Kern Asenray
Bestemmingsplan - Roermond
Vastgesteld op 16-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kern Asenray van de gemeente Roermond.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000124 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.6 aan- en/of uitbouw
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.7 afhankelijke woonruimte
een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van:
- a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of
- b. het houden van dieren,
met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfsactiviteit
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 begane grond
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.15 bestaand
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig of wordt gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan of het betreffende planonderdeel in werking is getreden.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bijgebouw
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.28 evenement
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.
1.29 extensief recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan zoals wandelen, fietsen, trimmen, paardrijden, vissen, roeien en kanoën.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 geluidhinderlijke inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.33 hoofdgebouw
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.34 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen;
horeca, categorie 1
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt;
horeca, categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden of afgehaald kunnen worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
horeca, categorie 3
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede in voorkomende gevallen het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
horeca, categorie 4
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café, en een zalencentrum (met nachtvergunning);
horeca, categorie 5
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.35 kantoor
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.36 kleine economie
bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis verbonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.37 Limburgs Kwaliteitsmenu
het ruimtelijk instrumentarium waarmee in Limburg noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied kunnen samengaan met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft de 'extra' condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijke gebied in de perspectieven P2, P3 en P8 mogelijk zijn.
1.38 maatschappelijk
voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.39 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.40 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.41 peil
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.43 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.44 sexinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang zoals zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf;
- een raamprostitutiebedrijf;
- een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksuele dienstverlening al dan niet in combinatie met elkaar.
1.45 twee- aan- een gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.46 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.47 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.48 vrijstaand bijgebouw
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.
1.49 waterhuishouding
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 Aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het grondgebonden agrarisch gebruik;
- b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarisch gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- c. bedrijfswoning, alleen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- d. bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde eigen producten tot ten hoogste 100 m2;
- j. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd.
3.3.1 Gebouwen
- a. gebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' gebouwd;
- b. nieuwbouw van een agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens herbouw, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
- c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 10 meter;
- d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
- e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 10 meter;
- f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 meter;
- g. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 800 m3;
- h. het bebouwingspercentage bedraagt:
1. per bouwperceel tot 200m2 ten hoogste 70%;
2. per bouwperceel tussen 200m2 en 400m2 ten hoogste 60%;
3. per bouwperceel tussen 400m2 en 600m2 ten hoogste 50%;
4. per bouwperceel groter of gelijk aan 600m2 ten hoogste 40%.
3.3.2 Bijgebouwen
Bij iedere bedrijfswoning binnen deze bestemming mogen ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
- a. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen per bouwvlak ten hoogste 100m2 bedraagt. Het bepaalde in artikel 3.3.1 lid h is van overeenkomstige toepassing.
- b. de goothoogte van bijgebouwen ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
- c. de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 5,50 meter bedraagt.
3.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. silo's zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- b. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 15 meter;
- c. de hoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' ten hoogste 2 meter;
- d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' ten hoogste 5 meter;
- e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt buiten de als 'Bouwvlak' aangeduide gronden, ten hoogste 1 meter.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid en mechanische ventilatiesystemen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
- b. het beoefenen van lawaaisporten;
- c. het gebruik van gronden en opstallen voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve van het produceren van meststoffen;
- d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
- e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
- f. het gebruik van gronden buiten de agrarische bouwkavel voor buitenopslag;
- g. het gebruik van gronden en opstallen voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
- h. het plaatsen van kampeermiddelen;
- i. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
- j. het gebruik van opstallen voor recreatiewoningen;
- k. het gebruik van gronden en opstallen voor niet- agrarische nevenactiviteiten;
- l. het gebruik van opstallen als afhankelijke woonruimte.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarisch gebruik;
- b. boerderijcamping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - Boerderijcamping';
- c. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische functie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- d. bedrijfswoning, alleen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- e. bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden,
met daarbij behorende:
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. verkeersvoorzieningen;
- k. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde eigen producten tot ten hoogste 100 m2;
- l. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Natuur- En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
- b. bedrjifswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste 1 agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden,
met daarbij behorende:
- f. verkeersvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met een oppervlak van ten hoogste 100m2;
- k. extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gelden de volgende regels:
op de als 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:
- a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
- b. het beoefenen van lawaaisporten;
- c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/ -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven is niet toegestaan, met dien verstande dat mestbewerking/ -verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
- d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
- e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
- f. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
- g. het plaatsen van kampeermiddelen;
- h. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
- i. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
- j. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
- k. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
- l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zie bijlage 1. Voorts zijn bedrijfsactiviteiten toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, doch die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven. Onder de hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven;
- b. een conservenfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - conservenfabriek';
- c. een vleeshandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleeshandel';
- d. een kattenpension ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kattenpension';
- e. bedrijfsgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- f. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'Bedrijfswoning';
- g. bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- i. verkeersvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de brutovloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
- b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen;
- c. het gebruik voor een seksinrichting;
- d. het gebruik voor horeca;
- e. het gebruik buiten de als 'Bouwvlak' aangeduide gronden voor buitenopslag;
- f. het gebruik van opstallen als afhankelijke woonruimte.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
- b. horeca categorie 4, uitsluitend op de begane grond;
- c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- d. dienstverlening;
- e. bedrijfsdoeleinden voor zover opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 en 2 en bedrijfsactiviteiten die niet vermeld zijn, maar die naar aard gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- g. verkeersvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. evenementen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.4 voor het bij hoekpercelen op de perceelsgrens plaatsen van de daar bedoelde erfafscheiding onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet op andere wijze hinder of gevaar oplevert en/of
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het gebruik voor coffeeshops;
- c. het gebruik voor afhankelijke woonruimte
- d. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;
- e. het gebruik voor kleine economie.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, categorie 2;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- c. verkeersvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de onder 8.1genoemde functies worden gebouwd:
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de brutovloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het gebruik voor coffeeshops;
- c. het gebruik voor afhankelijke woonruimte.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. aanverwante dienstverlening;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- 1. verkeersvoorzieningen;
- 2. parkeervoorzieningen;
- 3. openbare nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
9.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 9.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden;
- b. water en waterhuishoudkundige doeleinden,
met daarbij behorende:
- 1. verkeersvoorzieningen;
- 2. parkeervoorzieningen;
- 3. nutsvoorzieningen;
- 4. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. sportbeoefening, met daarbij behorende voorzieningen zoals sportterreinen, kantines en kleedlokalen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- 1. ondergeschikte horecavoorzieningen, uitsluitend indien deze verband houden met de ter plaatse gevestigde sportactiviteiten;
- 2. verkeersvoorzieningen;
- 3. parkeervoorzieningen;
- 4. groenvoorzieningen;
- 5. openbare nutsvoorzieningen;
- 6. evenementen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten van maximaal 2 rijstroken, alsmede opstelstroken en busstroken;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen, waaronder begrepen bermen en beplanting;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. evenementen,
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 12.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 meter.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen;
- c. bruggen,
met daarbij behorende:
- 1. verhardingen;
- 2. oevers;
- 3. taluds;
- 4. onderhoudspaden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 13.1 genoemde functies;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 14 Wonen - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. tuinen en erven;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen (ondergrondse) infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van (vrijstaande ) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte;
- b. voor bedrijfsactiviteiten.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Wonen - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. tuinen en erven;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen (ondergrondse) infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten;
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Woongebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
- b. schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij';
- c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' detailhandel';
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daarbij behorende:
- 1. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen;
- 2. verkeersvoorzieningen;
- 3. parkeervoorzieningen;
- 4. verblijfsgebieden;
- 5. groenvoorzieningen;
- 6. speelvoorzieningen;
- 7. openbare nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor kleine economie;
- b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;
- c. het gebruik als afhankelijke woonruimte.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' nieuwe woonbebouwing wordt gerealiseerd en de aanduiding 'wro-zone-wijzgingsbevoegdheid' ter plaatse wordt verwijderd, met dien verstande dat:
- a. het gestelde onder 16.2.2 sub c t/m h en 16.2.3 van overeenkomstige toepassing is;;
- b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
- c. de woning dient te passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woning is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of andere inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
- d. de regionale woonvisie in acht wordt genomen;
- e. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
- f. wordt voldaan aan de eisen van de Wet Geluidhinder;
- g. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
- h. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstoord of de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2.500m2 en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats;
- i. geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
- j. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
- k. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, waarbij parkeren op eigen erf uitgangspunt is;
- l. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
- m. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 17 Leiding - Brandstof
17.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer, onderhoud en de bescherming van de leiding.
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitende van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de tot Leiding - Brandstof aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, ten dienste van de onder 17.1 genoemde leiding;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming dan wel gebouwen ten dienste van de leidingen, mits:
- a. gebleken is dat geen alternatief voorhanden is waardoor de omgevingsvergunning voor het afwijken niet vereist is;
- b. geen onevenredige aantasting van de onder 17.1 genoemde leidingen met bijbehorende beschermingszones plaatsvindt;
- c. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 17.1 genoemde leiding;
- d. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100m2.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of
- b. op basis van een archeologisch onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek, of
- c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m2 en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of
- d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m2 en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 19 Waarde - Archeologie Historische Kern
19.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of
- b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vooronderzoek.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 20 Waterstaat - Beschermingszone Waterlopen
20.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de waterloop.
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 20.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
20.3 afwijken van de bouwregels
het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2 , voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de waterloop, mits:
- a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 20.1 genoemde functies met bijbehorende beschermingszone;
- b. door de bouw en situering van het houwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 20.1 genoemde functies;
- c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende beheerder van de watergang;
- d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,00 meter.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
22.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,50 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) alsmede propaantanks met een inhoud kleineer dan 13m3 waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangegeven in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelsgrens liggen.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Geluidzone - industrie
24.2 Vrijwaringszone - weg 25 meter
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
- b. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- c. het oprichten van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
- d. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4.000m3;
- 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
- de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
- de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
- e. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
25.2 Voorwaarden
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
26.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
27.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter inzage bij het gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
28.2 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwen
29.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kern Asenray'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
Op het grondgebied van de gemeente Roermond zijn diverse bestemmingsplannen van kracht. Een deel van de vigerende bestemmingsplannen is onvoldoende actueel. Het gevolg van het niet voldoende actueel zijn van deze bestemmingsplannen is dat het ruimtelijk handhavings- en sturingsbeleid van de gemeente Roermond wordt belemmerd. Daarnaast is er sprake van gewijzigde planologische inzichten, behoefte aan juridische verbetering van de bestemmingsplannen en deregulering. De gemeente Roermond is daarom bezig de verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. Hiertoe zijn de (nieuwe) plangebieden vergroot en zoveel mogelijk ingedeeld naar centrumgebied, wijkgebied, bedrijfsgebied of buitengebied. Bovendien wenst de gemeente de interne en externe informatievoorziening over het ruimtelijk beleid en de bestemmingsplannen te verbeteren. Hiertoe wil de gemeente de bestemmingsplannen digitaal raadpleegbaar maken.
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Het bestemmingsplan 'Kern Asenray' vormt een van de plangebieden binnen het grondgebied van de gemeente Roermond waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld in het kader van de actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Het plan betreft voornamelijk een zogenaamd beheersplan waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen binnen de planperiode van 10 jaar worden voorzien.
Het doel van het onderhavige bestemmingsplan is het aanwijzen van bestemmingen van de in het plan begrepen gronden. Dit omvat zowel het doorvertalen van het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente als het adequaat vastleggen van kwaliteit en functies. Aan de bestemmingen worden regels gekoppeld gericht op het gebruik van de gronden en de opstallen. Het gaat om het bieden van een actueel, uitvoerbaar en handhaafbaar plan en juridisch kader. De huidige gronden en functies worden zoveel mogelijk positief bestemd. Een bestemmingsplan heeft voor zowel de overheid als de burger een bindend karakter.
Binnen het plangebied zijn de volgende (delen van) bestemmingsplannen van kracht:
- Bestemmingsplan Asenray, vastgesteld op 28 augustus 1969, goedgekeurd op 20 april 1970;
- 1e wijziging bestemmingsplan Asenray, vastgesteld op 22 februari 1973, goedgekeurd op 30 juli 1973;
- Buitengebied Asenray, vastgesteld op 22 september 1994 en goedgekeurd op 11 april 1995;
- Hoofdzakenplan, vastgesteld op 14 december 1949 en goedgekeurd op 6 januari 1951;
- Maalbroek, vastgesteld op 13 december 1973 en goedgekeurd op 20 mei 1974;
- N280 Oost, vastgesteld op 27 januari 2005 en goedgekeurd op 16 augustus 2005;
- Buitengebied Melick, vastgesteld op 1 september 1982 en goedgekeurd op 17 januari 1984.
Figuur 1 geeft de vigerende bestemmingsplannen weer.
1.2.1 Plangebied
Figuur 2 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied weer.
1.2.1 Plangebied
Het plangebied is gelegen in het oosten van de gemeente Roermond. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de weg Maalbroek en wordt geheel omsloten door het buitengebied.
1.3 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Kern Asenray bestaat uit een toelichting, de planregels en de verbeelding (digitaal en analoog). De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het voor dit plangebied relevante beleid van de verschillende overheden samengevat. In hoofdstuk 3 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. De verschillende beleidsuitgangspunten vormen de bouwstenen voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 komen randvoorwaarden op het gebied van natuur en milieu, archeologie en water aan bod. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarbij wordt aangegeven hoe een en ander juridisch wordt vastgelegd. Verder wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg (vooroverleg met diverse instanties) en de inspraakreacties.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
Sinds de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Asenray is op een aantal terreinen nieuw beleid tot stand gekomen, dat relevant is voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied. De belangrijkste richtinggevende beleidslijnen uit het anno 2010 geldende beleidskader zijn hieronder weergegeven.
2.1 Europees- En Rijksbeleid
2.1.1 Nota ruimte
In de Nota Ruimte worden de uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd, waarbij het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. Deze nota is door het Rijk op dit moment vastgesteld als structuurvisie.
Op 1 november 2002 stelde het kabinet Balkenende-I de Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid vast. De brief gaat in op wijzigingen in het nationaal ruimtelijk beleid naar aanleiding van het Strategisch Akkoord van dat kabinet. De opdracht uit het Hoofdlijnenakkoord (regeerakkoord) is om de afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid samen te voegen tot één Nota Ruimte.
De nota bevat daarmee niet alleen de ruimtelijke uitspraken zoals die eerder in het ontwerp van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening waren opgenomen, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2), het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) en de Vierde Nota Waterhuishouding, voor zover het kabinet daaraan vasthoudt. Daarnaast worden in de Nota Ruimte ook de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven opgenomen. De Nota Ruimte bevat zo hét ruimtelijke beleid van het kabinet en is veel meer een integraal product. Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 is door de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de nota. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” formeel in werking getreden.
De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. Uitgangspunt van beleid is dat de ruimtebehoefte zoveel mogelijk wordt geaccommodeerd en dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De belangrijkste instrumenten van de nota hebben betrekking op landschappen, stedelijke netwerken en water.
Er dient op een efficiënte wijze omgegaan te worden met de beschikbare ruimte in het bestaande bebouwde gebied. Bij het zoeken naar nieuwe bouwlocaties wordt ingezet op inbreiding boven uitbreiding, waarbij nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten op de bestaande stedenbouwkundige structuur. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen, maar legt de bestaande situaties vast. In het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid van Asenray wordt derhalve voldaan aan de intenties van de Nota Ruimte.
2.1.2 Nota Mensen, Wensen, Wonen
Het rijksbeleid voor wonen maakt op dit moment een duidelijke omslag door. Van kwantiteit naar kwaliteit, van huisvesten naar wonen en van volkshuisvestings- naar woonbeleid. Centraal staat kwaliteit en keuzevrijheid, waarbij de burger een duidelijke rol speelt.
In de Nota wordt geconstateerd dat er een grote behoefte is aan centrum-stedelijke woonmilieus. Hiertoe wordt als ambitie verwoord dat in 2010 ongeveer 225.000 woningen meer in een centrum-stedelijke setting moeten zijn gesitueerd dan in 2000 het geval was. Deze ambitie moet vorm krijgen door verdichting van daarvoor in aanmerking komende buitencentrummilieus, benutting van potenties van bestaande centrummilieus en het creëren van dergelijke woonmilieus op nieuwe uitleglocaties. Doordat het uitgangspunt is dat inbreiding de voorkeur heeft boven uitbreiding past onderhavige bestemmingsplan binnen de uitgangspunten van de nota Mensen, Wensen, Wonen.
2.1.3 Natuurbescherming
Door de Europese Unie zijn richtlijnen uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Als concrete richtlijnen worden genoemd de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte.
De Vogelrichtlijn (EU-richtlijn 79/409/EEG, gewijzigd bij richtlijn 86/122/EEG) bevat naast bepalingen over de instandhouding van in het wild levende vogelsoorten, ook plichten die op de bescherming van de leefgebieden van in het wild levende vogels zijn gericht.
De meest geschikte habitats voor bijzonder waardevolle soorten en veel voorkomende trekvogels moeten als speciale beschermingszone worden aangewezen. Anders dan bij de Habitatrichtlijn (EU-richtlijn 92/43/EEG) worden de speciale beschermingszones direct – dus zonder toetsing van de EU – door de lidstaten aangewezen. De Vogelrichtlijn is in de nationale regelgeving onder andere omgezet in de Flora- en faunawet. Tussen de Vogelrichtlijn en de hieronder beschreven Habitatrichtlijn bestaat een belangrijke koppeling. Voor de speciale beschermingszones volgens de Vogelrichtlijn is het afwegingskader van de Habitatrichtlijn van toepassing.
De aanwijzing van gebieden tot beschermd natuurgebied in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn vindt plaats aan de hand van soortenlijsten van zeldzame of bedreigde plant- en diersoorten. Wanneer in een gebied bepaalde soorten voorkomen, of een bepaald percentage van de Europese populatie herbergt, dan komt dit gebied in aanmerking voor plaatsing onder de betreffende richtlijn. Er zijn binnen het grondgebied van de gemeente geen beschermde gebieden vanuit de Vogelrichtlijn aanwezig. Ook komt binnen het onderhavige plangebied geen Habitatrichtlijngebied voor.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van soorten. De wet heeft betrekking op onder meer beheer en schadebestrijding, jacht, handel en bezit en overige menselijke activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten en regelingen.
2.1.4 Europese Kaderrichtlijn Water
In het jaar 2000 is de nieuwe Europese 'Kaderrichtlijn water' in werking getreden. De richtlijn is in verschillende stukken beschreven. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee:
- aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed en beschermd en verbeterd;
- duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- er wordt bijgedragen tot afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
Verschillende doelstellingen uit de Kaderrichtlijn zijn ook opgenomen in het landelijke waterbeleid. Aspecten betreffende duurzaam gebruik maken bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel uit van het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw” (WB21), en ook in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) zijn al vergaande doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit opgenomen. Voor deze aspecten zijn daardoor vanuit de Kaderrichtlijn geen gevolgen te verwachten, die niet ook vanuit andere wet- en regelgeving voortkomen.
2.1.5 Waterbeleid in de 21e eeuw
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21), is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld:
- 1. Anticiperen in plaats van reageren.
- 2. Niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van 'vasthouden-bergen-afvoeren'.
- 3. Meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen.
In de Nota Ruimte zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.
De watertoets wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. Voor dergelijke plannen is de watertoets vanaf 1 november 2003 verplicht (artikel 3.6.1 lid 1 sub b, Besluit ruimtelijke ordening).
De watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante 'wateraspecten' worden meegenomen. Hierdoor vormt de toets een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening.
De watertoets wordt toegepast door in een vroegtijdig stadium de waterbeheerders te betrekken bij plannen die een invloed kunnen hebben op de waterhuishouding. Er wordt gekeken naar veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (actualisatie 2010)
Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld. Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voorzover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft.
Het POL2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie op grond van de nieuwe ruimtelijke wetgeving. De laatste actualisatie van het POL dateert van 2010.
In de gebiedsgerichte aanpak van het POL worden voor het Limburgs grondgebied elf perspectieven, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden onderscheiden. Op de perspectievenkaart uit het POL is het gebied aangeduid als 'Plattelandskern Noord en Midden Limburg' (Perspectief 6a).
Plattelandskern
Het plangebied is aangeduid met Perspectief P6a, Plattelandskern Noord en Midden Limburg (POL, Perspectieven, Actualisatie 2010).
Figuur 3 Uitsnede uit het POL
Het perspectief P6a omvat de plattelandskernen die overwegend kleinschalig van karakter zijn . Een aantal grotere kernen (Gennep, Horst, Helden-Panningen) vervullen op sommige terreinen een verzorgende functie voor een bredere plattelandsregio (onderwijs, bedrijvigheid, zorg en/of cultuur).
De vitaliteit van deze dorpen en stadjes moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking. En voor de groei van lokaal, in een enkel geval ook regionaal georiënteerde bedrijvigheid. Het instandhouden van winkels en publieksvoorzieningen in plattelandskernen vraagt de nodige aandacht, net als de bereikbaarheid per openbaar vervoer zodat sociaal-culturele voorzieningen (ook in de stadsregio's) goed bereikbaar zijn.
Grootschalige economische activiteiten en voorzieningen met een stedelijk karakter en omvang horen hier in principe niet thuis. Voor de plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gehanteerd.
Enerzijds op basis van het bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit, anderzijds vanwege de (verwachte) krimpende bevolkingsomvang, de aanwezige omgevingskwaliteiten in het landelijk gebied en de belangen van de landbouw, recreatie en toerisme. In Noord en Midden Limburg is nog sprake van uitleglocaties aansluitend aan de contour (peildatum 24 juni 2005) rondom de Plattelandskernen. Indien dat het geval is, dan is aan de hand van het Limburgs Kwaliteitsmenu te bepalen welke kwaliteitsbijdrage gericht op het compenseren van verloren gaande omgevingskwaliteit aan de orde is.
Binnen de contour is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing en is het aan de gemeente om zorg te dragen voor een goede balans tussen groen, water en bebouwing. Wél dient bij nieuwe uitleglocaties en nieuwe ontwikkelingen binnen de (verbale) contour ingezet te worden op bovenplanse verevening gericht op de herstructurering van de bestaande woningvoorraad en aanwezige werklocaties. In het onderhavige plan speelt dit echter geen rol omdat het plangebied grotendeels samenvalt met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde contour. Ook is dit plan behoudend van aard en voorziet dus niet in (grootschalige nieuwe ontwikkelingen).
Een klein gedeelte van de kern Asenray (in het zuiden) valt binnen de Ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme (P5a).
De inrichting van deze gebieden wordt in belangrijke mate bepaald door de landbouw met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan omgevingskwaliteiten. Binnen dit perspectief wordt ruimte geboden aan optimale ontwikkeling van land- en tuinbouw in al haar diversiteit. Nieuwe ontwikkelingen dienen plaats te vinden met respect voor de aanwezige kwaliteiten in het gebied. Ook verbreding van de plattelandseconomie is een belangrijk streven in de P5a gebieden. Hierbij wordt tevens een bijdrage aan het behoud en de versterking van de natuur- en landschapskwaliteit verwacht. Mogelijkheden bestaan er voor de toeristische sector, voor verbrede landbouw en voor kleinschalige dienstverlenende bedrijven.
Het plangebied grenst aan gebieden met de perspectieven P1 (Ecologische Hoofdstructuur), P2, Provinciale ontwikkelingszone groen, P4 (vitaal landelijk gebied) en P5a (Ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme).
Ook valt een gedeelte van dit bestemmingsplan binnen het Vitaal Landelijk Gebied (P4).
Het Vitaal Landelijk Gebied omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.
2.2.2 POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
De POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening heeft de juridische status van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro en vormt de uitvoeringsparagraaf van het POL, zoals ook bedoeld is in de Wro.
De wetgever heeft bepaald dat de provincie in zijn structuurvisie(s) moet aangeven wat de relevante ruimtelijke belangen zijn. POL 2006 en de bijbehorende POL aanvullingen vormen op grond van het overgangsrecht de huidige provinciale structuurvisies. Daarin staan de provinciale belangen genoemd en het beleid dat ten aanzien van die belangen wordt gevoerd. POL 2006 c.s. bevatten evenwel (veel) meer belangen dan alleen ruimtelijke belangen. Het POL is immers een integraal strategisch beleidsplan, waarin naast ruimtelijke, ook sociale, economische, milieu- en waterstaatsbelangen zijn verenigd. Voor de uitvoering van het POL onder nieuwe Wro gaat het echter alleen om de provinciale ruimtelijke belangen. Dat zijn aspecten van het provinciaal beleid die geheel of gedeeltelijk een ruimtelijke implicatie hebben. Die belangen zijn in de belangenstaat opgenomen.
De Provinciale belangenstaat dient ervoor om vast te stellen of er een provinciaal belang bij een bestemmingsplan of projectbesluit is betrokken. Niet in alle gevallen waarbij een provinciaal belang aan de orde is, hoeft overigens de provincie bij het vooroverleg betrokken te worden. Gezien de liggen in perspectief 5a is provinciaal overleg vooraf (op basis van artikel 3.1.1. Bro) noodzakelijk.
2.2.3 POL-aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' en beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu
Op 18 december 2009 hebben Provinciale Staten van Limburg de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben vervolgens op 12 januari 2010 het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld.
POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering
De POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering (VG en K) bevat een aantal beleidsaanpassingen dat zich concentreert rond drie nauw samenhangende thema's: verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Voor deze drie thema's wordt op onderdelen de formulering van het provinciaal belang aangescherpt. Dit is nodig om duidelijk te maken op welke wijze de provincie haar nieuwe bevoegdheden volgens de Wet ruimtelijke ordening zal inzetten.
De doelen van de POL-aanvulling zijn:
- provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling;
- provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties;
- selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen;
- ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (nee, tenzij);
- het verbinden van nieuwbouw of uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw);
- selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen;
- verankeren en overdragen van het Limburgs Kwaliteitsmenu.
Bij plattelandskernen in Noord- en Midden-Limburg ziet de provincie wel nog mogelijkheden voor uitleglocaties buiten, maar wel aangrenzend aan de contour. Ook hier blijft wel de voorkeur bestaan voor inbreiding (toepassing SER-ladder). Voor nieuwe op zichzelf staande clusters van bebouwing buiten de contour geldt een 'nee, tenzij-benadering'. Voor dergelijke clusters wordt alleen kans gezien als onderdeel van een gebiedsontwikkeling die leidt tot een integrale versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied. Het verschil in ontwikkelingsmogelijkheden is ook tot uitdrukking gebracht in het opsplitsen van het POL-perspectief Plattelandskernen (P6) in P6a (Plattelandskern Noord- en Midden-Limburg) en P6b (plattelandskern Zuid-Limburg).
De POL-aanvulling vormt het kader voor de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu.
Beleidsregel Limburgs kwaliteitsmenu
De beleidsregel Limburgs kwaliteitsmenu (LKM) regelt de 'extra' condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijk gebied in de perspectieven P2, P3 en P8 mogelijk zijn. Het LKM vormt geen nieuw ruimtelijk beleid, maar is een uitwerking van het kwaliteitsdeel uit het POL en de POL aanvulling VG en K. Via het LKM wordt dan ook geen nieuwe of extra ruimte geboden voor ontwikkelingen buiten de contour.
Het LKM richt zich op relatief kleinschalige ontwikkelingen vanuit het particulier initiatief. De essentie van het LKM is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit. De voorheen bestaande instrumenten 'Rood voor Groen', 'Ruimte voor Ruimte Zuid Limburg', 'Verhandelbare Ontwikkelingsrechten methode (VORm)' en 'Bouwkavel op Maat Plus (BOM+)' gingen uit van hetzelfde principe. Het werken met en uitvoering geven aan (de modules van ) het LKM wordt in handen van de gemeente gelegd.
Voor de aanleg van de N280 zijn een 17-tal woningen gesloopt. Deze woningen waren gesitueerd buiten de door de provincie Limburg geformuleerde bebouwingscontour rond de kern Asenray. Vier van deze woningen zijn inmiddels herbouwd. Voor de sociale cohesie van het dorp is het noodzakelijk dat er een inhaalslag plaats vindt van woningbouw en dat ook de andere 13 gesloopte woningen worden gecompenseerd op min of meer vergelijkbare locaties buiten de bebouwingscontour. Door de provincie Limburg is dan ook bij brief van 31 maart 2009 toegezegd dat deze 13 woningen mogen worden teruggebouwd in Asenray op locaties die door de gemeente bij brief van 19 februari 2009 zijn aangedragen zonder toepassing van het LKM.
Voor deze bouwkavels is door de gemeente Roermond een stedenbouwkundig kader opgesteld, zodat inpassing in het ter plaatse open agrarisch landschap verzekerd is en voor het overige zoveel mogelijk wordt aangesloten bij provinciale doelstellingen inzake woningbouw.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014
De gemeente Roermond ligt binnen de regio Midden-Limburg Oost. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de 'Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 22010-2014' vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudensprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zgn. huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil-prognose) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken met betrekking tot de omvang van de planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toetst in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek.
Op basis van de regionale en provinciale woonvisie zullen provincie en gemeenten afspraken maken.
Afweging regionaal beleid
In het plangebied worden 33 woningen gebouwd in de koopsector, waarvan een deel seniorenwoningen (nul treden woningen). De realisering van deze woningen past binnen de regionale woonvisie.
Voor het overige bevat het plangebied geen grootschalige bouwmogelijkheden.
2.3.2 Waterbeheersplan Roer en Overmaas
Het plangebied valt onder het beheer van het Waterschap Roer en Overmaas. Het Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2004 – 2007 is een gezamenlijk beleidsstuk van het waterschap Roer en Overmaas en het Zuiveringsschap Limburg. Het plan is op 15 maart 2004 vastgesteld. In het waterbeheersplan legt het waterschap de beleidsvoornemens vast inzake het uit te voeren beleid, beheer en de gewenste maatregelen op het gebied van de waterhuishouding in het beheersgebied van het Waterschap Roer en Overmaas. Het waterschap heeft twee hoofdtaken: beheerder van het watersysteem en de waterkeringszorg. De zorg voor het watersysteem geldt voor zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit. De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn:
- het zorgdragen voor de veiligheid en bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
- de watersysteembenadering, de natuurlijke en samenhangende kringloop tussen atmosfeer, omgeving, bodemsysteem en oppervlaktewateren;
- de waterketenbenadering, de kringloop tussen waterwinning, menselijk gebruik en lozing van water;
- voorkeursvolgorde: vasthouden bergen en afvoeren;
- voorkeursvolgorde: schoonhouden, scheiden, schoonmaken;
- ruimte voor water waarbij voor maatregelen ruimtelijke oplossingen worden gezocht;
- water wordt als medeordenend principe in ruimtelijke plannen meegenomen (incl. de Watertoets);
- duurzaam stedelijk waterbeheer;
- niet afwentelen van problemen in ruimte of tijd;
- zelf verantwoordelijkheid nemen en anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheid.
Als uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn water, WB21 en het POL zijn door het waterschap Roer en Overmaas, het Zuiveringsschap Limburg en de provincie stroomgebiedsvisies opgesteld. In de stroomgebiedsvisie is een beschrijving gegeven van de gewenste waterhuishoudkundige ontwikkelingen (na te streven grondwaterstanden, beekinrichting, waterkwaliteit en retentie). In het waterbeheersplan worden de voorstellen van de stroomgebiedsvisies verder uitgewerkt en krijgen ze bestuurlijk draagvlak. Het plangebied valt binnen het deelstroomgebied Maasnielderbeek en Roer.
2.3.3 Keur van het Waterschap Roer en Overmaas
De Keur is vastgesteld op 27 juni 1994, heeft daarna een wijziging ondergaan en is definitief in werking getreden op 20 juni 1996. De bepalingen van de Keur strekken ter bescherming van de waterstaatkundige belangen en de verzorging van het beheersgebied van het waterschap. De taak van het waterschap omvat de zorg voor:
- het oppervlaktewater in kwantitatief opzicht in zowel hydrologisch als morfologische zin, overeenkomstig de in het waterhuishoudingsplan en de integrale beheerplannen vastgelegde doelstellingen en
- de waterkeringen, kaden en ophogingen, die dienen voor de kering van binnen- en buitenwater, zulks ter voorkoming of beperking van wateroverlast.
Bij aanvragen om ontheffing van de ge- en verbodsbepalingen uit de Keur dient het waterschap niet enkel te toetsen aan de waterstaatkundige belangen, maar ook aan de ecologische belangen, de zogenaamde 'brede kijk'.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Roermond Oost
De natuurvisies Roermond West en Roermond Oost betreffen een uitwerking van de ecologische aspecten van de ruimtelijke structuurvisie van Roermond. Hierbij is gestreefd naar een integratie van de stedelijke ontwikkeling en de te behouden en ontwikkelen natuurwaarden. De natuurvisies dienen als afwegingskader voor de effecten van huidige en toekomstige plannen in relatie tot de ecologische structuur en de natuurwaarden. Voor dit plangebied is alleen de Natuurvisie Roermond Oost van belang.
Het landschap ten oosten van Roermond is bijzonder gevarieerd. Door de aanwezigheid van verschillende Maasterrassen en bodemsoorten en het optreden van kwel zijn de omstandigheden zeer geschikt voor een groot aantal bijzondere dier- en plantensoorten. Het gebied ligt besloten tussen de stadsrand van Roermond en de Duitse grens. Het onderhavige plangebied maakt hiervan onderdeel uit.
2.4.2 Groenstructuurplan 2006
In juni 2006 heeft de gemeenteraad het groenstructuurplan vastgesteld. Het groenstructuurplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen om bestaande Groene Waarden te beschermen en door ontwikkeling te versterken.
Het groenstructuurplan is een plan dat op samenhangende wijze, voor de langere termijn van 15 à 20 jaar visies aandraagt voor de wijze waarop Groene Waarden, op samenhangende wijze en in functie tot het omringende stedelijke en landelijke gebied, worden vormgegeven.
2.4.3 Structuurschets ontwikkeling oostzijde Asenray
In opdracht en in samenwerking met de gemeente Roermond en de provincie Limburg is de Structuurschets ontwikkeling oostzijde Asenray opgesteld (juli 2009).
Woningbouw in Asenray kende de laatste jaren een stagnatie door de geluidscontouren van vliegveld Brüggen. Nu deze contour is aangepast kunnen er in Asenray weer woningen gebouwd worden. Het POL kent aan de westzijde van het dorp de benodigde ruimte hiervoor. Deze ruimte zal zeker in de toekomst gebruikt gaan worden voor reguliere woningbouw in Asenray. De gemeente Roermond staat echter een bijzonder woningbouw project voor aan de oostzijde van het dorp. Juist om de Maasnielderbeek in verbinding te brengen met het dorp is de structuurschets ontwikkeld. Deze voorziet voor het gebied tussen de beek en het dorp in de genoemde verbinding. Hierbij is gezocht naar een integratie tussen natuurontwikkeling, landbouw, waterhuishouding en wonen.
Het plangebied van deze structuurschets bestaat uit het gebied tussen de Dorpsstraat en de Maasnielderbeek, met in het noorden de N271 en in het zuiden de Heide als begrenzing.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt juist ten zuiden van het gebied uit de structuurschets.
De algemene uitgangspunten uit de structuurvisie zijn als volgt:
- Ontwikkeling ecologische zone Maasnielderbeek gecombineerd met struinpad/struinnatuur door natuurontwikkeling in een zone van 50 meter aan weerszijden van de beek.
- Woningbouw aan de noordzijde op rationele wijze met relatie naar de Maalderstraat, de Maasnielderbeek en de daar aanwezige poel/buffer. Naast het versterken van de grondstructuur langs het bestaande lint worden tevens boselementen aangelegd.
- Bundeling van de sportvoorzieningen van Asenray tussen de Dorpsstraat en de Maasnielderbeek, waarbij tevens een versterking van de groenstructuur van de hier aanwezige dorpsrand wordt nagestreefd.
- Woningbouw aan de zuidoostzijde volgend op bebouwingstructuur Asenray en gekoppeld aan het uitwaaieren wegenpatroon. In de vork van Y-splitsing is daarbij een openbare ruimte voorzien. Door het aanbrengen van eenduidige tuin- en erfbeplanting dient een harmonieuze inbedding in het landschap te worden gerealiseerd.
- Aanleg van wandelverbindingen tussen Asenray en de Maasnielderbeek ten behoeve van een rondje dorp.
Vanuit de discussie over de leefbaarheid van de kern Asenray is een Dorps Ontwikkelings Plan (DOP) opgesteld. Vanuit dit DOP is een woningbouwtaakstelling wenselijk geacht van maximaal 250 woningen tot 2026. Aan de oostzijde van Asenray is een Ruimte voor Ruimte ontwikkeling gepland.
In opdracht van Ruimte voor Ruimte BV is door Bureau Heukelom Verbeek een plan opgesteld voor woningbouw rondom de kern Asenray: Structuurvisie Asenray-Oost. Het gaat om maximaal 50 woningen aan de (hele) oostzijde van Asenray. Met deze ontwikkeling wordt onder het maximum aantal van 250 woningen gebleven. Het college van B&W heeft op 18 december 2008 ingestemd met deze visie.
De te realiseren doelen van deze structuurvisie zijn als volgt samen te vatten:
- realisatie van 13 compensatiewoningen als compensatie voor de gesloopte woningen voor de aanleg van de N280;
- realisatie van maximaal 30 ruimte voor ruimte-kavels ten oosten van Asenray
- realisatie van maximaal 20 woningen in zuidoost Asenray;;
- verplaatsing van de sportvelden van de westzijde van Asenray naar de oostzijde;
- woningbouw op de huidige locatie van de sportvelden na verplaatsing van de sportvelden;
- ombouwen gemeenschapshuis de Duup tot een multifunctioneel centrum;
- het realiseren van natuur aan weerszijden van de Maasnielderbeek.
Omdat het onderhavige bestemmingsplan conserverend van aard is, worden deze nieuwe ontwikkelingen niet in dit plan planologisch vastgelegd. Voor deze nieuwe ontwikkelingen worden separate planologische procedures gevoerd.
Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving
3.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De kern Asenray is centraal gelegen in het buitengebied van Roermond Oost, een gebied met waardevolle (cultuur)landschappen. Door de geografische ligging vormt Asenray een min of meer afzonderlijke woonkern binnen de gemeente Roermond, waar de autochtone bevolking een sterk accent op de aldaar wonende bevolking heeft gelegd. De afgezonderde ligging ten opzichte van de omliggende woonkernen heeft een sterke belemmering gevormd voor de ontwikkeling van de kern.
Het huidige Asenray heeft veel kwaliteiten op allerlei gebieden. Bewoners waarderen de rustige en dorpse woonomgeving, niet alleen in ruimtelijk maar ook in sociaal opzicht. Het vele groen in de directe nabijheid wordt als een van de belangrijkste kwaliteiten genoemd. Door de korte afstanden tot Roermond en Swalmen is het voorzieningenniveau laag.
Uit historische kaartbeelden is af te leiden dat Asenray is gegroeid langs de Dorpsstraat, van waaruit het buitengebied door fraaie laantjes wordt ontsloten. De stedenbouwkundige structuur kan worden getypeerd als lintbebouwing waaraan nog enkele karakteristieke bouwwerken zijn gesitueerd. De uitbreidingen ten westen van Asenray hebben niet het dorpse karakter van de Dorpsstraat, maar meer van de reguliere uitbreidingen zoals ze in heel Nederland voorkomen.
De stedenbouwkundige structuur van Asenray bestond oorspronkelijk uit een aantal linten waaraan boerderijen waren gevestigd. Deze lintstructuur is nog duidelijk herkenbaar. De percelen aan de oude linten zijn vrij diep en aan de oostzijde van de Dorpsstraat hebben de percelen nog hun oorspronkelijke (agrarische) karakter. De nieuwe uitbreidingen zijn gerealiseerd aan de westzijde. De kerk vormt niet het hart van het dorp, maar is gelegen aan de dorpsrand. Een duidelijke openbare ruimte in de vorm van een dorpsplein ontbreekt, maar is in potentie wel aanwezig.
Asenray is een typisch agrarisch dorp. De bewoners zijn zeer tevreden over de ligging, direct grenzend aan het buitengebied. Er is veel waardering voor de natuur in de omgeving. Het buitengebied direct grenzend aan de kern kan worden verdeeld in een tweetal gebieden, namelijk het oude bouwland ten westen van Asenray en de jonge ontginningsgebieden in het oosten. De oude bouwlanden bestaan uit grote kavels met geschikte bouwgrond. De uitgestrekte en glooiende landbouwgronden zorgen voor grote landschappelijke schoonheid. Dwars door het gebied loopt de Maasnielderbeek. De omgeving van de beek heeft een open karakter. Een belangrijk kenmerk van het gebied is de “oude maasmeander”. Deze belangrijke ecologische verbinding tussen de Melickerheide en Boeshei heeft veel natuurlijke waarde. De jonge ontginningsgebieden worden gekenmerkt door een open structuur met minder geschikte landbouwgrond en een versnipperd verkavelingspatroon.
De kern Asenray heeft overwegend een woonfunctie, met beperkte bedrijvigheid. Daarnaast zijn in de kern Asenray enkele agrarische bedrijven gevestigd, waaronder twee paardenhouderijen. De kern wordt omsloten door buitengebied, dat een stedelijk uitloopgebied is.
Hoofdstuk 4 Omschrijving Van De Deelaspecten
4.1 Archeologie
Asenray is gelegen binnen een van de oudste cultuurgebieden van Nederland. Het vruchtbare landschap, gevormd door de Maas en de Maasnielse beek, nodigde al vroeg uit tot de vestiging van mensen. De oude historische kernen dateren al uit de middeleeuwen en in de nabijheid daarvan vinden we nog oudere sporen als het tracé van een Romeinse weg, grafheuvels uit de ijzertijd en Steentijdkampementen. Op basis van de landschappelijke en bodemkundige situatie maar ook op basis van eerdere archeologische vondsten en historische kennis is het plangebied verdeeld in gebieden met een hoge of met een lage archeologische verwachting. De historische kernen zijn, vanwege hun bijzonder hoge archeologische verwachting, als zodanig aangewezen. Voor deze historische kernen en voor de gebieden met een hoge of met een lage archeologische verwachting zijn specifieke regels met betrekking tot de archeologie in de voorschriften opgenomen. De definitie van de historische kernen en de gebieden met een hoge of een lage archeologische verwachting is een vereenvoudigde maar ook exacter weergave van de gegevens zoals die in de gemeentelijke Archeologie Atlas zijn opgenomen. De daaraan verbonden regels zijn een aangepaste, vereenvoudigde versie van de regels zoals die in de Nota archeologie zijn vastgesteld. Naar verwachting zal de gemeenteraad het archeologiebeleid binnenkort overeenkomstig wijzigen en vaststellen.
4.2 Externe Veiligheid
4.2.1 Inleiding
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.
4.2.2 Beleidskader
Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het beleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het beleid beschreven inzake buisleidingen.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Verantwoordingsplicht
Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.
Visie externe veiligheid Roermond
In de Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie), die op 10 juni 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd, die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Risicovolle activiteiten
Alvorens het plan wordt opgesteld dient er een inventarisatie plaats te vinden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens dient bepaald te worden of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan.
In de Visie externe veiligheid Roermond zijn alle risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.
Bevi-inrichtingen in het plangebied
Binnen de grenzen van het plangebied en in de directe nabijheid hiervan zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. De dichtstbijgelegen risicovolle inrichting is het LPG-tankstation aan Maalbroek 102. Deze inrichting ligt op meer dan 1300 meter van het plangebied. Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat er met betrekking tot Bevi-inrichtingen geen knelpunten aanwezig zijn.
Buisleidingen
Binnen het plangebied ligt een transportleiding voor brandbare vloeistoffen (verder aangeduid met brandstofleiding). Verder liggen op enige afstand van het plangebied transportleidingen voor brandbare vloeistoffen en aardgas. Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ten gevolge van de aanwezige aardolieleidingen in de gemeente Roermond. De binnen het plangebied gelegen brandstofleiding wordt gebruikt voor het transport van K1-vloeistoffen. Deze leiding heeft een diameter van circa 10 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Volgens de Risicokaart bedraagt de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar) van deze brandstofleiding 0 meter. Dit betekent dat deze contour op de leiding ligt.
Op basis van de druk en diameter van de leiding is conform de handleiding risicoberekeningen Bevb sprake van een PR 10-6 per jaar van 13 meter. Binnen deze PR-contour zijn 2 woningen gelegen.
In artikel 17 van het Bevb is het volgende bepaald: 'indien op het tijdstip waarop dit besluit van toepassing wordt het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object, veroorzaakt door een buisleiding hoger is dan 10-6 per jaar, draagt de exploitant er zorg voor dat binnen drie jaar na dat tijdstip het plaatsgebonden risico die waarde niet meer overschrijdt'. Het Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden en derhalve ook op dat moment op de brandstofleiding binnen het plangebied van toepassing geworden. De woningen die binnen de PR-contour zijn gelegen dienen aangemerkt te worden als beperkt kwetsbare objecten omdat het verspreid liggende woningen betreft met een dichtheid van minder dan 2 woningen per hectare. Nu het beperkt kwetsbare objecten betreft is het niet noodzakelijk dat er door de exploitant maatregelen getroffen dienen te worden om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
Gezien de zeer dichte bebouwingsdichtheid in de directe nabijheid van de brandstofleiding is er geen sprake van een relevant groepsrisico. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar) van de verder weg gelegen transportleidingen voor brandbare vloeistoffen en aardgas overlappen het plangebied niet. Uit berekeningen die met het rekenprogramma Carola zijn uitgevoerd blijkt dat het groepsrisico voor alle aardgastransportleidingen die in de omgeving van het plangebied zijn gelegen, kleiner is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde. Derhalve kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Transport gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door Roermond zijn de A73, N280, N293 en de N570 aangewezen. Aan de noordzijde is op circa 20 meter van het plangebied de N280 gelegen. In de Visie externe veiligheid Roermond is bepaald dat binnen 200 meter van de N280 geen extra kwetsbare objecten opgericht mogen worden. Als extra kwetsbare objecten worden in de Visie de volgende objecten aangemerkt: basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven. In het kader van het opstellen van de Visie heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de ligging van de extra kwetsbare objecten binnen de gemeente. Hierbij is vastgesteld dat er binnen het plangebied geen extra kwetsbare objecten gelegen zijn binnen 200 meter van de N280. Uit de signaleringskaart die is opgenomen in de Visie blijkt dat een gedeelte van het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van de N280.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoor- en waterwegen aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Verantwoording groepsrisico
Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de buisleidingen of de externe veiligheid. Daar het een consoliderend bestemmingsplan is, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording.
Ten gevolge van dit consoliderend bestemmingsplan verandert het aantal personen binnen de invloedsgebieden van de aanwezige buisleidingen en de N280 niet.
Ten aanzien van de zelfredzaamheid valt op te merken dat er in de invloedsgebieden geen groepen van personen voorkomen die als verminderd zelfredzaam aangemerkt dienen te worden. tevens zijn binnen de invloedsgebieden slechts laagbouwwoningen aanwezig. deze woningen zijn over het algemeen god te ontvluchten. Daarnaast zijn er voldoende vluchtroutes die van de risicobron af gericht zijn. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn daarmee goed te noemen.
Met betrekking tot de bestrijdbaarheid kan worden opgemerkt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opsteldiensten binnen het plangebied aanwezig voor hulpdiensten. Er si voldoende bluswater aanwezig en de bluswatervoorzieningen zijn goed bereikbaar.
Bij brief van 21 juli 2010 heeft het bestuur van de Veiligheidsregio Limburg Noord medegedeeld dat het een beheersplan betreft waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen binnen de planperiode van 10 jaar zijn voorzien. De vaststelling van een dergelijk plan is niet van invloed op de voorbereiding van de rampenbestrijding. Er bestaat daarom geen noodzaak tot het uitbrengen van advies.
Ongeacht de inzet van buisleidingbeheerder, transporteurs van gevaarlijke stoffen, gemeente en hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig. het restrisico is in dit geval onder deze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.
Vaststelling van dit consoliderend bestemmingsplan leidt niet tot een significante verhoging van het groepsrisico. Het groepsrisico is verantwoord.
4.3 Bodem
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient, in geval van incidentele bouwlocaties, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Bij de daadwerkelijke invulling van nieuwe bouwmogelijkheden dient de kwaliteit van de bodem door middel van een bodemonderzoek, opgesteld volgens de daarvoor geldende normen, te worden uitgevoerd. In het kader van onderhavig bestemmingsplan is, gezien het feit dat er geen gronden zijn die een gewijzigde functie krijgen, geen bodemonderzoek noodzakelijk.
Bodembeleid gemeente Roermond
Voor het stedelijk gebied van Roermond is op 25 januari 2005 door het college van burgemeester en wethouders het Bodembeheerplan en de Bodemkwaliteitskaart Roermond vastgesteld. Naar aanleiding van veranderende wet- en regelgeving (van kracht worden van het Besluit Bodemkwaliteit), is het Bodembeheerplan aangepast en opnieuw door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 23 juni 2008. Door deze aanpassingen valt het Bodembeheerplan Roermond onder het overgangsrecht zoals dit is verwoord in het Besluit bodemkwaliteit en mag hier tot uiterlijk 5 jaar na vaststelling gebruik van worden gemaakt.
In het Bodembeheerplan wordt een beschrijving gegeven van de diffuse verontreiniging in het stedelijk gebied. De beschrijving gaat niet in op de diverse puntbronnen die in het stedelijk gebied aanwezig (kunnen) zijn.
Zoals hierboven benoemd beschrijven het Bodembeheerplan en Bodemkwaliteitskaart alleen de situatie voor het stedelijk gebied. Voor het gedeelte van Roermond dat niet valt binnen de grenzen van het Bodembeheerplan is geen overgangsrecht van toepassing en gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit (generiek kader). De gemeente heeft hiervoor een bodemfunctiekaart opgesteld.
Bodembeleid plangebied kern Asenray
Het plangebied ligt grotendeels binnen de grenzen van bovengenoemd Bodembeheerplan Roermond en een klein gedeelte van het plangebied valt hierbuiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan twee verschillende bodembeleidskader zijn, te weten het Bodembeheerplan Roermond en het Besluit bodemkwaliteit. Afhankelijk van de ligging binnen het plangebied worden mogelijk andere onderzoekseisen en/of een ander toetsingskader gesteld aan bodemonderzoeken.
Beschrijving diffuse bodemkwaliteit Asenray
Het grootste gedeelte van het plangebied behoort tot de zone 'Overig” uit het Bodembeheerplan. De gronden behorende tot deze zone worden in het bodembeheerplan als relatief schoon beschouwd wat betreft diffuse verontreiniging in de bodem. Voor het gedeelte van het plangebied dat niet is gelegen binnen de grenzen van het Bodembeheerplan, is geen algemene diffuse bodemkwaliteit bekend. De gronden zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente en hebben grotendeels een agrarische oorsprong. Er wordt vanuit gegaan dat deze gronden maximaal licht verontreinigd zullen zijn.
Eisen bodemonderzoek bij een bestemmingswijziging (huidig bodembeleid)
In het Bodembeheerplan is opgenomen wat de onderzoekseisen zijn bij een bestemmingswijziging binnen het gebied 'Overig' waar het plangebied grotendeels deel van uit maakt. Ook voor het overige gedeelte, waarvoor het Bodembeheerplan niet van toepassing is, gelden in beginsel dezelfde onderzoekseisen.
Deze eisen zijn:
- 1. een historisch onderzoek conform de NEN 5725 en een vooronderzoek asbest NEN 5707;
- 2. een bodemonderzoek conform de NEN 5740 en een verkennend onderzoek asbest NEN 5707 indien uit het historisch onderzoek blijkt dat sprake is van een asbest verdachte locatie. In enkele gevallen kan worden volstaan met een vooronderzoek. Voor de beschrijving van deze situaties wordt verwezen naar het Bodembeheerplan.
Indien binnen het bestemmingsplan een bestemming wijzigt waarvoor een saneringsverplichting geldt, dient alvorens de bestemmingswijziging doorgang kan vinden een saneringsplan te zijn goedgekeurd.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Nader onderzoek naar de bodem is dus niet vereist.
Toekomstig Bodembeleid Roermond
De gemeente is voornemen om het bodembeleid voor de gehele gemeente eind 2010 te herzien en te komen tot een Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheernota voor de gehele gemeente Roermond. Hierbij vormt het Besluit bodemkwaliteit het onderliggende beleidskader. Zodra de Bodembeheernota door een raadsbesluit is vastgesteld, geldt een uniform beleidskader voor de gehele gemeente Roermond. Mogelijk dat in het nieuwe bodembeleid van de gemeente andere onderzoekseisen worden gesteld bij een bestemmingswijziging. De nog op te stellen Bodembeheernota zal hierin leidend zijn.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plangebied is een aantal nieuwe ontwikkelingen voorzien in de vorm van woningbouwplannen. Het betreft bouwplannen aan de Dorpsstraat, Maalderstraat en Maalbroek. Deze plannen zijn niet opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor de kern Asenray. Voor deze bouwplannen worden afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld.
4.4 Geluid
Binnen de bestemming 'Woongebied' is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bouwen van een extra woning. Een aantal van deze locaties ligt binnen de geluidzone van een weg of binnen de geluidzone industrie van industrieterrein Heide Roerstreek. Vast staat dat deze geluidzones geen belemmering zijn voor de woningen die na toepassen van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. Gelet op de afstand van de locatie tot aan de desbetreffende weg, de aard van de weg, het aantal woningen dat thans al binnen deze zone ligt kan worden gesteld dat aan de eisen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan. In de regels is de eis dat moet worden voldaan aan de Wet geluidhinder als voorwaarde opgenomen. Indien een hogere grenswaarde vereist is, wordt deze bij toepassing van de wijziging aangevraagd en zonodig verleend. Thans staat vast dat deze dan ook verleend kan worden. De wijzigingsmogelijkheden zijn daarmee planologisch aanvaardbaar.
Wegverkeer
Conform de Wet geluidhinder is aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald conform art. 74 van de Wet geluidhinder.
Als er geluidsgevoelige bestemmingen (dat wil zeggen woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) in de zone worden geprojecteerd dan dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Blijkt uit het akoestisch onderzoek dat de geluidsbelasting ten gevolge van de weg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dan dient hiervoor een hogere grenswaarde door het college van B&W te worden vastgesteld. Hiermee geeft het college en de raad de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen. Deze mag in het buitengebied maximaal 53 dB zijn ten gevolge van een gezoneerde weg. Voor woningen die nog noodzakelijk zijn vanwege de uitoefening van een agrarisch bedrijf mag deze geluidbelasting maximaal 58 dB zijn.
Omdat de N280 en A73 ter hoogte van Asenray (een) auto(snel)wegen zijn, is de zone langs deze wegen 400 meter breed. Voor de overige wegen in het buitengebied Asenray (60 km/h) bedraagt de zone conform artikel 74 van de Wet geluidhinder 250 meter.
Industrielawaai
Conform artikel 40 van de Wet geluidhinder ligt er rond een gezoneerd industrieterrein een zone waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein, de 50 dB(A) niet overschrijdt.
Als er geluidsgevoelige bestemmingen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden door gedeputeerde staten een ontheffing van 55 dB(A) vastgesteld.
Indien in de zone geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient met behulp van een akoestisch onderzoek, onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) overschrijdt. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan verlenen. Hiermee geeft het college van B&W de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.
Rond het industrieterrein Heide Roerstreek ligt een zone die onder andere ook over het zuidelijk deel van het buitengebied van Asenray valt. Zie hiervoor figuur 1. Voor alle bestaande geluidsgevoelige bestemmingen in de zone zijn in het verleden hogere grenswaarden vastgesteld. Deze zone is wel in het bestemmingsplan opgenomen.
Figuur 1 Zone rond het industrieterrein Heide Roerstreek
Geluid in relatie met de Wet milieubeheer
In de directe omgeving van geluidsgevoelige bestemmingen kunnen zich bedrijven bevinden die onder de Wet milieubeheer vallen. De bedrijven moeten voldoen aan de aan hun gestelde geluidsvoorschriften.
Indien er in de directe omgeving van bedrijven geluidsgevoelige bestemmingen geprojecteerd worden dient onderzocht te worden of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
Het kan zijn dat als gevolg van een nieuwbouwplan hun bedrijfsvoering moet worden aangepast of dat er geluidreducerende maatregelen getroffen moeten worden.
4.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit te bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.
Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De grens van 'niet in betekenende mate' volgens de gelijknamige AMvB ligt bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 ìg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling 'niet in betekenende mate' sprake bij de realisatie van 1500 woningen bij een ontsluitingsweg.
Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro). Dit betekent dat de luchtkwaliteit 'schoon' genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.
Het onderhavige bestemmingsplan is beheersgericht. Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, derhalve is er geen onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd. In augustus 2006 is er een Luchtkwaliteitsplan Roermond 2004/2005 vastgesteld. Uit dit rapport blijkt dat er geen knelpunten voor de kern Asenray te verwachten zijn.
4.6 Water
In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en de waterbeheerder tot stand.
Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Waterschap Roer en Overmaas. IN het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Waterschap Roer en Overmaas verwerkt in het plan.
In het plangebied is het Waterschap Roer en Overmaas verantwoordelijk voor het waterbeheer. Daarnaast is de gemeente Roermond verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.
4.6.1 Beleid duurzaam waterbeheer
Op verschillende bestuursniveau's zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Vierde nota waterhuishouding (NW4);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal bestuursakkoord water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal waterplan Limburg 2010 - 2015
Gemeentelijk:
- Gemeentelijk rioleringsplan.
4.6.2 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen in het oostelijk deel van Roermond, omringd door het buitengebied. Binnen het buitengebied zijn door het Waterschap een aantal primaire watergangen aangewezen. Het betreft de Maasnielderbeek en de Spickerbroeklossing.
Van deze primaire watergangen stroomt de Maasnielderbeek door het zuidelijk deel van het plangebied.
Deze waterloop heeft een specifiek ecologische functie. Ten behoeve van de Maasnielderbeek geldt aan weerszijden van de waterloop een beschermingszone van 5 meter.
De hierboven genoemde waterlopen hebben een specifiek ecologische functie waarbij een natuurlijke of bijna natuurlijk inrichting wordt nagestreefd. Om deze inrichting te bereiken worden, naast natuurlijk herstel, door het waterschap ook diverse projecten uitgevoerd en is een aantal projecten in voorbereiding.
Bovenstaande waterlopen hebben conform de Keur van het Waterschap achtereenvolgens een as van de watergang, een insteek, een onderhoudsstrook en een beschermingszone. Daarnaast is voor delen van de Maasnielderbeek een meanderzone aangegeven. Een vertaling van deze zones en grenzen heeft plaatsgevonden naar een dubbelbestemming op de verbeelding (Waterstaat - waterloop) waar men bij ontwikkelingen binnen deze bestemmingen rekening moet houden met de Keur van het Waterschap en de regels van dit bestemmingsplan.
4.6.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend plan en als gevolg daarvan treden er geen negatieve effecten op met betrekking tot de waterhuishoudkundige situatie ter plaatste en staat het aspect water de uitvoering van het plan niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Daarnaast wordt beschreven op basis waarvan ruimtelijke keuzes zijn gemaakt en hoe die zijn doorvertaald in het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
5.1 Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaald dat ruimtelijke plannen digitaal (en analoog) beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge bestemmingsplannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (ondermeer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
5.1.1 Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande bebouwing en gebruiksvormen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen grote ontwikkelingen toe. Wel is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die met name zien op een wijziging van het gebruik en niet op grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen worden pas mogelijk nadat een wijzigingsprocedure zoals bedoeld in de Wro is doorlopen.
De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat enerzijds gericht is op behoud van de aanwezige functies en anderzijds op een regeling die toeziet op een duurzame ontwikkeling die aansluit bij de aanwezige waarden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur is gekozen voor een getailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk de aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd, behouden en ontwikkeld.
5.1.2 Verbeelding en regels
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele ontheffings- en wijzigingsregels opgenomen.
5.1.3 Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen alleen uit een bestemmingsvlak en soms een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied binnen het bestemmingsvlak waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.
5.1.4 Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in een aantal verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de bouwhoogte en goothoogte.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan te specificeren, Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Een voorbeeld hiervan is 'specifieke vorm van sport'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken worden bouwaanduidingen genoemd. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden en waar nadere overwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor het gebied waar bijvoorbeeld een 'geluidszone - industrie' gelegen is.
5.2 Uitgangspunten
5.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het te voeren ruimtelijk beleid wordt in dit bestemmingsplan voor een belangrijk deel aangesloten op de mogelijkheden zoals aangeboden in de voorheen geldende bestemmingsplannen. Op een aantal onderwerpen is dit niet mogelijk of wenselijk omdat er zich ontwikkelingen hebben voorgedaan of omdat de huidige regeling onvoldoende basis biedt om ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarnaast is er vanuit gemeentelijk beleid de wens om bestemmingsplannen af te stemmen op de gemeentelijke standaard. Daarom wordt ook in de kern Asenray een vergelijkbare regeling als in andere bestemmingsplannen stedelijk gebied en buitengebied gehanteerd en wordt er in dit plan waar mogelijk deregulering toegepast.
De voorheen geldende bestemmingsplannen voor de kern Asenray zijn voor een belangrijk deel opgebouwd aan de hand van een in het veld uitgevoerde inventarisatie. Deze inventarisatie is destijds leidend geweest bij het toekennen van bestemmingen. In het plangebied hebben geen grote ontwikkelingen plaatsgevonden. Voor het nieuwe bestemmingsplan voor de kern Asenray is opnieuw een inventarisatie uitgevoerd.
5.2.2 Waarden
5.2.3 Milieu
5.2.4 Functies
5.2.5 Bedrijven
5.2.6 Woongebied
5.3 Juridische Planopzet
Het beleid, zoals hiervoor is verwoord, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de bestemmingen op de verbeelding en in de bijbehorende regels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.
De gemeente Roermond heeft een handboek samengesteld op basis waarvan haar digitale bestemmingsplannen opgesteld moeten worden. In dit handboek worden de aanbevelingen vanuit de NIROV-leergang 'Op de digitale leest' en de 'Standaard uitwisselbare digitale plannen' vertaald naar een bestemmingscatalogus ten behoeve van de bestemmingsplannen van de gemeente Roermond. Het bestemmingsplan Kern Asenray is gebaseerd op deze bestemmingscatalogus en daarnaast op de SVBP2008.
5.3.1 Planvorm
Het bestemmingsplan 'Kern Asenray' is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting.
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak.
5.3.2 Verbeelding
Op de verbeelding NL.IMRO.0957.BP00000124 zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring ligt een verbinding tussen de bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven en de regels. De kaart is getekend op schaal 1:1000.
5.3.3 Planregels
De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van de gronden, die in het plan zijn begrepen.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels (art. 1 t/m 2)
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in de regels voorkomende begrippen. In artikel 2 wordt uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels (art.3 t/m 19)
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied aanwezige (dubbel)bestemmingen. Per bestemmingsregel worden de omschrijvingen ten aanzien van de specifieke bestemming met eventuele ondergeschikte functie- of bouwaanduidingen beschreven en is een bebouwingsregeling opgenomen. Daarnaast kunnen er nog afwijkingsregels en wijzigingsregels zijn opgenomen, die de flexibiliteit van het plan vergroten.
Hoofdstuk 3: Algemene regels (art.20 t/m 26)
Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft onder andere de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels (art. 27 en 28)
In dit hoofdstuk zijn de overgangsregels en de slotregel van het bestemmingsplan opgenomen.
Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch
Deze bestemming is toegekend aan de percelen die hoofdzakelijk zijn gelegen aan de rand van het plangebied. De grond is bestemd voor agrarisch gebruik. Ten behoeve van een boerderijcamping aan de Dorpsstraat is de aanduiding boerderijcamping opgenomen.
Bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak.
Naast de genoemde functies zijn openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen en extensief recreatief medegebruik toegestaan. Verder is ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde eigen producten toegestaan tot ten hoogste 100m².
Er zijn bouwregels opgenomen ten behoeve van de eerdergenoemde functies.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapwaarden
Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige landschapswaarden. Deze landschapswaarden hangen veelal samen met de aanwezigheid van zichtrelaties, reliëf, waardevolle landschapselementen en kenmerkende open akkercomplexen.
Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding. Bestaande agrarische neven - activiteiten zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding opgenomen en op die wijze doorvertaald in de regels.
Teneinde de aanwezige agrarische bedrijven de mogelijkheid te bieden agrarische neven - activiteiten, met name in de toeristisch - recreatieve- en zorgsector, te ontwikkelen die passend zijn bij het buitengebied zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen in relatie met aanwezige bouwvlakken. Ook voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden en het bieden van mantelzorg zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen. Voor het realiseren van afhankelijke woonvormen in de vorm van mantelzorg is in relatie tot bestaande woningen binnen bouwvlakken een ontheffingsbevoegdheid opgenomen.
Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om, in het geval een agrarisch bedrijf haar agrarische bedrijfsactiviteiten staakt, een omschakeling van bedrijfstype mogelijk te maken naar bij het buitengebied passende activiteiten.
Artikel 5 Agrarische met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden
Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige natuur- en landschapswaarden. Deze natuur- en landschapswaarden hangen veelal samen met reliëf, steilranden, houtwallen, de oude Maasmeander, alsmede de ligging in de ecologische verbindingszone Schinveld - Mook.
Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding.
Teneinde de aanwezige agrarische bedrijven de mogelijkheid te bieden agrarische neven - activiteiten, met name in de toeristisch - recreatieve- en zorgsector, te ontwikkelen die passend zijn bij het buitengebied zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen in relatie met aanwezige bouwvlakken. Ook voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden en het bieden van mantelzorg zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen. Voor het realiseren van afhankelijke woonvormen in de vorm van mantelzorg is in relatie tot bestaande woningen binnen bouwvlakken een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is geen bevoegdheid aangezien dit de waarden van dit gebied aan zou kunnen tasten.
Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om, in het geval een agrarisch bedrijf haar agrarische bedrijfsactiviteiten staakt, een omschakeling van bedrijfstype mogelijk te maken naar bij het buitengebied passende activiteiten. Bestaande agrarische neven - activiteiten zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding opgenomen en op die wijze doorvertaald in de regels.
Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de functie te wijzigen naar 'natuur' en om er ook voor te zorgen dat de dan gerealiseerde natuur ook duurzaam behouden blijft en niet zomaar weer omgezet kan worden naar agrarische gronden.
Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden direct grenzend aan het Landhotel Cox zodat hier uitbreiding van het hotel kan plaatsvinden. Deze regeling is in overeenstemming met de regeling die gold in het vorige bestemmingsplan voor deze gronden.
Artikel 6 Bedrijf
De verschillende bedrijfslocaties binnen het plangebied hebben een bedrijfsbestemming gekregen. De bestaande bedrijven worden, voor zover zij niet vallen onder de toegestane milieucategorieën, specifiek aangeduid. Het betreft bedrijven aan de Spikkerweg en de Dorpsstraat.
Binnen deze bestemming zijn bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.
Naast bedrijfsdoeleinden zijn tevens verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
Er zijn bouwregels opgenomen ten behoeve van bedrijvigheid.
Artikel 7 Gemengd
De bestemming Gemengd is toegekend aan het gebied rond de kruising van de Dorpsstraat, Duiperweg en Kerkstraat . Binnen deze bestemming zijn woningen, horeca, detailhandel, dienstverlening en bedrijfsdoeleinden toegestaan, met daaraan ondergeschikt verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en evenementen.
Er zijn bouwregels opgenomen ten behoeve van de bovengenoemde functies.
Artikel 8 Horeca
Deze bestemming is uitsluitend toegekend aan het perceel Maalbroek 137. Het betreft een bestaande cafetaria.
Naast de horeca, zijn binnen deze bestemming tevens toegestaan verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
Artikel 9 Kantoor
Deze bestemming is uitsluitend toegekend aan het bestaande kantoor aan de Kerkstraat 10.
Naast kantoor is tevens aanverwante dienstverlening toegestaan, alsmede verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Er zijn bouwregels opgenomen ten behoeve van deze functies.
Artikel 10 Maatschappelijk
Deze bestemming is toegekend aan het gemeenschapshuis aan de Dorpsstraat en aan de kerk aan de Kerkstraat. Op grond van de bestemmingsomschrijving zijn meerdere maatschappelijke functies toegelaten.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Ondergeschikt aan de maatschappelijke functies zijn tevens toegestaan, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
Artikel 11 Sport
Deze bestemming is toegestaan aan de sportvelden aan de Dorpsstraat
Binnen deze bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Naast de bestemming voor sportactiviteiten zijn tevens verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en evenementen toegestaan.
Artikel 12 Verkeer
Deze bestemming is toegekend aan de wegen binnen het plangebied, voor zover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft met name doorgaande en ontsluitingswegen.
Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.
Artikel 13 Water
Binnen het plangebied is de primaire watergang Maasnielderbeek bestemd als water. Deze watergang heeft een primaire, watervoerende functie. De keur is op deze watergang van toepassing.
Binnen deze bestemming zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen en bruggen met daarbij behorende verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden toegestaan. Op de gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
De gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zijn van toepassing.
Artikel 14 Wonen
Deze bestemming betreft de burgerwoningen, niet zijnde bedrijfswoningen binnen het plangebied. Daaraan ondergeschikt zijn ondermeer verkeersvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan. De bestemming Wonen is bij woningen waarbij een groot deel van de tuin op een landschappelijke wijze is ingericht beperkt tot het gedeelte van het perceel dat duidelijk is ingericht als tuin.
Binnen deze bestemming is de functie wonen toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend na ontheffing toegestaan overeenkomstig het vigerende beleid in de gemeente Roermond. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.
In het plangebied zijn een aantal bedrijfsmatige activiteiten aanwezig bij bestaande woningen. Deze activiteiten zijn op de verbeelding opgenomen door middel van een aanduiding en in de regels is aangegeven welke activiteit hier exact is toegestaan en met welke afmeting.
Artikel 15 Woongebied
De gebiedsgewijze manier van bestemmen komt in deze bestemming tot uitdrukking in de globale en ruime bestemming voor woongebieden. Hierdoor komt het voor dat groenveldjes/speelplekken geen aparte bestemming hebben. De woonbestemming biedt ruimte aan o.a. groenveldjes/speelplekken, woonstraten, parkeerplaatsen,watergangen enz. Eventuele werkzaamheden op dergelijke locaties, als ook aan woonstraten en parkeerplaatsen passen nu binnen het bestemmingsplan waardoor minder procedures nodig zijn. Het betekent dus niet dat groene plekken zomaar bebouwd kunnen worden, immers uitdrukkelijk is geregeld dat nieuwbouw van woningen niet is toegestaan. Kleine verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. Tot de bestemming Woongebied behoren ook de bijbehorende erven en tuinen, (semi-) openbare zij- en achterpaden en wegen die in principe alleen een erf- of gebiedsontsluitingsfunctie hebben.
Binnen deze bestemming is wonen toegestaan, alsmede aan huis gebonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend met een omgevingsvergunning voor het afwijken toegestaan, overeenkomstig het vigerende beleid in de gemeente Roermond.
In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.
Waar naast de hoofdfunctie wonen een nevenfunctie wordt uitgeoefend is een specifieke aanduiding opgenomen. Voor het perceel nabij de Kerkstraat is ten behoeve van de schutterij de aanduiding 'Specifieke vorm van sport - schutterij' opgenomen. Voor het perceel Spikkerweg 158A is de aanduiding 'detailhandel' opgenomen.
In afwijking van de bouwregels, op basis waarvan enkel vervangende nieuwbouw is toegestaan, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone -wijzigingsgebied’ het plan te wijzigen, ten behoeve van nieuwbouw van woningen, wanneer voldaan is aan de voorwaarden gekoppeld aan deze bevoegdheid.
Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor afhankelijk wonen voor het verlenen van mantelzorg en kleine economie.
Dubbelbestemmingen
Artikel 16 Leiding - Brandstof
Binnen het plangebied zijn de leidingen en de beschermingszones (toetsingszone van 32 meter aan beide zijden van de leiding) van de brandstofleiding bestemd als 'Leiding - Brandstof'. De betreffende gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding, het beheer en onderhoud van de leiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
Op de voor 'Leiding - Brandstof' bestemde gronden zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de beschermingszone van 10 meter mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd. Voor grondwerkzaamheden anders dan voor het normale onderhoud en beheer van de leidingen dient binnen deze zone van 10 meter een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden aangevraagd te worden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming is voor de onbebouwde gronden buiten de kern Asenray opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing of voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 60 cm. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, met een omgevingsvergunning worden afgeweken.
Verder is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
Artikel 18 Waarde - Archeologie historische kern
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden in de kern Asenray.
Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of voor bebouwing van minder dan 30m2. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, ontheffing worden verleend.
Verder is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone waterlopen
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de door het plangebied stromende Maasnielderbeek, een primaire waterloop. Op deze waterloop inclusief de beschermingszone zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bescherming en het onderhoud van de waterloop.
Algemene regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Door middel van deze bepaling wordt beoogd om misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. De anti-dubbeltelbepaling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 21 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt ingegaan op het rooilijnenbeleid en zijn beperkte overschrijdingen van de bouwregels verklaard.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is onder andere bepaald dat met de bestemming strijdig gebruik verboden is. Het artikel vult artikel 7.10 Wro aan. Er is aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik van gronden en opstallen ten opzichte van het bestemmingsplan wordt verstaan.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Binnen deze regels is een aanduiding opgenomen. Het betreft de geluidzone industrie. Voor deze aanduiding geldt dat de gronden naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd zijn voor een ander doel. De geluidzone industrie is bestemd voor de instandhouding en bescherming van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en percentages met betrekking tot het bouwen, het oprichten van gebouwen van openbaar nut en het in beperkte mate verschuiven van bestemmingsgrenzen. Deze bepaling zijn grondslag in artikel 3.6 lid c Wro. Evenals met de wijzigingsregels wordt hiermee beoogd het plan een zekere mate van flexibiliteit te bieden. In vergelijking met de wijzigingsregels is de mate van flexibiliteit weliswaar kleiner, maar de juridische procedure, voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken is eenvoudiger.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft de mogelijkheid om bestemmingen te wijzigen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid a Wro.
Artikel 26 Overige regels
Dit artikel omvat enkele algemene regels omtrent parkeren.
Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven. Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 28 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden. Tevens is in dit artikel de vaststellingsverklaring opgenomen.
5.4 Kleine Economie
Naast de structuurvisie van de gemeente wordt er in de verschillende sectorale nota's een vestigingsvisie voor de betreffende sector aangegeven. Enerzijds wordt dit gedaan om bepaalde ontwikkelingen op bepaalde locaties te stimuleren en concentreren en anderzijds om ze buiten deze locaties niet toe te laten en niet te stimuleren zodat andere functies, zoals bijvoorbeeld wonen, worden beschermd. Met name voor de sectoren detailhandel, horeca en (grote) bedrijvigheid heeft de gemeente sectorale nota's op laten stellen. Ondanks het bovenstaande is inmiddels gebleken dat het wenselijk is om voor kleine bedrijvigheid, de zogenaamde kleine economie, onder voorwaarden af te wijken van de huidige vestigingsvisies. Het stimuleren van de kleine economie biedt gelegenheid tot vergroting van de werkgelegenheid en inkomensomvang, met name van de bewoners van een woonwijk. Het vestigen van deze kleine bedrijvigheid in een woonomgeving zorgt voor functiemenging en hierdoor voor verlevendiging van de (woon)wijk. Maar voorkomen moet worden dat deze bedrijvigheden overlast veroorzaken voor de woonomgeving of dat vestiging van bedrijven in woonwijken een te grote concurrentie vormt voor de ontwikkelingslocaties. De kleine economie is in twee soorten in te delen:
- een aan huisgebonden beroep. Dit is volgens de jurisprudentie altijd in een woning toegestaan. Een aan huisgebonden beroep is een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Uit de jurisprudentie blijkt dat voorop staat dat het medegebruik van ondergeschikte betekenis dient te zijn. Dit wil zeggen dat er voldoende ruimte over moet blijven om bewoning mogelijk te maken. Over het algemeen wordt de grens gesteld op 70% bewoning en 30% ten behoeve van een aan huisgebonden beroep.
- bedrijvigheid anders dan een aan huisgebonden beroep (kleine economie). Naast de aan huisgebonden beroepen zijn er ook bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huisgebonden beroep. Dit zijn bedrijfsactiviteiten, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Voorbeelden hiervan zijn een eenmanskapsalon en schoonheidssalon. Uit de jurisprudentie blijkt dat gekeken moet worden naar de ruimtelijke uitwerking van het gebruik. Dit wil zeggen dat de betreffende bedrijfsactiviteiten geen overlast mogen veroorzaken voor de woonomgeving. Aspecten waarop gelet moet worden zijn: soort bedrijvigheid, het behoud van het woonkarakter van het pand, de visuele uitstraling, de invloed van daarmee gepaard gaande verkeersbewegingen en de parkeerbehoefte.
5.5 Evenementen
In de bestemmingen Gemengd, Sport, Verkeer zijn onder de bestemmingsomschrijving ook evenementen opgenomen. Op basis van de jurisprudentie moeten namelijk bepaalde evenementen passen in het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om evenementen die qua omvang, frequentie, duur en uitstraling planologisch relevant zijn. Vrijwel altijd is in de praktijk gebleken dat evenementen niet passen in de ter plaatse geldende bestemming. Derhalve zou voor vrijwel elk van de bedoelde evenementen een ontheffingsprocedure moeten worden doorlopen, hetgeen voor zowel de aanvrager als de gemeente veel extra administratief werk met zich meebrengt. Met de opname van de evenementen in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemmingen, wordt dat extra administratieve werk voorkomen. Evenementen zijn ook als begrip omschreven in artikel 1 van de inleidende regels. Los van de bestemmingsregeling blijven evenementen onderhevig aan de bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, de milieuwetgeving en eventueel andere regelgeving.
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op grond hiervan rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:
- kostenverhaal anderszins verzekerd is; én
- fasering niet noodzakelijk is; én
- het stellen van locatie eisen niet noodzakelijk is, óf
- één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
- a. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00; óf
- b. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn; óf;
- c. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.
Op enkele locaties in het plan is nieuwbouw mogelijk. Dit betreft gronden met de bestemming 'Woongebied' waar nieuwbouw van woningen is toegestaan. Het gaat om inbreidingslocaties en er zal daarom geen sprake zijn van verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening, behoudens eventuele kosten betreffende de aansluiting op de openbare ruimte of aansluiting op de nutsvoorzieningen.
In het bestemmingsplan 'Kern Asenray' zijn verder geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen, behoudens herbouw. Het bestemmingsplan kent wel enkele bestemmingen met daarin een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor herbouw zullen normaal gesproken geen kosten die tot de grondexploitatie behoren aan de orde zijn. Omdat sprake is van vervanging van bestaande bebouwing zullen de nutsvoorzieningen en de voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige herbouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.
Voor zover binnen het bestemmingsplan sprake is van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, is de besluitvorming over het kostenverhaal op basis van een exploitatieplan wettelijk te gekoppeld aan de vaststelling van het wijzigingsplan (artikel 6.12, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening).
Voor de gronden waarop de 'Wonen-2' bestemming is geprojecteerd, is tussen de gemeente Roermond en de ontwikkelende partij een overeenkomst over grondexploitatie gesloten. Op grond van deze overeenkomst wordt het project voor rekening en risico van de ontwikkelende partij gerealiseerd. Hieronder wordt verstaan de realisatie van woningen en de inrichting van de openbare ruimte. Hiertoe zijn in de overeenkomst bepalingen opgenomen met betrekking tot het kostenverhaal, het bouw- en woonrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte.
Gelet op het vorenstaande kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Asenray' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 De Gevolgde Procedure
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Kern Asenray' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 30 juni 2010 tot en met 10 augustus 2010. Deze ter visie legging is als gebruikelijk gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbenden konden inspraak reacties indienen gedurende deze termijn.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan diverse instanties. In dit verband zijn reacties uitgebracht.
6.2 De Resultaten Van Inspraak En Vooroverleg
Van de ontvangen reacties in het kader van de inspraak en het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is een verslag opgesteld.
Dit verslag is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
6.3 De Resultaten Van De Openbare Voorbereidingsprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan 'Kern Asenray' heeft met ingang van 22 juni 2011 tot en met 2 augustus 2011 ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 21 juni 2011 op de gemeentepagina in de Trompetter en op www.roermond.nl en in de Staatscourant. Gedurende de periode van terinzagelegging was het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.nl en www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl.
Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.
Voor wat betreft een samenvatting van de ingediende zienswijzen en de inhoudelijke reactie daarop, wordt hier volledigheidshalve verwezen naar het hiertoe opgestelde 'Nota van zienswijzen en wijzigingen' Bestemmingsplan Kern Asenray welke als bijzondere bijlage bij dit bestemmingsplan raadpleegbaar is.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 1 Verslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Verslag inspraak en vooroverleg