Klumpenstraat Nederweert-Eind
Bestemmingsplan - Gemeente Nederweert
Vastgesteld op 08-03-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Klumpenstraat Nederweert-Eind met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPKlumpenstraa2021-VA01 van de gemeente Nederweert
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis gebonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede vormen van detailhandel.
1.6 aan- en uitbouw
een bijgebouw dat aan een hoofdgebouw is vast gebouwd.
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.8 activiteit
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgnd de kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.10 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.
1.14 bedrijvigheid aan huis
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht.
1.15 begane grond
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.16 bestaand
legaal aanwezig of in aanbouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag
het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijbehorende voorzieningen
functies en bebouwing die niet nader in de doeleindenomschrijving van een bestemming zijn genoemd, maar die inherent zijn aan de in de doeleindenomschrijving genoemde functies en bebouwing.
1.22 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.
1.23 bodemingreep
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de kap/zolder.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwvoor
bovenste deel van de bodem van bijvoorbeeld een akker dat door menging door ploegen of spitten is ontstaan en humusrijker is dan de ondergrond (zie ook akkerdek). De grondlaag waar de wortels van de planten in groeien. Doorgaans is dit de bovenste 30 cm.
1.31 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 carport
een bijgebouw of bouwwerk, geen gebouw, bedoeld als stallingsgelegenheid voor auto's en zonder zelfstandige wand.
1.33 consumentverzorgende dienstverlening
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huist gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals een nagelstudio en kapper. De woning behoudt hierbij in overwegende mate haar functie en de bedrijvigheid heeft een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is. Een seksinrichting wordt hier in ieder geval niet onder begrepen.
1.34 deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
een door het college van burgemeester en wethouders c.q. bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een autorijschool, een architect, een internetcafé en een administratiekantoor.
1.37 doeleinden van openbaar nut
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).
1.38 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.39 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op sociaal, cultureel gebied of op het gebied van sport.
1.40 extensief medegebruik
(recreatief) medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets, en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.43 gevellijn
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
1.44 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkst bouwwerk valt aan te merken.
1.45 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
1.46 huishouden
- a. één persoon; of
- b. meerdere personen die een economisch-consumptieve eenheid vormen met de intentie om zelfstandig, bestendig, voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen. Er is sprake van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.47 internetwinkels
(detail)handel via internet (of postorder), mits ter plekke geen sprake is van het uitstallen, afhalen of verkoop ter plekke (ook niet als ondergeschikte activiteit), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.48 levensloop bestendige woning
woning die voorziet in de primaire voorzieningen, zoals badkamer en slaapkamer, op de begane grond.
1.49 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.
1.50 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Er moet sprake zijn van meer dan 8 uur verleende per week mantelzorg door de mantelzorger over een periode die langer duurt dan 3 maanden. Als een verklaring zoals hierboven bedoeld kan ook dienen dat de mantelzorgbehoevende bekend is bij het gemeentelijk WMO-loket als zorgbehoevende.
1.51 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.52 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.
1.53 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.54 peil
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.55 primaire voorzieningen
voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning, zoals woonkamer, keuken, badkamer/toilet en slaapkamer.
1.56 projectgebied
gebied waar een (nieuwe) bestemming wordt opgelegd. Omdat het verdrag van Malta en de daarop geënte Wamz van het beschermen in situ (ter plaatse in de bodem) uitgaat, is het zaak voor die delen die - vooralsnog - niet verstoord worden, een beschermingsregime op te leggen (of te handhaven).
1.57 risicovolle inrichting
een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.
1.58 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd dan wel beoogd beeld.
1.59 twee-aan-eengebouwde woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen ("twee-onder-één-kap").
1.60 vrijstaande woning
een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste een in de bouwregels bepaalde afstand bedraagt.
1.61 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.62 wonen
het gehuisvest zijn van één huishouden in een woning.
1.63 woning
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.9 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.10 de oppervlakte van een bodemingreep
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.
2.11 de diepte van de bodemingreep
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het peil ter plaatse (straat of terreinniveau).
2.12 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.5 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 (Hoog)
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Afkoppelen hemelwater
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is verzekerd dat in voldoende mate op eigen terrein in het afkoppelen/infiltreren van hemelwater wordt voorzien, overeenkomstig het “Gemeentelijk rioleringsplan Nederweert 2017-2021” inclusief bijbehorende bijlagen (vastgesteld d.d. 13 december 2016).
- b. Indien het “Gemeentelijk rioleringsplan Nederweert 2017-2021” inclusief bijbehorende bijlagen wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10% voor zover:
- 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
- 2. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het afwijken voor het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen voor zover:
- 1. deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn;
- 2. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter bedraagt;
- 3. een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de antennes ten opzichte van de omgeving wordt gewaarborgd;
- 4. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 meter en geen groter oppervlak dan 20 m² hebben.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Voorrangsregels
8.2 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Klumpenstraat Nederweert-Eind' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPKlumpenstraa2021-VA01 van de gemeente Nederweert.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Klumpenstraat Nederweert-Eind" van de gemeente Nederweert.
1.1 Aanleiding En Doel
Op de locatie aan de Klumpenstraat is thans binnen de bestemming 'Groen' een voormalige begraafplaats gesitueerd. Deze begraafplaats is al enige tijd niet meer in gebruik en de gronden worden thans gebruikt als volkstuinen. De initiatiefnemer is voornemens om deze volkstuinen te saneren en ter plaatse zeven grondgebonden woningen te realiseren.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende beheersverordening ''Nederweert, Budschop, Eind en Ospeldijk'', omdat binnen de beheersverordening geen ontwikkelingen zijn toegestaan. De gemeente Nederweert heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van 5 levensloopbestendige woningen en 2 starterswoningen.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Nederweert, sectie R, nummer 1255 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.465 m². De gronden zijn eigendom van Bisdom, maar de opdrachtgever heeft een overeenkomst gesloten met Bisdom met betrekking tot de gronden.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt de beheersverordening ''Paraplubeheersverordening Kernen'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 maart 2021. Binnen het besluitgebied van deze paraplubeheersverordening geldt ter plaatse van het plangebied de beheersverordening ''Nederweert, Budschop, Eind, Ospeldijk en Pannenweg-Oost", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 april 2017. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding, waarop de ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Op basis van de beheersverordening vigeert het besluitvlak 'Groen'. Ter plaatse van het besluitvlak 'Groen' zijn de gronden onder andere bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen, waaronder begrepen jeugdontmoetingsplekken;
- wandelvoorzieningen;
- verblijfsgebied, en;
- volkstuinen.
Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 hoog'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Conclusie
Het initiatief, de realisatie van 7 grondgebonden woningen, kan niet worden gerealiseerd, omdat binnen het besluitvlak 'Groen' het realiseren van gebouwen anders dan ten behoeve van een groenfunctie niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
2.1 Bebouwing En Functies
Het plangebied is gelegen in de woonkern van Nederweert-Eind binnen een woongebied in het verlengde van de Klumpenstraat. De locatie betreft een voormalig volkstuinencomplex. De Klumpenstraat komt uit op de Sint Gerardusstraat die ontsluit op de Steutenweg en aan de westzijde op de Eind.
In de directe omgeving van het plangebied zijn een kerk, de basisschool, woonlocaties en het gemeenschapshuis 'Reigerhost' aanwezig.
2.2 Ontsluiting
Het plangebied wordt in de huidige situatie niet (middels een inrit) ontsloten op de Klumpenstraat. De Klumpenstraat betreft een noord-zuidgerichte woonstraat die parallel loopt aan de Ahrenburgerstraat en Pastoor Brandstraat die allen aansluiten op de Sint Gerardusstraat. De Sint Gerardusstraat sluit aan op het Eind en de Steutenweg die de ontsluiting richting respectievelijk Nederweert en het buitengebied vormen.
2.3 Groen En Water
In de huidige situatie heeft het plangebied een gemeenschappelijke functie in de vorm van volkstuinen. Verspreid over het perceel staan enkele solitaire bomen. Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied.
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van de percelen weergegeven.
INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS
3.1 Bebouwing En Functies
Het initiatief aan de Klumpenstraat bestaat uit de realisatie van zeven woningen (2 starterswoningen en 5 levensloopbestendige woningen). De woningen worden ieder, middels een individuele inrit, ontsloten op de Klumpenstraat. De woningen krijgen een dorpse uitstraling passend bij de bebouwing in de omgeving. Uitgangspunten zijn dat de starterswoningen gaan bestaan uit 2 lagen met een kap en de levensloopbestendige woningen gaan bestaan uit 1 laag met een kap.
De bouwmassa van de woningen is een versterking van enerzijds het terrein waar de volkstuinen zijn gesitueerd en anderzijds als complementering van de bestaande lintbebouwing. Ook wordt aansluiting gezocht bij de bestaande maatvoeringen. De woningen sluiten met de tuinen aan op de bestaande begraafplaats. Middels een groene erfafscheiding wordt hiermee aansluiting gezocht met de begraafplaats. Bij de situering van de inritten is grotendeels rekening gehouden met de locatie van de bomen. Er zullen desondanks enkele bomen moeten wijken. Hiervoor vindt compensatie plaats, bij voorkeur in de kern Nederweert-Eind, die aansluiten bij het gemeentelijke Groenbeleidsplan (juridisch geborgd in de anterieure overeenkomst).
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Verkeersgeneratie
De realisatie van zeven woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie)'' bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Nederweert wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Nederweert tot de rest bebouwde kom behoort.
In de nieuwe situatie worden binnen het plangebied zeven woningen gerealiseerd. De woningen kunnen, om de verkeersgeneratie te bepalen, het beste onder het onderdeel: koop, huis, twee-onder-een-kap vallen. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 per woning | 7 woningen | 54,6 |
Totaal |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woningen samen gemiddeld zorgen voor 55 verkeersbewegingen per etmaal. De Klumpenstraat en Sint Gerardusstraat kunnen dit aantal extra verkeersbeweging verwerken binnen het bestaande profiel.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt gemiddeld 55 verkeersbewegingen per etmaal. Verkeerskundig leidt dit niet tot problemen op de Klumpenstraat en omliggende wegen.
3.2.2 Parkeren
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Nederweert heeft, in samenspraak met de CROW-publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie), aangegeven een norm te hanteren van 1,5 parkeerplaats per woning (7 x 1,5 = 10,5) parkeerplaatsen. Per woning dient minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd (exclusief garage). 0,5 parkeerplaats per woning kan in het openbare gebied worden opgevangen. De openbare ruimte is voldoende groot om te voldoen aan de benodigde parkeerplaatsen.
3.2.3 Ontsluiting
Het voorliggende initiatief zorgt voor zeven ontsluitingen op de Klumpenstraat, zoals opgenomen op de inrichtingsschets. De toevoeging van de ontsluitingen past binnen het straatbeeld van de Klumpenstraat. Verkeerskundig wordt derhalve geen problemen verwacht. Voor de inritten wordt grotendeels rekening gehouden met de bestaande bomen.
3.3 Groen En Water
Binnen het initiatief worden de tuinen, behorende bij de woningen, individueel ingericht. De groenstructuur bestaande uit de bomenrij op gemeentegrond, aan de Klumpenstraat, blijft grotendeels behouden. Bij de positionering van de inritten is bewust rekening gehouden met deze groenstructuur. Er zullen desondanks enkele bomen moeten wijken. Hiervoor vindt compensatie plaats, bij voorkeur in de kern Nederweert-Eind, die aansluiten bij het gemeentelijke Groenbeleidsplan (juridisch geborgd in de anterieure overeenkomst). Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
3.4.1 Energietransitie
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
- de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
- er wordt gebruikt gemaakt van een luchtwater-warmtepomp, of andere vormen van duurzame energie ;
- de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd.
3.4.2 Klimaatbestendigheid
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
- waterberging op eigen terrein;
- zo min mogelijk verharding / halfverharding;
- aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
- groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten
- 10. Beperken van klimaatverandering
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit)
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'
4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig planvoornemen zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Voorliggend planvoornemen omvat 7 woningen. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie (POVI)
Net als het Rijk (zie paragraaf 4.1.1) werkt ook de provincie Limburg, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, aan een Omgevingsvisie. Deze is in december 2020 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en zal na vaststelling door Provinciale Staten het POL vervangen. Tot die tijd dient de planvorming te worden getoetst aan de Omgevingsvisie POL2014.
In de visie geeft de provincie aan hoe ze wil inspelen op de belangrijkste hoofdopgaven voor de komende jaren:
- a. het realiseren van een aantrekkelijke, sociale gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk/bebouwd gebied als het landelijk gebied
- b. een toekomstbestendige innovatieve en duurzame economie en landbouwtransitie
- c. klimaatadaptatie en energietransitie.
Daarbij hanteert de provincie een aantal Limburgse principes
- a. streven naar een inclusieve gezonde en veilige samenleving die uitnodigt tot ontmoeten, recreëren en maatschappelijke betrokkenheid
- b. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal. Een gebiedsgerichte aanpak is de basis voor samenwerking met andere partijen en initiatiefnemers en er is dus ruimte voor maatwerk.
- c. Meer stad, meer land. Variatie in gebieden moet gekoesterd worden. Stedelijke functies worden geconcentreerd in compacte steden en landelijke gebieden worden als tegenhanger van de drukke stedelijke gebieden ontwikkeld
- a. Zorgvuldig omgaan met de ruimte en voorraden, zowel onder- als bovengronds. Inzetten op sociaaleconomische ontwikkeling zonder vraagstukken af te wentelen naar volgende generaties (voorzorgsbeginsel).
Analyse
Onderhavig planvoornemen leidt tot de bouw van 7 woningen binnen de kern Nederweert-Eind. Dit sluit aan bij de hoofdopgave: ''het realiseren van een aantrekkelijke, sociale gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk/bebouwd gebied als het landelijk gebied'', omdat middels de bouw van deze woningen de kern wordt verdicht en de leefomgeving wordt versterkt. Daarnaast sluit onderhavig plan aan bij de volgende provinciale principes: ''De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal. Een gebiedsgerichte aanpak is de basis voor samenwerking met andere partijen en initiatiefnemers en er is dus ruimte voor maatwerk'' en ''Meer stad, meer land. Variatie in gebieden moet gekoesterd worden. Stedelijke functies worden geconcentreerd in compacte steden en landelijke gebieden worden als tegenhanger van de drukke stedelijke gebieden ontwikkeld''.
Conclusie
Het initiatief is passend binnen de 'Provinciale Omgevingsvisie (POVI)'.
4.2.2 Omgevingsvisie POL2014
Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 is onderscheid gemaakt in acht soorten gebieden, elk met eigen herkenbare kernkwaliteiten. Voor de verschillende zones liggen er heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. In het POL2014 ligt het plangebied in de zone 'Overig bebouwd gebied', zoals weergegeven op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE POL2014
Het overig bebouwd gebied bestaat uit gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter en deels met een dorps karakter. De accenten liggen in deze zone op transformatie van de regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, balans voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en kwaliteit van de leefomgeving.
In het POL2014 worden de ambities, opgaven en aanpak voor de thema's benoemd waarop de provincie een rol heeft of wil vervullen. Voor woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels geldt dat er daarvan in Limburg genoeg zijn, in toenemende mate zelfs te veel. Maar tegelijkertijd liggen er op al deze gebieden nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. De uitdaging is om een omslag te maken 'van kwantiteit naar kwaliteit' en meer schaarste te creëren. De sleutel ligt in dynamisch voorraadbeheer. Op basis van een goede visie en een actueel overzicht van de voorraad worden per regio afspraken gemaakt. Deze afspraken gaan over het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad, het schrappen van plannen en ideeën maar ook van harde plancapaciteit of nog uitgeefbare terreinen waar achteraf minder behoefte aan blijkt te bestaan en mogelijk ook de aanpak van leegstand. Er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.
Op het gebied van wonen is de provinciale ambitie een voortreffelijk woon- en leefklimaat, waar mensen zich prettig voelen. De Limburgse woningmarkt biedt voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek. De woningvoorraad biedt voldoende mogelijkheden voor doorstromingen, is toekomstbestendig en kan flexibel inspelen op (veranderende) woonwensen.
De Limburgse woningmarkt moet kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. In kwalitatief opzicht gaat het om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande en nieuwe woningvoorraad. De Limburgse woningmarkt is gediend met een ontwikkeling naar meer toekomstbestendigheid. Dat begrip omvat meerdere aspecten:
- duurzaamheid (energieprestatie en- gebruik gedurende de hele levenscyclus van vastgoed, duurzaamheid en energie tijdens de bouw en sloop en hergebruik van materialen);
- flexibiliteit in gebruiksmogelijkheden en functies;
- levensloopbestendigheid (gebruikskwaliteiten gedurende de levensloop van gebruikers);
- als ruimtelijke basis: de locatie van woning(en), wat een focus inhoudt op plaatsen waar de randvoorwaarden voor een hoogwaardig woonklimaat ook op langere termijn aanwezig zijn.
Analyse
De beoogde zeven woningen zijn geprojecteerd in het overig bebouwd gebied. Deze ontwikkeling sluit aan bij het uitgangspunt van 'ontwikkeling naar meer toekomstbestendig' voor deze zone, aangezien sprake is van de realisatie van 5 levensloopbestendige woningen. Met het project wordt kortom aangesloten bij de uitgangspunten voor wonen uit het POL2014.
Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van het 'Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014'.
4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014 (geconsolideerde versie 2019)
Op 16 januari 2015 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 in werking getreden en hierna meermaals herzien (laatste geconsolideerde versie in 2019). Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en de Verordening Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) vrijwel ongewijzigd overgenomen.
Op basis van de omgevingsverordening maakt onderhavige locatie deel uit van:
- Duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 - bebouwd gebied, Regio Midden Limburg;
- Milieubeschermingsgebieden - Boringsvrije zone Roerdalslenk III, Grondwaterbeschermingsgebied.
Duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 - Bebouwd gebied, Regio Midden Limburg
Duurzame verstedelijking zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat daarbij om bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca en de daarbij behorende openbare en of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Het woonbeleid zet zich sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied.
Milieubescherming - Boringsvrije zone Roerdalslenk III
Voor het planvoornemen is de Boringsvrije zone Roerdalslenk III van toepassing. Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodem-energiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 20 meter beneden het maaiveld in zone I, 30 meter in zone II of 80 meter in zone III tot aan de Bovenste Brunssumklei en ieder voornemen in zone IV, wordt vier weken tevoren schriftelijk gemeld aan Gedeputeerde Staten.
Analyse
Het planvoornemen past binnen de kaders van het woonbeleid omdat de 7 grondgebonden, woningen binnen bestaand stedelijk gebied zullen worden gerealiseerd. Tevens vinden bij het planvoornemen géén bodemingrepen plaats dieper dan 80 meter. Er wordt niet voorzien in een boorput. Ingrepen in de bodem vinden tot beperkte diepte plaats, waardoor het planvoornemen geen consequenties heeft voor de Roerdalslenk of het grondwaterbeschermingsgebied.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Omgevingsverordening Limburg 2014'.
4.3 Regionaal Niveau
4.3.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 - 2021
De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw,
Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) hebben de ''Structuurvisie Wonen Midden Limburg 2018 tot en met 2021'' vastgesteld.
Op basis van de Agenda Limburgse woningmarkt van de provincie Limburg (inclusief het rapport 'Beweging op de woningmarkt') wordt in de structuurvisie meer tijd genomen om de planvoorraad af te stemmen op de behoefte. In de geactualiseerde Structuurvisie Wonen 2018 - 2021 is opgenomen dat gemeenten medewerking kunnen verlenen aan nieuwe plannen waaraan in kwalitatieve zin een tekort bestaat volgens het woningmarktonderzoek in relatie tot de planvoorraad, terwijl er kwantitatief te veel plannen zijn die niet omgebogen kunnen worden. Het is verstandig om hierbij primair in te zetten op locaties waarin een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is gewenst: inbreiding, verdunning, hergebruik bestaand vastgoed en herontwikkeling rotte plekken.
In de structuurvisie zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2018 tot en met 2021 en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.
De gemeente Nederweert heeft in de periode 2018 tot en met 2021 een opgave om maximaal 349 woningen te realiseren om de huishoudensgroei te kunnen opvangen. Deze opgave is vergeleken met de planvoorraad per 1 januari 2018, zijnde 553 woningen. Daaruit is de overcapaciteit berekend, zijnde 204 woningen. Van deze overcapaciteit wordt komende 4 jaar 40% gereduceerd, te weten 82 woningen.
Analyse
In het voorliggende geval gaat het om een ontwikkeling van 7 grondgebonden woningen, binnen het gebied waarop de regionale Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 - 2021 van toepassing is. Per saldo worden hiermee 7 woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. Deze woningen zijn opgenomen in de lokale planvoorraad, (zie paragraaf 4.4.2) waarmee de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de regionale Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 - 2021.
Verder is het van belang dat nieuwe plannen kwalitatief aansluiten bij de behoefte. De uitkomst van het woonbehoefte-onderzoek midden Limburg uit 2018 is daarbij van belang. Hieruit is o.a. naar voren gekomen dat er een toenemende behoefte is aan grondgebonden seniorenwoningen. Ook starters vormen een doelgroep van dit beleid.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de regionale 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 - 2021'.
4.4 Gemeentelijk Niveau
4.4.1 Structuurvisie Nederweert 2010-2020
Om aan de verplichting van artikel 2.1 Wro te voldoen en om een integrale samenhang van alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Nederweert weer te geven is de structuurvisie Nederweert opgesteld. De Structuurvisie is op 9 november 2010 vastgesteld.
De Structuurvisie heeft als doel voor burgers, bedrijven en andere overheden inzichtelijk te maken welke ruimtelijke ontwikkelingen gewenst zijn en op welke wijze de gemeente deze ontwikkelingen wil realiseren.
Plannen en initiatieven voor woningbouw en herstructurering/renovatie van de bestaande woningvoorraad worden beoordeeld op het hierdoor te verbeteren woningaanbod en de bijdrage aan de kwaliteiten van de woonbuurt en de kern, waar dat bouwplan gerealiseerd gaat worden. Daarnaast worden initiatieven en plannen beoordeeld op de bijdrage aan het vergroten en versterken van de woningvoorraad voor de kwetsbare doelgroepen. Flexibel en levensloopbestendig bouwen geniet hierbij de voorkeur aangezien op deze wijze (op termijn) meerdere doelgroepen kunnen worden bediend.
Analyse
Het plangebied is gelegen binnen bestaand woongebied. Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van 7 woningen (2 starterswoningen en 5 levensloopbestendige woningen). Het planvoornemen past daarmee binnen de kaders van de Structuurvisie Nederweert.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de 'Structuurvisie Nederweert 2010-2020'.
4.4.2 Woningmarktonderzoek 2018-2030 (gemeente Nederweert)
Het woningmarktonderzoek 2018-2030 voor de gemeente Nederweert heeft als doel een basis te bieden om het woningbouwbeleid binnen de regio te herijken voor de komende jaren en af te stemmen op de behoefte. Daarbij is het van belang om te kijken naar de totale woningvoorraadbehoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het onderzoek voor de gemeente Nederweert wordt onder meer het volgende gesteld:
''In Nederweert is momenteel sprake van een kwalitatieve mismatch tussen huur- en koopwoningen. Uit een vergelijking tussen de gewenste woningen en de huidige woning die zal worden achtergelaten blijkt dat er een tekort is van ruim 40 huurwoningen en een overschot van ruim 40 koopwoningen. Aangezien het aantal huishoudens in de gemeente in de periode 2018-2030 blijft stijgen zullen per saldo in 2030 circa 340 woningen meer nodig zijn. Als echter gekeken wordt naar de kwalitatieve behoefte is er in bepaalde segmenten van de woningmarkt toch een overschot. Er zijn voor de groei tot 2030 namelijk 320 meer huurwoningen nodig en 20 meer koopwoningen. Als dit echter wordt gecombineerd met de huidige kwalitatieve mismatch blijkt dat er in 2030 een discrepantie zal zijn van circa 360 huurwoningen (en een overschot van bijna 20 koopwoningen).''
Indien specifiek gekeken wordt naar de verschillende woningsegmenten dan blijkt dat er in specifieke segmenten nog wel vraag is naar koopwoningen. Naar verwachting zullen namelijk de grootste tekorten in Nederweert ontstaan in de volgende woningsegmenten:
- Appartementen met lift huur € 417 - € 597 en € 640 - € 710
- Grondgebonden seniorenwoningen huur € 417 - € 640
- Appartementen met lift koop € 200.000 - € 275.000
- Grondgebonden seniorenwoningen koop € 200.000 - € 275.000
In de volgende segmenten zal naar verwachting een potentieel overschot ontstaan:
- 2 onder 1 kapwoningen koop € 200.000 - € 275.000
- Vrijstaande woningen koop > € 375.000
- Rij-/hoekwoningen huur € 417 - € 597
Analyse
Onderhavig plan zorgt voor de realisatie van 7 woningen (2 starterswoningen en 5 levensloopbestendige woningen). Daarmee voorziet het plan in woningsegmenten waar vraag naar is (grondgebonden seniorenwoningen koop). Dit is reeds gebleken uit de uitgevoerde inventarisatie onder de inschrijvingen. Vanuit het lokale woonbeleid wordt daarnaast gekeken naar de wensen vanuit de kernen zelf (maatwerk). Daarmee sluit het planvoornemen aan bij de behoefte die in woningmarktonderzoek 2018 - 2030 worden geschetst.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van het 'Woningmarktonderzoek 2018-2030 (gemeente Nederweert)'.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Volksgezondheid
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Watersysteem
Infiltratiecapaciteit Om de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen is door Geonius tijdens het opstellen van de watertoets een geotechnisch grondonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
Geonius concludeert dat op basis van de milieukundige boringen de grondwaterstand is aangetroffen op 2,7 m -maaiveld (NAP +28,7 m).
Oppervlaktewater
Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewater in de buurt.
Waterschapsbelangen
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Riolering
In de huidige situatie is in de directe omgeving een hoofdriolering aanwezig. Voor de toekomstige situatie wordt iedere kavel voorzien van en vuilwateraansluiting. Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.
5.3.3 Hemelwater
Het plangebied is ter plaatse van de nieuwe woning thans onverhard en onbebouwd. Als gevolg van de bouw van 7 woningen zal de bebouwing/verharding toenemen met circa 1.080 m² (inrit + (woning * 1,5)).
Uitgaande van de door de gemeente gehanteerde rekenregel bedraagt de benodigde bergingscapaciteit voor het project 32,4 m³ (= 1.080 x 0.03). Dit kan binnen het plangebied
gerealiseerd worden door infiltratie in de bodem voor iedere kavel deels apart op eigendom. Een nadere uitwerking van de waterberging zal bij de omgevingsvergunning voor het bouwen worden gevoegd.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1 Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Daarnaast heeft de initiatiefnemer een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage 8.
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
6.3 Maatschappelijk
6.3.1 Omgevingsdialoog
De initiatiefnemer heeft op 15 september 2021 een omgevingsdialoog gehouden, zie de presentatie bijgevoegd als bijlage 9. Een verslag van het gevoerde omgevingsdialoog is bijgevoegd als bijlage 10 van de toelichting. In het verslag zijn alle gestelde vragen en antwoorden terug te lezen. De presentatie is nadien verzonden naar de omwonenden die niet aanwezig konden zijn.
Aanwezigen waren de ontwikkelende partij met de initiatiefnemer, Gemeente Nederweert, Parochie commissie Nederweert Eind, één koppel omwonenden en 6 koppels geïnteresseerde partijen. Afmeldingen zijn ontvangen van één koppel van de geïnteresseerden en één koppel van de omwonenden.
6.3.2 Ter visie legging
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Klumpenstraat Nederweert-Eind’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Als gevolg van het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan van 1 december 2021 t/m 11 januari 2022 ter inzage gelegen. Gedurende de periode van inzage van het ontwerp bestemmingsplan heeft iedereen de gelegenheid gekregen zijn zienswijzen naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.
6.3.3 Vaststelling
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 8 maart 2022 ongewijzigd vastgesteld.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Wonen (artikel 3)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor half-vrijstaande en vrijstaande woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en bijbehorende voorzieningen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 2 (hoog) (artikel 4)
Het gehele plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is
binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 (hoog)' van
toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op
ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 40 centimeter over een oppervlak van 250 m² bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 5) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 6)
In dit artikel is de regeling met betrekking tot het afkoppelen van het hemelwater opgenomen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Overige regels (artikel 8)
In dit artikel wordt verwezen naar de wijze waarop de parkeergelegenheid is vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 9) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 10) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Geurhinder Veehouderijen
Bijlage 2 Onderzoek geurhinder veehouderijen
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 4 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 5 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 5 Ecologisch onderzoek
Bijlage 6 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Aanvullend ecologisch onderzoek
Bijlage 7 Geotechnisch Onderzoek
Bijlage 7 Geotechnisch onderzoek
Bijlage 8 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 8 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 9 Presentatie Omgevingsdialoog
Bijlage 9 Presentatie omgevingsdialoog