Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg
Bestemmingsplan - Gemeente Maastricht
Vastgesteld op 27-09-2011 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan
het bestemmingsplan Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg van de gemeente Maastricht.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0935.bpSMCKobbesweg-vg01 met de bijbehorende regels.
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van het bedrijf, met inbegrip van het niet voor het publiek toegankelijke deel van het bedrijf, waaronder begrepen wordt de personeelruimtes, kantoren, berging en dergelijke.
coffeeshop
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
ecologische verbindingszone
stroken groen, die verschillende vaak verspreid liggende landschappen met elkaar verbinden, zodat de leefgebieden van de diersoorten en planten weer verbonden worden en meer ruimtelijke en ecologische samenhang ontstaat, hetgeen bijdraagt aan de totstandhouding van soorten.
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
horeca (droge)
een horecabedrijf, met als hoofdactiviteit het tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie verstrekken en waar geen alcoholische drank wordt geschonken.
maaiveld
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
netto vloeroppervlakte
de totale verkoop- en verblijfsruimte, dat wil zeggen het voor het publiek toegankelijke gedeelte van (het bruto oppervlak van) een bedrijf, inclusief de niet rokersruimte, toiletten en neutrale zones.
nutsvoorziening
infrastructurele voorzieningen, zoals ten behoeve van de gas-, water-, elektriciteitsvoorziening en voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat
peil
de hoogte vanaf de afgewerkte vloer van de begane grond.
seks- en/of pornobedrijf
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen.
smartshop
een gebouw of een deel van een gebouw voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
verbeelding
de (analoge en digitale) weergave van alle te verbeelden ruimtelijke informatie, waarop ten minste het plangebied en de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
bebouwde oppervlakte van een bouwvlak
de oppervlakte van alle op het bouwvlak gelegen bouwwerken tezamen.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ecologische verbindingszone;
- c. bermen en beplantingen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca (droge);
- b. coffeeshops;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. interne ontsluitingswegen;
- g. een parkeerwachtershuisje;
- h. toiletvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de instandhouding en bescherming van de binnen de bestemming 'Groen' gelegen ecologische verbindingszone;
- f. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. De horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegelaten binnen het aangeduide bouwvlak.
- b. De coffeeshopvoorzieningen zijn uitsluitend toegelaten binnen het aangeduide bouwvlak.
- c. Het netto vloeroppervlak ter plaatse van het aangeduide bouwvlak mag niet meer bedragen dan 860 m².
- d. Het bruto vloeroppervlak ter plaatse van het aangeduide bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1505 m².
- e. Het aantal coffeeshops mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal coffeeshops' is aangegeven.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik, wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- b. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een smartshop;
- c. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun
oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, alsmede het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens,
welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot;
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
- d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen om:
- a. De bestemmingsgrenzen te herzien ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, mits:
- 1. Zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken.
- 2. Dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
- 3. De overschrijdingen niet meer dan 3 m bedragen.
- 4. Het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
- b. Eén en ander met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige landschapselementen;
- 3. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 4. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- 5. de verkeersveiligheid mag niet in gedrang komen;
- 6. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- 7. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- a. Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
- c. In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de bouwvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging.
- d. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
- e. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
9.2 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De gemeente Maastricht wil een deel van de bestaande coffeeshops die nu gelegen zijn in het centrum, verplaatsen naar andere locaties. Deze nieuwe locaties, Coffeecorners genoemd, zijn gelegen aan de rand van de (binnen)stad, nabij de invalswegen en op afstand van woongebieden en met name bedoeld voor bezoekers van buiten Maastricht. De locaties worden zo ingericht (ontsluiting, parkeren, toegang, andere beheersmaatregelen) dat de drugsgerelateerde overlast voorkomen zal worden c.q. tot een acceptabel niveau wordt beperkt.
Ten behoeve van de uitvoering van dit zogenaamde spreidingsbeleid coffeeshops heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenteraad van Maastricht de opdracht gekregen een drietal locaties voor de realisering ervan uit te werken.
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is o.a. inzicht in milieueffecten noodzakelijk. Om dit zo zorgvuldig als mogelijk te doen is gekozen voor een vrijwillige m.e.r.-procedure (zie ook paragraaf 1.2.1 Een vrijwillige m.e.r.-procedure). Deze m.e.r.-procedure heeft tot doel de effecten van het initiatief op het milieu voor de verschillende beschikbare alternatieven af te wegen. Dit resulteert in een Milieu Effecten Rapportage (MER).
Inmiddels zijn de richtlijnen voor de MER vastgesteld (22 september 2009) en het MER zelf door de gemeenteraad van Maastrichtaanvaard (25 januari 2011). Tevens is in deze raadsvergadering bepaald dat voor de verdere ontwikkeling van het spreidingsplan coffeeshops zal worden gekozen voor locatie Köbbesweg, locatie Brusselseweg en locatie Beatrixhaven.
De volgende stap in deze RO-procedure is het wijzigen van de bestemmingsplannen ter plaatse van de locaties. Immers de vigerende bestemmingsplannen laten de vestiging van de Coffeecorners niet toe. Om die reden is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan op te stellen. De gemeente Maastricht heeft ervoor gekozen om voor elke locatie een apart bestemmingsplan in procedure te brengen. Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een planologisch juridische regeling voor de Coffeecorner aan de Köbbesweg.
MER Spreiding coffeeshops Maastricht Ten behoeve van de uitvoering van het spreidingsbeleid coffeeshops en hiermee de realisatie van de Coffeecorners is een vrijwillige m.e.r.-procedure gestart (zie paragraaf 1.2.1 Een vrijwillige m.e.r.-procedure voor een nadere toelichting). In de raadsvergadering van 25 januari 2011 is het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport" aanvaard door de gemeenteraad van Maastricht. Dit MER is gekoppeld aan de nieuwe bestemmingsplannen voor de Coffeecorners en vervult daarmee ook een functie bij de ruimtelijke onderbouwing van die bestemmingsplannen. Voor het MER wordt verwezen naar naar het document "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142. In bijlage 1 Effecten Coffeecorner Köbbesweg (bron: MER) van dit bestemmingsplan is een overzicht opgenomen met de relevante milieueffecten op de locatie Köbbesweg (afkomstige uit bijlage 1 van het MER). De samenvatting van het MER is opgenomen in Bijlage 10 MER samenvatting. In Bijlage 11 MER Spreiding coffeeshops Maastricht incl bijlagen is het volledige MER opgenomen. |
Raadsbesluiten De gemeenteraad Maastricht heeft inmiddels de volgende raadsbesluiten in het kader van spreiding coffeeshops Maastricht genomen: 20 december 2005: Nota nieuw coffeeshopbeleid 17 april 2007: Operatie Coffeecorner fase II 26 juni 2007: Operatie Coffeecorner fase III 18 november 2008: Operatie Coffeecorner 22 september 2009: Vaststelling MER Richtlijnen 25 januari 2011: Aanvaarden MER Spreiding coffeeshops Maastricht |
1 Wetenschapswinkel, Universiteit van Maastricht, “De economische effecten van coffeeshops voor Maastricht”, februari 2001
2 OWP Research / Intraval, “Nulmeting overlast en bezoek Coffeeshops Maastricht”, oktober 2008
1.2 Milieueffectrapportage
1.2.1 Een vrijwillige m.e.r.-procedure
Op grond van het (gewijzigde) Besluit Milieueffectrapportage 1994 geldt voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een recreatieve of toeristische voorziening een m.e.r.-plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een technische capaciteit voor de uitbreiding van 500.000 bezoekers (of meer) per jaar. Bij 250.000 bezoekers of meer per jaar is er sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Hoewel de gemeente de coffeeshops niet definieert als een recreatieve of toeristische activiteit, heeft de gemeente besloten voorzichtigheidshalve de mogelijke milieueffecten van coffeeshopactiviteiten gelijk te stellen aan mogelijke milieueffecten van recreatiebedrijven.
Gelet op de verwachte bezoekersaantallen (OWP Research / Intraval, oktober 2008) heeft de gemeente eind 2008 een onderzoek in het kader van de procedure voor een m.e.r.-beoordeling opgestart voor de locaties aan de Köbbesweg, de François de Veijestraat en de Brusselseweg. Op basis van de voorlopige resultaten van dat onderzoek is de verwachting dat er geen sprake is van belangrijke nadelige effecten op het milieu: de omvang en het bereik van de milieugevolgen zijn beperkt en er is geen sprake van kwetsbare locaties. Wel zal voor een aantal milieuthema's bestaand onderzoek moeten worden geactualiseerd.
Desondanks heeft de gemeente tussentijds besloten de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) vrijwillig op te starten. Dit omdat de raming van de bezoekersaantallen is gebaseerd op een onderzoek onder de bezoekers van de bestaande coffeeshops in 2008. Indien er rekening wordt gehouden met een zekere groei van het aantal bezoekers, als totaal of van het aandeel bezoekers dat de coffeeshops bezoekt die in de Coffeecorners zijn gevestigd, is het niet uit te sluiten dat de drempelwaarde van 500.000 bezoekers gedurende de reguliere planhorizon van een bestemmingsplan (10 jaar) wordt overschreden.
Voortbordurend op het besluit om voorzichtigheidshalve de mogelijke milieueffecten van coffeeshopactiviteiten gelijk te stellen aan mogelijke milieueffecten van recreatiebedrijven heeft de gemeente, gezien de onzekerheidsmarge in de ramingen van de bezoekersaantallen, besloten een Milieueffectrapport (MER) op te stellen, waarin wordt ingegaan op de milieugevolgen van de realisatie van deze Coffeecorners, ook bij een groter aantal bezoekers dan nu wordt ingeschat.
MER en wetgeving Per 1 juli 2010 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Hierbij is de milieueffectrapportages (m.e.r.) gemoderniseerd. Voor projecten waarbij de richtlijnen voor het MER voor 1 juli 2010 zijn vastgesteld geldt de oude procedure. De gemeenteraad heeft als bevoegd gezag in september 2009 de richtlijnen voor dit MER vastgesteld. Hiermee valt dit project onder de oude procedure. |
1.2.2 Betrokken partijen
Initiatiefnemers
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de startnotitie en het milieueffectrapport. In deze m.e.r.-procedure is het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht de initiatiefnemer voor de m.e.r.-procedure.
Bevoegd gezag
Het MER bevat informatie die ondersteunt bij de keuze voor een m.e.r.-plichtige activiteit. De m.e.r.-plichtige activiteit is in dit geval de verplaatsing van 7 coffeeshops naar de Coffeecornerlocaties. Hieraan zijn wijzigingen van bestemmingsplannen conform de Wet op de Ruimtelijke Ordening gekoppeld. De Gemeenteraad van Maastricht neemt deze besluiten en vormt daarmee het bevoegde gezag.
De gemeenteraad heeft als bevoegd gezag in september 2009 de richtlijnen voor dit MER vastgesteld. In haar vergadering van 22 december 2009 heeft het college van B&W de concept MER vrijgegeven voor inspraak (extra ten opzichte van de wettelijke verplichte inspraak). Na de vorming van een nieuw college (raadsverkiezingen maart 2010) heeft het college in mei 2010 de Nota van Reacties n.a.v. de ingediende zienswijzen vastgesteld.
Commissie voor de m.e.r.
De Commissie voor de m.e.r. (Cmer) is een onafhankelijk orgaan. Per m.e.r.-procedure stelt de commissie uit haar leden een werkgroep samen van twee tot zes deskundigen. Deze adviseert het bevoegde gezag. Eerst over de richtlijnen voor de inhoud van het MER en daarna over de volledigheid, juistheid en kwaliteit van het MER.
1.2.3 Startnotitie en richtlijnen MER
De startnotitie is de eerste stap in de m.e.r.-procedure. De startnotitie biedt aan het Bevoegd Gezag, de bevolking, de Commissie voor de milieueffectrapportage en de wettelijke adviseurs op hoofdlijnen informatie over de voorgenomen activiteiten.
De lezer krijgt informatie over aanleiding en doel van het initiatief, de m.e.r.-procedure en de onderwerpen die in het MER onderzocht zullen worden. Met behulp van de startnotitie zijn de richtlijnen opgesteld voor de inhoud van het milieueffectrapport (MER).
Op 18 maart 2009 is met de bekendmaking van de startnotitie in de "Maaspost" de m.e.r.-procedure van start gegaan. De startnotitie heeft ten behoeve van de inspraak gedurende zes weken ter inzage gelegen.
Mede op basis van de inspraakreacties op de startnotitie heeft de Commissie voor de Milieueffectrapportage adviesrichtlijnen voor de inhoud van het MER uitgebracht op 18 mei 2009 aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag voor deze procedure is de gemeenteraad van Maastricht. Het bevoegd gezag heeft de richtlijnen voor de inhoud van het MER vastgesteld op 22 september 2009. Het MER is mede aan de hand van deze richtlijnen opgesteld.
1.2.4 MER en aanvaarding
Na inspraak en advies zal de Commissie voor de Milieueffectrapportage het MER toetsen aan de Richtlijnen, op juistheid en volledigheid van informatie en de wettelijke regels voor de inhoud van een MER. Het bevoegd gezag gebruikt dit toetsingsadvies bij de besluitvorming over de vergunning Wet milieubeheer.
Het MER is een hulpmiddel voor de besluitvorming over de spreiding van de coffeecorners in de gemeente Maastricht. Het MER heeft tot doel om het milieubelang een volwaardige rol te laten spelen bij de belangenafweging. De m.e.r.-procedure en met name de rol van de Commissie voor de Milieueffectrapportage geeft alle belanghebbenden de garantie dat de besluitvorming een toetsbare weg doorloopt, waarbij inspraak en advies wezenlijke elementen zijn.
Het MER is aanvaard in de de raadsvergadering van 25 januari 2011.
Tevens is in deze raadsvergadering bepaald dat voor de verdere ontwikkeling van het spreidingsplan coffeeshops zal worden gekozen voor locatie Köbbesweg, locatie Brusselseweg en locatie Beatrixhaven.
1.3 Gefaseerde Invoering Spreidingsplan
Welke gevolgen heeft gefaseerde invoering van het spreidingsplan? Anders gezegd: wat betekent het later realiseren van de locatie Brusselseweg en Beatrixhaven voor de te verwachten bezoekersaantallen op de Köbbesweg?
De bepaling van de aantallen te verwachten bezoekers heeft plaatsgevonden op basis van tellingen en enquêtes onder bezoekers van coffeeshops. De tellingen tonen aan dat er 3,9 miljoen bezoeken per jaar zijn. Gemiddeld worden door bezoekers 1,9 coffeeshops bezocht. Het aantal bezoekers komt dan uit op 2,1 miljoen per jaar.
In de enquêtes is onder andere gevraagd:
- herkomst van bezoekers;
- via welke invalsweg men is komen;
- of men straks een coffeecorner zal bezoeken; en
- welke coffeecorner men straks gaat bezoeken.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie F. de Veijestraat / Beatrixhaven het meest in trek is bij Maastrichtenaren. Van de 285.000 te verwachten bezoekers zal 82% Maastrichtenaar zijn. Bij de locaties Köbbesweg en Brusselseweg zal een meerderheid van de bezoekers van buiten Maastricht komen.
Aan bezoekers van buiten Maastricht is in een enquête gevraagd via welke invalsweg ze naar Maastricht zijn gekomen.
De potentiële buitenlandse bezoekers van de Brusselseweg komen vooral uit het Westen (61%). Voor de François de Veyestraat (Beatrixhaven) is de verdeling meer evenwichtiger. Voor de Köbbesweg is de invalsweg het meest duidelijkst: 81% komt uit het zuiden.
Uitgangspunt is dat de aantallen niet significant zullen wijzigen als de locatie in de Beatrixhaven wordt gereailseerd aangezien twee aspecten in de resultaten van de bezoekersaantallen een rol speelt: bezoekerstrouwheid aan bepaalde coffeeshop en de invalsweg naar Maastricht (laatste geldt met name voor bezoekers van buiten Maastricht).
Bij gefaseerde uitvoering van het spreidingsplan (Brusselseweg en Beatrixhaven in een latere fase) wordt dan ook niet verwacht dat er veel potentiële bezoekers van de Brusselseweg en de F. de Veyestraat (Beatrixhaven) zullen kiezen voor de Köbbesweg.
1.4 Planbegrenzing
Het plangebied is gelegen binnen het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht op de hoek van de Habitatsingel en de Köbbesweg. De locatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.
1.5 Planopzet
Het bestemmingsplan 'Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Kobbesweg' is zodanig van opzet dat het duidelijke kaders biedt in het gebruik van het plan. Deze kaders worden mede bepaald door de artikelen 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en 1.2.1 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Verbeelding:
Op de verbeelding (zowel analoog als digitaal) zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
Planregels:
Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven. In de beschrijving in hoofdlijnen wordt beschreven op welke wijze deze doelen of doeleinden worden nagestreefd. In het Bro zijn standaarden opgenomen voor de planregels van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregeling.
Toelichting:
De toelichting bevat een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen. Tevens wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 krijgen een plaats in de toelichting, evenals een omschrijving op welke wijze burgers en maatschappelijke instellingen bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken. In artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt voorgeschreven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De overige onderdelen van de toelichting geven invulling aan het bepaalde in dit artikel. Anders dan de verbeelding en planregels is de toelichting voor burgers niet juridisch bindend.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante Europees beleid, Rijksbeleid, Provinciaal beleid (waaronder het regionale beleid), en tot slot het Gemeentelijk beleidbeschreven.
2.2 Europees Beleid
2.2.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)
Het doel van de KRW is de bescherming en verbetering van de kwaliteit en een duurzaam gebruik van het oppervlakte- en grondwater in alle Europese lidstaten. In 2015 moeten de lidstaten de doelen voor de waterkwaliteit hebben bereikt. Deze 'goede toestand' heeft zowel betrekking op een goede chemische als ecologische toestand. In 2009 moeten de stroomgebiedsbeheersplannen vastgesteld zijn; in deze plannen zijn de maatregelen opgenomen om de goede toestand te bereiken.
Concrete maatregelen voor de Coffeecorner Köbbesweg zijn in de KRW niet opgenomen.
2.2.2 Verdrag van Valletta (verdrag van Malta 1992)
Het Verdrag van Malta dateert van 1992 en wordt ook wel Verdrag van Valletta genoemd. Het verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat dus om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden, en gebruiks-voorwerpen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. De belangrijkste bepalingen uit het verdrag zijn:
- Opname van de archeologie in de processen van ruimtelijke ordening (Artikel 5).
- Financiering van archeologisch onderzoek ten laste van de ontwikkelaar (Artikel 6).
- Communicatie met het publiek (Artikel 9).
Om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw te beperken, wordt voorgesteld om steeds vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden.
In oktober 2003 is een voorstel voor de wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten naar de Tweede Kamer gestuurd. Hiermee worden de principes van het Verdrag van Malta doorgevoerd in de Nederlandse wetgeving. Op 4 april 2006 is het wetsvoorstel door de Tweede Kamer goedgekeurd en in december van dat jaar gaf de eerste kamer ook zijn goedkeuring. Op 1 september 2007 trad de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking.
Met bovenstaande wetgeving dient rekening te worden gehouden. In paragraaf 4.8 zal nader worden ingegaan op het aspect archeologie ten aanzien van het plangebied.
2.2.3 Vogel- en habitatrichtlijn
De belangrijkste internationale verplichtingen op het gebied van de natuurbescherming zijn neergelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen zijn gericht op instandhouding van soorten en hun leefgebieden. Het streven is gericht op de vorming van een Europees ecologisch netwerk (Natura 2000 netwerk). De soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming wordt geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 die op 1 oktober 2005 in werking is getreden.
Vogel- en Habitatrichtlijn
De bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden is geregeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn. In dit artikel is een afwegingskader opgenomen, waarin is bepaald of een initiatief in of nabij een dergelijk gebied mogelijk is. Aan de hand van dit afwegingskader kan men bepalen welke aspecten in een onderzoek aan de orde moeten komen en welke maatregelen noodzakelijk kunnen zijn. Het Ministerie van LNV heeft het afwegingskader uitgewerkt in een stappenplan, Werken aan Natura 2000 (LNV, 2004).
Om artikel 6 HRL te doorlopen zijn de volgende vragen/stappen relevant:
- 1. Kan de geplande activiteit mogelijk gevolgen hebben voor een speciale beschermingszone? Alleen wanneer dit het geval is, is artikel 6 HRL van toepassing.
- 2. Bestaat de activiteit uit een voortzetting van bestaand gebruik of uit een nieuwe activiteit? In het eerste geval is artikel 6.2 van toepassing, in het tweede geval kan artikel 6.3 gelden.
- 3. Leidt de (nieuwe) activiteit tot significante gevolgen? Zo ja, dan is artikel 6.3 inderdaad van toepassing en is een 'Passende Beoordeling' vereist.
- 4. Blijkt uit de Passende Beoordeling dat aantasting van de natuurlijke kenmerken plaatsvindt of dat hierover twijfel is? In een dergelijk geval zijn de voorwaarden uit artikel 6.4 HRL van toepassing.
Het doorlopen van de stappen 1 t/m 3 gebeurt in het voortraject van een project, in een zogenaamde voortoets.
Het voorgaande is in het geval van de coffeecorners niet van toepassing, omdat beschermde Natura2000-gebieden op ruime afstand van het plangebied liggen.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (2002) voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet vervangt sinds april 2002 onder andere de Vogelwet, de Jachtwet en een gedeelte van de Natuurbeschermingswet. In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen, hetgeen inhoudt dat eenieder handelingen achterwege moet laten waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat deze schade toebrengen aan in het wild levende soorten.
In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk een ontheffing te krijgen van de hiervoor genoemde verboden. Sinds begin 2005 is een nieuw vrijstellingenbesluit (AMvB) van de Flora- en faunawet in werking. Bij het beoordelen van aanvragen voor zo'n ontheffing wordt in het nieuwe vrijstellingenbesluit onderscheid gemaakt in verschillende categorieën van soorten.
Voor de soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn aangevuld met een aantal overige bedreigde en zeldzame soorten (bijlage 1 AMvB vrijstellingenbesluit) kan alleen ontheffing worden verleend, wanneer:
- 1. voor de ingreep geen andere bevredigende oplossing bestaat, en
- 2. sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten en;
- 3. geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de Minister van LNV vrijstelling te krijgen voor ruimtelijke ontwikkelingen. In februari 2005 is hiertoe een AMvB (Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen) in werking getreden. Hierin worden de door de Flora- en faunawet beschermde soorten in verschillende categorieën onderverdeeld. Afhankelijk van de categorie waarin een bepaalde soort valt is een ontheffing noodzakelijk of kan een vrijstelling gelden.
Het voorgaande houdt in dat bij ingrepen met effecten op beschermde soorten, maatregelen zijn vereist die een gunstige staat van instandhouding van de betrokken soorten waarborgt en waarbij zoveel mogelijk wordt voorkomen dat er negatieve effecten optreden op beschermde soorten. Voor de beschermde soorten moet er dus altijd voor gezorgd worden dat zij hun leefgebieden behouden of nieuwe leefgebieden krijgen.
In het kader van de Flora- en faunawet hebben meerdere ecologische onderzoeken plaatsgevonden voor het plangebied. De resultaten en aanbevelingen ten aanzien van bovenstaande wetgeving komen aan bod in paragraaf 4.7 Ecologie van deze toelichting.
2.3 Rijksbeleid
2.3.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte (Ministerie van VROM, 2006) bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.
In de Nota Ruimte zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd en worden de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030 aan de orde gesteld. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen.
De voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn zijn:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
In de nota staat 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat het kabinet uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van 'toelatingsplanologie' naar 'ontwikkelingsplanologie'. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. De beperkte oppervlakte die in Nederland ter beschikking staat, noodzaakt de verschillende partijen daar zorgvuldig en zuinig mee om te gaan.
Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om dit generieke ruimtelijke beleid concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen zowel bij planvorming als uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit. Uitzondering hierop vormen vastgelegde rijksverantwoordelijkheden, zoals die voor de hoofdinfrastructuur.
Verbetering van de sociale veiligheid is een integraal onderdeel van het beleid gericht op krachtige steden. De sociaal-economische en sociaal-culturele problemen van de vier grote steden en van de middelgrote steden vragen om een passend antwoord van het rijk. De achteruitgegane leefbaarheid en de tweedeling tussen rijke tegenover arme stadsdelen en buurten, maar ook tussen een relatief arme, multiculturele stad versus een relatief rijk, autochtoon ommeland, vraagt om een scala aan maatregelen.
Een deel daarvan heeft een ruimtelijk karakter. De nota schept de juiste voorwaarden om de midden- en hogere inkomensgroepen aan de stad te binden en meer in het algemeen de kansen en mogelijkheden die de bestaande steden en de infrastructuur bieden, optimaal te benutten. Achterstanden worden op korte termijn aangepakt.
Krachtige steden zijn steden die veilig zijn, en die in alle opzichten voldoen aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Ze bieden een breed scala aan voorzieningen op onder meer het gebied van zorg, welzijn, kunst, cultuur, onderwijs, recreatie en sport. Krachtige steden zijn tevens economisch vitaal, bieden hoogwaardige vestigingslocaties en werk aan wie dat zoekt en hebben daarnaast een hechte sociale samenhang. Het gaat kortom om steden die kansen bieden aan burgers en veilig en prettig zijn om in te verblijven.
Meer variatie in het aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus is in dit verband cruciaal. Herstructurering, stedelijke vernieuwing, transformatie en ontwikkeling van stedelijke centra hebben om die reden een plek gekregen in deze Nota Ruimte.
Maar ook een goede regionale bereikbaarheid en de beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. In veel Nederlandse regio's is sprake van een krappe voorraad aan bedrijventerreinen. Het rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van reeds bestaande, soms verouderde terreinen. Revitalisering van deze bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten.
Op economisch en sociaal-cultureel gebied verandert de samenleving. Dit komt tot uitdrukking in de ontwikkeling van de netwerksamenleving en -economie. Deze zijn onder meer het resultaat van verdergaande internationalisering en specialisatie die optreedt in veel economische sectoren en van verdergaande schaalvergroting van de steden in aansluiting op de eerdere suburbanisatie. Er is tegelijkertijd sprake van verdergaande individualisering, emancipatie en integratie van diverse bevolkingsgroepen, een afnemende bevolkingsgroei en een steeds grotere diversiteit en pluriformiteit van de Nederlandse samenleving.
Deze ontwikkelingen zijn van invloed op het ruimtelijk gedrag in het algemeen en op verplaatsings- en migratiepatronen in het bijzonder. Waar de stedelijke problemen vooral op het niveau van de steden en de buurgemeenten spelen, zo zijn de kansen op langere termijn in belangrijke mate gelegen op een hoger schaalniveau: dat van de stedelijke netwerken. Samenwerking, afstemming en taakverdeling tussen steden en stedelijke regio's zijn hierbij belangrijk. Datzelfde geldt voor behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen, benutting van reeds gedane investeringen (in onder meer infrastructuur) en behoud van voldoende stedelijke 'massa' en de daarbijbehorende economische agglomeratievoordelen. Met name in de nationale stedelijke netwerken is het daarnaast van belang dat er ruimte is voor vrijetijdsvoorzieningen ('leisure'). Het kabinet draagt er in de nota aan bij dat de grote en middelgrote steden de problemen kunnen aanpakken en de kansen kunnen benutten en daarmee geschikt zijn voor de hier geschetste veranderende samenleving.
De Nota Ruimte bevat geen specifieke uitgangspunten ten aanzien van het initiatief tot spreiding van de Coffeecorners. De spreiding van de Coffeecorners draagt echter bij aan de verbetering van de sociale veiligheid. Dit vormt een integraal onderdeel van het beleid gericht op krachtige steden. Krachtige steden zijn steden die veilig zijn, en die in alle opzichten voldoen aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Met de spreiding van de coffeecorners wordt dit proces bevorderd.
2.3.2 Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening is per 1 juli 2008 van kracht geworden. Er zijn nieuwe instrumenten gekomen met een andere inhoud en strekking waarmee ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, met name voor rijk en provincies. Daarnaast is een belangrijke verandering dat de provincie niet meer verplicht goedkeuring behoeft te geven voor gemeentelijke bestemmingsplannen.
De nieuwe Wro verandert niets aan de planologische gang, die gevolgd moet worden voor de initiatieven. Wel is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld conform de systematiek zoals deze op basis van de Wro geldt. Het bestemmingsplan zal, in het kader van het vooroverleg, worden besproken met de Provincie Limburg en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
2.3.3 4e Nota waterhuishouding en Watervisie
De planperiode voor de 4e Nota Waterhuishouding (Ministerie van V&W, 1998) liep tot 2006. Pas in 2009 komt het kabinet met een opvolger: het eerste Nationale Waterplan.
Dit wordt een integrerend waterplan voor toekomstig waterbeleid. Met de Watervisie (Ministerie van V&W, 2007) is het proces gestart richting het Nationale Waterplan. In deze Watervisie zijn de belangrijkste beleidspunten voor de komende jaren benoemd. Omdat de 4e Nota Waterhuishouding nog tot 2009 het formele kader is voor het waterbeheer zijn relevante onderdelen uit deze nota in dit hoofdstuk opgenomen. Vervolgens zijn relevante speerpunten vanuit de Watervisie opgenomen.
4e Nota waterhuishouding
De hoofddoelstelling van het beleid is het 'hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'. Een gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal.
De realisatie van de Coffeecorner, zoals geanalyseerd in het MER, doet geen afbreuk aan de hoofddoelstelling "het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land". Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.6 Waterparagraaf. Dit bestemmingsplan isvoorgelegd aan het Waterschap in het kader van het vooroverleg.
Watervisie (2007)
Met de Watervisie geeft het kabinet een nieuwe impuls aan het waterbeleid. Op basis van duurzaamheid zijn vijf speerpunten benoemd, gericht op klimaatbestendigheid, een sterke economie, duurzaam leven met water, waterkennis wereldwijd inzetten en het betrekken van meer mensen bij water.
De watervisie benoemt geen concrete maatregelen of acties die betrekking hebben op de realisatie van deze coffeecorner.
2.3.4 Watertoets
De watertoets is een sinds 1 november 2003 verplicht te doorlopen proces en heeft tot doel in een vroegtijdig stadium de wateraspecten mee te laten wegen in ruimtelijke plannen. Het watertoetsproces resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf. In de waterparagraaf wordt een beschrijving gegeven van de huidige waterhuishoudkundige situatie, de toekomstige situatie en op welke wijze in de planvorming met de wateraspecten rekening is gehouden en geeft inzicht in mitigerende en/of compenserende maatregelen.
De gezamenlijke waterbeheerders 'toetsen' de waterparagraaf op van tevoren vastgestelde toetsingscriteria en geven een wateradvies.
De Watertoets doorloopt een viertal fasen, te weten initiatieffase, advies- en ontwerpfase, besluitvormingsfase en beoordelingsfase.
In de Waterparagraaf van deze toelichting (paragraaf 4.6) zal de waterhuishoudkundige situatie uiteen worden gezet. Deze paragraaf is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap (zie ook Hoofdstuk 6).
2.3.5 Nationaal milieubeleidsplan
In 2001 verscheen het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen op volgende generaties en op mensen in arme landen stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Veranderingen kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.
Het Nationaal Milieubeleidsplan biedt geen concrete uitgangspunten en randvoorwaarden voor de verplaatsing van de coffeecorners.
2.3.6 Beleidslijn Grote rivieren
Bij de toepassing van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier in de afgelopen jaren is de vraag gerezen of het huidige, voor regionale ruimtelijk-economische ontwikkelingen restrictieve karakter van de Beleidslijn, niet omgebogen zou moeten worden en een ontwikkelingsgerichter accent zou moeten krijgen. Uit de evaluatie blijkt dat de Beleidslijn effectief is geweest in het behoud van de bestaande ruimte voor de rivier maar dat deze tegelijkertijd als te star en rigide ervaren wordt. Naar aanleiding van de evaluatie wordt aanbevolen de Beleidslijn aan te passen. Inmiddels heeft het kabinet de Beleidslijn Grote Rivieren vastgesteld als opvolger van de Beleidslijn ruimte voor de Rivier en geldt voor alle grote rivieren.
De Beleidslijn Grote Rivieren geldt voor alle grote rivieren en is bedoeld om plannen en projecten in het rivierbed te kunnen beoordelen. Onder voorwaarden worden zo mogelijkheden geboden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. Deze voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de waterafvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed.
De Beleidsregels Grote rivieren bieden een kader voor de beslissing omtrent de toelaatbaarheid vanuit rivierkundig opzicht die nodig is voor het verkrijgen van een vergunning op grond van de Waterwet / Waterbesluit. Het Waterbesluit bevat in de bijlagen een lijst van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk die dienst doen als grondslag om een begrenzing van de verguningsplicht voor het gebruik van waterstaatwerken.
Onderstaande afbeelding is een uitsnede van het kaartmateriaal behorende bij het Waterbesluit (lijst oppervlaktelichamen) (gele arcering; locatie is aangeduid met een rode cirkel).
Resumé
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van het gebied dat is vrijgesteld van de vergunningsplicht voor het gebruik van het waterstaatswerk.
Er is ten behoeve van de uitvoering van dit bestemmingsplan dus geen vergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Als gevolg van de ligging nabij de Maas kan in deze gebieden wel wateroverlast (hoog water) optreden. Bij schade als gevolg hiervan kan geen schadevergoeding verhaald worden op het Rijk. In paragraaf 4.6 van deze toelichting zal hier nader op worden ingegaan.
2.3.7 Nota Mobiliteit
De nota Mobiliteit is het nationaal verkeers- en vervoersplan tot 2020. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. In de Uitvoeringsagenda staat beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan de Nota Mobiliteit.
De inhoud van de nota werkt door in provinciale en regionale plannen. Daarom wordt er hier verder niet ingegaan op de inhoud van deze nota.
2.3.8 Structuurschema groene ruimte
Het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) is een van de structuurschema's waarin afspraken over natuur en het landelijk gebied staan. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden.
Het initiatief tot ontwikkeling van de coffeecorners is mede gericht op behoud natuurwaarden ter plaatse van de locatie Kobbesweg. In het onderdeel Ecologie zal hier nader op worden ingegaan.
2.4 Provinciaal Beleid
2.4.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg 2006 (Actualisatie 2008 en 2009)
Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008 en 2009 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het 'oude' POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio.
De kwaliteitsregio Limburg wordt gedefinieerd als een regio waar het goed en gezond leven, wonen, leren, werken en recreëren is. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. En een regio die stevig is ingebed in internationaal verband. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien.
POL-kaart 'perspectieven'
Ter beoordeling van deze toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'perspectieven' vervaardigd welke onderscheid maakt in negen ruimtelijke perspectieven. Uit onderstaand fragment van de POL-kaart valt op te maken dat voor de projectlocatie perspectief P9: "stedelijke bebouwing" van toepassing is. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen de grens "stedelijke dynamiek".
P9 stedelijke bebouwing
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. Alle aanwezige en/of geplande (lees: goedgekeurde plannen voor) voorzieningen op het gebied van wonen, sociaal-culturele voorzieningen, diensten, kantoren, solitaire bedrijven, winkelcentra, plantsoenen, sportvoorzieningen, wegen etc. zijn ondergebracht in de de kaartlegend 'stedelijke bebouwing', indien het gebied is gelegen binnen de grens "stedelijke dynamiek". Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd.
Het is aan de gemeente om hierbinnen differentatie aan te brengen op bestemmingsplanniveau.
Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht. Dit zijn levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
Stedelijke dynamiek
Zeven stadsregio's, waaronder Maastricht, hebben de ruimte gekregen voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Stedelijke dynamiek is een continu proces van verandering en vernieuwing, intensief ruimtegebruik, samengaan van verschillende leefstijlen en een breed scala aan ontmoetingsplaatsen waar informatie, diensten en goederen worden uitgewisseld. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Belangrijke economische functies horen bij uitstek hier thuis. Leefbare stadsregio's bieden aan de andere kant ook ruimte aan parken, groenstructuren en recreatiemogelijkheden. Natuur is hier vooral gebruiksnatuur. Veel aandacht verdient ook de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen. Al met al staan de stadsregio's voor grote herstructureringsopgaven om aan deze ontwikkelingen tegemoet te komen.
De stadregio's hebben een belangrijke functie voor de omliggende landelijke gebieden voor ondermeer werk, scholing, cultuur en als regionaal koopcentrum. Hun huidige aandeel in woningen en werkgelegenheid dient overeind te blijven en vraagt om voortdurende aandacht gericht op een goed kwalitatief aanbod. Voor het goed functioneren van de stadsregio's zijn goede mobiliteitsvoorzieningen nodig, met optimale aansluitingen op het Europese infrastructuurnetwerk (TEN, HSL).
Op bepaalde plekken binnen de stedelijke gebieden kunnen sociaal-culturele en economische kwaliteiten een doorslaggevende rol spelen ten opzichte van natuurlijke kwaliteiten (stad- en milieubenadering).
De spreiding van de coffeecorners draagt bij aan de gedachte van behoud en versterking van vitaliteit van binnensteden. Het spreidingsplan geeft aandacht aan de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen. Los van de gebruiksfunctie levert de ruimtelijke ingreep op zich geen strijdigheid met het provinciaal beleid ten aanzien van de gebieden aangewezen als stedelijke bebouwing (P9) op.
Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden
Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden. Enkel op de Blauwe Waarden themakaart wordt het onderhavige plangebied specifiek aangeduid als "(Beek)dalen en laagtes buiten het Maasdal".
Beekdalen hebben een belangrijke functie voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water, naast een ecologische en landschappelijke functie. Tijdens extreme neerslagsituaties vindt inundatie plaats, hetgeen plaatselijk tot enige overlast kan leiden, maar zorgt voor een minder snelle waterafvoer en daardoor tot minder wateroverlast benedenstrooms. Men wil deze gebieden zoveel mogelijk vrijhouden van bebouwing om ruimte te reserveren voor het opvangen van water uit het regionale watersysteem.
Dit aspect is meegenomen in de beoordeling van de waterhuishoudkundige situatie in de Waterparagraaf van deze toelichting.
Bij de realisatie van het voornemen dient er nadere aandacht te worden besteed aan het feit dat het plangebied is gelegen binnen de aanduiding "(Beek)dalen en laagtes buiten het Maasdal". Dit komt in 4.6 Waterparagraaf nader aan de orde.
2.4.2 Provinciale milieuverordening, tiende tranche
Op 14 december 2007 hebben Provinciale Staten van Limburg de tiende tranche van de Provinciale milieuverordening Limburg (PMV) vastgesteld. Op 15 februari 2008 is de tiende tranche in werking getreden (Provinciaal Blad nr. 9 van 2008).
De Provinciale milieuverordening Limburg, afgekort tot PMV, dateert van 1 april 1994 en is in de daarop volgende jaren modulegewijs uitgebouwd. Ze bestaat uit:
- een hoofdstuk algemene bepalingen;
- het onderdeel algemeen provinciaal beleid (afvalstoffen);
- het onderdeel bijzonder gebiedsgericht beleid (stiltegebieden, gebieden voor de bescherming van het grondwater, het bodembeschermingsgebied Mergelland en de kwetsbare gebieden in het kader van de vrijstellingsregeling rioleringsverplichting);
- een hoofdstuk bodemsanering;
- een hoofdstuk voor ontheffingverlening;
- hoofdstukken strafbepalingen en overgangs- en slotbepalingen;
- bijlagen.
Voor de materiële regels is een onderscheid gemaakt in regels die voor de gehele provincie gelden (het 'algemeen provinciaal milieubeleid') en regels voor specifieke gebieden, de zgn. milieubeschermingsgebieden.
De locaties waar de coffeecorners worden gerealiseerd vallen buiten de kwetsbare gebieden, zoals opgenomen in de provinciale milieuverordening. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de provinciale milieuverordening.
2.4.3 Convenant duurzaam bouwen
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen verkavelingen en ontsluitingen. 'Zuinig ruimtegebruik', 'milieuvriendelijk, veilig en snel verkeer en vervoer' en 'natuur' zullen bijvoorbeeld meer aandacht moeten krijgen. Andere aspecten waar in het kader van duurzame stedenbouw rekening mee gehouden moet worden zijn: het waterhuishoudingsysteem (duurzaam waterbeheer), de invloed van het plan op de omgeving en de bestaande waarden, natuur en landschapsstructuren en landschapselementen.
Duurzaam bouwen (DuBo) raakt in steeds bredere kring in de belangstelling en geleidelijk aan krijgen milieuaspecten een volwaardige plaats in het ontwerpen, bouwen en beheren van bebouwing. In de praktijk betekent duurzaam bouwen dat met onder meer de volgende aspecten rekening gehouden wordt: het materiaalgebruik, de vormgeving van het bouwblok, gebruik maken van wind- en/of zonne-energie, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen. Bij deze laatste moeten gebouwen op eenvoudige wijze geschikt gemaakt kunnen worden voor hergebruik, zodat de levensduur wordt verlengd. Inmiddels is het Convenant Duurzaam Bouwen gewest Maastricht/Mergelland ondertekend door diverse partijen, waarmee zij zich verplichten bij een (bouw)project de hierop van toepassing zijnde duurzaamheidmaatregelen uit het zogenaamde Basispakket uit te voeren. Het Basispakket Duurzaam Bouwen omvat een selectie van duurzaamheidsmaatregelen, die volledig in overeenstemming zijn met de maatregelen uit de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen.
Bij de realisatie van de gebouwen zal worden voldaan aan de eisen die vanuit duurzaam bouwen worden gesteld.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030 is geen autonoom product met een geïsoleerde toepassing. Vele vraagstukken en ontwikkelingen hebben een plek gevonden in welomschreven beleid en werden onder meer ondergebracht in een sociale visie, een structuurplan 2005, een economische visie, een integraal beheersplan voor openbare ruimte, een cultuurvisie, een natuur- en milieuplan en een Regionale Woonvisie. De Stadsvisie 2010 met haar geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's neemt daarin een bijzondere plaats in. Die visies, plannen en programma's zijn gebaseerd op een tijdshorizon tot 2010 en vormen de uitwerking van de beleidsdomeinen 'fysiek', 'economie' en 'sociaal'. Het bestaande convenant Grotestedenbeleid (GSB II) dat met het Rijk gesloten werd, loopt tot 2005 en verkeert in de afrondingsfase. De mede op basis van de Stadsvisie 2010 verdiepte inzichten die zijn opgenomen in deze Stadsvisie 2030 - Maastricht 'mosaïek' - vormen op hun beurt de basis voor het nieuwe convenant met het Rijk (GSB III). De huidige beleidsafspraken zijn uitgetekend voor de periode tot het jaar 2015. Een analyse van de belangrijkste strategische afspraken levert een palet van twaalf speerpunten op.
Speerpunt 1: Realisatie en behoud van een brede economische structuur;
Speerpunt 2: Behoud van een sterk imago;
Speerpunt 3: Versterking van de economische infrastructurele voorzieningen;
Speerpunt 4: Naar een vitale sociaal-economische structuur;
Speerpunt 5: Behoud en versterking van de sociale samenhang en participatie;
Speerpunt 6: Dienstverlening en zorg op maat.
Speerpunt 7: Versterking en behoud van leefbare buurten;
Speerpunt 8: Versterking en behoud van de stedelijke fysieke kwaliteit;
Speerpunt 9: Verbetering milieukwaliteit van de stad.
Speerpunt 10: Versterken van de regionale samenwerking.
Speerpunt 11: De reputatie van de stad Maastricht;
Speerpunt 12: De geschiedenis van Maastricht.
Het is goed de relatie van het voorliggende project tot de Stadsvisie te beschouwen. Deze integrale ontwikkeling sluit op een aantal van de twaalf speerpunten aan. De belangrijkste daarvan zijn werkgelegenheidsontwikkeling (speerpunt 1), versterking van leefbaarheid van buurten (speerpunt 7), streven naar ruimtelijke kwaliteit (speerpunt 8), de reputatie van de stad Maastricht (Speerpunt 11). Al deze aspecten zijn vertegenwoordigd in de operatie coffeecorner.
De verplaatsing van de coffeecorners past binnen de speerpunten waarop de Stadsvisie is gebaseerd. De spreiding levert een bijdrage aan de uitvoering daarvan en meer specifiek de speerpunten 1, 7, 8 en 11.
2.5.2 Bestemmingsplannen
De planlocatie aan de Köbbesweg is gelegen in het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht vastgesteld d.d. 18 november 2003 en goedgekeurd d.d. 22 juni 2004 door Gedeputeerde Staten van Limburg (onherroepelijk d.d. 14 september 2004).
De locatie aan de Köbbesweg is in het vigerende bestemmingsplan opgenomen met een bestemming Bedrijfsdoeleinden. Op basis van deze bestemming is het gebruik ten behoeve van horeca doeleinden niet toegestaan. De ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingplan. Derhalve dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
2.5.3 Natuur- en milieuplan Maastricht 2030
Het Natuur- en milieuplan Maastricht 2030 bevat het vernieuwde natuur en milieubeleid van de gemeente Maastricht. Binnen dit beleid staat de mens centraal. De nadruk ligt op gezondheid, leefbaarheid, veiligheid en rendement. Dit nieuwe beleid betekent een op maat gesneden aanpak, die een verband tussen milieu en economische groei mogelijk maakt.
In het natuur en milieuplan is de locatie Köbbesweg aangeduid met het gebiedstype Buitengebied. De in deze gebieden voorkomende functies zijn landbouw, natuur en (extensieve) recreatie. De gebruiksintensiteit is gematigd tot laag en de dichtheid zeer laag.
Wat betreft een aantal thema's is het Natuur- en milieuplan verder uitgediept. Zo ook voor de thema's geluid en luchtkwaliteit. Deze uitdieping wat betreft geluid is opgenomen in het Hogere Grenswaardenbeleid Maastricht (vastgesteld op 12 augustus 2008). Voor luchtkwaliteit is het Luchtkwaliteitplan Maastricht opgesteld dat in september 2007 is vastgesteld.
De coffeecorner aan de Köbbesweg sluit qua functie aan bij het in het Natuur- en milieuplan 2030 opgenomen gebiedstype.
2.5.4 Waterplan Maastricht
Het Waterplan Maastricht is een gezamenlijk plan van Gemeente Maastricht, Waterschap Roer en Overmaas, Provincie Limburg en Rijkswaterstaat, directie Limburg. Deze partijen presenteren hiermee hun gezamenlijke visie op waterbeheer in de gemeente.
Het waterplan is het beleidskader voor de beoordeling van wateraspecten bij ruimtelijke plannen in Maastricht. Het Waterplan Maastricht geldt voor de periode 2005 tot en met 2010.
In het waterplan wordt niet expliciet verwezen naar plannen ten aanzien van de coffeecorners.
2.5.5 Structuurbeeld en mobiliteitsbeeld
Het Structuur- en Mobiliteitsbeeld is een uitwerking van de Stadsvisie Maastricht Mosaiek 2030. De Stadsvisie 2030 is begin 2005 vastgesteld door de Raad en fungeert als beleidskoepel voor de drie pijlers economie, sociaal en fysiek. Op het gebied van mobiliteitsbeeld alsook het structuurbeeld bevat de beleidsnota geen concrete uitgangspunten voor het plangebied.
De locatie wordt binnen het Structuurbeeld 2030 aangeduid als bedrijventerrein, dit in overeenstemming met het geplande bedrijventerrein Eijsden Maastricht ter plaatse. In het Mobileitsbeeld is duidelijk te zien dat de locatie op geringe afstand van de snelweg A2 is gelegen.
Links: Structuurbeeld 2030
Rechts: Mobiliteitsbeeld 2030
Ter plaatse van het plangebied kan worden voldaan aan het heersende structuur- en mobiliteitsbeeld.
2.5.6 Beleidsnota parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Maastricht is vastgelegd in het Parkeerbeleidsplan dat door de Gemeenteraad is vastgesteld in het voorjaar 2007. In het nieuwe parkeerconcept wordt de stad onderverdeeld in vier verschillende parkeerzones. Deze zones zijn vastgesteld op basis van de functies in de binnenstad, de loopafstanden en natuurlijke en herkenbare grenzen in de stedelijke morfologie. In elke zone geldt een eigen beleid ten aanzien van parkeren in de openbare ruimte en het parkeren in accommodaties of bij bedrijven en voorzieningen.
Het plangebied is gelegen in de zone C (Buitenwijken). In dit gebied is geen vorm van gereguleerd parkeren. Wel worden hier enkele gratis parkeerterreinen in de nabijheid van het openbaar vervoer aangeboden, vooral gericht op werkenden in het centrum (P+R). In de wijken worden wel parkeernormen gehanteerd om in de openbare ruimte voldoende parkeercapaciteit voor bewoners aan te kunnen bieden.
In het beleid ten aanzien van accommodaties en terreinen is samenhang onontbeerlijk. Als uitgangspunt geldt dat nieuwe voorzieningen in de eigen parkeerbehoefte dienen te voorzien. De te hanteren parkeernorm voor kantoren, voorzieningen en instellingen dient te worden geactualiseerd, waarbij ruimte is voor een verschillende normering per zone. De mogelijkheid bestaat om met een storting in het parkeerfonds een lager aantal parkeerplaatsen te realiseren en de parkeerbehoefte bij bestaande accommodaties in te kopen.
Voor de coffeecorner Köbbesweg wordt de parkeerbehoefte op eigen terrein voorzien. Het voornemen sluit hierbij aan op het bovenstaande beleid. In paragraaf 3.3.1 en paragraaf 4.10 Verkeer en parkeren wordt dit aspect nader toegelicht.
2.5.7 Coffeeshopbeleid
Vanaf 1994 wordt in Maastricht een gericht coffeeshopbeleid gevoerd. De gehanteerde maatregelen en instrumenten zijn niet voldoende effectief gebleken om in het bijzonder het drugstoerisme in goede banen te leiden. Er is nog steeds een (te) groot aantal coffeeshops gevestigd in de binnenstad van Maastricht (14 coffeeshops).
Er is nog steeds teveel sprake van overlast van het bezoek van buitenlandse drugstoeristen en van drugstoeristen uit omliggende gemeenten. Bovendien neemt de overlast ondanks alle inspanningen die de gemeente Maastricht de laatste jaren verricht, zelfs toe (Integrale buurtpeiling Maastricht en OWP Research / Intraval, oktober 2008).
Daarom heeft de gemeenteraad van Maastricht op 20 december 2005 vastgesteld. Voortbouwend op het voorgaande beleid, berust het nieuwe beleid op vijf speerpunten:
- 1. spreiding van de locaties volgens een concreet spreidingsplan;
- 2. nieuw uitgiftebeleid vergunningen;
- 3. preventie en repressie;
- 4. grip krijgen op de handel in softdrugs, de verkoop en zo mogelijk ook de productie door middel van een gesloten systeem;
- 5. terugdringen van de thuisteelt.
Een oplossing van de problematiek die ontstaat door de concentratie van coffeeshops in het centrum van Maastricht wordt gezocht in het verplaatsen van een aantal coffeeshops naar locaties aan de rand van de stad (spreiding). Doel van dit spreidingsbeleid is de reductie van de verkeersoverlast, beperking van de illegale drugshandel en vermindering van onveiligheid en criminaliteit, waarbij niet langer de exploitatievergunning als zodanig interessant is maar veel meer de locaties waar coffeeshops mogen worden geëxploiteerd.
Uitgangspunt hierbij is het ontvlechten van de bezoekersstromen waardoor (met name parkeer- en verkeersoverlast) in absolute zin afneemt (en hiermee een verbetering van het leefklimaat in de binnenstad).
Het voorgestane inititiatief betreft de uitwerking van het eerste speerpunt. Inmiddels is een concreet spreidingsplan opgesteld en is uitvoerig onderzoek gedaan naar de mogelijke milieueffecten van het spreidingsplan. Voor nader informatie omtrent het gekozen spreidingsplan en de milieueffecten wordt verwezen naar het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142.
Zie paragraaf 3.2 Locatiekeuze voor een nadere toelichting op de locatiekeuze van het spreidingsplan.
Raadsbesluiten De gemeenteraad Maastricht heeft inmiddels de volgende raadsbesluiten in het kader van spreiding coffeeshops Maastricht genomen: 20 december 2005: Nota nieuw coffeeshopbeleid 17 april 2007: Operatie Coffeecorner fase II 26 juni 2007: Operatie Coffeecorner fase III 18 november 2008: Operatie Coffeecorner 22 september 2009: Vaststelling MER Richtlijnen 25 januari 2011: Aanvaarden MER Spreiding coffeeshops Maastricht |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
De gemeente Maastricht wil zeven coffeeshops, die nu gelegen zijn in het centrum, verplaatsen naar andere locaties. Deze kleine verzamellocaties, Coffeecorners, zijn gelegen aan de rand van de stad, nabij de invalswegen en op afstand van woongebieden en zullen in hoofdzaak gebruikt worden door bezoekers van buiten Maastricht.
De Coffeecorners zijn nodig om de overlast in het centrum van de stad en woonbuurten, veroorzaakt door overconcentratie, onoverzichtelijke situaties en de nabijheid van scholen, te verminderen. De Coffeecorners zijn gelegen aan de rand van de (binnen)stad, aan invalswegen voldoende verwijdert van woonwijken. Ondanks dat de overlast rondom deze locaties wellicht zal toenemen (in vergelijking met de huidige situatie ter plaatse), biedt het in vergelijking met de locaties in de binnenstad een veel beter beheersbare situatie en zal de drugsgerelateerde overlast in absolute zin op stedelijk niveau significant afnemen. De nieuwe locaties hebben de potentie om dusdanig te worden ingericht (beheersmaatregelen, parkeergelegenheid, toegankelijkheid, etc.) dat aantasting van de huidige leefbaarheid kan worden beperkt en dat (eventuele) overlast minimaal en beheersbaar gehouden kan worden.
Ten behoeve van de uitvoering van het spreidingsbeleid coffeeshops en hiermee de realisatie van de Coffeecorners is een vrijwillige m.e.r.-procedure gestart (zie paragraaf 1.2.1 Een vrijwillige m.e.r.-procedure voor een nadere toelichting). In de raadsvergadering van 25 januari 2011 is het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport" aanvaard door de gemeenteraad van Maastricht. Dit MER is gekoppeld aan de nieuwe bestemmingsplannen voor de Coffeecorners en vervult daarmee ook een functie bij de ruimtelijke onderbouwing van die bestemmingsplannen.
In de navolgende paragraaf 3.2 Locatiekeuze worden de meest relevante aspecten ten aanzien van de locatiekeuze uit de uitgevoerde MER samengevat. Voor de volledige onderbouwing wordt verwezen naar het document "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142.
3.2 Locatiekeuze
Mogelijke (nieuwe) exploitatielocaties aan de rand van de (binnen)stad, die voldoen aan gestelde criteria, zijn onderzocht. Hieruit zijn vier zoekgebieden naar voren gekomen. De gemeenteraad heeft op 26 juni 2007 ingestemd met de voorgestelde locaties voor de Coffeecorners en heeft het college opdracht gegeven deze locaties verder uit te werken.
De locatiekeuze heeft in vier stappen plaatsgevonden:
- 1. het formuleren van criteria;
- 2. het stellen van een ruimtelijk kader;
- 3. een voorselectie van mogelijke zoekgebieden;
- 4. nadere analyse van de geselecteerde zoekgebieden.
3.2.1 Formuleren criteria
Allereerst zijn zorgvuldig acht selectiecriteria, waaraan een potentiële nieuwe exploitatielocatie moet voldoen, bepaald (raadsstuk "Coffeeshopbeleid" van 28 november 2005).
Hierbij is gekeken naar de ligging (nabij invalswegen en voldoende verwijderd van woonbuurten), toegankelijkheid, mogelijkheden m.b.t. beveiliging en controle, parkeermogelijkheden, etc. De criteria waaraan een locatie moet voldoen zijn:
- 1. De locatie dient op Maastrichts grondgebied gelegen te zijn.
Gezien het feit dat omliggende gemeente hebben gekozen voor een nul-optiebeleid en dus géén coffeeshops op hun grondgebied willen toestaan, dient de potentiële nieuwe locatie binnen de gemeentegrenzen van Maastricht gelegen te zijn; - 2. De locatie dient beschikbaar te zijn.
De potentiële nieuwe locatie dient ofwel in eigendom te zijn van de gemeente Maastricht ofwel er dient zicht te zijn op verwerving; - 3. De locatie moet uit oogpunt van ruimtelijke ordening toelaatbaar zijn.
Uitgangspunt is dat op alle potentiële nieuwe locaties een wijziging van het bestaande bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit moet echter wel mogelijk zijn. Verder wordt hiermee bedoeld dat ook gekeken wordt naar de toekomstige ontwikkelingen op de bedoelde locatie. Er kunnen bestemmingsplannen in ontwikkeling zijn, of er zijn concretere voornemens aanwezig om bepaalde ontwikkelingen te gaan realiseren; - 4. De locatie mag geen aantasting van het woon- en leefklimaat of gevaar voor aantasting openbare orde tot gevolg hebben.
Naast de reeds genoemde criteria, wordt onder dit criterium nogmaals een algemene blik geworpen op de directe omgeving om te bezien of er nog andere aspecten in de directe omgeving spelen, die in de overige criteria niet aan de orde zijn geweest (op het gebied van mogelijkheden tot handhaving). Hierbij is de politie gevraagd of een voorgedragen locatie geschikt is om voldoende handhavende op te kunnen treden; - 5. De locatie dient niet in woonwijken gelegen te zijn.
Een woonwijk is gedefinieerd als een aangesloten bebouwing van een groot aantal woningen. Nadrukkelijk zijn solitair gelegen woningen uitgesloten; - 6. De locatie dient niet nabij locaties waar jeugd samenkomt gelegen te zijn (scholen e.d.).
Binnen de gemeente Maastricht geldt geen afstandcriterium naar scholen voor de vestiging van coffeeshops. Ondanks dit gegeven is er toch nadrukkelijk gekeken of er in de buurt van een potentiële locaties scholen zijn gelegen. Hierbij is gekeken naar de richtlijn uit de cannabisbrieven van de laatste jaren. Hierbij is een (loop)afstand van 250 meter als richtlijn aangenomen.
Naast de locatie waar jeugd samenkomt zijn tevens de volgende specifieke aspecten bekeken: géén aanwezigheid van smart-, head- en growshop, hotel, horecavoorziening en sexinrichting; geen maatschappelijke voorzieningen drugs in de buurt; geen plek waar grote groepen mensen samenkomen; - 7. De locatie dient gelegen te zijn bij een invalsweg naar de stad, dan wel een industrieterrein.
Een invalsweg wordt hier omschreven als een weg die deel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur die vanaf de stadsrand gericht is op de binnenring. Onder industrieterrein wordt tevens een bedrijventerrein verstaan; - 8. De locatie moet voldoende parkeergelegenheid kunnen bieden, alsmede beveiliging en toezicht om overlast voor de omgeving te voorkomen.
Hierbij wordt gekeken of de locatie op een dusdanige manier kan worden ingericht dat er voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren zijn, maar ook dat het terrein overzichtelijk te houden is in combinatie met afscherming naar de omgeving. De termen zichtlocatie en toegankelijkheid zijn hierbij termen die getoetst worden.
3.2.2 Ruimtelijk kader
Uit onderzoek van OWP Research / Intraval (oktober 2008) blijkt dat de coffeeshoptoeristen zich via acht invalswegen de stad benaderen (zie linker kaart in onderstaande afbeelding). Deze acht invalswegen zijn te categoriseren op basis van vier delen (kwadranten) waarop de stad Maastricht kan worden ingedeeld. Immers, gezien ligging en toegankelijkheid van de stad, zijn er vier stadsdelen aan te wijzen waarop de stad kan worden benaderd (noord-west, noord-oost, zuid-oost en zuid-west). Drie van deze vier kwadranten kunnen worden aangewezen als veelgebruikte toegang naar de stad, wanneer het gaat om coffeeshoptoerisme (belangrijkste bezoekersstromen) (zie rechter kaart in onderstaande afbeelding).
Voor een optimale spreiding en bereikbaarheid, dient er dus voor elk van deze drie kwadranten één locatie te worden aangewezen voor een potentiële nieuwe exploitatielocatie (Coffeecorner).Uitgangspunt hierbij is dat de belangrijkste bestaande aanrijroutes van coffeeshoptoeristen naar Maastricht niet gewijzigd zullen worden.
Gezien het feit dat omliggende gemeente hebben gekozen voor een nul-optiebeleid en dus géén coffeeshops op hun grondgebied willen toestaan, dient de potentiële nieuwe locatie binnen de gemeentegrenzen van Maastricht gelegen te zijn (criterium 1).
De rechter kaart geeft het uiteindelijke ruimtelijke kader weer waarbinnen gezocht is naar potentiële nieuwe locaties.
3.2.3 Voorselectie van potentiele zoekgebieden
Aan de hand van de selectiecriteria en het gestelde ruimtelijk kader, zijn 23 potentiële zoekgebieden aangewezen als 'voorselectie zoekgebieden'. Een deel hiervan is aangedragen door derden en waren dus "beschikbaar".
Deze aangedragen locaties zijn uiteraard ook met behulp van de criteria op geschiktheid getoetst.
In bijlage 5 van het MER is een overzicht opgenomen waarin schematisch is weergegeven of een potentiële locatie voldeed aan de criteria. Uit dit selectieproces zijn uiteindelijk vier geschikte zoekgebieden overgebleven alwaar gezocht moest worden naar een geschikte locatie binnen het zoekgebied. De 19 gebieden die niet geschikt zijn bevonden, voldeden om diverse redenen niet aan de gestelde criteria. Denk hierbij aan toekomstige ontwikkelingen op het gebied van nieuwbouw (woonlocaties), beperkte toegankelijkheid, geplande / aanwezige voorzieningen (bijv. zwembad), moeilijke relatie / ontsluiting A2 (bereikbaarheid), directe nabijheid van scholen, etc.
3.2.4 Nadere analyse van zoekgebieden
Bijlage 5 van het MER geeft het overzicht van de potentiële zoekgebieden welke zijn beoordeeld aan de hand van de gestelde criteria. Uit deze analyse zijn vier zoekgebieden naar voren gekomen:
- Köbbesweg
- Brusselseweg
- François de Veyestraat (tijdelijke locatie in afwachting van de definitieve locatie in de Beatrixhaven)
- Beatrixhaven
In voorliggend bestemmingsplan is de Köbbesweg verder uitgewerkt.
3.3 Planbeschrijving Kobbesweg
De twee coffeeshopboten Mississippi en Smokey (voorheen Wilhelminakade) en coffeeshop Missouri (voorheen Hoogbrugstraat) worden naar de Köbbesweg verplaatst. De locatie ligt op het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht ten zuiden van de Köbbesweg, nabij de A2. Op deze plek zal nieuwbouw worden gerealiseerd.
Op basis van onderzoek, verricht in oktober 2008, door OWP Research / Intraval wordt het aantal verwachte coffeeshopbezoekers voor deze locatie geschat op 339.000 bezoekers per jaar. Onderstaande afbeelding geeft de locatie van het plangebied weer.
3.3.1 Programma van eisen
Onderstaande tabel geeft het programma van eisen weer voor de coffeecornerlocatie aan de Köbbesweg.
Voor een nadere motivering van het programma van eisen (oa. uitgangspunten en aannames parkeren), wordt verwezen naar het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142.
Programma van eisen algemeen | |
Aantal coffeeshops: | 3 |
Bebouwd oppervlak coffeeshops: | Max. 1.500 m2 bebouwd oppervlakte |
Oriëntatie gebouw: | - achterzijde naar naastgelegen bedrijventerrein Gronsveld (oost) - voorzijde richting Habitatsingel (west) |
Ontsluiting: | - aan Köbbesweg middels linksafstrook |
Parkeervoorzieningen | - 200 parkeerplaatsen |
Kenmerken gebouw | - deels in twee lagen - één hoofdentree aan voorzijde, voor alle coffeeshops - achterzijde gebouw: blinde gevel zonder toegangsdeuren - aan weerszijden van het gebouw (zijkant) aparte toegang t.b.v. laden / lossen en nooduitgang - elke coffeeshop is als individuele vestiging in het gebouw gevestigd, met een eigen toegangscontrole |
Kenmerken terrein | - volledige terrein wordt omsloten door (transparant) hekwerk waarbij toegang wordt gereguleerd met slagboom - een opstelstrook vóór de slagboom |
Aanvullende eisen | |
Kenmerken terrein | - voldoende afstand tussen gebouw en erfgrens aan de oostzijde (ten behoeve van verbindingszone das) en de erfgrens aan de noordzijde (Köbbesweg). - bij de slagboom komt een faciliteit waarbij een parkeerwachter 24 uur per dag de toegang tot het terrein beheert en zicht heeft op het gehele parkeerterrein - daar waar nodig worden camera's geplaatst om het gehele terrein te kunnen overzien en te monitoren - het verlichtingsplan wordt zodanig opgesteld/vormgegeven dat de verbindingszone van de das aan oostzijde van terrein geen hinder ondervindt. - toiletvoorzieningen die 24 uur per dag beschikbaar zijn. Eventueel word hier wasbakken en/of douches aan toegevoegd. |
3.3.2 Inrichtingsvoorstel
Het bovenstaande programma van eisen heeft geleid tot een inrichtingsvoorstel voor de locatie aan de Köbbesweg. In het navolgende is een toelichting hierop gegeven.
Bestaande situatie
De locatie Köbbesweg is gelegen aan de gemeentegrens in het zuidoosten van Maastricht. Aangrenzend aan het terrein, ten oosten, ligt het bedrijventerrein Gronsveld. Aan de overzijde van de Köbbesweg, ten noordoosten, ligt de waterzuiveringsinstallatie RWZI. Parallel aan de RWZI, dwars door het bedrijventerrein Gronsveld, loopt het spoor Maastricht Randwijck - Eijsden (circa 350 meter ten oosten van de locatie). In het oosten is de A2 Luik - Maastricht gelegen, die ontsloten is aan de Köbbesweg. Verder ligt er het bedrijventerrein De Karosseer ten noordoosten van de beoogde locatie.
In de (nabije) toekomst zal de locatie onderdeel uitmaken van het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden. Het kavel is in het bestemmingsplan bedrijventerrein Maastricht Eijsden opgenomen ten behoeve van de realisatie van een bedrijfspand.
De locatie aan de Köbbesweg ligt perifeer, op een (in ontwikkeling zijnde) bedrijventerrein aan de rand van de stad Maastricht. In de nabije omgeving, binnen 250 meter hemelsbreed, liggen geen woonwijken of specifieke voorzieningen zoals scholen, buurtcentra, verzorgingstehuizen, hotels, enzovoorts. Daarnaast beschikt het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden aan de Köbbesweg over het keurmerk 'Veilig ondernemen'.
De Köbbesweg-zone vormt het ruimtelijk kader waarbinnen de Köbbesweg als belangrijke waarnemingsas en entreeroute naar de maasoeverzone is gelegen. Komend vanaf de A2, over het spoorviaduct heen, wordt een zich verwijdend perspectief geboden over het Maasdal. De zone heeft een open karakter bestaande uit grassige bermen, taluds, weiden en infiltratievoorzieningen langs de weg, begrensd door hoogopgaande bomen langs de naastgelegen bedrijven en sportvelden. De Köbbesweg is als een 'groene tunnel' binnen deze open zone gelegen.
Ontsluiting
De locatie wordt ontsloten aan de Köbbesweg, hierdoor worden bezoekers, komende vanaf de A2, direct naar de coffeecorner toegeleid. Door de ontsluiting aan deze weg te laten geschieden, in plaats van de nabij gelegen Habitatsingel wordt voorkomen dat bezoekers in de omgeving gaan zoeken naar de locatie (coffeecorner op zichtlocatie). Zowel de in- als uitrit zal aan deze weg worden gedimensioneerd zodat de portier nabij de slagboom de situatie goed kan overzien en de bereikbaarheid en orientatie voor de bezoeker duidelijk is.
Indeling
Het terrein wordt volledig omsloten door een hekwerk met slagbomen aan de entree. Aan deze entree is een faciliteit van waaruit een portier al dan niet toegang verleent aan het terrein. Hierdoor kan de situatie optimaal worden overzien en beheerd. De entree met slagbomen krijgt een opstelstrook, gelegen op het plangebied, zodat verkeersoverlast op de Köbbesweg wordt voorkomen. De indeling van het terrein is dusdanig vormgegeven dat de volledige parkeervoorziening kan worden overzien door zowel de portier aan de slagboom als de portier aan de entree van de coffeeshops. Tevens is het mogelijk voor de portier aan de slagboom om de openbare ruimte direct gelegen aan de entree te overzien. Aanvullende maatregelen zoals camera's optimaliseren de beheersbaarheid van de locatie.
Het pand zal circa 1200 m2 groot zijn en deels bestaan uit twee lagen. Er komt één centrale toegangsruimte ten behoeve van de algehele toegangscontrole en van waaruit de drie coffeeshops zijn te bereiken (met hun eigen ingangscontrole). Aan weerszijden van het pand zal ruimte worden gereserveerd voor het laden en lossen en nooduitgangen. Daarnaast is een apart afgesloten parkeervoorziening voor het personeel voorzien.
Aanvullende voorzieningen
Om te voorkomen dat bezoekers die 's nachts arriveren elders de tijd doorbrengen totdat de coffeeshops openen, is het terrein 24 uur per dag, 7 dagen in de week bereikbaar en zal gedurende deze tijd tevens een portier aanwezig zijn. Op het terrein zullen aanvullende voorzieningen worden gerealiseerd zodat deze 'vroege bezoekers' de gelegenheid wordt geboden om op het terrein te wachten totdat de coffeeshops openen (denk hierbij aan toiletten en andere sanitaire voorzieningen).
Het terrein is dusdanig vormgegeven dat beheer en handhaving zo optimaal als mogelijk kan plaatsvinden. Dit houdt in dat het terrein overzichtelijk is, vluchtmogelijkheden eenduidig en te overzien zijn, geen schuilmogelijkheden zijn voor kwaadwilligen en het geheel van deugdelijk materiaal is dat aantrekkelijk is en goed kan worden onderhouden. Hiermee wordt ingezet op een zo prettig als mogelijke ruimtelijke invulling van het terrein in haar omgeving.
Eventueel benodigde extra parkeerplaatsen tijdens piek-piekmomenten (bijv. kerst) betreft incidentele momenten. Door op de coffeecornerlocaties een grasstrook van voldoende omvang aan te leggen is voorzien in eventueel benodigde extra ruimte om auto's bij incidentele topdrukte, te parkeren.
Aanvullende voorzieningen omgeving
Ten oosten van het plangebied wordt een strook van circa 10 meter vrijgehouden om een verbindingszone voor de das te realiseren. Deze zone ligt buiten het (omsloten) terrein en zal voorzien worden van laag begroeide bossages ten behoeve van de das. Tevens zal het verlichtingsplan van de parkeervoorziening dusdanig worden vormgegeven dat overlast voor de das tot een minimum wordt beperkt.
Het voorgaande vormt de basis voor het inrichtingsvoorstel zoals dat hieronder is opgenomen.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Ruimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die met elkaar verweven zijn. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt is, het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem, hinder van bedrijven en externe veiligheid (een ruimtelijke onderbouwing).
Ten behoeve van de uitvoering van het spreidingsbeleid coffeeshops en hiermee de realisatie van de Coffeecorners is een vrijwillige m.e.r.-procedure gestart (zie paragraaf 1.2.1 Een vrijwillige m.e.r.-procedure voor een nadere toelichting). In de raadsvergadering van 25 januari 2011 is het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport" aanvaard door de gemeenteraad van Maastricht. Dit MER is gekoppeld aan de nieuwe bestemmingsplannen voor de Coffeecorners en vervult daarmee ook een functie bij de ruimtelijke onderbouwing van die bestemmingsplannen.
In het MER is uitvoerig onderzoek verricht naar deze milieu- en omgevingsaspecten voor de locatie Köbbesweg. In het navolgende zijn de belangrijkste conclusies uit het MER opgenomen en indien nodig aangevuld met specifieke informatie / onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan. Voor het MER wordt verwezen naar naar het document "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142 (zie Bijlage 11). In bijlage 1 Effecten Coffeecorner Köbbesweg (bron: MER) van dit bestemmingsplan is een overzicht opgenomen met de relevante milieueffecten op de locatie Köbbesweg (afkomstige uit bijlage 1 van het MER). De samenvatting van het MER is opgenomen in Bijlage 10 MER samenvatting.
Gevoeligheidsanalyse (spreiding +)
De gemeente heeft, in relatie tot de verwachte bezoekersaantallen voor de Coffeecorners, eind 2008 een onderzoek laten verrichten door OWP Research / Intraval. De raming die hierbij is gedaan geeft echter geen beeld van de mogelijke groei van coffeeshopbezoekers in de toekomst. Om de effecten van deze (mogelijke) groei te kunnen onderzoeken is in het MER gebruik gemaakt van een gevoeligheidsanalyse.
In de gevoeligheidsanalyse wordt uitgegaan van een forse groei van het totaal aantal bezoekers: 3 miljoen bezoekers per jaar (i.p.v. 2,1 miljoen bezoekers per jaar).
Daarnaast wordt er in deze gevoeligheidsanalyse van uitgegaan dat een groter aandeel van de huidige bezoekers de Coffeecorners zullen bezoeken: geen 40% maar 50%.
In totaal voor de drie Coffeecorners zijn dat dan 1,5 miljoen bezoekers. Voor de Köbbesweg houdt dit in dat er circa 600 duizend bezoekers per jaar zullen komen. Voor de overige coffeeshops wordt in deze gevoeligheidsanalyse uitgegaan van 1,5 miljoen bezoekers per jaar.
De Coffeecornerlocaties groeien in de gevoeligheidsanalyse alleen wat aantallen bezoekers betreft. Fysiek gezien blijven de locaties de zelfde. Hierbij is uitgegaan van de bezoekersaantallen op basis van bovenstaand groeiscenario.
Omdat er geen fysieke ingrepen plaatsvinden zijn er geen effecten op de aspecten natuur, bodem & water, en cultuurhistorie & archeologie. Voor deze aspecten is dan ook geen gevoeligheidsanalyse uitgevoerd.
Het lucht- resp. geluidsonderzoek is ook uitgevoerd voor de bezoekersaantallen conform de gevoeligheidsanalyse. De resultaten van deze gevoeligheidsanalyse kunnen worden gezien als "worst-case". Deze onderzoeksresultaten van het "spreidingsalternatief gevoeligheidsanalyse" (de "spreiding +" scenario uit het MER) zijn gebruikt voor het beoordelen van de milieu- en omgevingsaspecten van dit bestemmingsplan. Bij het ramen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van dit spreiding + scenario en hiermee is bewust een buffer ingebouwd om parkeeroverlast te voorkomen.
Uit deze onderzoeken blijkt dat ook bij deze hogere bezoekersaantallen de effecten zeer gering zijn en geen overschrijding van de normen plaatsvindt.
4.2 Bodem
In het kader van het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht" is het effect "Invloed op de bodemkwaliteit" nader onderzocht: Daarbij is tevens de bodemopbouw in kaart gebracht.
In het MER zijn een aantal uitgangspunten bij het onderzoek gehanteerd:
- De bedrijfsactiviteiten in de Coffeecorners hebben geen effecten op de grondwaterkwaliteit. De bedrijven werken inpandig op een betonnen vloer.
- Voor nieuwbouwlocaties worden geen diepe graafwerkzaamheden uitgevoerd.
Hoogteligging
Onderstaande afbeelding geeft de huidige hoogteligging weer van het plangebied. Hierop wordt de hoogte van het hoogste en laagste punt in meters +NAP aangegeven.
Het plangebied aan de Köbbeseweg heeft een hoogteligging van tussen de 47 (noordwestelijke deel) en de 49 (zuidelijke deel) meter +NAP.
Bodemopbouw
De huidige bodemopbouw in het plangebied is van wezenlijk belang voor de huidige en toekomstige (grond)waterhuishouding. Ten behoeve van bestemmingsplan Eijsden-Maastricht is bodemkundig/hydrologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de toplaag van de bodem bestaat uit leem of klei met en een zeer lage doorlatendheid van hooguit enkele decimeters per dag en heeft een dikte van 1,7 tot 4,0 meter. Beneden deze toplaag bevinden zich zand- en grindlagen met vanaf 5 meter beneden maaiveld hoge doorlatendheden.
Invloed op de bodemkwaliteit
In het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Grontmij heeft in 1999 een historisch onderzoek uigevoerd. In het rapport wordt de locatie op basis van historische gegevens als "onverdacht" beschouwd.
Een deel van de onderhavige locatie is in maart 2001 door Haskoning onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de grond licht verontreinigd is. Op basis van deze gegevens mag worden aangenomen dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de bouw van een coffeecorner. Van het grondwater is geen verontreiniging bekend.
De definitieve locatie is in 2007 conform de kwaliteitsprotocollen NEN 5707, NVN 5725 en NEN 5740 onderzocht op grond, grondwater en asbest. Er zijn slechts licht verhoogde gehalten aan zware metalen (cadmium, nikkel en zink) aangetoond. Deze gehalten liggen conform het Bodembeheer-plan 2007 allen beneden de Lokaal Maximale Waarden (LMW deelgebied inundatie) en overschrijden niet het Aanvaardbaar Risico Niveau (ARN voor 'overig onbedekte bodem' zijnde het geplande gebruik van de locatie). Verder bleek dat de locatie als niet verdacht voor asbest beschouwd kan worden.
In het kader van de ontwikkeling van de locatie is de bodem ook als onderdeel van een groter geheel in 2009 door Econsultancy onderzocht. Uit dit onderzoek (verkennend bodemonderzoek Hoek Köbbesweg Habitatweg te Maastricht) blijkt dat er slechts lichte overschrijdingen (t.o.v. schone bodem) zijn aangetroffen. Op basis van deze gegevens mag worden aangenomen dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het verlenen van een bouwvergunning.
Op 8 februari 2011 heeft ARCADIS een (aanvullende) terreininspectie uitgevoerd. Op basis van het voorgaande onderzoek en de terreininspectie kan worden geconcludeerd dat er vooralsnog geen aanleidingen zijn om te verwachten dat de verontreinigingssituatie ten opzichte van de in 2007 en 2009 uitgevoerde onderzoeken veranderd is. Gezien het feit dat er enkel lichte verontreinigingen met enkele zware metalen op de locatie aanwezig zijn en gezien het toekomstig gebruik zijn er vanuit bodemkundig opzicht geen belemmeringen voor het in gebruik nemen van de onderzoekslocatie aan de Köbbesweg als coffeecorner.
4.3 Geluid
Door de ontwikkeling zullen de intensiteiten van de lichte motorvoertuigen op het aanliggende wegennet oplopen. Daarom is onderzoek gedaan naar de invloed van de toename van de geluidsbelasting op maatgevende geluidsgevoelige bestemmingen, veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de plannen.
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening en geeft een onderbouwing van het milieuaspect 'geluid (bijlage 4 van het MER'. Hierbij zal de situatie zonder de nieuwe ontwikkeling in de huidige situatie (2009) en de situatie met de nieuwe ontwikkeling (2022) als uitgangspunt dienen.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) is slechts van toepassing wanneer er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg, waarbij de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer. In dat geval zullen er maatregelen moeten worden getroffen om deze toename van de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen teniet te doen. Op geen van de drie locaties vindt een fysieke wijziging aan de weg plaats, waardoor het regiem van de Wgh niet van toepassing is.
Het beleid van de gemeente Maastricht stelt echter dat in veel gevallen de geluidstoename veroorzaakt wordt door een toename van het verkeer als gevolg van planontwikkeling. Zonder dat er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg. Indien de toename van het verkeer leidt tot een toename van de geluidsbelasting van 2 dB of meer zal eveneens gekeken moeten worden naar de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen om de toename teniet te doen. Een toename van de geluidsbelasting tot 48 dB (de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh) wordt hierbij als zondermeer toelaatbaar geacht.
Uitgangspunten
Algemeen
Verwacht wordt dat voor de locatie Köbbesweg het verkeer zich voornamelijk tussen de coffeeshops en autosnelweg A2 zal bewegen. Bij het verlaten van de locatie zal zelfs sprake zijn van een verplichte rijrichting richting autosnelweg.
Verkeersgegevens
De verkeersgegevens van de relevante wegen zijn afkomstig uit het verkeersmodel van de gemeente Maastricht, daarnaast is voor de toekomstige situatie gebruik gemaakt van telgegevens van het aantal coffeeshop bezoekers. In tabel 1 zijn de etmaalintensiteiten weergegeven voor de verschillende locatie en scenario's. Een volledig overzicht van de verkeersgegevens, inclusief verdelingen, is weergegeven in het akoestisch.
Locatie | Scenario | Etmaal intensiteit |
Köbbesweg | 2009 | 2420 |
Köbbesweg | 2022 | 2427 |
Köbbesweg | 2022 spreiding | 3499 |
Köbbesweg | 2022 spreiding + | 3933 |
De wettelijke rijsnelheid is 50 km/uur op de Köbbesweg. De wegdekverharding bestaat uit asfalt (DAB, referentiewegdek).
Conclusie
In verband met het verplaatsen van de coffeeshops uit het centrum van de stad te naar een drietal locaties aan de rand van de stad zullen de intensiteiten van de lichte motorvoertuigen op het aanliggende wegennet oplopen.
De geluidsbelasting bij de Köbbesweg neemt met maximaal 2.57 dB toe voor het scenario 2022 spreiding +. De geluidsbelasting blijft hier echter ruimschoots onder de 48 dB, waardoor deze toename acceptabel geacht wordt. Een aanvullende akoestisch onderzoek naar het treffen van eventuele maatregelen is daarom niet aan de orde.
Vanuit het milieuaspect 'geluid' zijn er dan ook geen bezwaren tegen realisatie van dit plan.
4.4 Lucht
Om een beeld te krijgen wat de invloed van het plan is op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plan en de omgeving is een luchtkwaliteitsonderzoek (bijlage 5 van het MER) uitgevoerd.
Doel is het berekenen en toetsen van de luchtverontreinigende stoffen afkomstig van de verkeersaantrekkende werking door het plan op de omgeving. De berekende waarden voor de verschillende stoffen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffenstikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Deze twee stoffen liggen in Nederland het dichtst bij de gestelde grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. Overschrijdingen van de andere genoemde stoffen komen in Nederland nauwelijks meer voor. Fijn stof en stikstofdioxide zullen dus bepalen of er rond planontwikkeling een luchtkwaliteitsprobleem is. In dit onderzoek is alleen ingegaan op de concentraties van deze stoffen.
De Wet luchtkwaliteit geeft aan dat gestelde grenswaarden in acht genomen moeten worden. Daar waar al een overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, mag door realisatie van het plan geen verslechtering optreden. De concentraties worden deels bepaald door de ter plaatse heersende achtergrondconcentraties.
Wettelijk kader
Bij Wet van 11 oktober 2007 (tot wijziging van de Wet milieubeheer) zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) in de lucht. Deze normen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en gebaseerd op de waarden in de tot voor kort van kracht zijnde Europese Kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen voor luchtkwaliteit.
Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan, die op een aangegeven tijdstip tenminste moet zijn bereikt. Een plandrempel is het kwaliteitsniveau, dat bij overschrijding aanleiding geeft tot het opstellen van een plan, waarin aangegeven wordt op welke wijze kan worden voldaan aan bepaalde waarden.
Op 11 juni 2008 is de nieuwe Europese Richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (20 mei 2008) gepubliceerd. Daarmee zijn de oude kaderrichtlijn en de dochterrichtlijnen komen te vervallen. Een belangrijke toevoeging in de nieuwe Europese richtlijn is een grenswaarde voor het meest schadelijke fijn stof, PM2,5. Vanaf 2015 dient te worden voldaan aan een jaargemiddelde grenswaarde van 25 µg/m3.
Vooralsnog wordt PM10 nog als maatgevend gezien bij overschrijdingen van de grenswaarden. Wanneer de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden zal dat ook het geval zijn voor PM2,5. Er vindt op dit moment nog onderzoek plaats naar de concentraties en toetsing van PM2,5. De nieuwe richtlijn is daarom nog niet in zijn geheel geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Wet milieubeheer
Op 15 november 2007 is de zogenoemde Wet luchtkwaliteit, hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm), in werking getreden ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze wet is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die wel of niet in betekenende mate ((N)IBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. NIBM-projecten hoeven niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden.
Tegelijk met het inwerking treden van het nieuwe hoofdstuk 5 in de Wet milieubeheer zijn nieuwe regelingen van kracht geworden. Alle regelingen onder het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn hiermee komen te vervallen.
Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit
Om te kunnen voldoen aan de grenswaarden heeft het ministerie van VROM het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) ontwikkeld. Het NSL is een samenhangend pakket van ruimtelijke en infrastructurele projecten en maatregelen van Rijk en regio's, die de luchtkwaliteit verbeteren. Ook staan in het NSL financiële middelen van het Rijk voor de maatregelen die gemeenten en provincies nemen. Tenslotte bevat het NSL een onderzoeksysteem waarmee gevolgd kan worden of de maatregelen inderdaad het beoogde effect hebben.
Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie Nederland uitstel ('derogatie') verleend voor fijn stof (PM10) tot midden 2011 en voor stikstofdioxide (NO2) tot 1 januari 2015, omdat het NSL voldoende garandeert dat hiermee binnen de gestelde termijnen wel aan de grenswaarden kan worden voldaan. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Besluit niet in betekenende mate
In het Besluit niet in betekenende mate en de daarop gebaseerde Regeling niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven te worden. Na verlening van derogatie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM verschoven van 1% naar 3% van de grenswaarde. Projecten, die maximaal 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10) bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit vallen onder de definitie van NIBM en hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wm. De 1%- of 3%-bijdrage is in de Regeling NIBM voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouwlocaties, omgezet in eenduidige kengetallen, die de criteria vormen of wel of niet sprake is van een NIBM-project.
Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007
Op 15 november 2007 is eveneens de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 in werking getreden. Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen projecten in overschrijdingssituaties, die in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, toch doorgang vinden door toepassing van de regeling projectsaldering. Deze regeling gaat ervan uit dat per saldo, door de inzet van extra maatregelen of door het optreden van gunstige effecten elders, sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit. In het eerste lid van artikel 5.16 Wm wordt de minister de mogelijkheid geboden om nadere regels te stellen. Dit is nu gebeurd in de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007. De Regeling sluit zo veel mogelijk aan bij de (oude) Regeling saldering luchtkwaliteit 2005.
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (kortweg: Rbl2007) bevat voorschriften over metingen en berekeningen om de concentratie en depositie van luchtverontreinigende stoffen vast te stellen. De regeling vereist ook een plan met maatregelen om een goede luchtkwaliteit te bewerkstelligen in geval van overschrijding.
In de regeling zijn gestandaardiseerde rekenmethodes opgenomen om concentraties van diverse luchtverontreinigende stoffen te kunnen berekenen. In de regeling zijn ook voorschriften opgenomen voor metingen met betrekking tot meetplaatsen en analyse.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 15 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in Staatsblad nr. 14 gepubliceerd, waarna het besluit op 16 januari in werking getreden is. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde 'gevoelige bestemmingen', zoals een school, in de nabijheid van (snel)wegen beperkt.
Conclusie
Het doel van het onderzoek naar de luchtkwaliteit is het vaststellen van de luchtkwaliteit (met NO2 en PM10 als belangrijkste stoffen) langs de relevante wegen, indien de ontwikkelingen gerealiseerd zijn/worden.
De situaties die nader bekeken zijn, zijn de situaties autonoom 2009, autonoom 2010, 2010 spreiding, 2010 spreiding +, autonoom 2015, 2015 spreiding, 2015 spreiding +, autonoom 2020, 2020 spreiding en 2020 spreiding +.
De luchtkwaliteit is onderzocht langs de wegen, waarop de invloed van het spreidingsplan coffeeshops nog merkbaar kan zijn. Het onderzoek is uitgevoerd conform het gestelde in de "Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007". De berekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma CARII.
Uit de rekenresultaten volgt dat voor de situatie autonoom 2009 voor NO2 de 40 µg/m3 op één locatie licht overschreden wordt. In 2009 geldt echter nog geen grenswaarde voor NO2, maar een plandrempel van 42 ug/m3. Hieraan wordt wel voldaan. De grenswaarde voor NO2 gaat in 2015 in, maar in 2010 wordt hieraan al voldaan. Verder is er geen sprake van overschrijdingen. Uit de rekenresultaten volgt dat langs geen enkele in beschouwing genomen weg de grenswaarden vermeld in de Wet luchtkwaliteit (Wm, hoofdstuk 5) worden overschreden.
De verlaging in de loop der tijd van de concentraties NO2 en PM10 wordt vooral veroorzaakt door de afname van het achtergrondniveau maar ook door afname van de verkeersintensiteiten en in mindere mate door een afname van de emissies van de voertuigen.
De maximale toename van het scenario 2010 spreiding + (worst-case scenario) ten opzichte van de autonome situatie 2010 bedraagt voor NO2 maximaal 1 µg/ m3. Voor PM10 is dit maximaal 0.3 µg/ m3. Deze toename is niet in betekenende mate (NIBM). Dit houdt in dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging van de omgeving.
Vanuit het milieuaspect 'luchtkwaliteit' zijn er geen bezwaren tegen realisatie van dit plan.
Actualisatie luchtkwaliteitsonderzoek
In verband met de bekendmaking van nieuwe achtergrondconcentraties en emissiefactoren heeft er, na de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan, voor de locatie Köbbesweg een actualisatie plaatsgevonden van het "Luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van spreiding Maastrichtse coffeeshops". De berekeningen in deze notitie zijn uitgevoerd met de meest recente CAR-versie (v10.0). Hierin zijn de gegevens verwerkt zoals ze in maart 2011 door het ministerie van I&M bekend zijn gemaakt. Uit de rekenresultaten volgt dat voor geen enkel scenario de grenswaarde van 40 ug/m3 uit de Wet luchtkwaliteit (Wm, hoofdstuk 5) overschreden wordt. Concluderend kan gesteld worden dat vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit er geen bezwaren zijn tegen de realisatie van dit plan.
Het onderzoeksrapport voor de actualisatie van het luchtkwaliteitsonderzoek is als Bijlage 5 Actualisatie luchtkwaliteitsonderzoek bij dit bestemmingsplan bijgevoegd.
4.5 Externe Veiligheid
Inrichtingen
In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Het BEVI is van toepassing voor inrichtingen, die in het kader van de Wet Milieubeheer een vergunning nodig hebben, maar ook op bestemmingsplannen in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening.
In het BEVI zijn de waarden voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico wettelijk verankerd. Voor het Plaatsgebonden Risico houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mag worden. Voor het Groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een Verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het Groepsrisico gemotiveerd dient te worden.
In de directe nabijheid van de locatie zijn geen risicobedrijven gelegen. Er wordt vanuit de externe veiligheidsregelgeving (Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen) dan ook geen beperking opgelegd aan de ontwikkeling van de locatie.
Ook ligt de beoogde Coffeecorner niet binnen de veiligheidszones van ondergrondse leidingen (zie ook 4.11 Kabels & leidingen).
Transportassen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) van toepassing. Voor de nieuwe locatie Köbbesweg zijn geen berekeningen noodzakelijk. De Circulaire RNVGS stelt dat geen beperkingen gesteld hoeven te worden aan het ruimtegebruik in het gebied dat op een afstand van meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. De Köbbesweg is namelijk geen weg waarover transport van gevaarlijke stofffen plaatsvindt, dit geldt ook voor de overige wegen in de directe omgeving. De afstand van het spoor (waarover wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt) tot de locatie aan de Köbbesweg bedraagt ongeveer 340 meter.
4.6 Waterparagraaf
In de waterparagraaf worden de wateraspecten van het plan onderzocht en getoetst bij de waterbeheerders. Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat voor het vaststellen van ruimtelijke plannen de watertoetsprocedure dient te worden doorlopen. De Watertoets is een procesinstrument waarmee dient te worden bereikt dat de waterbeheerder vroegtijdig wordt betrokken in de ruimtelijke planvorming. Hierdoor kan invulling gegeven worden aan de beleidsdoelstellingen in het plangebied en kan het water de ruimte worden gegeven die het nodig heeft.
In het beheersgebied van waterschap Roer en Overmaas dient onder andere bij een ontwikkeling die ziet op een toename van het verhard oppervlak met 1.000 m² of meer, een wateradvies aangevraagd te worden bij het waterschap. Het project betreft de bouw een Coffeecorner. Het gebouw heeft een oppervlak van maximaal 1.500 m2 exclusief de verhardingen ten behoeve van parkeervoorzieningen.
Om uitgangpunten, kansen en knelpunten voor de watertoets te bepalen is overleg gevoerd met Waterschap Roer en Overmaas en de gemeente Maastricht. Op basis hiervan is de onderhavige waterparagraaf opgesteld.
De huidige bodemopbouw in het plangebied is van wezenlijk belang voor de huidige en toekomstige (grond)waterhuishouding. Ten behoeve van bestemmingsplan Eijsden-Maastricht is bodemkundig/hydrologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de toplaag van de bodem bestaat uit leem of klei met en een zeer lage doorlatendheid van hooguit enkele decimeters per dag en heeft een dikte van 1,7 tot 4,0 meter. Beneden deze toplaag bevinden zich zand- en grindlagen met vanaf 5 meter beneden maaiveld hoge doorlatendheden.
Uit onderzoek ten behoeve van bestemmingsplan Eijsden-Maastricht is gebleken dat de Maas een blijvend drainerend effect heeft op de grondwaterstanden in het gebied, zelfs rond pieken op de Maas. Het grondwater stuwt op bij hoge rivierpeilen, maar blijft in westelijke richting naar de Maas stromen. Er treedt dus normaal gesproken (wellicht met uitzondering van korte perioden tijdens een afvoerpiek) geen rivierkwel op.
Bij hoge waterstanden op de Maas zal water vanuit de rivier kunnen infiltreren in de zand- en grindlagen. De toplaag van klei en leem, voorkomt echter in grote mate dat dit infiltrerende water kan uittreden als kwel in de gebieden grenzend aan het waterbergend winterbed van de Maas. De pieken in de grondwaterstanden zijn duidelijk later en (relatief) minder hoog dan de pieken in de Maas. Dit effect wordt beïnvloed door de afstand tot de Maas: de peilbuizen dicht bij de Maas reageren sneller en meer op hoge Maasstanden dan de buizen op grotere afstand.
Uitgangspunten
De uitgangspunten voor het waterhuishoudkundig systeem van het plangebied zijn conform het vigerende bestemmingsplan Eijsden-Maastricht. Het eerste uitgangspunt is dat de delen van het hemelwatersysteem die niet permanent watervoerend zijn (met uitzondering van de Zeep) ten hoogste één à anderhalve dag na beëindiging van de neerslag droogvallen. Daarnaast geldt voor de dimensionering van het vuilwatersysteem dat wordt gerekend met een capaciteit van een "nat" bedrijventerrein, onder meer om ook hemelwater van kleine, vuile oppervlakken te kunnen afvoeren zonder overstorten.
Grondwater
Op basis van beschikbare informatie blijkt dat de hoogste grondwaterstanden in het gebied dieper dan 7 meter onder het maaiveld liggen. Dit is bepaald op basis van TNO-grondwatergegevens (TNO-NITG 2004; peilbuis B61F0101 en B61F0345). De 1:50.000 bodemkaart van Nederland laat geen grondwatertrap zien, omdat het grondwater zo laag ligt ten opzichte van het maaiveld.
Van het grondwater is geen verontreiniging bekend.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied zijn geen primaire wateren of zuiveringstechnische werken gelegen. Het beekje “de Zeep” loost ten noorden van het plangebied op de Maas.
De Zeep, die van oost naar west langs het plangebied stroomt, staat delen van het jaar droog en ontvangt overstortwater uit het gemengde rioolstelsel van Gronsveld en het water van de "Termaardergrub", een watergang die bij de oostelijke exploitatiegrens uitstroomt in de Zeep. De Termaardergrub ontspringt tussen Termaar en Margraten op het Plateau van Margraten. Het stroomgebied van deze watergang beslaat ongeveer 2300 ha.
Ten westen van het plangebied stroomt een effluentleiding van de RWZI Heugem samen met de Zeep. Deze effluentleiding is permanent watervoerend.
Opppervlaktewaterkwaliteit
De waterkwaliteit van de Zeep is matig doordat vanuit het achterliggende gebied nutriënten worden aangevoerd en in geval van zware neerslag overstortwater vanuit de riolering van Gronsveld via de Zeep wordt afgevoerd.
Wateroverlast
Deze locatie ligt binnen het winterbed van de Maas. Op grond van de op 17 december 2009 in werking getreden gewijzigde plankaarten behorende bij de beleidsregels grote rivieren is deze locatie aangewezen als "artikel 2a W br-gebied". Deze gebieden maken, ofschoon er géén vergunningsplicht bestaat, onderdeel uit van het rivierbed. Dit betekent dat het gebied bij hoogwater onder water kan staan. Bouwen in deze gebieden geschiedt op eigen risico. Het Rijk is dan ook niet aansprakelijk voor eventueel optredende vervolgschade. Er geldt hier geen vergunningsplicht.
Van de Zeep is bekend dat de afvoer kan stagneren bij hoge Maasstanden; laaggelegen terreindelen inunderen dan. De Maas kent grote fluctuaties in haar waterpeil en reageert snel op neerslag bovenstrooms in het plangebied. Bij bouw in de Köbbesweg dient rekening gehouden te worden met hoge Masstanden en daardoor hoge waterstanden in de Zeep. Ten behoeve van overleg over het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Eijsden - Maastricht is besloten een kade aan te leggen waarmee het veiligheidsniveau op 1/1250 jaar wordt bereikt. Langs Oosterweg wordt kade aangelegd met kruinhoogte van 50,15m+NAP. Langs De Zeep wordt kade aangelegd met kruinhoogte van 50,10m+ NAP.
In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water en de watertoets dient voldoende waterberging aangelegd te worden dat een neerslaggebeurtenis van T=25 (35 mm in 45 minuten) verwerkt kan worden. Bij een neerslaggebeurtenis van T=100 (45 mm in 30 minuten) dient geen wateroverlast op te treden. Deze wateroverlast kan worden opgevangen door een bodempassage met infiltratievoorziening onder de parkeerplaats te realiseren of een bodempassage met geknepen infiltratievoorziening. Deze voorziening dient in overleg met het waterschap Roer en Overmaas verder uitgewerkt te worden. In het geval de voorziening met overstort wordt ontworpen dient een watervergunning te worden aangevraagd. De overstort wordt uitgevoerd met een knijpconstructie zodat er vertraagd wordt afgekoppeld.
Beheer en onderhoud
In het plangebied zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet-uitlogende bouwmaterialen.
Het gebruik van strooizout en chemische onkruidbestrijdingsmiddelen wordt beperkt.
Advies Waterschap
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp bestemmingsplan ter advies aan het Waterschap voorgelegd. Het Waterschap heeft op 14 januari 2010 een negatief wateradvies gegegeven. Zie bijlagen 2 Nota van inspraakreacties (bron: MER) en 3 voor de opmerkingen.
De reacties zijn inmiddels in onderhavige bestemmingsplan verwerkt zodat aan het advies van het Waterschap tegemoet wordt gekomen.
4.7 Ecologie
De gemeente Maastricht wilde aanvankelijk een coffeecorner ontwikkelen op het terrein van RWZI Randwyck nabij de Köbbesweg. Het gaat daarbij om een gebouw met meerdere ingangen en een grote parkeerplaats met verlichting en hekwerk. Het betreffende terrein valt binnen het bedrijventerrein Eijsden-Maastricht.
In 2002 is in het kader van het bestemmingsplan bedrijventerrein Eijsden-Maastricht een uitgebreide inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd (ARCADIS, 2002). Gelet op de aanwezigheid van een dassenburcht bij de Zeep - en de zwaar beschermde status van deze soort - is een natuurcompensatieplan opgesteld (ARCADIS, 2003) (zie hiervoor Bijlage 6 PvE natuurcompensatie bedrijventerreinEijsden-Maastricht). Dit is formeel vastgelegd in een ontheffing voor de Flora- en faunawet (LNV, 2005). Inmiddels is de aanleg van het bedrijventerrein (bouwrijp maken, aanleg infrastructuur) in volle gang. Dit geldt ook voor de aanplant van hagen en fruitbomen ter compensatie van het leefgebied van de das.
Vanwege de mogelijke ontwikkeling van een coffeeshoplocatie ter plaatse van Köbbesweg is in het najaar van 2007 een ecologische terreininspectie uitgevoerd door ARCADIS in opdracht van gemeente Maastricht. Daarbij is geconstateerd dat de eertijds onregelmatig bewoonde dassenburcht, nu wel permanent bewoond is. In het voorjaar van 2008 heeft ARCADIS uitvoerig onderzoek gedaan naar de status van de dassenburcht en de omvang van het actuele leefgebied. Met deze gegevens heeft een nieuwe toetsing plaatsgevonden van de geplande ontwikkelingen op het terrein van RWZI Randwyck in relatie tot de Flora- en faunawet.
Daarbij is het volgende geconcludeerd:
- Verplaatsen van de dassenfamilie naar de gerealiseerde kunstburcht ten zuiden van het bedrijventerrein is technisch en juridisch gezien weinig realistisch.
- De huidige dassenburcht RWZI zal dan ook behouden moeten blijven. Dat betekent dat naar een alternatieve locatie gezocht zal moeten worden.
ARCADIS heeft op 3 december 2009 een actualiserings (veld) onderzoek naar het voorkomen van de das uitgevoerd (zie Bijlage 7). Afname van gebruik ten opzichte van 2008 is niet waargenomen. De hiervoor beschreven constateringen blijven onveranderd.
Er is een alternatieve locatie voor de Coffeecorner gevonden aan de zuidzijde van de Köbbesweg ten oosten van de Schaapbroekweg. Het perceel bevindt zich aan de rand van het leefgebied van de dassen van de dassenburcht van de Zeep en niet in het leefgebied van de opnieuw bewoonde dassenburcht van RWZI.
De locatie van de coffeecorner is niet van betekenis voor andere zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet). Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid (POG en EHS-gebieden) en Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000 gebieden) is hier ook niet aan de orde.
Dassenpopulaties
Binnen de locatie Köbbesweg wordt de onderlinge uitwisseling van de twee dassenpopulaties versterkt. Aantasting van het leefgebied van de dassenburcht van de Zeep is inmiddels voldoende gecompenseerd en is toegestaan binnen de huidige ontheffing voor de flora- en faunawet. De vestiging van de Coffeecorner hoeft niet van invloed te zijn op de gunstige staat van instandhouding van de dassenpopulatie in het terrein van RWZI. Voor de levensvatbaarheid is het dan wel wenselijk dat er uitwisseling tussen de dassenfamilies mogelijk blijft.
De gemeente Maastricht zal een migratieroute voor dassen ontwikkelen tussen het distributiecentrum langs de Rekoutweg en de nieuw te ontwikkelen Coffeecorner. Deze ecologische zone zal binnen het plan van de Coffeecorner gevrijwaard worden van verlichting en menselijke activiteit. Met de orientatie van het gebouw wordt verstoring van de dassenroute voorkomen (blinde gevel zonder toegangsdeuren). Daarmee wordt voldoende rust gewaarborgd (zie hiervoor paragraaf 3.3 Planbeschrijving Kobbesweg).
Tenslotte zal binnen het plan een dassentunnel onder de Köbbesweg worden gerealiseerd, zodat de dassen hier niet worden doodgereden en de te ontwikkelen migratieroute daadwerkelijk kan functioneren. In dit kader zal ook rekening moeten worden gehouden met het aanleggen van bijbehorende voorzieningen, zoals dassenrasters en geleidende begroeiing.
4.8 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Uit "kaart 1: Historische bouwkunst en archeologie" van de "Basiskaarten van de Limburgse Cultuurhistorie" van de provincie Limburg blijkt dat er in de omgeving van het projectgebied geen rijks- en/of provinciale monumenten gelegen zijn.
Aan de Köbbesweg bevinden zich cultuurhistorisch of aardkundig gezien geen waardevolle objecten.
Archeologie
Terreinen van archeologische betekenis of terreinen van hoge archeologische waarde zijn in de omgeving van het plangebied volgens de genoemde kaart niet aanwezig. Noch zijn er volgens de kaart te beschermen of beschermde archeologische monumenten in of in de nabijheid van het projectgebied terug te vinden. De archeologische terreinen aangegeven op kaart 1 vormen slechts een klein deel van de aanwezige waarden.
Om meer zicht te krijgen op gebieden waar archeologische vondsten verwacht kunnen worden, is ook "kaart 2: Indicatieve archeologische waarden" van belang. Hieruit blijkt dat het projectgebied voor wat betreft de indicatieve archeologische waarden valt onder de categorie "Laag".
In de omgeving van de Köbbesweg zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Dit toonde aan dat het bodemprofiel grotendeels intact is. Onder een pakket colluvium en jonge rivierklei bevindt zich het laagterras van Geistingen. Direct ten zuiden van de beoogde locatie is onderzoek uitgevoerd in het kader van de aanleg van het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden. Hierbij zijn diverse archeologische resten uit diverse periodes aangetroffen, met name uit de Romeinse periode.
Tijdens een verkennend booronderzoek door de archeologen van de gemeente Maastricht op de beoogde locatie van de coffeeshop aan de Köbbesweg, is vastgesteld dat het niveau waarop archeologische resten verwacht kunnen worden op verschillende diepten ligt. Aan de oostzijde van het terrein ligt het niveau op ca. 60 cm -mv. Het niveau loopt geleidelijk af in westelijke richting tot ca. 90 cm -mv.
Dit niveau wordt gevormd door de zgn. oude rivierklei die enkele duizenden jaren geleden door de Maas is afgezet en waarop vanaf de Steentijd bewoning mogelijk was. De oude rivierklei wordt afgedekt met een laag jonge rivierklei en colluvium waarin geen of weinig archeologische resten worden verwacht. In de zuidelijke punt van het perceel ligt het maaiveld beduidend hoger. Daar is sprake van een iets hoger liggend rivierterras dat is afgedekt met verspoelde loess. Het archeologisch niveau ligt hier net onder de bouwvoor, dus op 30 cm diepte.
Het verdient daarom vanuit archeologisch oogpunt aanbeveling de Coffeecorner op het noordwestelijk deel van het perceel te realiseren. Daar zit het archeologisch niveau op ca. 90 cm -mv. Op het oostelijke deel van het terrein zit het archeologisch niveau op ca. 60 cm -mv.
Een locatie in de zuidelijke punt van het perceel moet worden ontraden omdat eventuele archeologische resten daar net onder de bouwvoor (30 cm -mv) liggen, en omdat deze terrasrand een hoge archeologische verwachting heeft. Dit deel van het terrein blijft op basis van het inrichtingsvoorstel onbebouwd (zie paragraaf 3.3.2).
Zoals het inrichtingsvoorstel laat zien, zal de Coffeecorner in het noordoostelijk deel worden gerealiseerd. Uitgangspunt hierbij is dat voor de nieuwbouwlocatie geen diepe graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien bij de fundering van de gebouwen deze diepten wel wordt overschreden, is vervolgonderzoek noodzakelijk. Een proefsleufonderzoek is dan noodzakelijk om de aanwezigheid en de waarde van eventuele archeologische resten vast te stellen.
4.9 Hinder Van Bedrijven
Voor de locatie Köbbesweg zijn geen milieucontouren als gevolg van bestaande bedrijven waarmee rekening moet worden gehouden. De nabijgelegen waterzuiveringsinstallatie RWZI kent een zogenaamde hindercirkel (geur). Deze hindercirkel reikt echter niet tot aan het plangebied (zoals blijkt uit het vigerende bestemmingsplan bedrijventerrein Maastricht-Eijsden, waar de locatie thans onderdeel van uit maakt). Er is dus geen sprake van een belemmering van een acceptabel leefklimaat vanwege geurhinder door de RWZI.
De planontwikkeling aan de Kobbesweg heeft op haar beurt eveneens geen gevolgen voor naastgelegen bedrijfsactiviteiten.
4.10 Verkeer En Parkeren
In bijlage 6 van het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht" is het verkeersonderzoek opgenomen dat op 18 november 2009 door ARCADIS is uitgevoerd (kenmerk: 074217322:0.6). Hierbij zijn alle coffeecornerlocaties ten aanzien van het aspect verkeer uitvoerig onderzocht.
Bij de spreiding van de coffeeshops, modelmatig en op stedelijk niveau, zijn geen grote verschuivingen waar te nemen in de verkeersstromen. De locatie voor de coffeecorner aan de Köbbesweg is verkeerskundig gezien goed inpasbaar en vangt het verkeer af aan de randen van de stad.
Er zal bij spreiding van de coffeeshops minder overlast in het centrum zijn omdat de parkeerdruk vermindert. Dit vrijgekomen aanbod van parkeervoorzieningen kan worden gebruikt voor reguliere centrumbezoekers. Ook zal het zoekverkeer merkbaar afnemen ten gunste van de verkeersveiligheid. Op het gebied van langzaam verkeer worden geen wijzigingen in de bestaande structuur doorgevoerd en hebben de I/C-verhoudingen geen significant effect.
De doorstroming op het onderliggende wegennet verandert nauwelijks ten opzichte van de referentiesituatie. De effecten op het wegennet zijn zo klein dat deze verwaarloosbaar zijn. De locatie ligt nabij de hoofdstructuur, waardoor autoverkeer minder "diep" het centrumgebied van Maastricht in hoeft te rijden. Dit past binnen de vigerende beleidskaders van de gemeente Maastricht om het autoverkeer zo lang mogelijk op de hoofdstructuur te houden en het centrumgebied te ontlasten van autoverkeer. De kwaliteit van de bereikbaarheid voor fietsverkeer is voldoende om intensiever gebruik van fietsroutes op te kunnen vangen. Op de locatie Köbbesweg is voldoende fysieke ruimte aanwezig om aan deze parkeerbehoefte op eigen terrein te voldoen.
Op het terrein zal een parkeervoorziening worden aangelegd die plaats biedt aan 200 voertuigen. Deels worden deze parkeervoorzieningen uitgevoerd als semi-verhard terrein aangezien een groot deel van de parkeerplaatsen onder normale omstandigheden niet nodig zullen zijn. De 200 parkeerplaatsen zijn gebaseerd is op het spreiding + alternatief waarbij onvoorzien meer bezoekers de coffeecorner zullen bezoeken en de uitvalmogelijkheid bij piekmomenten (zie het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht", 23 december 2010 met kenmerk B01032/ZC0/1S6/002142).
Verkeersafwikkeling
Uit het in het kader van het MER opgestelde verkeersmodel blijkt dat de doorstroming op het onderliggende wegennet, in de directe omgeving van de locatie, goed is. De Hoge Weerd, de Köbbesweg en de A2 hebben een IC-waarde van respectievelijk 0,43 , 0,47 en 0,62.
Ten opzichte van de situatie in 2009 is dat wel een verdubbeling. De waarden blijven echter nog steeds ver beneden de kritieke IC-grens van 0,80 waardoor de verkeersafwikkeling goed is te noemen.
Bereikbaarheid
Vanwege de directe ligging aan de A2 is de bereikbaarheid vanaf de rijksweg goed te noemen. Dit geldt vooral voor het verkeer vanuit de richting Eijsden en Luik. Voor verkeer vanuit het noorden van Maastricht is de bereikbaarheid minder gunstig gezien het feit dat bezoekers vanuit deze richting de gehele stad moeten doorkruisen.
4.11 Kabels & Leidingen
In het plangebied zijn geen ondergrondse kabels en (buis)leidingen gelegen.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
De juridische regeling bestaat uit een verbeelding en regels. De verbeelding geeft de bestemmingen binnen het plangebied aan. De onderhavige verbeelding heeft de schaal 1:1000. In de regels zijn regels opgenomen omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden alsmede omtrent de bebouwing. In de bouwregels worden binnen de bestemming "Horeca" regels gesteld ten aanzien van de bebouwing. Binnen de bestemming "Groen" is bouwen beperkt toegestaan.
Om het plan optimaal te laten functioneren zijn in de laatste artikelen van de regels binnen een strikte begrenzing de afwijkingsmogelijkheden van het plan aangegeven. Het betreft algemene ontheffingsmogelijkheden van Burgemeester en Wethouders, die in de meeste bestemmingsplanvormen voorkomen, alsmede een algemene wijzigingsbevoegdheid. De bedoeling is hiermee voldoende flexibiliteit aan het plan te geven.
5.2 Artikelsgewijze Toelichting Op De Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de inleidende regels (artikelen 1 en 2), bestemmingsregels (artikel 3 t/m 4), algemene regels (artikelen 5 t/m 10) en de overgangs-, en slotregels (artikelen 11 en 12).
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen: Hierin worden de in de regels gebezigde begrippen gedefinieerd om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Bij de begrippen is tevens aangesloten bij het handboek van de gemeente. In dat kader is eveneens een invulling gegeven aan het begrip "seks- en/of pornobedrijf". Dit wordt in principe standaard in de Maastrichtse bestemmingsplannen uitgesloten. Dat is ook hier het geval. In de gebruiksregels is een uitdrukkelijk verbod opgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten: Dit artikel geeft aan op welke manier het meten moet plaatsvinden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen is opgebouwd uit:
- Een bestemmingsomschrijving waarin is weergegeven waarvoor de gronden zijn bestemd.
- De bouwregels waarin regels zijn gesteld ten aanzien van het oprichten van bouwwerken.
Artikel 4 Horeca is opgebouwd uit:
- Een bestemmingsomschrijving waarin is weergegeven waarvoor de gronden zijn bestemd.
- De bouwregels waarin regels zijn gesteld ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbelbepaling. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, dient bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te worden gelaten.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels. Hierin is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met het bestemmingsplan.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels. Hierin is o.a. vastgelegd dat Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken om de in de voorschriften genoemde maten, onder voorwaarden, met maximaal 10% te wijzigen indien er geen belangen van derden worden geschaad.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels. In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden de bestemmingsgrenzen te overschrijden.
Artikel 9 Algemene procedureregels. Hierin is de procedure aangegeven die moet worden doorlopen in het geval van het toepassen van nadere eisen en wijzigingen.
Artikel 10 Overige regels. Hierin wordt aangegeven dat regelingen waarnaar verwezen wordt dienen te worden gelezen zoals deze luidden ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht: Deze artikelen omvatten het overgangsrecht omtrent bebouwing en het gebruik van gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Slotregel. Dit artikel geeft de titel van de regels aan.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke- En Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg ex artikel 3.1.1. BRO
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Het voorontwerp bestemmingsplan (tezamen met het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht") is in december 2009 daartoe verzonden naar de volgende overheidsinstanties:
- Gemeente Meerssen
- Gemeente Eijsden (thans gemeente Eijsden-Margraten)
- Gemeente Lanaken
- Gemeente Riemst
- Gemeente Visé
- Gemeente Voeren
- Provincie Limburg
- Waterschap Roer en Overmaas
- VROM-inspectie
Voor de reacties van het vooroverleg wordt verwezen naar de nota van reacties in het kader van het vooroverleg t.b.v. concept MER en concept voorontwerp bestemmingsplannen voor spreiding Maastrichtse coffeeshops, (vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van Maastricht op 11 mei 2010) Deze nota van reacties is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan bijgevoegd.
De reactie van het Waterschap Roer en Overmaas (advies watertoets) in het kader van het vooroverleg van het voorliggende bestemmingsplan "Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg" is in Bijlage 3 opgenomen. De opmerkingen zijn conform deze nota van reacties opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan in 4.6.
Naast bovenstaande heeft de gemeente Maastricht het voorontwerp bestemmingsplan verstuurd naar de klankbordgroep Coffeecorner (met de concept MER-rapportage). Deze klankbordgroep bestaat uit:
- Vertegenwoordigers buurtplatforms
- VOCM (Vereniging Officiele Coffeeshops Maastricht)
Voor de ingediende reacties naar aanleiding van de concept MER-rapportage en het voorontwerp bestemmingsplan wordt verwezen naar bijlage 2. Daarnaast is er op 11 januari 2010 een bijeenkomst georganiseerd met de klankbordgroep Coffeecorner met een toelichting van de opgestuurde stukken. Zie voor het verslag van de bijeenkomst van 11 januari bijlage 4.
De nota van inspraakreacties is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Zienswijzen
Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken.
Dit bestemmingsplan heeft, samen met het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport", 21 april 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze termijn zijn schriftelijke zienswijzen ingediend. In het zienswijzen rapport (30 augustus 2011) is een reactie gegeven op de ingediende zienswijzen (zie Bijlage 8 Zienswijzen rapport)(daarnaast zijn de ingediende zienswijzen bijgevoegd in Bijlage 9 Zienswijzen).
Het MER "Spreiding coffeeshops Maastricht Milieueffectrapport" is in Bijlage 11 van dit bestemmingsplan bijgevoegd. Voor de samenvatting van het MER wordt verwezen naar Bijlage 10 MER samenvatting.
Het zienswijzen rapport (30 augustus 2011) is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijk ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4, onderscheidenlijk 5 Wro noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d Wro noodzakelijk is.
Het bestemmingsplan voorziet in het plangebied in de realisatie van een drietal coffeeshops (één Coffeecorner) met bijbehorende voorzieningen, waarvoor bouwvergunningen zijn vereist.
In een daartoe afgesloten intentie-overeenkomst hebben de betrokken coffeeshophouders een (vrijwillige) medewerking aan de uitvoering van het spreidingsbeleid coffeeshop toegezegd (inclusief de afspraak dat de spreiding voor de gemeente budgettair neutraal zal zijn).
Op basis hiervan zal de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro middels een anterieure overeenkomst met de betrokken partijen de grondexploitatie regelen.
Planschade
Met de coffeeshophouders zullen zogenoemde planschadeovereenkomsten worden gesloten. Eventuele planschade zal voor hun rekening dienen te blijven
Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht
Eind 2010 concludeert een rapport van Buck Consultants over de bedrijventerreinen en kantorenlocaties in Maastricht dat sprake is van een oplopend overaanbod. Men spreekt voor bedrijventerreinen over een overaanbod van ca. 85 ha. Er wordt geconstateerd dat Maastricht voorlopig vooruit kan met de huidige voorraad. Het gemeentebestuur is van mening dat op basis van dit rapport is aangegeven dat de kans groot is dat, zonder nader ingrijpen, voor de periode tot 2020, sprake is van een overschot aan bedrijfskavels en kantoorruimtes. Op basis van dit rapport en gezien de kleinschaligheid van dit terrein voor een koffieshop (ca. 1,5 ha) wordt verwacht geen (vervangende) nieuwe uitbreiding van het bedrijventerrein nodig te hebben.
Bijlage 1 Effecten Coffeecorner Köbbesweg (Bron: Mer)
Bijlage 1 Effecten Coffeecorner Köbbesweg (bron: MER)
Bijlage 2 Nota Van Inspraakreacties (Bron: Mer)
Bijlage 2 Nota van inspraakreacties (bron: MER)
Bijlage 3 Advies Watertoets
Bijlage 4 Verslag Bijeenkomst Gezamenlijke Klankbordgroepen Coffeecorner (11-01-10)
Bijlage 4 Verslag bijeenkomst gezamenlijke klankbordgroepen Coffeecorner (11-01-10)
Bijlage 5 Actualisatie Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Actualisatie luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 6 Pve Natuurcompensatie Bedrijventerrein Eijsden-maastricht
Bijlage 6 PvE natuurcompensatie bedrijventerrein Eijsden-Maastricht
Bijlage 7 Actualiseringsonderzoek Dassenburcht Waterzuivering Eijsden
Bijlage 7 Actualiseringsonderzoek dassenburcht Waterzuivering Eijsden
Bijlage 8 Zienswijzen Rapport
Bijlage 9 Zienswijzen
Bijlage 10 Mer Samenvatting
Bijlage 11 Mer Spreiding Coffeeshops Maastricht Incl Bijlagen
Bijlage 11 MER Spreiding coffeeshops Maastricht incl bijlagen