KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsbereik
Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Normadressaat
2 Inhoudelijke Regels - Functies En Gebruiksactiviteiten
Artikel 6 Algemeen
Artikel 7 Agrarisch
3 Bouwactiviteiten
Artikel 8 Algemeen
Artikel 9 Gebouwen Agrarisch
Artikel 10 Hoofdgebouwen Ten Behoeve Van Woonruimte
Artikel 11 Bouwwerken Zonder Dak
4 Overige Regels
Artikel 12 Gebodsbepaling In Stand Houden Parkeervoorzieningen
Artikel 13 Gebodsbepaling In Stand Houden Landschappelijke Inpassing
Artikel 14 Waterstaat - Bergend Regime
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22E Hondsiepsebaan 9-9a Ottersum

Bestemmingsplan - gemeente Gennep

Ontwerp op 14-01-2025 - in voorbereiding

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22E Hondsiepsebaan 9-9a Ottersum;

1.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de Gemeente Gennep;

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er van de woning; hieronder worden tevens internet(web)winkels begrepen;

1.4 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels

vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, aanhef, en onder a Omgevingswet;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.8 ander bouwwerk met een dak

een bouwwerk dat is voorzien van een dak en dat niet is aan te merken als hoofdgebouw of als bijgebouw;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast

een activiteit ondergeschikt aan een (bedrijfs)woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestaande

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het omgevingsplan;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; indien en voorzover twee bouwvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 containerveld ten behoeve van containerteelt

grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten;

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.25 dagrecreatie

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.29 extensief recreatief medegebruik

een extensief recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: paintball, gemotoriseerde sporten;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair is gericht op de ruiter/amazone;

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel en waaronder in ieder geval niet wordt verstaan een intensief veehouderijbedrijf, champignonteeltbedrijf, witlofkwekerij of viskwekerij. Plantenteelt met toepassing van containervelden wordt aangemerkt als een grondgebonden agrarische activiteit;

1.33 hagelnet

een net, bevestigd op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten tegen weersinvloeden;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca(bedrijf)

een bedrijf waar hoofdzakelijk (alcoholische) dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;

1.36 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren, een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning uiterlijk op het tijdstip van de bekendmaking van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg op 1 juni 2004 is verleend), zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;

1.37 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.38 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een stacaravan of een huifkar;

1.39 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.40 meergeneratiewoning

één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling tussen de woonruimtes, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;

1.41 minicamping

een kleinschalig kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen, dat wordt gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

1.42 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.43 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.44 normaal agrarisch gebruik

het gebruik dat, gelet op de enkelbestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden, waaronder het diepploegen, het egaliseren van gronden, het omzetten van gronden bij wisselteelt, het gebruik van verplaatsbare paaltjes voor de afrastering voor vee, het aanbrengen van diepwortelende beplanting, etc.

1.45 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.46 nota parkeernormen

Nota Parkeernormen Gennep 2024, vastgesteld op 15 april 2024, gepubliceerd op 17 juni 2024 en in werking getreden op 18 juni 2024.

1.47 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.48 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.49 peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  4. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.50 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.51 recreatieve overnachting

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.52 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.53 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 stacaravan

een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve overnachting, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is, bestaande uit één bouwlaag, een breedte van niet meer dan 4,5 m, een maximale hoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 40m². De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.55 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.56 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;

1.57 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.58 waardevolle grasvegetatie

grasland waarbinnen zich een half-natuurlijke graslandvegetatie bevindt, die tenminste 50% van de oppervlakte van het grasland beslaat. Hieronder vallen niet graslanden, gedomineerd door cultuurgrassen;

1.59 waterhuishoudkundige doeleinden

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

1.60 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in geval van inwoning zijn twee afzonderlijke huishoudens toegestaan;

1.61 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Toepassingsbereik

  1. De regels in dit hoofdstuk 22E zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22E Hondsiepsebaan 9-9a Ottersum, waarvan de geometrische planobjecten zijn vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0907.TI22EHondspsb9BUI-ON01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  2. De besluiten als bedoeld in artikel 22.1 onder a van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22E Hondsiepsebaan 9-9a Ottersum, zover het regels betreft die zijn opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet.
  3. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn op de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22E Hondsiepsebaan 9-9a Ottersum niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22E van dit plan.

Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan wordt bij het bouwen van bouwwerken op de volgende wijze gemeten:
  1. bouwhoogte: de afstand vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
  2. goothoogte: de afstand vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. dakhelling: de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak;
  4. oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; en
  5. straatpeil:
    1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; en
    2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Normadressaat

Aan de regels in dit Hoofdstuk 22E wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

2 Inhoudelijke Regels - Functies En Gebruiksactiviteiten

Artikel 6 Algemeen

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies.

Artikel 7 Agrarisch

7.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden op de op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen locaties.

7.2 Doelen

De regels die in dit Hoofdstuk 22E zijn gesteld voor de voor Agrarisch aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
  1. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
  2. het beschermen van een goed woon- en leefklimaat;
  3. het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
  4. het behoud van cultureel erfgoed;
  5. het aanpassen van de fysieke ruimte aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress;
  6. het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
  7. het beheren van watersystemen;
  8. het gebruiken van bouwwerken;
  9. het bevorderen van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van gebieden;
  10. het bevorderen van een duurzame ontwikkeling;
  11. het bieden van voldoende woonruimte;
  12. het bevorderen van kringlooplandbouw en duurzame veehouderij;
  13. het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
  14. het realiseren van een klimaatbestendig woongebied;
en tevens op:
  1. het beschermen van grondgebonden veehouderij als drager van het landschap;
  2. het bevorderen van kringlooplandbouw en duurzame veehouderij;
  3. het verlagen of voorkomen van emissies van geur van agrarische activiteiten;
  4. het bevorderen van een grotere variatie in de bedrijfsvoering van grondgebonden veehouderijbedrijven;
  5. het voorkomen van leegstand van voormalige agrarische bebouwing;
  6. het bevorderen van extensief recreatief medegebruik;
  7. het beschermen en waar mogelijk vergroten van de openheid van het landschap;
  8. het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
  9. het voorkomen en beschermen tegen infecties door het houden van landbouwhuisdieren; en j. het behouden en herstellen van waardevolle bouwwerken en landschappelijke elementen.

7.3 Toegestane functies

Op de voor Agrarisch aangewezen locaties is het uitsluitend toegestaan gronden en bouwwerken te gebruiken voor:
  1. de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  2. de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  3. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de openheid van de gronden, de beplantingselementen, de geomorfologische en bodemkundige waarden en de aanwezige flora en fauna;
  4. bos- en/of natuurelementen;
  5. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  6. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  7. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  8. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
met dien verstande dat:
  1. een intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als als neventak, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
met daar bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.4 Algemene regels strijdig gebruik

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten als genoemd in Bijlage 1 Lijst bedrijfsactiviteiten;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ondergeschikte nevenactiviteiten gericht op recreatie en toerisme;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van detailhandel;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein;
  5. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een zorgboerderij;
  6. het huisvesten van personen in de vorm van het bieden van logiesgelegenheid;
  7. het bewonen van (bijbehorende bouwwerken bij) een bedrijfsgebouw dan wel (bij) een bedrijfswoning ten behoeve van een tweede huishouden;
  8. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering.
  9. het gebruik van trekkershutten buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober.

7.5 Omgevingsvergunningplicht kleinschalig kampeerterrein

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een kleinschalig kampeerterrein.

7.6 Omgevingsvergunningplicht bedrijfsactiviteiten

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten als genoemd in Bijlage 1 Lijst bedrijfsactiviteiten uitsluitend in de zin van ondergeschikte nevenactiviteiten.

7.7 Omgevingsvergunningplicht ondergeschikte nevenactiviteiten

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor ondergeschikte nevenactiviteiten gericht op recreatie en toerisme, zoals bed & breakfast, plattelandskamerverhuur, kleinschalige ondersteunende horeca, imkerij, galerie, fietsenverhuur.

7.8 Omgevingsvergunningplicht detailhandel

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor detailhandel in producten welke zijn gerelateerd aan het agrarisch bedrijf dan wel in streekeigen producten.

7.9 Omgevingsvergunningplicht minicamping

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een minicamping.

7.10 Omgevingsvergunningplicht zorgboerderij

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een zorgboerderij als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf.

7.11 Omgevingsvergunningplicht huisvesting seizoenarbeiders

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor huisvesting van seizoenarbeiders in de vorm van logiesgelegenheid.

7.12 Omgevingsvergunningplicht meergeneratiewoning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor realisatie van een meergeneratiewoning.

7.13 Beoordelingsregels kleinschalig kampeerterrein

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.5 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte van het perceel waarop het kampeerterrein wordt gerealiseerd mag niet minder dan 0,5 ha bedragen;
  2. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
  3. het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  4. het terrein dient geheel te zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van de woning van de aanvrager c.q. exploitant;
  5. de afstand van het kampeerterrein tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde mag niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  7. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein zijn uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels van dit omgevingsplan mag worden gebouwd;
  8. chalets en/of stacaravans zijn niet toegestaan;
  9. voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
    1. maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
    2. trekkershutten mogen slechts worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
    3. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
    4. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    5. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  10. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  11. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  12. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  13. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.14 Beoordelingsregels bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.6 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bedrijfsactiviteiten uitgevoerd worden door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent;
  2. het brutovloeroppervlak voor deze activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen;
  3. de activiteiten uitsluitend plaats vinden binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd;
  4. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking is welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast optreed;
  5. parkeren plaats vindt op eigen erf;
  6. de activiteiten niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  7. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  8. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  9. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  10. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.15 Beoordelingsregels ondergeschikte nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.7 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de nevenactiviteiten uitgevoerd worden door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent;
  2. de bruto vloeroppervlakte voor bed & breakfast en plattelandskamerverhuur niet meer dan 50% van het aanwezige vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag bedragen;
  3. de brutovloeroppervlakte voor de overige activiteiten niet meer mag bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen;
  4. de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande gebouwen;
  5. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
  6. parkeren plaats vindt op eigen erf;
  7. de activiteiten niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  8. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  9. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  10. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  11. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.16 Beoordelingsregels detailhandel

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.8 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. een maximum geldt van 200 m² verkoopvloeroppervlak;
  2. de nevenactiviteiten uitgevoerd worden door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent;
  3. de activiteiten uitsluitend plaats vinden binnen de bestaande gebouwen;
  4. buitenopslag en buitenstalling van goederen die verband houden met de ondergeschikte nevenactiviteiten niet is toegestaan;
  5. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
  6. parkeren plaats vindt op eigen erf;
  7. de activiteiten niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  8. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  9. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  10. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  11. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.17 Beoordelingsregels minicamping

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.9 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte van het perceel waarop de minicamping zal worden gerealiseerd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha ;
  2. het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 25;
  3. het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  4. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel binnen een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
  5. de afstand van een minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  7. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd, zijn toegestaan;
  8. chalets en/of stacaravans zijn niet toegestaan;
  9. voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
    1. maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
    2. trekkershutten slechts mogen worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
    3. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  10. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  11. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  12. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  13. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.18 Beoordelingsregels zorgboerderij

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.10 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bruto vloeroppervlakte voor de zorgboerderij mag niet meer bedragen dan 50% van het aanwezige vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
  2. de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd;
  3. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
  4. parkeren plaats vindt op eigen erf;
  5. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  6. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  7. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  8. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  9. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.19 Beoordelingsregels huisvesting seizoenarbeiders

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.11 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de inhoud per logiesgelegenheid mag niet meer bedragen dan 250 m³;
  2. de logiesgelegenheid wordt gecreëerd in de bestaande gebouwen;
  3. per agrarisch bedrijf niet meer dan 10 logiesgelegenheden mogen bestaan ten behoeve van het verblijf van in totaal niet meer dan 20 personen;
  4. uitsluitend huisvesting is toegestaan ten behoeve van seizoensarbeiders die werkzaam zijn op het betreffende bedrijf;
  5. de gezamenlijke inhoud niet meer dan 1500 m³ mag bedragen;
  6. parkeren plaats vindt op eigen erf;
  7. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  8. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  9. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  10. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  11. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.20 Beoordelingsregels meergeneratiewoning

Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.12 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) (grootouders/ouders/kind) dient een familieverband te bestaan;
  2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
  3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
  4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
  5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
  6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
  7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
  8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
  9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt;
  11. Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
  12. Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
  13. Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.

7.21 Aanvraag vereisten omgevingsvergunningen

  1. De aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.3 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit artikel 7.
  2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan de aan de van toepassing zijnde beoordelingsregels wordt voldaan.

3 Bouwactiviteiten

Artikel 8 Algemeen

8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf gaat over het bouwen van bouwwerken op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

8.2 Bouwen ten behoeve van gebruik

Een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het op grond van Paragraaf 22E.2 ter plaatse toegelaten gebruik voor Agrarisch.

8.3 Toegelaten bouwactiviteiten

Uitsluitend de volgende bouwwerken mogen worden gebouwd op een voor Agrarisch aangewezen locatie:
  1. bouwwerken als bedoeld in deze paragraaf 22E.3;
  2. bouwwerken als bedoeld in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
  3. bouwwerken als bedoeld paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden.

8.4 Bestaande bouwwerken

In aanvulling op artikel 22.40 van dit omgevingsplan is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:
  1. overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  2. overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit plan;
  3. overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk en, hetgeen ook kan worden aangetoond;
  4. vóór 1945, hetgeen ook kan worden aangetoond.

8.5 Algemene regels – ondergronds bouwen

Voor zover op een locatie op grond van deze paragraaf (paragraaf 22E.3) gebouwen mogen worden gebouwd, mogen gebouwen tevens ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 4 meter.

8.6 Algemene regels – parkeervoorzieningen

  1. Bij het bouwen van een bouwwerk dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub 1, mits voldaan wordt aan de voorwaarden voor afwijking zoals genoemd in de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.

8.7 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van deze paragraaf 22E.3.

Artikel 9 Gebouwen Agrarisch

9.1 Bestemmingsomschrijving

Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van gebouwen op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

9.2 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen

In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een gebouwen te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

9.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht

  1. De vergunningplicht als bedoeld in artikel 9.2 is niet van toepassing indien de voorgenomen bouwactiviteit is genoemd in:
    1. artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
    2. paragraaf 22.2.7.2 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden; of
    3. paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden.
  2. Bij de toepassing van lid 1 dient waar in de genoemde paragrafen wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 9.2 van dit Hoofdstuk 22E.
  3. Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.

9.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.2 wordt alleen verleend voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. indien in het bouwvlak een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  5. de dakhelling mag niet minder dan 12° bedragen, met dien verstande dat:
    1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m² de dakhelling 0° mag bedragen;
    2. indien de bestaande dakhelling lager is, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

9.5 Aanvullende beoordelingsregel bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie

Artikel 22.29 sub c, 22.30 en 22.31 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Hoofdgebouwen Ten Behoeve Van Woonruimte

10.1 Toepassingsbereik

  1. Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een hoofdgebouw voor een woonfunctie op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

10.2 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen

In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw voor een woonfunctie te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een Agrarisch voor aangewezen locatie.

10.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht

  1. De vergunningplicht als bedoeld in artikel 10.2 is niet van toepassing indien de voorgenomen bouwactiviteit is genoemd in:
    1. artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
    2. paragraaf 22.2.7.2 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden; of
    3. paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden.
  2. Bij de toepassing van lid 1 dient waar in de genoemde paragrafen wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 10.2 van dit Hoofdstuk 22E.
  3. Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.

10.4 Bouwregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.2 wordt alleen verleend voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  2. de inhoud mag niet meer dan 800 m³ bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  5. bij herbouw van een bedrijfswoning mag de afstand tot de weg niet minder dan 5 m bedragen.
  6. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit.

10.5 Aanvullende beoordelingsregel bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie

Artikel 22.29 sub c, 22.30 en 22.31 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Bouwwerken Zonder Dak

11.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bouwwerk zonder dak op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

11.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk zonder een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Agrarisch aangewezen locatie.

11.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht

  1. In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 11.2 niet van toepassing indien een bouwwerk zonder een dak te bouwen voldoet aan het bepaalde in artikel 11.4 dan wel 11.5.
  2. Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 11.2 van dit Hoofdstuk 22E.
  3. Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.

11.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht erf- en perceelsafscheidingen

De vergunningplicht als bedoeld in artikel 11.2 is niet van toepassing voor een erf- of perceelsafscheiding die voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. de erf- of perceelsafscheiding is hoger dan 1 meter, maar niet hoger dan 2 meter;
  2. de erf- of perceelafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
  3. de erf- of perceelsafscheiding wordt gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

11.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2 wordt alleen verleend indien:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
    2. de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
    3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
    4. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
    5. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
    6. Voor teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten gelden de volgende regels:
      1. teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten mogen uitsluitend binnen het bouwvlak binnen de functie Agrarisch worden gebouwd;
      2. de oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan 750 m² bedragen;
      3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
    7. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak van de functie Agrarisch gelden de volgende regels:
      1. de bouwhoogte van kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 12 m bedragen;
      2. de bouwhoogte van voorzieningen voor mestopslag mag niet meer dan 6 m bedragen;
      3. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
      4. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
      5. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 8 m bedragen.
  2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder e verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog, indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.

4 Overige Regels

Artikel 12 Gebodsbepaling In Stand Houden Parkeervoorzieningen

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit Hoofdstuk 22E dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient de betreffende parkeervoorziening als aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.

Artikel 13 Gebodsbepaling In Stand Houden Landschappelijke Inpassing

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit Hoofdstuk 22E dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dient het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in de aanvraag en vervolgens is vergund, na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.

Artikel 14 Waterstaat - Bergend Regime

14.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het uitvoeren van bouwactiviteiten op een voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen locatie.

14.2 Doelen

De regels die in dit Hoofdstuk 22E zijn gesteld voor de 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
  1. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
  2. het waarborgen van de veiligheid;
  3. het beschermen van het waterbergend vermogen.

14.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen locaties te bouwen.

14.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht

De toelaatbaarheid van de het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van navolgende activiteiten wordt slechts getoetst aan lid 14.5 onderdeel a tot en met c:
  1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
  2. tijdelijke activiteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.1.1, lid 1 onderdeel b van de Waterregeling;
  3. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.

14.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3 wordt alleen verleend indien:
  1. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
  2. geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de rivierbeheerder.

14.6 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.

Bijlagen Bij Regels - 1

Nota Parkeernormen Gennep 2015

Bijlagen Bij Toelichting - 1

B1 Situatieschets

Bijlagen Bij Toelichting - 2

B2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlagen Bij Toelichting - 3

B3a Aerius - toelichting

Bijlagen Bij Toelichting - 4

B3b Aerius - berekening aanlegfase

Bijlagen Bij Toelichting - 5

B4 Verslag omgevingsdialoog