KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Groen - Beschermd
Artikel 9 Groen - Stedelijk
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen - Aaneengebouwd
Artikel 18 Wonen - Autoboxen
Artikel 19 Wonen - Gestapeld
Artikel 20 Wonen - Vrijstaand
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Situering Plangebied
1.3 Juridische Status
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planologische Beleidskaders
2.1 Europees En Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving
3.1 Beschrijving Plangebied
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Akoestiek
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Ecologie, Flora En Fauna
4.6 Duurzaamheid En Energie
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Van De Regels Van Het Bestemmingsplan
5.3 Toelichting Van De Bestemmingsregels
5.4 Toelichting Van De Aanduidingsregels
5.5 Juridische Regelingen Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid En Handhaving
6.1 Algemeen
6.2 Handhavingsbeleid
6.3 Sanctionering
6.4 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Procedure
7.1 Gevoerd Overleg
7.2 Procedurestappen
7.3 Data Procedurestappen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Maria Christinawijk_peil-, Goot- En Nokhoogten Nap
Bijlage 1 Verslag Inspraak En Overleg Ex Artikel 3..1 Bro
Bijlage 2 Verslag Zienswijzen En Hoorcommissie

Heerlerheide Oost

Bestemmingsplan - gemeente Heerlen

Vastgesteld op 03-12-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanduidingsvlak

een vlak begrensd door aanduidingsgrenzen;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meerdere grondgebonden woningen;

1.6 aangrenzend erf

de gronden binnen de bestemmingen Wonen-Aaneengebouwd, Wonen-Gestapeld en Wonen-Vrijstaand voor zover gelegen buiten het bouwvlak. Hierop mogen bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd. Verder mogen er verhardingen voor parkeren en/of terras, tuinvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen voor bijvoorbeeld de waterhuishouding aangelegd worden.

1.7 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden, waaronder niet begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

1.8 agrarisch gebied

een gebied bedoeld voor agrarisch gebruik en het behoud of herstel van de aldaar voorkomende dan wel de ontwikkeling van natuurlijke of landschappelijke waarden inclusief ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende percelen, alsmede voor extensieve dagrecreatieve waarden;

1.9 agrarisch gebruik

Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met inbegrip van recreatief medegebruik van de onbebouwde gronden;

1.10 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel of bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatste vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde;

1.19 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden
  3. c. kantoorgebouwen met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object;
  4. d. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object; restaurants die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  5. e. winkel/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
  6. f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, voor zover het niet betreft:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteitscentrale.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.20 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

ten aanzien van bestaande bouw- en goothoogten van de panden binnen de dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie, wordt uitgegaan van het bepaalde in het document 'Maria Christinawijk_Peil-, goot- en nokhoogten NAP' zijnde Bijlage 2 van de regels bijhet bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401 met de bijbehorende regels (en bijlagen);

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.24 Bevi-inrichting

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Bevi, zoals dit geldt op het tijdstip van vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan;

1.25 bijbehorende voorzieningen

die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen; hieronder zijn in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen op maaiveld, plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en straatmeubilair of daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw, behorende bij en architectonisch ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.27 bijzondere woonvoorzieningen

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 brutovloeroppervlak

de som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimte, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten

1.36 consumentverzorgend beroep

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk niet zijnde een beroep aan huis, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening

  • commerciële dienstverlening
    het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten, seksinrichtingen uitgezonderd;
  • publieke dienstverlening
    het verlenen van diensten voortvloeiend uit de overheidstaken;
  • maatschappelijke dienstverlening
    het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.41 diergezondheidscentrum

Intensieve samenwerking waarbij een dierenarts, een dierenfysiotherapeut, een gedragsspecialist en een hondenkapsalon zorgen voor het dierenwelzijn.

1.42 erker

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag;

1.43 functieaanduiding

een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan of juist niet;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld

1.46 geschakelde woning

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen;

1.47 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.48 grondgebonden woning

een gebouw dat uitsluitend één woning bevat waarbij op het bijbehorende bouwperceel op basis van de bouwregels geen andere woningen mogen worden gerealiseerd;

1.49 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.50 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.51 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn situering, constructie, afmetingen en functie het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is;

1.52 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, snackbar, broodjeszaken, café en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.53 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van kantooractiviteiten;

1.54 kantooractiviteiten

activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen;

1.55 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.56 Kwetsbare objecten

  1. a. woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
  4. d. restaurants met een brutovloeroppervlak van meer dan 800 m² per object;
  5. e. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; en
  6. f. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.

1.57 landschappelijke waarde

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.58 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.59 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, woonzorgcomplex en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van een seksinrichting;

1.60 maatvoeringsvlak

Een op de plankaart aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen verschillende goot-, bouwhoogtes, dakhelling en/of bebouwingspercentage;

1.61 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.62 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc. met een inhoud van maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 4,00 meter.

1.63 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 meter boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt;

1.64 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen, meer in het bijzonder bouwhoogte en bouwdiepte, worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de aangegeven bouwmogelijkheid met niet meer dan 0,50 meter worden overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouwgrens met niet meer dan 1,00 meter mag worden overschreden;

1.65 ondergeschikte functie

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en financieel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie;

1.66 onderkomen

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, zoals woonwagens, woonschepen, caravans, tenten, schuilhutten en keten;

1.67 peil

  • voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, plus/minus 0,50 m.

1.68 pension

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van logies en het eventueel – uitsluitend aan de gasten – verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.69 perceelsgrens

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

1.70 plaatsgebonden risico

plaatsgebonden risico zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub p van het Bevi zoals dit luidde op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

1.71 plan

het bestemmingsplan Heerlerheide Oost van de gemeente Heerlen;

1.72 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.73 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van prostitutie zijn in ieder geval de volgende gebiedstyperingen en omschrijvingen relevant:

  • woonbuurt
    Een gebied, ten minste bestaande uit 10 of meer aaneengesloten bouwpercelen met daarop woningen en de daarbij behorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen;
  • maatschappelijke voorziening
    een functie op het gebied van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid en andere culturele of daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  • prostitué(e)
    degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
  • prostitutiebedrijf
    een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vorm waaronder begrepen een seksclub en een erotische massagesalon;
  • seksinrichting
    een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • sekswinkel
    een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd;
  • straatprostitutie
    een vorm van prostitutie waarbij degene zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
  • thuisprostitutie
    een vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres wordt gewerkt als prostitué(e);
  • vestigingsbeleid prostitutie
    het beleid neergelegd in de nota "Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen" door de gemeenteraad vastgesteld d.d. 21 juni 2000, herzien bij besluit d.d. 27 juli 2004.

1.74 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.75 recreatief medegebruik

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen en ruitersport en plaatsgebonden recreatieve activiteiten zoals sport-visserij, alsmede ten behoeve van ondersteunende voorzieningen zoals uitzicht, rust en informatieplaatsen.

1.76 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
  2. b. een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
  3. c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6 contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens;

1.77 Staat van bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van deze planregels;

1.78 schietboom

bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het kavelen van schutterijen met bijbehorende kogelvanger.

1.79 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa’s, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving;

1.80 supermarkt

Een grootschalig detailhandelsbedrijf, met een brutovloeroppervlak van maximaal 500 m², dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.81 verbeelding

de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Heerlerheide Oost, zijnde het GML- bestand met numm

er NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401;

1.82 verdieping

een bouwlaag niet zijnde de begane grond;

1.83 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.84 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.85 voorgevel

de naar de openbare weg gerichte gevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat bij hoekbebouwing sprake kan zijn van meerdere voorgevels;

1.86 vrijstaande woning

één woning bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.87 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.88 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.89 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.90 woonhuis

een gebouw dat een woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.91 Wro

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwdiepte

de diepte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel tot aan de achterste gevel van het gebouw;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren ) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2, voor zover voorkomend op de in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, niet zijnde gebouwen;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn, met inachtneming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, bedrijven van categorie 3.1 of lager toegestaan;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn, met inachtneming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, bedrijven van categorie 3.2 of lager toegestaan;
  3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedijfswoning' mag 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt tenminste verstaan: het gebruik van de gronden:

  • ten behoeve van een niet aan de bedrijfsbestemming ondergeschikte detailhandelsfunctie;
  • ten behoeve van een niet aan de bedrijfsbestemming ondergeschikte kantoorfunctie;
  • ten behoeve van een seksinrichting;
  • risicovolle inrichtingen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van

    1. 1. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, en 3 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft en dit voor de omgeving niet van nadelige invloed is.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van openbaar nut. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor het verrichten van activiteiten gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning en welzijnsvoorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen, waaronder een gemeenschapshuis;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen;

en daarnaast geldt voor zover op de verbeelding aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', onderwijs is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gemengde doeleinden, waarbij bedrijvigheid is toegelaten tot en met categorie 2, met inachtneming van de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijven. Binnen deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. grondgebonden woningen;
  2. b. dienstverlening in de vorm van praktijkruimtes, met dien verstande dat deze slechts op de begane grond zijn toegestaan;
  3. c. horeca;
  4. d. aanbouwen en bijgebouwen;
  5. e. verhardingen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  8. h. bijbehorende voorzieningen;

en daarnaast geldt voor zover op de verbeelding aangegeven dat op de begane grond:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel is toegestaan;

6.2 Bouwregels

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen, in de vorm van nutsvoorzieningen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen, zoals paden;
  4. d. plantsoenen, bomen en beplantingsstroken;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Groen - Beschermd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Beschermd' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden.

  1. a. verhardingen, zoals paden;
  2. b. plantsoenen, bomen en beplantingsstroken;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

en daarnaast geldt dat:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' de gronden mede zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', voorzieningen ten behoeve van parkeren zijn toegestaan;

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Groen - Stedelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Stedelijk' aangegeven gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, biologisch agrarisch gebruik, sport, recreatief en educatief medegebruik, voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder speeltoestellen;
  3. c. verhardingen, zoals paden;
  4. d. plantsoenen, bomen en beplantingsstroken;
  5. e. waterelementen zoals vijvers;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie ten behoeve van de telecommunicatie is toegestaan.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van speeltoestellen met een maximale hoogte van 18 meter.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen;

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 2.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden:
  • voor een seksinrichting;

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatie. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - diergezondheidscentrum' voor een diergezondheidscentrum is toegestaan.
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag 1 woning worden gerealiseerd, zulks met inachtname van Artikel 20 van dit bestemmingsplan.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport en recreatieve voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen, in de vorm van kleed-en wasaccomodaties, kantines, bergingen en tribunes;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder ook begrepen tribunes en speelvoorzieningen;
  3. c. verhardingen, ten behoeve van parkeren en ontsluiting;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen;

en daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietboom' een schietboom is toegestaan;

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden:
  • voor een seksinrichting

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. erkers;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel is toegestaan.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 2

14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden:
  • voor prostitutie;

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaand verkeer. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 2.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik van de gronden:
  • voor prostitutie;

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. verhardingen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. bijbehorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Wonen - Aaneengebouwd

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor aaneengebouwd wonen met aangrenzend erf. Binnen deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. aaneengebouwde woningen;
  2. b. aanbouwen en bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. verhardingen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat op de begane grond:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel is toegestaan;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', kantoor is toegestaan;
  3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca is toegestaan;
  4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - pension' een pension is toegestaan.

17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van deze gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan in de woning en de bijgebouwen met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 80 m² als zodanig mag worden gebruikt;
  2. b. de uitoefening van een consumentverzorgend beroep is niet toegestaan.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Wonen - Autoboxen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van voertuigen. Binnen deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. verhardingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor is toegestaan;

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 19 Wonen - Gestapeld

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor gestapeld wonen en

  1. a. gestapelde woningen;
  2. b. aanbouwen en bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. verhardingen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. bijbehorende voorzieningen.

daarnaast geldt dat op de begane grondlaag:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel is toegestaan;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt is toegestaan;
  3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor is toegestaan;

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 2.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van deze gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is niet toegestaan;
  2. b. de uitoefening van een consumentverzorgend beroep is niet toegestaan.

Artikel 20 Wonen - Vrijstaand

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaand wonen met aangrenzend erf. Binnen deze bestemming zijn toegelaten:

  1. a. vrijstaande woningen;
  2. b. aanbouwen en bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. verhardingen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. bijbehorende voorzieningen.

en daarnaast geldt dat:

    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de begane grond detailhandel is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' op de begane grond kantoor is toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' op de begane grond horeca is toegestaan;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', maximaal 1 woonwagen is toegestaan.

20.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van deze gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan in de woning en de bijgebouwen met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 80 m² als zodanig mag worden gebruikt;
  2. b. de uitoefening van een consumentverzorgend beroep is niet toegestaan.

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van (mogelijke) waardevolle archeologische gebieden waar, voorafgaand aan enige bouw- of aanlegactiviteit, nader archeologische onderzoek dient plaats te vinden.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze dubbelbestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, indien uit inventariserend en waarderend inventariserend onderzoek blijkt dat zich in de bodem geen zodanig beschermenswaardige oudheidkundige sporen bevinden dat het eisen van een aanlegvergunning - blijkens in te winnen advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) - gerechtvaardigd is.

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie

22.1 Bestemmingsomschrijving

  1. 1. De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van waardevolle cultuurhistorische gebieden.
  2. 2. Ter verwezenlijking van de onder lid 1 beschreven doeleinden wordt het volgende beleid gevoerd:
  1. a. uitgangspunt voor de omvang van het gebied waarop in het bijzonder behoud en herstel van de afzonderlijke bebouwing en onbebouwde onderdelen, alsmede het stedenbouwkundig geheel wordt nagestreefd, is het in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988 aangewezen beschermd stadsgezicht 'Maria Christinawijk';
  2. b. de afzonderlijke gebouwen, bouwwerken en onbebouwde gronden zullen gedetailleerd worden geregeld per afzonderlijke bestemming. Bij toepassing van de regels per afzonderlijke bestemming met betrekking tot bouwen en/of herstel dienen de aan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht of beschermd monument ten grondslag liggende kwaliteiten gewaarborgd te blijven.

22.2 Bouwregels

Voor het bebouwen van de in lid 22.1 bedoelde gronden gelden, naast en mogelijk in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:

  1. 1. de bestaande goot- en bouwhoogten mogen niet worden veranderd;
  2. 2. de bestaande gevels mogen niet worden veranderd;
  3. 3. de bestaande kapvormen, kaprichtingen en kaphellingen mogen niet worden veranderd;
  4. 4. het aantal bouwlagen mag niet worden veranderd;
  5. 5. de parcellering van de percelen mag niet worden veranderd;
  6. 6. de hoofdgebouwen mogen niet worden samengevoegd;
  7. 7. de erkerregeling is niet van toepassing.

22.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze dubbelbestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 vrijwaringszone-straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de hoogte van een bouwwerk of ander werk niet meer bedragen dan 20 m.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 gebouwen, ten behoeve van nutsvoorzieningen

  1. a. situering binnen het bestemmingsvlak;
  2. b. bouwhoogte maximaal 3 meter;
  3. c. inhoud maximaal 50 m³.

24.2 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

24.3 afwijkende bestaande situatie

Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maatvoering, geldt de dan aanwezige maatvoering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

24.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht tot diepte van van maximaal 3,50 meter per bouwlaag met een maximum van twee ondergrondse bouwlagen. De betreffende gebouwen mogen maximaal 1,50 meter boven peil worden gebouwd.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik prostitutie

Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van de in dit plan begrepen gronden en daarop voorkomende bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo, wordt tenminste verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  3. c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  4. d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  6. f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
  7. g. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een woning of een ander specifiek voor permanente bewoning bestemd gebouw, voor permanente bewoning.
  8. h. een gebruik van gronden voor straatprostitutie;
  9. i. een gebruik van bouwwerken als seksinrichtingen;
  10. j. een gebruik van bouwwerken als sekswinkels, met uitzondering van opstallen waarin het krachtens de bestemming 'Overige regels' mogelijk is en die zijn gelegen op een afstand van 250 meter of meer van woonbuurten en maatschappelijke voorzieningen van onderwijskundige of godsdienstige aard, zoals scholen en kerken.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voorzover reeds op grond van enige andere bepaling in dit plan is afgeweken, bij omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

  1. a. ten aanzien van de in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  2. b. ten aanzien van de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De hoogte van deze bouwwerken mag worden vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. losse masten met hekwerken en bijbehorende voorzieningen zoals gebouwtjes zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom: in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs doorgaande verkeersroutes bij parkeerterreinen, benzinestations, knooppunten en viaducten, op bedrijventerreinen en horeca gelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom: op bedrijventerreinen en sportparken;
    2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van de dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doet aan de aanwezige kwaliteiten;
  3. c. ten aanzien van de in de regels of de verbeelding opgenomen profielen van wegen, ten behoeve van een aanpassing in geringe mate indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.

26.2 Inperking afwijkingsbevoegdheid

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  1. 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. 2. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
  3. 3. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  4. 4. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig worden beïnvloed.

Artikel 27 Algemene Procedureregels

Bij toepassing van de in dit plan opgenomen wijzigingsregels en nadere eisen nemen Burgemeester en Wethouders de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen regels in acht.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op perceelsniveau, ten aanzien van de plaats van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen afwijken, voor zover de afwijking van geringe aard is en noodzakelijk in verband met de terreingesteldheid ter plaatse.

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of een gebiedsaanduiding geldt, dienen bij de toepassing van de regels ten aanzien van het gebruik, bouwen, de omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, het afwijken en het wijzigen van de voor deze gronden geldende enkelvoudige bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

30.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidigen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • in de eerste plaats de regels van artikel 23.1 vrijwaringszone-straalpad
  • in de tweede plaats de regels van Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
  • in de derde plaats de regels van Artikel 21 Waarde - Archeologie

30.3 Andere wettelijke bepalingen

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Heerlerheide Oost

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Door de overgang van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) naar de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) is er een verandering in de bestemmingsplanverplichting opgetreden. Onder de Wro is de gemeente nu verplicht om voor het gehele gemeentelijke grondgebied bestemmingsplannen op te stellen en deze elke tien jaar te herzien of te verlengen. Belangrijk onderdeel van de Wro is de digitalisering verplichting en standaardisering van bestemmingsplannen waardoor de toegankelijkheid van het bestemmingsplan is verbeterd.
In een bestemmingsplan worden de ruimtelijke functies in een gebied juridisch bindend voor overheid en burger vastgelegd. Het maakt (inrichtings)maatregelen mogelijk en biedt bescherming aan bepaalde gebieden of waarden en kan ook ongewenste ontwikkelingen tegengaan.
Het overgrote deel van de bestemmingsplannen die op Heerlens grondgebied van kracht zijn, zijn dat op basis van de WRO. Gezien de verschillende vereisten van de Wro is de gemeente Heerlen gestart met een proces om haar bestemmingsplannen op de nieuwe regeling af te stemmen.
Een van de hierbij betrokken bestemmingsplannen is Heerlerheide Oost, een plangebied waarin bestaande plangebieden tot een groter plan worden samengevoegd. Na realisering van dit bestemmingsplan zal gemeente Heerlen een bijdrage hebben geleverd aan een nieuwe actualiteit en een beter serviceverlening naar de burger.

1.2 Situering Plangebied

Gemeente Heerlen is ingedeeld in de vier stadsdelen Hoensbroek, Heerlerheide, Heerlen-stad en Heerlerbaan.

Stadsdeel Heerlerheide ligt in het noordwesten van het gemeentelijk grondgebied en Heerlerheide Oost is een van de te actualiseren bestemmingsplangebieden in dit stadsdeel. (zie afbeelding)

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0002.jpg"

afbeelding: situering plangebied Heerlerheide Oost

1.3 Juridische Status

Binnen het plangebied zijn tot het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  1. 1. Hoofdzakenplan, vastgesteld op 7 december 1964, goedgekeurd op 21 maart 1966;
  2. 2. Bestemmingsplan Heksenberg, vastgesteld op 15 december 1981, (gedeeltelijk) goedgekeurd op 15 februari 1983;
  3. 3. Bestemmingsplan Pronsebroek 1e herziening, vastgesteld op 6 juli 1976, goedgekeurd op 17 januari 1977;
  4. 4. Bestemmingsplan Brunssummerheide, vastgesteld op 12 maart 1973, goedgekeurd op 7 november 1973;
  5. 5. Gedeeltelijke herziening diverse bestemmingsplannen: 2e herziening van Pronsebroek 1e herziening, vastgesteld 06-03-2001, goedgekeurd 26-06-2001;
  6. 6. Vrieheide de Stack1999, vastgesteld 29-06-2000, goedgekeurd 13-02-2001;
  7. 7. Woonwagenlocaties, vastgesteld 06-06-1994, goedgekeurd 27-09-1994.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0003.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0005.png"

afbeelding: vigerende bestemmingsplannen plangebied Heerlerheide Oost

1.4 Planvorm

De structuur van bestemmingsplannen dient conform het bepaalde in artikel 3.3.2 van het Bro te voldoen aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP 2008). Dit komt er kort gezegd op neer dat de verschijningsvorm van een bestemmingsplan en een aantal begrippen is gestandaardiseerd. Daarnaast is het voorliggende bestemmingsplan opgezet conform het "Sjabloon bestemmingsplannen Heerlen". Dit Sjabloon dient als stramien voor alle Heerlense bestemmingsplannen.

De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.

Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401

1.4.1 Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak.

1.4.2 Regels

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de SVBP voor de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling).

1.4.3 Verbeelding

De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.

De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.

De analoge verbeelding bestaat uit 2 bladen en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).

Mocht het voorkomen dat er verschil bestaat tussen de analoge en digitale versie van het bestemmingsplan dan is de digitale versie conform het bepaalde in artikel 1.2.3 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening leidend.

1.4.4 Ondergrond

De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en kadastrale begrenzingen.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.

1.5 Leeswijzer

In de leeswijzer is aangegeven de wijze waarop de toelichting van het bestemmingsplan Heerlerheide Oost is opgebouwd.
Hoofdstuk 2 is een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit Europees- en rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is het plangebied en de invloed van verschillende beleidsaspecten beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de verschillende hoofdgroepen van bestemmingen en de verschillende juridische regelingen. Inhoofdstuk 5 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 6 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de te volgen bestemmingsplanprocedure.

Hoofdstuk 2 Planologische Beleidskaders

In dit hoofdstuk worden de beleidskaders voor het Europees en rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied Heerlerheide Oost, toegelicht.

2.1 Europees En Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak welke ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het van kracht zijnde ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. Door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en de door het tegelijkertijd plaatsvinden van groei, stagnatie en krimp toenemende regionale verschillen, zijn de beleidsnota's op het gebied van zowel ruimte als mobiliteit gedateerd. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt verschillende bestaande nota's

zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

In SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De Structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Echter, de vaste Kamercommissie van Infrastructuur en Milieu heeft in mei 2012 besloten dat ze de vastgestelde Structuurvisie nog in behandeling wil nemen. Dit wordt aangemerkt als de zogenaamde “nahangprocedure”. Met een nahangprocedure kunnen eventuele opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer alsnog worden verwerkt. Vanwege de toepassing van deze procedure kan gedurende zes maanden, gerekend vanaf 13 maart 2012, niet begonnen worden met het doorvoeren van de Structuurvisie. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft dit geen consequenties. Er is namelijk geen enkele sprake van nationale belangen die met de vaststelling van het onderhavige plan in geding kunnen komen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het " Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Een deel van het Barro wordt gevormd door de overname van oude planologische kernbeslissingen en beleidsnota's. Deze waren beiden in principe niet bindend, tenzij het onderdelen betrof die door het Rijk werden aangemerkt als "concrete beleidsbeslissing". Deze concrete beleidsbeslissingen bleven van kracht tot de inwerkingtreding van het Barro eind 2011.

Bij de continuering van oude planologische kernbeslissingen en beleidsnota's gaat het om:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie, en
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In de loop van 2012 wordt het Barro naar verwachting aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het betreft de volgende thema's:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het beleid van het Rijk richt zich op nationale belangen. Wat het Rijk daaronder schaart komt via onder meer de hiervoor behandelde beleidsstukken en algemene regels tot uiting. Voor het onderhavige plangebied is geen Rijksbeleid vastgelegd en is van enige strijd dan ook geen sprake.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.


In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Geen van de nationale belangen heeft betrekking op het plangebied.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (actualisatie 2011)

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is zowel streekplan, als provinciaal waterhuishoudingsplan en provinciaal milieubeleidsplan. Tevens bevat het de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast vormt het POL2006 een beleidskader op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL2006 een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL2006 is in de loop der jaren meerdere malen geactualiseerd. De meest recente actualisatie is in januari 2011 door provinciale staten vastgesteld.

De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen.

Het plangebied is gelegen binnen het POL-perspectief P9-stedelijke bebouwing én binnen de "grens stedelijke dynamiek".

De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd. De ligging binnen de "grens stedelijke dynamiek" houdt in dat het gebied tot een stadsregio wordt gerekend, waar in navolging van het rijksbeleid van bundeling van verstedelijking de groei van wonen, werken en voorzieningen dient te worden opgevangen. Het plangebied is gelegen binnen de stadsregio Parkstad Limburg. Binnen deze stadsregio worden de belangrijkste opgaven gevormd door de transformatie van de bestaande voorraad aan woon- en werkgebieden, het bevorderen van de economische groei en behoud en versterking van het voor deze regio zo kenmerkende stedelijke parklandschap met open ruimten, beken, en kenmerkende elementen uit het verleden als mijnstreek.

Ecologische Hoofdstructuur (P1) en Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS; POL-perspectief 1) en de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG; POL-perspectief 2) vormen samen de ecologische structuur van Limburg. Binnen de EHS geldt het beschermingsregime 'nee, tenzij', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieve locaties bestaan of sprake is van een groot maatschappelijk belang. Hierover dient nauw overleg plaats te vinden met de provincie Limburg (bevoegd gezag). Binnen de POG geldt het beschermingsregime 'ja, mits', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan mits in afdoende mate mitigatie en/of compensatie van natuurwaarden plaatsvindt. Ook hierover dienen afspraken te worden gemaakt met de provincie.

In algemene zin omvat de POG vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, de beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Niet alle gronden binnen dit gebied veranderen in natuur en zullen voor een groot gedeelte landbouwgrond blijven.

De POG is niet volledig afgewogen op bestemmingsplanniveau maar laat toch op dit planniveau een aantal andere bestemmingen en functies zien variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen e.d.

Binnen het plangebied Heerlerheide-Oost bevinden zich geen EHS- of POG-gebieden. Het plangebied wordt echter wel deels in het oosten begrensd door EHS (Brunssummerheide) en in het zuidwesten door POG/EVZ.

Onderhavig bestemmingsplan is op geen enkel wijze strijdig gebleken met de beleidsdoelstelingen uit het POL.

2.2.2 Provinciale woonvisie

Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie (2010-2015) vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.

In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.

Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".

Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt. De regio Parkstad heeft het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3 Regionaalbeleid.


Verder werken de drie stedelijke gemeenten in Zuid-Limburg momenteel samen met de Provincie aan een gezamenlijke visie op wonen in Zuid-Limburg, waarbij de opgaven zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht zullen worden geherdefinieerd. Vaststelling van deze visie is voorzien eind 2013.

2.2.3 Verordening Wonen Zuid-Limburg

Op 21 juni 2013 hebben Provinciale Staten de verordening Wonen Zuid-Limburg vastgesteld. In die verordening is bepaald dat gemeenten in Zuid-Limburg geen bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen meer mogen vaststellen of verlenen voor het bouwen van meer dan één nieuwe woning. De verordening is gemaakt om op een verantwoorde manier de plancapaciteit voor nieuwe woningen te reguleren. De verordening geldt niet voor plannen die vóór 5 juli 2013 zijn vastgesteld.

Deze verordening geldt niet voor alle nieuwe woningbouwplannen. Als een woningbouwplan voldoet aan bepaalde criteria, dan is de verordening niet van toepassing en kan dat plan wel doorgaan. Die criteria staan in de op 2 juli 2013 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg. Kortweg houdt de beleidsregel in dat er alleen nog nieuwe woningbouwplannen mogen worden gemaakt, als minimaal hetzelfde aantal woningen wordt gesloopt en de woningen voldoen aan een aantal criteria. Ook is voor enkele lopende strategische projecten een uitzondering gemaakt.

Beide regelingen zijn op 5 juli 2013 in werking getreden.

conclusie plangebied

Aangezien het bestemmingsplan Heerlerheide Oost niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningbouwplannen is de verordening niet van toepassing.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Structuurvisie Parkstad Limburg

De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:

  • Meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, onder andere door een groter contrast van stad en land;
  • Een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • Een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • Een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via een Parkstadring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.

De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:

Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.

Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.

Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.

Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.

De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod.

Het onderhavige plangebied wordt in de Structuurvisie aangemerkt als bestaand woongebied/ herstructureringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0007.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0008.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0009.png"
Uitsnede ontwikkelingskaart

Vanwege demografische ontwikkelingen dient in dit gebied aandacht te worden gegeven aan stedelijke herstructurering. Dit betekent ondermeer dat kwaliteitsverhogende investeringen nodig zijn, ook zijn desinvesteringen op gebied van wonen, onderwijs, bedrijvigheid en andere zaken nodig.

Voor het belang van behoud en versterking van natuur, landschap en cultuurhistorie is een beheer- en sturingslijn uitgezet. De sturingsprincipes, van deze intergemeentelijke structuurvisie, leiden tot het volgende afsprakenkader:

  • Een 'blauw hart' in het Zandgroevengebied: Het Creëren van een samenhangend recreatief plassen-/natuurgebied ingebed in een groen, hydrologisch en ecologisch en toeristisch netwerk. De sportvelden in Heksenberg liggen welliswaar in het 'uitloopgebied' van het Blauwe hart, echter deze worden afsneden door het hogergelegen mijnspoortracé. De recreatieve sportfunctie die op deze bestemming ligt, is in lijn met de visie.
  • De structuur van de voormalige mijnspoorverbindingen wordt gebruikt om een nieuwe toeristisch-recreatieve verbindingszone (Groenspoor) te realiseren tussen Terworm en de Brunssummerheide. Het gehele tracé is bestemd voor Groen, waarin voorzieningen voor het realiseren van deze verbindingszone zijn toegelaten.

2.3.2 Regionale woonstrategie

Onder regie van de regio Parkstad Limburg werken de Parkstadgemeenten en de woningcorporaties samen aan het woonbeleid voor onze regio. In dit kader heeft de Parkstad Raad op 11 december 2006 de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen vastgesteld. De visie markeerde de overgang van groei naar krimp en had als voornaamste doel het afremmen van de woningbouwproductie met het oog op de demografische ontwikkelingen. In de later vastgestelde Herstructureringsvisie Parkstad is vervolgens de verdunningsopgave per stadsdeel gekwantificeerd en vastgesteld in een "envelop". De opgave in deze "envelop" wordt binnenkort geactualiseerd. Deze enveloppen zijn nog steeds maatgevend voor het invullen van herstructureringsopgaven.

Bij het uitvoeren van deze opgaven is echter gebleken dat er nog vele knelpunten bestaan die de uitvoering vertragen. Daarom hebben Parkstad en de Parkstadgemeenten ervoor gekozen om niet weer een nieuwe woonvisie te maken maar een woonstrategie, gericht op het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Die regionale woonstrategie: "Kiezen voor Parkstad", is inmiddels gereed en is op 17 december 2012 vastgesteld door de Parkstadraad. Een drietal thema's zijn tijdens de gevoerde gebiedsgesprekken aangeduid als centrale vraagstukken voor de woningvoorraad en vormen voor deze woonstrategie de afzonderlijke hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 2: Beperken omvang plancapaciteit met meer sturing op kwaliteit en duurzaamheid
  • Hoofdstuk 3: Aanpak particuliere voorraad
  • Hoofdstuk 4: Doorstroming, focus op doelgroepen

Conclusie plangebied

De woonstrategie levert geen concrete uitgangspunten voor bestemmingsplan Heerlerheide Oost.

2.3.3 Regionale woningbouwprogrammering 2012-2013

Vanuit het gestelde kader in de regionale woonvisie is een woningbouwprogrammering voor de periode 2006-2012 opgesteld. De woningbouwprogrammering heeft een sterk sturend karakter op kwantiteit. Afhankelijk van hun toegekende status kunnen plannen wel of niet binnen de gemaakte regionale afspraken tot ontwikkeling komen. Op deze wijze wordt gepoogd het overaanbod op de woningmarkt niet te hoog op te laten lopen.

2.3.4 Herstructureringsvisie

In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:

Beheergebieden
In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.

Verdunningsgebieden
In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.

Ontwikkelingsgebieden
Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur-en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.

De in november 2010 geactualiseerde envelop bevat voor Heerlen tot 2020 een netto verdunningsopgave van 5.000 wooneenheden en een vervangingsopgave van 6.800 wooneenheden.

Conclusie Plangebied

Het stadsdeel Heerlerheide is in de visie in zijn geheel aangeduid als een "verdunningsgebied". Dit betekent, dat nieuwe bouwinitiatieven pas kans van slagen hebben indien er ook compenserende sloop wordt gerealiseerd.

2.3.5 Structuurvisiebesluit wonen

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.

Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).

In het onderhavige bestemmingsplan zijn de bestaande woningen positief bestemd, door ze een bouwvlak toe te kennen. De bouwtitels die niet zijn benut krijgen geen bouwvlak en mogen daarmee op basis van het bestemmingsplan niet meer worden gebouwd.

Het betreft hier bouwtitels die reeds sedert de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw bestaan. Blijkbaar heeft er in al die tijd geen zwaarwegende behoefte/belang bestaan om deze titels te verwezenlijken.

2.3.6 Retailstructuurvisie

De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie 2010-2020 vastgesteld.

De krimp van de bevolking in Parkstad, en de ontwikkelingen in de retailsector zoals o.a. de ontwikkeling van het web winkelen vragen om een heldere stategie en koers ten aanzien van de regionale ontwikkeling van de retailstructuur. De retailstructuurvisie geeft hoofdlijnen aan van de toekomstige retailstructuur, pleit voor een meer onderscheidend vermogen tussen de beeldbepalende retailcentra en geeft een regionaal afsprakenkader en toetsingsmethodiek voor de beoordeling van individuele initiatieven. De visie vormt een kader voor de actualisatie van het ruimtelijk beleid in de vorm van o.a. gemeentelijke retailstructuurvisies en bestemmingsplannen.

Deze Retailstructuurvisie gaat uit van clustering van functies in de daarvoor aangewezern clusters. Heksenberg is in de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg gekenschetst als buurtsteunpunt.

Vanuit de visie heeft het de voorkeur om één samenhangend cluster te hebben, alleen ter verzorging van de buurt, dus niet aan een doorgaande weg. Vanuit dat perspectief is de nu als zodanig bestemde winkelstrip aan de Mgr. Hanssenlaan dan ook positief bestemd.

Vanuit ruimtelijk en distributief planologisch oogpunt wordt het wel wenselijk geacht binnen de bestemming detailhandel de specifieke vorm van supermarkt nader te duiden en te reguleren. Mede gelet op de omvang van de momenteel aanwezige supermarkt wordt in de nieuwe planologische regeling de grens van 500 m2 bvo voor één supermarkt gehanteerd. Als deze supermarkt té groot wordt, ontgroeit hij de schaal van buurtsteunpunt

Het huidige bouwblok aan de Hanssenstraat zal conform het nu vigerende plan (gemengde bebouwing met detailhandel in de plint) worden bestemd. Daarbuiten zullen de niet ingevulde mogelijkheden voor detailhandel voor de rest van het plangebied, mede gelet op het "Structuurvisiebesluit Wonen en Retail" worden uitgesloten.

2.3.7 Structuurvisiebesluit retail

In aanvulling op het bepaalde in de "Regionale Woonvisie 2006-2010 en de "Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020", heeft de Parkstadraad het "Structuurvisiebesluit Wonen en Retail" vastgesteld. Mede als gevolg van de bevolkingskrimp respectievelijk terugloop van het aantal huishoudens, dient zowel het aantal woningen als het totale regionale winkeloppervlak aangepast worden aan de toekomstige situatie.

In de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen zitten nog veel mogelijkheden voor het realiseren van woningen en/of winkelruimtes, die nog niet gerealiseerd zijn. Voorkomen moet worden dat die ontwikkelingsmogelijkheden de bestaande problematiek verslechteren. Mede op basis van voornoemd structuurvisiebesluit worden in het voorliggende plan de nog niet benutte ontwikkelingsmogelijkheden voor wonen en retail verwijderd. Uitzondering geldt voor de planologische mogelijkheden die passen in de "Regionale Woonvisie"of de "Retailstructuurvisie Parkstad Limburg".

2.3.8 Regionaal Prostitutiebeleid Parkstad Limburg

Met de regiovisie geven het samenwerkingsverband Regio Parkstad Limburg en de daarin samenwerkende gemeenten (Kerkrade, Heerlen, Landgraaf, Brunssum, Nuth, Voerendaal, Simpelveld en Onderbanken) de richting aan van het door henzelf gewenste prostitutieontwikkeling in de regio.

Door een regionale afstemming kan worden voorkomen dat zich ongewenste bewegingen gaan voordoen in de vestiging van prostitutiebedrijven en straatprostitutie.

Belangrijkste uitgangspunten van het regionale seks- en prostitutiebeleid zijn:

  • één regionaal maximum voor de gevestigde vormen van prostitutie, een
    regionale toename van het aantal bedrijven wordt niet toegestaan;
  • door middel van een vergunningenstelsel de openbare orde aspecten en/of de
    zorgaspecten reguleren;
  • per district één handhavingsbeleid opstellen.

Binnen het plangebied is geen prostitutie toegestaan. Dit is als zodanig opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De locaties waar deze bedrijfsvorm wel is toegestaan is geregeld in het vigerende bestemmingsplan Prostitutie van de gemeente Heerlen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie Heerlen 2026

In 2008 is de "Stadsvisie 2026" door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld. In deze visie worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen benoemd waar Heerlen mee te maken heeft en die ook in de komende jaren van groot belang zullen zijn: de bevolkingskrimp als gevolg van vergrijzing en ontgroening, de individualisering van de samenleving en de daarmee onder druk staande sociale cohesie in buurten en de mondialisering van de economie. Aan de hand van deze thema.s worden kansen gezocht voor de komende jaren. Deze lijken met name te liggen in samenwerking op regionaal (Parkstad Limburg), nationaal (Tripool Zuid-Limburg, G27) en internationaal (MAHHL, Eurocities, Heerlen-Aken) gebied. Naast deze kansen vorm de belangrijkste bedreiging het verminderen van de aantrekkelijkheid, veiligheid en levendigheid van het stadscentrum, waarbij het van belang wordt geacht dat de inwoners zich samen met de stad ontwikkelen. De afgelopen jaren heeft ten aanzien van veiligheid en levendigheid een duidelijke verbeteringsslag plaatsgevonden, die de komende jaren moet worden doorgezet.

Met het thema "Van Coriovallum naar Corioforum" worden vier speerpunten geformuleerd voor Heerlen: Centrumstad, Ondernemende stad, Jeugdige stad en Netwerkstad. De visie wordt samengevat als "Heerlen 2026: Energiek hart van Parkstad".

Deze Stadsvisie kent geen specifieke uitgangspunten voor het onderhavige bestemmingsplan.

2.4.2 Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010

In de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" is het gemeentelijk kantorenbeleid uiteengezet. Hoewel de visie in eerste instantie gericht was tot 2010, geldt deze momenteel nog steeds als uitgangspunt voor het kantorenbeleid. Overigens is nieuw beleid in ontwikkeling, dat zal gaan gelden voor alle Parkstad-gemeenten.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat het grootste deel van de Heerlense werkgelegenheid zich in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening bevindt. In het algemeen zijn de bedrijfsactiviteiten van deze sectoren hoofdzakelijk gehuisvest in kantoorpanden. Het creëren en het behoud van werkgelegenheid vormt één van de speerpunten van het economisch beleid.

Er wordt uitgegaan van vier schaalniveaus voor kantoorlocaties:

  • Zeer kleinschalige kantoorontwikkelingen in woonwijken, hiermee wordt het economisch speerpunt buurteconomie versterkt;
  • Kleinschalige kantoorontwikkelingen langs de openbaar vervoer assen;
  • Grootschalige kantoorontwikkelingen in de stationsomgeving;
  • Locaties voor bedrijfspanden met een kantoorachtige uitstraling.

Situatie 2012

Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden. Dit vertaalt zich ook naar het leegstandspercentage: Heerlen kent op dit moment een leegstandspercentage van 5% (situatie juli 2012). Dat percentage ligt ver onder het landelijk gemiddelde van 15%.

Een leegstandspercentage van 5% wordt doorgaans aangemerkt als een 'gezond' leegstandspercentage (5-8%). Een stad moet nu eenmaal leegstaand commercieel vastgoed hebben, zodat bedrijven zich kunnen vestigen of kunnen doorstromen/groeien. Het probleem in Heerlen is, dat van de 5% van de kantoorgebouwen die leegstaan het grootste gedeelte incourant is (afhankelijk van specifieke eigenschappen van de panden, de ligging en de behoefte in de markt). Voor een incourant pand geldt dat het leeg staat en er geen zekerheid is dat het in de toekomst weer verhuurd zal worden, met structurele leegstand tot gevolg. Het leegstandspercentage van 5% is voor Heerlen dus eigenlijk een ongezond leegstandspercentage, vanwege het gebrek aan courante kantoorpanden.

Heerlen zet daarom in de realisatie van courante kantoorgebouwen (zoals in het Maankwartier en het Schinkelkwadrant) én de transformatie van incourante kantoorgebouwen (bijvoorbeeld het CBS-gebouw). Bij de locatiekeuze voor nieuwe kantoren zal uitgegaan worden van het kantoorlocatiebeleid, zoals hierboven genoemd.

Gelet op het vorenstaande zullen alleen de nog in gebruik zijnde zelfstandige kantoren als zodanig worden aangeduid

2.4.3 Groenbeleidsplan

Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.


Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.


In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:

  • Het landschappelijke kader van Heerlen;
  • De hoofdgroenstructuur van Heerlen;
  • Steenbergen als symbool voor een grenzeloze regio;
  • Schakels tussen Heerlen en het omliggende Euregionale landschap;
  • De hoofdinfrastructuur als uithangbord voor 'park' en 'stad';
  • De historische structuur als (groene) parels in het stedelijke weefsel;
  • Stadsombouw Heerlen: robuust groen met nieuwe functies.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0010.png"
Groenvisie Heerlen

De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.

Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur voor het plangebied:

Heksenberg (tuindorp)

  • De openbare ruimte heeft door het stenige karakter en materiaalgebruik een beperkte beeldkwaliteit en het groen heeft weinig sierwaarde.
  • De openbare ruimten grenzend aan de Elandstraat zijn sterk bepalend voor het straatbeeld, hier moet de sierwaarde verhoogd worden.
  • Op enkele plekken in de buurt (bijvoorbeeld in de Reestraat) is voldoende ruimte voor een boom van de 2e grootte bij aanpassing van het straatprofiel.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0012.png"
huidige groenstructuur gewenste groenstructuur:
(rood is hoofdgroenstructuur; groen is subgroenstructuur)

Heksenberg (woningbouw jaren '60-'80)

  • Voor het grootste deel van het gebied geldt dat er een goed groen casco aanwezig is in de vorm van pleintjes, veldjes en plantsoenen. Veel van deze plekken zouden beter benut kunnen worden en het gebruik zou bepalend moeten zijn voor de inrichting. Hier dient wel het groene karakter te prevaleren.
  • De woonstraten kennen weinig hiërarchie en moeten op diverse plekken gerenoveerd worden. Dit is een goede kans om meer bomen aan te brengen in combinatie met de aanduiding van bijvoorbeeld parkeerstroken. Door per straat enkele 1e of 2e orde bomen aan te brengen wordt de herkenbaarheid in de wijk verbeterd.
  • De plantvakken zouden eveneens meer uniformiteit moeten uitstralen en worden bijgeplant. Toepassing van dezelfde soorten per straat zou de herkenbaarheid vergroten en het onderhoud vereenvoudigen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0014.png"
huidige groenstructuur gewenste groenstructuur:
(rood is hoofdgroenstructuur; groen is subgroenstructuur)

Maria Christinawijk (woningbouw jaren '60-'80)

  • Het stimuleren van goed onderhouden groene voortuinen en aanplant van particuliere bomen, zou een middel kunnen zijn om de betrokkenheid en saamhorighied in de woonstraten te vergroten.
  • De groene pleintjes aan de westzijde van de buurt zouden in samenspraak met de bewoners de juiste invulling en opwaardering moeten krijgen, zodat ze niet enkel als opvulling en kijkgroen door bewoners wordt gezien.
  • Voor de woningblokken aan de westzijde dient een passende overgang te worden gecreëerd naar de aanliggende Beaujeangroeve, dat in de toekomst een parkfunctie krijgt.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0016.png"
huidige groenstructuur gewenste groenstructuur:
(rood is hoofdgroenstructuur; groen is subgroenstructuur)

2.4.4 Inrichtingsvisie beken

Bekenvisie
Waar het in de visie (2004) om gaat en waar hoog op ingezet moet worden zijn de natuurlijke afvoer van water, het structurerende groen, de ecologische verbindingszone en de beken als belevingsbron voor de bewoners. De visie schept een kader voor zowel natuurontwikkeling en de waterhuishouding als verstedelijking en recreatie in en langs de beekdalen met de nadruk op het bepalen van de grenzen van de genoemde verstedelijking. Concrete projecten die vanuit de gedachte van de bekenvisie uitgevoerd worden, zijn in het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement beschreven.

De gemeente Heerlen heeft in mei 2004 de `inrichtingsvisie beken` opgesteld. In deze visie wordt Heerlen omschreven als `meerstromenland`. Een typering die, gezien het aantal beken die er op Heerlens grondgebied ontspringen, alleszins gerechtvaardigd is.

De Heerlense beken en beekdalen hebben niet alleen voor de stad Heerlen maar ook in samenhang met het omringende landschap een multifunctionele betekenis. Mede daarom werken de gemeente Heerlen en het Waterschap aan de renaturering van de beken. De uitdaging ligt in de afstemming tussen stedelijke ontwikkeling en de beekdalen met actuele en te ontwikkelen kenmerken en hoe aan deze kwaliteiten het beste vorm en inhoud gegeven kan worden.

De bekenvisie staat niet op zichzelf. Er zijn al de nodige beleidslijnen uitgezet die betrekking hebben op de beekdalen zoals het provinciaal omgevingsplan, de ontwikkelingsvisie, het groenstructuurplan en het waterplan. Al deze plannen zijn opgenomen bij de beleidskaders van het onderhavig bestemmingsplan.

De `inrichtingsvisie beken`, waarin wordt aangeven welke ontwikkeling er voor de Heerlense beken gewenst is, bestaat uit twee delen, een overzichtskaart en een drietal deelkaarten voor de Caumerbeek.

In het 1e deel is een visie geformuleerd op het totale bekensysteem en in het 2e deel is de benedenloop van de Caumerbeek op basis van de uitgangspunten van de opgestelde visie nader uitgewerkt.

Drie belangrijke aspecten die het karakter van de beekdalen en de beken vormen zijn:

  • de vorm van de dalen zoals die tot uiting komt in het reliëf en de samenhang met de ondergrond;
  • de waterstroming naar en door de dalen en
  • het groene karakter van de ooit volledig beboste dalen.

Conclusie Plangebied

Binnen het onderhavig plangebied ligt het droogdalgebied van de Schroetebeek. het gebied ter zijde van het sportcomplex Pronsebroek, nabij de kruising Bokstraat - Heigrindelweg, wordt aangehaald als prioritair gebied voor water, natuur en groen. De onbebouwde beekdalbodem is bedoeld voor afstroom van water, behoud van kwel en leefgebied voor levensgemeenschappen van beek en beekdalen. Thans zijn de gronden ingericht met een 'wadi' (bufferings- en infiltratievoorzieningen voor regenwater). Ter plaatse van de ze voorzieningen is de bestemming 'Water' opgenomen.

2.4.5 Structuurvisie horeca en evenementen

Dit beleidsplan schetst de lange termijn voor de ontwikkeling van de horeca en evenementen in Heerlen. De (algemene) centrale doelstelling van het project 'Heerlen heeft 't' is: “Handhaven en verbeteren van de kwaliteit van de horeca en de evenementen en het tot stand brengen van een evenwicht tussen levendigheid, veiligheid en leefbaarheid.” Het totale horeca-aanbod in Heerlen is ruimer dan gemiddeld in Nederland, in de opbouw van het aanbod doen zich geen opvallende zaken voor. Het beleid kan zich daarom richten op beperkte groeimogelijkheden, met concepten die het aanbod daadwerkelijk versterken en op mogelijke verdere concentratie van het aanbod via het faciliteren van verplaatsingen.


Heerlen kent een gevarieerd aanbod van evenementen, zowel in het centrum als verspreid over de buurten. De evenementen in de buurten zijn doorgaans kleinschalig en worden georganiseerd door het rijk vertegenwoordigde verenigingsleven van Heerlen. In de Parkstadregio vinden relatief veel (volks)culturele evenementen plaats.


In woongebieden / buurten heeft de horeca naast de horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (bijvoorbeeld ten behoeve van de sociale contacten en/of het verenigingsleven). De meeste ondernemers spannen zich daarnaast in voor de leefbaarheid in de buurt. Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen dient deze te worden gekoesterd en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.


Hiernaast dient de gemeente interessante evenementen te stimuleren door het transparant maken van de vergunningverlening, de facilitaire dienstverlening, subsidieverstrekking, organisatorische ondersteuning, overige dienstverlening en controle- en handhavingsbeleid.

2.4.6 Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2011

op 3 april 2012 heeft de gemeenteraad van Heerlen de nota Ruimtelijke Kwaliteit 2011 vastgesteld.

Deze nota biedt een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van de ruimtelijke kwaliteit in Heerlen, waarmee efficiënt en praktijkgericht gewerkt kan worden;

De nota omvat tevens de beeldkwaliteitsplannen voor specifieke locatie (ondermeer de Maria Christinawijk) waardoor voor deze gebieden tevens een formeel toetsingskader voor handen is.

De nota zal het instrument worden voor kwaliteitsbeoordelingen. Ze reikt het welstandstoezicht een toetsbaar instrument aan zodat men bij de aanvraag van een bouwvergunning niet meer voor verrassingen komt te staan. De nota is geen standaardnorm voor kwaliteit, maar beoogt veeleer een `preventief denken` bij de ontwikkeling van plannen te stimuleren. De communicatieve waarde van de nota is daarom erg groot. Via gebiedsgebonden kwaliteiten, welstandniveaus en een ruimtelijke visie bespreekt de nota een aantal thema`s. De thema`s worden in het algemeen en met hun specifieke kenmerken besproken.

Zowel de verbeelding als de regels van het bestemmingsplan Heerelerheide Oost komen tegemoet aan de nota Ruimtelijke Kwaliteit.

2.4.7 Verkeersveiligheidsplan

In het Verkeersbeleidsplan (conceptrapport d.d. 15 augustus 1997) wordt gestreefd naar een significante afname van het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden en -gewonden. Bij de aanpak van de problemen werkt Heerlen toe naar duurzaam verkeersveilige wegen.

Een duurzaam veilig verkeerssysteem is gericht op:

  • het organiseren van de verkeersonveiligheidsaanpak;
  • het aanpassen van het wegennet;
  • het inpassen van verkeersveiligheid in het mobiliteitsbeleid;
  • het inpassen van de verkeersveiligheid in de ruimtelijke ordening;
  • het intensiveren van gedragsbeïnvloeding.

De verkeersproblemen in Heerlen zijn het gevolg van onder andere de ontsluiting van het centrumgebied, de industriegebieden, alsmede de ligging van Heerlen ten opzichte van de buurgemeenten en de rijkswegen. Doorgaand en woon-werkverkeer rijden door en langs het centrum en door de woonbuurten. De belangrijkste punten in de verkeersonveiligheid liggen binnen de bebouwde kom op de hoofdwegen met een snelheidslimiet van 50 km/u, in de verblijfsgebieden en bij het vrachtverkeer. In het verkeersveiligheidsplan is een aantal speerpunten en maatregelen benoemd.

In het verkeersveiligheidsplan is een categorisering van het hoofdwegennet aangegeven. In dit plan worden voor iedere wegfunctie functiekenmerken (m.b.t. vormgeving en gebruik) voorgesteld.

Het stadsdeel Heerlerheide wordt omsloten door de volgende wegen:

  • Passartweg – Einderstraat – Uterweg (noordzijde): dit zijn wijkontsluitings-wegen met een verkeersintensiteit van ongeveer 6.500 motorvoertuigen per dag.
  • Heerenweg (oostzijde): dit is een gebiedsontsluitingsweg type 2A met een verkeersintensiteit tussen de 11.800 en 15.000 motorvoertuigen per dag.
  • Beersdalweg – Wickraderweg (zuidzijde): dit zijn stroomwegen type 1B met een verkeersintensiteit tussen de 13.800 en 15.000 motorvoertuigen per dag.
  • Akerstraat-Noord – Terhoevenderweg (westzijde): dit zijn gebiedsontsluitings-wegen type 2A met een verkeersintensiteit tussen de 14.000 en 18.000 motor-voertuigen per dag.

De binnen het plangebied voorkomende bovengenoemde wegen zijn op de plankaart aangeduid met de verkeersbestemming wegverkeer. De overige binnen het plangebied gelegen wegen zijn geen onderdeel van het hoofdwegennet. Het betreft de wegen die in het plan zijn opgenomen onder de bestemming verblijfsgebied. Deze wegen hebben een relatief gezien laag ongevallenbeeld.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen over het plangebied Heerlerheide Oost en zijn omgeving. Het plangebied wordt zowel historisch, stedenbouwkundig als landschappelijk toegelicht. Tevens worden de gebiedsrelevante milieu- en andere beleidsaspecten beschreven.

3.1 Beschrijving Plangebied

3.1.1 Ligging plangebied

Het plangebied Heerlerheide Oost is, gezien in de lengteas van de gemeente Heerlen, gelegen ten noorden van het centrum van Heerlen in het stadsdeel Heerlerheide. Globaal gezien wordt het plangebied omsloten door de navolgende openbare wegen: Aan de noordzijde door de Unolaan, Groeve Vrieheide, de Vrijheerenberg, en de Kamperheideweg. Aan de westzijde vormen de Unolaan en de Bokstraat de begrenzing van het plangebied. De oostzijde van het gebied is minder eenduidig begrensd. De plangrens is van noord naar zuid afgestemd op de aanwezigheid van de Brunssummerheide. Aan de zuidzijde tenslotte wordt de grens gevormd door de voormalige mijnspoorlijn (zie afbeelding).

Buurtindeling

De begrenzing van Heerlerheide Oost ligt verspreid over een tweetal subbuurten.Het grootste gedeelte (oostenlijk) ligt in Heksenberg en het andere gedeelte (westelijk) ligt in Pronsebroek (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0017.jpg"

afbeelding: ligging plangebied bestemmingsplan Heerlerheide Oost

3.1.2 Historie

3.1.3 Stedenbouwkundig

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0019.png"

afbeelding: Ruimtelijke structuur

Heerlen kan gekarakteriseerd worden als een 'gefragmenteerde' groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Dit geld zeker voor het oostelijk gedeelte van Heerlerheide, waarbinnen de wijken Heksenberg en Prosebroek zijn gelegen.
Het plangebied ligt als een schiereiland rondom in het groen (groeve Vrieheide, Brunssummerheide, oude mijnspoor en Groeven gebied). Deze groene ruimten zijn in grote vlakken aanwezig en worden aangemerkt als structuurdragers van het gebied.

Stedenbouwkundig gezien, steunt het gebied (naast genoemde structuurdragers) van oudsher op een tweetal oude lintstructuren. In oost westelijke richting zijn dit de Pappersjans/ Jongmansweg, Roebroekweg en Heideveldweg. In noord zuid richting vormt de Heerenweg de oude lintstructuur. De twee routes zijn tevens de hoofdontsluitingswegen van het plangebied. In noordelijke en zuidelijke richting zorgt de Heerenweg voor de ontsluiting naar Brunssum, Sittard en het centrum. Via de nieuw aangelegde Binnenring is het mogelijk om je vervolgens in noordelijke richting via de Antwerpseweg en A76 richting Eindhoven te verplaatsen. In zuidelijke richting sluit de Binnenring aan op de A76 richting Aachen.
In westelijke richting is het gemakkelijk om via Roebroekweg en Pappersjans naar het nabij gelegen Heerlerheide Centrum te gaan.

De in het plangebied gelegen kernen Heksenberg en Pronsebroek kennen een dichte bebouwingsstructuur en hebben ieder een aantal elementen met een eigen karakteristiek. Heksenberg, die ontwikkeld is aan de noordzuid-richting gelegen Heerenweg, is grotendeels uit het midden van de twintigste eeuw. De buurt is rechtlijnig van opzet met straten evenwijdig en haaks op de Heerenweg. Naast woningen zijn hier ook een aantal voorzieningen gevestigd zoals een kerk, winkels, café en een school.

Bijzondere stedenbouwkundig ontwikkelingen binnen de buurt vormen de mijnwerkerskolonie uit de jaren 20 en de Maria-Christinawijk, in het noordelijk deel van Heksenberg.
Deze stedenbouwkundige eenheid heeft de status van beschermd stads- en dorpsgezicht (aanwijzingsbesluit d.d. 15 februari 2008). Het is het enige voorbeeld van een in Nederland gerealiseerde wijk in het kader van de Siedlung-politiek van het Duitse rijk tijdens de Tweede Wereldoorlog en kent een heldere en rationele opbouw van het stedenbouwkundige plan. Zie voor verdere beschrijving paragraaf 3.1.5.2 Cultuurhistorie.

In het zuid/oostelijkste puntje van het plangebied tussen de Heerenweg de Heideveldweg en onder de Vinkenstraat, zijn als het gevolg van 'krimp', hoogbouw woningen verdwenen en is de vrij gekomen ruimte ingericht als een groene openbare ruimte.
Via het westelijk deel van de buurt, evenwijdig gelegen aan het oude bebouwingslint aan de Pappersjans en Roebroekweg, is Pronsebroek en ook Heksenberg direct verbonden met de Schelsberg en het centrum van Heerlerheide. Dit oude bebouwingslint heeft een aantal stedenbouwkundig waardevolle elementen in zich, waarvan de groene pleinruimte ter hoogte van de splitsing van de Roebroekweg/ Pappersjans met de Jongmansweg er één is. De bebouwing tussen de lintbebouwing van de Roebroekweg/ Pappersjans en de groene zone met o.a. sportvelden, is vooral in de jaren 60 en 70 jaren gerealiseerd en zijn voor een groot deel als bungalow uitgevoerd.
Groeve Vrieheide aan de rand en in de oksel van het plangebied vormt in stedenbouwkundige zin een bijzondere ruimte. Door de zandwinning, die nog steeds plaats vindt, verandert het landschapsbeeld van deze afgraving voortdurend. In verband met deze activiteiten is het gebied niet toegankelijk als uitloopgebied voor omliggende buurten.

Bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is vanuit ruimtelijk oogpunt specifiek aandacht gegeven aan de stedenbouwkundige kwaliteiten van het plangebied. Uitgangspunt hierbij is dat de ter plaatse aanwezig kwaliteiten zoveel mogelijk moeten worden beschermd, gehandhaafd of verbeterd. Het een en ander uiteraard in afstemming met bestaande belangen. Deze afwegingen vinden hun weerslag in de bouwmogelijkheden die de verbeelding en regels bij dit plan geven. Als resultante hiervan kan worden gesteld dat de visuele en ruimtelijke uitgangspunten bij dit plan niet geheel gelijk zullen zijn aan afwegingen die in het verleden op dit gebied hebben plaatsgevonden, indien de ruimtelijke kwaliteit dit vergt.

3.1.4 Landschappelijk

Zoals is gesteld in het hoofdstuk 3.1.3 Stedenbouwkundig kan Heerlen worden gekaraktiriseerd als een 'gefragmenteerde' groene stad, dit geld zeker voor het plangebied Heerlerheide Oost. Aan de noordzijde, oostzijde en zuidzijde van het plangebied liggen groengebieden met uiteenlopende ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden (zie afbeelding ruimtelijke structuur)

Aan de noordzijde ligt de Groeve Vrieheide. De natuurlijke geomorfologie is hier door de grootschalige zandwinning verdwenen. De plassen binnen het gebied bestaan uit grondwater. Over de huidige flora en fauna in het gebied is niets bekend. Hoewel de groeve in gebruik is, heeft het gebied al een bepaalde landschappelijke waarde door het sterke reliëf en de aanwezige beplanting.Door bebouwing aan de Heerenweg is de (recreatieve) relatie met de Brunssummerheide, aan de oostzijde van het plangebied, verbroken. De groeve vomt een enclave binnen de wijk Heerlerheide. In de toekomst kan het gebied mogelijk een functie krijgen als recreatief uitloopgebied voor de wijk.

Aan de zuidzijde van het plangebied, tussen de Hei-Grindelweg en het tallud van het oude mijnspoor ligt een belangrijke groenzone voor het plangebied. De groenzone huisvest o.a. een aantal sportvelden, een speeltuin, wandelpaden en de fraai meanderende watergang Schroetebeek. De (voormalige) talludvormige spoordijk zelf is opgenomen in de Heerlense hoofdgroenstructuur.

3.1.5 Cultuurhistorie en archeologie

3.1.6 Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via Heerenweg (in noordelijke en zuidelijke richting) en via Roebroekweg, Pappersjans en Jongmansweg in westelijke richting. De Heerenweg sluit in zuidelijke richting aan op de pas gerealiseerde Binnenring. Via Met deze wegen beschikt het plangebied over goede verbindingen met het centrum van Heerlen en met de autosnelwegen N281 en A76.

De voor het plangebied belangrijke Heerenweg heeft een recentelijk heringericht profiel. Naast een geasfalteerde rijbaan heeft de weg aan weerszijden fietspaden en trottoirs en parkeerstroken aan aan één zijde van de weg. De fietspaden zijn door een haag/groenstrook voor een belangrijk deel van de rijbaan gescheiden (zie foto). De bebouwingsstructuur van de Maria-Chrstinawijk, met de zijkanten gericht naar de Heerenweg, ondersteunt de ontsluitingsstructuur niet.

De woonstraten van Heksenberg en Pronsebroek worden direct of via korte routes door andere woonstraten op de Heerenweg ontsloten. Bijzonder is het stratenpatroon van de Maria Christinawijk. De woningen worden ontsloten door een rechtlijnig patroon van doodlopende woonstraaten ten oosten van de Hindestraat. Aan de west zijde van de Hindestraat en de Elandstraat liggen fraaie woonhoven.

De afsluiting van de Heideveldweg ter hoogte van de Koolkoelenweg is blijvend, aangezien sluipverkeer op die manier geweerd kan worden. Het gedeelte van de Heideveldweg ten zuiden van deze afsluiting functioneert op dit moment als een fietspad richting Palemig.

De weginrichting van de Heideveldweg zal (voorlopig) niet worden aangepast. Het fietspad zal met dezelfde inrichting gehandhaafd worden.

Het kruispunt Heerenweg/Heideveldweg/Roebroekweg zal (voorlopig) voorzien blijven van een verkeersregelingsinstallatie (VRI), aangezien dit kruispunt niet als een knelpunt wordt beschouwd wordt.

3.1.7 Bedrijvigheid en voorzieningen

Bedrijven
Het voorliggende plangebied kan worden aangemerkt als een woongebied waarin her en der enige vorm van bedrijvigheid aanwezig is.

Vanuit de onderliggende plannen uit begin jaren '70 is veel ruimte gecreëerd in het plangebied voor bedrijvigheid. Er is zijn ook weinig beperkingen gesteld aan de soort van bedrijvigheid die er mag plaatsvinden.

Anno 2011 is de situatie geheel anders. De milieuwetgeving heeft een enorme vlucht genomen en stelt strenge beperkingen aan het uitoefenen van bedrijvigheid, zulks om gevoelige bestemmingen te beschermen. Daarmee is niet meer zonder meer iedere vorm van bedrijvigheid in een woongebied toegelaten.

In dit kader dient aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG. Deze handreiking is de loop jaren verheven tot pseudo-wetgeving.

Ingevolge deze handreiking kunnen bedrijven in de zogenaamde milieucategorieën 1 en 2 in woonwijken plaatsvinden. Bedrijvigheid in zwaardere categorieën (3 en hoger) dient elders te worden gesitueerd, bijvoorbeeld op een bedrijventerrein.

Deze werkwijze is onderdeel van Rijks- en provinciaal beleid en wordt ook reeds sedert jaren toegepast in de Heerlense bestemmingsplansystematiek. Dit beteken dat de vestigingsmogelijkheden voor bedrijvigheid in onderhavig plangebied wordt beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2.

Veruit de meeste bedrijven vallen onder milieucategorie 1 of 2 (conform de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering). Een aantal bedrijven behoren tot categorie 3.1 en één bedrijf in categorie 3.2

Uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan is dat de legaal aanwezige bedrijven hun activiteiten kunnen blijven voortzetten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een goed woonklimaat voor nabij gelegen woningen, zodat moet worden voorkomen dat een verandering van bedrijfsactiviteiten hinder gaat opleveren.

Gezien de ligging in het stedelijk gebied van Heerlen en de directe nabijheid van woningen, is het vanuit een goed woon- en leefklimaat wenselijk de bedrijfsactiviteiten op alle huidige bedrijfspercelen te beperken tot milieucategorie 2. Waar momenteel bedrijvigheid van een zwaardere categorie is gevestigd, zal deze specifiek worden geregeld door middel van een milieucategorie-aanduiding binnen de bestemming Bedrijf.

Detailhandel en Kantoren
Daarnaast bestaat tegenwoordig een ander locatiebeleid voor bedrijvigheid vanuit economisch perspectief.

De hoofdlijnen in deze worden gevormd door:

  • clustering van detailhandel in detailhandelsclusters zoals aangewezen in de Parkstad Retailstructuurvisie en het Parkstad structuurvisie besluit Retail.
  • nieuw kantoorvorming enkel op de aangewezen gebieden, alsmede langs de radiaalwegen.

Detailhandel

Heksenberg is in de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg gekenschetst als buurtsteunpunt. Meestal ligt de nadruk in dit soort clusters op food, één supermarkt en wat aanpalende detailhandel.

Vanuit de visie heeft het de voorkeur om één samenhangend cluster te hebben, alleen ter verzorging van de buurt. Vanuit dat perspectief is de nu als zodanig bestemde winkelstrip aan de Mgr Hanssenlaan een goede locatie. Het huidige bouwblok aan de Hanssenstraat is conform het nu vigerende plan (gemengde bebouwing met detailhandel in de plint) bestemd.

Binnen deze strip is een globale regeling opgenomen die diverse vormen van detailhandel toelaat.

op basis van ruimtelijke motieven is wel een nadere regeling opgesteld voor het toelaten van een supermarkt. Enkel de reeds bestaande supermarkt binnen voornoemd bouwblok is positief bestemd.

Buiten voornoemd cluster wordt de detailhandel uitgesloten, mede op basis van het Structuurvisiebesluit Wonen en Retail. Uizondering geldt voor de locaties waar detailhandel nu legaal aanwezig.

3.1.8 Wonen

Gelet op het bepaalde in de 2.3.1 Structuurvisie Parkstad Limburg en het Parkstad Structuurvisiebesluit Wonen en Retail, worden binnen het onderhavige plan bestaande bouwtitels zoveel mogelijk afgebouwd. Dit betekent dat onbenutte bouwtitels uit dit bestemmingsplan worden verwijderd.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn de bestaande woningen positief bestemd, door ze een bouwvlak toe te kennen. De bouwtitels die niet zijn benut krijgen geen bouwvlak en mogen daarmee op basis van het bestemmingsplan niet meer worden gebouwd.

Hierbij wordt groot belang gehecht aan de doelstelling van dit beleid en de noodzaak tot herstructurering, zonder de specifieke particuliere belangen uit het oog te verliezen.

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen alsmede de hieruit naar voren gekomen bijzondere omstandigheden is gebleken dat het onverkort toepassen van het Parkstad structuurvisiebesluit Wonen en Retail onevenredige gevolgen heeft voor enkele belanghebbenden. Daarom is er voor gekozen om voor deze bijzondere situaties, op de locaties Bokstraat naast nr. 36, Bruinkoolweg tegenover nr. 6 tot 38, Hoek Heigrindelweg - Bruinkoolweg - Toon Dankerspad, Vinkenstraat naast nr. 181 tot en met nr. 197, de vigerende bestemmingen over te nemen. Indien tijdens de planperiode geen gebruik wordt emaakt van deze onbenutte bouwtitels, worden deze bij de eerstvolgende actualisatie alsnog wegbestemd.

3.1.9 Buurtontwikkelingsplan

Vanuit het oogpunt van buurtontwikkelingen (gebiedsregie) is het plangebied aan te merken als een relatief rustig gebied en een prettige woonbuurt. Het gebied heeft vele actieve verenigingen, goede maatschappelijke voorzieningen (school, gemeenschapshuis, kinderopvang, kerk, sport, en recreatieve voorzieningen). Door de aanwezigheid van karakteristieke woonbebouwing zoals de Maria Christina-wijk en de groene zone tussen de voormalige mijnspoorlijn en de Hei-Grindelweg aan de zuidzijde van het plangebied is het prettig wonen in het plangebied.

Belangrijke kwaliteitsimpuls vormt de status van beschermd stadsgezicht voor de Maria Christina-wijk en het feit dat er een zevental gebouwen met (rijks) monumentenstatus in het gebied voorkomen.

Sportvoorzieningen
Op basis van het bepaalde in de nota "Herstructurering buitensportcomplexen in Heerlen", is het de uitdaging om een voetbalvoorzieningenstructuur in Heerlen te realiseren, waarbij een zo goed mogelijk spreidingsniveau over de stad verkregen wordt. Hier dienen kwalitatief goede complexen bereikbaar te zijn voor de sporters, waar de voetbalsport zich kan ontwikkelen, waar ook mogelijkheden zijn voor medegebruikers, maar waarbij ook de buitensportcomplexen c.q. de voetbalvelden voldoende bezetting en voldoende exploitatie bewerkstelligen".

Het complex Heksenberg wordt afgestoten, omdat het complex aan de rand van de gemeente ligt en niet in de nabijheid van onderwijs. Daarbij grenst het complex direct aan de natuur (Brunsummerheide) en daarmee zal hier ook geen ruimtelijke uitbreiding worden toegestaan. Het complex ligt in de nabijheid van sportcomplex Pronsebroek. Er is een redelijke overcapaciteit van de velden op dit complex. Twee van de drie velden zijn op korte termijn aan renovatie toe, terwijl het Erfpachtcontract voor de opstallen van de vereniging in 2013 afloopt waarmee het grondgebied vrijkomt.

Complex Heksenberg
Aan de rand van het complex bevindt zich tafeltennisvereniging Heerlen. Deze locatie valt buiten de herstructurering en blijft gehandhaafd.

Het complex Heksenberg krijgt de bestemming stedelijk openbaar groen.

Complex Pronsebroek
Bij de door de raad vastgestelde toekomstschets in de nota "Herstructurering buitensportcomplexen in Heerlen", is er van uitgegaan dat voetbalvereniging Heksenberg, danwel de leden van deze vereniging, per augustus 2012 ook gebruiker van complex Pronsebroek wordt.

Het sportpark Pronsebroek blijft dan ook gehandhaafd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.

Conclusie plangebied

Onderhavig plangebied voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het is dus niet nodig om een millieueffectrapportage op te stellen.

4.2 Akoestiek

De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestem-mingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).

Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestenmmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Dit betekent dat bij een beheersplan als het onderhavige, dat dus niet in nieuwe ontwikkellingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai behoeft plaats te vinden.

Railverkeer is verder niet relevant voor onderhavig plangebied. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.

4.3 Water

4.3.1 Europees en Rijksbeleid

Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.

Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Daarna wordt er weer een nieuw plan voor de volgende zes jaar opgesteld. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.

Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

De Waterwet vervangt een aantal wetten en regelingen voor het waterbeheer in Nederland.

Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan. Daarnaast zijn alle voormalige vergunningstelsels opgegaan in één watervergunning en drie lozingenbesluiten om zo de regeldruk te verlagen.

Wet ruimtelijke ordening en watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer (bijv. gemeente of projectontwikkelaar) worden overlegd met de waterbeheerder.

In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies. De waterparagraaf van dit bestemmingsplan is uitgewerkt in paragraaf 4.3.3Plangebied

Nationaal waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en rijksbeleid. Naast deze SGBP's zijn waterveiligheid, het IJsselmeergebied en het Noordzeegebied speerpunten van het Nationaal Waterplan.

Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan.

Gemeenten hebben specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het (paragraaf ) van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in.

Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw “Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient” uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. In grote lijnen ligt in de belangrijkste nationale beleidsstukken de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.

Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het NBW-Actueel (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

Een actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 komt voort uit de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot het aanscherping van een aantal begrippen en het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario's. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering.

Het NBW is een uitwerking van de uitvoering van waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en

taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.

4.3.2 regionaal en gemeentelijk beleid

Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.


Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.

Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.

Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:

  • de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald;
  • belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen;
  • de stand van zaken van de uitvoering;
  • de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning;
  • de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen;
  • middelen en de kostendekking.

4.3.3 Plangebied

Algemeen
De maaiveldhoogtes in het bestemmingsplan variëren van ca. 89 m+NAP in het westen tot ca. 107 m+NAP in het uiterste noorden en oosten. Het plan ligt ingeklemd tussen enkele zandgroeves aan de noord- en zuidzijde. In het plangebied ontspringt de Schroetebeek die nabij de sportvelden in westelijke richting naar het Caumerbeekdal stroomt.

Het gebied kenmerkt zich door een hoge bebouwingsgraad en daarmee ook veel verhardingen. Afstromend hemelwater krijgt zodoende weinig kans om te infiltreren.

Bodemgesteldheid
Uit de oppervlaktekaart van de Rijks Geologische Dienst is af te leiden dat de bodem grotendeels uit zandige leem bestaat. Gegevens uit het DINO loket bevestigen dit. Meer in detail is de bodemopbouw als volgt:

Diepte (-maaiveld) Bodemsamenstelling
0-2 meter Leem / zandige leem
2 meter en dieper Zand; fijn

Geohydrologie en grondwater
De westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Heerlerheidebreuk. Binnen het plangebied domineert daardoor de formatie van Heksenberg. Deze formatie kenmerkt zich door wit fijn zand met enkele bruinkoollaagjes. De formatie van Heksenberg is tevens ook de watervoerende laag; aangemerkt als het eerste watervoerende pakket. De daaronder gelegen formaties van Rupel en Tongeren zijn als slecht doorlatend te classificeren en zijn geohydrologisch van weinig betekenis.

Het grondwater stroomt in noordwestelijke richting waarbij de stijghoogte varieert van ca. 91 m +NAP in het zuidoosten tot 87 m +NAP in het westen en noorden. In de directe omgeving van de Hei-Grindelweg resulteert dit in een grondwaterstand van circa 2 m-maaveld. Elders in het plangebied is het grondwater dieper gelegen, plaatselijk tot wel 15 m-maaiveld.

Waterbelangen
Binnen het plangebied is de Schroetebeek gelegen. Dit is een primaire watergang en een zijtak van de Caumerbeek. De Schroetebeek is bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, waarbij tevens de beschermingszone positief is bestemd. Verder spelen er binnen dit plangebied geen specifieke waterbelangen.

Huidige situatie
Het gehele bestemmingsplangebied is hoofdzakelijk voorzien van een gemengd rioleringssysteem, waarbij het vuilwater en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd richting hoofdtransportriool langs de Schroetebeek. Het hoofdtransportriool wordt ter plaatse van de Schelsberg doorgevoerd. Bij hevige neerslag wordt het met regenwater verdunde afvalwater ter plaatse van bergbezinkbassin Schelsberg geborgen, en vervolgens overgestort op de Schroetebeek. Binnen het plangebied is in een deel van de Hei-Grindelweg een apart regenwaterriool aangelegd voor de afvoer van het regenwater richting Schroetebeek. Ook is de Maria Christinawijk wijk afgekoppeld, door het aanleggen van infiltratieriolen met overloop op het gemengd rioleringsstelsel. Daarbij zijn ook de voorzijde van de woningen via het “Waterblok systeem” afgekoppeld. Verder is de overloop vanuit de vijvers Heksenberg losgekoppeld van het riool en via een aparte leiding aangesloten op de Schroetebeek.

Toekomstige situatie
Vroegtijdig in het traject van toekomstige planvorming en ontwikkelingen, dient rekening gehouden te worden met de waterhuishoudkundige gegevens van deze waterparagraaf. Per ontwikkeling is het wenselijk om de mogelijkheden voor waterhuishoudkundige oplossingen te analyseren.

De volgende (rand)voorwaarden bij ontwikkeling zijn van toepassing:

  • 10% van het plangebied reserveren voor water;
  • wateropgave oplossen binnen het plangebied (niet afwentelen);
  • voorkeursvolgorde waterkwantiteit hanteren: hergebruik water, vasthouden, bergen, afvoeren;
  • voorkeursvolgorde waterkwaliteit hanteren: schoonhouden, scheiden, zuiveren;
  • waterhuishoudkundige voorzieningen dimensioneren op T=25 met een beschikbaarheid binnen 24 uur;
  • maak een doorkijk naar T=100;
  • aanleggen van bovengrondse voorzieningen heeft de voorkeur. Maak water zichtbaar en beperk de kosten voor beheer en onderhoud.

4.4 Bodem

Algemeen
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegde gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.

Beleidskader Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 1 januari 2011 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Daarom kan volstaan worden met een globale toets van het bodeminformatiesysteem op knelpunten en middels de bodemkwaliteitskaart. Bij toekomstige ontwikkelingen in deze gebieden zal beoordeeld worden of een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.

Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. Op 5 juli 2011 is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen vastgesteld. Heerlen heeft gekozen voor een zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Op basis van dit beleid zijn Lokale maximale waarden opgesteld. De gemiddelde kwaliteit van de bodem is ingedeeld in drie algemene categorieën te weten: industrie, wonen en achtergrondwaarde. Voor gebieden waar lokale maximale waarden zijn opgesteld gelden de benamingen uit de algemene categorieën niet meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0026.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0027.jpg"
Gemiddelde kwaliteit bovengrond
(0,0-0,5 m-mv)
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0028.jpg"
Gemiddelde kwaliteit ondergrond
(0,5-2,0 m-mv)
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401_0029.jpg"

afbeelding: Bodemkwaliteitskaart plangebied

Kwaliteit en functie
De gemiddelde kwaliteit van de bodem in het plangebied kan op basis van de bodemkwaliteitskaart als volgt beschreven worden:

  • Voor de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van het westelijk gelegen gebied tussen de Bokstraat en de Petrus Donderstraat, zie kaart, is een Lokale maximale waarde voor PAK van 11,2 mg/kg ds vastgesteld.
  • De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van het resterende gebied heeft de gemiddelde kwaliteit “wonen”.
  • De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het hele plangebied heeft de gemiddelde kwaliteit “wonen”.
  • Het hele plangebied heeft als bodemfunctie “wonen”.

Knelpunten
Een uitgevoerde globale inventarisatie heeft geen knelpunten aangetoond.

Conclusie Plangebied
Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering.

4.5 Ecologie, Flora En Fauna

4.5.1 Natuur en natuurwaarden: gebiedsbescherming en soortenbescherming

Gebiedsbescherming: Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet
Nederland kent inmiddels (meer dan) 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerkbestaat uit gebieden die zijn aangewezen in de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincie(s), gemeente(n), eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.

Het plangebied Heerlerheide-Oost wordt in het oosten begrensd door Natura 2000-gebied Brunssummerheide. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van een dergelijk Natura 2000-gebied moeten worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde Voortoets/Habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg (bevoegd gezag).

Soortenbescherming: Flora- en Faunawet
Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en Faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten tot handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden (planten en dieren), verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht, om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende danwel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuur of groengebied met een beschermde status. Het plangebied grenst aan de Brunsummerheide. Dit gebied is een habitatrichtlijngebied (natura 2000) welke is aangenomen en goedgekeurd bij de Europese Commissie in Brussel.

Het gebied heeft een speciale beschermingsstatus. Niet alleen activiteiten in een natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

4.5.2 Plangebied

Ten aanzien van bijzonderheden met betrekking tot het het plangebied kan worden aangegeven dat het gebied valt binnen de stedelijke agglomeratie van de gemeente Heerlen. De Flora en Faunawet is hier van toepassing. De gemeente Heerlen heeft een verwachtingenkaart strenger beschermde soorten opgesteld (bureau Ecologica, december 2010). De Heerlense verwachtingswaardenkaart voor beschermde soorten laat voor het plangebied geen concrete waarnemingen zien van beschermde planten- en/of diersoorten.

Gelet op het voorgaande, alsmede het beheerkarakter van het onderhavige plan, zijn er voor wat betreft natuurwaarden geen belemmeringen voor het plan.

4.6 Duurzaamheid En Energie

Visie op duurzaamheid

In het Meerjarig Bestuurlijk programma 2011-2014 is o.a. bepaald dat in bestemmingsplannen en herstructureringsplannen een duurzaamheidsparagraaf wordt opgenomen. In het programma wordt de aandacht gevraagd voor duurzaamheid als leidend principe in herstructurering en integrale afweging van energie, groen, geluid, klimaat en luchtkwaliteit om een aantrekkelijke stad met een eigen karakter te realiseren en behouden.

Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan een of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.

De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:

  • klimaat en energie (adaptatie en mitigatie)
  • leefomgeving (traditionele milieuthema's, zoals bodem, lucht, geluid, water en groen)
  • duurzaam inkopen
  • duurzame gebiedsinrichting
  • duurzame mobiliteit
  • duurzaam bouwen
  • cradle-to-cradle en economische kringlopen
  • social return on investment

Niet alle thema's hebben ruimtelijk relevante consequenties.

Er zijn géén wetten van kracht die normen bevatten voor de term 'duurzaamheid'. Voor enkele genoemde belangen is sectorale wet- en regelgeving werkzaam op verschillende hiërarchische niveaus. Voor de thema's klimaat en energie, duurzaam inkopen is gemeentelijk beleid vast-gesteld.


Klimaatbeleidsplan (gemeentelijk beleid)

Het Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en heeft naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven.

algemene ambitie voor 2020:

  • terugdringen van de CO2-uitstoot met minimaal 20% (ten opzichte van 1990);
  • verhogen van de energie-efficiëntie met 20%;
  • inzetten van duurzame energiebronnen met 20%;

én door zelf het goede voorbeeld geven en anderen uit dagen en stimuleren hier een bijdrage aan te leveren.

thematische aanpak gemeentelijke organisatie:

  • klimaatambities vanaf het beginstadium meenemen in het planproces.
  • op de lange termijn (2020) streven voor de eigen gebouwen naar de ambitie Energieneutraal.
  • In de tussentijd worden alle nieuwe gemeentelijke gebouwen gerealiseerd met een energieprestatie die tenminste 50% lager ligt dan de wettelijke norm (50% verscherpte EPC).


thematische aanpak wonen:

  • Nieuwe woningen in Heerlen voldoen uiteraard allemaal aan de EPC-eisen van het Bouwbesluit (ook na de aangekondigde aanscherpingen in 2011 en 2015).
  • De energetische kwaliteit van de bestaande woningvoorraad verbetert jaarlijks met 2% (tot 2020). Hierdoor neemt het gasverbruik in de bestaande bouw in de periode 2008-2018 met 20% af.
  • Voor de gehele woningvoorraad schrijft de EPBD (Energy Performance of Building Directive) voor dat er sinds 1 januari 2008 een energielabel verplicht is bij bouw, verkoop of verhuur in woningbouw en utiliteitsbouw.


thematische aanpak mobiliteit:

  • De CO2-emissie veroorzaakt door mobiliteit in Heerlen neemt tot 2012 jaarlijks met 1% af, door brandstofbesparing en de inzet van duurzame vervoersmiddelen.


thematische aanpak bedrijven:

  • De CO2-emissie van de Heerlense bedrijven neemt tot 2020 jaarlijks met 2% af, door energiebesparing en de toepassing van duurzame energie.
    Voor klimaatadaptatie is geen specifiek beleidskader geformuleerd. De verschillende aspecten die hierbij relevant zijn worden vanuit de thema's water, bodem en groen meegenomen.


Voor klimaatadaptatie is geen specifiek beleidskader geformuleerd. De verschillende aspecten die hierbij relevant zijn worden vanuit de thema's water, bodem en groen meegenomen.

Mijnwater

Als laatste is het Mijnwaterproject vermeldenswaardig, een alternatief duurzaam energieconcept gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Nu heeft het Mijnwaterproject de fase bereikt dat het een zelfstandige onderneming wordt. Door B&W is besloten (2012/34344) in te stemmen met de voorgenomen uitbreidingen en aanpassingen van het Mijnwaternetwerk. Voor gemeentelijke gebouwen zal onderzocht moeten worden of aansluiting op het Mijnwatersysteem mogelijk en haalbaar is. Het mijnwater is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.

Conclusie Plangebied

Het bestemmingsplan heeft het karakter van een beheerplan. Dat betekent dat de functies behouden blijven en er geen veranderingen optreden in de huidige functies en het gebiedsgebruik. Omdat het een beheerplan is, zijn duurzaamheidsmaatregelen met ruimtelijke consequenties uitgesloten. Verandering van gedrag zijn uiteraard wel mogelijk maar kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan.

Energie Efficiëntie Richtlijn: energiebesparingsmaatregelen met ruimtelijke consequenties op de schaal van het plangebied worden niet getroffen door de gemeente of een andere overheid. Er zijn enkele overheidsgebouwen (m.n. sport) in het gebied aanwezig.

Klimaatbeleidsplan: in het plangebied is overwegend aanwezig de functie wonen, in mindere mate bedrijven, sport en cultuur/ontspanning. Relevant voor duurzaamheid in relatie tot klimaatbeleid zijn gebouwen. Indien bestaande bebouwing van particulieren of corporaties wordt verbouwd, zijn de EPC-eisen van het Bouwbesluit van toepassing.

Mijnwater: er zijn momenteel geen toepassingsmogelijkheden voor Mijnwater in het plangebied voorzien. Er is geen aanleg noodzakelijk van voor Mijnwater benodigde infrastructuur.

4.7 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan luchtonderzoek moet plaatsvinden naar de kwaliteit van de omgeving. In het plangebied Heerlerheide Oost zijn geen nieuwbouwplannen voorzien waarvoor een luchtonderzoek nodig is. Overigens blijkt uit een quickscan dat overal in het gebied de normen voor luchtkwaliteit worden gerespecteerd.

Mede gelet op eht beheerkarakter van dit plan, kan op basis van artikel 5.16, lid 1, sub a Wm kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.8 Externe Veiligheid

4.8.1 Beleid

Beleidskader externe veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. De regelgeving voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi).

Het beleid voor transportmodaliteiten ( weg, spoor water) staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs).

Momenteel wordt hard gewerkt om het Basisnet af te ronden. Het Basisnet stelt grenzen aan het risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorlijnen alsmede aan ruimtelijke ontwikkelingen langs die wegen. Het basisnet wordt juridisch verankert in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en middels een wijziging in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen medio 2011.

Per 1 januari 2010 is in de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Stcrt. 2009,19907) vastgesteld.

Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het per 1 januari 2011 in werking getreden (Stb. 2010, 686) 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb).

In de Besluiten (Bevi, Btev en Bevb) zijn kwaliteitseisen/normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en transportroutes, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze normen zijn gekwantificeerd in de vorm van het zogenaamde plaatsgebonden en groepsrisico.

Hoewel voor de volgende items geen normen zijn opgenomen in het externe veiligheidsbeleid worden ze wel aangemerkt als aandachtsgebieden in dit beleidskader. Deze items zijn:

a) Vuurwerkopslag en -verkooppunten, b) windmolens en c) bovengrondse hoogspanningslijnen.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu tengevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risico-contouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.

Voor het GR geldt geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze waarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Ook bij veranderingen van de hoogte van het GR geldt een verantwoordingsplicht.

Verantwoordingsplicht Groepsrisico
In het externe veiligheidsbeleid is voor bepaalde situaties een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.

De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening.

Bereikbaarheid
De brandweer beoordeelt de bereikbaarheid van plangebieden en daaraan verbonden objecten cq inrichtingen aan de hand van de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

Er wordt speciale aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer.

De basis kan gevonden worden in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Er kunnen regels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid, teneinde ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

4.8.2 Plangebied

In de directe nabijheid van het plangebied zijn volgens de Risicokaart Limburg geen bedrijven gelegen die in het kader van externe veiligheid een risico opleveren. Ook ligt het plan niet binnen het invloedsgebied van (verder weg gelegen) bedrijven die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen.

Buisleidingen
In de directe nabijheid van het plan zijn geen buisleidingen voor het transportvan gevaarlijke stoffen gelegen. Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied vaneen buisleiding.

Vervoer gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plan zijn geen vervoersassen bekend van gevaarlijke stoffen. Het plangebied wordt niet benut als transportroute voor gevaarlijke stoffen.

De risicoatlas van de provincie Limburg is geraadpleegd m.b.t. de vraag of er in de omgeving BEVI bedrijven liggen en in de nabijheid vervoerassen of buisleiding door of langs het plangebied lopen.

Bereikbaarheid

Geconstateerd is dat de bestaande infrastructuur voldoet aan in het kader van bereikbaarheid te stellen eisen. Het plan voorziet tevens in afdoende mogelijkheden om de juiste voorzieningen op gebied van bestrijding en beheersbaarheid te realiseren.

Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor het plangebied.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten Bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en randvoorwaarden die de basis vormen voor het voorliggende bestemmingsplan Heerlerheide Oost.

Een van de uitgangspunten van dit plan is dat dit plan een beheerkarakter heeft, waarbij in beginsel enkel de bestaande situatie wordt vastgelegd. Ontwikkelingen in het plangebied worden slechts meegenomen indien de bestuurlijke besluitvorming met betrekking tot deze ontwikkeling is afgerond.

Daarnaast beperkt dit hoofdstuk zich tot een beschrijving voor de keuzes gemaakt bij de regels.

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden, die in dit hoofdstuk wordt toegelicht.

5.2 Opbouw Van De Regels Van Het Bestemmingsplan

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen, die worden gebruikt in de regels en in artikel 2 is uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied voorkomende bestemmingen en/of dubbelbestemmingen. Deze regels zijn eveneeens opgesteld conform de vaste structuur van hoofdgroepen die de SVBP voorschrijft.

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een gebiedsaanduidingen vrijwaringszone-straalpad opgenomen. Deze gebiedsaanduiding valt samen met diverse bestemmingen maar is niet aan te merken als dubbelbestemming.

Artikel 24 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat algemene bouwregels voor alle voorkomende bouwwerkzaamheden in dit plangebied.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

In dit atrikel is een verbodsbepaling opgenomen met betrekking tot Strijdig gebruik prostitutie

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zijn in paragraaf 26.1, Afwijkingsregels en in paragraaf 26.2, een Inperking afwijkingsbevoegdheid opgenomen

Artikel 27 Algemene procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkingsregels.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen wijzigingsregels.

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Artikel 30 Overige regels

In dit artikel zijn de navolgende overige regels opgenomen met betrekking tot:

  • Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen;
    in dit sublid wordt aangegeven hoe dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zich verhouden tot enkelvoudige bestemmingen.
  • Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling
    Dit sublid geeft de onderlinge verhouding aan tussen dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
  • Andere wettelijke bepalingen
    Dit sublid geeft aan hoe andere regelsdienen te worden geinterpreteerd.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze regels zijn opgenomen in 31.1Overgangsrecht bouwwerken en 31.2 Overgangsrecht gebruik en maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Slotregel
In Artikel 32 Slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

5.3 Toelichting Van De Bestemmingsregels

5.3.1 Algemeen

Deze paragraaf beschijft de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of doeleinden zijn aangegeven.

In het kader van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. De bestemmingen zijn in hoofdgroepen ondergebracht. Deze zijn hieronder aangegeven.

5.3.2 Hoofdgroep Bedrijf

Artikel 3 Bedrijf regelt de bestemming voor gronden bedoeld voor bedrijvigheid.

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2, met inachtneming van de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijven.

5.3.3 Hoofdgroep Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening regelt de bestemming voor gronden bedoeld voor Nutsvoorzieningen.

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van openbaar nut.

5.3.4 Hoofdgroep Cultuur en ontspanning

Artikel 5 Cultuur en ontspanning regelt de bestemming voor Cultuur en ontspanning.

Deze gronden zijn bestemd voor het verrichten van activiteiten gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning

Daarnaast geldt voor zover op de verbeelding aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', onderwijs is toegestaan.

5.3.5 Hoofdgroep Gemengd

Artikel 6 Gemengd regelt de bestemming Gemengd.

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gemengde doeleinden, waarbij bedrijvigheid is toegelaten tot en met categorie 2, met inachtneming van de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijven.

5.3.6 Hoofdgroep Groen

Artikel 7 Groen regelt de bestemming voor Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

5.3.7 Groen - Beschermd

Artikel 8 Groen - Beschermd regelt de bestemming voor Groenvoorzieningen die ingevolge gemeentelijk beleid een extra bescherming nodig hebben. Daarom is deze bestemming neergelegd op de open ruimte bij de Vrijherenberg, om het belang van de ruimtelijke uitstaling te waarborgen. Tevens is de bestemming ter plaatse van de groenstroken aan de Elandstraat en de Hindestraat opgenomen, om zodoende de groene as en groene hofjes te behouden.

Daarom zijn de toegelaten functies in deze bestemming beperkt in vergelijking tot de bestemming Groen. Parkeren, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, en bouwwerken zijn niet toegestaan.

De voor 'Groen - Beschermd' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden.

5.3.8 Groen - Stedelijk

Artikel 9 Groen - Stedelijk regelt de bestemming voor Gronden met groene, sportieve en recreatieve waarden.

De voor Groen - Stedelijk aangegeven gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, biologisch agrarisch gebruik, recreatief en educatief medegebruik, voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie ten behoeve van de telecommunicatie toegestaan.

5.3.9 Hoofdgroep Maatschappelijk

Artikel 10 Maatschappelijk regelt de bestemming voor Maatschappelijke voorzieningen.

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen

5.3.10 Hoofdgroep Recreatie

Artikel 11 Recreatie regelt de bestemming voor Recreatieve vorzieningen.

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatie.

Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - diergezondheidscentrum' een diergezondheidscentrum is toegestaan.

5.3.11 Hoofdgroep Sport

Artikel 12 Sport regelt de bestemming voor Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport en recreatieve voorzieningen.

Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietboom' een schietboom is toegestaan.

5.3.12 Hoofdgroep Tuin

Artikel 13 Tuin regelt de bestemming voor Tuin.

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin.

5.3.13 Hoofdgroep Verkeer

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer regelt de bestemming voor Verkeer Wegverkeer.

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaand verkeer.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied regelt de bestemming voor Verkeer-Verblijfsgebied.

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden.

5.3.14 Hoofdgroep Water

Artikel 16 Water regelt de bestemming voor Water.

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen.

5.3.15 Hoofdgroep Wonen

Artikel 17 Wonen - Aaneengebouwd regelt de bestemming voor Wonen-Aaneengebouwd.

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor aaneengebouwd wonen met aangrenzend erf.

Artikel 18 Wonen - Autoboxen regelt de bestemming voor Wonen-Autoboxen.

De voor 'Wonen - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van motorvoertuigen.

Artikel 19 Wonen - Gestapeld regelt de bestemming voor Wonen-Gestapeld.

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor gestapeld wonen.

Artikel 20 Wonen - Vrijstaand regelt de bestemming voor Wonen-Vrijstaand.

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaand wonen met aangrenzend erf.

De gronden gelegen buiten het bouwvlak worden aangerkt als aangrenzend erf.

5.3.16 Hoofdgroep Waarde

Artikel 21 Waarde - Archeologie regelt de bestemming voor Waarde - Archeologie.

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van (mogelijke) waardevolle archeologische gebieden waar, voorafgaand aan enige bouw- of aanleg activiteit, nader archeologische onderzoek dient plaats te vinden.

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie regelt de bestemming voor Waarde - Cultuurhistorie.

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van waardevolle cultuurhistorische gebieden.

5.4 Toelichting Van De Aanduidingsregels

Met aanduidingsregels kan een bestemming van bijzondere regels worden voorzien, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden, hetzij ter verruiming daarvan. Deze zijn aangeduid op de verbeelding en beschreven in Artikel 23 Algemene aanduidingsregels van de regels.

5.5 Juridische Regelingen Bestemmingsplan

5.5.1 Algemeen

Onder het hoofdstuk juridische regelingen bestemmingsplan is toegelicht de bij dit plan bestaande mogelijkheden ten aanzien van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving en een planologische regeling betreffende de vestiging van prostitutiebedrijven.

5.5.2 Prostitutie- en seksinrichtingen

Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.

De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.

In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” (oktober 2000) is het gemeentelijk beleid van neergelegd. In deze nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Een van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie.

In de huidige situatie liggen er 9 locaties voor seksinrichtingen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Voor deze locaties is een parapluplan opgesteld, bestemmingsplan prostitutie (onherroepelijk per 24 april 2007).

Conclusie Plangebied

Bovengenoemde locaties vallen buiten het plangebied Heerlerheide Oost.

5.5.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving

De gemeente ontvangt regelmatig verzoeken om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit te mogen uitoefenen in of nabij een woning. De gemeente moet vervolgens beoordelen of de desbetreffende activiteit past binnen de woonomgeving. Dit gebeurt thans aan de hand van de desbetreffende bestemmingsplanregels, die echter op dit punt nogal eens verschillen. Daarnaast is het mogelijk om een verzoek tot vrijstelling van de gebruiksregels in te dienen (artikel 2.12 lid 1 Wabo). Dit heeft de gemeente ertoe doen besluiten om de uitgangspunten voor het al dan niet toestaan van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in woningen eenduidig en helder vast te leggen in een beleidsnotitie.

In de meeste bestemmingsplannen is de bepaling opgenomen dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet strijdig is met de woonbestemming, mits de woonbestemming in overwegende mate gehandhaafd blijft. Ook de provincie geeft in haar Handleiding bestemmingsplannen (actualisatie 2001) aan, dat kleinschalige economische activiteiten kunnen samengaan met de woonfunctie. Deze vermenging van functies hoeft geen afbreuk te doen aan het karakter van een woongebied, mits de kleinschaligheid in de hand kan worden gehouden. De bedrijvigheid kan zelfs een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in een woongebied. Echter, er moet voldaan worden aan het criterium dat de woonfunctie in alle gevallen in overwegende mate gehandhaafd wordt.

Welke activiteiten
Bij welke activiteiten is er nu sprake van handhaving van de woonfunctie? Vrije beroepen worden sinds oudsher geacht binnen de woonbestemming te passen; andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in beginsel niet. Moderne beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden op grond van de bestaande bestemmingsplannen vaak niet toegestaan, ondanks het feit dat deze qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk afwijken van de vrije beroepen.

Werkwijze
Naar aanleiding van een verzoek van een initiatiefnemer die een bepaalde activiteit in de woonomgeving wil ontplooien, dient op grond van de in de beleidsnota genoemde definitiebepalingen te worden onderzocht of de activiteit gekenmerkt dient te worden als aan huis gebonden beroep of consumentverzorgende bedrijfsactiviteit.

Nadat vaststaat onder welke categorie de activiteit valt, moet het bestemmingsplan worden geraadpleegd. In de regels van het bestemmingsplan (o.a. begripsbepalingen, gebruiksregels en vrijstellingsbepalingen) staat beschreven wat in concreto is toegestaan.

Wanneer een activiteit afwijkt van het vigerende bestemmingsplan, dan kan een vrijstellingsprocedure ex artikel 2.12 lid 1 Wabo worden gevolgd om - onder bepaalde voorwaarden - alsnog een planologisch kader voor de desbetreffende activiteit te scheppen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid En Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies.
Een van de belangrijkste functies betreft de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd.
Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.

Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is.

6.2 Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
" Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt blijft, dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van een jaarlijks vast te stelen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.

6.3 Sanctionering

Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen:

  • bestuursrechtelijk handhaven (bestuursdwang of dwangsom) of;
  • strafrechtelijk handhaven (economisch delict).

6.4 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplanplan betreft een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg En Procedure

7.1 Gevoerd Overleg

Het bestemmingsplan is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 22 november 2012 zes weken ter inzage gelegen in het kader van de inspraak . Tevens heeft vanaf die datum het vooroverleg ingevolge artikel 3.1.1. Bro plaatsgevonden (zie paragraaf 7.3).

In totaliteit zijn 34 inspraakreacties binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en opgenomen in Verslag inspraak en overleg ex artikel 3..1 Bro van deze toelichting. Daarbij is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.

7.2 Procedurestappen

Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:

7.2.1 Voorontwerp

Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het College van burgemeester en wethouders.

7.2.2 Ontwerp

De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.

7.2.3 Vastgesteld

De bestemmingsplan: de gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.

7.2.4 Beroep

Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.3 Data Procedurestappen

7.3.1 Voorontwerp

  • B&W hebben ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan Heerlerheide Oost:behandeling door Burgemeester & Wethouders: [6 november 2012]

Betreffende de voortgang van de procedure hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:

  • eerste tervisielegging t.b.v. de inspraak vanaf: [22 november 2012]
  • voorontwerp toesturen naar de Provincie en overige instanties,
    artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening: [22 november 2012]

7.3.2 Ontwerp

B&W hebben ingestemd met het ontwerp bestemmingsplan Heerlerheide Oost:

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 14 mei 2013
  • tervisielegging ontwerp bestemmingsplan, artikel 3.8 Wro (zes weken),
    met ingang van: 30-05-2013
  • hoorzitting gemeente: 03-10-2013

7.3.3 Vaststelling

Betreffende de voortgang van de procedure hebben de volgende planactiviteiten plaatsgevonden (zullen plaatsvinden):

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 05-11-2013
  • behandeling in de commissie Ruimtelijke Structuur: 19-11-2013
  • vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad en innemen
    standpunt ten aanzien van de zienswijzen: 03-12-2013
  • bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan,

artikel 3.8 Wro: 15-01-2014

7.3.4 Beroep

Belanghebbenden kunnen, gedurende de beroepstermijn van zes weken, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beroepstermijn begint met ingang van de dag, na die waarop het vaststellingsbesluit is bekend gemaakt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Maria Christinawijk_peil-, Goot- En Nokhoogten Nap

Bijlage 2 Maria Christinawijk_Peil-, goot- en nokhoogten NAP

Bijlage 1 Verslag Inspraak En Overleg Ex Artikel 3..1 Bro

Bijlage 1 Verslag inspraak en overleg ex artikel 3..1 Bro

Bijlage 2 Verslag Zienswijzen En Hoorcommissie

Bijlage 2 Verslag zienswijzen en hoorcommissie