KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Algemene Bepalingen
Artikel 2 Begrippen
Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ligging Plangebied En Huidige Gebruik Plangebied
2.2 Geldende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Motivering
4.1 Inleiding
4.2 Voorwaarden Toepassing Wijzigingsbevoegdheid
4.3 Overige Aspecten Goede Ruimtelijke Ordening
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Planonderdelen
5.3 Planopzet En Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 De Te Volgen Procedure
6.2 Vooroverleg
6.3 Zienswijzen En Vaststelling

Begoniastraat ong. - herziening onbenutte woningbouwtitels

Wijzigingsplan - Gemeente Kerkrade

Vastgesteld op 19-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Algemene Bepalingen

Voor het plangebied blijven de regels van toepassing zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Kerkrade West IV", met planidentificatienummer NL.IMRO.0928.BPKerkradeWestIV-Vg01, zoals die regels luiden na de herziening van die regels door het bestemmingsplan "Parapluplan Stedelijk gebied Kerkrade", met planidentificatienummer NL.IMRO.0928.BPParStGbKrd-Vg01.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

Het wijzigingsplan 'Begoniastraat ong. - herziening onbenutte woningbouwtitels' met identificatienummer NL.IMRO.0928.WPBEGONIASTR-Vg01 van de gemeente Kerkrade.

2.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.2 Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Begoniastraat ong. - herziening onbenutte woningbouwtitels'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het gemeentelijk woonbeleid van de gemeente Kerkrade is gericht op het voorzien in een woningaanbod dat zowel kwantitatief als kwalitatief voorziet in de behoefte. Kortgezegd de juiste woningen op de juiste plekken, voor de juiste doelgroepen en ook op het juiste moment beschikbaar. Onderdeel van de aanpak om daarin te voorzien is ook het schrappen van onbenutte woningbouwtitels in geldende bestemmingsplannen. Naar aanleiding van het zogenoemde 'Structuurvisiebesluit Wonen en Retail' (zie paragraaf 3.4.1) van 31 oktober 2011 zijn in bestemmingsplannen die na die datum zijn opgesteld en vastgesteld in het kader van de reguliere actualisatie onbenutte mogelijkheden voor woningbouw weliswaar overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen, maar is ook voorzien in een zogenoemde wijzigingsbevoegdheid om die bouwmogelijkheden te kunnen schrappen, mochten ze gedurende een periode van minimaal één jaar onbenut blijven.

Dat is het geval voor de kadastrale percelen gemeente Kerkrade, sectie H nummers: 1357, 1358 en 1359. Deze locatie is gelegen aan de Begoniastraat - Dahliastraat in Kerkrade. Dit wijzigingsplan is opgesteld ter uitvoering van het raadsbesluit van 12 juli 2023 waarin voor onder meer deze percelen is besloten een voorbereidingsbesluit te nemen en vervolgens een wijzigingsplan op te stellen om de onbenutte woningbouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan "Kerkrade West IV" te schrappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0928.WPBEGONIASTR-Vg01_0001.png"
Kadastrale percelen gemeente Kerkrade, sectie H nummers: 1357, 1358 en 1359.

1.2 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk zal in Hoofdstuk 2 de huidige feitelijke en planologische situatie worden besproken. Daarna wordt het planvoornemen in Hoofdstuk 3 getoetst aan geldende beleidskaders. Na deze toelichting in Hoofdstuk 3, wordt in Hoofdstuk 4 voorzien in de motivering van dit planvoornemen. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de planstukken, waarna in Hoofdstuk 6 tot slot de vaststellingsprocedure wordt beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ligging Plangebied En Huidige Gebruik Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de kruising Begoniastraat, Dahliastraat en Heiveldstraat in Kerkrade. Het betreft de kadastrale percelen gemeente Kerkrade, sectie H nummers: 1357, 1358 en 1359. Het perceel is grotendeels ingezaaid met gras en met name langs de perceelsgrenzen met buurpercelen zijn enkele bomen en struiken aanwezig, naast de restanden van een muur in de erfgrens met Begoniastraat 3.

2.2 Geldende Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Kerkrade West IV" als vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2014. Daarin heeft het perceel de bestemming 'Wonen' en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Het perceel heeft één aanduiding 'bouwvlak'. Op dit bouwvlak ligt de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' en het het bouwvlak is onbenut.

Gelet op het zogenoemde Structuurvisiebesluit Wonen en Retail van 31 oktober 2011 van de Parkstadraad, welk besluit moet worden gezien als een partiële herziening van de Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad Limburg, is voor het onbenutte bouwvlak op het perceel voorzien in de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. Uit het voornoemde structuurvisiebesluit volgt kortgezegd dat vanaf 1 januari 2013 onbenutte woningbouwtitels niet meer worden overgenomen in nieuwe bestemmingsplannen.

In het op 24 september 2014 vastgestelde bestemmingsplan Kerkrade West IV is gekozen voor een enigzins afwijkende regeling. Die keuze is toegelicht in paragraaf 3.4.4 van de toelichting op voornoemd bestemmingsplan. De onbenutte woningbouwmogelijkheden zijn weliswaar overgenomen, maar door het opnemen van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' en de daaraan gekoppelde regels is voor burgemeester en wethouders de bevoegdheid gecreëerd om door het schrappen van het betreffende bouwvlak die onbenutte mogelijkheden weg te nemen uit het bestemmingsplan. Deze bevoegheid staat in artikel 12.7.1 en luidt als volgt:

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afloop van een periode van één jaar na het moment van inwerkingtreding van dit plan de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding ‘Wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ van verbeelding te verwijderen, indien gedurende die periode geen woning is opgericht c.q. geen woningen zijn opgericht, dan wel op dat moment in oprichting is/zijn.
  2. 2. Voor zover een omgevingsvergunning voor een bouwvlak waaraan de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1" niet is ingetrokken, mogen burgemeester en wethouders van de wijzigingsbevoegdheid in het eerste lid geen gebruik maken.

Dit wijzigingsplan geeft invulling aan deze bevoegdheid. Een toetsing aan voornoemde voorwaarden vindt plaats in Hoofdstuk 4 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0928.WPBEGONIASTR-Vg01_0002.png"
Plangebied met de vigerende bestemmingen

Overigens is van belang dat met het bestemmingsplan 'Parapluplan stedelijk gebied Kerkrade', als vastgesteld op 26 september 2018 de regels voor de bestemming 'Wonen' gedeeltelijk zijn herzien. Voor zover hier relevant is daarmee vastgelegd dat binnen een bouwvlak dat is voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' maximaal één woning mag worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de daarop gebaseerde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Ook wordt kort ingegaan op het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van de Omgevingsvisie Limburg en de Omgevingsverordening Limburg 2014 van de Provincie Limburg. Het regionale en het gemeentelijke beleid is hoofdzakelijk ontleend aan de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg en de Regionale en Lokale Woonvisie 2023 - 2028.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:

  1. 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn, zonder daarbij overigens de kwaliteit uit het oog te verliezen. Het streven is te voorzien in een een kwalitatief goede woningvoorraad die regionaal aansluit bij de woonbehoefte van alle (doel)groepen.

Er bestaat een grote woningbehoefte op dit moment en daar wordt vanuit het Rijk via diverse programma's onder de Nationale woon- en Bouwagenda ook volop op ingezet, met als doel te voorzien in voldoende beschikbare, betaalbare en kwalitatief goede woningen. Van belang is echter ook te onderkennen dat er regionale verschillen zijn. Ook volgt uit het feit dat sprake is van een grote woningbehoefte niet dat voor een goed functionerende woningmarkt geen heroverweging van onbenutte bouwtitels aan de orde kan zijn. De woningmarkt dient immers niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief op orde te zijn en te blijven. Zowel voor de korte als de lange termijn. Zowel op provinciaal niveau, op (POL-)regionaal niveau van Zuid-Limburg, op subregionaal niveau van Parkstad Limburg en op gemeentelijk niveau is het beleid daarom gericht op het toevoegen van woningen op de juiste plek, voor de juiste doelgroep en die ook op het juiste moment beschikbaar zijn. Dit naast maatregelen als de aanpak van woningen die niet meer in de behoefte voorzien en dus het schrappen van onbenutte, niet langer wenselijke woningbouwmogelijkheden. Dit blijkt ook uit de in de navolgende paragrafen beschreven beleidsstukken en regelgeving.

Voor het plangebied geldt dat invulling van de resterende woningbouwmogelijkheden niet langer wenselijk zijn. In Hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt dat nader onderbouwd.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat instructieregels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Een verdere uitwerking van die instructieregels heeft plaatsgevonden in de Rarro, bijvoorbeeld door de geometrische begrenzing van bepaalde beperkingengebieden vast te leggen. In het Barro en de daarop gebaseerde Rarro zijn geen instructieregels opgenomen die van belang zijn voor c.q. van invloed zijn op voorliggend wijzigingsplan. Derhalve levert dit planvoornemen geen strijdigheden op met het Barro en de Rarro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening worden enkele eisen gesteld aan de toelichting op ruimtelijke plannen zoals een wijzigingsplan. Zo dient in geval van nieuwe stedelijke ontwikkelingen te worden voorzien in een motivering aan de hand van de zogenoemde Ladder voor duurzame verstedelijking, dienen de gevolgen van een plan voor de waterhuishouding en eventuele cultuurhistorische waarden te worden beschreven en dient inzicht te worden geboden in de uitvoerbaarheid van een plan. De betreffende eisen gelden ook voor de toelichting op een wijzigingsplan.

Nu dit plan niet voorziet in (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen, is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde. Gelet op de aard en het doel van dit wijzigingsplan is ook geen sprake van invloed op de waterhuishouding of eventuele cultuurhistorische waarden. Op de relevante uitvoeringsaspecten wordt in deze toelichting ingegaan. Kortgezegd volgt daaruit dat voorliggend plan voorziet in een goede ruimtelijke ordening.

3.2.4 Conclusie Rijksbeleid

Het planvoornemen, bestaande uit het schrappen van een vooralsnog onbenutte woningbouwtitel waarvan de invulling anno 2023-2024 niet meer wenselijk is, is gezien het voorgaande niet in strijd met het ruimtelijke beleid van het Rijk en instructieregels als opgenomen in het Barro en de Rarro. Er wordt juist een bijdrage geleverd aan het toekomstbestendig maken en houden van de woningmarkt.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Limburg

In de op 1 oktober 2021 vastgestelde Omgevingsvisie geeft de provincie Limburg haar lange termijn visie (2030-2050). Die heeft betrekking op het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving. De visie heeft betrekking op onderwerpen waarvoor de Provincie wettelijk verantwoordelijk is, maar ook onderwerpen die van groot (provinciaal) belang zijn voor onze provincie. Overleg en samenwerking, solidariteit en vakmanschap staat daarbij voorop, net al waarden als kwaliteit en geluk en met aandacht voor alle stakeholders én de samenleving als geheel. De visie bestaat uit een thematisch deel, met thema's als Wonen & Leefomgeving, Economie, Mobiliteit, Land- en tuinbouw en Veiligheid en gezondheid, maar ook uit een gebiedsgericht deel, met een eigen visie voor Noord-, Midden en Zuid-Limburg.

De provincie onderscheidt in haar visie drie hoofdopgaven:

  1. 1. een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk c.q. bebouwd gebied als landelijk gebied;
  2. 2. een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  3. 3. klimaatadaptatie en energietransitie.

De provincie ziet Limburg in 2050 stevig ingebed in euregionaal verband, via goed verknoopte infrastructuren, door sociale en economische banden én door bestuurlijke samenwerking. Het is er goed leven, leren, wonen en werken, vanwege een goed vestigingsklimaat, de sterke sociale cohesie en de uitstekende omgevingskwaliteiten. Dit met welvaart, welzijn en een gezonde, leefbare en veilige leefomgeving voor alle inwoners. Om dat te bereiken is niet alleen de provincie zelf aan zet, maar ook andere overheden, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven én inwoners. Samen en ieder vanuit zijn eigen kracht.

Concreet ten aanzien van wonen wordt een passend aanbod van woningen nagestreefd in zowel steden als dorpen. De overgangen tussen bebouwde gebieden en het landelijk gebied zijn optimaal ingericht voor stads(kringloop)landbouw, recreatie, natuur- en landschapsbeleving en klimaatadaptieve voorzieningen.

Het maken van afwegingen omtrent het benutten van ruimte gebeurt aan de hand van de zogenoemde Limburgse principes. Daarbij gaat het om:

  • Het nastreven van een inclusieve, gezonde en veilige samenleving, waarbij de inrichting en ontsluiting van gebieden uitnodigt tot ontmoeten, recreëren en maatschappelijke betrokkenheid.
  • Het centraal stellen van de kenmerken en identiteit van gebieden. Een gebiedsgerichte aanpak is de basis voor samenwerking met andere partijen en initiatiefnemers. Er is dus ruimte voor maatwerk.
  • Meer stad, meer land. We koesteren de variatie in gebieden. Stedelijke functies worden geconcentreerd in compacte steden en dorpen. Landelijke gebieden worden als tegenhanger van de drukkere stedelijke gebieden ontwikkeld.
  • Zorgvuldig omgaan met ruimte en voorraden, zowel onder- als bovengronds. We zetten in op een sociaaleconomische ontwikkeling zonder vraagstukken af te wentelen naar de volgende generaties. In onze afwegingen betrekken we naast de impact op mens, economie en welvaart ook de impact op de omgeving en het milieu. We streven naar functiecombinaties en benutten bestaande functies optimaal.
  • Procesmatige uitgangspunten voor de beoogde uitvoering en samenwerking met betrokken partners:
    1. 1. maatschappelijke opgaven en kansen centraal stellen;
    2. 2. (grensoverschrijdende) samenwerking, participatie en eigenaarschap;
    3. 3. gebiedsgericht werken;
    4. 4. adaptief werken;
    5. 5. als één overheid werken.

Thema Wonen en leefomgeving

Een woningaanbod en planvoorraad waarbij vraag en aanbod goed in evenwicht zijn is benoemd als provinciaal belang. Dat evenwicht is nodig op zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. Kortgezegd: voldoende (betaalbare) woningen, op het juiste moment beschikbaar, op de juiste locatie en van de juiste kwaliteit.

De provincie wil het voorgaande graag samen met haar partners invullen. Het streven is een leefomgeving te (blijven) bieden waar mensen zich prettig voelen en waarin mensen kunnen wonen in een zelf gekozen woning en woonomgeving, die past bij zowel hun mogelijkheden als hun levensfase. Daarbij gaat het niet alleen om de spreekwoordelijke stenen, maar door in samenhang naar woonopgaven te kijken, leggen we op wijk-/buurtniveau de juiste verbindingen tussen sociale en fysieke woonopgaven (wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid) en een duurzame, veilige en gezonde leefomgeving met gevarieerde woonmilieus. Daarmee willen we verdere segregatie voorkomen en ruimtelijk sturen door te prioriteren op inbreiding (herstructurering/ herbestemming), conform de principes van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Zuid-Limburg

Voor Zuid-Limburg schets de provincie als perspectief voor 2050 een regio die haar potentie als ‘Europese schakelregio’ optimaal heeft weten te ontwikkelen. Met een hoge ruimtelijke kwaliteit en een eigen economische kracht, gebruik makend van de gunstige positie tussen de nabijgelegen West-Europese metropolen. Naast snelle verbindingen met de rest van Nederland zijn gelijkwaardige verbindingen gerealiseerd over de grens richting België en Duitsland. Ook is een duurzame, betrouwbare en veilige energievoorziening gerealiseerd, met bijbehorende (grensoverschrijdende) energie- hoofdstructuur. De regio biedt een bijzonder aantrekkelijke omgeving om te wonen, te werken en te recreëren, voor zowel inwoners als toeristen.

Uitdagingen en opgaven voor Zuid-Limburg zijn, voor zover relevant voor dit planvoornemen, de kwalitatieve als kwantitatieve opgaven op de woningmarkt en de trage doorstroming. Deze opgaven verschillen binnen Zuid-Limburg echter per (sub)regio. In de dichtbevolkte suburbane woonwijken en kernen in de stedelijke omgeving van onder andere Parkstad kan door transformatie en verdunning een kwaliteitsslag worden gemaakt, gericht op het welzijn van de bewoners. Denk bijvoorbeeld aan het versterken van de groenblauwe structuren en het realiseren van de verduurzamingsopgave, waaronder de warmtetransitie. Ook het voorkomen van wateroverlast in dit stedelijke gebied vraagt nadrukkelijk onze aandacht. Wandelen en fietsen vormen de voornaamste manier van transport in de woonomgeving. De meeste woningen zijn toekomstgeschikt en in de wijken wonen jong en oud door elkaar. Een deel van de oude woningen wordt gesloopt voor klimaat-neutrale nieuwbouw. Een ander deel van de woningen is aangepast aan de nieuwe tijd. Dit wordt met een gecoördineerde aanpak in alle wijken doorgevoerd, zodat alle inwoners in een gezonde omgeving leven en worden aangezet tot een gezonde levensstijl. Het grote aandeel particulier bezit is een extra uitdaging bij het verduurzamen en omvormen van de woningvoorraad.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van de provincie juridische binding te geven. Die verordening is nog gebaseerd op het Provinciale Omgevingsplan 2014 (POL 2014), maar de opgenomen instructieregels sluiten nog steeds aan op de huidige Omgevingsvisie, of zijn daar ondertussen op aangepast. Een nieuwe Omgevingsverordening Limburg (2021) is reeds vastgesteld, maar zal pas worden gepubliceerd en in werking treden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Aangezien de invoering van de Omgevingswet daarna is uitgesteld, zijn de daarin voorziene nieuwe instructieregels middels wijzigingsverordeningen ook toegevoegd aan de huidige Omgevingsverordening Limburg 2014.

De huidige verordening voorziet in de borging van provinciale belangen die voortvloeien uit het POL en in de juridische borging van de eerder met de Limburgse gemeenten gemaakte bestuursafspraken over c.q. de regionale structuurvisies voor de thema's wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen en vrijetijdseconomie in de Omgevingsverordening Limburg 2014 en is recent aangevuld met regels over huisvesting van internationale werknemers, na-ijlende gevolgen van steenkolenwinning, zonne-energie, intensieve veehouderij, het voorkomen van eventuele verstoringen binnen het zoekgebied voor de Einstein-telescoop en klimaatadaptatie.

Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de huidige verordening (2014) een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.

Artikel 2.4.2 Instructieregels nieuwe planvoorraad wonen

In het hoofdstuk Ruimte zijn instructieregels opgenomen die gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op het toevoegen van woningen aan de planvoorraad. Die instructieregels (art. 2.4.2) vragen om een gedegen onderbouwing van de behoefte aan de betreffende onderbouwing en regionale overeenstemming over die behoefte. Hoewel dit wijzigingsplan geen betrekking heeft op het toevoegen van woningen, is wel van belang dat de instructieregels ook uitgaan van het principe 'use it or lose it'. Realisatie dient in beginsel binnen vijf jaar na vaststelling van het betreffende ruimtelijk plan plaats te vinden, anders komen de mogelijkheden weer te vervallen. Met andere woorden: als de woningen niet binnen vijf jaar worden gerealiseerd, worden de betreffende onbenutte woningbouwmogelijkheden weer geschrapt.

Artikel 2.4.2a Instructieregels bestaande planvoorraad wonen

Daarnaast zijn ook instructieregels opgenomen die vragen om een actualisatie van bestemmingsplannen die zijn vastgesteld vóór 16 januari 2015 en die voorzien in onbenutte woningbouwmogelijkheden. Die bestemmingsplannen dienen te worden geactualiseerd vóór 1 januari 2025. Daarbij op basis van een actueel onafhankelijk regionaal kwalitatief en kwantitatief behoefteonderzoek te worden beoordeeld of de betreffende woningbouwmogelijkheden nog kwantitatief én kwalitatief voorzien in de behoefte. Voorzien die mogelijkheden niet meer in de behoefte, dan dient de bestemming te worden gewijzigd in een andere, passende bestemming. Voor bestemmingsplannen die zijn vastgesteld ná 16 januari 2015 geldt een soortgelijke instructieregel, maar dan met een termijn tot 1 januari 2030.

Toepassing

Uit het voorgaande volgt dat vanuit de provinciale verordening wordt aangestuurd op een houdbaarheidsdatum voor nieuwe woningbouwmogelijkheden door het hanteren van het principe 'use it or lose it'. Voor de bestaande woningvoorraad is voorzien in instructieregels die zijn gericht op een inhaalslag die gemeenten dwingt hun onbenutte plancapaciteit te heroverwegen en waar nodig te schrappen. Voorliggend wijzigingsplan geeft daar invulling aan. Zoals blijkt uit navolgende paragrafen en Hoofdstuk 4 van deze toelichting bestaat er geen behoefte meer aan de vooralsnog onbenutte woningbouwmogelijkheden binnen het plangebied en worden ze om die reden geschrapt. Daarbij is van belang dat het bestemmingsplan Kerkrade West IV is vastgesteld vóór 16 januari 2015, waardoor een actualisatietermijn tot 1 januari 2025 geldt. Gelet op het voorgaande geeft voorliggend wijzigingsplan invulling aan de beschreven instructieregels.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

Het planvoornemen, bestaande uit het schrappen van vooralsnog onbenutte woningbouwtitels waarvan de invulling anno 2023-2024 niet meer wenselijk is, is gezien het voorgaande niet in strijd met het provinciale ruimtelijke beleid en instructieregels uit de geldende omgevingsverordening. Er wordt juist een bijdrage geleverd aan het toekomstbestendig maken en houden van de woningmarkt en de uit de provinciale verordening volgende instructieregels ten aanzien van de heroverweging van onbenutte woningbouwmogelijkheden.

3.4 Regionaal En Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad en partiële herziening 'Structuurvisiebesluit Wonen en Retail'

In 2009 is de intergemeentelijke structuurvisie 'Ruimte voor park en stad' vastgesteld. De structuurvisie bevat het kader voor de door de regiogemeenten gezamenlijk nagestreefde duurzame economische structuurversterking van de regio voor de periode tot 2030, als antwoord op onder meer de bestaande en voorziene sociale problematiek en demografische ontwikkelingen. De bevolkingskrimp die zich binnen de regio voordoet wordt daarbij gezien als kans om de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving duurzaam te versterken. In de periode tot 2030 wordt ingezet op de volgende kwaliteiten:

  • meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, o.a. door een groter contrast van stad en land;
  • een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen - Centrum als Parkstad - centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via een Parkstadring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.

Deze ambities moeten daarbij vooral worden gezien als een aanzet om samen met betrokken partijen te komen tot kansrijke ideeën, welke vervolgens concreet kunnen worden uitgewerkt. De visie maakt onderscheid in een tweetal structuurdragers, te weten de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit en de economisch - maatschappelijke ontwikkeling, welke vervolgens zijn uitgewerkt in een viertal hoofdthema's:

  1. 1. Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur;
  2. 2. Economie - meet vitaliteit vanuit historische en huidige kracht;
  3. 3. Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking;
  4. 4. Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid.

Het planvoornemen heeft hoofdzakelijk betrekking op het thema ´Wonen´. Voor dit thema heeft sinds 2009 verdere uitwerking plaatsgevonden in regionale en gemeentelijke beleidsnota;s die in navolgende paragrafen aan bod komen. De lijnen zijn duidelijk:

  • terugdringen overcapaciteit woningbouwontwikkelingen;
  • geen nettotoevoeging aan bestaande voorraad;
  • nieuwbouw uitsluitend voor de juiste doelgroep en van de juiste kwaliteit.

Partiële herziening: Structuurvisiebesluit Wonen en Retail

Op 21 oktober 2011 is door de Parkstadraad het zogenoemde Structuurvisiebesluit Wonen en Retail vastgesteld, welk besluit moet worden gezien als een partiële herziening van de Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad Limburg. Daarin is het voornemen van de gemeenten binnen Parkstad Limburg vastgelegd om op de volgende wijze invulling te geven aan het beleid dat is gericht op het in evenwicht brengen van vraag en aanbod van woningen en een kwalitatieve verbetering van de regionale woningvoorraad:

  • Vanaf 1 januari 2013 zullen - voor bestemmingsplannen waarin woonbestemmingen zijn opgenomen die dan nog niet in realisatie zijn - herzieningen van deze bestemmingsplannen op basis van de actualisatieslag in procedure worden gebracht, deze woonbestemmingen komen te vervallen tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a.woningbouwprogrammering);
  • Vanaf het moment van vaststelling van dit beleid zullen geen bestemmingsplannen in procedure worden gebracht die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering);
  • De gemeenten in Parkstad Limburg zullen geen medewerking verlenen aan het verstrekken van een ontheffing dan wel een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan indien daarbij sprake is van toevoegen van woningen aan de regionale woningvoorraad, tenzij deze zijn opgenomen in / passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).

Bullit 2 en 3 zijn nog altijd de praktijk en inmiddels ook geborgd in de provinciale omgevingsverordening (zie 3.3.2). Zoals eerder in deze toelichting is beschreven, is bij de actualisatie van de bestemmingsplannen vanaf 1 januari 2013 een 'tussenstap' ingebouwd, door onbenutte (delen van) bouwvlakken voor woningbouw wel over te nemen, maar ook te voorzien van een aanduiding waaraan een wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld om de onbenutte bouwvlakken alsnog te schrappen.

Zo ook in het hier geldende bestemmingsplan Kerkrade West IV en binnen het plangebied waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft. Op de verbeelding is een aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' opgenomen en daar zijn regels aan gekoppeld die voor burgemeester en wethouders de bevoegdheid creëren om bouwvlakken die onbenutte mogelijkheden voor woningbouw bieden weg te nemen uit het bestemmingsplan, indien na afloop van een periode van één jaar na het moment van inwerkingtreding van dat plan blijkt dat gedurende die periode geen woning is opgericht, dan wel op dat moment in oprichting is.

Voorliggend wijzigingsplan voorziet daarin en vormt in feite de tweede fase van de uitvoeringsmaatregelen die in het Structuurvisiebesluit zijn genoemd. Daarmee wordt invulling gegeven aan het betreffende Structuurvisiebesluit.

3.4.2 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg

De Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL) is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten, vanuit het besef dat ruimtelijke ontwikkelingen in één gemeente directe invloed hebben op andere gemeenten.

Ook erkennen gemeenten met deze gemeenschappelijke aanpak, dat onderlinge concurrentie, zeker met de huidige bevolkingsontwikkeling en de ambities die Zuid-Limburg als kennisregio heeft, leidt tot negatieve effecten die uiteindelijk ten koste gaan van de kracht van de regio. Een overschot aan woningen is niet in het gezamenlijke belang, want dat kan negatieve gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad, met alle gevolgen van dien voor leefbaarheid, doorstroming en betaalbaarheid. Het doel van deze visie is het creëren van een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft.

De Zuid-Limburgse transformatieopgave op de woningmarkt is groot, complex en kosten- en arbeidsintensief. Door de interacties tussen gemeenten en regio's zijn bindende beleidsafspraken en een gezamenlijke aanpak op de woningmarkt noodzakelijk.

De structuurvisie geeft aan dat er alleen sprake is van een goed functionerende woningmarkt als vraag en aanbod in verhouding staan tot elkaar. Om dit te bereiken zullen gemeenten planologische-juridische, financiële en organisatorische kaders moeten bepalen, waarbinnen publieke en private partijen opereren. Op deze wijze kan de woningmarkt ook daadwerkelijk goed haar werk doen.

De driedelige opgave die de structuurvisie bevat is:

  • het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot;
  • het terugdringen van de (ongewenste) planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave en;
  • het toevoegen van woonproducten waar een tekort aan is, passend binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.

Om invulling te kunnen geven aan deze opgaven zijn een dertiental beleidsafspraken gemaakt. Zo is onder meer afgesproken dat in een subregionale woningmarktprogrammering de toevoegingen en onttrekkingen op basis van de transformatieopgave per gemeente worden vastgelegd, wordt voorzien in het schrappen van harde plancapaciteit aan met name de randen van steden en kernen en in te zetten op herinvulling van cultuurhistorisch waardevol bestaand vastgoed. Tevens is voorzien in een compensatieregeling voor het toevoegen van nieuwe woningen. De transformatieopgave per gemeente staat centraal in de ontwikkeling van de woningvoorraad. De transformatieopgave wordt bepaald door de combinatie van de leegstand in de woningvoorraad (minus een frictieleegstand van 2%) en de huishoudensontwikkeling. Daarnaast wordt er ingezet op het terugdringen van illegale kamerverhuur en op passende alternatieven voor kwetsbare groepen die behoefte hebben aan goedkope woonruimte.

Evaluatie en beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'

In het tweede kwartaal van 2020 is de SVWZL geëvalueerd. Daaruit is gebleken dat in Zuid-Limburg een minder sterke bevolkingsdaling heeft plaatsgevonden dan vooraf was voorzien. Er is echter ook geconstateerd dat er nog steeds een zeer omvangrijke planvoorraad aan nog te bouwen woningen is. De evaluatie heeft ook een aantal aanbevelingen opgeleverd, waaraan invulling wordt gegeven in de notitie 'Bouwen naar behoefte', waarin het woonbeleid verder vorm wordt gegeven.

Een van de daaruit voortvloeiende acties is reeds in gang gezet, namelijk het stimuleren van de bouw van woningen waaraan dringend behoefte bestaat. Concreet betekent dit in relatie tot de SVWZL dat het compensatiebeleid voor betaalbare, flexibele woningen in kernen en centra nabij voorzieningen wordt versoepeld. Dit heeft zijn beslag gekregen in de beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021', die is vastgesteld door de gemeenteraad van Kerkrade op 16 december 2020.

Compensatie is gelet op die beleidsregel niet meer aan de orde indien wordt voldaan aan drie criteria:

  1. 1. het plan heeft een maatschappelijke meerwaarde;
  2. 2. het plan is planologisch aanvaardbaar;
  3. 3. het plan is (sub)regionaal afgestemd.

Toepassing

Uit de SVWZL volgt dat het schrappen van niet meer gewenste (harde) plancapaciteit noodzakelijk is om te kunnen (blijven) voorzien in een goed functioneren woningmarkt, waarbij vraag en aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief in balans zijn. Ondank het feit dat naar aanleiding van de uitgevoerde evaluatie en de behoefte om de bouw van woningen waaraan dringend behoefte bestaat te stimuleren een versoepeld beleid, geldt voor plannen die voldoen aan de beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen', is daarmee niet gezegd dat er geen transformatieopgave meer bestaat, waarvan het schrappen van onbenutte, niet langer wenselijke woningbouwmogelijkheden onderdeel uitmaakt. Zoals blijkt uit navolgende paragrafen en Hoofdstuk 4 bestaat er geen behoefte meer aan de vooralsnog onbenutte woningbouwmogelijkheden binnen het plangebied en worden ze om die reden geschrapt.

3.4.3 Regionale en lokale Woonvisie 2023 - 2028, gemeente Kerkrade

Op 31 mei 2023 heeft de gemeenteraad de nieuwe woonvisie vastgesteld. Net als de vorige woonvisie betreft het een visie die een regionaal deel bevat (niveau Parkstad Limburg), maar ook voorziet in een lokale invulling op gemeentelijk niveau. De Woonvisie heeft als oogmerk (motto): “Kansrijk wonen voor iedereen, nu en in de toekomst”. Dit is verwerkt in 3 strategieën, die ieder zijn uitgewerkt op regionaal en lokaal niveau. Kwaliteit en vernieuwing staan daarbij centraal en er is - meer dan voorheen - de samenhang met andere beleidsvelden zoals leefbaarheid, zorg en duurzaamheid belicht.

De Woonvisie gaat uit van 3 strategieën, die zijn uitgewerkt in een regionale visie en de lokale uitwerking:

  1. 1. Kansrijk wonen
  2. 2. Kansrijke woonomgeving
  3. 3. Nu en in de toekomst

Anders dan voorheen gaat de behoefte aan herstructurering niet meer uit van een de krimpgedachte, maar van de behoefte aan vernieuwing en kwaliteit. Daarmee is echter niet gezegd dat de (onbenutte) plancapaciteit onbeperkt kan toenemen. Regie over de plancapaciteit aan nieuwbouw van woningen blijft van groot belang om zowel kwantitatief en kwalitatief sturing te kunnen (blijven) geven aan de woningmarkt.

3.4.4 Intrekkingsbeleid omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van één of meer woningen/appartementen

Op 4 februari 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders het "Intrekkingsbeleid omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van één of meer woningen/appartementen" vastgesteld, nadat eerder op regionaal niveau door het Parkstad Bestuur reeds was ingestemd met dit beleid op 11 december 2013. Dit betreft in feite een voortzetting van het op dat moment geldende intrekkingsbeleid (2008), maar het beleid is aangepast op basis van de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Uit het beleid volgt dat het niet wenselijk is omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen in stand te laten indien er niet binnen een bepaalde periode uitvoering aan wordt gegeven. Redenen daarvoor zijn:

  • omgevingsvergunningen kunnen door gewijzigde bouwtechnische inzichten en nieuwe bouwtechnische regelgeving achterhaald raken. Denk bijvoorbeeld aan de inzichten en regelgeving ten aanzien van duurzaamheid.
  • de vergunde bouwplannen kunnen gewijzigde planologische en stedenbouwkundige inzichten of ontwikkelingen in een gebied doorkruisen of belemmeren.
  • er onstaan onzekere situaties voor omwonenden of en wanneer nog invulling wordt gegeven aan de vergunde woningbouw.
  • het is wenselijk dat het gemeentelijk vergunningenbestand zoveel als mogelijk overeenkomst met de feitelijke situatie buiten.

Dit beleid moet worden gezien als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen en beleid dat is gericht op het in balans brengen van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt en daarbij ook te sturen op zowel de kwalitatieve als kwantitatieve aspecten daarvan. Hoewel uit voorgaande paragrafen het regionaal en gemeentelijk woonbeleid aan veranderingen onderhevig is geweest, wordt nog altijd gestuurd op het in balans brengen en houden van vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Ook is er een relatie met de inzet van de wijzigingsbevoegdheid waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd. Zonder de voor onderhavig plangebied verleende vergunning voor woningbouw in te trekken kan immers nog steeds - anno 2023 ongewenste - woningbouw worden gerealiseerd. De betreffende vergunning is daarom ingetrokken vóór vaststelling van dit wijzigingsplan.

3.4.5 Raadsbesluit aanpak onbenutte woonbouwtitels

Onderdeel van het kunnen voorzien in een woningaanbod dat zowel kwantitatief als kwaliteit aansluit bij de actuele behoefte is sturing op en ingrijpen in de bestaande plancapaciteit, ook al is de eerder voorziene bevolkingskrimp afgevlakt door onder meer migratie.

Met de vaststelling van de nieuwe Woonvisie is onder meer aangegeven dat de gemeente de regie wiI nemen op langdurig braakliggende woningbouwlocaties en over leegstaande panden. Dit zijn vaak strategisch gelegen locaties, bijvoorbeeld in of nabij de historische linten en in het stadscentrum. lnzet is om op deze locaties de woningbouwprogrammering (het aantal en woningtype) aan te passen zodat er kwalitatief nieuwe en betere woningbouwplannen worden gerealiseerd en locaties (op termijn) worden heringericht. Dit omdat verdere bebouwing geen maatschappelijke meerwaarde en ruimtelijke kwaliteit biedt voor de woonomgeving en de leefbaarheid niet ten goede komt. Bovendien zal rekening moeten worden gehouden met de regionale klimaatadaptatiestrategie, door onder andere het tegengaan van hittestress en het vasthouden en opvangen van hemelwater.

Aangezien gelet op de aanstaande inwerkingtreding van de Omgevingswet vanaf 1 januari 2024 geen wijzigingsplannen meer in procedure kunnen worden gebracht én het schrappen van onbenutte woningbouwmogelijkheden door middel van wijzigingsplannen alleen zin heeft indien de voor die locaties verleende vergunningen ook worden ingetrokken, is door de gemeenteraad op 12 juli 2023 besloten voor een aantal strategische locaties een voorbereidingsbesluit te nemen en vervolgens te voorzien in een wijzigingsplan waarmee de voor die locaties geldende onbenutte woningbouwmogelijkheden worden geschrapt, parallel aan het intrekken van de - eventueel - voor die locaties geldende vergunningen voor vooralsnog niet gerealiseerde woningbouw. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de instructieregels aangaande het heroverwegen van de onbenutte woningbouwmogelijkheden in bestemmingsplannen die - zoals het hier vooralsnog geldende bestemmingsplan Kerkrade West IV - zijn vastgesteld vóór 16 januari 2015 (artikel 2.4.2a Omgevingsverordening Limburg 2014), zie paragraaf 3.3.2.

De locatie waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft is één van de locaties waarop het raadsbesluit betrekking heeft en waarvoor ook een voorbereidingsbesluit is genomen. Voorliggend wijzigingsplan geeft daarom invulling aan het raadsbesluit.

Dit raadsbesluit staat niet op zichzelf, zoals ook blijkt uit voorgaande paragrafen. Daarbij is ook van belang dat deze aanpak onder meer in een bekendmaking van 19 oktober 2016 in het Stadsjournaal en de Staatscourant is aangekondigd.

3.4.6 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op de bovenstaande uiteenzetting, past dit planvoornemen binnen het gemeentelijk beleid en wordt invulling gegeven aan de veelvuldig beleidsmatig uitgesproken en bekendgemaakte wens op onbenutte woningbouwtitels na verloop van tijd te schrappen.

Hoofdstuk 4 Motivering

4.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt gemotiveerd waarom het wijzigingsplan voorziet in een goede ruimtelijke ordening en ook voor het overige uitvoerbaar is. Daarbij wordt eerst getoetst aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de wijzigingsbevoegdheid waarop dit wijzigingsplan is gebaseerd en vervolgens aan andere, voor dit planvoornemen relevante aspecten.

4.2 Voorwaarden Toepassing Wijzigingsbevoegdheid

Zoals reeds is beschreven in paragraaf 2.2 van deze toelichting geldt voor het plangebied het bestemmingsplan "Kerkrade West IV" als vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2014. Binnen het plangebied is een bouwvlak aangegeven op de verbeelding die vooralsnog niet is ingevuld met woningbouw. Het bouwvlak is voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' en in de daaraan gekoppelde regels is voor burgemeester en wethouders de bevoegdheid gecreëerd om het betreffende bouwvlak die onbenutte mogelijkheid weg te nemen uit het bestemmingsplan. Zie artikel 12.7.1 planregels:

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afloop van een periode van één jaar na het moment van inwerkingtreding van dit plan de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding ‘Wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ van verbeelding te verwijderen, indien gedurende die periode geen woning is opgericht c.q. geen woningen zijn opgericht, dan wel op dat moment in oprichting is/zijn.
  2. 2. Voor zover een omgevingsvergunning voor een bouwvlak waaraan de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1" niet is ingetrokken, mogen burgemeester en wethouders van de wijzigingsbevoegdheid in het eerste lid geen gebruik maken.

Ad 1)

Zoals uit de feitelijke situatie ter plaatse blijkt en ook door navolgende luchtfoto wordt bevestigd, is geen sprake van (woon)bebouwing binnen het betreffende bouwvlak, waardoor aan deze voorwaarde wordt voldaan. Ook is het bestemmingsplan Kerkrade West IV al bijna 10 jaar geleden onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0928.WPBEGONIASTR-Vg01_0003.png"
Huidige situatie 2023

Ad 2)

De betreffende omgevingsvergunning die is afgegeven voor deze percelen, is ingetrokken vóór vaststelling van dit wijzigingsplan via een separate procedure, waardoor ook aan deze voorwaarde is voldaan.

4.3 Overige Aspecten Goede Ruimtelijke Ordening

4.3.1 Bestendige beleidsmatige lijn

Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat al jarenlang beleid wordt gevoerd om vraag en aanbod op de regionale woningmarkt in balans te krijgen. Zowel kwalitatief als kwantitatief. Onderdeel daarvan is het sturen op onbenutte plancapaciteit op basis van de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg en via de daarop gebaseerde regionale woningmarktprogrammering. Dit beleid wordt ook steevast bekendgemaakt en is daarom voor een ieder kenbaar. Met dit wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan onder meer het Structuurvisiebesluit Wonen en Retail (zie paragraaf 3.4.1) en het actuele regionale en gemeentelijke woonbeleid (zie paragraaf 3.4), maar ook aan de provinciale instructieregels in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (zie paragraaf 3.3.2).

In aanvulling op de algemene bekendmakingen van vaststelling van de diverse documenten en kaders die zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van deze toelichting zijn vóór de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan Kerkrade West IV alle eigenaren van percelen waarvoor nog één keer reële bouwtitels werden overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan geïnformeerd over het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid. Zo ook de eigenaar van het perceel binnen het plangebied en wel per brief van 4 februari 2014.

Use it or lose it

Ondanks het voorgaande zijn de gronden na de sloop van de eerdere bebouwing in 2013 nimmer opnieuw bebouwd. Daarmee is het risico aanvaard dat die mogelijkheid op enig moment zou vervallen. Gezien het voorgaande en gelet op het aantal jaren dat is verstreken sinds het Structuurvisiebesluit, de eerder aangehaalde brief van 4 februari 2014 en de bekendmaking van 19 oktober 2016 als bedoeld in paragraaf 3.4.5 mag redelijkerwijs worden aangenomen dat er geen concrete en actuele behoefte is (geweest) om de bouwmogelijkheden te benutten. En hoewel ook rekening wordt gehouden met in het verleden eventueel gedane investeringen om over die bouwtitels te kunnen beschikken, kennen we daaraan alles overziend geen doorslaggevend belang toe.

4.3.2 Gebruik van de gronden en ruimtelijke kwaliteit

De gronden zijn tot op heden braakliggend. Er is geen sprake van verouderde, verloederde bebouwing. De huidige staat van het perceel is niet negatief van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De bestemming 'Wonen' is ook altijd nog uitvoerbaar, bijvoorbeeld door een gebruik van de percelen als erf van omliggende percelenen. Een eventueel alternatief plan voor een invulling van het perceel kan altijd kenbaar worden gemaakt, waarna kan worden beoordeeld of daaraan - mits sprake van een goede ruimtelijke ordening c.q. evenwichtige toedeling van functies aan locaties - medewerking kan worden verleend.

4.3.3 Inwerkingtreding Omgevingswet

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, kunnen vanaf die datum geen wijzigingsplannen meer in procedure worden gebracht. Het is daarom zaak nu, nog vóór 1 januari 2024 deze procedure op te starten.

4.3.4 Omgevingsaspecten

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet bij het opstellen en vaststellen van een ruimtelijk plan rekening worden gehouden met omgevingsaspecten die een negatieve invloed kunnen hebben op een plangebied of de omgeving daarvan. Dit geldt voor de aspecten: water, verkeer, parkeren, archeologie, flora, fauna, kabels, bodem, cultuurhistorie, geur, luchtkwaliteit, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Gelet op de aard en het doel van dit wijzigingsplan, waarbij geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, heeft dit plan geen gevolgen voor de fysieke leefomgeving binnen, dan wel in de omgeving van het plangebied.

4.3.5 Economische uitvoerbaarheid

Bij ruimtelijke plannen die voorzien in bouwplannen waarop Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is (grondexploitatiewet) dient in veel gevallen verplicht te worden voorzien in kostenverhaal via een exploitatieplan, tenzij dat kostenverhaal anderszins is verzekerd. Gelet op de aard en het doel van dit plan, heeft dit wijzigingsplan geen betrekking op bouwplannen waarvoor kostenverhaal aan de orde is.

Voor wat betreft eventuele planschade als gevolg van dit wijzigingsplan geldt dat reeds jarenlang voorzienbaarheid mag worden aangenomen ten aanzien van het voornemen om de bouwmogelijkheden die met dit wijzigingsplan worden geschrapt ook daadwerkelijk worden geschrapt. Daarmee is sprake van passieve risicoaanvaarding en er - geldt op de geldende wettelijke kaders en jurisprudentie van de raad van State - geen reële kans op een succesvol verzoek om tegemoetkoming in planschade.

4.3.6 Maatschappelijke uitvoerbaaheid

Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt, past het planvoornemen in een bestendige beleidsmatige lijn om beter regie te kunnen (blijven) voeren op de regionale woningmarkt en zo te kunnen voorzien in woningen voor de juiste doelgroep, op de juiste plek, van de juiste kwaliteit en op die op het juiste moment beschikbaar zijn. Daarmee wordt bijgedragen aan het invullen van een belangrijke maatschappelijke opgave.

4.4 Conclusie

Gezien voorgaande paragrafen voorziet het planvoornemen in een goede ruimtelijke ordening, past voorliggend wijzigingsplan binnen de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid waarop het plan is gebaseerd zijn verbonden en zijn er ook voor het overige ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een wijzigingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van onder meer wijzigingsplannen, met als doel ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen en wijzigingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.

5.2 Planonderdelen

Een wijzigingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding (kaart) en planregels, die samen het juridisch deel van het wijzigingsplan vormen. Daarnaast gaat het wijzigingsplan vergezeld van een toelichting, die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een wijzigingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing c.q. motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting, zoals rapporten van onderzoeken die ten behoeve van het plan zijn uitgevoerd.

5.3 Planopzet En Artikelsgewijze Toelichting

Voorliggend wijzigingsplan voorziet in feite slechts in een partiële herziening van het bestemmingsplan Kerkrade West IV, door de gebiedsaanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 en het daarmee samenvallende bouwvlak van de verbeelding te verwijderen binnen het plangebied van dit wijzigingsplan. De regels blijven daarom van toepassing zoals die gelden op basis van voornoemd bestemmingsplan, in samenhang met de wijzigingen die daarin zijn aangebracht met het bestemmingsplan Parapluplan Stedelijk Gebied Kerkrade. Naast de voorgeschreven regels, bestaande uit enkele begrippen en overgangs- en slotregels, bestaan de regels van dit wijzigingsplan daarom slechts uit een van toepassingverklaring van de voor het plangebied reeds geldende regels.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 De Te Volgen Procedure

Een wijzigingsplan doorloopt op basis van Afdeling 3.2a en de daarin van toepassing verklaarde artikelen de volgende procedure:

  • Vooroverleg met instanties, als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening;
  • Inzage ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken, indienen zienswijze door belanghebbenden mogelijk
  • Vaststelling door burgemeester en wethouders;
  • Beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk.

6.2 Vooroverleg

Een voorontwerp van dit plan is voor advies voorgelegd aan de Provincie Limburg. De provincie heeft geen aanleiding gezien opmerkingen kenbaar te maken.

6.3 Zienswijzen En Vaststelling

Van dit wijzigingsplan heeft met ingang van 21 december 2023 gedurende 6 weken een ontwerp ter inzage gelegen. Daarvan is vooraf kennisgeving gedaan in het Gemeenteblad (2023, 533744). Binnen die periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is ten opzichte van het ontwerp ongewijzigd vastgesteld.