KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen - 1
Artikel 6 Wonen - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Stedenbouw
3.2 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Geluid
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Explosieven
4.7 Water
4.8 Ecologie
4.9 Archeologie/cultuurhistorie
4.10 Milieueffectrapportage
4.11 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Beschrijving
5.1 Het Juridische Plan
5.2 Bestemmingsplanbepalingen
5.3 Algemene Regels
5.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Memo Geurberekeningen
Bijlage 3 Onderzoek Wegverkeerslawaai En Industrielawaai
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Actualiserend Vooronderzoek
Bijlage 6 Explosievenonderzoek September 2017
Bijlage 7 Explosievenonderzoek Maart 2014
Bijlage 8 Water
Bijlage 9 Notitie Flora En Fauna
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 11 Selectiebesluit

Hoebenakker-Salmespad

Bestemmingsplan - Gemeente Nederweert

Vastgesteld op 04-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hoebenakker-Salmespad met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01 van de gemeente Nederweert;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteit:

de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatig verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep , waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder worden geen detailhandel en seksinrichting begrepen;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzondelijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voor toepassing van deze planregels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld aan een aan het hoofdgebouwd aangebouwd bijgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woningen:

blokken van meer dan 2 woningen onder 1 kap;

1.8 aangebouwd bijgebouw:

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/ of door het gebruik maken van dezelfde constructie mu(u)r(en);

1.9 achtergevelrooilijn:

de op de verbeelding aangegeven van de bestemming afgekeerde bouwgrens, welke niet mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.10 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.14 bedrijvigheid aan huis:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/ of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht;

1.15 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.16 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;

1.17 beroepsmatige activiteiten:

een beroep, of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgevoerd;

1.18 bestaand:

a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en/of verleende vergunning;

b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbeborend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en een met een maximale hoogte van 3,50 m voor woningen respectievelijk woongebouwen en 4,50 m voor andere gebouwen;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 carport:

een bijgebouw, niet zijnde een overkapping met een open constructie als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II, artikel 2 en artikel 3, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte, en uit ten hoogste twee wanden, niet zijnde een voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.33 dakopbouw:

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; Horecadoeleinden worden hieronder begrepen;

1.35 dienstverlenend bedrijf:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;

1.36 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.37 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, rioleringen, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen);

1.38 eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat;

1.39 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.40 erker:

uitbouw aan een gevel waardoor een gedeelte van die gevel voor of naast de woning is gelegen;

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.42 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);

1.43 evenement:

een tijdelijke activiteit in de open lucht al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 halfvrijstaande of twee-onder-een-kap woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.46 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.47 internetwinkel

(detail)handel via internet (of postorder), mits ter plekke geen sprake is van het uitstallen, afhalen of verkoop ter plekke (ook niet als ondergeschikte activiteit), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.48 levensloopbestendige woning:

woning die voorziet in de primaire voorzieningen op de begane grond;

1.49 luifel:

een uitstekend afdak aan een gebouw;

1.50 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

Er moet sprake zijn van meer dan 8 uur verleende per week mantelzorg door de mantelzorger over een periode die langer duurt dan 3 maanden. Als een verklaring zoals hierboven bedoeld kan ook dienen dat de mantelzorgbehoevende bekend is bij het gemeentelijk WMO-loket als zorgbehoevende.

1.51 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.52 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.53 onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen kampeermiddelen, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.54 overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

1.55 patiowoning:

een woning waarbij de (bepalende) buitenruimte geheel of gedeeltelijk is afgesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren zodat een binnenplaats of binnenhof wordt gevormd;

1.56 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.57 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.58 primaire voorziening:

voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning; te weten: woonkamer, keuken, badkamer/toilet, één slaapkamer;

1.59 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.60 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.61 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.63 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.64 straatprostitutie:

het op zich op de weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. functieomschrijving en/ of bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;

1.65 tuin:

Gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;

1.66 verbeelding:

de tekening (analoog en digitaal) van het bestemmingsplan Hoebenakker-Salmespad van de gemeente Nederweert;

1.67 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.68 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel (de gevel waar de hoofdorientatie plaats vindt) die niet door gebouwen mag worden overschreden (behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen);

1.69 voorziening van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc;

1.70 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;

1.71 vrijstaand geschakelde woning:

Een hoofdgebouw verbonden met een gemeenschappelijke wand met een bijbehorend bouwwerk van een naastgelegen hoofdgebouw;

1.72 vrijstaande woning:

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

1.73 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.74 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot op de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.75 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.76 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.77 zendmast:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst;

1.78 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstanden:

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte:

De gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, zoals deze geldt ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.

N.B. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speel- en wandelgelegenheden;
  3. c. evenementen;
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. watergangen;
  6. f. langzaamverkeersroute(s);
  7. g. calamiteitenvoorzieningen;


met de daarbij behorende

  1. h. voorzieningen voor het openbaar nut;
  2. i. verhardingen, zoals wandel- en fietspaden en parkeerplaatsen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zitgelegenheden, (kinder)speelwerktuigen, alsmede gebouwen van openbaar nut en abri's;
  4. k. kleine gebouwen voor beheer en onderhoud.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het parkeren op paden;
    2. 2. het opslaan van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
    3. 3. het opslaan van rij- en voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn of daaruit reeds gesloopte materialen;
    4. 4. het gebruik van bouwwerken voor een speelautomatenhal.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. evenementen;
  4. d. de aan- en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding alsmede waterberging;
  5. e. calamiteitenvoorzieningen;


met de daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  2. g. parkeerterreinen en voorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  5. j. voorzieningen van openbaar nut.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;


met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen en erven;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. voorzieningen van openbaar nut;
  6. g. achterpaden;


met dien verstande dat:

  1. h. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis en consumentverzorgende dienstverlening in de hoofdgebouwen enkel is toegestaan binnen de in 5.5.1 opgenomen voorwaarden;
  2. i. de uitoefening van een internetwinkel enkel is toegestaan binnen de in 5.5.2 opgenomen voorwaarden;
  3. j. de uitoefening van mantelzorg in het hoofdgebouw is toegestaan;
  4. k. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw of bedrijvigheid aan huis en consumentverzorgende dienstverlening, een internetwinkel of mantelzorg alleen is toegestaan na toepassing van de in 5.6.1, 5.6.2 of 5.6.3 opgenomen afwijkingsbevoegdheid.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Nadere eisen

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Wonen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;


met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen en erven;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. voorzieningen van openbaar nut;
  6. g. achterpaden;


met dien verstande dat:

  1. h. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis en consumentverzorgende dienstverlening in de hoofdgebouwen enkel is toegestaan binnen de in 6.5.1 opgenomen voorwaarden;
  2. i. de uitoefening van een internetwinkel enkel is toegestaan binnen de in 6.5.2 opgenomen voorwaarden;
  3. j. de uitoefening van mantelzorg in het hoofdgebouw is toegestaan;
  4. k. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw of bedrijvigheid aan huis en consumentverzorgende dienstverlening, een internetwinkel of mantelzorg alleen is toegestaan na toepassing van de in 6.6.1 , 6.6.2 of 6.6.3 opgenomen afwijkingsbevoegdheid.

6.2 Bouwregels

Op voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 6.1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Nadere eisen

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bouwbepaling


Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden enig bouwwerk te bouwen, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

8.2 Tijdelijke woonunit


Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1'en 'Wonen - 2' is het toegestaan een woonunit ten behoeve van het tijdelijk verblijf op het bouwperceel van de te bouwen woning voor de duur van maximaal 2 jaar, na afgifte van de omgevingsvergunning op te richten. Voor het plaatsen van de woonunit gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale oppervlakte van de woonunit bedraagt 75 m2;
  2. b. de maximale bouwhoogte van de woonunit bedraagt 3,5 meter;
  3. c. de woonunit wordt tenminste 1 meter uit de voorste en zijdelingse perceelsgrens geplaatst.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - boringsvrije zone

  1. 1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' binnen en buiten inrichtingen verboden:
    1. a. een boorput, een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem te maken of te hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei (dieper dan 80 meter);
    2. b. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei (dieper dan 80 meter) kunnen aantasten.
  2. 2. Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 80 meter (tot aan de Bovenste Brunssumklei), wordt vier weken van tevoren schriftelijk gemeld aan gedeputeerde staten.
  3. 3. Bij het maken en sluiten van een boorput wordt de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingen

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  2. b. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
  3. c. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 12.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

13.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoebenakker-Salmespad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Nederweert staat voor een grote ruimtelijke opgave, waarbij meerdere uitbreidingslocaties worden, of inmiddels al zijn, gerealiseerd. Voor iedere kern binnen de gemeente heeft de gemeenteraad uitbreidingslocaties aangewezen. Voor de kern Nederweert is gekozen voor een locatie ten noorden van de kern. Deze locatie -genaamd 'Hoebenakker'- wordt begrensd door Strateris, de Hoebensstraat en de Bosserstraat. In fases worden circa 360 woningen gerealiseerd waaronder starterswoningen, projectmatige bouw en vrije sector-woningen op zelfbouwkavels. De nieuwe wijk krijgt ruime kavels met brede profielen en een ruime uitstraling. 15% tot 20% van het gebied wordt gereserveerd voor groen en water. Om de verkeershinder te beperken worden alle wegen op de locatie ingericht als 30 km/u zone.


Voor deze noordelijke uitbreiding van Nederweert heeft de gemeente op 27 mei 2008 een structuurplan vastgesteld. Op basis van dit Structuurplan heeft de gemeenteraad op 19 april 2011 het bestemmingplan Hoebenakker vastgesteld. Dit bestemmingsplan is naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak gedeeltelijk herzien. Het onherroepelijke bestemmingsplan Hoebenakker 2013 biedt de juridische en planologische basis voor de ontwikkeling van Hoebenakker. Hoebenakker wordt echter in fases ontwikkeld, waarbij afhankelijk van de vraag de grootte van de fase wordt bepaald. De eerste fase is in het bestemmingsplan Hoebenakker 2013 voorzien van een 'eindbestemming', terwijl voor de overige fases een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. De eerste fase is inmiddels ook gerealiseerd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto Hoebenakker. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl (2017), plangebied aangeduid in rood

De gemeente is nu van plan om de volgende fase 'Hoebenakker-Salmespad' te realiseren. Voor de ontwikkeling van deze fase is nog geen 'directe bouwtitel' opgenomen, waardoor het doorlopen van een planologische procedure noodzakelijk is. De aanwezige wijzigingsbevoegdheid biedt onvoldoende mogelijkheden om het gewenste programma te kunnen realiseren.

Daarom heeft de gemeente gekozen voor een herziening van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt de juridische en planologische basis voor de ontwikkeling van de fase 'Hoebenakker-Salmespad'. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 40 woningen mogelijk.

1.2 Plangebied

Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de achterzijde van een halfopen lint (Hoebensstraat - Bosserstraat), waar over het algemeen naoorlogse woningen en boerderijen liggen. Aan de westzijde ligt een meer historisch, dichter lint (Strateris), dat naast moderne bebouwing ook een aantal oude boerderijen met ruime groene erven herbergt. De oostzijde bestaat uit het Salmespad. De zuidgrens tenslotte wordt gevormd door een recent ontwikkelde woonwijk. Er zijn al aanzetten gemaakt voor uitbreiding van dit woongebied in de vorm van nu nog doodlopende uiteinden van de Bezembinder en Mandenmakerstraat. De rand van dit woongebied is nog niet afgerond of ingepast. De ontwikkeling van de fase 'Hoebenakker-Salmespad' zorgt voor een gedeeltelijk afronding van de woonwijk aan de noordzijde. Op voorgaande afbeelding is de grens van de beoogde ontwikkeling geprojecteerd op de huidige luchtfoto.

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden in Hoofdstuk 2 van deze toelichting de relevante beleidskaders beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de beoogde plannen, waarna in Hoofdstuk 4 aandacht wordt besteed aan de verschillende milieuaspecten. Indien er specifieke onderzoeken zijn uitgevoerd, zijn deze als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. In Hoofdstuk 5 wordt vervolgens een toelichting gegeven op de juridische opzet van het plan. Tot slot beschrijft Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van de plannen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 12 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat de invulling van de verstedelijkingsopgave verder over aan de provincies, regio's en gemeenten. In de volgende paragrafen wordt hier nader op in gegaan. De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied passen daarmee binnen het SVIR.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in het Besluit ruimtelijke ordening de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Concreet luidt deze regeling als volgt:


"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".


Of de ladder doorlopen moet worden is mede afhankelijk van de aard en omvang van de 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Uit jurisprudentie blijkt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling indien sprake is van een woningbouwlocatie van meer dan twaalf woningen. Omdat de plannen uit gaan van de bouw van circa 40 woningen is het doorlopen van de ladder noodzakelijk. In de Structuurvisie wonen, zorg en woonomgeving, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1, wordt de behoefte onderbouwd. Ook wordt daarin een afweging gemaakt tussen de beschikbare locaties.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan 2014 (structuurvisie)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 beschrijft de Provincie Limburg haar visie waarbij centraal staat wat er nodig is om de kwaliteit van de fysieke omgeving te verbeteren, met een tijdshorizon van 10 jaar. Het POL heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet) en Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL2014 is onderscheid gemaakt in zeven gebieden, elk met eigen herkenbare kernkwaliteiten. Voor de verschillende zones liggen er verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.


Volgens de kaarten die horen bij het POL ligt het plangebied volledig in het buitengebied. Deze zone omvat alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. In deze zone worden de volgende accenten gelegd:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw.
  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw.
  • Kwaliteit en functioneren ondergrond.


afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0002.png"

Figuur 2: Bron POL2014

In het POL wordt ook specifiek in gegaan op de Limburgse woningmarkt. Kwantitatief en kwalitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt, maar niet in de hele provincie gelijktijdig en op dezelfde manier. De top in de woningbehoefte wordt naar verwachting in Midden-Limburg bereikt rond 2028. Overal moet echter de programmering 'over de top heen kijken'. Dat vergt andere benaderingen, als inbreiding in plaats van uitleglocaties, planmatig verdichten en verdunnen. De opgave ligt vooral in het onttrekken van overtollige en minder courante planvoorraad, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van hetgeen er al in overvloed is. Per regio zijn de specifieke woonopgaven beschreven in een kwaliteitsenveloppe.

Midden-Limburg kenmerkt zich hierbij door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er is er sprake van een gedifferentieerd woongebied waarin de komende 10-15 jaar een demografische transitie zal plaats vinden. De woningmarkt heeft als opgave mee te bewegen in deze transitie. De regio heeft in 2014 de structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg vastgesteld, waarin gezamenlijk invulling wordt gegeven aan het dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad door kwaliteitsverbetering, herstructurering (transformatieopgave zorgvastgoed en huursector) en waar nodig sloop en nieuwkomers (waaronder arbeidsmigranten). Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing.


De provincie heeft in het woningbouwbeleid met name een regisserende en faciliterende rol. Afspraken, over woningbouwlocaties en -aantallen worden in de verschillende regio's gemaakt. De provincie heeft in de omgevingsverordening waar nodig kader-stellende eisen opgenomen, die door de regio's en gemeenten gehanteerd moeten worden bij de opstelling van nieuwe bestemmingsplan.

2.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg was van oorsprong een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het hoofdstuk Ruimte richt zich tot de gemeentebesturen. De instructies die in dit hoofdstuk staan moeten door de gemeentebesturen in acht worden genomen bij het opstellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.


Op de kaarten van de Omgevingsverordening is het plangebied aangewezen als onderdeel van het landelijk gebied in de regio Midden-Limburg. Voor dit gebied geldt dat een ruimtelijk plan niet mag voorzien in de toevoeging van woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg. In paragraaf 2.3.1 wordt in gegaan op de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.


Het plangebied maakt daarnaast onder andere onderdeel uit van de boringsvrije zone "Roerdalslenk III". Het is in het gebied Roerdalslenk binnen en buiten inrichtingen verboden:

  1. 1. een boorput, een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;
  2. 2. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van . de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten.

Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 80 meter in zone III tot aan de Bovenste Brunssumklei wordt vier weken tevoren schriftelijk gemeld aan gedeputeerde staten. Bij het maken en sluiten van een boorput wordt de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving

De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) en de provincie Limburg hebben samen het initiatief genomen tot het opstellen van een regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving. De Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving is de basis voor het geven van sturing aan, en voeren van regie over, het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is in de afgelopen jaren doorvertaald naar een prioritering en in veel gemeenten ook al gedeeltelijke sanering van het woningbouwprogramma. In de Structuurvisie is geen lijst van te schrappen plannen opgenomen. Gebaseerd op de Structuurvisie vindt daartoe per gemeente nadere uitwerking en besluitvorming plaats.


Elke gemeente weet aan de hand van het regionaal opgestelde kwantitatief kader hoeveel woningen er minimaal of maximaal kunnen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Voor Nederweert is vastgelegd dat er maximaal 520 woningen aan de woningvoorraad toegevoegd mogen worden. Om te kunnen bepalen hoe de bestaande of potentiële (of nieuwe plannen) geordend gaan worden, is een afwegingskader gemaakt. Op basis van objectieve criteria worden plannen getoetst.
In principe gaan alle plannen door een aantal 'zeven'. Op basis hiervan ontstaat een ordening in de plancapaciteit per gemeente per kern. Indien zich nieuwe plannen aandienen, zullen deze op dezelfde wijze gewogen worden. De plannen of initiatieven worden aan de hand van diverse criteria beoordeeld en krijgen scores toegekend. Dit wil niet zeggen dat de hoogst scorende plannen ook kwalitatief te beste plannen zijn vanuit het oogpunt van een lange termijn match tussen huishoudens en woningvoorraad. Om meer kwalitatieve sturing te geven is per gemeente een kwaliteitsenveloppe opgesteld.


In Nederweert is dit verder uitgewerkt. In deze notitie geeft de gemeente aan hoe ze lokaal invulling geeft aan de bouwopgave en de sanering van de overtollige plancapaciteit. In deze notitie is aangegeven dat de ontwikkeling van de vervolgfase Hoebenakker onderdeel uit maakt van de te realiseren planvoorraad op middellange termijn (vanaf 2018). De beoogde ontwikkeling, die mogelijk wordt gemaakt middels voorliggend bestemmingsplan, maakt daarmee onderdeel uit van de planvoorraad die de basis vormt van de (te actualiseren) Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.


afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0003.png"

Figuur 3: Bron Structuurvisie Wonen, woonontwikkeling

Het plangebied voorziet daarmee in de behoefte die in de bestaande voorraad niet kan worden voorzien. Door het plan gefaseerd uit te voeren is men flexibel om aan de veranderende (toenemende) behoefte te voldoen. Het plan past hiermee in de regionale en provinciale beleidskaders.

Inmiddels bereiden de regiogemeenten de actualisering van de Structuurvisie voor. De besluitvorming is voorzien voor begin 2019. De bouw- en saneringsopgaven zullen dan worden herzien op basis van de meest actuele prognoses. Op basis van de meest recente prognosecijfers van Etil (Progneff 2016), wordt er voor Nederweert een iets grotere groei van huishoudens verwacht dan op basis van de prognoses uit 2013 die ten grondslag liggen aan de huidige structuurvisie. De feitelijke vraag naar bestaande en nieuwbouwwoningen is de laatste jaren fors toegenomen. Het woonmilieu Weert-Nederweert merkt daarbij een toenemende druk op de woningmarkt vanuit de regio Eindhoven.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Bestemmingsplan Hoebenakker 2013

Voor het plangebied geldt (tot vaststelling van onderhavig bestemmingsplan) het bestemmingsplan Hoebenakker 2013. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 mei 2013. Het bestemmingsplan maakt de gefaseerde ontwikkeling van de uitbreidingswijk Hoebenakker mogelijk. De eerste fase is voorzien van een directe bouwtitel. Voor de overige fases is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Ook het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. De gronden zijn voorzien van een agrarische bestemming. Deze bestemming staat de bouw van woningen niet toe.

Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming ter plaatse worden omgezet in een woonbestemming, mits wordt voldaan aan enkele voorwaarden, te weten:

  1. a. er niet meer dan 125 woningen worden toegestaan zijnde vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen, halfvrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen en patiowoningen, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, als ook wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut;
  2. b. wordt aangetoond dat er behoefte bestaat aan de woningen;
  3. c. de woningen dienen te passen in de geldende Regionale Woonvisie;
  4. d. op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan een bouwvlak wordt ingetekend;
  5. e. op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan eventueel een zone voor bijgebouwen wordt ingetekend;
  6. f. de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 7 meter mag bedragen;
  7. g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 11 meter mag bedragen;
  8. h. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft externe veiligheid; hiertoe wordt de regionale brandweer gehoord;
  9. i. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit;
  10. j. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor betreffend gebruik;
  11. k. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid;
  12. l. er dient overeenstemming met de provincie te zijn over de aanpak van de bodemverontreiniging;
  13. m. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in de Flora- en Faunawet;
  14. n. de ontwikkelingen leiden tot een landschappelijke kwaliteitsverbetering;
  15. o. de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  16. p. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  17. q. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
  18. r. een planschaderisicoanalyse wordt uitgevoerd.

De gemeente heeft uiteindelijk besloten om geen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, maar om een 'postzegelbestemmingsplan' in procedure te brengen. Dit bestemmingsplan biedt de juridische en planologische basis voor de ontwikkeling van de volgende fase van Hoebenakker.

2.4.2 Structuurvisie Nederweert

Door de gemeente Nederweert is de structuurvisie 'Ruimtelijke ontwikkelingen in een plattelandsgemeente 2010 - 2020' opgesteld en door de gemeenteraad vastgesteld op 9 november 2010. In de structuurvisie wordt uitgegaan van een ontwikkelingsgerichte toekomst. De ambitie is daarbij ingezet op een groei van de gemeente naar 17.500 inwoners in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0004.png"

Figuur 4:Structuurvisie Nederweert. Uitsnede van kaartblad.

Hiertoe heeft zij diverse woningbouwplannen in ontwikkeling, die zowel inspelen op de behoefte van de eigen bevolking en de doelgroepen, alsook forenzen kunnen aantrekken. Op grond van demografische gegevens wordt in Nederweert immers nog tot circa 2030 een groei van het aantal huishoudens verwacht. Voor nieuwe initiatieven ligt de focus wel op de hoofdkern Nederweert-Budschop. Voor forenzen van buiten de gemeente is de hoofdkern, met het aanwezige voorzieningenpakket en goede ontsluiting, de meest interessante vestigingsplaats in de gemeente. De ambitie is deze kracht verder uit te bouwen door de (grootschalige) woningbouwprojecten hier te concentreren.


Plannen en initiatieven voor woningbouw en herstructurering/renovatie van de bestaande woningvoorraad worden beoordeeld op het hierdoor te verbeteren woningaanbod en de bijdrage aan de kwaliteiten van de woonbuurt en de kern, waar dat bouwplan gerealiseerd gaat worden. Daarnaast worden initiatieven en plannen beoordeeld op de bijdrage aan het vergroten en versterken van de woningvoorraad voor de bijzondere doelgroepen. Flexibel en levensloopbestendig bouwen geniet hierbij de voorkeur aangezien op deze wijze (op termijn) meerdere doelgroepen kunnen worden bediend.

Als criteria hanteert de gemeente:

  • er dient rekening te worden gehouden met al in ontwikkeling zijnde plannen en de toekomstige behoefte aan de betreffende categorie woningen
  • de bijdrage aan de gewenste diversiteit van de opbouw van de woningvoorraad in de kernen;
  • de bijdrage aan de gewenste verhuisdynamiek (doorstroming) in de kernen;
  • de bijdrage aan gewenste stimulering van bijzondere doelgroepen;
  • de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de locatie en de omgeving (met name door oplossing van een lokaal knelpunt en/of de realisatie op een inbreidingslocatie);
  • de duurzaamheid en de levensloopbestendigheid van de ontwikkeling;
  • de verhouding bebouwing en openbare ruimte (recreatie, spelen, groene ruimte).


De behoefte aan woningen richt zich voor een groot deel op grondgebonden betaalbare koopwoningen voor starters en zelfbouw kavels voor de markt en in mindere mate op patio's voor senioren. In deze behoefte kan in de bestaande woningvoorraad niet voldoende worden voorzien. Om deze reden is en blijft er voorlopig behoefte aan een nieuwe uitleglocatie. Deze locatie is ook op de bijbehorende kaarten aangeduid als uitbreidingslocatie.

2.5 Conclusie

In Limburg wordt strak gestuurd op nieuwe woningbouwinitiatieven. Hierbij laat de provincie de regie grotendeels los aan de verschillende regio's. In regionaal verband worden afspraken gemaakt over de verdeling van bouw- en saneringsopgaven. Hierbij is een kwalitatief kader ontwikkeld, dat door gemeenten gebruikt wordt bij de afweging voor toekomstige plannen. De uitbreidingslocatie Hoebenakker is zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau opgenomen als uitbreidingslocatie voor woningbouw. Het blijkt zowel ruimtelijk als functioneel de beste plek om een deel van de woningbouwbehoefte op te vangen. Het relevante beleidskader onderstreept daarmee het belang van een voorspoedige ontwikkeling van Hoebenakker.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

De uitbreidingslocatie Hoebenakker is gelegen ten noorden van de huidige bebouwingsgrens van de kern Nederweert. De uitbreiding is zo groot dat het gebied niet in één keer gerealiseerd wordt. Bovendien zijn hier agrarische bedrijven aanwezig die alleen gefaseerd plaats kunnen maken voor woningbouw. Door het gebied op te delen in deelgebieden probeert de gemeente zo optimaal mogelijk in te spelen op de woonbehoeftes van het moment. De eerste fases zijn inmiddels gerealiseerd. Nu staat de ontwikkeling van de volgende fase 'Hoebenakker-Salmespad' op de agenda. Binnen 'Hoebenakker-Salmespad' wordt nu ingezet op de bouw van circa 40 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0005.png"

Figuur 5:Impressie stedenbouwkundig plan (met in rood begrenzing plangebied)

3.1 Stedenbouw

Deze keuze voor een verdere ontwikkeling van Hoebenakker is in lijn met de ingezette ontwikkelingsstrategie van Nederweert. Ten zuiden van het plangebied is reeds een deel van Hoebenakker gerealiseerd. Dit deel van de wijk heeft ruime kavels met brede profielen en een groene uitstraling. Om aan te sluiten op het nieuwe plan dient de bestaande wijk een afronding te krijgen. Hierdoor worden enkele doodlopende straten doorgetrokken in het plangebied, waardoor een logische verkeersstructuur ontstaat.


Kenmerkend voor de ontwikkeling van 'Hoebenakker-Salmespad' is de brede centrale groenzone ten noorden van het reeds gerealiseerde deel van Hoebenakker. In deze centrale zone is ruimte voor groen- en watervoorzieningen. Ook kunnen hier enkele speelvoorzieningen worden gerealiseerd. Deze groenzone markeert de overgang van projectmatigere bebouwing aan de zuidzijde tot een meer organische ontwikkeling (in aansluiting op het karakter van de linten) aan de noordzijde.

Ten noorden van de groenzone is de bebouwingsdichtheid wat lager door de aanwezigheid van vrijstaande woningen en twee onder één kap woningen. Om dit organische karakter te benadrukken is een verspringing van de voorgevelrooilijn het uitgangspunt.

Dit is beschreven in het opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan). Daarnaast is in dit bestemmingsplan de omvang van de hoofdbouwmassa gekoppeld aan de omvang van de bouwkavel. Voor de kavels ten zuiden van de wadi is de dichtheid wat hoger. Naast enkele vrijstaande en twee onder één kap woningen zijn hier ook enkele aaneen gebouwde woningen geprojecteerd. Om ook de mogelijkheid voor patiowoningen open te houden biedt dit bestemmingsplan hiervoor een specifieke 'afwijkingsmogelijkheid' voor de kavels ten zuiden van de wadi. Qua bouwmassa wordt in het totale plangebied zoveel mogelijk aangesloten op de bouwmassa's in de omgeving. Twee bouwlagen met een kap is hierbij het uitgangspunt.

Het woongebied wordt aangesloten op de bestaande woonstraten, te weten de Wiel Gubbelsstraat en de Leerlooier. Een directe aansluiting op de Hoebensstraat is niet voorzien. Het deelgebied ten noorden van de groenzone kent slechts één aansluiting op de bestaande wegenstructuur. In de groenzone is daarnaast één calamiteitenontsluiting voorzien. Deze is ook juridisch geborgd in dit bestemmingsplan.

Het parkeren gebeurt grotendeels op eigen terrein, conform de eisen die de gemeente daaraan heeft gesteld. Dat betekent dat elke twee onder één kap woning minimaal beschikt over 1 parkeerplaats op eigen terrein en dat elke vrijstaande woning beschikt over twee parkeerplaatsen op eigen terrein. De afmetingen van een parkeerplaats moeten minimaal 6 x 2,5 meter zijn en een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen. Voor aaneen gebouwde woningen geldt dat het parkeren in de openbare ruimte plaats vindt. Dit geldt ook voor het bezoekersparkeren. Het parkeren in de openbare ruimte wordt veelal als langsparkeren opgelost.

3.2 Beeldkwaliteit

In het bijgevoegde beeldkwaliteitsplan worden de welstandscriteria beschreven die gehanteerd moeten worden bij de beoordeling van de bouwplannen binnen het gebied Hoebenakker-Salmespad. Het beeldwaliteitsplan is daarmee te beschouwen als een nadere uitwerking van de gemeentelijke welstandsnota. Het creëren van samenhang tussen de inrichting van de openbare ruimte en de architectonische en stedenbouwkundige uitwerking van bebouwing op de kavels is het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0006.png"Figuur 6 en 7: Landelijke uitstraling

In zijn algemeenheid geldt dat een landelijk, organische ontwikkeld woongebied het uitgangspunt is, met name ten noorden van de groenzone.

Hoe dit tot uiting komt is grotendeels de ontwerpvrijheid van de architect, maar in het beeldkwaliteitsplan zijn enkele specifieke kenmerken voor het gebied ten noorden van de wadi voorgeschreven. Zo dient de omvang bouwmassa te passen bij de omvang van de betreffende bouwkavel. Te vaak worden te grote woningen op te kleine bouwkavels geplaatst, waardoor het landelijke beeld wordt aangetast. Daarnaast dragen verspringende voorgevelrooilijnen en wisselende kaprichtingen bij aan het landelijke beeld. Deze diversiteit wordt in het beeldkwaliteitsplan nagestreefd en gestimuleerd. Hierbij is het gebruik van een kap het uitgangspunt. Platte daken passen niet binnen het landelijke karakter en het karakter van de omliggende woongebieden.


Maar ook het kleur- en materiaalgebruik draagt in belangrijke mate bij aan het gewenste landelijke karakter. Felle en contrasterende kleuren zijn ongewenst, evenals gladde en glimmende oppervlakten. Het gebruik van duurzame en natuurlijke materialen is het uitgangspunt. Dit geldt ook voor de openbare ruimte, waarin zoveel mogelijk gewerkt wordt met gebakken bestrating, waterdoorlatende verharding en gebiedseigen beplantingen.


Voor een volledig overzicht van alle eisen wordt verwezen naar het bijgevoegde Beeldkwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt in gegaan op de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten die van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen in het plangebied. Als het mogelijk is, is gebruik gemaakt van de gegevens in het vigerend bestemmingsplan.

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

4.1.1 Algemeen

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij wordt traditioneel gebruik gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen voor verschillende vastgestelde bedrijfstypen. Hierbij wordt uit gegaan van 'standaard' en normaal functionerende bedrijven in een branche. De afstanden zijn daarnaast afhankelijk van het gebiedstype van de omgeving. Ten opzichte van milieugevoelige functies in rustige gebieden gelden grotere richtafstanden dan ten opzichte van dezelfde functies in gemengde gebieden. De volgende tabel visualiseert dit1.

1 Een verkleining van de richtafstand is niet mogelijk voor het aspect 'gevaar'

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0007.png"

In de directe omgeving van het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd. De richtafstanden reiken echter niet tot aan het plangebied, waardoor de bedrijven geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkelingen in het plangebied2. Bovendien bevinden zich op kortere afstand reeds enkele (burger)woningen die bepalend zijn voor de milieuruimte van de omliggende bedrijven. Bedrijven moeten immers op de gevels van de dichtstbijzijnde woning voldoen aan de gestelde milieunormen.

2 Zie hiervoor ook in Bijlage 3 het 'akoestisch onderzoek Hoebenakker-Salmespad 2e fase' van RHDHV

4.1.2 Geurhinder

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt voor de beoordeling van aanvragen om vergunning in het kader van de Wet milieubeheer het toetsingskader voor de geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv stelt normen aan de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten en stelt minimale afstanden vast van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. Bij verordening kan de gemeente afwijkende normen vaststellen. Ook de gemeente Nederweert heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld.

Door Arcadis zijn geurhinderberekeningen uitgevoerd voor de ontwikkelingen in Hoebenakker, waar het plangebied onderdeel van uit maakt. In figuur 8 zijn de resultaten gevisualiseerd voor het volledige onderzoeksgebied. Het plangebied, wat aan de basis staat van dit bestemmingsplan, is in rood weergegeven. De volledige memo (d.d. 29 juni 2016) is in Bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies weergegeven:

  • De voorgrondbelasting loopt uiteen van 1,5 Ou op woningen aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied tot 5,7 Ou op een woning aan de noordzijde van het onderzoeksgebied.
  • De achtergrondbelasting op de geplande woningen in het onderzoeksgebied loopt uiteen van 7,8 Ou op woningen aan de zuidzijde tot 12,4 Ou op woningen aan de noordzijde. De achtergrondbelasting ter plaatse van woningen wordt ter hoogte van woningen overal beoordeeld als "redelijk goed", indien uitgegaan wordt van de beoordeling op basis van Bijlage 6 en 7 van de Handreiking Wgv).
  • De kans op geurhinder, uitgaande van de combinatie van voor- en achtergrondbelasting, op de nieuw te bouwen woningen in Hoebenakker loopt uiteen van 10% voor woningen aan de zuidzijde van het plangebied tot 14% voor een woning aan de noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0008.png"Figuur 8: Kaart achtergrondbelasting geurhinder (met in rood de begrenzing van het plangebied)

De gemeente Nederweert heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om eigen normen vast te stellen. In 2017 heeft de gemeenteraad van Nederweert de geldende geurverordening vastgesteld. In deze geurverordening is van de vaste wettelijke waarden afgeweken voor plangebieden, bedrijventerreinen, de kernen Nederweert, Ospel en Nederweert-Eind, een zone van 1500 meter rond Nederweert en Ospel en voor tweede (bedrijfs)woningen bij melkveehouderijen en paardenhouderijen. Daarnaast zijn in de geurgebiedsvisie van Nederweert streefwaarden en uitgangspunten opgenomen t.a.v. de geurhinder van alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting).

Voor de plangebieden wonen Merenveld, Hoebenakker en Anselberg is een maximale voorgrondbelasting van 8 Ou (resulterend in maximaal 17% kans op hinder) opgenomen in de gemeentelijke geurverordening. De berekende voorgrondbelasting op de onderzochte woningen is overal lager dan 8 Ou. De voorgrondbelasting loopt uiteen van 1,5 ou op woningen aan de zuidzijde tot 5,7 ou op een woning aan de noordzijde. De berekende voorgrondbelasting levert daarmee geen belemmeringen op voor de beoogde woningbouwplannen in het plangebied.


In de gebiedsvisie, die is gekoppeld aan de gemeentelijke geurverordening voor Nederweert zijn bovengrenzen vastgelegd met betrekking tot de maximale achtergrondbelasting (de geurbelasting van alle veehouderijen samen op één voor geurhinder gevoelig object). Voor de begrensde plangebieden woningbouw is die bovengrens maximaal 10 Ou achtergrondbelasting, resulterend in een maximaal hinderpercentage van 12% (handleiding Wgv). De berekende geurbelasting (achtergrondbelasting) is voor bijna de helft van de onderzochte woningen (23 van de 55 woningen) hoger dan de gemeentelijke norm voor de achtergrondbelasting voor een (toekomstig) woongebied.


Naar aanleiding hiervan is het plangebied, dat aan de basis ligt van dit bestemmingsplan, verkleind. Voor de woningen in het plangebied wordt wel voldaan aan de gestelde geurnorm (zie figuur 8), waardoor het aspect geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.2 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:

  • Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'. Dit plan heeft betrekking op de toevoeging van circa 40 woningen. Geconcludeerd kan worden dat dit initiatief niet bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.


Daarnaast blijkt uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de wettelijke normen. De luchtkwaliteit ter plaatse vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Geluid

Alle wegen hebben, volgens de Wet geluidhinder, een zone waarbinnen de akoestisch effecten op geluidsgevoelige objecten bepaald moet worden. Wegen die geen zone hebben, en waarop de Wet geluidhinder niet van toepassing is, zijn wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Door RHDHV is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de geprojecteerde woningen. Hieruit blijkt dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 48 dB op de gevels van de woningen niet wordt overschreden. Het volledige onderzoek is als Bijlage 3 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.4 Externe Veiligheid

Ten behoeve van het bestemmingsplan Hoebenakker uit 2013 zijn diverse onderzoeken en studies verricht naar de invloed van de externe veiligheidsrisico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en door buisleidingen. Rondom het plangebied komen twee bronnen voor die mogelijk beperkingen op kunnen leveren aan het gebruik in het plangebied. Het gaat in dit geval om de N266 en de gasleiding ten oosten van het kanaal.


De plaatsgebonden risicocontour van de N266 bevindt zich niet buiten het wegprofiel en vormt daarmee geen beperking voor toekomstige ontwikkelingen in Hoebenakker. Voor de N266 is een berekening gedaan van het groepsrisico. Hierbij is rekening gehouden met een totale ontwikkeling van Hoebenakker, inclusief de ontwikkelingen in het plangebied. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico voor de nieuwe situatie in ruime mate onder de oriënterende waarde blijft. Bovendien zal het groepsrisico niet significant wijzigen ten gevolge van de beoogde plannen. Volledigheidshalve is destijds een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.


Ten oosten van het kanaal bevindt zich een gasleiding (Z-540-01). Deze gasleiding heeft een diameter van 368 mm en een druk van 40 bar. Het plangebied bevindt zich buiten de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van de gasleiding.


Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

Ten behoeve van de ontwikkeling van Hoebenakker zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Voor bodemonderzoeken geldt echter een 'houdbaarheidsdatum' van circa 3 jaar. Deze termijn is verstreken, waardoor het uitvoeren van een actualiserend onderzoek noodzakelijk is. Door BKK Bodemadvies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (d.d. 23 december 2016). De volledige rapportage is als Bijlage 4 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

  • Op het maaiveld van de onderzoekslocatie zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. In de uitkomende grond zijn geen verdachte puinlagen en/of significante puin bijmengingen aangetroffen waardoor de locatie als asbestverdacht dient te worden beschouwd. De hypothese 'asbest onverdacht' wordt voor de locatie aanvaard.
  • In de bovengrond is de parameter cadmium marginaal verhoogd ten opzicht van de achtergrondwaarde. Voor het overige zijn er in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen aangetoond. Volgens de Regeling bodemkwaliteit wordt indicatief voldaan aan de kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde (altijd toepasbaar).
  • In het grondwater zijn sterke verontreinigingen met nikkel en lichte verontreinigingen aangetoond met kobalt, koper, zink, cadmium en barium. De lichte en sterke verontreinigingen met zware metalen in het grondwater worden in de regio waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen, vaker aangetoond. De verhoogde concentraties in het grondwater kunnen worden gezien als een regionaal probleem.


De onderzoekshypothese "grootschalig niet verdachte locatie" wordt door de onderzoeksresultaten in principe bevestigd. De in het grondwater gemeten licht tot sterk verhoogde concentraties zware metalen zijn te relateren aan een diffuus en bekend verontreinigingsbeeld binnen de regio. In de bovenliggende bodem worden geen noemenswaardige verontreinigingen gemeten. Er is geen reden voor aanvullend bodemonderzoek.


Aanvullend is er door BKK Bodemadvies een actualiserend vooronderzoek uitgevoerd in het kader van de voorgenomen herbestemming van twee gedeeltes van percelen binnen het plangebied. Deze percelen zijn niet onderzocht in het kader van het verkennend bodemonderzoek uit december 2016. Het volledige onderzoek is als Bijlage 5 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
Ter plaatse van de onderzoek locatie heeft in het verleden een bodemonderzoek plaatsgevonden (Tritium Advies, projectnummer: 1102 /069 /RS-02), d.d. juli 2011). Een aantal boringen zijn binnen de onderhavige onderzoekslocatie verricht. Voor de boven- en ondergrond zijn lichte verontreinigingen met kobalt en/of cadmium aangetoond. Het grondwater is matig verontreinigd met nikkel en zink en licht verontreinigd met cadmium en dichloorethaan. Op basis van deze onderzoeksgegevens uit 2011 en het feit dat er geen noemenswaardige veranderingen zijn opgetreden in het gebruik van de onderzoekslocatie, kan worden uitgegaan dat deze destijds aangetoonde bodenkwaliteit onveranderd is gebleven. De aangetoonde lichte verontreinigingen in de grond leveren geen beperkingen op ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie.
De matige verontreinigingen in het grondwater worden veelvuldig aangetroffen in de regio, zonder dat hiervoor een eenduidige bron aan te wijzen is (verhoogde achtergrondconcentraties). Derhalve wordt nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk geacht.


Op basis van de resultaten van het actualiserend vooronderzoek mag worden geconcludeerd dat er géén milieuhygiënische belemmeringen zijn geconstateerd ten aanzien van de voorgenomen herinrichting/ herbestemming van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie kan als onverdacht worden aangemerkt. Feitelijk bodemonderzoek kan voor deze percelen dan ook achterwege blijven.

4.6 Explosieven

In opdracht van de gemeente Nederweert is door Bodac een explosievenonderzoek gedaan in het plangebied. Tijdens het explosievenonderzoek zijn geen enkele CE of CE gerelateerde artikelen aangetroffen. De volledige rapportage (d.d. 26 september 2017) is opgenomen in Bijlage 6 van dit bestemmingsplan. In het genoemde onderzoek is echter niet het hele projectgebied opgenomen. Een klein deel van het plangebied is al eerdere onderzocht in de het onderzoek van Bodac van 12 maart 2014. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 van dit bestemmingsplan. Op basis van deze twee onderzoeken is het gebied vrijgegeven.

4.7 Water

In het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn meerdere waterhuishoudkundige onderzoeken uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in de toelichting van het vigerende bestemmingsplan. Aanvullend op de reeds uitgevoerde watertoets 'Ontwikkeling Hoebenakker (d.d. 21 juni 2012, DHV, kenmerk BA9128-101-100)' is door RHDHV een geactualiseerde waterparagraaf opgesteld. Deze memo is als Bijlage 8 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

In het beleid van waterschap Limburg is vastgelegd, dat bij nieuwbouw gestreefd wordt naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak. De voorkeur voor het afkoppelen van regenwater gaat uit naar het bovengronds infiltreren van regenwater in de bodem. Hierbij mag het regenwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd worden. Infiltratie van regenwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden via een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet te worden afgekoppeld.


In dit plan is een groenzone (ten noorden van Leerlooier) voorzien waarin het afgekoppelde hemelwater kan infiltreren. Deze zone (afstroming over het talud) dient tevens als een bodempassage om het verhard oppervlak van openbaar gebied te reinigen voordat het de bodem infiltreert. In de volgende tabel is een overzicht gegeven van het aangesloten verhard oppervlak.


afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0009.png"

Conform beleid van waterschap Limburg dient de infiltratie- en bergingsvoorziening gedimensioneerd te worden op een maatgevende neerslaggebeurtenis met een herhalingstermijn van één keer per 10 jaar (T=10). Dit betreft een neerslaggebeurtenis van 50 mm neerslag in 27uur. Het is toegestaan om vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewater met 1 l/sec/ha (over aangesloten verhard oppervlak). Daarnaast dienen de gevolgen van een 100 jaarsbui (T=100) in beeld te worden gebracht. Dit betreft een neerslaggebeurtenis van 84 mm in 48 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0010.png"

De beschikbare berging in de groenzone zoals opgenomen in het laatste stedenbouwkundig plan (27-10-2016) voldoet zowel een bui T=10 als een bui T=100. Naast de beschikbare berging in de groenzone heeft de gemeente in verband met het klimaatbestendiger maken van het plan als randvoorwaarde dat de bewoners zelf 30 mm ten opzichte van het bebouwde oppervlak dienen te bergen op eigen terrein. Uitgezonderd hierop zijn de kavels aan de zuidzijde van Leerlooier. De berging op eigen terrein van de bewoners is niet meegenomen in de beschikbare berging van het plan. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed functionerend waterhuishoudkundig systeem, dat voldoet aan de gestelde normen.

4.8 Ecologie

In opdracht van de gemeente heeft Bureau Meervelt een inspectie uitgevoerd naar aanwezige flora en fauna in het plangebied. Het plangebied is hierbij doorkruist en van enkele zijden geïnspecteerd op het mogelijke voorkomen van beschermde natuurwaarden. Voorafgaand aan het inspectiebezoek heeft een bronnenonderzoek plaatsgevonden, waarbij datasets met natuurgegevens van onder andere provincie Limburg en Vogelwerkgroep Nederweert en verspreidingsatlassen zijn geraadpleegd. De volledige rapportage is als Bijlage 9 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.


Uit de geraadpleegde gegevenssets, het huidig gebruik en het inspectiebezoek kan worden geconcludeerd dat beschermde natuurwaarden niet in het plangebied voorkomen. Verbodsbepalingen worden niet overtreden en een ontheffingsaanvraag is daarmee niet aan de orde. Wel blijft de zorgplicht van kracht.

4.9 Archeologie/cultuurhistorie

In 2010 is door de gemeenteraden van de gemeenten Nederweert en Weert het archeologiebeleid en de archeologische beleidskaart vastgesteld. Deze dienden in het cultuurbeleid en de ruimtelijke ordening een goede omgang met het gemeentelijk archeologische erfgoed te borgen. Inmiddels is dit beleid geactualiseerd. Op de meest actuele beleidskaart is het plangebied ondergebracht in categorie 4 'gebieden met een hoge archeologische verwachting'. Bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 cm én een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m2 is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPHoebenakker2018-VA01_0011.png"

Figuur 9: Uitsnede archeologische beleidskaart

Van maandag 2 tot en met vrijdag 20 oktober 2017 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied Hoebenakker te Nederweert. De resultaten hiervan zijn beschreven in een evaluatierapport 'Nederweert-Hoebenakker 2017 opgraving en proefsleuvenonderzoek (met uitbreidingen), evaluatierapport' d.d. 28 oktober 2017. De volledige memo is als Bijlage 10 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Behoudenswaardige elementen en sporen zijn opgegraven, waardoor het plangebied uiteindelijk vrijgegeven kan worden voor bebouwing. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde woningbouwplannen.


Selectiebesluit
Op basis van het in oktober 2017 uitgevoerde onderzoek kan het plangebied vrij worden gegeven voor wat betreft archeologie. Het selectiebesluit is hierover genomen op 24 januari 2018. Het besluit is als Bijlage 11 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.10 Milieueffectrapportage

De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. (2011/92/EU) aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze zijn in de Nederlandse wetgeving opgenomen in de bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage. Zodra een voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de drempelwaarden als benoemd in deze bijlage dient voor het plan een m.e.r.-procedure te worden doorlopen. Wordt niet aan de drempelwaarden in bijlage D voldaan, maar staat de ontwikkeling wel genoemd, dan geldt een vormvrije m.e.r. beoordelingsplicht. Afhankelijk van de nadelige gevolgen voor het milieu van de voorgenomen ontwikkeling kan alsnog het besluit worden genomen dat een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.


De voorgenomen ontwikkeling betreft "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals genoemd in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.). Aan de drempelwaarden (100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer) als genoemd in dit besluit wordt niet voldaan, derhalve geldt voor de ontwikkeling een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.


De vormvrije m.e.r. beoordeling kent weinig procedurevereisten. Ook de benodigde diepgang van de beoordeling is afhankelijk van het voornemen. Wel bestaan er bepaalde inhoudelijke vereisten voor het toetsen of sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze inhoudelijke vereisten staan benoemd in bijlage III van de Europese richtlijn inzake milieueffectbeoordeling (2014/52/EU). In deze richtlijn staan drie aspecten waaraan de voorgenomen activiteiten in een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan getoetst worden:

  1. 1. de kenmerken van het project;
  2. 2. de plaats van het project (kwetsbaarheid van het omliggende milieu);
  3. 3. de kenmerken van de potentiële effecten in samenhang met de kenmerken en plaats van het project.

4.10.1 Kenmerken van het project

De uitbreidingslocatie Hoebenakker is gelegen ten noorden van de kern Nederweert. De uitbreiding is zo groot dat het gebied niet in één keer gerealiseerd wordt. De eerste fases zijn inmiddels gerealiseerd. Nu staat de ontwikkeling van de volgende fase 'Hoebenakker-Salmespad' op de agenda. Binnen 'Hoebenakker-Salmespad' wordt nu ingezet op de bouw van circa 40 woningen in verschillende segmenten. Dit aantal ligt ruim beneden de gestelde drempelwaarden.

Bij de bouw van de woningen wordt nadrukkelijk rekening gehouden met bestaande landschappelijke kwaliteiten en wordt de waterhuishoudkundige situatie geoptimaliseerd door gebruik te maken van een wadi, die centraal door het plangebied loopt. Daarnaast wordt aantasting van het milieu voorkomen door geen gebruik te maken van uitlogende materialen.

4.10.2 Plaats van het project (kwetsbaarheid van het omliggende milieu)

De ontwikkeling vindt niet plaats in, of nabij, beschermde (natuur)gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied bevindt zich op circa 3 kilometer van de planlocatie, terwijl het Nationaal Natuur Netwerk zich bevindt op circa 2 kilometer. Uitstralingseffecten (licht, geluid, verdroging etcetera) op beschermde gebieden zijn, gezien de geringe omvang van de ontwikkeling in relatie tot de afstand tot beschermde gebieden, niet te verwachten. Uit uitgevoerde archeologische onderzoeken blijkt bovendien dat de planlocatie vrij gegeven kan worden voor bebouwing. Onevenredige aantasting van archeologische waarden is daarmee uitgesloten.

4.10.3 Kenmerken van de potentiële effecten in samenhang met de kenmerken en plaats van het project

Om de bouw van woningen in het plangebied mogelijk te maken zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. De uitgevoerde onderzoeken zijn als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De belangrijkste conclusies zijn samengevat weergegeven in hoofdstuk 4 van deze toelichting. Uit de onderzoeken blijkt dat de plannen geen significante negatieve milieueffecten hebben, die een belemmering kunnen vormen voor de beoogde ontwikkelingen. Om effecten (op onder andere de waterhuishouding) te verminderen worden bovendien maatregelen getroffen, zoals beschreven in deze onderzoeken.

4.11 Conclusie

Significant negatieve milieueffecten zijn daardoor uitgesloten. Het doorlopen van een m.e.r.-procedure is daarmee niet noodzakelijk. Het bevoegd gezag neemt hiertoe een m.e.r.-beoordelingsbesluit.

Hoofdstuk 5 Juridische Beschrijving

5.1 Het Juridische Plan

Een bestemmingsplan bestaat uit planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels laten zien op welke wijze de gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting is gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.


De indeling en inhoud van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op reeds vastgestelde bestemmingsplannen in Nederweert. Voor het deel ten zuiden van de groenzone is zoveel mogelijk aangesloten bij de juridische regeling van het vigerend bestemmingsplan. Voor het deel ten noorden van de groenzone is inhoudelijk aangesloten bij de mogelijkheden die zijn geboden in de beheersverordening Kerneelhoven. Deze regeling biedt wat meer flexibiliteit en past daarmee beter bij de beoogde organische ontwikkeling van het deelgebied.


De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2 (bestemmingsbepalingen), met daarin per bestemming onder meer bestemmingsregels, bouwregels en afwijkingsmogelijkheden;
  • Hoofdstuk 3 (algemene bepalingen), met daarin algemene afwijkings-, wijzigings-, en gebruiksbepalingen, een procedurebepaling en een aantal min of meer standaardregels;
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotbepalingen), met daarin de overgangsbepalingen, een strafbepaling en de slotbepaling.


Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend.

5.2 Bestemmingsplanbepalingen

In het plangebied komen twee verschillende woonbestemmingen (Wonen-1 en Wonen-2), een verkeersbestemming en een groenbestemming voor.

5.2.1 Wonen

Binnen Wonen-1 is zoveel mogelijk aangesloten bij de mogelijkheden die worden geboden in het vigerende bestemmingsplan. Dat betekent dat gewerkt is met bouwvlakken met een standaarddiepte van 12 meter. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen deze bouwvlakken toegestaan. Per bouwvlak is aangegeven wat de maximale goot- en bouwhoogte mag zijn, welke typologieën zijn toegestaan en hoeveel woningen binnen het bouwvlak gerealiseerd mogen worden. Daarnaast zijn regels opgenomen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Naast vrijstaande, twee aaneen gebouwde woningen en rijwoningen zijn via een afwijking ook patiowoningen toegestaan om tegemoet te kunnen komen aan deze specifieke vraag.


Binnen Wonen-2 is meer flexibiliteit opgenomen. De bouwvlakken zijn ruimer en binnen deze bouwvlakken kan geschoven worden in de positionering van de woningen. In de regels zijn eisen opgenomen voor de omvang van de hoofdgebouwen.

Deze is gebaseerd op de omvang van de bouwkavel. Binnen de ruimte bouwvlakken zijn uitsluitend vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen toegestaan, zodat de openheid richting het buitengebied behouden blijft. Het maximum aantal bouwlagen bedraagt 2 en het maximum aantal woningen is begrensd. Ook binnen deze bestemming zijn regels opgenomen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Groen

Inhoudelijk is de groenbestemming overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan. Op deze manier ontstaat eenduidigheid tussen de verschillende groenbestemmingen in Hoebenakker. Bebouwing is binnen de groenbestemming niet toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen en bebouwing voor beheer en onderhoud. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn gemaximeerd tot 3 meter, met uitzondering van verlichtingsarmaturen die tot 10 meter zijn toegestaan. Specifiek is voor dit plangebied geregeld dat calamiteitenroutes ook zijn toegestaan binnen de groenbestemming.

5.2.3 Verkeer

Ook de verkeersbestemming is gebaseerd op de verkeersbestemming zoals deze is opgenomen in het vigerend bestemmingsplan. De wegen in de hele uitbreidingswijk zijn hierdoor voorzien van dezelfde regeling. Ook voor de verkeersbestemming geldt dat, behoudens nutsvoorzieningen, geen gebouwen zijn toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn gemaximeerd tot 3 meter, met uitzondering van verlichtingsarmaturen die tot 10 meter zijn toegestaan.

5.3 Algemene Regels

De algemene regels zijn aanvullingen op de genoemde bestemmingen en hebben betrekking op:

5.3.1 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, niet dubbel te kunnen laten tellen, waardoor er onbedoeld meer woningen gerealiseerd kunnen worden.

5.3.2 Algemene bouwregels

Deze bepaling regelt de omgang met maten van bestaande bouwwerken ten opzichte van de nieuwe voorgeschreven maten. Het plangebied maakt tevens onderdeel uit van de Roeldalslenk III. De regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

5.3.3 Algemene aanduidingsregels

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Roeldalslenk III. De regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

5.3.4 Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling geeft burgemeester en wethouders te mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van enkele regels in dit bestemmingsplan.

5.3.5 Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling betreft de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om in voorkomend geval en binnen de in het artikel aangegeven grenzen de grenzen van bestemmingen wijzigen.

5.4 Overgangs- En Slotregels

De overgangs- en slotregels zijn aanvulling op de genoemde bestemmingen en hebben betrekking op:

5.4.1 Overgangsrecht

In dit artikel ligt vast dat het gebruik van gronden en opstallen dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.

5.4.2 Slotregel

Deze bepaling omvat de officiële citeertitel van de planregels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In voorliggend geval is het kostenverhaal anderszins verzekerd, omdat de gemeente eigenaar is van de gronden.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Een bestemmingsplan doorloopt meerdere stappen alvorens het kan worden vastgesteld. Volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Gezien de relatief beperkte impact van de bestemmingsplanherziening heeft er geen afzonderlijk vooroverleg plaatsgevonden, maar is het Dörpsoverlek Ni-jwieëert via een e-mailbericht op de hoogte gesteld van de inzage van het ontwerp. Daarnaast zijn de provincie Limburg en het Waterschap Limburg via de provinciale website www.ruimtelijkinzichtlimburg.nl op de hoogte gebracht. De provincie Limburg en heeft aangegeven geen zienswijzen ten aanzien van het plan in te dienen. Van het Waterschap Limburg is geen reactie ontvangen. Ook de brandweer Limburg-Noord (onderdeel Veiligheidsregio Limburg-noord) is het plan ter advisering voorgelegd. Zij hebben wel een reactie ingediend.


Ingevolge het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan 'Hoebenakker-Salmespad' bovendien van 20 april tot en met 31 mei 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft één partij een zienswijze ingediend.

De ingekomen reacties zijn in het vaststellingsbesluit samengevat en van een beantwoording voorzien. Het Vaststellingsbesluit is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Bijlagen

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Memo Geurberekeningen

Bijlage 3 Onderzoek Wegverkeerslawaai En Industrielawaai

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Actualiserend Vooronderzoek

Bijlage 6 Explosievenonderzoek September 2017

Bijlage 7 Explosievenonderzoek Maart 2014

Bijlage 8 Water

Bijlage 9 Notitie Flora En Fauna

Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 11 Selectiebesluit