzieningen profiteren. VIOS/SPES zal in ieder geval direct na oplevering van het nieuwe park gebruik gaan maken van het nieuwe kunstgrasveld en van de opslagmogelijkheden die het nieuwe gebouw gaan bieden. Om dit mogelijk te maken is het nodig dat de sportparken in elkaars directe nabijheid liggen en qua ontsluiting op elkaar afgestemd zijn.
  • Een andere belangrijke reden om het sportpark aan de Goorseweg te realiseren is dat we waarde hechten aan de toekomstbestendigheid van de nieuwe accommodatie. Dat wil zeggen dat we door het ontsluiten van het nieuwe sportpark via de Goorseweg de mogelijkheden open houden om de beide sportparken in de toekomst in samenhang door te kunnen ontwikkelen en daarvoor, door het kiezen van een andere ontsluiting (dan via de Goorseweg), geen belemmeringen opwerpen. In de sportvisie van de gemeente staat dat we samenwerking tussen sportverenigingen willen bevorderen. De keuze voor de Goorseweg als ontsluitingsweg voor het nieuwe sportpark past in dat streven.
  • De laatste belangrijke reden waarom gekozen is voor de ontsluiting van het nieuwe sportpark via de Goorseweg heeft te maken met verkeersveiligheid. De Goorseweg is nu al een straat die in grote mate gebruikt wordt door langzaam verkeer en in veel mindere mate door (groot) landbouwverkeer. Dit verkeer maakt onder andere gebruik van de Bredeweg om van en naar het buitengebied van Ottersum te komen. De gemeente vindt het vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst om de Bredeweg (het enige logische alternatief voor de Goorseweg) als ontsluitingsweg voor het nieuwe sportpark te gaan gebruiken. Wij willen kwetsbare verkeersdeelnemers zo min mogelijk blootstellen aan zwaar landbouwverkeer en er voor zorgen dat zij op een veilige manier het nieuwe sportpark kunnen bereiken.

3.3 Landschappelijke Inpassing

Het schetsontwerp, inclusief de landschappelijke inpassing, wordt nader toegelicht in bijlage 1. Hieronder wordt een korte toelichting gegeven op de landschappelijke inpassing.

Landschappelijke inpassing

Het nieuwe sportpark is gelegen aan de noordelijke dorpsrand van Ottersum, aansluitend op het bestaande sportpark van o.a. VIOS. Door het sportpark op deze locatie te situeren blijft de openheid van het oude agrarische cultuurlandschap behouden. Het sportpark zal voor een geleidelijke groene overgang zorgen die ook een toegevoegde recreatieve en ecologische waarde voor het dorp heeft. Er is een extra ommetje mogelijk tussen de Goorseweg en Bredeweg en het biedt een natuurlijke verbinding voor klein wild. Het sportpark krijgt een groene omzoming die mede zorgt dat lichtoverlast tot een minimum beperkt blijft. In de uitwerking van het ontwerp is het oude geulenpatroon van de Rijn, dat in de ondergrond ter herleiden is, als inspiratie worden gebruikt voor de groene inrichting van het sportpark. Waterberging (na een regenbui) zal op een natuurlijke wijze plaatsvinden in het sportpark door gebruik te maken van de reeds aanwezige natuurlijke hoogteverschillen.

Het kenmerkende silhouet van Ottersum met kerktoren en molen vanaf de Aalsdonksestraat zal ook met de komst van het sportpark aanwezig blijven. Het (uit)zicht van de bewoners aan o.a. de Steffenberg zal veranderen. In het ontwerp van de groene parkzone tussen het sportpark en de tuinen blijft met de plaatsing van beplanting/boomgroepen de privacy behouden.

Gelet op de voorgestelde landschappelijke inpassing zal de wijziging van het uitzicht niet onaanvaardbaar zijn.

Lucht en hitte

Om de groepen die de sportaccommodatie bezoeken en gebruiken gezonde en aangename omstandigheden te bieden is er zowel op als rondom het sportpark voorzien in een robuuste groenstructuur en waar mogelijk doorgroeiverharding bij de benodigde parkeerplaatsen. Hiermee creëren we een natuurlijke zonwering (schaduw) en koelte, en voorkomen we (extra) hitte-stress.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de vaststelling van de NOVI is haar voorganger (de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) vervallen. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt

keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Toetsing planvoornemen

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Het planvoornemen sluit juist aan op nationaal belang 14 'Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit)', omdat doordat de sportclub Achates verplaatst wordt meer ruimte vrij komt voor het dijkversterkingsproject.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte – voorganger van de NOVI – is uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze uitwerking is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl wordt van kracht zodra de Omgevingswet in werking treedt en is dan de uitwerking in regelgeving van het beleid dat in de NOVI staat.

De nationale belangen die nu nog in het Barro worden geborgd betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen.

Toetsing planvoornemen

Het planvoornemen raakt voor een zeer klein deel het 'Rivierbed' uit het Barro.

Artikel 2.4.3 (rivierbed)

  1. 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
    1. a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    2. b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    3. c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
    4. d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  2. 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
  3. 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.

De zeer kleine overschrijding van het planvoornemen op het rivierbed zal geen negatieve effecten hebben op het bergend vermogen van de rivier. Ter plaatse van de overschrijding komt een groene invulling (bestemming groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0010.jpg"

Figuur 4.1: Rivierbed t.o.v. plangebied, in geel aangegeven (Bron: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening)

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

Op 1 januari 2024 is de Omgevingsvisie Limburg in werking getreden. In de Omgevingsvisie staan een drietal hoofdopgaven:

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving;
    1. a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied
    2. b. in landelijk gebied
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouw- transitie;
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

Het planvoornemen is nodig om een bijdrage te kunnen leveren aan de opgave van klimaatadaptatie. Klimaatverandering vergroot de kans op overstromingen en wateroverlast, hitte- golven en hittestress en langdurige perioden van droogte. Door het dijkversterkingsproject wordt meer ruimte geboden aan de Niers, waardoor de kans op overstromingen en wateroverlast wordt verlaagd.

Daarnaast is in de omgevingsvisie aangegeven dat een gezonde en veilige leefomgeving voor iedere Limburger van belang is en ook een inrichting van de leefomgeving die bewegen, ontmoeten en zelfredzaamheid, educatie en een gezonde levensstijl stimuleert. De verplaatsing van de accommodatie Achates draagt bij aan deze provinciale belangen.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg

Op 1 januari 2024 is de Omgevingsordening Limburg in werking getreden. Hieronder zijn de gebiedsaanwijzingen beschreven ter plaatse van het plangebied met bijbehorende instructieregels.

Buitengebied

Artikel 10.6 Instructieregel vergroting bouwvlak glastuinbouw

2. Een omgevingsplan laat een uitbreiding van het bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf toe in het op de kaart aangeduide buitengebied onder de voorwaarde dat:

  1. a. er sprake is van een toekomstbestendige locatie;
  2. b. bij uitbreidingen vanaf 30.000 m² netto glastuinbouw er voor iedere 1 m² netto uitbreiding glastuinbouw 2 m² netto glastuinbouw gelegen buiten een ontwikkelingsgebied glastuinbouw wordt gesloopt.

Het planvoornemen betreft geen uitbreiding van het bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf. Deze instructieregel is dus niet relevant voor dit plan.

Overstromingskansgebied C

Artikel 3.1 Omgevingswaarden voor de gemiddelde overstromingskans van aangewezen gebieden

  • Lid 3: Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied C een gemiddelde overstromingskans van 1:25 per jaar als omgevingswaarde.
  • Lid 7: De omgevingswaarden bedoeld in het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid zijn inspanningsverplichtingen voor het waterschap.
  • Lid 8: Het waterschap voldoet uiterlijk in 2035 aan de inspanningsverplichtingen bedoeld in het zevende lid.

Dit betreft een inspanningsverplichting voor het waterschap. Dit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Gennep

De omgevingsvisie geeft richting en laat zien hoe we samen Gennep sterker, mooier, gezonder en nog krachtiger kunnen maken. Hiervoor zijn vier speerpunten gemaakt:

  • Samen maken we Gennep cultuurrijk
  • Samen maken we krachtige kernen en vitale werkgebieden
  • Samen maken we een hoog, droog en veilig Gennep
  • Samen maken we de samenleving en (digitale) verbindingen sterker

Ten aanzien van hoog, droog en veilig heeft de gemeente de volgende opgaven:

  • Wij zijn verantwoordelijk voor een gezonde, veilige leefomgeving en werken waar mogelijk samen met inwoners, ondernemers, organisaties en belangenpartijen.
  • We treffen voldoende voorzieningen voor zowel hoge waterstanden als perioden van droogte, zowel om het te voorkomen als om de negatieve gevolgen tegen te gaan.

Het dijkversterkingsproject langs de Niers draagt bij aan een hoog, droog en veilig Gennep. Hiervoor moet de huidige locatie van de sportclub Achates verplaatst worden. Ter hoogte van de huidige voetbalvelden kan zo ruimte voor de Niers worden gecreëerd, natuurontwikkeling plaatsvinden en een groene dijk worden aangelegd voor de hoogwaterveiligheid van Ottersum.

In de omgevingsvisie is aangegeven dat bekeken moet worden of een nieuw plan past binnen de uitgangspunten van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM). De gemeente gaat er vanuit dat elk plan de kwaliteit van een gebied moet versterken. De realisatie van een sportpark is onderdeel van module “Overige (gebouwde) functies” - Niet commerciële voorzieningen.

Per deelgebied is aangegeven of de grondhouding ten opzichte van de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden (de modules) voor het betreffende gebied positief, neutraal of negatief is. Volgens het gemeentelijk kwaliteitsmenu ligt het plangebied in kerngebied open agrarisch landschap (4A). In de matrix van het GKM is voor dit gebied zichtbaar dat voor overige (gebouwde) functies een neutrale grondhouding geldt.

Voor de niet-commerciële/publieke maatschappelijk voorzieningen, zoals politiebureaus, gemeentehuizen, brandweerkazernen, sportvelden etc., geldt een kwaliteitsbeleid. Allereerst zal de noodzaak duidelijk moeten zijn om de publieke maatschappelijke voorziening buiten de contour te realiseren. Voor politie, brandweer etc. kan dit te maken hebben met inzetbaarheid, infrastructuur, reactietijden etc. Op basis van de publieke noodzaak om voor een locatie buiten de contour te kiezen, wordt niet voorzien in het leveren van een genormeerde kwaliteitsbijdrage. Deze ontwikkelingen komen zo sporadisch voor dat er voor deze ontwikkelingen maatwerk wordt voorgestaan. Uitgangspunt daarbij is een kwalitatieve benadering. Een objectieve beoordeling van de kwaliteiten is daarbij aan de orde

De noodzaak voor verplaatsing van de sportclub achates is het gevolg van het project Lob van Gennep. Het project Lob van Gennep is onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. Binnen dit project wordt gewerkt aan de opgave om de hoogwaterbescherming in de Lob van Gennep te verbeteren, zodat de kans op overstroming in het gebied kleiner wordt. Daarnaast is de opgave om de waterbergende werking van het gebied te verbeteren om bij extreem hoogwater stroomafwaarts te zorgen voor een waterstandsverlaging en daarmee bij te dragen aan de hoogwaterbescherming van stroomafwaarts gelegen gebieden. Ook wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied versterkt. Naast de werkzaamheden voor hoogwaterbescherming, kan het gebied namelijk aantrekkelijker worden gemaakt en de gebruikswaarde worden vergroot.

De tegenprestatie in het kader van dit planvoornemen wordt gevonden in:

  • Natuurontwikkeling bij het huidige terrein van Achates.
  • Vergroting van waterberging bij de Niers.
  • Aansluiting overgang kern-buitengebied, door realiseren nieuw groen in plangebied en er wordt een dorpsommetje gerealiseerd.

4.3.2 Sport- en beweegvisie 2023-2030

In april 2023 heeft de Gemeenteraad de nieuwe Sport- en beweegvisie 2023-2030 vastgesteld. In deze visie geeft de gemeente aan waar ze naartoe willen met het sport- en beweegbeleid in Gennep. De ambitie van het sport- en beweegbeleid is meer inwoners in beweging krijgen en betrokken te krijgen

bij het organiseren van sporten en bewegen. Accommodaties en sportaanbieders, waaronder hoofdzakelijk sportverenigingen, zijn hier in hoge mate randvoorwaardelijk voor.

De hoofdambities zijn:

  • Stimuleren van sport en bewegen: we willen meer inwoners activeren die hulp nodig hebben om (meer) te bewegen.
  • Verenigingssport: we streven naar vitale verenigingen die zijn toegerust op de behoefte van de Gennepse inwoners nu en in toekomst
  • Accommodaties: we willen een accommodatie-aanbod dat kwalitatief en kwantitatief passend is voor de vraag. Daarbij willen we liever minder en betere accommodaties, dan accommodaties in stand houden die weinig worden gebruikt.

Voor de accommodaties waar de gemeente financieel aan bijdraagt is het uitgangspunt dat het aanbod passend is voor de behoefte. We willen structurele overcapaciteit beperken en streven waar mogelijk naar multifunctioneel gebruik van kwalitatief goede accommodaties.

Bij keuze 9 in paragraaf 3.6 van de visie is de volgende ambitie aangegeven:

keuze 9: Bij verplaatsen Achates rekening houden met groei en samenwerking

Door het sportpark van de voetbalvereniging Achates te verplaatsen ontstaat ruimte voor een groene dijk, krijgen de Maas en Niers meer ruimte en kan natuurontwikkeling in het Niersdal plaatsvinden. Waar mogelijk houden we op de nieuwe locatie rekening met uitbreidings- en samenwerkingsmogelijkheden in de toekomst. Dit hoeft zich niet te beperken tot het sportieve vlak.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de verplaatsing van de sportclub Achates mogelijk. Het plan is dus in lijn met de sport- en beweegvisie. Ook biedt de nieuwe locatie van sportclub Achates kansen voor samenwerking met andere verenigingen.

4.3.3 Duurzaamheidsvisie Gennep 2040

De Duurzaamheidsvisie Gennep 2040 geeft een beeld van hoe een 'duurzaam Gennep' er in 2040 uitziet, welke stappen we moeten zetten om daar te komen en wie welke rol heeft. Hoofdpunten uit de visie zijn:

  • Energie: vóór 2040 wordt Gennep zo goed als aardgasvrij gemaakt. 70% van de dan nog benodigde energie voor wonen, werken en mobiliteit wordt lokaal en duurzaam opgewekt. Hiertoe worden alle geschikte daken van woningen en bedrijven voorzien van zonnepanelen.
  • Duurzame mobiliteit: we stimuleren fiets- en wandelverkeer en faciliteren elektrisch vervoer.
  • Circulariteit: in 2040 is circulair wonen, werken en produceren gemeengoed geworden in Gennep. Hiertoe gaan we onder andere circulair werken bij (ver)bouwprojecten door gebruik te maken van materialen die herbruikbaar en/of afbreekbaar zijn.
  • Klimaatadaptatie: regenwater vangen we zoveel mogelijk op in de bodem in oppervlakteverharding minimaliseren we. We zorgen voor extra groen om hittestress tegen te gaan.
  • Groen Gennep: in 2040 is de buitenruimte van Gennep groen, gezond en leefbaar voor mens en natuur.

Het sportpark Achates wordt in lijn met huidige ontwikkelingen en standaarden ontworpen en gerealiseerd vanuit het oogpunt duurzaamheid. Het clubgebouw wordt conform de BENG-norm Bijna Energie Neutraal Gebouw gerealiseerd. Ook wordt adaptief vooruit gedacht door zaken in de toekomt niet onmogelijk te maken en worden installaties zodanig ontworpen dat die ook dan nog goed functioneren. Voor het sportvelden proberen we zoveel mogelijk met grond te werken die beschikbaar is op het huidige terrein van de nieuwe locaties om zo aan- en afvoer van grond te beperken en ook de materieelinzet zoals kranen en grondtransport te minimaliseren. De verlichting van de sportvelden wordt met LED-armaturen gerealiseerd. Indien mogelijk worden materialen hergebruikt welke bij de verplaatsing beschikbaar komen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Onderzoek

De ontwikkeling van sportvelden moet worden gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Op grond daarvan is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Bij een stedelijk ontwikkelingsproject gaat het om de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningen, voorzieningen als winkelcentra en parkeerterreinen, kantoorruimten.

In het geval van het plan voor de nieuwe voetbalvelden valt de activiteit ver onder de drempelwaarde van 100 ha. Het plan betreft namelijk circa 6,4 ha. Om deze redenen kan worden volstaan met een zogeheten vormvrije m.e.r. beoordeling waarover een m.e.r.- beoordelingsbesluit wordt genomen. Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen er twee uitkomsten zijn:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen niet uitgesloten worden: er dient een m.e.r.-procedure doorlopen te worden.
  • Belangrijke nadelige milieugevolgen treden niet op: er wordt gemotiveerd aangegeven dat geen m.e.r.-procedure hoeft te wordt doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0011.png"

De initiatiefnemer van een activiteit waarvoor een plicht tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt, moet dat voornemen schriftelijk mededelen aan het bevoegd gezag. De aanmeldingsnotitie is toegevoegd als bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Uit deze vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat wanneer de juiste werkprotocollen en aandachtspunten (Verkeer, Geluid, Lichthinder, Natuur en Cultuurhistorie en Archeologie) uit deze m.e.r.-beoordeling worden gevolgd, worden er voor geen van de milieuthema's belangrijke negatieve en significante gevolgen voor het milieu verwacht. Volgens de initiatiefnemer duidt deze m.e.r-beoordeling aan dat belangrijke negatieve effecten voor het milieu als gevolg van het voornemen niet aan de orde zijn of van dien aard en dat er geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden ten behoeve van de realisatie van de sportclub.

Conclusie

Belangrijke negatieve effecten voor het milieu als gevolg van het planvoornemen zijn nie aan de orde. Er hoeft geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen te worden.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Milieu-
categorie
Richtafstanden in 'rustige woonwijk' Richtafstanden in 'gemengd gebied'
1 10 meter 0 meter
2 30 meter 10 meter
3 50-100 meter 30-50 meter
4 200-300 meter 100-200 meter
5 500-1.000 meter 300-700 meter
6 1.500 meter 1.000 meter

Tabel 5.1: Richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Toetsing

Op basis van bijlage 1 'Richtafstandenlijst tabel 1' van de handreiking 'bedrijven en milieuzonering' valt de ontwikkeling onder veldsportcomplex (met verlichting) met milieucategorie 3.1. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende richtafstanden per aspect aangegeven. De aspecten geur, stof en gevaar kunnen buiten beschouwing worden gelaten. Het plangebied ligt in omgevingstype rustige woonwijk, waardoor de richtafstand voor geluid 50 meter blijft.

Omschrijving Afstanden in meters
Geur Stof Geluid Gevaar
Veldsportcomplex (met verlichting) 0 0 50 0

In het ontwerp en de verbeelding is rekening gehouden met deze richtafstand. Voor deze richtafstand is namelijk een groenbestemming in de verbeelding opgenomen waar sportactiviteiten niet zijn toegestaan. Op deze manier wordt dus voldaan aan de richtafstand van 50 meter en is de milieuzonering juridisch-planologisch geborgd in het plan.

Om vast te stellen of daadwerkelijk sprake is van een aanvaardbare akoestische situatie is zekerheidshalve een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5.

Het sportcomplex is zelf geen gevoelige functie, derhalve hoeft niet onderzocht te worden wat de effecten zijn van hinderveroorzakende functies in de omgeving op het plangebied.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.3 Verkeer

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Onderzoek

De verplaatsing van het sportpark zal leiden tot een verschuiving van de verkeersbewegingen binnen de kern van Ottersum. Om de effecten hiervan in beeld te brengen is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het verkeersonderzoek is opgenomen in bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het onderzoek zijn de parkeerplaatsen en verkeersgeneratie voor de nieuwe locatie van Sportpark Achates ten noorden van de kern Ottersum bepaald. In onderstaande tabel zijn de verkeersgeneratie en de benodigde parkeerplaatsen voor het sportpark weergegeven. Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen is gebruik gemaakt van het plaatselijke vigerend parkeerbeleid uit de Nota Parkeernormen Gennep (2015).

Voor de berekening van de verkeersgeneratie is ook gebruikt gemaakt van deze parkeernorm, dit omdat er door het CROW geen kengetallen voor sportvelden worden voorgeschreven. De verkeersgeneratie is daarom bepaald aan de hand van de parkeernorm, 2 ritten per auto per parkeerplaats (1x heen en 1x terug) en een turnover (het aantal keer dat een parkeerplaats per etmaal wordt benut) van twee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0012.png"

Tabel: Verkeersgeneratie en benodigde parkeerplaatsen (voor auto en fiets) voor Sportpark Achates

In het ontwerp zijn 68 parkeerplaatsen en 2 algemene gehandicaptenparkeerplaatsen opgenomen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de autoparkeernorm van minimaal 53 parkeerplaatsen. Voor fietsparkeren is ruimte gereserveerd. Er wordt geadviseerd om minimaal 110 fietsparkeerplaatsen te realiseren.

Wanneer de verkeersgeneratie van het sportpark wordt opgeteld bij de getelde intensiteiten op de Goorseweg, blijkt dat deze weg het extra verkeer in 2030 ruimschoots kan afwikkelen. Door de beperkte toename van verkeersbewegingen en de lage intensiteiten op de Goorseweg worden er geen capaciteitsknelpunten verwacht. De route naar de ontsluitingsweg is vormgegeven als een 30 km/uur weg met snelheidsbeperkende maatregelen. Met voldoende ruimte voor de fietser op de rijbaan geeft dit geen extra verkeersveiligheid knelpunten.

Tot slot wordt geadviseerd om aandacht te besteden aan de (subjectieve) verkeersveiligheid op de Goorseweg. Vooral fietsers kunnen op deze weg een gevoel van (verkeers)onveiligheid ervaren, met name kwetsbaardere doelgroepen (kinderen). Maatregelen die overwogen kunnen worden om de verkeersveiligheid (en het verkeersveiligheidsgevoel) te verbeteren, zijn:

  • Het aanbrengen van fietsstroken op de Goorseweg;
  • Het aanbrengen/verbeteren van verlichting langs de Goorseweg;
  • Het aanbrengen van één drempel ter hoogte van de sportvelden;
  • Verplaatsen komgrens waardoor dit gedeelte van de Goorseweg binnen 30 km/uur regiem komt.

De gemeente Gennep is voornemens om actie te ondernemen ten aanzien van verkeersveiligheid op de Goorseweg. Mede ook door de woningbouwontwikkeling Hoenderpark is de gemeente van plan om de Goorseweg te herinrichten, waarbij de weg een betere aansluiting krijgt op de bebouwde kom. Bovenstaande adviezen kunnen hierin meegenomen worden.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.

Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.

Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Luchtkwaliteitseisen

Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:

  1. 1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. 2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. 3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. 4. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Het onderhavige plan omvat de ontwikkeling van een sportpark. Een dergelijke ontwikkeling is niet in de lijst uit de Regeling NIBM opgenomen. Daarom kan hier niet worden volstaan met de aanname dat de ontwikkeling van geringe omvang is en dat de luchtkwaliteit als gevolg hiervan “niet in betekende mate” zal verslechteren. Een nadere motivering is daarom vereist.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Het grote voordeel van deze NIBM-rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is.

Onderzoek

Voor dit bestemmingsplan is de NIBM-rekentool gebruikt. Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking is uitgegaan van de verwachte verkeersbewegingen uit het verkeersonderzoek. Uit de berekening blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is voor de luchtkwaliteit (stikstofdioxide en fijnstof). Zie voor de uitkomst onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0013.png"

Figuur 5.1: Berekening effect op luchtkwaliteit door middel van de NIBM-tool.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.5 Geluidhinder

Beoordelingskader

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) biedt een beoordelingskader voor de ruimtelijke inpassing van bedrijfsmatige activiteiten, waarbij meerdere stappen worden doorlopen. In eerste instantie wordt de afstand tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van een milieugevoelig gebouw (zoals een woning) getoetst aan een richtafstand. Als de werkelijke afstand niet door de richtafstand wordt overschreden, is in beginsel sprake van een ruimtelijk aanvaardbaar plan. Is de richtafstand daarentegen groter, of wordt verwacht dat de voorgenomen ontwikkeling om andere redenen aanleiding kan geven tot hinder, dan is onderzoek naar de geluidsbelasting noodzakelijk.

Voor de richtafstand tussen veldsportcomplexen, al dan niet met verlichting, en woningen die zijn gelegen in een rustige woonwijk geldt volgens de VNG-publicatie een waarde van 50 m. Bij de uitwerking van het sportpark is hiermee rekening gehouden, waardoor de afstand tussen de sportvelden en de omliggende woningen overal aan de richtafstand voldoet. Volgens de in de vorige alinea beschreven systematiek kan nader onderzoek naar de geluidsbelasting dus achterwege blijven. Omdat veldsportcomplexen in de praktijk echter aanleiding kunnen geven tot overlast, ook indien de richtafstand wordt gerespecteerd, zijn de optredende geluidsniveaus volledigheidshalve wél inzichtelijk gemaakt.

In de VNG-publicatie worden voor de geluidsniveaus ter plaatse van woningen in een rustige woonwijk de volgende richtwaarden aangehouden:

  • een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van ten hoogste 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;
  • een maximaal geluidsniveau van ten hoogste 65, 60 en 55 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;
  • een bijdrage ten gevolge van verkeersaantrekkende werking van ten hoogste 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Onderzoek

In de omgeving van het sportpark bevinden zich woningen, die als gevolg van de activiteiten van de voetbalvereniging mogelijk een relevante geluidsbelasting kunnen ondervinden. Het akoestisch onderzoek in bijlage 4 gaat in op de te verwachten geluidsniveaus en toetst deze aan algemeen aanvaarde criteria voor een goede ruimtelijke ordening.

In algemene zin is de geluidsbelasting als gevolg van de activiteiten van de voetbalvereniging aanvaardbaar. In het onderzoek komen de volgende aandachtspunten naar voren:

  1. 1. Scheidsrechterfluitjes kunnen in de dagperiode geluidsniveaus veroorzaken die tot 2 dB(A) hoger zijn dan de richtwaarden.
  2. 2. Voetbaltrainingen (stemgeluid) veroorzaken in de avondperiode langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus die bij enkele woningen 1 dB(A) hoger zijn dan de richtwaarde.
  3. 3. Auto's naar en van het sportpark passeren het nieuwe woongebied op korte afstand en kunnen daar geluidsniveaus veroorzaken die in de dag- en avondperiode tot respectievelijk 3 en 10 dB(A) hoger zijn dan de richtwaarde.

De overschrijdingen ten gevolge van zowel de scheidsrechterfluitjes als de voetbaltrainingen zijn uiterst gering. Daarbij worden fluitjes alleen overdag in het weekend gebruikt. Daarmee is de potentiële mate van hinder aanvaardbaar te noemen. Niettemin is het voor de omgeving wenselijk dat wordt nagegaan of het vervangen van de fluitjes door geluidsarme exemplaren voor het sportpark goed uitvoerbaar is. Dit advies geldt ook voor de wedstrijden van de jongste jeugd op het kleine veld, al zal daar vanwege de compacte spelvormen minder intensief worden gefloten.

Het gebruik van dergelijke geluidsarme fluitjes, in theorie een eenvoudig te treffen maatregel, zou leiden tot een significante reductie van de optredende geluidsniveaus. In dit geval zou bij de maatgevende woningen het lang-tijdgemiddelde beoordelingsniveau circa 5 dB(A) lager uitvallen en het maximale geluidsniveau circa 10 dB(A).

De inzet van geluidsarme scheidsrechterfluitjes zou door de gemeente kunnen worden geformaliseerd door het sportpark strengere geluidsnormen op de leggen middels een maatwerkvoorschrift op grond van het omgevingsplan. Aan de standaard normen uit het omgevingsplan wordt door het sportpark namelijk ook zonder maatregelen voldaan.

In verband met het geluid van het verkeer op de Goorseweg is het wenselijk dat de maximumsnelheid ter plaatse van het woongebied wordt verlaagd naar 30 km/h. Hiervoor is een verkeersbesluit van de gemeente noodzakelijk, evenals een raadsbesluit voor het in noordelijke richting verplaatsen van de komgrens. Door de snelheidsverlaging zal de geconstateerde overschrijding van de richtwaarde voor het equivalente geluidsniveau in de dagperiode volledig ongedaan worden gemaakt. In de avondperiode

zal een minieme overschrijding van 1 dB(A) resteren.

Op 9 december 2020 is door de raad een verkeersbesluit genomen om de verkeerskundige bebouwde komgrens op de Goorseweg te verplaatsen naar de noordzijde van het sportterrein Goorseweg 51-53. Het verkeersbesluit om de snelheid op de Goorseweg aan te passen naar 30 km/u is op 14 december

2023 bekendgemaakt. Hiermee is de geconstateerde overschrijding van de richtwaarde voor het equivalente geluidsniveau in de dagperiode ongedaan gemaakt.

De gemeente Gennep is voornemens om actie te ondernemen ten aanzien van verkeersveiligheid op de Goorseweg. Mede ook door de woningbouwontwikkeling Hoenderpark is de gemeente van plan om de Goorseweg te herinrichten. Waarbij de weg een betere aansluiting krijgt op de bebouwde kom.

De geluidsniveaus die worden veroorzaakt door kleine evenementen zijn op basis van het gemeentelijke beleid aanvaardbaar te noemen. Uit akoestisch oogpunt vormen de gronden met de bestemming 'Sport' derhalve een geschikte locatie voor het organiseren van dergelijke evenementen, waarmee wordt voldaan aan de criteria voor een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

In algemene zin is de geluidsbelasting als gevolg van de activiteiten van de voetbalvereniging aanvaardbaar, rekening houdend met afstand van 50 meter tussen de sportvelden en de woningen aan de zuidzijde van het plangebied. Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn wel drie aandachtspunten gesignaleerd, namelijk het geluid als gevolg van scheidsrechterfluitjes, de voetbaltrainingen en de lokale verkeersbewegingen.

De overschrijdingen ten gevolge van zowel de scheidsrechterfluitjes als de voetbaltrainingen zijn uiterst gering. Daarmee is de potentiële mate van hinder aanvaardbaar te noemen.

Daarnaast is de geconstateerde overschrijding van de richtwaarde voor het equivalente geluidsniveau in de dagperiode vanwege verkeersbewegingen ongedaan gemaakt met het verkeersbesluit van 14 december 2023.

5.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschouwd de risico's voor de omgeving ten gevolge van een ongeval bij de opslag, het transport en/of de productie van gevaarlijke stoffen en de kans dat daarbij dodelijke slachtoffers vallen.

Wettelijk kader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.


Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Onderzoek

In het kader van externe veiligheid is het van belang om te onderzoeken of er personen worden toegevoegd binnen een invloedsgebied van een risicobron, danwel dat het planvoornemen een risicobron toevoegt in de omgeving.

Het planvoornemen maakt een sportcomplex mogelijk, welke niet binnen een invloedsgebied van een risicobron ligt. Andersom wordt met het planvoornemen ook geen nieuwe risicobron toegevoegd in de omgeving. Externe veiligheid is hiermee niet relevant voor het planvoornemen. Hiermee is het milieuaspect externe veiligheid voldoende onderbouwd.

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn geen belemmeringen aan de orde voor het planvoornemen.

5.7 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de beoogde locatie van de sportclub. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Daarin wordt het volgende geconcludeerd.

Algemeen

De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 4,1 m-mv overwegend uit zwak of matig kleiig zand. De bovengrond bestaat uit sterk zandige, humeuze klei. In de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Vanwege de aanwezigheid van een grindlaag in de ondergrond vanaf een diepte van 2,9 m-mv zijn geen peilbuizen geplaatst. De kwaliteit van het grondwater is derhalve niet onderzocht. Verder is tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid.

Grond, reguliere parameters

In de grondmengmonsters MM1 t/m MM5 (bovengrond) en in de grondmengmonsters MM6 t/m MM10 (ondergrond) zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde gehalten aangetoond. Allen liggen onder de achtergrondwaarden. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan de milieuhygiënische kwaliteit van de boven- en ondergrond beide indicatief als klasse AW2000 beschouwd worden.

Grond, PFAS

In de grondmengmonsters MM1 t/m MM5 zijn analytisch verhoogde gehalten met PFOS en PFOA aangetoond. In het grondmengmonster MM5 is tevens een verhoogd gehalte met PFBA aangetoond. Op basis van het handelingskader PFAS is de bovengrond beoordeeld als toepasbaar in oppervlaktewater en in Rijkswater. De bovengrond is beoordeeld als niet toepasbaar in grondwaterbeschermingsgebieden.

Asbest in grond

In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.

Nader bodemonderzoek

Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.

Conclusie

Op basis van de bevindingen uit het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor het planvoornemen.

5.8 Water

Wettelijk kader / inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Onderzoek

Er is een watertoets uitgevoerd voor het planvoornemen. Dit rapport is toegevoegd aan bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Daarin is het landelijk en Europees beleid opgenomen en ook het beleid vanuit de Provincie, waterschap en de gemeente Gennep. In de watertoets is het volgende opgenomen.

Oppervlaktewater

In onderstaande figuur is een overzicht van het oppervlaktewatersysteem rondom het plangebied weergegeven. In de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen. Verder ten noorden van het plangebied is de Aaldoncksebeek gelegen met een normaal waterpeil op ca. NAP +10,4m. Ten zuiden van Ottersum is de rivier de Niers gelegen met een normaal waterpeil op ca. NAP +8,6m. De grens van de buitenbeschermingzones van de Niers ligt niet in de nabijheid van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0014.png"

Figuur 5.2: Overzicht watersysteem (bron: legger waterschap Limburg)

Kabels en leidingen

Ten behoeve van de aanleg van het nieuwe sportvelden is een klic-melding uitgevoerd. Op basis van deze klic-melding worden er in het projectgebied in de huidige situatie geen kabels en leidingen aangetroffen. Er zullen nog werkzaamheden plaats moeten vinden voor de nutsaansluiting van het clubgebouw en de sportvoorzieningen. Het definitieve ontwerp ten aanzien van de ligging van kabels en leidingen moet nog worden uitgewerkt.

Benodigde compensatie waterberging

In het plangebied wordt het afkoppelbeleid van waterschap Limburg en gemeente Gennep gevolgd. Hierbij wordt de voorkeursvolgorde van gescheiden regenwater hergebruiken, vasthouden, bergen en afvoeren gevolgd. Het waterschap hanteert daarnaast het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) voor hemelwater afkomstig van nieuw aangelegd verhard oppervlak om het risico op wateroverlast in de toekomst met de verwachte klimaatsverandering te voorkomen.

Conform de beleidsregels van de keur betekent dit concreet dat er 100 mm aan bergings-/infiltratie-voorzieningen aangebracht dient te worden per m2 extra aangebracht verhard oppervlak. De voorziening dient binnen 24 uur weer beschikbaar te zijn voor de volgende bui.

Als infiltreren aantoonbaar niet of nauwelijks mogelijk is, geeft het waterschap aan dat de voorziening aangelegd kan worden met leegloopvoorziening. Om afwenteling naar benedenstrooms te voorkomen mag maximaal 2 l/s/ha geloosd worden. Halfverharding, zoals bijvoorbeeld grasbetontegels, worden door het waterschap als 50% verhard gezien, mits voorzien van een doorlatende ondergrond. De gemeente Gennep volgt het beleid van het waterschap met daarbij een aanvulling dat wanneer een absolute infiltratievoorziening (100mm in 24 uur) aantoonbaar niet mogelijk, minimaal een minimaal een bui met een herhalingstijd van T=10 jaar (50 mm in 24 uur) geborgen dient te worden. Wel zullen in dat geval de gevolgen voor de omgeving in beeld gebracht moeten worden bij een bui met T = 100. Bij een bui met T=100 mag zowel in het plangebied als in de omgeving geen wateroverlast ontstaan.

Naast het beleid van waterschap en gemeente worden er voor wateropgaven van sportvelden enkele uitgangspunten gehanteerd. De branchevereniging Sport en Cultuurtechniek heeft samen met Oranjewoud een uniforme, bruikbare richtlijn opgesteld voor de manier waarop sportvelden in een watertoets beschouwd worden (zie ook watertoets in de bijlagen). Door een vergelijking te maken tussen het afvoergedrag van sportvelden en het afvoergedrag van verhard oppervlak kan de afvoer van een sportveld worden uitgedrukt als percentage afvoer van verhard oppervlak. De verhouding tussen de 24-uursafvoer van verhard oppervlak en van een sportveld is gebruikt als basis voor deze vergelijking. Uiteindelijk heeft deze berekening geleid tot een matrix waarin de invloed van aanleg van een sportveld is uitgedrukt als percentage toename in verhard oppervlak, zie onderstaande figuur. In het projectgebied bestaat de bovenste laag (ca. 0,5m tot 1,5m dik) voornamelijk uit klei en is slecht doorlatend. Op basis van de schematische opbouw van grasvelden voor doorlatende- en slecht doorlatende ondergrond wordt in dit gebied voor de natuurgrasvelden en het kunstgrasveld dus gerekend met de percentages zoals aangegeven in onderstaande matrix.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0015.png"

Figuur 5.3: Matrix van het percentage toename in verhard oppervlak bij aanleg van een sportveld.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de toename van het verhard oppervlak in de toekomstige situatie op basis van het schetsontwerp. In de toekomstige situatie zal er 12.651 m2 aan verhard oppervlak aangebracht worden. Dit betekent dat er bij een compensatie van 100 mm per m2, er 1.265 m3 aan berging-/infiltratievoorzieningen moet worden aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0016.png" Tabel 5.2: Overzicht toename verhard oppervlak

Invulling waterberging

De bovengrond van het projectgebied bestaat uit sterk zandige, humeuze klei met een dikte van ca. 0,5m tot 1,5m dik. Dit betekent dat het lastig is om te infiltreren in het plangebied. In het concept ontwerp is er voldoende ruimte aanwezig om invulling aan de waterberging te geven in de vorm van bovengrondse waterberging in het groen.

Afhankelijk van de diepte van de waterberging wordt het oppervlak van de waterberging bepaald. Uitgaande van bergingsdiepte van 0,4 m moet er voor een compensatie van 1.265 m3 aan bergingsvoorziening een oppervlak van minstens 3.163 m2 berging gemaakt worden. Uitgaande van de aangegeven mogelijke bergings-/infiltratielocaties van totaal 9.100 m2 (oranje in onderstaande figuur) lijkt dat goed mogelijk. In een latere fase kan de keuze gemaakt worden om de benodigde waterberging in één of meerdere bergingen te creëren. Er kan ook worden gekozen voor een ondiepere waterberging met een groter oppervlak. Het ontwerp van de waterberging en de exacte ligging is dus nog in ontwikkeling.

Vanwege de slechte doorlatendheid van de toplaag van de bodem is de verwachting dat de bovengrondse waterberging niet snel zal leeglopen of infiltreren naar de ondergrond. Dit betekent dat het water lang blijft staan en de berging op dat moment niet beschikbaar is om opnieuw water op te vangen. Om dit te verhelpen kan de waterberging worden voorzien van een slokop/overstort met een beperkende afvoer welke aangesloten kan worden op het bestaande hemelwatersysteem verderop in de Goorseweg (kruising De Wieken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0017.png"

Figuur 5.4: Mogelijke berging-/infiltratievoorziening

Hemelwaterafvoer

Hemelwaterafvoer van de verhardingen en het dak van het clubgebouw zal zoveel mogelijk bovengronds plaatsvinden richting de bovengrondse opvang in een waterberging. Bij de verdere uitwerking van het plan zal nader gekeken moeten worden of de drainage van de voetbalvelden in verband met de opbouw van de velden en hoogteligging hier eveneens op aangesloten kan worden.

Vuilwaterafvoer

Voor het clubgebouw zal er vuilwaterriolering worden aangelegd. Vanwege de geplande renovatiewerkzaamheden van de Goorseweg die doorloopt tot de Bonkelaar, kan deze onder vrijverval worden aangesloten op het bestaande stelsel ter hoogte van de kruising Goorseweg/Steffenberg. Onder vrij verval aansluiten op het nieuwe vuilwaterstelsel in de Wieken is niet mogelijk gelet op de hoogteligging van betreffend stelsel. De totale lengte van de nieuw aan te leggen vuilwaterriolering is bij aansluiting op het stelsel op de kruising Goorseweg/Steffenberg circa 366 meter. Op deze locatie ligt het bestaande stelsel op een hoogte (b.o.b.) van NAP +10,44m. Het laagste punt in het maaiveld op het traject van de toekomstige riolering ligt op NAP +12,9m. Bij een minimale dekking van 1,20 m en een leidingdiameter van ø250 mm en een lengte van 366 m kan een vuilwaterstreng onder vrijverval aangelegd worden met een verhang van 2,7 ‰. De gemeente heeft aangegeven akkoord te gaan net betreffend verhang.

Grondwater

De verwachting is dat werkzaamheden van de herinrichting van het gebied van Achates geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstand in de omgeving. De gemeten grondwaterstand ligt dusdanig diep (tussen 2,9m-mv en 3,5m-mv, respectievelijk tussen NAP +9,7m en NAP+10m) dat lokale infiltratie van regenwater een negatief effect heeft op zijn omgeving. Wel zal er bij de aanleg van een absolute infiltratievoorziening de bovenste kleilaag (variërend van 0,5 tot 1,5m) doorbroken dienen te worden om een schijngrondwaterstand (stagnatie van regenwater) in de voorziening te voorkomen.

Conclusie

Uitgaande van het beleid van waterschap Limburg en de gemeente Gennep zal er op basis van het schetsontwerp van de sportvelden Achates te Ottersum 1.265 m3 aan compenserende waterberging in de vorm van berging-/infiltratievoorzieningen aangelegd moet worden. Met een waterbergingshoogte van 0,4 m en een benodigde wateropgave van 1.265 m3 is een waterbergingsoppervlak benodigd van minstens 3.163 m2. Uitgaande van het schetsontwerp is er met ca. 9.100m2 aan groen voldoende ruimte beschikbaar die ingericht kan worden als een waterberging. Vanwege de slechte doorlatendheid van de toplaag van de bodem zijn er wel aanvullende maatregelen nodig om stagnatie van regenwater te voorkomen.

De verwachting is dat werkzaamheden van de herinrichting van het gebied van Achates geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstand in de omgeving.

Voor het clubgebouw zal er vuilwaterriolering worden aangelegd, deze kan onder vrijverval worden aangesloten op het stelsel op de kruising Goorseweg/Steffenberg. Op basis van de hoogtekaart en de hoogte (b.o.b.'s) van het bestaande stelsel is berekend dat een leiding met een diameter van ø250 mm voldoende dekking over het toekomstige traject heeft.

5.9 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.

Onderzoek

Voor het aspect ecologie is een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Deze notitie is toegevoegd aan bijlage 7 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Daarin wordt het volgende geconcludeerd.

Beschermde soorten

Vogels met jaarrond beschermde nesten en omgevingsscansoorten

Verblijfplaatsen van vogels, die hun verblijfplaats het hele jaar door gebruiken of elk jaar terugkeren naar hetzelfde nest, zijn permanent beschermd. Deze nesten zijn opgedeeld in categorie 1 t/m 3 van de 'Vaste nesten'. Het vernielen van nesten tijdens het broedseizoen of van nesten met een permanente bescherming leidt tot overtreding van verbodsartikel 3.1, lid 2. Binnen het onderzoeksgebied ontbreken nesten van jaarrond beschermde, maar net buiten het plangebied is een kleine roekenkolonie aanwezig. Deze nestplaats blijft behouden en ligt op een dermate afstand, zodat verstoring van nesten ook niet aan de orde zijn. Nesten van overige broedvogels met jaarrond beschermde nesten en omgevingsscansoorten zijn binnen het onderzoeksgebied afwezig en worden ook niet verwacht.

Algemene broedvogels

Het is niet uit te sluiten dat algemeen voorkomende broedvogels nestelen in de naastgelegen bomen, struiken en akkerpercelen binnen het onderzoeksgebied. De werkzaamheden leiden dan mogelijk tot negatieve effecten op broedvogels, zoals het doden of verwonden van vogels (Wnb artikel 3.1.1.) of het vernielen van nesten of eieren (Wnb artikel 3.1.2.). Het is hiernaast tevens mogelijk dat als gevolg van de werkzaamheden vogels verstoord worden (Wnb artikel 3.1.4.). Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, kan middels een broedvogelschouw onderzocht worden of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn binnen of direct grenzend aan het onderzoeksgebied. Indien nesten afwezig zijn, kan het volledige/kunnen delen van het onderzoeksgebied vrijgegeven worden voor de werkzaamheden.

Vleermuizen

Gebouwen ontbreken ter plaatse van het onderzoeksgebied, waardoor effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen kunnen worden uitgesloten. De houtsingel ten zuiden van het onderzoeksgebied kan als een potentiële vliegroute fungeren, maar deze blijft behouden door de ontwikkeling. Wel dient opgemerkt te worden dat er tijdens de aanleg en beoogde situatie rekening moet worden gehouden met verlichting. In de toekomstige situatie moet voorkomen worden dat de houtsingel wordt verlicht. Te zijner tijd zal hiervoor een lichtplan en vleermuisonderzoek worden uitgevoerd.

Algemeen voorkomende soorten

Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten zoals veldmuis, haas en konijn. De mogelijk voorkomende muizen- en amfibiesoorten zijn in de provinciale verordening van de provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing. Door middel van zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden. Dit houdt in dat aangetroffen individuen van de soort verjaagd dienen te worden of gevangen en vrijgelaten dienen te worden in het aanliggend gebied, buiten invloed van de werkzaamheden.

Beschermde gebieden

Natura 2000-gebieden

De meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden "Zeldersche Diessen" en "Oeffelter meent' en liggen respectievelijk op circa 2,0 en 2,2 kilometer van het onderzoeksgebied. Er worden, gelet op de beperkte aard en omvang van de ingrepen in combinatie met de afstand tot Natura 2000-gebieden, grotendeels geen negatieve effecten verwacht op Natura 2000-gebieden. Voor de aanlegfase en gebruiksfase is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd, deze is toegevoegd aan bijlage 8. Hieruit blijkt dat de toekomstige gebruiksfase van het nieuwe sportpark Achates niet zal leiden tot significant negatieve effecten in nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie. De realisatie van de nieuwe sportvelden en het clubgebouw zal ook niet leiden tot significant negatieve effecten in nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie.

Door zowel de gebruiksfase als de aanlegfase wordt immers géén toename van de stikstofdepositie veroorzaakt. Op basis van deze resultaten leidt het plan niet tot significant negatieve effecten in de

nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0018.png"

Figuur 5.5: Ligging plangebied (1) t.o.v. omgeving en nabijgelegen Natura 2000-gebieden

Provinciale gebiedsbescherming (NNN)

De ingrepen zijn gelegen buiten de begrenzing van de goudgroene natuurzone en de overige provinciale gebiedsbescherming. De goudgroene natuurzone vormt het Limburgse onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op > 1 km zuidelijk vanaf het onderzoeksgebied. Effecten zijn uitgesloten

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0019.png"

Figuur 5.6: Ligging NNN gebieden

Houtopstanden

Binnen het onderzoeksgebied worden geen bomen gekapt. Het onderdeel houtopstanden is daarom niet aan de orde.

Samenvattende tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0020.png"

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat er geen nader onderzoek nodig is voor beschermde soorten, als rekening wordt gehouden met het broedseizoen. Ook is dan geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig voor beschermde soorten. Daarnaast is voor het onderdeel gebiedsbescherming geen nader onderzoek nodig. Op basis van bovenstaande resultaten leidt het plan niet tot significant negatieve effecten in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Het aspect ecologie vormt dus geen belemmering voor het planvoornemen.

De houtsingel ten zuiden van het onderzoeksgebied kan als een potentiële vliegroute voor vleermuizen fungeren, maar deze blijft behouden door de ontwikkeling. In de toekomstige situatie moet voorkomen worden dat de houtsingel wordt verlicht. Te zijner tijd zal hiervoor een lichtplan en vleermuisonderzoek worden uitgevoerd in het kader van de benodigde vergunningen.

5.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

Onderzoek

Voor het plangebied is een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 9.

Archeologisch bureauonderzoek

Het plangebied ligt ten noorden van het huidige dal van de Niers op een rivierterras van een voormalige tak van de vlechtende Rijn. De vlechtende rivierzanden worden afgedekt door een pakket fijnere sedimenten waarin volgens de bodemkaart brikgronden zijn ontwikkeld. Uit de hoogtekaart blijkt dat het plangebied vrij veel reliëf kent en in het noordoosten wordt doorsneden door een geul. Rond het plangebied zijn archeologische vondsten gedaan uit vrijwel alle archeologische perioden en deze zijn sterk gekoppeld aan de hogere terreindelen. Ten westen van het plangebied heeft een kamp gelegen dat onderdeel was de circumvallatielinie van het Genneperhuis. De afgelopen driehonderd jaar heeft het plangebied onveranderd behoort tot de akkergronden van het Ottersumsche Veld. Op basis van deze kenmerken is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor vindplaatsen van zowel jager-verzamelaars als landbouwers.

Archeologisch veldonderzoek

Bij het booronderzoek zijn 43 boringen gezet die het beeld uit het bureauonderzoek hebben bevestigd en aangescherpt. In het plangebied is onderscheid te maken in terrasruggen waar het zand hoog zit en geulen waar het zand tot wel 2 meter lager ligt dan op de ruggen. Op de ruggen is sprake van een 0,7 tot 1 meter dik pakket sterk verbruinde oeverafzettingen. Dat pakket wordt richting de flanken van de grindkoppen steeds dikker en kleiiger, om over te gaan in een circa 2 meter dik pakket stugge (gerijpte) oude klei in de geulen. In de boringen zijn met name op de hogere terreindelen verschillende archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de verzamelde onderzoeksgegevens is aan de hoge terrasrug in het zuiden van het plangebied een hoge verwachting toegekend voor bewoningssporen. Op de flank van deze rug en de kleinere opduikingen zijn perifere sporen te verwachten, zoals losliggende spiekers of de resten van kleinschalige industriële activiteiten. Aanwijzing hiervoor vormt de aangeboorde houtskoolmeiler/oven. In de geulen worden behalve grondstofwinning geen archeologische sporen verwacht. Eventuele resten zijn onder de verstoorde bouwvoor te verwachten. Als gevolg van de verbruining kunnen grondsporen vervaagd zijn en zich pas op een dieper niveau aftekenen.

Cultuurhistorisch onderzoek

Bij het onderzoek zijn binnen de grenzen van het plangebied geen fysieke cultuurhistorische objecten aangetroffen. Wel is gebleken dat het plangebied cultuurlandschapskenmerken heeft die passen binnen de grotere structuur van het omringende cultuurlandschap, namelijk reliëfrijke open akkers. De onderdelen openheid, zichtlijnen, historische wegen en reliëf zijn positief tot hoog te waarderen.

Advies

In archeologisch perspectief wordt ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen geadviseerd om op de terrasruggen en opduikingen ingrepen dieper dan de bouwvoor te voorkomen. Indien dit niet

mogelijk is, wordt verder gravend onderzoek nodig geacht.

In cultuurhistorisch perspectief wordt geadviseerd de toekomstige ontwikkelingen zo goed mogelijk in te passen in de landschapsstructuur van de wijdere omgeving. Karakteristiek zijn de openheid en de zichtlijnen die daarmee samenhangen en daarnaast het afwisselende reliëf tussen geulen en zandkoppen dat op het gehele Ottersumse Veld terug te vinden is.

Archeologisch proefsleuvenonderzoek

Na bovengenoemd archeologisch bureauonderzoek is een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om de archeologische waarde van het terrein vast te stellen. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 10 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Verspreid over het plangebied zijn 27 proefsleuven aangelegd. Tijdens het onderzoek zijn vier archeologische vindplaatsen aangetroffen.

Op basis van het onderzoek en de waardestelling kan een selectieadvies worden gegeven. Dit valt uiteen in de zones waarin wel en zones waarin geen behoudenswaardige archeologische resten zijn aangetroffen. De zone waarin geen behoudenswaardige archeologische resten zijn aangetroffen kunnen worden vrijgegeven voor vervolgonderzoek. Er zijn vanuit archeologisch oogpunt geen belemmeringen voor de geplande bodemingrepen. Met betrekking tot de behoudenswaardige archeologische resten die worden bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen wordt geadviseerd om indien mogelijk de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen en deze in situ (in de bodem) worden behouden. Indien dit niet of onvoldoende mogelijk blijkt, wordt aanbevolen (de betreffende delen van) de vindplaatsen uit de late bronstijd en ijzertijd te laten opgraven.

In het selectieadvies is aangegeven dat het ophogen van de bodem geen bedreiging vormt voor de archeologische vindplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0907.BP23170ACHATESOTT-VA01_0021.png"

Figuur 5.7: Aanbevelingskaart (Bron: Archeologisch vooronderzoek in de vorm van proefsleuven, RAAP)

Conclusie

De bodemingrepen gaan dieper dan de bouwvoor, daarom is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De ondergrond is middels proefsleuven in kaart gebracht (zie figuur 5.7). De zone waarin geen behoudenswaardige archeologische resten zijn aangetroffen kunnen worden vrijgegeven voor vervolgonderzoek. Daarom is hier op basis van het selectieadvies de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 weggehaald. Daar zijn vanuit archeologisch oogpunt geen belemmeringen voor de geplande bodemingrepen.

Ter plaatse van de zones met behoudenswaardige archeologische resten moet bekeken worden of verstoring kan worden voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, moeten de vindplaatsen worden opgegraven.

5.11 Lichthinder

Beoordelingskader

Een wettelijk kader voor het aspect licht(hinder) is er niet, maar vaak wordt voor een beoordeling aangesloten bij de Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Deze richtlijn geeft grenswaarden om lichthinder zoveel mogelijk te beperken. Het gaat dan met name om grenswaarden voor de verlichtingssterkte op de gevel van woningen en maximale lichtsterktes van armaturen. De verlichting van het nieuwe plan valt met name onder sportverlichting en eventueel openbare verlichting, terrein- en voertuigverlichting.

NSVV-richtlijn

De Richtlijn verdeelt gebieden in verschillende zones. Afhankelijk van de zone moet de verlichting aan bepaalde grenswaarden voldoen. De te onderzoeken locatie wordt volgens de richtlijn ingedeeld in zone E2: Gebieden met een lage omgevingshelderheid (landelijke (woon)gebieden).

Bij lichthinder voor omwonenden wordt de hinder niet alleen veroorzaakt door licht-technische parameters, maar ook door het feit dat de hinder meestal elke dag opnieuw optreedt. Omdat de gevoeligheid voor lichthinder in de nacht groter is dan overdag of in de avond, wordt bij de grenswaarden voor lichthinder uitgegaan van verschillende perioden.

Voor de bepaling van de mate van lichthinder door (met name) sportveldverlichting wordt getoetst aan de volgende grenswaarden van de NSVV:

  • De maximaal toegestane grenswaarden voor de lichtimissie (verlichtingssterkte in lux) op de gevel van woningen: 5 lux (in E2-gebied) in dag-/avondperiode.
  • De grenswaarde voor de lichtsterkte is afhankelijk van de afstand tussen woning en armatuur en de schijnbare oppervlakte van de armatuur (Ap). Bij beperkte afstanden (< 190 m) dient in de praktijk rekening gehouden te worden met een grenswaarde van 2.500 cd

Voor sportveldverlichting geldt daarnaast dat – op grond van artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit – de verlichting tussen 23:00 en 07:00 uitgeschakeld moet zijn. Daarom gelden alleen de grenswaarden voor de dag- en avondperiode. Wanneer er geen sport beoefend wordt of wanneer er geen onderhoud plaatsvindt moet de verlichting uitgeschakeld zijn.

Onderzoek

Lichtmasten langs het sportcomplex kunnen in potentie een negatief effect hebben op de bebouwing in de omgeving. Om dit effect in beeld te brengen is er een studie uitgevoerd naar de kans op lichthinder. Deze memo is toegevoegd aan bijlage 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Er is nog geen lichtplan opgesteld voor het nieuwe sportpark. Hierdoor kan nog niet kwantitatief aan de NSVV-grenswaarden worden getoetst. Voor nu is de kans op lichthinder voor omwonenden voor de nieuwe situatie kwalitatief beoordeeld met een indicatieve berekening op basis van veelgebruikte verlichting bij voetbalvelden die voldoet aan de Nederlandse norm NEN-EN 12193 en de KNVB- richtlijnen voor voetbalveldverlichting, voor een veld van 64x100 meter.

In het lichthinder onderzoek wordt geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de NSVV-richtlijnen en wordt de kans op lichthinder minimaal geacht. Echter, daarbij is het wel van belang dat bij de uitwerking van het plan aandacht is voor de onderstaande punten en een controle wordt gedaan als het lichtplan uitgewerkt is.

Aandachtspunten:

  • De nieuwe terreinverlichting/openbare verlichting dient te voldoen aan de grenswaarden uit de NSVV.
  • Rijroutes auto's/ parkeerplaatsen niet dicht op/richting de bestaande bebouwing situeren.
  • Gericht licht toepassen, b.v.:
    1. 1. Armaturen met spiegeloptiek of lenstechniek waarmee het licht zoveel mogelijk naar beneden gericht is;
    2. 2. Armaturen met inkijkbegrenzing, afschermkappen of louvres.
  • Eventueel toepassen van meer lampen met een geringer vermogen;
  • Eventuele aanpassing van de hoogte van de masten (bijvoorbeeld hogere masten plaatsen waarvan de verlichting naar beneden kan worden gericht en niet onder een hoek);
  • Het eventueel aanbrengen van een obstakel dat het zicht op de bron wegneemt zorgt in veel gevallen ook voor een beperking van lichthinder. De groenstrook gepland tussen de voetbalvelden en volkstuinen zou hier invulling aan kunnen geven. Daarbij dient wel gelet te worden op welke type beplanting wel of niet geschikt is voor het doel (bv. bladbehoudende bomen in de winter).

Naast het zoveel mogelijk voorkomen van hinder voor omwonenden is het altijd raadzaam om het lichtniveau en de lichtuitstraling naar de omgeving zo veel mogelijk te beperken vanwege energiebesparing, efficiëntie en om lichtvervuiling te beperken. Dit betekent dat er alleen verlicht wordt waar dat nodig is, wanneer dat nodig is en zoveel als nodig is.

Conclusie

In het lichthinder onderzoek wordt geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de NSVV-richtlijnen en wordt de kans op lichthinder minimaal geacht.

In de verbeelding is rekening gehouden met een richtafstand van 50 meter (gebaseerd op de VNG handreiking). Voor deze richtafstand is namelijk een groenbestemming opgenomen waar sportactiviteiten niet zijn toegestaan.

5.12 Overig

Spuitzones

Het plangebied grenst aan de noordzijde direct aan agrarische gronden. De voor 'Agrarisch met waarden - landschappelijke openheid' aangewezen gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten. Deze bestemming sluit het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet uit. Door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan, afhankelijk van de weersomstandigheden, drift (het verwaaien van spuitvloeistof tot buiten het perceel) optreden. Bij het realiseren van nieuwe gevoelige functies moet daarom rekening worden gehouden met voldoende afstand tussen de agrarische activiteiten en gevoelige functies.

Hiervoor geldt geen wettelijk aan te houden afstand. Op basis van jurisprudentie wordt in het algemeen een indicatieve veiligheidsafstand van 50 meter aangehouden vanaf de grens van het agrarische perceel tot de gevoelige functie. Deze afstand kan worden verkleind door enerzijds driftreducerende spuitdoppen te gebruiken en anderzijds afschermende maatregelen zoals de aanplant van een (dubbele) windhaag of een houtwal. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wro. Met betrekking tot het aspect spuitzonering houdt dit in dat er ter plaatse van het sportpark sprake is van een goed leefklimaat, en dat de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf niet wordt belemmerd door het sportpark.

Op het agrarisch perceel ten noorden van het plangebied worden doorgaans bieten en aardappelen verbouwd. Het is onwaarschijnlijk dat het agrarisch grondgebruik wijzigt qua teelt naar bijvoorbeeld appel- en perenteelt in een productieboomgaard. Dit is een geheel andere vorm van teelt. Gezien de bestemming 'Agrarisch met waarden – landschappelijke openheid' is de openheid van deze gronden van groot belang.

Ook zijn de soort bespuitingen van gewasbeschermingsmiddelen en intensiteit hiervan geheel anders: neerwaartse bespuitingen op akkerbouwgewassen versus zij- en opwaartse bespuitingen in een productieboomgaard van appels en peren.

Verder is de teelt afhankelijk van de soort grond en de kennis van de specifieke teelt van de teler. Ook moet voor geschikte vruchten aan bomen, zoals appels en peren, meerjarig geïnvesteerd worden in het wortelstelsel van de bomen, hydratatie, etc. om te komen tot een productieboomgaard voor appels- en peren. Dat is op deze locatie niet van toepassing.

Rekening houdend met het huidige gebruik en het gebruik van de afgelopen jaren (gewassenteelt) is het niet realistisch om ervan uit te gaan dat de gronden binnen afzienbare tijd overgaan op bijvoorbeeld fruit- of bomenteelt. De kans op drift bij horizontaal spuiten is minimaal. Het is namelijk ook in het belang van de teler zelf dat de gespoten middelen op de gewassen terecht komen, in het gebied van het gewas blijven en niet van het gebied afwaaien (behalve gezondheidsredenen ook vanwege hoge kosten van arbeid (onder meer loonwerk) en hoge kosten van gewasbeschermingsmiddelen). Ondanks het feit dat er neerwaarts wordt gespoten, wordt er een groene afgrenzing gecreëerd tussen de sportvelden en het agrarische perceel aan de noordzijde. Dit is ook zichtbaar in het landschappelijk inpassingsplan, die met een voorwaardelijke verplichting aan de planregels gekoppeld is.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Standaard En Plansystematiek

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

6.2 Toelichting Op De Regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting. Met daaraan ondergeschikte paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Deze bestemming dient als bufferzone tussen sportpark en de woningen aan de zuidzijde van het plangebied.

Er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Waarbij gebouwen niet zijn toegestaan. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van veldsportactiviteiten.

Artikel 4 Sport

De voor sport aangewezen gronden zijn bestemd voor veldsportactiviteiten en een hondenuitlaatplaats. Met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerken zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, erftoegangswegen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, ondergeschikte horecavoorzieningen tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 200 m2, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en kleine evenementen.

Er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte gebouwen zoals een kassagebouwtje tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 20 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 meter. De maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven in de verbeelding. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het clubgebouw op een terp wordt gebouwd. De tribune wordt geïntegreerd in het talud van de terp richting het hoofdveld. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken binnen het bouwvlak wordt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte ter plaatse van de voet van terp. Dit is regelt in artikel 1.16.

Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de sportactiviteiten slechts toelaatbaar zijn, indien een landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels en duurzaam in stand gehouden wordt.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Archeologisch onderzoek is nodig voor het bouwen van bouwwerken en uitvoeren van werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden. Op grond van de algemene gebruiksregels wordt algemeen ongewenst gebruik verboden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 10 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Dit is een project vanuit de projectorganisatie Lob van Gennep. Het Waterschap limburg is daarbij trekker van het project. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal een planschade overeenkomst worden gesloten. De (mogelijk) uit te keren vergoedingen komen ten laste van het projectbudget Lob van Gennep.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak, participatie en maatschappelijk overleg

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Op 16 mei 2023 heeft het college van B&W het gebied tussen de Bredeweg en Goorseweg aangewezen als meest geschikte en haalbare locatie voor de verplaatsing van het sportpark van V.V. Achates. Dit besluit was tevens de start voor de voorbereiding voor een wijziging van het bestemmingsplan op de beoogde locatie. Vanaf dat moment is het project gestart met het betrekken van de omgeving bij de plannen voor de verplaatsing en inrichting van het nieuwe sportpark.

Keukentafelgesprekken en inloopbijeenkomsten

Zodra de potentiële locatie meer in beeld kwam (periode maart - juni 2023), vonden diverse gesprekken plaats met direct omwonenden, de volkstuinenvereniging en korfbalvereniging VIOS; naast de gesprekken met V.V. Achates en de gemeente Gennep die ieder kwartaal al plaatsvonden. Op 24 mei en 31 mei 2023 vonden inloopbijeenkomsten plaats voor alle belangstellenden en belanghebbenden uit Ottersum waar twee schetsmodellen en sfeerimpressies van het toekomstige sportpark zijn gedeeld en informatie is gegeven over het totale project Lob van Gennep, de planning en de nieuwe dijk bij het Niersdal. De geluiden, die zijn opgehaald in de omgeving, heeft het project afgewogen en zo veel als mogelijk verwerkt in het concept schetsontwerp. Het concept schetsontwerp is op 3 juli tijdens een volgende inloopbijeenkomst aan alle bezoekers getoond en toegelicht. Ook zijn referentiebeelden getoond om het gesprek over de groenzone tussen het sportpark en aangrenzende woningen te starten.

Achates werkgroepen

Op 17 mei kwamen de werkgroepen van Achates, die betrokken zijn bij de inrichting van het sportpark en het clubgebouw, bijeen. Op basis van twee schetsmodellen en sfeerimpressies voor het sportpark en eerste ideeën voor het clubgebouw werd input opgehaald. Tijdens de bijeenkomst van 29 juni werd het concept schetsontwerp getoond en toegelicht op welke manier de input van de bijeenkomsten in mei is verwerkt. Ook werden reacties opgehaald op de referentiebeelden voor de groenzone en het clubgebouw.

Bewonersbrieven

In maart 2023 vonden diverse onderzoeken plaats in het gebied tussen de Bredeweg en Goorseweg. Dit was aanleiding voor een aantal direct aanwonenden om hun zorgen te uiten en vragen te stellen over de mogelijke verplaatsing van de sportvelden. Het project heeft deze bewoners, verenigd in de Werkgroep Ottersums Veld, direct uitgenodigd voor een gesprek. Ook zijn er brieven in de buurt verspreid om de onderzoeken toe te lichten en aan te geven dat het projectteam bereid is in gesprek te gaan en/of vragen te beantwoorden. Het besluit van het college van mei 2023 over de potentiële nieuwe locatie en de inloopbijeenkomsten van mei zijn ook via bewonersbrieven bekend gemaakt.

Sociale media, digitale nieuwsbrieven, huis-aan-huisbladen, website en emailadres

Om belangstellenden en belanghebbenden te attenderen op en te informeren over de stand van zaken rondom de verplaatsing van het sportpark worden via de website www.lobvangennep.nl, Facebook, Twitter en Instagram berichten gedeeld en wordt maandelijks een digitale nieuwsbrief verspreid. Ook wordt er regelmatig in de (huis-aan-huis)bladen (zoals Maas- en Niersbode, Topic) bericht over de verplaatsing. Ook kan iedereen via de website en het emailadres info@lobvangennep.nl ideeën aandragen en vragen stellen.

Wensen en zorgen

Uit al deze contacten zijn diverse wensen en zorgen gekomen. Deze kunnen ondergebracht worden in een vijftal thema's. Per thema staat een aantal aspecten die door leden van Achates, omwonenden of andere belangstellenden zijn genoemd en zijn meegenomen in het concept-schetsontwerp:

  • Indeling sportpark: Situering velden en clubgebouw.
    1. 1. Geen zonhinder vanaf clubgebouw / tribune op het hoofdveld
    2. 2. Variatie in velden geeft de meeste flexibiliteit
    3. 3. Zicht vanaf kantine / terras en tribune op hoofdveld en (half) kunstgrasveld
    4. 4. Directe route vanaf Goorseweg naar clubgebouw
    5. 5. Korte looproutes ter voorkoming van lopen over sportvelden
  • Veiligheid Goorseweg:
    1. 1. De suggesties voor de veiligheid van de Goorseweg (zoals eenrichtingsverkeer, verbod zwaar verkeer, 'knip' in Goorseweg) zijn doorgegeven aan gemeente Gennep. De projectleider Hoenderpark neemt ook de Goorseweg mee in een integrale aanpak voor de verkeerssituatie daar, naar verwachting Q3 of Q4.
  • Ontsluiting sportpark:
    1. 1. Entree niet tegenover Hoenderpark, zo ver mogelijk richting entree VIOS/TOV/Primates
    2. 2. Entree zo dicht mogelijk bij dorpskern
    3. 3. Ontkoppeling van snel en langzaam verkeer
  • Groenstrook tussen woningen en sportpark:
    1. 1. Zo breed mogelijke groenstrook
    2. 2. Geen parkeren binnen (minimaal) 50 m van woningen
  • Mogelijke hinder van licht en geluid:
    1. 1. Hoofdveld zo ver mogelijk van woningen

De input van eind juni / begin juli diende om de puntjes op de i te zetten voor het concept-schetsontwerp, zodat het schetsontwerp vervolgens toegevoegd kan worden aan de stukken voor het ontwerpbestemmingsplan. Via de digitale nieuwsbrief en de website worden belangstellenden steeds op de hoogte gehouden van de stand van zaken.

Inpassing ontwerp

Er heeft dus participatie plaatsgevonden voor het planvoornemen. Hieronder wordt beschreven wat met bovenstaande wensen en zorgen is gedaan in het ontwerp:

Indeling sportpark

Het clubgebouw en de tribunes liggen aan de zuidzijde van de hoofdvelden (zie Bijlage 1Schetsontwerp). Hierdoor wordt minder zonhinder ervaren. De kantine ligt ook hoger in het landschap (boven de kleedkamers), waardoor goed zicht is op de hoofdvelden. De hoofdvelden liggen in het noorden van het plangebied, zo ver mogelijk van de bestaande woningen.

Ontsluiting sportpark

Er komt een inrit op de Goorseweg, waarbij een directe verbinding komt op het clubgebouw. Deze inrit ligt noordelijker dan de inrit van Hoenderpark en deze ligt ook niet recht tegenover de entree van VIOS/TOV/Primates (zie Bijlage 1 Schetsontwerp). De gemeente is voornemens om de Goorseweg opnieuw in te richten, daarbij is het verbeteren van de verkeerveiligheid van de Goorseweg een belangrijk aandachtspunt.

Groenstrook tussen woningen en sportpark

In de verbeelding van dit plan is een groenbestemming zichtbaar aan de zuidzijde van het plangebied. De groenstrook is zo breed mogelijk ontworpen, rekening houdend met het benodigde oppervlak van de sportvelden. Door deze brede groenstrook is overlast richting de woningen aan de zuidzijde beperkt, lees hiervoor ook de resultaten in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten. Zo wordt in het lichthinder onderzoek geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de NSVV-richtlijnen en wordt de kans op lichthinder minimaal geacht (zie pragraaf 5.11). Ook is de geluidsbelasting als gevolg van de activiteiten van de voetbalvereniging aanvaardbaar (zie paragraaf 5.5). Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Verder is in het schetsontwerp parkeren niet opgenomen in de groenstrook (zie Bijlage 1 Schetsontwerp).

Door inpassing van bovengenoemde aspecten, kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

7.2.2 Overleg met andere overheden

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van vooroverleg zijn twee reacties binnengekomen. Dit is een reactie van de Provincie Limburg. Zij heeft aangegeven dat de beoordeling van het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Daarnaast heeft rijkswaterstaat gereageerd op het plan.

Zij heeft aangegeven dat een zeer klein van deel van plangebied (gebied van ca. 1,5m bij 25m) is gelegen binnen het “vergunningvrije” deel van het rivierbed (het gedeelte van het rivierbed waar §6 van hoofstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is (artikel 6.16 van het Waterbesluit)). De toelichting van het bestemmingsplan is hierop aangepast.

7.2.3 Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het ontwerpbestemmingsplangedurende zes weken voor een ieder ter visie te liggen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 30 november 2023 tot en met 11 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen dit termijn zijn 12 schriftelijke zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de zienswijzennota in bijlage 12 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In de zienswijzennota wordt een samenvatting gegeven van de aanpassingen aan het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Schetsontwerp

Bijlage 2 M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Verkeersonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Flora- En Faunaonderzoek

Bijlage 8 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch En Cultuurhistorisch Onderzoek

Bijlage 10 Archeologisch Vooronderzoek Met Proefsleuven

Bijlage 11 Lichthinderstudie

Bijlage 12 Zienswijzennota