MSP - reparatie Schandelerboord 19-25
Bestemmingsplan - gemeente Heerlen
Vastgesteld op 29-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan MSP - reparatie Schandelerboord 19-25 met identificatienummer NL.IMRO.0917.BP030200W000005-0401 van de gemeente Heerlen;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak
een vlak begrensd door aanduidingsgrenzen;
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meerdere grondgebonden woningen;
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.9 agrarisch bouwvlak
een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf;
1.10 agrarisch gebied
een gebied bedoeld voor agrarisch gebruik en het behoud of herstel van de aldaar voorkomende dan wel de ontwikkeling van natuurlijke of landschappelijke waarden inclusief ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende percelen, alsmede voor extensieve dagrecreatieve waarden;
1.11 agrarisch gebruik
Het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van recreatief medegebruik van de onbebouwde gronden;
1.12 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de omvang van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.15 bed and breakfast
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening gericht op het aanbieden van logies en ontbijt.
Onder een bed and breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.16 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, uitgezonderd detailhandel;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 begane grond
een bouwlaag geen verdieping zijnde;
1.20 beperkt kwetsbare objecten
- a. woningen:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object;
- c. hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object; restaurants die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
- d. winkel/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt;
- e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
- f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- g. bedrijfsgebouwen, voor zover het niet betreft:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- h. objecten met een hoge infrastructurele waarde, te weten een telefoon- of elektriciteitscentrale;
Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit;
1.21 bergbezinkbassin
een rioleringssysteem - een bouwwerk - voor het tijdelijk opslaan en laten bezinken van rioolwater;
1.22 bestaande situatie
- bebouwing, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- het gebruik van gronden en opstallen, zoals dat werd uitgeoefend ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.25 bevi
besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.26 bijgebouw
een vrijstaand gebouw behorende bij en bouwkundig ondergeschikt aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.33 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.34 bouwwerk geen gebouw zijnde
De categorie bouwwerken die niet onder de definitie van "gebouw" valt;
1.35 bruto-vloeroppervlak
de som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimte, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;
1.36 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.37 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een supermarkt;
1.39 dienstverlening
- commerciële dienstverlening, het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten, seksinrichtingen uitgezonderd;
- publieke dienstverlening, het verlenen van diensten voortvloeiend uit de overheidstaken;
1.40 erf- of perceelsafscheiding
fysieke begrenzing van een erf of perceel van een aangrenzend erf, perceel of van de openbare ruimte.
1.41 erker
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag;
1.42 functieaanduiding
een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan of juist niet;
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.45 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.46 groepsrisico
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.47 halfvrijstaande woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.48 hoekperceel
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen of het openbaar gebied;
1.49 hoofdgebouw
een gebouw dat door zijn constructie of afmetingen valt aan te merken als belangrijkste gebouw op een bouwperceel;
1.50 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; studenten of alleenstaanden die bij elkaar wonen, vormen in de regel geen huishouden;
1.51 kamer
onzelfstandige (woon)ruimte in een hoofdgebouw;
1.52 kamerverhuur
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning waarbij een kamer door maximaal 1 persoon bewoond mag worden;
1.53 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.54 kwetsbare objecten
- a. woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- d. restaurants met een brutovloeroppervlak van meer dan 800 m² per object;
- e. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; en
- f. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit;
1.55 nok
het snijpunt van twee of meer hellende vlakken;
1.56 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;
1.57 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.58 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat maximaal 1,50 meter boven straatpeil is gelegen en niet als ondergrondse bouwlaag wordt aangemerkt;
1.59 ondergeschikte functie
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en financieel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge de bestemming toegestane hoofdfunctie;
1.60 ondergrondse bouwlaag
een volledig onder peil gelegen doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.61 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.62 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die geen eigen hoofdtoegang heeft en die niet kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van één of meer gemeenschappelijke voorzieningen (keuken, douche en toilet) buiten die woonruimte;
1.63 plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.64 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van prostitutie zijn in ieder geval de volgende gebiedstyperingen en omschrijvingen relevant:
- woonbuurt
een gebied, ten minste bestaande uit 10 of meer aaneengesloten bouwpercelen met daarop woningen en de daarbij behorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen;
- maatschappelijke voorziening
een functie op het gebied van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid en andere culturele of daarmee gelijk te stellen doeleinden;
- prostitué(e)
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- prostitutiebedrijf
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt waaronder begrepen een seksclub en een erotische massagesalon;
- seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- sekswinkel
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd;
- straatprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij degene zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- thuisprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres wordt gewerkt als prostitué(e);
1.65 risicovolle inrichting
- a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde of een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel een vastgestelde risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; of
- b. een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen; of
- c. inrichtingen welke niet vallen onder het bereik van sub a. en b. en waarvan de plaatsgebonden 10-6 risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens; of
- d. een inrichting waarin uitsluitend of in hoofdzaak consumentenvuurwerk en/of waarin professioneel vuurwerk en/of waarin pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, allen als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, worden opgeslagen of bewerkt.
1.66 Staat van bedrijfsactiviteiten
de lijst met bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van deze planregels;
1.67 supermarkt
een grootschalig detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;
1.68 verdieping
een bouwlaag niet zijnde de begane grond;
1.69 verkoopvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.70 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.71 voorgevel
de naar de openbare weg gerichte gevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat bij hoekbebouwing sprake kan zijn van meerdere voorgevels;
1.72 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.73 voorgevelrooilijn
- a. de naar de openbare weg gekeerde grens van één of meerdere bouwvlakken, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grens, die grenzen die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;
- b. bij het ontbreken van een bouwvlak: de langs een wegzijde met een regelmatige of
nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing evenwijdig
aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van
de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van
de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; - c. bij het ontbreken van een bouwvlak en waar langs de weg geen bebouwing als bedoeld
onder b. aanwezig is:
- 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van
de weg.
1.74 vrijstaande woning
één woning bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.75 Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.76 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.77 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.78 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.79 Wro
de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het in de regels bepaalde ten aanzien van het bouwen, meer in het bijzonder bouwhoogte en bouwdiepte, worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de aangegeven bouwmogelijkheid met niet meer dan 0,50 meter worden overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouwgrens met niet meer dan 1,00 meter mag worden overschreden;
2.8 peil
- a. voor bouwwerken op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld,
plus/minus 0,50 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mag worden gebouwd ten dienste van deze bestemming en met inachtneming van de volgende bepalingen.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Wijzigingsbevoegdheid supermarkt-slijterij
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kunnen door burgemeester en wethouders de aanduiding 'supermarkt' en 'specifieke vorm van detailhandel - slijterij' worden verwijderd, met dien verstande dat:
- a. het gebruik van het gebouw als supermarkt en/of slijterij, gedurende een periode van minimaal één jaar is gestaakt en
- b. indien een verleende, maar nog niet benutte, omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een supermarkt en/of slijterij is ingetrokken.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3 (Hoge Waarde)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5 (Lage Waarde)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Nutsvoorzieningen
Voor zover niet anders bepaald in deze planregels gelden voor nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 3,00 meter;
- b. de inhoud van een gebouwde nutsvoorziening bedraagt maximaal 50 m3.
7.2 Splitsen van woningen
Het splitsen van woningen is niet toegestaan.
7.3 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht waar volgens de ter plaatse geldende bestemming bovengrondse gebouwen zijn toegestaan;
- b. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht tot een diepte van maximaal 3,50 meter per ondergrondse bouwlaag, met een maximum van twee ondergrondse bouwlagen;
- c. ondergeschikt aan de hoofdfunctie, met dien verstande dat geen uitbreiding van de toegestane verkoopvloeroppervlakte of bedrijfsvloeroppervlakte is toegestaan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Onder het verboden gebruik en verboden laten gebruiken van de in dit plan begrepen gronden en daarop voorkomende bouwwerken wordt tenminste verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
- d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht (Bor);
- g. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, tenzij de bestemming van de gronden dit specifiek toelaat;
- h. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een woning of een ander specifiek voor permanente bewoning bestemd gebouw, voor permanente bewoning.
- i. een gebruik van gronden voor straatprostitutie;
- j. een gebruik van bouwwerken als seksinrichtingen;
- k. een gebruik van bouwwerken als sekswinkels.
8.2 Parkeernormen
- a. De parkeerbehoefte behorende bij de functies in het plangebied dient binnen het plangebied gerealiseerd te worden conform de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen' (vastgesteld d.d. 2-11-2010) of diens rechtsopvolger;
- b. Voorwaardelijke verplichting: bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient vast te staan dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsnota 'Parkeernota Heerlen' (vastgesteld d.d. 2-11-2010) of diens rechtsopvolger, wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens voorzover reeds op grond van enige andere bepaling in dit plan is afgeweken, via een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:
- a. ten aanzien van de in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.
9.2 Algemene voorwaarden voor afwijkingen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:
- a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
- c. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
- d. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet in negatieve zin onevenredig worden beïnvloed;
- e. de ruimtelijke ontwikkeling dient in overeenstemming te zijn met een goede ruimtelijke ordening;
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingsgrenzen op perceelsniveau wijzigen, voor zover:
- a. de afwijking van geringe aard is, en
- b. de afwijking noodzakelijk is in verband met de terreingesteldheid ter plaatse.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Andere wettelijke bepalingen
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan MSP - reparatie Schandelerboord 19-25'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In een bestemmingsplan worden de ruimtelijke functies in een gebied juridisch bindend voor overheid en burger vastgelegd. Het maakt (inrichtings)maatregelen mogelijk en biedt bescherming aan bepaalde gebieden of waarden en kan ook ongewenste ontwikkelingen
tegengaan.
Het bestemmingsplan 'MSP' met NL.IMRO.0917.BP030200W000002-0401 (hierna: het moederplan) is door onze gemeenteraad in de vergadering van 25 oktober 2017 vastgesteld.
Op 13 maart 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: "de Afdeling") uitspraak gedaan (zaaknummer: 201800128/1/R1). Deze uitspraak is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De uitspraak met kenmerk NL.IMRO.0917.GU030200W000002 -0401, is ook op de landelijke voorziening gepubliceerd.
De eigenaar en de huurders van de percelen aan de Schandelerboord 19-25 hebben beroep ingesteld tegen het raadsbesluit van 25 oktober 2017. Zij zijn van mening dat het bestaande gebruik van de percelen als supermarkt en slijterij niet op juiste manier, dan wel te beperkend was bestemd. Daarnaast heeft de eigenaar aangevoerd dat de positief bestemde woning op het terrein niet in gebruik is als woning, maar als bedrijfswoning.
De Afdeling heeft in de uitspraak overwogen dat deze ingestelde beroepen (deels) gegrond zijn. De Afdeling heeft de raad opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de wijze van het bestemmen van de supermarkt, de slijterij, de bijbehorende parkeervoorzieningen en de bedrijfswoning. Dit reparatieplan geeft hier uitvoering aan.
In hoofdstuk 2 volgt een uitgebreidere beschouwing van de uitspraak.
In deze toelichting wordt volstaan met een bespreking van de voor de locatie Schandelerboord 19-25 relevante zaken. Op de verbeelding is enkel deze locatie opgenomen. Ook de regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn op deze betreffende percelen afgestemd.
Aangezien het uitgangspunt van dit reparatieplan uitsluitend bestaat uit het herstel van de door de Raad van State geconstateerde gebreken, zal hierna alleen op de voor de wijziging relevante zaken worden ingegaan.
1.2 Situering Plangebied
Het plangebied MSP - reparatie Schandelerboord 19-25 ligt in ten oosten van de binnenstad van Heerlen. Het plangebied bestaat uit de adressen Schandelerboord 19-25 en de kadastrale percelen:
- Heerlen, Sectie M, nummer 637,
- Heerlen, Sectie M, nummer 1808,
- Heerlen, Sectie M, nummer 2929 en
- Heerlen, Sectie M nummer 2930.
Begrenzing plangebied
1.3 Juridische Status
Binnen het plangebied MSP - reparatie Schandelerboord 19-25 is tot het inwerking treden van het onderhavige bestemmingsplan het bestemmingsplan Heerlen Noord van kracht.
1.4 Planvorm
De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP030200W000005-0401.
1.5 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de inhoud van dit reparatieplan. In hoofdstuk 3 wordt een korte toelichting van de bestemmingen gegeven. In hoofdstuk 4 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 5 geeft een beeld van de te doorlopen bestemmingsplanprocedure.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en randvoorwaarden die de basis vormen voor het voorliggende bestemmingsplan MSP - reparatie Schandelerboord 19-25. Een van de uitgangspunten van dit plan is dat het een actualiserend plan is, waarbij de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd.
Zoals in hoofdstuk 1 al wordt vermeld, is het voorliggende bestemmingsplan daarnaast een direct uitvloeisel van de uitspraak van de Raad van State inzake een tegen het bestemmingsplan MSP ingesteld beroep. Dit hoofdstuk beperkt zich tot een beschrijving van de invulling van de opdracht van de afdeling, om met inachtneming van de uitspraak, een nieuw besluit te nemen.
Uitgangspunt in het moederplan was om de -op basis van het overgangsrecht- bestaande gebruiksmogelijkheden (supermarkt en slijterij) mogelijk te maken in het bestemmingsplan MSP. De reden hiervoor was dat bij het bestemmen ook rekening moet worden gehouden met de belangen van de eigenaar en huurders van het pand. Omdat de supermarkt en de slijterij beleidsmatig niet wenselijk zijn op deze locatie, is in het moederplan gekozen voor een zo beperkt mogelijke positieve bestemming.
Het beleid is vastgelegd in de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 en de opvolger hiervan, de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg. Het doel van dit retailbeleid het behouden van van een kleiner aantal, maar goed over de regio verspreide en aantrekkelijke winkelclusters is. Vanuit leefbaarheidsoogpunt dienen deze clusters zo veel mogelijk zijn gesitueerd in wijken en buurten. Omdat de locatie Schandelerboord 19-25 niet ligt in een -in het retailbeleid- aangewezen voorzieningencluster, is de positieve bestemming van het bestaande gebruik beperkt.
De Afdeling heeft als volgt besloten.
Omdat de maximale oppervlakte al een beperking vormt conform beleid, is de Afdeling van oordeel dat de verdere beperking van de aanduidingen tot het bestaande pand niet deugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling is daarnaast van oordeel dat parkeervoorzieningen niet passen in de bijbehorende voorzieningen, zoals die in het moederplan zijn neergelegd. De parkeervoorzieningen zijn derhalve niet voldoende duidelijk geregeld.
Omdat ter zitting is gebleken dat de woning op de percelen in gebruik is als bedrijfswoning en ook als zodanig is vergund, dient een regeling te worden getroffen, waardoor de woning alsnog als bedrijfswoning wordt aangemerkt.
De Afdeling heeft het besluit van 25 oktober 2017 voor deze onderdelen vernietigd en de raad opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Daarbij is de keuze geboden tussen de volgende opties:
- 1. de contour van de functieaanduidingen "supermarkt" en "specifieke vorm van detailhandel - slijterij" overeen te laten komen met de contour van de aan de percelen Schandelerboord 19- 25 toegekende bestemming "Bedrijf", zodat de gronden binnen en buiten het bouwvlak kunnen worden gebruikt ten behoeve van de supermarkt en de slijterij. De Afdeling merkt hierbij op dat de raad ter zitting te kennen heeft gegeven er geen bezwaar tegen te hebben als de aanduiding deels op het onbebouwde deel van de bestemming "Bedrijf" komt te liggen. Op deze wijze kan binnen het bouwvlak de gewenste indeling worden gerealiseerd van de supermarkt en de slijterij met inachtneming van het maximum bruto-vloeroppervlak.
Daarnaast moet de raad een regeling treffen voor de aanwezigheid van de bedrijfswoning binnen het bouwvlak.
Verder dient de raad in de planregels tot uitdrukking te laten komen dat parkeervoorzieningen mogelijk zijn. - 2. de contour van de functieaanduidingen "supermarkt" en "specifieke vorm van detailhandel - slijterij" overeen te laten komen met het bouwvlak, zodat binnen het bouwvlak de gewenste indeling kan worden gerealiseerd van de supermarkt en de slijterij met inachtneming van het maximum bruto-vloeroppervlak.
Daarnaast moet de raad een regeling treffen voor de aanwezigheid van de bedrijfswoning binnen het bouwvlak.
Verder dient de raad in de planregels tot uitdrukking te laten komen dat parkeervoorzieningen mogelijk zijn.
Beide opties hebben tot gevolg dat het hele bouwvlak kan worden gebruikt voor een supermarkt en een slijterij. Bij nieuw- of verbouw kan er voor worden gekozen om het gebouw binnen het bouwvlak anders te situeren. Wel met de restrictie dat de supermarkt een maximaal brutovloeroppervlak van 3250 m² mag hebben en de slijterij een maximaal brutovloeroppervlak van 120 m².
In optie 1 is er geen twijfel mogelijk dat het onbebouwde deel van de locatie ook gebruikt kan worden voor bijbehorende voorzieningen voor de supermarkt en de slijterij. Hierbij kan worden gedacht aan een stallingsmogelijkheid voor winkelwagentjes. Deze optie geeft daarnaast duidelijk aan dat het onbebouwde terreindeel kan worden gebruikt als parkeerterrein voor de supermarkt en de slijterij.
Bij optie 2 kan dit mogelijk leiden tot vragen. Dit is niet in het belang van de eigenaar, de huurders en noch van de omwonenden. De omwonenden zouden parkeeroverlast kunnen ervaren als het onbebouwde deel van de locatie niet gebruikt zou mogen worden t.b.v. parkeren. Daarom wordt er voor gekozen om het in het reparatieplan optie 1 te regelen.
Dit betekent dat in het voorliggende reparatieplan
- de functieaanduidingen "supermarkt" en "specifieke vorm van detailhandel - slijterij" worden gelegd op de gehele percelen aan de Schandelerboord 19-25, gelijk met de bestemming "Bedrijf";
- in de bestemming "Bedrijf" bij de omschrijving van de inrichting 'parkeervoorzieningen' worden toegevoegd, en
- de aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwvlak wordt gelegd.
Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet
Dit hoofdstuk beschrijft in het kort de juridische opzet van het bestemmingsplan MSP - reparatie Schandelerboord 19-25.
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan MSP - reparatie Schandelerboord 19-25 bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van voorliggende toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en kadastrale begrenzingen.
De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het sjabloon regels dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen.
3.2 Toelichting Van De Bestemmingsregels
Deze paragraaf beschijft hoe de verschillende bestemmingen in het plangebied zijn toegekend.
3.2.1 Bedrijf
Artikel 3 Bedrijf, regelt de bestemming van de gronden die bedoeld zijn voor solitaire bedrijven en laat bedrijven in de categorieën 1 en 2 toe. Bedrijfsactiviteiten met een hogere categorie zijn enkel toegestaan op de locaties waar deze reeds waren toegestaan op basis van het vigerende plan of legaal aanwezig zijn. Deze zijn aangeduid met een specifieke vorm van bedrijven.
3.2.2 Waarde - Archeologie
Voor de verschillende aanwezige archeologische verwachtingswaarden (Artikel 4 Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde) en Artikel 5 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde) in het plangebied is per waarde een aparte dubbelbestemming opgenomen.
3.3 Bijzondere Regelingen
3.3.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
De bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale indeling van bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij deze indeling is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgd en kent elk bedrijfstype een eigen SBI-code.
Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is per type aangegeven welke richtafstanden gelden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Dit is een indicatie van de minimale afstand die in beginsel, vanuit een bedrijf tot een rustige woonwijk, aangehouden dient te worden. De grootste afstand is bepalend voor de indeling van een bedrijfstype in een milieucategorie.
Zo gelden voor de lichtere milieucategorieën 1, 2 en 3 de volgende afstanden:
Milieucategorie 1 | 10 meter |
Milieucategorie 2 | 30 meter |
Milieucategorie 3.1 | 50 meter |
Milieucategorie 3.2 | 100 meter |
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan zijn alleen de bedrijfstypen opgenomen die vanwege de aard en omvang van hun activiteiten passen in de woonomgeving, dan wel passen bij de specifieke situatie van het plangebied. Een verandering van bedrijfstype op een perceel wordt, wanneer zich dat voordoet, getoetst aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze lijst een planologisch middel vormt om te toetsen, maar dat de werkelijke toelaatbaarheid van een bedrijf te allen tijde ook nog de toetsing aan de milieuwetgeving moet doorlopen.
Hoofdstuk 4 Handhaving En Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
4.1 Handhavingsbeleid
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Toezicht- en handhavingsbeleid 2019-2022 WABO". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
4.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financiële uitvoerbaarheid bedoeld.
Dit bestemmingsplan betreft een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen die aan te merken zijn als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
Hoofdstuk 5 Procedure En Overleg
Zoals in de paragraaf 1.1 Aanleiding reeds uitgebreid aan de orde is geweest, betreft dit een nieuw besluit tot vaststelling naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Afdeling heeft uitgesproken dat het nieuwe besluit binnen 20 weken na verzending van de uitspraak dient te zijn genomen. Daarbij heeft de Afdeling bepaald dat het nieuwe besluit niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb hoeft te worden voorbereid.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten