Algemene begraafplaats
Bestemmingsplan - Gemeente Maastricht
Vastgesteld op 27-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Algemene begraafplaats met identificatienummer NL.IMRO.0935.bpAlgbegraafplaats-vg01 van de gemeente Maastricht.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch onderzoek
onderzoek waarbij de archeologische waarden van een locatie of object worden geïnventariseerd en in kaart worden gebracht, met inachtneming van een programma van eisen, welk daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een archeologisch deskundige op het gebied van of namens de gemeente Maastricht.
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.
1.7 archeologische zone
gebied met bepaalde archeologische waarde, aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' (in en binnen een straal van 50 meter om bekende archeologische vindplaatsen en historische relicten alsmede het gebied binnen de tweede stadsmuur), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b' (historische dorpskernen) of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' (buiten de tweede stadsmuur en buiten historische dorpskernen).
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 behoud ex situ
het door of namens het bevoegd gezag verwijderen van gedocumenteerd archeologisch materiaal van de vindplaats, eventueel gevolgd door het behoud daarvan elders.
1.10 behoud in situ
behoud van gedocumenteerd archeologisch materiaal op de vindplaats.
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bijgebouw
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat qua verschijningsvorm en functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 cultureel erfgoed
alle materiele getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.
1.23 cultuurhistorisch attentiegebied
gebied, gekenmerkt door een samenhangende (ruimtelijke) cultuurhistorische en/of architectonische waarde.
1.24 cultuurhistorisch onderzoek
onderzoek waarbij de algemene historische waarden, de ensemblewaarden, de architectuurhistorische waarden, de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie van een locatie of object worden geïnventariseerd en in kaart worden gebracht, met inachtneming van een programma van eisen, welk daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch deskundige van of namens de gemeente Maastricht.
1.25 cultuurhistorische waardestelling
een bestaande en/of toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied.
1.26 dominant bouwwerk
bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarden, waarvan zowel het interieur als het exterieur overeenkomstig de in bijlage 1 opgenomen 'Inventarisatie Bestemmingsplan AlgemeneBegraafplaats Maastricht' bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde -Maastrichts Erfgoed - Cultuurhistorie'. bijlage 1 '
1.27 evenement
een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt o.a. verstaan: herdenkingsplechtigheden, kunsttentoonstellingen, waken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.
1.28 gebiedseigen evenement
een georganiseerde activiteit, welke passend is qua aard, omvang en uitstraling bij het karakter van een bepaald gebied.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.31 kenmerkend bouwwerk
bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarde, waarvan het exterieur overeenkomstig de in bijlage 1 opgenomen 'Inventarisatie Bestemmingsplan Algemene BegraafplaatsMaastricht' bescherming geniet ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed -Cultuurhistorie'.
1.32 parkpaviljoen
een gebouw met buitenruimte met ontmoetings- en informatievoorzieningen, niet zijnde een horecabedrijf.
1.33 waardevolle cultuurhistorische elementen
objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde die bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed - Cultuurhistorie'.
1.34 waardevolle groenelementen
karakteristieke elementen en patronen in het landschap alsmede sporen die de natuur en de mens in het landschap hebben achtergelaten met cultuurhistorische waarde, zoals bomen, struiken, hagen, holle wegen, grafheuvels, ondergrondse relicten, poelen, grachten en vijvers en welke bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed - Cultuurhistorie'.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een multifunctioneel rouw- en gedenkpark;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats met inbegrip van natuurlijk begraven, urnengraven, strooiweiden en een herdenkingsbos;
- c. groenvoorzieningen, boombeplanting, struiken en houtopstanden;
- d. paden en verhardingen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
alsmede tevens voor:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' een rijksmonument;
- h. maatschapelijke en culturele dienstverlening;
- i. een publieksvoorziening in de vorm van parkpaviljoen met een buitenruimte, informatie- voorziening en ontmoetingsruimte;
- j. culturele activiteiten en gebiedseigen evenementen, met dien verstande dat de regels uit artikel 8.2 van toepassing zijn;
met de daarbij behorende:
- k. gebouwen;
- l. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- m. kunstobjecten;
- n. additionele en duurzaamheidvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
- a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon-en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
Artikel 4 Waarde - Maastrichts Erfgoed - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige archeologie.
4.2 Bouwwerken
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
- b. de bouwwerken en bouwwerkzaamheden en de gevolgen hiervan aantoonbaar, op grond van een archeologisch onderzoek, niet leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel door het bevoegd gezag is aangegeven dat er een preventief archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd en op basis hiervan een beslissing is genomen over het behoud van archeologische resten in situ dan wel ex situ.
4.3 Werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. werken of werkzaamheden met een bodemverstorende werking op een grotere diepte dan 0,4 meter onder maaiveld, waartoe ook wordt gerekend: woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, draineren, ontginnen alsmede het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het graven, aanleggen, verbreden of dempen van watergangen of vijvers;
- c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- g. het aanleggen van een boomgaard;
- h. het scheuren van grasland;
- i. werken die leiden tot inklinking van de bodem, voor zover dit aantoonbaar leidt tot verstoring van het archeologisch bodemarchief in situ.
Voor zover geen omgevingsvergunning is vereist voor bouwwerken is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren waarmee grondverzet gepaard gaat ter voorbereiding op bouwwerken.
4.4 Slopen van een bouwwerk
Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken, indien dit een bodemverstorende werking op een grotere diepte dan 0,4 meter onder maaiveld tot gevolg heeft, met dien verstande dat tevens het bepaalde in artikel 4.5 van toepassing is.
4.5 Geen verstoring van archeologisch materiaal
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4.2, 4.3, 4.4 is niet noodzakelijk indien er geen verstoring van archeologisch materiaal plaats vindt. Er vindt geen verstoring van archeologisch materiaal plaats indien:
- a. door bodemingrepen of werkzaamheden bodemverstoring plaatsvindt op minder dan 0,4 meter onder maaiveld, en/of;
- b. het bouwplan of de bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben of verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en/of uitgebreid, en/of;
- c. binnen archeologische zone b het projectgebied (de totale oppervlakte van de werkzaamheden) kleiner is dan 250 m² c.q. binnen archeologische zone c het projectgebied (de totale oppervlakte van de werkzaamheden) kleiner is dan 2.500 m², en/of;
- d. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
4.6 Archeologisch onderzoek
Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verplichten om een archeologisch onderzoek aan te leveren.
4.7 Wijze van uitvoering en begeleiding door een deskundige
Voor zover de bouw-, aanleg- en/of sloopwerkzaamheden dan wel de gevolgen van deze werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
- a. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van uitvoering;
- b. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologie, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen door voor de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – archeologische zone a' en 'specifieke vorm van waarde – archeologische zone b' deze aanduiding geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van een archeologisch rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
Artikel 5 Waarde - Maastrichts Erfgoed - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwwerken
Op de gronden met gemeentelijke monumenten zoals bedoeld in artikel 5.1.2, onder a tot en met d, alsmede binnen een cultuurhistorisch attentiegebied zoals bedoeld in artikel artikel 5.1.2, onder e, mag uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
- b. de bestaande cultuurhistorische waarde niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in situering, massa, kapvorm, hoogtematen en gevelindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details, en;
- c. de bouwplannen niet strijdig zijn met de waardestelling en richtlijnen zoals omschreven in bijlage 1 'Inventarisatie Bestemmingsplan Algemene Begraafplaats Maastricht';
en met dien verstande dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn een cultuurhistorisch onderzoek te eisen ter onderbouwing van het bepaalde onder b en c.
5.3 Werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Slopen van een bouwwerk
5.5 Cultuurhistorisch onderzoek
Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verplichten om een cultuurhistorisch onderzoek aan te leveren.
5.6 Maatregelen
Voor zover de omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- en/of sloopwerkzaamheden kan leiden tot een verandering of aantasting van een gemeentelijk monument kan aan de omgevingsvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de cultuurhistorische waarde van het betreffende monument kan worden behouden.
5.7 Advies Welstands-/Monumentencommissie
Burgemeester en wethouders kunnen alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorleggen.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen door voor de gebieden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element', 'specifieke vorm van waarde – waardevol groenelement' en 'specifieke vorm van waarde – cultuurhistorisch attentiegebied' deze aanduiding geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande afwijkingen
- a. Voor een bouwwerk dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximum maten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
7.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
8.2 Evenementen
Binnen de bestemming zijn evenementen toegestaan onder de voorwaarden dat:
- a. deze evenementen met respect voor de aanwezige cultuurhistorische en landschapswaarden passend zijn bij het karakter van de algemene begraafplaats;
- b. het een gebiedseigen evenement betreft;
- c. deze evenementen niet langer dan twee kalenderdagen in beslag nemen, inclusief op- en/of afbouwtijd;
- d. het aantal evenementen niet meer mag bedragen dan 5 per jaar;
- e. versterkt geluid niet is toegestaan;
- f. de eindtijd van evenementen op alle dagen is 22.00 uur;
- g. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid en een goede verkeersafwikkeling;
- h. het maximaal aantal bezoekers per evenement per dag niet meer bedraagt dan 250.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) van gebouwen met ten hoogste 10%;
- b. afwijkingen van bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeerregel bij bouwen en gebruikswijzigingen
De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en/of in stand gehouden.
11.2 Voldoende parkeergelegenheid
Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan het parkeer(normen)beleid van het college van burgemeester en wethouders, getiteld 'Parkeernormen Maastricht 2017', zoals laatstelijk gewijzigd d.d. 11 juli 2017, met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden.
Indien het parkeer(normen)beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, is sprake van voldoende parkeergelegenheid wanneer aan dit gewijzigde beleid wordt voldaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Algemene begraafplaats'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.1.1 Aanleiding
De gemeente Maastricht is eigenaar van de begraafplaats Tongerseweg nr. 292 en exploiteert deze als openbare instelling. De gemeentelijke begraafplaats behoort tot de oudste algemene begraafplaatsen van Nederland en stamt uit het begin van de 19e eeuw. De begraafplaats is opgericht in de tijd van de Franse bezetting en is sindsdien fasegewijs uitgebreid tot de huidige grootte van 12 hectare met meer dan 10.000 graven.
In de afgelopen decennia is er een trend waarneembaar waarbij begraafplaatsen zich ontwikkelen tot meer multifunctionele parken, waarin een diversiteit aan begraaf functies is geïntegreerd, waarbij respectvol, waardig en stijlvol afscheid kan worden genomen van nabestaanden.
De gemeente Maastricht is voornemens om de algemene begraafplaats aan de Tongerseweg toekomstbestendig te maken. De begraafplaats wordt uitgebreid en omgevormd naar een multi- functioneel rouw- en gedenkpark met onder meer een herdenkingsbos, een nieuw strooiveld en het toevoegen locaties voor nieuwe Islamitische- en Armeense graven.
Er komt naast meer aandacht voor individuele rouwverwerking ook ruimte voor (culturele) evenementen en een gezamenlijke ontmoetingsplek. Beoogd wordt op de begraafplaats enkele malen per jaar bijeenkomsten te organiseren naast de reguliere begrafenissen.
Op het multifunctionele rouw – en gedenkpark is er naast het traditionele begraven, cremeren en herdenken ook plaats voor bezinning, natuurbeleving, cultuur en historie.
Deze ontwikkelingen moeten er tevens voor zorgen dat het rouw- en gedenkpark beter aansluit op het groen van de omgeving, waardoor de begraafplaats meer het karakter van een openbaar park krijgt. Verschillende groenstructuren worden versterkt om dit open karakter nog meer naar voren te laten komen. Het monumentale deel van de begraafplaats wordt behouden gezien de bijzondere cultuurhistorische waarde van de begraafplaats.
Afbeelding 1.1: Algemene Begraafplaats Tongerseweg (bron: Bert Kaufmann fotografie)
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Tongerseweg in Maastricht, heeft een oppervlakte van circa 13,6 ha en is als volgt begrensd:
- aan de noordzijde door de Planetenhof en een woonwagenkamp;
- aan de oostzijde door de Javastraat;
- aan de zuidzijde door de Tongerseweg (N278);
- aan de westzijde door de woonbuurt Neptunushof.
De begrenzing van het plangebied is op de onderstaande kaartbeelden met een blauwe begrenzing weergegeven.
Afbeelding 1.2: situering plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Afbeelding 1.3: Begrenzing plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Maastricht West'. Tevens zijn verschillende facetherzieningen op het plangebied van toepassing: 'Short Stay', 'Opheffen verbod herbouw en parkeren'.
Het plangebied bevat de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen', 'Agrarisch' en 'Verkeer' en de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts erfgoed' met daaronder archeologische zones, cultuurhistorisch attentiegebied en waardevol groenelement als gebiedsaanduidingen. Laatstgenoemde gebiedsaanduidingen zijn van toepassing op gronden die via de koppeling met de gemeentelijk Erfgoedverordening de status hebben van gemeentelijk monument.
De algemene begraafplaats behoort tot een van de oudste begraafplaatsen in Nederland en is om deze reden aangemerkt als Maastrichts Erfgoed.
Afbeelding 1.4: vigerend bestemmingsplan 'Maastricht West '(bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Strijdigheid met de geldende bestemmingsplannen
De beoogde functionele ontwikkelingen op de begraafplaats alsmede de uitbreiding van de begraafplaats past niet binnen de geldende bestemmingsplannen. Dit komt doordat de bestemmingen 'Groen', 'Agrarisch' en 'Verkeer' geen ruimte bieden voor de beoogde uitbreiding en voorgestane ontwikkelingen.
Bovendien dient binnen het plangebied ruimte geboden te worden voor het organiseren van gebiedseigen evenementen. Dit is momenteel niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij dit bestemmingsplan bestaat uit negen hoofdstukken, waarvan de indeling gebaseerd is op het handboek Ruimtelijke Plannen van de gemeente Maastricht. Na dit inleidende eerste hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de beleidskaders op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau weergegeven en wordt afgewogen of de beoogde ontwikkeling daarbinnen inpasbaar is. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het plangebied gegeven met de huidige ruimtelijke, functionele of andere structuren die daarbinnen aanwezig zijn. In hoofdstuk 4 worden programmatische en ruimtelijke uitgangspunten van het plan aangegeven. In hoofdstuk 5 komen de milieuplanologische aspecten aan de orde en worden onder andere de resultaten van uitgevoerde onderzoeken besproken. Hoofdstuk 6 handelt over de opbouw van de regels in dit bestemmingsplan en voorziet onder meer in artikelsgewijze bespreken van de bestemmingsregels. In hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod en hoofdstuk 8 bevat een handhavingsparagraaf. Deze toelichting wordt afgesloten met een communicatieparagraaf in hoofdstuk 9. Hier is aangegeven welk communicatietraject is doorlopen en wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Tevens worden de resultaten van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro en de ingekomen zienswijzen met beantwoording ervan beschreven.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wro, twee besluiten waarmee dat mogelijk is:
- het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen;
- het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Deze zijn opgenomen in het Barro. Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie) door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Project Mainport ontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Toetsing
Er zijn voor wat betreft het plangebied van dit bestemmingsplan géén belangen uit het Barro die in het kader van het voorliggende bestemmingsplan worden geschaad dan wel specifieke aandacht behoeven.
Wet op de lijkbezorging
De wet op de lijkbezorging regelt de lijkbezorging in ruime zin, zoals de locatie en beheer van een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon. Deze regels hebben betrekking op de feitelijke lijkbezorging. Hieraan zal in casu ook zonder meer worden voldaan.
De Wet op de lijkbezorging voorziet in afdoende mogelijkheden (te nemen maatregelen) om significante milieueffecten te voorkomen of te beperken. De Wet op de lijkbezorging is afgestemd op reguliere vormen van begraven. Bij natuurbegraven wordt uitgegaan van een veel lagere grafdichtheid, hierbij moet worden gedacht aan circa 25 m2 per graf. Verder zal bij het natuurbegraven alleen gebruik worden gemaakt van makkelijk afbreekbare en niet schadelijke materialen voor de kist/ het omhulsel. Effecten op de bodem zullen daarom verwaarloosbaar zijn.
Het beleid rondom (natuur)begraven wordt vastgelegd in een algemeen reglement. De wet regelt voorts dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats.
De wet schrijft voor dat een register wordt bijgehouden met de begraven lijken en een nauwkeurig aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. In de administratie van de begraafplaats zal een register worden bijgehouden van de exacte locatie van de begravingen op de begraafplaats, omdat na verloop van tijd geen zichtbare herkenningspunten meer aanwezig zullen zijn op de plek van het graf.
Besluit op de Lijkbezorging
Het besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof of metalen omhulsel. Dit sluit aan bij het (natuur)begraven, waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van materialen die makkelijk afbreken en vergaan in de bodem. Hierop wordt toegezien.
Inspectierichtlijn Lijkbezorging
De inspectierichtlijn lijkbezorging kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectierichtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten. De afwatering van een begraafplaats moet milieuhygiënisch kritisch worden bezien, evenals de mogelijkheid maatregelen te nemen om te voorkomen dat dit water in het grond- of oppervlaktewater terechtkomt. Ook wordt aangegeven dat de afstand tussen de begraafplaats tot een woning, 20 tot 30 meter dient te bedragen en er een erfafscheiding dient te zijn die de privacy waarborgt.
Toetsing
Uit onderzoek blijkt dat de invloed van (natuur)begraven op grond en grondwater verwaarloosbaar is. De begraafplaats is niet direct zichtbaar vanwege de ligging in een groene en (deels) ommuurde locatie en ook vanwege de afstand tot woningen van derden. Er wordt voldaan aan relevante wet- en regelgeving en richtlijnen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Sinds oktober 2012 geldt bij ruimtebesluitvorming een nieuwe motiveringsplicht. Het gaat hier om de in artikel 3.1.6, tweede lid Bro opgenomen plicht om indien er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' de aanvaardbaarheid hiervan toe te lichten in het bestemmingsplan. Voor deze onderbouwing moet de 'Ladder voor duurzame ontwikkeling' worden doorlopen. Overheden dienen ontwikkelingen te motiveren en afwegen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Op 12 mei 2017 is het 'Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking' gepubliceerd. In dit besluit is de gewijzigde 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen die hierbij doorgevoerd zijn:
- de drie treden van de ladder zijn losgelaten;
- het begrip 'actuele regionale behoefte' is vervangen door de eenvoudigere term 'behoefte';
- het uitgangspunt wordt: voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zowel binnen als buiten het bestaand gebied, moet de behoefte worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan;
- indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dan dient gemotiveerd te worden waarom niet binnen het bestaand stedelijke gebied in de behoefte kan worden voorzien;
- de mogelijkheid is opgenomen om de toepassing van de ladder door te schuiven naar het latere uitwerkings- of wijzigingsplan
Toetsing
Voor de gronden voor de uitbreiding van de begraafplaats gelden momenteel de bestemmingen 'Groen', 'Agrarisch' en 'Verkeer'. Gelet op de ligging van het gebied aangrenzend aan verschillende woonwijken, gaat het hier om stedelijke groen, behorend tot de bestaande stedenbouwkundige samenstelling van Maastricht West. Om deze reden valt het plangebied in bestaand stedelijk gebied en voldoet de ontwikkeling aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Erfgoed en cultuurhistorie
Volgens artikel 3.1.6 lid 5 van het Bbesluit ruimtelijke ordening (Bro) dient cultuurhistorie onderdeel te zijn van een bestemmingsplan. Bovendien is de begraafplaats aangemerkt als een rijksmonument waardoor ook de Erfgoedwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo ) van toepassing zijn.
m.e.r.-beoordeling
Op de grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm), in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.), moet bij de initiatieven voor bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van milieueffecten. In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. dient bepaald te worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen. De drempelwaarden van de C- en D-lijst zijn hierbij bepalend.
De aanleg van een begraafplaats kan worden gezien als een landinrichtingsproject, zoals bedoeld in bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D9). Pas bij 125 hectare of meer komt de ontwikkeling in aanmerking voor een m.e.r.-beoordeling. Het plangebied heeft een omvang van circa 13,6 hectare.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende hoofdstukken zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
2.2 Provinciaal Beleid
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014
12 december 2014 is het POL2014 vastgesteld. De centrale ambitie van de provincie Limburg komt voort uit de LimburgAgenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral om ook te blijven.
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgave op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. Kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verwerving van functies, in kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. De belangrijkste uitdaging die in het POL2014 wordt gesteld is het maken van een omslag 'van kwantiteit naar kwaliteit' en zo meer schaarste creëren.
Op de onderstaande uitsnede uit de Zoneringskaart van het POL2014 is de begrenzing van het plangebied geprojecteerd binnen de blauwe belijning. De projectlocatie is gelegen binnen de zone overig bebouwd gebied.
Afbeelding 2.1: gebiedsaanduiding POL2014 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De zone 'overig bebouwd gebied' bestaat uit gemengde woon- en werkgebieden met voorzieningen. Een aantrekkelijke woon- en leefomgeving is een belangrijk uitgangspunt binnen deze zone. Een voortreffelijk leef- en vestigingsklimaat kan niet zonder een woon- en leefomgeving van goede kwaliteit, waarin burgers graag wonen, toeristen graag op vakantie komen en ondernemers graag hun bedrijf vestigen en waar het gezond en veilig leven is. Die leefomgeving heeft een fysieke en sociale kant. De sociale kant omvat aspecten zoals sociale cohesie, sociale veiligheid, verenigingsleven, toegang tot sport en cultuur. De beleidsaccenten in deze zone liggen op de transformatie van de regionale woningvoorraad, het verbeteren/ optimaliseren van de bereikbaarheid, de balans in voorzieningen en detailhandel, ontwikkeling van stedelijk groen en water en kwaliteit van de leefomgeving. De overige aanduidingen voor gebouwde gebieden zijn 'Bedrijventerrein' en 'Stedelijk centrum', deze zijn niet van toepassing op het plangebied.
De uitbreiding van de begraafplaats en de transformatie van het karakter van de bestaande begraafplaats past binnen de uitgangspunten die gelden voor de zone 'Overig bebouwd gebied'. Het plan is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten zoals vastgesteld in het POL2014.
Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL)
In de Omgevingsverordening Limburg zijn bepalingen opgenomen die bij het opstellen van bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen. Hierin zijn zowel beleidsmatige uitgangspunten als gebiedsspecifieke aspecten opgenomen.
Begraafplaatsen zijn géén onderdeel van de OvL, en zijn hier dan ook niet mee in strijd.
2.3 Gemeentebeleid
Omgevingsvisie Maastricht 2040 (2019)
In juli 2019 is door het college van burgemeester en wethouders de omgevingsvisie Maastricht 2040 vastgesteld. Daarin is de gewenste koers vanuit het college voor de gemeente beschreven. In deze visie zijn drie verbindende thema's gepresenteerd op basis waarvan de stad zich verder dient te ontwikkelen. Het betreft de volgende thema's:
- (Eu)regionale netwerkfunctie: De stad Maastricht zal zich de komende jaren inzetten in het versterken van de internationale positie van de stad op onder andere de gebieden van kenniseconomie en verbinding.
- Gezond en leefbaar: de gemeenteMaastricht gaat werken aan een veilige en gezonde leefomgeving om de bewoners te beschermen tegen schadelijke ontwikkelingen en effecten in de fysieke leefomgeving.
- Beleving en ontmoeting: de stad heeft een rijk cultureel aanbod en een groot scala aan ontmoetingsplekken. Er gaat gewerkt worden aan het versterken van de verbindingen hiertussen en aan de vergroening van de stad.
Het voorliggende plan draagt bij aan het bevorderen van het thema 'Beleving en ontmoeting', omdat met de uitvoering van de voorgestane ontwikkelingen geïnvesteerd wordt in verbetering en uitbreiding van het stedelijk groen van Maastricht en de verbinding tot ontmoetingsplekken. Bovendien draagt de ontwikkeling bij aan het verbeteren van de ruimtelijk-stedenbouwkundige kwaliteit en is er geen sprake van een schadelijke ontwikkeling of effect in de fysieke leefomgeving ('gezond en leefbaar').
Structuurvisie Maastricht 2030 (2012)
Als antwoord op de huidige ontwikkelingen (stagnerende bevolking, inperking verspreid voorzieningenniveau, aandacht voor duurzaamheid, klimaatverandering et cetera) en om de aantrekkelijkheid van de stad voor (bestaande en nieuwe) inwoners, ondernemingen en haar bezoekers te verbeteren gaat Maastricht gericht werken aan de volgende vier ruimtelijke thema's:
- versterking van haar positionering als internationale stad ten behoeve van de economische vitaliteit en innovatie van de stad en regio;
- investeren in een robuuste en duurzame bereikbaarheid om het vestigingsklimaat voor inwoners, bezoekers en ondernemingen te verbeteren;
- het landschap versterken en verbinden met de stad zodat het nog meer bijdraagt aan de unieke woonkwaliteit en de toeristische aantrekkingskracht en:
- het bestaande stedelijk gebied zorgvuldig en geleidelijk transformeren, waarbij wordt gekomen tot een robuust netwerk van maatschappelijke voorzieningen en aantrekkelijke ontmoetingsplekken en openbare ruimten.
Het accent bij de ruimtelijke ontwikkeling van Maastricht ligt op een geleidelijke transformatie van het bestaande. De visie op de toekomst betreft in hoofdzaak het verbeteren en verstevigen van het raamwerk van infrastructuur, landschap, openbare ruimtes en ontmoetingsplekken. Binnen dit raamwerk spelen thema's als herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik een meer voorname rol.
Cultureel erfgoed en ruimtelijke kwaliteit speelt een bijzondere rol in het stimuleren van meer beleving en ontmoeting in Maastricht. Het bepaalt in hoge mate de identiteit en aantrekkingskracht van Maastricht. Cultureel erfgoed vertelt ons het verhaal van een plek en kan daarmee mensen verbinden met elkaar en met de stad. Daarmee is het benutten van het cultureel erfgoed ook van economisch en sociaal belang. Zorgvuldig omgaan met cultureel erfgoed met respect voor de monumentale en archeologische waarden is daarom van belang bij nieuwe ontwikkelingen.
Meer kleinschalige en flexibele stadsontwikkeling en de nadruk op herbestemmen biedt kansen om in te spelen op het dagelijks leven van bewoners en gebruikers met een groeiende behoefte aan meer vrijheid, invloed en diversiteit. Herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik gaan een meer voorname rol spelen in het gemeentelijk beleid; mede om een antwoord te geven op dreigende leegstand. Maastricht wil initiatieven van inwoners, bestaande en nieuwe ondernemers en partners zoveel mogelijk faciliteren en ruimte bieden voor starters, tijdelijke functies, experimenten en broedplaatsen.
De monumentale waarden van het rijksmonument worden meegewogen bij herbestemming en nieuwe ontwikkelingen.
Behoud door ontwikkeling is de middenweg tussen ontwikkeling zonder behoud (alles weg) en museaal behoud (alles blijft). Dit bereik je door een passende en verantwoorde ontwikkeling, een respectvolle of behoedzame ontwikkeling waarbij cultuurhistorie als één van de uitgangspunten wordt meegewogen in de besluitvorming. Hierbij zijn een aantal inrichtingsprincipes van toepassing:
- Behoud gaat voor vernieuwen: Historische constructies, structuren en bouwmaterialen geven een pand belangrijke monumentale en historische waarde.
- Behoud door zorgvuldig ontwikkelen en vernieuwen: Toevoegingen dienen tot stand te komen op zodanige wijze dat de monumentale waarden van het pand zo min mogelijk worden aangetast. Een eigentijds ontwerp heeft hierbij de voorkeur, waarbij moderne materialen mogelijk zijn.
- Respect voor historische structuren: Ingrepen in de structuur dienen te gebeuren met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, waarbij optimaal aansluiting gezocht wordt bij het oorspronkelijke concept.
Het onderhavige plan past volledig in de Structuurvisie van Maastricht. Er is in algemene zin sprake van transformatie van een bestaand stedelijk gebied in de vorm van de herinrichting van een ongebruikt groen terrein te midden van een woonomgeving. Hiernaast draagt de ontwikkeling bij aan het verbeteren van het woon- leefklimaat van Maastricht. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten zoals vastgelegd in de Structuurvisie Maastricht 2030.
Beleidsnota Springlevend Verleden 2007-2012
De beleidsnota Springlevend Verleden betreft de bescherming van het cultureel erfgoed van de stad Maastricht. Het cultureel erfgoed van Maastricht is in vier opzichten belangrijk voor de stad:
- sociale identiteit, de zichtbaarheid en voelbaarheid van de historie;
- economische vitaliteit, de aantrekkingskracht op mensen en bedrijven;
- culturele rijkdom, de uitstraling van Maastricht;
- fysieke leefbaarheid.
De dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' ligt op gebieden met een bijzondere, cultuurhistorisch waardevolle identiteit waaraan voorwaarden en richtlijnen zijn gekoppeld.
Eén van de voorwaarden hierbij is dat nieuwe ontwikkelingen geënt dienen te zijn op de cultuurhistorische uitgangspunten. Op deze manier is cultuurhistorie een van de onderdelen in de belangenafweging bij toekomstige ontwikkelingen. Doordat dit instrument reeds in een vroeg stadium wordt gehanteerd kan het tevens dienen als inspiratiebron voor ontwerpers en ontwikkelaars.
Een deel van de algemene begraafplaats is aangemerkt als een Rijksmonument. De volledige begraafplaats is in het bestemmingsplan via het Maastrichts Planologisch erfgoedsysteem aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol groenelement en als cultuurhistorisch attentiegebied. Het is een van de oudste begraafplaatsen in Nederland, opgericht in 1811. De algemene begraafplaats wordt beschreven in de beleidsnota als een belangrijk monument met een restauratie-achterstand. Deze werkzaamheden zijn tussen 2007 en 2013 uitgevoerd. Het beoogde plan draagt bij aan het renoveren en opknappen van dit monument. Hiernaast draagt de beoogde ontwikkeling op meerdere manieren bij aan het bevorderen van het beleid in de Beleidsnota Springlevend Verleden.
Nota Parkeernormen Maastricht (2011)
In de Nota Parkeernormen Maastricht 2011 is aangegeven op welke wijze met de parkeernormen wordt omgegaan. Deze nota is een uitwerking van de 'Beleidsnota parkeren' uit 2007, waarin het parkeerbeleid is vastgelegd. De 'Nota Parkeernormen Maastricht' is bedoeld als normenkader van de gemeente Maastricht en dient als kader voor ontwikkelingen. De parkeernormering van Maastricht is gebaseerd op de volgende gebiedsindeling (conform de aanbevelingen van de ASVV):
- A1-zone: het hart van de stad (deel centrum: kernwinkelgebied);
- A2-zone: rest van het centrum;
- B-zone: schil/overloopgebied (het gebied gelegen binnen 1 - 1,5 kilometer rond het centrum);
- C-zone: buitenwijken/ rest bebouwde kom.
Deze gebiedsindeling is destijds in de 'Beleidsnota parkeren' vastgelegd en geldt ook voor de Nota Parkeernormen Maastricht.
Voor elke functie geldt een eigen set van parkeernormen. In de 'Nota Parkeernormen Maastricht' wordt onderscheid gemaakt naar functies die gegroepeerd zijn in tien hoofdfuncties (woningen, winkels, werkgelegenheid, onderwijs, zorg, horeca, sociaal-culturele voorzieningen sport en overige voorzieningen). De gemeente Maastricht hanteert geen bandbreedtes maar één parkeernorm per functie. Dit zijn de ‘gemiddelde’ parkeernormen uit de ASVV waaraan in beginsel moet worden voldaan. Er is een afkoopregeling parkeren opgenomen, waarbij voor elke niet gerealiseerde parkeerplaats een bedrag dient te worden gestort in het parkeerfonds. Met de gelden die hierin worden gestort kan de gemeente vervolgens extra parkeerplaatsen realiseren in het openbaar gebied. Bij meervoudig gebruik van parkeerplaatsen (meerdere functies die op verschillende momenten gebruik kunnen maken van dezelfde parkeerplaatsen) kan door de gemeente vrijstelling worden verleend. In dergelijke gevallen kan dubbelgebruik worden toegestaan. Uitgangspunt van de parkeernormen is de gebiedsgerichte aanpak. In plaats van verschillende functies afzonderlijk te beschouwen wordt de parkeervraag van verschillende functies met elkaar in verband gebracht. Dit kan leiden tot een efficiëntere benutting van parkeercapaciteit. Bij een gebiedsgerichte aanpak moet rekening worden gehouden met de bestaande aanwezige parkeercapaciteit en/of parkeerdruk.
Parkeernormen 2017
Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft op 11 juli 2017 besloten de parkeernormen te actualiseren. De gebiedsgerichte aanpak vanuit de 'Nota parkeernormen Maastricht' is hierin gehandhaafd, evenals de mogelijkheid om bij niet gerealiseerde parkeerplaatsen te kunnen storten in het parkeerfonds. De actualisering van de parkeernormen betekent niet dat nieuwe, geheel gewijzigde parkeernormen zijn vastgesteld, maar enkel de norm voor universitaire onderwijs- voorzieningen in overeenstemming is gebracht met eerder toegepaste en goedgekeurde parkeernormen
In deze 'Parkeernormen 2017' is ook een uitzonderingsregel opgenomen. De parkeervraag is gebaseerd op het gemiddeld benodigde aantal parkeerplaatsen per functie. Het kan echter zo zijn dat bijvoorbeeld door een combinatie van functies er in totaal minder parkeerplaatsen nodig zijn dan op basis van de berekende parkeervraag blijkt. Ook de mobiliteitskenmerken van de locatie en (potentiële) gebruikers en/of door de initiatiefnemer gebezigd mobiliteitsmanagement kan van invloed zijn op de parkeervraag. In voorkomend geval kan de gemeente met dergelijke factoren in de berekening van de parkeervraag rekening houden. De parkeernormen zelf kunnen worden gewijzigd en opnieuw worden vastgesteld vanwege voortschrijdend inzicht als gevolg van (bijvoorbeeld) veranderingen in de samenleving of het autobezit/-gebruik. Zo is de thans geldende normering (‘Parkeernormen 2017’) vastgesteld in juli 2017. Mochten deze wijzigen dan worden de gewijzigde normen automatisch van kracht.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Plangebied
3.1 Ligging Van Het Plangebied
Omgeving
Het plangebied is gelegen in het gebied ten westen van de Maas in de wijk Daalhof in Maastricht-West. Maastricht-West als stadsdeel kenmerkt zich door een duidelijke stedenbouwkundige structuur waarin de verschillende buurten in een waaiervorm tussen de radiale uitvalswegen Tongerseweg, Via Regia en Brusselseweg zijn gelegen. De woonbuurten hebben een suburbaan karakter met overwegend laagbouw en middelhoge bouw in een ruime uitleg met veel privé- en buurtgroen. Kenmerkend voor Maastricht-West is de duidelijke opbouw binnen de buurten, waarin het orthogonale stratenpatroon een belangrijke rol speelt.
De ontsluitingsstructuur tussen de buurten in Maastricht-West en naar de binnenstad en de groenstructuur geeft iedere buurt een eigen plek in het geheel. Terwijl in de oudere buurten voornamelijk sprake is van laagbouw en middelhoge bouw, die aansluit op de meer traditionele manier van bouwen uit de bouwhistorie, heeft in de wat jongere buurt Daalhof, ook meer experimentele bouw met echte hoogbouw plaatsgevonden, gelegen aan de rand van het stedelijk gebied.
De buurten in Maastricht-West zijn te typeren als echte woonbuurten. Het deel van deze buurt ten noordoosten van de Via Regia heeft vooral een woonfunctie. Het deel ten zuidwesten van deze weg is in opzet multifunctioneler. De omgeving van het Annadalterrein kan gezien worden als het stadsdeelcentrum van Maastricht-West.
Veel buurten zijn opgezet als aparte parochie en kennen derhalve (oorspronkelijk) een eigen kerk. De woonstraten van de buurten zijn min of meer gegroepeerd rondom een buurtwinkelcentrum of een buurtwinkelcentrum-steunpunt waar ook de meeste horecafuncties zijn gelegen. In de meeste buurten zijn naast de kerk voorzieningen als een basisschool en een buurtcentrum aanwezig.
Het plangebied is bevindt zich tussen verschillende woonwijken en overige structuren. In de noordoostelijke hoek van het plangebied bevindt zich een woonwagenkamp. Momenteel is dit woonwagenkamp gescheiden van de begraafplaats door middel van verschillende groene velden en een fietsroute.
Ten westen van het plangebied bevindt zich tevens het Cellnex Datacentrum, dit is een service-accommodatie toren en een herkenningspunt van de wijk Daalhof.
Afbeelding 3.1: omgeving begraafplaats (bron: Google Earth)
Het plangebied
Het plangebied zelf omvat de algemene begraafplaats aan de Tongerseweg nr. 292, groenvoorzieningen, agrarische velden en een fietspad.
Afbeelding 3.2: huidige terreininrichting algemene begraafplaats (bron: gemeente Maastricht)
De begraafplaats kent een grote variatie aan tijdsbeelden, welke allemaal gevat worden binnen een strak rechtlijnig geordend stramien. Een deel van de begraafplaats, waaronder de omheining en enkele grafmonumenten, heeft de status van beschermd Rijksmonument. Daarnaast heeft de begraafplaats met meer dan duizend bomen ook een belangrijke lokale groenfunctie.
In de afgelopen twee eeuwen zijn op deze begraafplaats circa veertigduizend Maastrichtenaren begraven. Het is de laatste rustplaats voor Maastrichtenaren van diverse geloofsovertuigingen. De begraafplaats heeft hiermee een prominente plek in de geschiedenis van de stad. Naast een plek voor begraven is deze plek ook een locatie voor een ieder die in een rustige omgeving wil genieten van de natuur, geïnteresseerd is in de aanwezige flora en fauna, cultuurhistorische monumenten en funerale kunst.
Afbeelding 3.3: monumentale begraafplaats (bron: gemeente Maastricht)
Afbeelding 3.4: groene uitstraling van de begraafplaats (bron: gemeente Maastricht)
Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk worden de in het plangebied beoogde ontwikkelingen in hoofdlijnen toegelicht.
4.1 Algemeen
Situatie
In de afgelopen decennia en met name in de afgelopen jaren, is er een terugloop in het aantal lijkbezorgingen waarneembaar en is het negatief financiële resultaat op de begroting van de begraafplaats een terugkerend discussiepunt in de gemeenteraad. Voornaamste oorzaak is de forse terugloop van het aantal ter aardestellingen. Het merendeel (ruim 70%) van alle uitvaarten vindt tegenwoordig plaats via crematie en dat percentage blijft toenemen. Deze trend zet de exploitatie van de begraafplaats onder druk, ook omdat de omvang ervan veel te groot blijkt.
Ook het feit dat de begraafplaats een rijksmonumentale en dus beschermde status heeft, werkt kostenverhoging in de hand. Doordat de onderhoudskosten zo zwaar op de exploitatie drukken zijn veel grootschalige onderhoudstaken in de afgelopen jaren uitgesteld. Zo zijn grote delen van de paden en het bomenbestand aan vervanging toe. Verder uitblijven van investeringen zal leiden tot een teloorgang van de bijzondere ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast levert de gemeentelijke begraafplaats slechts een beperkt aantal producten, terwijl de wensen op de uitvaartmarkt steeds meer divers worden. De begraafplaats aan de Tongerseweg moet zich voorbereiden op een uitbreiding van het producten- en dienstenpakket om tegemoet te komen aan de wensen van de burgers. Bovendien moet er met de verwachte komst van een eerste crematorium in Maastricht voorkomen worden, dat behalve de verminderde inkomsten uit begrafenissen nu ook de as bijzettingen verder terug zullen lopen.
Doel is in ieder geval om vanuit de bestaande kwaliteiten in te zetten op een toekomstbestendige begraafplaats, waarvan de kostenbeheersing een belangrijk deel uitmaakt. Gestart werd met het (groen)onderhoud op de begraafplaats. Hiervoor is een nieuw groenbeheerplan opgesteld, waarbij alle beheerscategorieën op de begraafplaats zijn onderzocht. Door vervanging van versleten paden, meubilair en groenvoorzieningen en door omvorming naar meer extensief te beheren groen, kunnen de onderhoudskosten worden gereduceerd. Voorwaarde daarbij is dat de gemeente eerst investeert in het wegwerken van het achterstallig onderhoud en dat de tijdelijk hogere onderhoudskosten van de nieuwe aanleg in de begroting worden verdisconteerd.
Visie
Door de verandering van wensen en behoeften in de samenleving ten aanzien van de lijkbezorging, voldoet het huidig productaanbod op de begraafplaats Tongerseweg niet langer aan de eisen van deze tijden en vormt het een te smalle basis voor een duurzame exploitatie. Daarom is gezocht naar mogelijkheden om deze uit te bouwen tot een meer solide basis, waarmee de begraafplaats weer aan de toekomstige behoeften van de burgers voldoet en zo veel mogelijk kostendekkend wordt.
In de afgelopen decennia is er een trend waarneembaar waarbij begraafplaatsen zich ontwikkelen tot meer multifunctionele parken, waarin een diversiteit aan begraaffuncties is geïntegreerd, waarbij respectvol, waardig en stijlvol afscheid kan worden genomen van nabestaanden. Naast meer aandacht voor individuele rouwverwerking is daarbij ook ruimte voor culturele evenementen en kan het park fungeren als een gezamenlijke ontmoetingsplek. Op deze multifunctionele rouw – en gedenkparken is er naast het traditionele begraven, cremeren en herdenken ook plaats voor bezinning, natuurbeleving, cultuur en historie.
Vanuit de wettelijk plicht die een gemeentelijke begraafplaats heeft en vanuit het belang van de burgers van Maastricht, kan ook de begraafplaats aan de Tongerseweg op deze wijze een passend perspectief bieden. Een dergelijke doorontwikkeling wordt mede ondersteund door de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van de begraafplaats, zoals de grootte, de ligging in de stad en het monumentale karakter. Bovendien vergroot dit het aantal diensten waardoor het aanbod beter aansluit op de vraag en tegelijkertijd nieuwe doelgroepen worden aangetrokken. Dit zal leiden tot een intensiever gebruik van de begraafplaats en nieuwe inkomsten genereren. Als de begraafplaats deze transitie doormaakt, heeft dat immers een positief effect op de kosten/baten verhouding en krijgt het ook een sociale meerwaarde uit oogpunt van cultuurbeleving en bezinningstoerisme.
Om een omgeving te creëren die zowel ruimte biedt als plek voor individuele rouwverwerking als voor collectieve ontmoetingen, zijn er de nodige aanpassingen nodig. Deze aanpassingen hebben enerzijds als doel de diversiteit aan functies te vergroten en anderzijds de al aanwezige sterke kanten van de begraafplaats beter te benutten.
Om de exploitatie van de begraafplaats weer gezond te maken dienen primair de onderhoudskosten te worden verlaagd. Dit gebeurt door een omvorming van het groen en extensivering van het beheer, dat wordt bewerkstelligd door de traditionele begraafplaats te verkleinen en tegelijk een meer natuurlijk karakter te geven. De natuurbeleving en het duurzame karakter van de bedrijfsvoering sluiten beter aan op de veranderende vraag vanuit de samenleving/markt. Een en ander zal leiden tot meer vrijheid van inrichting, meer ruimte voor individuele wensen en meer aandacht voor collectieve gebruiksvormen van de begraafplaats.
Steeds meer mensen kiezen voor crematie vanwege de sterk toegenomen individuele mobiliteit van onze samenleving. En omdat men zijn nabestaanden niet langdurig wil opschepen met de kosten van onderhoud van een graf. Blijft over dat men daarna nog wel een bestemming voor de as moet vinden, aangezien maar 70% de as meeneemt naar huis.
De overeenkomst die het gemeentebestuur met exploitant Monuta aangaat, houdt in dat de as van het nieuwe crematorium in Maastricht niet op La Grande Suisse, maar op de algemene begraafplaats aan de Tongerseweg wordt bijgezet of wordt verstrooid. Naast het bestaande strooiveld, wordt op verzoek van Monuta in de nieuwe uitbreiding een ruimere, meer natuurlijke weide voor dit doel ingericht. Want het bijzetten van de urn in een graf of columbarium neemt af in populariteit.
Een tweede gewenste ontwikkeling is de aanleg van een zogenaamd herdenkingsbos. Een herdenkingsbos voorziet in de behoefte van eeuwige grafrust, zonder het bijkomend nadeel van langdurig onderhoud en is in dat opzicht dan ook een gewilde optie. De as die wordt verstrooid in het plantgat van de boom, symboliseert de terugkeer van de overledene in de kringloop van de natuur. In tegenstelling tot een anoniem en verlaten natuurgebied, biedt een herdenkingsbos aan de rand van de stad binnen de gewijde sfeer van een begraafplaats zo een waardevol alternatief. En de locatie is altijd terug te vinden aan de hand van de boom.
Nieuwe ontwikkelingen
Op basis van de bovengenoemde visie zal er een toekomstbestendige begraafplaats gerealiseerd worden aan de Tongerseweg, die zoveel mogelijk kostendekkend is. Uitgangspunt is de begraafplaats om te vormen in een multifunctioneel rouw- en gedenkpark, met de aanleg van een nieuw herdenkingsbos, nieuwe asbestemmingen, een uitbreiding voor Armeense- en Islamitische graven, extra ruimte voor beeldende kunst en de omvorming van het groen, in meer extensief te beheren (natuurlijk) groen.
Het park van ruim 12 hectaren oppervlakte krijgt hierdoor een meer natuurlijk karakter, met uitzondering van het monumentaal gedeelte. De nieuwe voorzieningen vergen een relatief lage investering, versterken het algemeen karakter van de begraafplaats en verhogen de cultuurhistorische waarde.
Voor de herontwikkeling gelden de volgende randvoorwaarden:
- het wegwerken van het achterstallig onderhoud aan de paden- en groenstructuur;
- het omvormen en vervangen van groenvoorzieningen om de onderhoudskosten te verminderen;
- het behouden van het monumentaal gedeelte;
- het uitbreiden van het areaal en tegelijk - deels - gefaseerd opheffen van het areaal voor reguliere graven;
- uitbreiden van as bestemmingen;
- opwaarderen kinderbegraafplaats;
- het versterken van het natuurlijk karakter door toevoeging van de functies 'natuurlijk' begraven en 'herdenkingsbos';
- het versterken van het openbaar karakter en de functie van wijkpark;
- het accommoderen van cultuurbeleving (evenementen, routes, kunst).
Ruimtelijke en functionele invulling
Al deze ontwikkelingen krijgen een ruimtelijke en functionele vertaling. Het plangebied en de ontwikkeling hiervan kan opgedeeld worden in 4 deelterreinen. Deze zijn als volgt getypeerd:
- 1. monumentaal deel;
- 2. traditioneel deel;
- 3. om te vormen deel;
- 4. nieuw in te richten deel.
Afbeelding 4.1: vlekkenplan algemene begraafplaats (bron: gemeente Maastricht)
Deellocatie 1 - monumentaal
Dit betreft het monumentale deel van de begraafplaats en blijft behouden. Dit is het deel van het plangebied met de grootste cultuurhistorische waarde. Dit terreingedeelte wordt opgeknapt, waaronder het Engelenveld en geschikt gemaakt voor nieuwe initiatieven.
Het Engelenveld betreft een afzonderlijk terreindeel ingericht voor (ongedoopte) kinderen. De te nemen maatregelen op dit terreingedeelte betreffen het opschonen van het terrein, aanbrengen van nieuwe beplantingen en kindvriendelijk meubilair.
Op dit terreingedeelte bevinden zich ook de zogenaamde familiegraven. In deze samengevoegde graven, die meestal als één geheel werden uitgegeven (bijv. in de vorm van een grafkelder), werden meerdere generaties overledenen van één familie begraven. Op dit moment is in onze maatschappij een ontwikkeling gaande, waarbij men gedurende het leven met vrienden die men zelf uitkiest, een sterkere band ontwikkelt dan met de eigen familie. Familiegraven worden minder uitgegeven dan vroeger, maar een zgn. vriendengraf doet landelijk opgeld en kan ook voor Maastricht van betekenis zijn. De voorwaarden voor dit type graf, zijn immers niet anders dan die van een familiegraf.
Kansen zijn ook aanwezig in de combinatie van functies en voorzieningen. Zo bestaat de behoefte aan bijvoorbeeld een urnengrafveld, waarbij meer vrijheid heerst om op ruimere kavels beeldende kunst aan te brengen. Of waarin (als sierurn) of waaronder (als grafmonument) asbussen kunnen worden bijgezet. Op deze manier worden de bestaande columbaria gecombineerd met de functie van funerale kunst, c.q. tot nieuwe vorm van lijkbezorging.
Tenslotte zal de gemeente historisch waardevolle graven opnieuw uitgeven aan nieuwe rechthebbenden. Zij krijgen het recht om daar zelf begraven te worden, of om asbussen bij te zetten onder voorwaarde dat de oorspronkelijke cultuurhistorische waarde gehandhaafd blijft. Op deze manier wordt gezorgd voor nieuwe inkomsten uit oude graven, waarmee tegelijk de gemeentelijke onderhoudsplicht en aansprakelijkheid van oudere graven wordt geborgd.
Deellocatie 2 - traditioneel
Het traditionele deel van de begraafplaats wordt intensief geruimd en hergebruikt/ingericht voor nieuwe geloofgemeenschappen uit de (ruime) omgeving zoals die van Armeniërs die in Midden- en Zuid Limburg wonen, maar op de begraafplaats vlakbij hun basiliek begraven willen worden. De inrichting van dit terreingedeelte zal aangepast worden in de zin dat er een nieuwe hagenstructuur wordt aangebracht, een Armeens kruis en een opstelplaats voor de kist.
Deellocatie 3 - om te vormen
In dit gedeelte worden de komende 10 tot 20 jaar grafvelden gesloten en ontstaat een meer natuurlijk park, dat in functie en beeld zal aansluiten bij het herdenkingsbos (zie hierna deellocatie 4). In dit gedeelte van de begraafplaats zal in de toekomst ook 'natuurlijk' begraven worden. Dat wil zeggen ruimer en in een extensief beheerde natuurlijke omgeving.
De gemeente Maastricht ziet kansen in het begraven op natuurlijke wijze als onderdeel van een multifunctioneel rouwpark. Het natuurbegraven (d.w.z. het begraven op natuurlijke wijze) zit in Nederland duidelijk in de lift. Oorspronkelijk komt het natuurbegraven uit Engeland, waar op de reguliere begraafplaatsen eeuwige grafrust is vastgelegd en het dus niet mogelijk is om graven te ruimen. Dat leidde tot verpaupering en slecht onderhoud van begraafplaatsen. Een alternatief werd gevonden in het natuurbegraven. Onderhoud is niet of slechts in zeer beperkte mate nodig en de natuur ontfermt zich over het lichaam. Begraven in de natuur wordt beschouwd als een groeimarkt. Niet alleen gemeenten, maar ook partijen als Staatsbosbeheer, beheerders van landgoederen en abdijen zien de potentie. Over het algemeen is natuurbegraven veel goedkoper dan traditioneel begraven. Er komen geen dure grafstenen aan te pas en het beheer van de begraafplaats is onderhoudsextensief. Op het graf mag hooguit een houten naamschijf worden gelegd dat na enkele jaren door de natuur zal zijn verteerd.
Beoogd is de natuurgraven uit te geven zonder grafrechten maar met een gebruik voor zeer lange termijn. De overledene weet dat zijn graf voor zeer lange tijd gehandhaafd zal blijven (bijvoorbeeld 100 jaar) en de gemeente heeft de zekerheid dat de termijn eindig is zonder dat aanspraak kan worden gedaan op verlenging naderhand. De gemeente schept daarmee de planologische flexibiliteit in een onvoorziene toekomst en biedt haar burgers tegelijkertijd de mogelijkheid begraven te worden in een exclusieve, extensieve, natuurlijk beheerde ruimte zonder nabestaanden financieel of middels opgedragen verplichtingen te belasten.
De ligging van Maastricht, gecombineerd met het ontbreken van echte natuurbegraafplaatsen in België en Duitsland, en de aangetoonde behoefte aan bijzondere (natuurlijke) asbestemmingen en het verder ontbreken van mogelijkheden voor werkelijke natuurbegraving op korte afstand, maakt de exploitatie van een natuurbegraafplaats aantrekkelijk voor (internationale) dienstverlening.
Het natuurlijk park zal in functie en beeld gaan aansluiten bij het te realiseren herdenkingsbos.
Deellocatie 4 - nieuw in te richten
Het terreindeel voor de nieuwe uitbreiding bestaat zal ruimte bieden aan functies zoals het verstrooien van as (deellocatie 4c op afbeelding 4.1 en 4.4) en de realisatie van een herdenkingsbos (deellocatie 4b op afbeelding 4.1 en 4.4) dat goed te combineren is met de nieuwe weide voor as verstrooiing. Tevens is in dit deel ook een uitbreiding van de het islamitisch grafveld voorzien (deellocatie 4a op afbeelding 4.1 en 4.4) . Het bestaande islamitisch grafveld is vol geraakt. Op basis van de ontwikkeling dat steeds meer Islamitische families ervoor kiezen om in Nederland begraven te worden, is het aannemelijk dat een stijgende lijn in deze behoefte zal ontstaan Met de uitbreiding kan het Islamitische grafveld de komende 30 jaar vooruit.
De functie van een herdenkingsbos voorziet in een behoefte binnen de (Eu)regio en kan een completer aanbod van dienstverlening mogelijk te maken. De anderhalve hectare aan de westkant van de algemene begraafplaats Maastricht, biedt ruimte aan zo'n 1.500 bomen, waarvan grote bomen (in parkverband) en kleine bomen (in bosverband), die met elkaar kunnen uitgroeien tot een bijzondere boomweide (of zelfs een arboretum) even gemêleerd als de Maastrichtse bevolking zelf.
Het herdenkingsbos is onderhoudsarm te noemen in vergelijking met de huidige, meer intensieve onderhoudsverplichtingen. Het herdenkingsbos ontstaat geleidelijk met het aanplanten van herdenkingsbomen na iedere asbestemming.
Het herdedinkingsbos zal zodanig worden vormgegeven dat er ook sprake is van een groene en landschappelijke inpassing van de bestaande woonwagenlocatie aan de Planetenhof (zie afbeelding 4.2).
Afbeelding 4.2: situatie inpassing aan de Planetenhof met boombeplanting (bron: gemeente Maastricht)
Op het nieuwe terreingedeelte midden in het herdenkingsbos, ter plaatse van de kleine rotonde, zal een zogenaamde Memorial Cube worden geplaatst, dat als ontmoetingsruimte zal gaan fungeren. De Memorial Cube is een innovatief grafmonument (3m x 3m x 3m) dat plaats gaat bieden aan ruim 3.700 urnen, dit alles op een oppervlakte van circa 15 m2. Het monument wordt voorzien van zonnecellen, een PLC en internet communicatie. Daarnaast wordt het monument uitgerust met meerdere sensoren en camera's. De urnen worden uitgerust met een chip die door een invoerlade van het grafmonument wordt herkend. De urn wordt na de invoer door een robot in een van de 256 buizen geplaatst. De buitenzijde van het monument kan naar eigen wens worden vorm gegeven. Het chassis van het monument wordt van staal, zodat de urnen veilig liggen opgeslagen. Van elke overledene die zich in het grafmonument bevindt kan een profiel worden opgemaakt (via www.mylife.world). Dit profiel kan onder andere worden voorzien van foto's en tekst. Nabestaanden en/of bezoekers van het monument kunnen onder andere via een QR-code deze profielen raadplegen met behulp van een mobiele telefoon. Op de begraafplaats Tongerseweg zijn momenteel al enkele graven uitgerust met een QR-code.
Aan de Planetenhof zullen nieuwe ingangen (derde entrees) voor voetgangers worden gecreëerd. Tevens zal het voetpad/fietspad dat op het terrein aanwezig is, in de toekomst in de avondperiode afgesloten worden (door de beheerder van het kerkhof). Hiervoor zal ter zijner tijd op basis van een verkeersbesluit een verkeersmaatregel genomen worden.
Afbeelding 4.3: situatie Planetenhof/Trichterbaan met nieuwe entree (bron: gemeente Maastricht)
Afbeelding 4.4: beoogde eindsituatie algemene begraafplaats aan de Tongerseweg (bron: gemeente Maastricht)
4.2 Cultuur
Maastricht ontplooit momenteel al diverse culturele activiteiten, zoals rondleidingen en fototentoonstellingen. Beoogd wordt deze culturele activiteiten naar de toekomst toe uit te breiden. Gedacht wordt aan tentoonstellingen, (educatieve) rondleidingen of open dagen. De bijzondere cultuurhistorische kwaliteit van de begraafplaats kan bovendien meer bezoekers aantrekken.
Zo kan het bijvoorbeeld onderdeel worden van de diverse culturele routes, die Maastricht al doorkruisen of ledenontmoetingsdagen van nationale uitvaart-/verzekeringsmaatschappijen faciliteren.
Tevens wordt gedacht aan het organiseren van evenementen als Lichtjesdag, voorstellingen, gedenkdagen of theatervoorstellingen. Voor de organisatie van deze evenementen is de gemeente aangewezen op de medewerking of sponsoring van andere partijen.
Daarnaast wordt gekeken naar mogelijkheden om structurele kunstuitingen zoals beeldende kunst een plek op de begraafplaats te geven. Het thema van deze exposities hoeft niet direct gelieerd te zijn aan de dood of uitvaart. Voorbeelden van deze -niet funerale- kunst zijn onder andere te vinden op begraafplaatsen in Delft en Amsterdam, maar er zijn ook legio voorbeelden elders op kleinere begraafplaatsen in het land.
Culturele evenementen zijn een kans om extra inkomsten te genereren. Naast inkomsten en de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit geeft het houden van culturele evenementen meer bekendheid aan en binding met mensen uit de regio, wat voordelen biedt in de zin van maatschappelijke betrokkenheid.
Het toestaan van culturele evenementen dient planologisch geborgd te worden in het bestemmingsplan.
4.3 Parkeren
Gezien de nieuwe optie om evenementen te laten plaatsvinden in het plangebied kan hierdoor de verkeersgeneratie toenemen. Om deze mogelijke toename op te vangen wordt het parkeren langs de Javastraat geoptimaliseerd. Er worden hier tevens extra invaliden parkeerplaatsen gerealiseerd met een bredere uitstapstrook.
Afbeelding 4.5: situatieschets beoogde parkeeroplossingen (bron: gemeente Maastricht)
Hoofdstuk 5 Milieuplanologische Aspecten
5.1 Water
Vanuit het Europese beleid vormen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Europees Milieu- en natuurbeleid de belangrijkste beleidsstukken. Op Rijksniveau zijn dit met name de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) en het Waterbeleid 21e eeuw: Anders omgaan met water (WB21).
De Vierde Nota Waterhuishouding beschrijft de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de waterhuishouding. Hoofddoelstelling van beleid is 'het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'. Voor de verschillende watersystemen is specifiek beleid ontwikkeld.
Naar aanleiding van de wateroverlast in het afgelopen decennium heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw een advies geschreven over de toekomstige inrichting van het watersysteem in Nederland, inclusief de relatie met de ruimtelijke inrichting. Op basis van de principes: 'anders omgaan met waterbeheer', 'ruimte voor water' en 'meervoudig ruimtegebruik' heeft de commissie een aantal aanbevelingen gedaan, waarvan de belangrijkste zijn:
- introductie van de trits 'vasthouden-bergen-(gedoseerd) afvoeren;
- watertoets;
- stroomgebiedsbenadering.
Provinciaal Waterplan 2016-2021
Vanuit het Provinciale beleid zijn provincie brede uitgangspunten ten aanzien van het Waterbeheer opgenomen en wordt ingegaan op de rol en taak van de regionale waterbeheerders. In de "Blauwe waarden" staat het behoud en herstel van een veerkrachtig watersysteem centraal. Daarbij komen onder andere de doelstellingen en ambities voor waterkwaliteit, retentie, waterbodemkwaliteit, beekherstel, verdrogingsbestrijding en erosiebestrijding aan bod.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en het Provinciaal Waterplan van de provincie Limburg zijn de relevante beleidsstukken op provinciaal niveau.
Op grond van Europese en nationale kaders en provinciale ambities heeft de provincie Limburg het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 opgesteld. Het is de opvolger van het Provinciaal Waterplan Limburg 2009-2015 en een uitwerking van het waterbeleid van het POL2014, noodzakelijk om aan de vereisten van de kaderrichtlijn Water en de Waterwet te voldoen. Samen met het Nationale Waterplan van het Rijk en het Waterbeheersplan Limburg van de beide Limburgse waterschappen vormt het een onderdeel van het Stroomgebiedbeheersplan Maas.
Het Provinciaal Waterplan Limburg (PWP) bevat de ambities, opgaven en op hoofdlijnen de maatregelen die de komende zes jaar worden uitgevoerd op gebied van de hoogwaterbescherming in de Maasvallei, de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort (mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationale Deltaprogramma), de inrichting van de beken en waterrijke natuurgebieden als ook de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit, de drinkwatervoorziening en het grondwaterbeheer (mede als opdracht vanuit de Kaderrichtlijn Water). De provincie wil hoogwaterbescherming met gebiedsontwikkeling combineren en daarbij de ruimtelijke kwaliteit versterken. De rol van de provincie ligt hierbij vooral op het vlak van de ruimtelijke ordening. Op basis van de Waterwet beoordeelt de provincie projectplannen voor dijkversterking en letten daarbij met name op ruimtelijke aspecten. Alleen bij een integrale regionale aanpak kan de hoogwateropgave een kans bieden voor een leefbare en duurzame Maasvallei. De unieke en bijzondere karakteristieken van de Limburgse Maasvallei zijn daarbij uitgangspunt. Meebewegen met de natuur van de rivier leidt daarbij tot het meest houdbare resultaat. Meekoppelkansen liggen onder andere bij de herstructurering en ontwikkeling in de grote steden, vervangingsinvesteringen van de grote infrastructurele werken, de lopende dijkverbeteringsplannen en in de combinatie van hoogwatermaatregelen met regionale ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor regionale cofinanciering gegenereerd kan worden.
Waterschap Limburg
Vanuit waterschap Limburg is het Waterbeheerplan 2016-2021 een belangrijk beleidsdocument voor het aspect water waarmee rekening gehouden dient te worden. In het kader van het beleid van zowel het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het Waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
- afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
- water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit);
- de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
- verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
- grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
- een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.
Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.
Waterplan Maastricht
In het Waterplan Maastricht is het beleid van alle waterbeheerders in de stad gebundeld tot een gezamenlijk streefbeeld. Het waterplan voegt met het neerleggen van een visie op de ruimtelijke waterstructuur een belangrijk element toe aan het bestaande waterbeleid van de waterpartners. Het streefbeeld inclusief de visie op de ruimtelijke waterstructuur vormt het toetsingskader voor uit te voeren maatregelen en projecten, waarbij de watertoets een belangrijk instrument is. Het streefbeeld is vertaald naar concrete maatregelen en een aparte ‘leidraad’ over hoe om te gaan met water in de majeure projecten: grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die op de middellange termijn aan de orde zijn in Maastricht. Oppervlaktewater en grondwater staan in het waterplan centraal. Riolering, afvalwaterbehandeling en watergebruik worden meegenomen voor zover er een relatie bestaat met het watersysteem van grond- en oppervlaktewater.
Het streefbeeld beschrijft de visie van de waterbeheerders op het water in Maastricht voor de middellange termijn. De beeldende beschrijvende visie is vertaald in meetbare doelstellingen, hetgeen een belangrijke basis is voor monitoring en evaluatie in de beleidscyclus. Meetbare doelstellingen zijn geformuleerd voor de thema’s ‘Waterkwantiteit en Veiligheid’ en ‘Waterkwaliteit en Ecologie’. De opdrachten die uit deze doelstellingen volgen zijn vertaald in een ruimtelijke waterstructuur voor de stad. Hierin zijn principes aangegeven over hoe met water om te gaan in de verschillende delen van de stad.
Voor Waterkwantiteit en Veiligheid geldt dat in normale omstandigheden het watersysteem, de functies en het grondgebruik zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Ook voor extreme omstandigheden is het watersysteem op orde. Voor alle onderdelen van het watersysteem zijn criteria gedefinieerd waarbij het watersysteem op orde is. Voor riolering is dit bijvoorbeeld dat water op straat maximaal eens per twee jaar mag optreden. Voor regionaal oppervlaktewater geldt dat het peil maximaal eens per 100 jaar boven maaiveld mag uitkomen. Centraal staat dat het watersysteem moet aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop en de trits vasthouden-bergenafvoeren. Dit betekent dat schoon hemelwater van verhardingen niet met het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie, maar wordt geïnfiltreerd of geborgen op lokaal niveau. Voor nieuwe bebouwing wordt gestreefd naar een volledig gescheiden rioolstelsel (en maximaal 20% verharding aangesloten op riolering). Voor bestaand stedelijk gebied is het doel om 20% van het bestaand verhard oppervlak op middellange termijn af te koppelen. De belangrijkste ruimte gerelateerde doelstellingen zijn:
- aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop voor het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
- zoveel mogelijk voldoen aan de watervraag van de functies;
- voor schoon oppervlaktewater is het saneren of verminderen van overstorten uit de riolering ook een belangrijk middel.
Afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering vereist een aanpassing van de ont- en afwateringsstructuur. Momenteel wordt het water immers ondergronds via buizen afgevoerd. In een waterstructuur, ingebed in de ruimtelijke structuur van de stad moet water worden vastgehouden (infiltreren), geborgen en uiteindelijk worden afgevoerd. Voor Maastricht-West zijn principes uitgewerkt voor de ruimtelijke waterstructuur. Allemaal gaan ze in beginsel uit van vasthouden- bergen-afvoeren. Voor het mogelijk maken van toekomstige afkoppelprojecten en voor het klimaatbestendig maken van de stad, streeft Maastricht naar het realiseren van een aaneengesloten regenwaterstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen hieraan worden getoetst.
Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.
Watertoets
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat bij ruimtelijke plannen zoals deze rekening gehouden dient te worden met de waterhuishouding. Middels het uitvoeren van een Watertoets worden alle relevante zaken met betrekking tot de waterhuishouding afgestemd en besproken met de waterbeheerder(s).
Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied wordt de waterhuishouding niet negatief beïnvloedt. De verharding in het plangebied zal niet noemenswaardig toenemen en de natuurlijke groene omgeving biedt voldoende ruimte om te infiltreren.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt derhalve géén belemmeringen voor de ontwikkeling.
5.2 Geluid
Bij vastleggen van ruimtelijke ontwikkelingen in een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt met name zijn grondslag in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Het aspect geluid kent voor geluidgevoelige bestemmingen en/of geluidgevoelige functies (zoals wonen) in combinatie met een bepaalde geluidbronnen een wettelijk kader dat in acht genomen dient te worden. Zo zijn in de Wgh voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Voor andere geluidsbronnen bestaan geen wettelijke kaders. Andere geluidsbronnen kunnen wel noodzaken tot een aanvullende beoordeling van het aspect geluid in het kader van een goede ‘ruimtelijke ordening’.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Het Maastrichtse geluidsbeleid is erop gericht om geluidsgevoelige binnenruimtes akoestisch gunstig in te delen vanaf een gevelbelasting van 53 dB Lden (incl. corr. 110g Wgh). Een hoger grenswaarde procedure dient opgestart te worden vanaf een gevelbelasting hoger dan 48 dB (voorkeurs- grenswaarde). Een nieuwe woonbestemming is niet toegestaan vanaf een gevelbelasting van 63 dB (maximale ontheffingswaarde). Een akoestisch onderzoek dient uitsluitsel te geven over de gevel- belasting. Akoestisch gunstig indelen is een voortvloeisel van het Natuur en Milieuplan 2030 en is beleidsmatig vastgelegd voor de bescherming van de burgers tegen geluidhinder, het zorgen voor afdoende leefkwaliteit en als kader voor het toetsen aan een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt een bestaande begraafplaats alsmede een uitbreiding van de begraafplaats mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) betreft deze ontwikkeling geen realisatie van geluidsgevoelige functie(s) en hoeft er derhalve géén akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd (art. 1.2 Besluit geluidhinder). Tevens betreft deze ontwikkeling geen bestemming met een geluidsuitstraling.
Wegverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen").
Railverkeerlawaai
Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zones van spoorwegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VII van de wet ("zones langs spoorwegen").
Industrielawaai
In het plangebied is de vestiging van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht uitgesloten. Tevens ligt het plangebied niet binnen de toetsingszone van een gezoneerd industrieterrein.
Luchtvaartlawaai
Als gevolg van de nabijheid van vliegveld Maastricht-Aiport gelden in delen van Maastricht geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied, waardoor een nadere beschouwing van deze geluidsbron niet aan de orde is.
Conclusie
Het aspect geluid behoeft geen nader onderzoek en levert geen belemmering op voor de ontwikkeling.
5.3 Luchtkwaliteit
Wet Milieubeheer en nationaal samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet Milieubeheer. De hoofdlijnen van de regeling zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm), ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wetgeving introduceerde een programmasystematiek voor maatregelen en projecten, hetgeen geconcretiseerd is in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit: het NSL. Daarnaast is de term 'niet in betekenende mate' besluiten geïntroduceerd, waarbij geen toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen nodig is, omdat deze projecten niet of zeer weinig bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project draagt in betekenende mate (IBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit wanneer de planbijdrage groter is dan 1,2 µg/m³. Projecten met een kleinere concentratietoename dragen ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
NIBM
In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen;
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10)
Toetsing
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geldt ter plaatse van het plangebied een gemiddelde concentratie van 15-20 ug/m3 voor stikstofdioxide en 18-20 ug/m3 voor fijn stof (PM10).
Afbeelding 5.1: concentratie stikstofdioxide (bron GCN)
Afbeelding 5.2: concentratie fijn stof (bron GCN)
De normen voor stikstofdioxide en fijn stof liggen op 40 en respectievelijk 40 ug/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is derhalve geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarde.
NIBM tool
De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is vanuit een worst-case benadering bepaald op 500 motorvoertuigen mvt/etmaal (2 uitvaarten met 20 voertuigen = 2 x 20 x 2 voertuigbewegingen). Uit de berekeningen (NIBM-tool) blijkt dat de bijdrage NO2 0,91µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,14 µg/m³. Daarmee is aangetoond dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate bij draagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. In figuur 5.5 is de berekening in de NIBM-tool weergegeven.
Figuur 5.3: bijdrage verkeer NIBM-tool
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan een goed leefklimaat voor wat betreft de luchtkwaliteit.
5.4 Bodem
Wet bodembescherming (Wbb)
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreiniging situaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden wat de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied is. Tevens dient, op basis van de Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht), bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een rapportage van een recent uitgevoerd verkennend bodemonderzoek toegevoegd te worden. Voor verkennend bodemonderzoek op een locatie wordt de norm NEN 5740 gehanteerd (onderzoeksstrategie voor verkennend bodem- onderzoek).
Bodemkwaliteit
De gemeente Maastricht beschikt over een Bodemkwaliteitskaart (vastgesteld - maart 2019). De bodemkwaliteitskaart (BKK) bedekt een groot gedeelte van het stedelijk grondgebied.
Het plangebied maakt volledig deel uit van het grootschalig diffuus verontreinigd stedelijk gebied van de gemeente Maastricht. De BKK is opgebouwd uit een aantal deelgebieden met elk een eigen karakteristiek in bodemkwaliteit. Het plangebied ligt in het deelgebied 'overig'. Dit deelgebied 'overig' ligt in het hoger gelegen deel van Maastricht waar de Maas geen invloed heeft gehad en waar evenmin grootschalige ophogingen hebben plaatsgevonden.
Wel heeft een opeenstapeling van menselijke activiteiten plaatsgevonden, waardoor in enige mate bodemverontreiniging kan worden verwacht. Dit gebied kenmerkt zich door een lichte tot matig verhoogd gehalte aan zink en een licht verhoogd gehalte aan de overige zware metalen, PAK en minerale olie.
Op basis van de gegevens van de bodemkwaliteitskaart wordt de bodemkwaliteit (bovengrond 0,0 - 0,5 m-mv) als klasse industrie beoordeeld. De ondergrond (> 0,5 m-mv) is schoner.
Toetsing
Het plangebied van de algemene begraafplaats omvat de huidige bestaande begraafplaats alsmede een nieuw in te richten areaal (uitbreiding).
De planontwikkeling op de algemene begraafplaats betreft ter plaatse van de oude begraafplaats een consolidatie van de functie (slechts opwaardering en beheer van huidige voorzieningen). Daarmee zijn er vanuit bodembeleid ten aanzien van de oude begraafplaats geen bodem eisen en milieu-hygiënische belemmering aanwezig. We dient bij toekomstige graafwerkzaamheden, met meer dan 25 m3 grondverzet, rekening gehouden te worden met een Wbb-procedure (inclusief benodigd bodemonderzoek ter bepaling van de omvang van de verontreiniging ter plaatse). Dit vanwege de verwachting, op basis van historische informatie, dat ter plaatse van de paden en aangrenzende stroken op de begraafplaats er sprake zal zijn van een sterke verontreiniging met zware metalen.
Ter plaatse van de beoogde areaal uitbreiding is de actuele bodemkwaliteit beschikbaar voor dit terreingedeelte. Op basis van historisch onderzoek en verkennend asbest onderzoek zijn ter plaatse geen sterke verontreinigingen aangetoond. Er is ten aanzien van de uitbreiding dan ook geen milieuhygiënische belemmering voor het toekomstig gebruik. Zie hiervoor bijlage Zie bijlage 3 bij de toelichting met de daarin opgenomen onderzoeksresultaten en bevindingen.
De bodem is derhalve in voldoende mate geschikt voor de beoogde planontwikkeling met inrichting van dit terreingedeelte (extra strooiveld, de realisatie van een herdenkingsbos en inrichting van een islamitisch grafveld).
Conclusie
Het aspect bodem behoeft geen nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan. Bij bouwactiviteiten, zal afhankelijk van de aard en omvang van de bouwactiviteit een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en overgelegd moeten worden.
5.5 Natuur En Flora En Fauna
Wet natuurbescherming (Wnb)
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura 2000-gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudings- doelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudings- doelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De wet natuurbescherming (Wnb) heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:
- vogels met een jaarrond beschermde nestplaats;
- overige inheemse broedvogels;
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn;
- nationaal beschermde soorten met algemene vrijstelling.
Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.
Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in stedelijk gebied op ruime afstand van natuurgebieden, zoals weergegeven op afbeelding 5.4.
Afbeelding 5.4: plangebied en natuurgebieden (bron: Rho viewer)
Het huidig grondgebruik van het terrein bestemd voor de uitbreiding van de begraafplaats is akkerland en openbaar groen, (gras met bomen). Door realisatie van de beoogde planontwikkeling zal dit veranderen in een omhaagde, bloemrijke hooiweide met verspreid staande bomen, die extensief wordt beheerd.
De aanwezige natuurwaarden van de akker en het grasveld worden door de planontwikkeling niet verstoord. Er zullen geen bestaande bomen worden gekapt. De uitbreiding garandeert het behoud van de aanwezige natuurwaarden. Bovendien zullen de natuurwaarden nog verder toenemen door het extensief beheer en grondgebruik voor de (zeer) lange termijn.
De huidige begraafplaats met een hoge cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarde, krijgt met de uitbreiding in de vorm van het herdenkingsbos, meer uitloop- en foerageer gebied voor de daar levende planten- en diersoorten.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 en tevens geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland. Gezien de afstand van deze gebieden en de aard en omvang van de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied kunnen directe effecten als areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand worden uitgesloten. Er zal, door de grote afstand tot stikstofgevoelige habitattypen, geen sprake zijn van meetbare toename in stikstofdepositie.
Als zodanig heeft de planontwikkeling geen negatieve invloed op de omliggende natuurgebieden Dousberg, Jekerdal en Pietersberg en verder.
Conclusie
De ontwikkeling heeft mede gelet op aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten/invloed op de omliggende natuurgebieden Dousberg, Jekerdal en Pietersberg en verder (gebiedsbescherming- (natuurwaarden).
Soortenbescherming
Er zullen geen bestaande bomen worden gekapt op de planlocatie. Als er werkzaamheden in de directe nabijheid van bomen met nestlocaties plaatsvinden, zal er een ecologisch werkprotocol worden gevolgd. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Natuurbeschermingswet is dan niet noodzakelijk. Voor kap- en herplantwerk dat geen betrekking heeft op bomen/struiken met vastgestelde nesten kan zonder gedragscode worden gewerkt.
De huidige begraafplaats krijgt met de uitbreiding in de vorm van het herdenkingsbos, meer uitloop- en foerageer gebied voor de daar levende planten- en diersoorten.
Conclusie
De ontwikkeling heeft mede gelet op aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op de soortenbescherming.
5.6 Milieuhinder
Milieuzonering
Milieuzonering is een ruimtelijk instrument voor het invullen en beheren van de ruimte, door het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding (voldoende afstand te behouden) tussen verschillende, vaak zich niet met elkaar verdragende, functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen milieuonderwerpen waaronder de aspecten geluid, gevaar, stof en geur indirect doorwerken in het bestemmingsplan. Zonering is vooral preventief van aard.
Op basis van milieuzonering wordt beoordeeld of bedrijven/inrichtingen (binnen het plangebied of daarbuiten) invloed hebben op het plangebied. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende functies (bedrijven/inrichtingen) en milieugevoelige functies (o.a. wonen). Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie verbonden aan bedrijven/inrichtingen, hoe groter de in acht te nemen afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Deze brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´ of een gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen dan andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
Staat van bedrijfactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen etcetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden. De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
Bij dit bestemmingsplan is geen Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen aangezien in het plangebied géén bedrijfsactiviteiten worden toegestaan.
Toetsing
Milieuzonering is toegepast om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing op milieuhygiënische aspecten.
In het plangebied zelf en in de omgeving van het plangebied zijn géén bedrijven/inrichtingen gelegen die een mogelijke beperking met zich mee kunnen brengen ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de voorgestane planontwikkeling. Bovendien is de planontwikkeling in het plangebied niet geluidgevoelig waardoor er sprake zou kunnen zijn van een aantasting van vergunde rechten van overige bedrijven in de directe omgeving.
Het plangebied ligt gelet op de omliggende functies in een 'rustig woongebied', waarbij de functie wonen overwegend aanwezig is. Vanuit de VNG-Reeks bedrijven en milieuzonering hebben begraafplaatsen een grootste in acht te nemen normafstand van 10 meter voor het aspect geluid ten opzichte van woningen. Het betreft dan met name geluid, veroorzaakt door de verkeersbewegingen van en naar de algemene begraafplaats, en niet zozeer vanuit de begraafplaats zelf. Dit parkeren vindt plaats op ruime afstand van de woonwagenlocatie, op de bestaande parkeerlocatie aan de Javastraat. Voor de overige aspecten (geur, stof en gevaar) geldt een in acht te nemen afstandsnorm van 0 meter.
De meeste woningen van derden bevinden zich op meer dan 10 meter afstand van het plangebied. Uitsluitend de woonwagens op de woonwagenlocatie aan de Planetenhof liggen op een kortere afstand dan 10 meter van de beoogde uitbreidingslocatie van de algemene begraafplaats (zie paragraaf 4.1). Dit terreingedeelte zal echter ingericht worden met een herdenkingsbos, met ruimte voor circa 1.500 bomen. Het herdenkingsbos zal bovendien zodanig worden vormgegeven dat er ook sprake is van een groene en landschappelijke inpassing van de bestaande woonwagenlocatie aan de Planetenhof (zie afbeelding 5.5). Het aspect geluid, voor zover er al sprake zou zijn van geluid op dit terreingedeelte, zal geen effect hebben op het bestaande woon- en leefklimaat op de woonwagenlocatie, gezien de feitelijke inrichting op dit terreingedeelte.
Afbeelding 5.5: situatie inpassing woonwagenlocatie aan de Planetenhof met boombeplanting (bron: gemeente Maastricht)
Ook het aspect hinder vanwege stof heeft geen effect op het woon- en leefklimaat op de woonwagenlocatie. Het activitetenbesluit voorziet namelijk in de voorwaarde dat de inrichtinghouder de crematie gelijkmatig dient te verspreiden, waarbij voorkomen moet worden dat door verwaaiing de as buiten het terrein of het strooiveld terecht kan komen. De omzooming met bomen rond het beoogde strooiveld zal tevens asverspreiding voorkomen. Hinder door crematieas buiten de inrichting is daarmee in voldoende mate ondervangen.
Conclusie
In het kader van onderhavige plan is geen nader specifiek onderzoek nodig ten aanzien van het aspect mileuhinder. Het aspect leefomgeving en bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoer- baarheid van de planontwikkeling.
Ook worden de aanwezige bedrijven in de omgeving van het projectgebied niet onevenredig in hun bedrijfsactiviteiten geschaad door de voorgestane planontwikkeling.
5.7 Externe Veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Toetsing
Figuur 5.6: uitsnede professionele risicokaart met plangebied blauw omlijnd (bron: www.risicokaart.nl)
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in en in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden (figuur 5.6). Er vindt buiten het plangebied wel transport van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, het water, de weg en door buisleidingen met een externe werking. Het invloedsgebied behorende bij deze risico- bronnen ligt echter buiten het plangebied, waardoor deze risicobronnen geen gevolgen hebben voor c.q. belemmerend werken voor de planontwikkeling.
Conclusie
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een risicobron of transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook géén belemmering voor de beoogde ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan.
5.8 Kabels En Leidingen
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
Toetsing
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aargasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé.
Conclusie
Planologische relevante kabels en leidingen vormen géén belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.9 Geur
Onder geurbelasting (of 'immissie') verstaan we de geurconcentratie die tijdens een bepaalde tijd op een geurgevoelig object zoals een woning of locatie 'terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Vanwege de geurbelasting op een gebied kan het woon- en verblijfklimaat daar als onvoldoende worden beschouwd. Geuruitstoot van bedrijven kan dus gevolgen hebben voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling op de projectlocatie (uitbreiding van bestaande begraafplaats en deels herinrichting van bestaande begraafplaats) betreft geen geurgevoelige bestemming. De begraafplaats produceert tevens geen industriële- en agrarische geuruitstoot.
Conclusie
Het aspect geur vormt géén belemmering voor de beoogde ontwikkelingen in onderhavig bestemmingsplan en levert geen hinder op naar de omgeving. Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.10 Trillingen
Hinder of zelfs schade door trillingen kan ontstaan door verkeer over de weg of het spoor (bijvoorbeeld van vrachtwagens of trein) en machines bij voornamelijk industrie (stansen, draaiende motoren, etc.).
De planontwikkeling op de planlocatie maakt geen trillingsbron mogelijk en de begraafplaats betreft geen trillingsgevoelig object/functie.
Het nieuw in te richten deel van de begraafplaats wordt ingevuld met een herdenkingsbos, een strooiweide en een Islamitisch begraafplaats. Vanuit deze functionele verruiming zijn geen trillingen te verwachten (géén trillingsbron) en de begraafplaats betreft tevens géén trillingsgevoelig object/functie. Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.11 Licht
De lichthinder die kunstmatige verlichting veroorzaakt hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Dit kan verschillende soorten negatieve effecten veroorzaken:
- hinder voor de mens;
- hinder langs wegen;
- verstoring van de natuur;
- horizonvervuiling.
De lichthinder die kunstmatige verlichting veroorzaakt hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Over effectafstanden van kunstmatige verlichting is nog weinig bekend. Deze afstanden zijn afhankelijk van verschillende aspecten:
- de kenmerken van de verlichting (zoals verlichtingsintensiteit, de golflengtes ofwel spectrale samenstelling van het licht, de vorm van de armatuur, et cetera);
- de situatie waarin de verlichting plaatsvindt (de transparantie van het landschap).
De begraafplaats betreft geen lichtgevoelig object. De begraafplaats zelf is onverlicht en heeft geen lichtuitstraling naar buiten toe. Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.12 Archeologie En Cultuurhistorie
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is vervolgens door vertaald in Nederlandse wet- en regelgeving.
In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988, alsmede tot een aanvulling op, of wijziging van, bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 van kracht werd. Sinds de inwerkingtreding van deze wet is de gemeente verantwoordelijk voor het archeologiebeleid en heeft de provincie zich hiervan teruggetrokken.
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een raamwerk gegeven dat regelt hoe Rijk, provincies en gemeenten om moeten gaan met het aspect archeologie in ruimtelijke plannen. De uitgangspunten van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn als volgt:
- de archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem te worden bewaard;
- er dient vroeg in het proces van de ruimtelijke ordening al rekening te worden gehouden met het aspect archeologie.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en vervangt 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. De belangrijkste verandering voor archeologen is de vervanging van de opgravingsvergunning door een wettelijk geregelde certificering. Dit moet garanderen dat archeologisch onderzoek en opgravingen volgens professionele kwaliteitsnormen worden uitgevoerd.
Een aantal onderdelen van de Monumentenwet 1988 gaat in 2022 over naar de Omgevingswet. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Voor archeologie gaat het onder meer om:
- het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
- de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie;
- de mogelijkheid van de Minister van OCW om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering van de werkzaamheden of die stil te leggen;
- de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.
Bestemmingsplan
De gemeente Maastricht werkt met het Maastrichts Planologisch Erfgoedsysteem.
De dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed' ligt op gebieden met een bijzondere, cultuurhistorisch waardevolle identiteit waaraan voorwaarden en richtlijnen zijn gekoppeld. Eén van de voorwaarden hierbij is dat nieuwe ontwikkelingen geënt dienen te zijn op de cultuurhistorische uitgangspunten. Op deze manier is cultuurhistorie een van de onderdelen in de belangenafweging bij toekomstige ontwikkelingen. Doordat dit instrument reeds in een vroeg stadium wordt gehanteerd kan het tevens dienen als inspiratiebron voor ontwerpers en ontwikkelaars.
In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een
vergunningstelsel.
Archeologiebeleid Maastricht
Op basis van de huidige wetgeving is in artikel 41a van de Monumentenwet bepaalt dat de artikelen 39, 40 en 41, eerste lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m². Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits goed onderbouwd.
Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor het bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk.
Het uitgangspunt is dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische waarden niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden die volgens de in beleidsnota “Springlevend Verleden. Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2007-2012” daarvoor in aanmerking komen, een nader onderzoek gedaan worden naar archeologische waarden. Als het niet mogelijk is de archeologische waarden te behouden en het bodemarchief verstoord zal worden, moet de initiatiefnemer de kosten voor zijn rekening nemen die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen veilig te stellen alsmede de resultaten uit te werken en in een eindrapportage te presenteren.
De gemeente beschikt over een vastgestelde beleidsnota. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de gemeentelijke archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan. Op de archeologische beleidskaart van de Gemeente Maastricht zijn grenzen met betrekking tot diepte van de ingreep en omvang van het plangebied gekoppeld aan gebieden, die bij bepaalde waarden vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek, mits ze verder dan 50 meter van bekende archeologische vindplaatsen gelegen zijn.
Op basis van het gemeentelijk archeologisch beleid is Maastricht in drie zones ingedeeld:
- zone a betreft de binnenstad binnen de eerste stadsmuur alsmede alle bekende archeologische vindplaatsen en historische relicten met een 50 meter bufferzone (zone binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats of historisch relict);
- zone b heeft betrekking op de historische dorpskernen;
- zone c zijn de overige gebieden.
Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Al naar gelang de diepte van de bodemingreep en de oppervlakte van het projectgebied geldt in deze zones een onderzoeksplicht.
Beleid cultuurhistorie Maastricht
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt.
Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden en op
het erfgoed onder de grond (archeologie). Daarnaast zijn een aantal onderdelen beschermd als dominant en kenmerkend bouwwerk en waardevol cultuurhistorisch element.
Naast het feit dat een deel van de begraafplaats de status als rijksmonument heeft is binnen het Maastrichts Erfgoedsysteem de begraafplaats aangemerkt als cultuurhistorisch attentiegebied en cultuurhistorisch waardevol groenelement. Daarnaast zijn een aantal onderdelen beschermd als dominant en kenmerkend bouwwerk en waardevol cultuurhistorisch element.
Het cultuurhistorisch attentiegebied is bedoeld om de samenhang van de cultuurhistorische waarden van de begraafplaats te beschermen. De begraafplaats met ommuring, met poortgebouw en toegangspoorten heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Het waardevol groenelement is opgenomen omdat de groenstructuur onlosmakelijk onderdeel is van de cultuurhistorische waarden.
5.12.1 Archeologie
Toetsing
Onderhavig plangebied is gelegen in de archeologische zones a, b en c en valt daarmee onder de archeologische beleidsregel van de gemeente Maastricht. Uitgangspunt van deze beleidsregel is het behoud van het rijke bodemarchief van Maastricht ter plekke (behoud in situ).
Het plangebied is gelegen in de zeer directe nabijheid van bekende Romeinse graven bij de Romeinse weg (Via Belgica) ten noorden van de locatie. Ten westen en zuidwesten is een nederzettingsterrein uit de IJzertijd bekend.
Volgens de archeologische beleidskaart geldt voor het plangebied een hoge verwachtingswaarde. Er wordt geadviseerd de toestand van het bodemarchief vast te stellen door middel van een inventariserend archeologisch onderzoek, verkennende fase (verkennend booronderzoek, IVO-O).
Het Plan van Aanpak voor dit onderzoek is opgesteld door de archeologen van de gemeente Maastricht (namens bevoegd gezag, in deze burgemeester en wethouders van Maastricht). Het onderzoek is uitgevoerd door de firma ArcheoPro uit Eijsden en integraal als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.
Resultaten onderzoek
Het onderzoek heeft de navolgende conclusies en aanbevelingen opgeleverd:
- Het plangebied ligt op een deel van het vlakke plateauterras van Caberg ten westen van de Maas en de Jeker. De afstand tot het Jekerdal bedraagt circa duizend meter. De bodem bestaat uit primaire (eolische) lössleem waarin zich een radebrikgrond heeft ontwikkeld. Het plangebied ligt historisch gezien in een oud akkergebied ten noordoosten van de historische kern van Wolder. Sinds de 20ste eeuw ligt het plangebied binnen de uitbreidingen van Maastrichtse wijken en pal nabij de begraafplaats aan de Tongersestraat.
- Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische nederzettingsresten en grafvelden daterend vanaf het neolithicum tot en met de Romeinse tijd. Voor de middeleeuwen en nieuwe tijd is de verwachting hoog enkel met betrekking tot off site resten.
- De oppervlaktekartering binnen het westelijke deelgebied heeft geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd.
- Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de verwachte leembrikgrond binnen het gehele plangebied ontbreekt. Er is overal sprake van een AC-profiel (vaaggrond) met plaatselijke diepe postmiddeleeuwse verstoringen. Een verklaring hiervoor is vooralsnog niet voorhanden, mede omdat bodemerosie vanwege de ligging op een relatief vlakke plateaurest niet of nauwelijks zal hebben plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de in eerste instantie op steen gestuite boring 2. Binnen het oostelijke deelgebied is de bodem opgehoogd met puinhoudende leemgrond.
Conclusie
Het bestemmingsplan omvat twee deelgebieden, te weten de bestaande begraafplaats (omvang tot 2020) en het uitbreidingsgebied.
Omdat voor het deelaspect archeologie binnen de bestaande begraafplaats geen relevante wijziging van gebruik plaats vindt is dit deel niet onderzocht. Derhalve blijven de bestaande archeologische zones binnen dit deel gehandhaafd.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan de archeologische verwachting ter hoogte van het uitbreidingsgebied worden bijgesteld naar laag. Dienovereenkomstig is geadviseerd géén vervolgonderzoek meer uit te voeren.
In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister dan wel de gemeente Maastricht conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11.
5.12.2 Cultuurhistorie
Toetsing
Het plangebied kent verschillende niveaus van cultuurhistorische waarden die in het bestemmingsplan zijn beschermd als cultuurhistorisch attentiegebied, cultuurhistorisch waardevol groenelement en een aantal onderdelen als waardevol cultuurhistorisch element, en kenmerkend en dominant bouwwerk. Deels heeft het de status van rijksmonument. Het is een van de oudste begraafplaatsen van Nederland met een bijzonder en uniek karakter. Uitgangspunt is om bij toekomstige ontwikkelingen zowel de structuur als ook de fysieke elementen te behouden en versterken door het herkenbaar houden van de ruimtelijke
kenmerken.
De planontwikkeling is getoetst aan de waarden van het rijksmonument, cultuurhistorisch attentie- gebied en cultuurhistorisch waardevol groenelement en een aantal onderdelen als waardevol cultuurhistorisch element, en kenmerkend en dominant bouwwerk. Hiervoor zijn de redengevende omschrijvingen van het Rijksmonumentenregister en de beschrijvingen van het vigerende bestemmingsplan van toepassing. Hierin wordt tevens verwezen naar het “Handboek voor beheer&onderhoud& Cultuurhistorische analyse met waardenstelling en advies”, van het Monumentenhuis Limburg, Roermond Februari 2002 dat het inhoudelijk toetsingskader vormt.
In het verlengde hiervan is de 'verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Tongerseweg voor de gemeente Maastricht 2008” vastgesteld met de daarbij behorende lijst van graven die van historische betekenis of kwaliteit zijn.
Afbeelding 5.4: cultuurhistorische waardenkaart (bron: gemeente Maastricht)
De uitbreiding van de begraafplaats zal ingepast worden in dit cultuurhistorisch bijzondere gebied. De uitgangspunten liggen voornamelijk op het toekomstbestendig maken van de begraafplaats. Bij de uitbreiding is rekening gehouden met de volgende aspecten:
- behouden en versterken van het huidige karakter;
- zoveel mogelijk behouden van de huidige structuur;
- versterken natuurwaarden, het planten van meer bomen;
- behouden en versterken van de verblijfsfunctie van de begraafplaats;
- beter aansluiten op de omgeving.
Afbeelding 5.6: kapel (rijksmonument) op de begraafplaats aan de Tongerseweg
In het kader van onderhavig bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden om het cultureel erfgoed van de Algemene Begraafplaats Maastricht, goed gemotiveerd en gedocumenteerd, planologisch te beschermen. De resulaten van de inventarisatie (Inventarisatie Bestemmingsplan Algemene Begraafplaats Maastricht - juni 2020) zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij de planregels en als zodanig ook verwerkt in de planregels.
Conclusie
Het plangebied bestaat uit een cultuurhistorisch zeer waardevol gebied met verschillende cultuurhistorische waardevolle elementen en gebouwen, met een hoogwaardige groenstructuur die onderdeel is van de monumentale karakteristiek. De ontwikkeling is echter van dien aard dat het goed binnen deze karakteristiek ingepast kan worden. De geplande ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve invloed op eventuele cultuurhistorische waarden.
5.13 Verkeer En Parkeren
5.13.1 Verkeer
De planlocatie is aan de oostzijde begrensd door de Javastraat, aan de westzijde door een woonwijk met de Neptunushof, aan de noordzijde door de Planetenhof en aan de zuidzijde door de Tongerseweg (N278).
Afbeelding 5.7: verkeerssituatie ter plaatse van de algemene begraafplaats (bron: Rho viewer)
De Javastraat en de Plantenhof zijn gebiedsontsluitingwegen voor het gemotoriseerde verkeer. Aan deze wegen zijn bushaltes gesitueerd ter hoogte van de algemene begraafplaats, waardoor de begraafplaats voor openbare vervoer (bus) bereikbaar is.
Afbeelding 5.8: hoofdentree van de begraafplaats aan de Tongerseweg (bron: google earth)
Dwars door het plangebied loopt een langzaamverkeersverbinding (fietspad Trichterbaan) dat bij de herontwikkeling van de algemene begraafplaats fysiek aangepast zal worden. Deze verbinding zal tijdens de openingstijden van de begraafpaats zowel voor voetgangers als fietsers toegankelijk blijven. De Trichterbaan haakt in het noorden aan op de Planetenhof en in het westen aan op de Neptunushof.
Afbeelding 5.9: hoofdentree van de begraafplaats aan de Tongerseweg (bron: google earth)
De entrees voor de begraafplaats zijn gesitueerd aan de Tongerseweg (hoofdingang), aan de Javastraat en toekomstig ook aan de Planetenhof (twee nieuwe ingangen - derde entrees voor voetgangers).
Conclusie
Het plangebied is optimaal ontsloten voor het gemotoriseerde verkeer, het fietsverkeer en op korte afstand gesitueerd van openbare busverbindingen.
5.13.2 Parkeren
De parkeervoorzieningen behorende bij de algemene begraafplaats aan de Tongerseweg zijn gesitueerd buiten het plangebied in de openbare ruimte. De zones waar geparkeerd mag worden in de openbare ruimte, worden aangeduid door de detaillering (bestratingspatroon, subtiele markering in de bestrating), in combinatie met enkele inkepingen in de weg.
Afbeelding 5.6: openbare parkeerplaatsen aan de Javastraat (bron: google earth)
De bestaande parkeervoorzieningen zijn toereikend voor de huidige parkeerbehoefte. Ten behoeve van de toekomstige situatie zal het parkeren aan de Javastraat geoptimaliseerd worden om ongewenste parkeerdruk in de omgeving te voorkomen.
Hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn voor bepaalde functies, is vastgelegd in algemene normen. Bij nieuwbouw en bij herstructurering van bestaande functies dient getoetst te worden aan het vigerend parkeerbeleid van de gemeente Maastricht. Het betreft de 'Parkeernormen Maastricht 2017', zoals laatstelijk gewijzigd d.d. 11 juli 2017, met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkings- mogelijkheden.
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd en vervallen per 1 juli 2018 van rechtswege de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. De stedenbouwkundige bepalingen dienen, indien men deze nog als toetsingskader wil handhaven, te worden opgenomen in een bestemmingsplan of beheersverordening. Om toch te kunnen toetsen binnen de gemeente Maastricht is er een facetbestemmingsplan en een facetbeheersverordening opgesteld en vastgesteld (2018-05-29) waarin het aspect parkeren is opgenomen. Na inwerkingtreding van deze plannen gelden voor het gehele grondgebied van de gemeente Maastricht dezelfde parkeernormen.
De opgenomen planregeling ten aanzien van parkeren in het facetbestemmingsplan 'Parkeren' is in onderhavig plan direct vertaald in de planregels (zie hiervoor artikel Artikel 11 van de regels).
Conclusie
Het aspect parkeren vormt géén belemmering voor de voorgestane ontwikkeling in onderhavig plangebied.
5.14 Duurzaamheid
Maastricht wenst een veilige, duurzame en vitale stad te zijn met een aantrekkelijk leef-, werk- en verblijfsklimaat voor bewoners, bedrijven en bezoekers.
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de gemeente zijn vastgelegd in diverse beleidsnota's en in diverse collegebesluiten. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Maastricht zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het voornemen om in 2030 een klimaat neutrale stad te zijn door het voortvarend toepassen van technologische innovatie. De gemeente zet gezamenlijk met partners in stad en regio stappen op het gebied van duurzaamheid ten aanzien van mobiliteit, energie en stadsontwikkeling.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt bijvoorbeeld onder meer gestreefd naar een optimale duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Dit uit zicht bij de (her)inrichting van onderhavig plangebied in maximale energiezuinigheid (de beoogde Memorial Cube wordt gerealiseerd met zonnecellen), het gebruik van duurzame materialen bij bouwen, klimaat adaptieve maatregelen en de integratie van groen in het plangebied. Ook zullen maatregelen getroffen worden om onnodig energieverbruik te voorkomen, zoals het stimuleren van onder meer duurzame mobiliteit.
Conclusie
Het plangebied wordt (her)ingericht op basis van een duurzame planontwikkeling met aandacht voor een duurzame leefomgevingskwaliteit.
5.15 Evenementen
Evenementen zijn belangrijk in het kader van de leefbaarheid in een stad. Ze bieden toneel voor sociale en culturele ontmoetingen tussen bewoners en bezoekers en dragen bij aan het gemeenschapsgevoel. De gemeente Maastricht juicht het organiseren van evenementen dan ook erg toe.
In het evenementenbeleid van de gemeente Maastricht staat het sturen op de bijdrage van het evenement aan het imago en het beleid van de stad en de relatie met leefbaarheid centraal.
Daarnaast dient een evenement functioneel toelaatbaar te zijn binnen ruimtelijke plannen. Voor iedere evenementenlocatie geldt bovendien een maximale dagenbelasting.
Om sturing in de uitvoering van het evenementenbeleid te kunnen geven is een afzonderlijke evenementenverordening van toepassing, als basis voor het verlenen of weigeren van een vergunning. Deze verordening is specifiek toegespitst op de sturing op evenementen.
In de evenementenverordening is op basis van het huidige gebruik, de bestemming en de ligging van de verschillende locaties waar evenementen kunnen plaatsvinden een onderscheid gemaakt in twee deellocaties:
- Gebied binnen de singels en daarmee gelijk te stellen (deellocatie A)
Deze deellocatie omvat het gebied binnen de singels van het centrum van de gemeente Maastricht alsmede de door het college van burgemeester en wethouders nader aan te wijzen locaties buiten de singels. Dit gebied vervult een spilfunctie ten aanzien van de in de gemeente Maastricht georganiseerde evenementen. Voor dit gebied geldt vanwege de druk op de openbare ruimte en/of de compactheid van het centrum een jaarlijks vast te stellen jaarprogramma evenementen. Met dit jaarprogramma evenementen kan meer grip worden gehouden op het aantal en de spreiding van evenementen.
- Gebied buiten de singels (deellocatie B)
Dit gebied is gelegen buiten de singels van de stad Maastricht (met uitzondering van de locaties zoals aangewezen door het college van burgemeester en wethouders).
De achtergrond van de opsplitsing is dat de beide gebieden anders worden benaderd voor wat betreft het toestaan van evenementen. Daarbij is van belang dat evenementen binnen de singels, gelet op de ligging en druk op de binnenstad, ook een andere invloed hebben op hun omgeving en om die reden ook aan meer regels (in vergelijking met de evenementen buiten de singels van de stad Maastricht) zijn gebonden.
Het belangrijkste onderscheid tussen de van toepassing zijnde regels voor deellocatie A en deellocatie B is dat voor wat betreft deellocatie A een extra toets bestaat, te weten de toets van het jaarprogrammaevenementen. Voor een evenement binnen deellocatie A geldt dat het evenement op het jaarprogramma dient te zijn geplaatst. Eerst nadat het aangevraagde evenement middels een tijdig verzoek daartoe op het jaarprogramma is geplaatst, kan –indien voorts aan de overige voorwaarden is voldaan en geen weigeringsgrond van toepassing is– door de burgemeester een vergunning worden verleend.
De evenementenverordening geldt niet voor evenementen die plaatsvinden in een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarin het krachtens vergunning of melding is toegestaan evenementen te houden en het maximale aantal bezoekers dat gelijktijdig tijdens het evenement aanwezig is minder dan 500 bedraagt.
Toetsing
Al geruime tijd worden evenementen ruimtelijk relevant geacht en vaste jurisprudentie is dat evenementen expliciet in een bestemmingsplan moeten worden toegestaan. Hierbij geldt dat kenbaar moet zijn welk type evenementen op het terrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit en het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag.
De in een bestemmingsplan toegelaten functies verzetten zich niet tegen kortdurende en incidentele evenementen. Daarvoor hoeft in een bestemmingsplan geen aparte evenementenregeling te worden opgenomen. In alle gevallen waarin geen sprake is van een kortdurende en incidentele activiteiten moel ofwel het evenement in een bestemmingsplan zijn toegelaten, ofwel moet een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan ex art. 4 onderdeel 11, bijlage Il Bor zijn verleend.
Bij het opstellen van de planologische regeling is bewust gekeken naar de maximale planologische ruimte die geboden zou kunnen worden. Hierbij is in het achterhoofd gehouden dat er een aanvullende werking uitgaat van het evenementenbeleid, waaraan getoetst moet worden bij het verlenen van een evenementenvergunning en waarin zaken als openbare orde, veiligheid, geluidsbelasting en samenloop van evenementen uitvoerig worden geregeld. Dit beleid wordt periodiek herzien naar aanleiding van gewijzigde inzichten over het thema.
De beoogde evenementen die plaatsvinden op dit terrein mogen qua aard en omvang niet voor (geluids)overlast zorgen. Dit betekent dat versterkt geluid niet is toegestaan. Tevens zal het aantal evenementen beperkt zijn binnen het plangebied. Beoogd wordt enkele keren per jaar (ten hoogste 10 x) op de begraafplaats bijeenkomsten te organiseren. Daarbij wordt gedacht aan de jaarlijkse dodenherdenking, Lichtjesdag op 1 en 2 november, een culturele bijeenkomst met levende muziek, (Musica Sacra), rondleidingen door de VVV met een gids, of een jaarlijkse bijeenkomst voor de leden van een (landelijke) begrafenisondernemer. Meestal gaat het hierbij om enkele tientallen aanwezigen, het maximale aantal deelnemers zal de 250 zelden of niet overschrijden.
Daarnaast wordt ervoor gekozen om geen differentiatie aan te brengen in eindtijden met betrekking tot evenementen in het plangebied als het gaat om specifieke dagen in de week. Voor alle dagen geldt een eindtijd van 22.00 uur.
Met inachtneming van bovenomschreven voorwaarden zijn voldoende waarborgen ingebouwd ten aanzien van de aanvaarbaarheid van de beoogde evenementen binnen het plangebied.
Daarnaast zijn er natuurlijk evenementen denkbaar die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan als ze niet gepaard gaan met grootschalige aanvullende activiteiten. Er is beoogd slechts voor evenementen die passend zijn voor het imago de planlocatie een regeling te treffen in dit bestemmingsplan.
Planregeling
De definities van evenementen zijn toegespitst op evenementen die passend zijn voor het plangebied. Evenement: "Een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt o.a. verstaan: herdenkings- plechtigheden, kunsttentoonstellingen, waken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.
"Gebiedseigen evenement: "een georganiseerde activiteit, welke passend is qua aard, omvang en uitstraling bij het karakter van een bepaald gebied".
Deze definities zijn ruim en bieden mogelijkheden voor diverse soorten evenementen. Gelet op de ruime definitie en het aantal activiteiten dat hieronder valt is gekozen voor een maximaal aantal van 5 evenementen per jaar. De meeste van de genoemde evenementen zullen slechts één of twee dagen (inclusief op- en/of afbouwtijd) in beslag nemen. Als eindtijd voor de evenementen geldt voor alle dagen 22.00 uur.
De begraafplaats beschikt momenteel over eigen parkeervoorzieningen die uitgebreid worden, waardoor bezoekers afdoende opgevangen kunnen worden.
Voor het laten plaatsvinden van een evenement geldt, dat deze moet worden aangemeld bij de gemeente voor zover het een kleinschalig evenement betreft. Voor grotere evenementen moet meestal een vergunning aangevraagd worden.
Opgemerkt kan worden dat de gemeente Maastricht bezig is met het opstellen van een integrale herziening van het evenementenbeleid dat zijn vertaling gaat krijgen in het toekomstige Omgevingsplan.
Conclusie
De planlocatie is geschikt voor het toestaan van gebiedseigen evenementen. Er is een planologische regeling voor het toestaan van deze evenementen binnen het plangebied opgenomen.
Hoofdstuk 6 Planopzet / Juridische Aspecten
6.1 Juridische Planopzet
6.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, en door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, zoals deze per 1 oktober 2012 in werking is getreden. De verbeelding dient in samenhang met de planregels te worden gelezen.
In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, provincies en het rijk. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP2012 zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (hierna IMRO2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (hierna STRI2012) normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
Conform Wro en Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting in digitale geautoriseerde bronbestanden vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Daarnaast kent de Wro een papieren versie van (hetzelfde) bestemmingsplan. Indien de inhoud van digitale stukken tot een andere uitleg leidt dan de stukken op papier, dan is de digitale inhoud beslissend. Het bestemmingsplan is daarmee een digitaal juridisch authentiek document. De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd.
De SVBP2012 geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. De standaard heeft geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. Er worden geen normen gesteld omtrent de vormgeving en inrichting van de analoge weergave van het bestemmingsplan. De SVBP2012 heeft ook geen betrekking op de totstandkoming van de inhoud van een
Bestemmingsplan. Dit is de verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag.
De structuur van bestemmingsplannen dient conform artikel 3.1.7 van het Bro te voldoen aan de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP2012). Dit houdt in dat de verschijningsvorm van een bestemmingsplan en een aantal begrippen zijn gestandaardiseerd. Daarnaast wordt, aanvullend op de landelijke standaarden, waar mogelijk gebruik gemaakt van het Handboek Ruimtelijke Plannen van de gemeente Maastricht.
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee juridische onderdelen:
- een verbeelding (een digitaal GML-bestand met een specifiek nummer)
- regels; deze regels zijn in de SVBP2012 zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en slotbepaling).
De verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. Op de verbeelding zijn de volgende zaken aangegeven:
- de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden;
- de grens van het plangebied;
- de aanduidingen.
6.1.2 Toelichting
Een bestemmingsplan gaat voorts vergezeld van een toelichting, waarin een onderbouwing is opgenomen van de gemaakte .beleidskeuzen inzake het bestemmingsplan.
Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. De relevante bestemmingsplaninformatie heeft betrekking op de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen met bijbehorende regels in het bestemmingsplan. Voor zowel bestemmingen als aanduidingen geldt, dat deze zonder interactie zichtbaar moeten zijn in de digitale verbeelding. Uit interactie met de digitale verbeelding blijkt dan de inhoud van de bestemming en/of aanduiding.
De toelichting betreft een niet-juridisch bindend deel uit van het bestemmingsplan.
6.1.3 Verbeelding
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie wordt getoond: de combinatie van (plan)kaart en regels met de toelichting.
Op de verbeelding zijn, met bijbehorende verklaringen, de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. De verklaringen leggen een verbinding tussen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en de regels. De verbeelding is opgebouwd volgens de landelijke richtlijn SVBP2012 en is getekend op schaal 1:1500.
Afbeelding 6.1: verbeelding behorende bij het bestemmingsplan 'Algemene begraafplaats'
6.1.4 Regels
De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. De groepering van de planregels, de naamgeving van een aantal planregels en zelf de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- bestemmingsomschrijving
- bouwregels
- nadere eisen
- afwijken van de bouwregels
- specifieke gebruiksregels
- afwijken van de gebruiksregels
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- wijzigingsbevoegdheid
Bestemmingsregels hoeven niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals hoogtes en oppervlakten.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering en afmetingen van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie (woon- en leefklimaat), de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en de gebruiks- mogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis.
Burgemeester en wethouders kunnen tevens nadere eisen stellen aan het aantal, de situering en de omvang van de parkeervoorzieningen:
- ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van een verantwoorde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; ;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid; ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van ontheffingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd doordat mogelijkheden worden geboden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze afwijkingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afwijking wordt verleend, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor de specifieke bestemming. Indien afwijkingsbevoegdheden een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In de Wet ruimtelijke ordening is het verboden gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies nog concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik of toegelaten gebruik. Het gebruiksverbod is na inwerkintreding van de Wabo, in de Wabo geregeld. Het is dus niet noodzakelijk om dit door middel van het bestemmingsplan te regelen.
Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een afwijking van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van gebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijking geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Hierna worden de diverse regels verder toegelicht.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Exploitatie
Artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In vervolg op artikel 6.12 lid 1 Wro wordt in artikel 6.12 lid 2 Wro bepaald dat de gemeenteraad geen exploitatieplan vaststelt als het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.
Voor dit bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De gemeente Maastricht is eigenaar van de begraafplaats Tongerseweg nr. 292 en exploiteert deze als openbare instelling.
De exploitatie voor de begraafplaats omvat respectievelijk het wegwerken van achterstallig onderhoud, het omvormen ten gunste van lagere onderhoudskosten en een uitbreiding van het productenaanbod. Het park van ruim 12 hectaren oppervlakte krijgt hierdoor een meer natuurlijk karakter, met uitzondering van het monumentaal gedeelte. De nieuwe producten vergen een relatief lage investering, versterken het algemeen karakter van de begraafplaats en verhogen de cultuurhistorische waarde.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat de kaders waarbinnen de gewenste (plan-)ontwikkeling in het plangebied kan plaatsvinden. De gemeente kan binnen de stedenbouwkundige en planologische randvoorwaarden haar (bouw)plan en een bijbehorende exploitatieopzetten uitwerken, waarbij het exploitatierisico geheel bij de gemeente ligt. De realisatie- en beheerskosten van de uit te werken inrichtings- en bouwplannen zijn voor rekening van de gemeente.
Conclusie
De kosten voor de ontwikkeling van het planvoornemen komen ten laste van gemeente als eigenaar van de gronden. De gemeente heeft hiervoor geld beschikbaar gesteld. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.
Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk, omdat geen sprake is van een aangewezen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de gronden in eigendom zijn van de gemeente.
7.2 Planschade
Om de economische uitvoerbaarheid te waarborgen, dient inzicht te worden verkregen of in onderhavige situatie sprake is van planschade. Eventuele tegemoetkomingen in de planschade die uit het bestemmingsplan voortvloeien, zijn voor rekening van de gemeente.
Hoofdstuk 8 Handhavingsparagraaf
Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen.
Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden.
In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.
In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van Burgemeester en Wethouders geen bouwvergunning verlenen.
Gebruiksregels worden opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.
De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en vervolgens dient de gemeente er zorg voor te dragen dat anderen deze regels naleven.
Hoofdstuk 9 Communicatieparagraaf
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures tot en met de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wet geregeld. Aangegeven is dat in eerste instantie tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig, overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens het ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
9.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Gelet op het feit dat er geen provinciale belangen dan wel belangen van het rijk aan de orde zijn heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden. Met het Waterschap Limburg is door middel van e-mail gecorrespondeerd en is ingestemd met de planontwikkeling.
9.1.2 Inspraak
Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Maastricht is het voorontwerp bestemmingsplan niet ter inzage gelegd.
De gemeenteraad is met twee raadsinformatiebrieven op 4 oktober 2016 en 21 maart 2017 geïnformeerd over het procesverloop. Tevens zijn belanghebbenden en uitvaartondernemers betrokken geweest bij de voorbereiding van dit proces.
Met een bewonersbrief van 12 april 2018 heeft de gemeente de bewoners van de Tongerseweg, de wijken Belfort, Daalhof en Biesland uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst over de plannen om de algemene begraafplaats aan de Tongerseweg op te knappen en uit te breiden.
Er heeft informatie uitwisseling plaatsgevonden met de omwonenden op 28 november 2018 tijdens een informatiebijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst in het kader van de omgevingsdialoog is een toelichting gegeven op de aard en het doel alsmede de voorgestane inrichting van de ontwikkeling binnen het plangebied. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Naar aanleiding hiervan zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen die tot een aanpassing van de voorgenomen nieuwe inrichting van de algemene begraafplaats hebben gezorgd. Sindsdien zijn er geen inhoudelijke wijzigingen meer geweest.
Met de naastliggende woonwagenbewoners zal er tevens een separaat overleg plaatsvinden.
9.1.3 Besluitvorming m.e.r.-beoordeling
Het college van burgemeester en wethouders heeft voorafgaande aan de wettelijke procedure met betrekking tot het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan een besluit genomen ten aanzien van een mogelijke m.e.r.-beoordeling van het plan. Dit besluit is als bijlage 1 bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit dit besluit volgt dat het college van burgemeester en wethouders op basis van een aanmeldnotitie heeft besloten dat er voor de planontwikkeling geen milieueffectrapport te worden opgesteld
De gemeenteraad van Maastricht neemt het besluit over doordat dit als bijlage gekoppeld is aan dit bestemmingsplan. Zie bijlage 1 bij de toelichting.
9.1.4 Procedure bestemmingsplan
De wettelijke procedure start met de kennisgeving ex artikel 1.3.1 van het Bro. De wettelijke procedure start met het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan. De procedure ziet er als volgt uit:
- Openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken indien zienswijzen zijn ingediend;
- Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep voor belanghebbenden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Verder is er een landelijke voorziening (ruimtelijkeplannen.nl) waar in elektronische vorm de ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur van gemeenten, provincies en Rijk, voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan met alle bijbehorende stukken heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegenvanaf 24 april 2020 tot en met 4 juni 2020 en kon geraadpleegd worden:
- analoog in het Stadkantoor van Maastricht, Mosae Forum 10 te Maastricht (op afspraak);
- langs electronische weg via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl met het volgende identificatienummer NL.IMRO.0935.bpAlgbegraafplaats-ow01.
Gedurende deze ter inzage termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
Vast te stellen bestemmingsplan
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) alsmede de toelichting is ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd aangeboden ter vaststelling door de gemeenteraad en op 27 oktober 2020 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen hebben met name betrekking op de verdere vertaling van het thema cultureel erfgoed in het nieuwe bestemmingsplan.
De volgende aanpassingen zijn ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd:
Verbeelding:
- 1. De begrenzing van het rijksmonument is aangepast.
- 2. De bebouwing bij de entree aan de Javastraat krijgt de 'specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk' [sba – kb]: kenmerkend bouwwerk, met dien verstande dat uitsluitend het exterieur, wordt beschermd.
- 3. Het 'Lijkenschouwershuisje' nabij de hoofdentree aan de Tongerseweg krijgt de 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk' [sba – db]: dominant bouwwerk, met dien verstande dat zowel het interieur als het exterieur van het ter plaatse aanwezige bouwwerk wordt beschermd.
- 4. De muur rondom het vak AA krijgt de 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element' [sba – ce].
- 5. De functieaanduiding voor de 'specifieke vorm van waarde – cultuurhistorisch attentiegebied [swr – ce] is gewijzigd in [sba – ca].
- 6. De contour van het cultuurhistorisch attentiegebied is aangepast en wordt identiek aan de contour van het conform waardevol groenelement.
Planregels:
- 7. Het wijzigen van de planregels van artikel 4 'Waarde - Maastrichts Erfgoed', waardoor deze planregels aansluiten aan de meest recente vastgestelde planregels “Waarde – Maastrichts Erfgoed” die gelden in de gemeente Maastricht. Concreet betekent dit dat het huidige artikel 4 wordt opgesplitst in een nieuw artikel 4 'Waarde - Maastrichts erfgoed - Archeologie' en een nieuw artikel 5 'Waarde - Maastrichts Erfgoed - Cultuurhistorie'.
- 8. De aan de in punt 7 opgenomen “Waarden” gelieerde relevante begripsbepalingen in artikel 1 zijn waar nodig aangepast.
- 9. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen planregels artikelen 5 tot en met 12 worden vernummerd tot de artikelen 6 tot en met 13.
- 10. Het verwijderen van bijlage 1 'Cultuurhistorisch attentiegebied' en bijlage 2 'Waardevol groenelement' behorende bij de regels en vervangen door een nieuwe bijlage 1 'InventarisatieBestemmingsplan Algemene Begraafplaats Maastricht' met daarin opgenomen beschrijvingen van diverse gemeentelijke monumenten in het plangebied.
- 11. Als gevolg van het opnemen van de gemeentelijk parkeernormen is artikel 11 (voorheen artikel 10) aangepast.
- 12. Het toevoegen van een nieuwe bijlage 2, zijnde de thans geldende 'Parkeernomen Maastricht2017'.
Plantoelichting:
- 13. Enkele tekstuele aanpassingen zijn doorgevoerd in de paragrafen 1.3, 5.12, 5.12 onder kopje Beleid cultuurhistorie Maastricht, 5.12.1 onder kopje Conclusie, 5.12.2. onder kopje Cultuurhistorie en 5.15 onder kopje Toetsing.
- 14. De afbeelding 6.1 zoals opgenomen in paragraaf 6.1.3 is gewijzigd indachtig de aangepaste verbeelding.
- 15. Toegevoegd is bijlage 3 bij de plantoelichting, te weten het bodemonderzoek van Aelmans 'Historisch vooronderzoek en verkennend asbestonderzoek Uitbreiding begraafplaats aan de Tongerseweg te Maastricht, d.d. 11 juli 2019, rapportnummer E198271.006/FPA'.
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met alle bijbehorende stukken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegd en kan geraadpleegd worden:
- analoog in het Stadkantoor van Maastricht, Mosae Forum 10 te Maastricht (op afspraak);
- langs electronische weg via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl met het volgende identificatienummer NL.IMRO.0935.bpAlgbegraafplaats-vg01.
Via de gemeentelijke website www.maastricht.nl is tevens een link naar de landelijke website www.ruimtelijkeplanen.nl beschikbaar.
Bijlage 1 Inventarisatie Bestemmingsplan Algemene Begraafplaats Maastricht
Bijlage 1 Inventarisatie Bestemmingsplan Algemene Begraafplaats Maastricht
Bijlage 2 Parkeernomen Maastricht 2017
Bijlage 2 Parkeernomen Maastricht 2017
Bijlage 1 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek