KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Groen - Landgoed
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Natuur
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer - 1
Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer - 2
Artikel 16 Water
Artikel 17 Woongebied
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Waarde - Archeologie Historische Kern
Artikel 23 Waterstaat
Artikel 24 Waterstaat - Waterwingebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.2 Waterhuishouding
4.3 Archeologie
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Flora En Fauna
4.6 Verkeer En Infrastructuur
4.7 Planologisch Kader En Detailhandelsontwikkeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Winkelvormen Binnen Branches
Bijlage 5 Kleine Economie
Bijlage 1 Onderzoek Dassenleefgebied
Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein'
Bijlage 3 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 4 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Noordelijke en Oostelijke Stadsrand

Bestemmingsplan - Roermond

Vastgesteld op 26-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Noordelijke en Oostelijke Stadsrand van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhaalpunt:

Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.8 afhankelijke woonruimte:

een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

  1. a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt; en/of
  2. b. het houden van dieren;

met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.

1.10 agrarisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven.

1.11 agrarisch nevenbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten.

1.12 agrarisch verwant bedrijf:

een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven.

1.13 agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit:

een op een agrarische bedrijf aanwezige bedrijfsmatige nevenactiviteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen, en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten.

1.14 ambacht:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen.

1.15 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.16 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.18 bedrijfsactiviteit:

het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.

1.19 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.20 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.21 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.26 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw/kelder en de kap/dakopbouw.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 branche:

alle bedrijven samen die actief zijn in een bepaalde categorie producten of diensten.

1.35 bruto vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en de vloeroppervlakte van de gronden ten behoeve van buitenverkoop.

1.36 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 Dibevo:

winkelvorm uit de branche plant en dier inhoudende de verkoop van levende have, zoals knaagdieren, vogels, vissen en reptielen, diervoeding, accessoires, zoals kooien, aquaria, speelgoed en riemen, diergeneesmiddelen en onderhoudsproducten zoals kattenbakvulling.

1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.40 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.41 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan zoals: wandelen, fietsen, trimmen, paardrijden, vissen, roeien, kanoën.

1.42 extra kwetsbare objecten:

basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven, die zichzelf in geval van een calamiteit met gevaarlijke stoffen niet of minder goed in veiligheid kunnen brengen.

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidzone - industrie:

de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

1.46 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.47 hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.48 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaakfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.49 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderijen worden tevens nertsenhouderijen verstaan. De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.50 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.51 kampeerwinkel:

Assortiment tenten, kampeerartikelen (o.a. kampeerstoelen, kampeertafels, rugzakken, slaapzakken, koelboxen, barbecues, kampeerkachels, verlichting), outdoor schoenen en kleding.

1.52 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.53 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan-huis-gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.54 kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.55 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.56 leisure:

alle vormen van commerciële vrijetijdsbesteding in speciaal of mede daarvoor ontwikkelde accommodaties, zoals toerisme, beurzen en tentoonstellingen, media en entertainment, sport en recreatie alsmede attracties. In het kader van dit bestemmingsplan worden onder leisure niet verstaan horeca en detailhandel.

1.57 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para)medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.58 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.59 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.60 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.61 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.62 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief te worden gebruikt, zijnde niet permanent.

1.63 teeltondersteunende voorzieningen:

uitgespreid afdekmateriaal, afdekmateriaal met ondersteunende constructie (lage, niet menstoegankelijke tunnels en tijdelijke menstoegankelijke tunnels), bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen- en boomteelt.

1.64 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.65 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.66 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.67 weggebonden horeca:

vormen van horeca die zijn gericht op de passerende weggebruiker, zoals een (weg)restaurant en een hotel / motel.

1.68 winkelvloeroppervlakte (wvo):

de totale vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten, inclusief de vloeroppervlakte van de gronden ten behoeve van buitenverkoop, exclusief personeelsruimten en magazijnen.

1.69 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.70 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': de uitoefening van een intensieve veehouderij;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': een versboerderij;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen is in bijlage 2;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4': horeca uit ten hoogste categorie 1 tot en met 4 van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen is in bijlage 2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': verblijfsrecreatie in ten hoogste 6 appartementen en bijbehorende voorzieningen;
  8. h. buitenopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  9. i. agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  10. j. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten tot ten hoogste 200 m² ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

    1. 1. nutsvoorzieningen;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. verkeersvoorzieningen;
    4. 4. groenvoorzieningen;
    5. 5. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 3.1 genoemde functies worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven, met dien verstande dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca anders dan onder lid 3.1 genoemd;
  6. f. het gebruik van gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak' voor buitenopslag;
  7. g. het gebruik van gronden en opstallen voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
  8. h. het plaatsen van kampeermiddelen;
  9. i. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  10. j. het gebruik van opstallen voor recreatiewoningen anders dan onder lid 3.1 genoemd;
  11. k. het gebruik van gronden en opstallen voor agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit anders dan onder lid 3.1 genoemd;
  12. l. het gebruik van opstallen als afhankelijke woonruimte;
  13. m. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  4. d. buitenopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  5. e. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten tot ten hoogste 200 m²;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': een ecologische verbindingszone;
  7. g. extensief recreatief medegebruik;
  8. h. agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met daarbij behorende:

  1. j. verkeersvoorzieningen;
  2. k. parkeervoorzieningen
  3. l. groenvoorzieningen;
  4. m. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

op de als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 4.1 genoemde functies worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven, met dien verstande dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  6. f. het gebruik van gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak' voor buitenopslag;
  7. g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  8. h. het gebruik van opstallen voor recreatiewoningen;
  9. i. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  10. j. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  11. k. het gebruik bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  12. l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een groothandel in vloeibare brandstoffen met SBI-code 5151.2 uit ten hoogste categorie 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een garagebedrijf inclusief autoplaatwerkerij en autospuitinrichting met SBI-code 501 en 50.204 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3': tevens een groothandel in vlees en vleeswaren met SBI-code 5132, 5133 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel van ten hoogste 125 m2 wvo en een autowasstraat;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. h. verkeersvoorzieningen;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 5.1 genoemde functies worden gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:

  1. a. Bevi-inrichtingen;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. een bedrijf als bedoeld in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  4. d. kantoorvloeroppervlakte die per bedrijf meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  5. e. detailhandel en horeca anders dan genoemd onder lid 5.1.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zoals opgenomen is in Bijlage 1;
  4. d. detailhandel in auto's, motorfietsen, boten, caravans, automaterialen en aanverwante artikelen mits die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf. Daarnaast is ondergeschikte detailhandel in branchevreemde producten toegestaan tot maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-4': tevens één detailhandelsvestiging uit de branche wonen met uitsluitend de winkelvorm keukens zoals opgenomen is in Bijlage 4;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-5': tevens één detailhandelsvestiging uit de branches wonen en doe het zelf met uitsluitend de winkelvormen parket/laminaat, deur/kozijn, bouwmateriaal en hout zoals opgenomen is in Bijlage 4;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-6': tevens één detailhandelsvestiging uit de branche wonen met uitsluitend de winkelvorm meubelen zoals opgenomen is in Bijlage 4;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-7': tevens één detailhandelsvestiging uit de branche wonen zoals opgenomen is in Bijlage 4;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-8': tevens detailhandel met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² wvo per vestiging uit de branche wonen met uitsluitend de winkelvorm keukens, de branche doe-het-zelf met uitsluitend de winkelvorm bouwmarkt en sanitairmaterialen en de branche plant en dier met uitsluitend de winkelvorm tuincentrum zoals opgenomen is in Bijlage 4;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel van ten hoogste 125 m2 wvo en een autowasstraat;
  12. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. m. (ontsluitings)wegen;
  14. n. met daarbij behorende:
    1. 1. verkeersvoorzieningen;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. nutsvoorzieningen;
    4. 4. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 6.1 genoemde functies worden gebouwd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:

  1. a. Bevi-inrichtingen;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. een bedrijf als bedoeld in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  4. d. detailhandel en horeca anders dan genoemd onder lid 6.1.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 6.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 6.1 voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) gelijk te stellen is met de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel met een oppervlakte van minimaal 1000 m² bvo per vestiging, waarbij geldt dat uitsluitend de in onderstaande tabel aangegeven branches en daar bijbehorende winkelvormen zoals opgenomen zijn in Bijlage 4 zijn toegestaan:
    aanduiding toegestane branches en winkelvormen
    specifieke vorm van detailhandel-1 - sport en spel, uitsluitend kampeerwinkel: maximaal 9500 m2 bvo en een tentenzaak: maximaal 1500 m2 bvo
    specifieke vorm van detailhandel-2


    - huishoudelijke artikelen: maximaal 3350 m2 bvo
    - sport en spel, uitsluitend sportzaak: maximaal 6000 m2 bvo en speelgoed: maximaal 2000 m2 bvo
    - hobby, uitsluitend muziekinstrumenten: maximaal 2200 m2 bvo
    - bruin en witgoed: maximaal 6700 m2 bvo
    - auto en fiets, uitsluitend fietsen en scooters/brommers: maximaal 1400 m2 bvo
    - wonen: maximaal 10000 m2 bvo
    - plant en dier, uitsluitend dibevo: maximaal 1200 m2 bvo
    - ten hoogste één supermarkt: minimaal 3500 m2 wvo en maximaal 4000 m2 bvo
    - de verkoop van carnavalsartikelen: maximaal 1100 wvo, uitsluitend toegestaan gedurende maximaal vijf achtereenvolgende maanden, jaarlijks in de periode van november tot en met maart.
    specifieke vorm van detailhandel-3 - plant en dier: maximaal 12400 m2 bvo
    - doe-het-zelf: maximaal 14000 m2 bvo
    - wonen: maximaal 16400 m2 bvo
    - ten hoogste 2 supermarkten: samen 3375 m2 bvo
  2. b. Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel-1', 'specifieke vorm van detailhandel-2' en 'specifieke vorm van detailhandel-3' is ondergeschikte detailhandel in branche- vreemde producten toegestaan tot maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak;
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': ten hoogste één tv-studio met bijbehorende editruimten, regieruimten, balie- en kantoorruimte van maximaal 1500 m2 bvo;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': ten hoogste één tv-studio met bijbehorende editruimten, regieruimten, balie- en kantoorruimte van maximaal 1500 m2 bvo;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': leisure van maximaal 4000 m2 bvo;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': horeca van maximaal 960 m2 bvo uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen is in bijlage 2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-3': horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen is in bijlage 2;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': uitsluitend een ecologische verbindingszone;

met daarbij behorende:

  1. j. wegen;
  2. k. verkeersvoorzieningen;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. nutsvoorzieningen;
  5. n. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Detailhandel' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 7.1 genoemde functies worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.1 onder a. voor het realiseren van een gebouw ten behoeve van een afhaalpunt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. het te realiseren gebouw uitsluitend ten behoeve van een afhaalpunt wordt gebruikt;
  2. b. de oppervlakte van het gebouw maximaal 150 m2 bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van het gebouw maximaal 5 m bedraagt;
  4. d. de situering van het gebouw wordt afgestemd op de omgeving;
  5. e. aangetoond wordt dat de realisatie van het afhaalpunt geen belemmering vormt voor de verkeerssituatie ter plaatse en de parkeergelegenheid;
  6. f. aangetoond wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 7.1 a ten behoeve van het toestaan van 5000 m2 bvo extra ten behoeve van de branche wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' mits binnen het totale aanbod van de branche wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' een woonoutlet en/of babywoonwinkel wordt gevestigd.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. speelvoorzieningen
  2. d. voet- en fietspaden;
  3. e. kleinschalige evenementen;
  4. f. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 8.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Groen - Landgoed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. grondgebonden agrarisch gebruik;
  4. d. bescherming, herstel en ontwikkeling van archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  5. e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Met daarbij behorende:

  1. f. verkeersvoorzieningen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. speelvoorzieningen;
  4. i. nutsvoorzieningen;
  5. j. kleinschalige evenementen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Groen - landgoed' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 9.1 genoemde functies worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 9.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  1. a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  2. b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen is in Bijlage 2;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. c. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  2. d. verhardingen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de als 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 10.1 genoemde functies worden gebouwd.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. educatieve doeleinden met uitzondering van basisonderwijs;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder sportvelden en speelvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. c. verkeersvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 11.1 genoemde functies worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 11.1 voor het toelaten van andere maatschappelijke functies (niet zijnde wonen), mits dit op grond van externe veiligheid verantwoord wordt geacht.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding aanduiding reclamemast' een reclamemast;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'pad': een fietspad;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 12.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding reclamemast' mag een reclamemast worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 35 m.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, geluidwerende voorzieningen en spoorwegovergangen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. (ontsluitings)wegen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 13.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het railverkeer bedraagt ten hoogste 10 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken en daarbij behorende in- en uitvoegstroken, bermen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': een ecologische verbindingszone;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een voorziening ten behoeve van weggebonden horeca en ondergeschikte detailhandel.

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. geluidswerende voorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. bruggen, viaducten en ecovoorzieningen;
  7. j. evenementen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen wordt in elk geval gerekend:

a. detailhandel anders dan genoemd onder lid 14.1.

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook en daarbij behorende bermen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': een ecologische verbindingszone;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. geluidswerende voorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. bruggen, viaducten en ecovoorzieningen;
  7. i. evenementen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienst van de onder lid 15.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
  4. d. bruggen;

met daarbij behorende:

  1. 1. oevers;
  2. 2. taluds;
  3. 3. (onderhouds)paden.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 16.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 17 Woongebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
    met daarbij behorende:
  2. b. verkeersvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. kleinschalige evenementen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als ‘Woongebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder lid 17.1 genoemde functies worden gebouwd;

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 17.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  1. a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  2. b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 8,6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar en de beschermingszone;
  2. b. Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de enkelbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de onder lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 18.2 b, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad;
  2. b. voor verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  3. c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV en de beschermingszone.
  2. b. Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de enkelbestemming zijn alsdan uitsluitende van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de onder lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. de bouwhoogte van masten ten behoeve van hoogspanningsleidingen bedraagt ten hoogste 50 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de hoogte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 19.2 c, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. voor verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding en de beschermingszone.
  2. b. Waar een enkelbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de enkelbestemming zijn alsdan uitsluitende van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de onder lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 20.2 b, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. voor verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  1. a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  2. b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  3. c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een opppervlak beslaan van minder dan 100 m².

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 21.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  1. a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  3. c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 m van een beschermd archeologisch monument, of;
  4. d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 m van een beschermd archeologisch monument.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Archeologie Historische Kern

22.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  1. a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  2. b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  3. c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 22.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  1. a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 23 Waterstaat

23.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
    1. 1. dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
    2. 2. (overkluisde) watergangen;
    3. 3. de bescherming, het beheer en het onderhoud van waterkeringen en watergangen inclusief het profiel van vrije ruimte.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 23.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 23.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  1. a. het belang van de waterkering en/of de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of de watergang omtrent voorwaarde a.

Artikel 24 Waterstaat - Waterwingebied

24.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder lid 24.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 24.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  1. a. dit niet leidt tot het toebrengen en/of kunnen toebrengen van schade aan de waterwinbelangen;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheersinstantie omtrent voorwaarde a.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik voor een seksinrichting;
  2. b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 geluidzone - industrie

28.2 veiligheidszone - lpg

28.3 vrijwaringszone - weg 50 m

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50 m' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.

28.4 vrijwaringszone - weg 100 m

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 100 m' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

29.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15% met uitzondering van de maatvoering ten aanzien van vloeroppervlakten ten behoeve van detailhandel en horeca;
  2. b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
  3. c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere oppervlakte dan 12 m² hebben;
  4. d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2 m bedraagt;
  5. e. het oprichten van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 m voor privégebruik en niet meer dan 40 m voor gemeenschappelijk gebruik;
  6. f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4.000 m³;
    2. 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,5 m onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn;
  7. g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast.

29.2 Voorwaarden

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  2. b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  3. c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 31 Overige Regels

31.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

31.2 Parkeren

31.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  2. b. de inrichting van terreinen;
  3. c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  4. d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwen

32.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Noordelijke en Oostelijke Stadsrand'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

De bereikbaarheid van Roermond is de afgelopen jaren door de aanleg van de A73 enorm verbeterd. Uitbreiding van de gemeente is dan ook onder andere gezocht in de stadsrandzones. De gemeente Roermond heeft in 2006 de Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrand vastgesteld. Deze visie vormde de basis voor de ontwikkelingen die de afgelopen jaren plaats hebben gevonden en dient tevens als basis voor het voorliggende bestemmingsplan.

Het gebied van de Noordelijke en Oostelijke Stadsrand bestaat uit een divers gebied waarin vele functies aanwezig zijn dan wel tot ontwikkeling gaan komen. Het betreft grootschalige detailhandel, (agrarische) bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, natuur en woningbouw. De afgelopen jaren hebben verschillende ruimteclaims reeds een plek gekregen, zoals het Retailpark, het Outdoor Center en de Huis en Tuin Boulevard.

Als vervolg op de Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrand, is het wenselijk om een bestemmingsplan vast te stellen. Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het komen tot een optimale planologische regeling om de reeds ontwikkelde delen goed te beheren. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan projecten opgenomen die nog niet gerealiseerd zijn, maar waarvoor wel een planologisch besluit is genomen. Dit betreft een gedeelte van de Huis en Tuin Boulevard, de realisatie van een horecavoorziening, recreatie in de vorm van 6 appartementen met bijbehorende voorzieningen aan het Spik 181 bij Versboerderij Schreurs en de realisatie van een weggebonden horecavoorziening op de verzorgingsplaats aan de A73.

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het plangebied vormt een deel van de noordelijke en oostelijke stadsrand van Roermond (zie figuur 1.1). Het strekt zich deels uit langs de noordzijde van de N280 (de Wilhelminasingel) en deels binnen een meer zuidelijk gelegen zone tussen de A73 en N271 (de Sint Wirosingel), de Spik en de N280.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

De A73 vormt de autosnelweg van Venlo tot Maasbracht en loopt bij Maasniel aan de noord oostzijde van de voormalige zelfstandige kern. De N271 vormt de provinciale weg van Venlo naar Maastricht. De verlengde N280 leidt naar Duitsland.

Het plangebied zal de volgende bestemmingsplannen (gedeeltelijk) vervangen:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Brandweijer-Broekhin-Noord 30-11-1995 04-06-1996
Bedrijventerrein Broekhin (+ 1e wijziging en herziening inzake toestaan perifere detailhandel) 17-12-1992 27-07-1993
Dennenmarken (+ 1e en 2e wijziging) 25-03-1976 15-11-1976
Hoofdzakenplan (+ 1e t/m 9e wijziging) 14-12-1949 06-01-1951
Rijksweg 73-Zuid-noordelijk deel (wegvak F) 19-09-2002 22-04-2003
Spickerhoven II (+ 1e en 2e wijziging) 22-10-1992 02-03-1993
Buitengebied Asenray 20-10-2011 n.v.t.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Noordelijke en Oostelijke Stadsrand bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. Naast de digitale verbeelding van het bestemmingsplan is er ook een analoog exemplaar. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid van alle overheidsniveaus voor het plangebied samengevat welke dienen als bouwstenen voor het bestemmingsplan. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de aspecten op het gebied van milieu, ecologie, archeologie, cultuurhistorie en water besproken. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur

Landschappelijke context

Het plangebied van de noordelijke en oostelijke stadsrand ligt op circa 1,8 km noordoostelijk tot 2,7 km oostelijk uit het hart van Roermond op gronden die eertijds behoorden tot de zelfstandige kernen van Maasniel en Swalmen. Het gebied ligt in de zogeheten Roerdalslenk, de lager gelegen gronden aan de zuidwestzijde van de Peelrandbreuk en in het benedenstroomse stroomgebied van de Roer en de Swalm.

Het plangebied maakt deel uit van een ruimtelijk en functioneel gevarieerde overgangszone van Roermond naar het landelijk gebied rond Swalmen. Direct ten oosten van het deels door de A73 gemarkeerde gebied, liggen agrarische gronden met het daarachter gelegen bos- en natuurgebied rond de kernen Boukoul en Asenray. Het plangebied ligt op de gradiënt van het hoger gelegen bos- en heidegebied (het op de Peelhorst gelegen Natuurpark Maas-Swalm-Nette) via de landbouwgebieden naar het rivierengebied van de Maas. Deze gradiënt komt nog steeds tot uitdrukking in de licht gebogen noord-zuid lopende lijnvormige structuren van stroken bos afgewisseld met landbouw. Ondanks de aanwezigheid van grootschalige infrastructuur zorgen het reliëf, de deels beboste en de deels in agrarisch cultuur genomen gebieden, samen met de diverse wegbeplantingen, voor een uit coulissen bestaande landschappelijke context.

2.2 Functionele Structuur

Het plangebied is te onderscheiden in vijf deelgebieden die functioneel van elkaar worden gescheiden (zie figuur 2.1):

  1. 1. Spoorzone;
  2. 2. Broekhin II;
  3. 3. Broekhin I;
  4. 4. St. Wirosingel;
  5. 5. Buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0002.png"Figuur 2.1 Deelgebieden

1. Spoorzone

De Spoorzone ligt tussen de spoorlijn, de N271, de A73 en Broekhin-Noord. Het deelgebied bestaat uit een langgerekte zone met overwegend agrarische percelen waarvan het merendeel zonder agrarische bedrijfsbebouwing. In verband met de aanleg van de A73 zal op enkele percelen natuurcompensatie plaatsvinden. Aan de Broekhin-Noord komen nog korte stukken lintbebouwing met burgerwoningen voor. Bedrijfsbebouwing betreft een autoschadebedrijf in het meest zuidwestelijk gelegen deel, een agrarisch bedrijf aan de Loyweg en een tankopslag en oliehandel ter hoogte van de rotonde Broekhin-Noord/N271.

Met uitzondering van de aan de Schouwberg gelegen bedrijfslocatie (autoschadebedrijf) worden alle gronden, bedrijven en woningen ontsloten vanaf de Broekhin-Noord. Het agrarische bouwperceel heeft echter tevens een ontsluiting vanaf de Loyweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0003.jpg"

Foto 2.1 Cerviduct

Het aan de overzijde van de A73 gelegen buitengebied (zie ook onder 5) bestaat uit agrarische gronden. In de meest noordelijke punt van dit deelgebied is een ecoduct (ook wel cerviduct genaamd) aangelegd (zie foto 2.1). Dit is een breed begroeid viaduct waar ook het groot wild veilig kan oversteken.

2. Broekhin II

Het tussen de A73, N271 en N280 gelegen gebied betreft het gebied Broekhin II. Broekhin II is uitstekend bereikbaar vanaf de nabijgelegen rijkswegen en provinciale wegen. Vanaf de A73 is Broekhin II bereikbaar via de aan de afslag gelegen N280/Wilhelminasingel en van daaraf via de N271/St. Wirosingel. Broekhin II is op twee punten aangesloten op de N271/St. Wirosingel. De N280 vormt tevens de belangrijkste aanvoerroute vanuit de diverse woongebieden van Roermond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0005.jpg"

Foto 2.2 Retailpark/Outdoor Center

Het gebied is inmiddels voor een groot deel bebouwd in het kader van de ontwikkeling van het Retailpark, het Outdoor Center (zie foto 2.2) en het Mobility Park Roermond. Het circa 5 ha grote terrein ligt op het meest centraal gelegen deel langs de A73 en vormt een grootschalig centrum van winkels en andere op de consumenten gerichte voorzieningen. Het Retailpark biedt ruimte aan detailhandel, horeca en leisure met bijbehorende voorzieningen. Zo biedt het ruimte aan detailhandel voor onder andere bruin- en witgoed, huishoudelijke artikelen, sportbenodigdheden, speelgoed, woninginrichting en levensmiddelen. Ook is in het Retailpark een tv-studio van TV limburg gevestigd. De hier aanwezige detailhandel en horeca zijn onder meer: Albert Heijn, Xenos, Blokker, Mediamarkt, Intersport, Electroworld Tummers en Burger King. Een groot deel van het parkeren is hier opgelost door het realiseren van ondergronds parkeren onder de bebouwing. Samen met de overgangszone naar de omliggende gebiedsdelen beslaat het deelgebied een oppervlakte van 5,8 ha. Direct ten zuiden van het Retailpark is het Mobility Park Roermond gerealiseerd. Het betreft een fastfood horeca voorziening (Kentucky Fried Chicken) met bijbehorende parkeerplaatsen en een overloop parkeerplaats ten behoeve van het Retailpark. Voor de realisatie van een tankstation (zonder LPG en zonder shop) met wasstraat, stofzuigerplaatsen en bijbehorende voorzieningen op de gronden gelegen naast de Kentucky Fried Chicken wordt momenteel een afzonderlijke planologische procedure gevolgd. Direct ten noorden van het bestaande deel van het Retailpark zijn de gronden benut voor de vestiging van het Outdoor Center, gericht op outdoor detailhandel (Kampeerhal De Vrijbuiter en De Waard tenten).

3. Broekhin I

Het driehoekige noordwestelijk gelegen middengebied, wordt grotendeels ingenomen door het bedrijventerrein Broekhin l (zie foto 2.3). Op dit bedrijventerrein - gelegen tussen de Broekhin-Noord, N271 en N280 - hebben zich met name bedrijven in volumineuze goederen gevestigd. Doordat het parkeren nagenoeg volledig plaatsvindt op het eigen terrein, is er sprake van een relatief minder dicht bebouwingspatroon op het bedrijventerrein en van een minder door auto's bepaalde kwaliteit van de openbare ruimte. De omvang van de bedrijfsbebouwing varieert van circa 500-4.500 m².
Met name in de zuidwestelijke punt van dit gebied komen nog fragmenten van lintbebouwing voor aan de Broekhin-Noord en aan de Bob Boumanstraat. Hier ligt ook het Bisschoppelijk College Broekhin en een bijbehorend complex met sportvelden. Voor de gronden aan de Bob Boumanstraat (recht tegenover de school) is vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO verleend ten behoeve van de realisatie van 21 woningen. Het betreft de bouw van 4 appartementen, 6 tweeondereen kap woningen, 10 aaneengebouwde woningen en 1 vrijstaande woning. Voor alle woningen is tevens een bouwvergunning verleend met uitzondering van de vrijstaande woning. De gronden hebben de bestemming "Woongebied", net zoals de naastgelegen bestaande woningen. Binnen deze bestemming is het toevoegen van nieuwe woningen niet toegestaan. Het plan van vergunninghouder kan echter wel worden gerealiseerd, aangezien dat onder het overgangsrecht valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0006.jpg"

Foto 2.3 Bedrijventerrein Broekhin

4. St. Wirosingel

Het langgerekte zuidelijke deelgebied langs de St. Wirosingel kenmerkt zich door de grote ruimtelijke verscheidenheid. Het gebied wordt in het oosten scherp begrensd door de A73. Achter deze rijksweg strekt zich nog een deel van het min of meer open agrarische cultuurlandschap uit. Aan de westzijde is de begrenzing minder scherp doordat de hier aanwezige N271 door middel van beplantingen is ingepast. Ook is het grondgebruik aan de westzijde van de N271 geheel anders dan aan de oostzijde van de rijksweg. Aan de westzijde van de N271 ligt een woonwijk en het bedrijventerrein Spickerhoven rond de wegen Noordhoven-Zuidhoven.

Ook binnen de begrenzing van dit deelgebied is sprake van een zekere ruimtelijk-functionele verscheidenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0007.jpg"

Foto 2.4 De Tegelarije

In het meest noordelijke deel bevindt zich het landgoed 'Tegelarije' (zie foto 2.4). Tegelarije is één van de nog resterende kastelen en versterkte huizen in de vroegere omgeving van Roermond. Het te Maasniel gestichte kasteel is in de 1e helft van de 17e eeuw gebouwd als een versterkte woning binnen een gracht. De basisvorm van de gedeeltelijk nog omgrachte Tegelarije bestaat uit een rechthoekig om een binnenplein gebouwd complex in één, twee en drie bouwlagen onder een kap met een in het zuidelijk deel opgenomen torengebouw in vier verdiepingen en kap. De vier - niet geheel gesloten bouwzijden - van het complex zijn voorzien van schilddaken, met uitzondering van de toren. De vierhoekige toren is voorzien van een stolpvormig vormgegeven piramidedak. Het oudste en voornaamste deel betreft de toren met het in drie bouwlagen gerealiseerd gedeelte in de zuidoosthoek van het complex.
Het oorspronkelijk aan Maasniel gerelateerde kasteel staat aan een dwarsweg vanaf de Elmpterweg. De aanleg van de A73, N271 en de oostwaarts gerichte verlenging van de N280 heeft ertoe geleid dat het kasteel nu een geïsoleerde ligging heeft. Het gebouwencomplex is niet opengesteld voor het publiek, maar is wel redelijk tot goed waarneembaar vanaf de Elmpterweg en de N271.

Direct ten zuiden van de Elmpterweg bevindt zich de Huis en Tuin Boulevard. Deze boulevard biedt ruimte aan detailhandel met bijbehorende voorzieningen voor plant en dier, doe-het-zelf en wonen. Onder andere Kwantum, Intratuin, Praxis en Gamma zijn hier gevestigd. Ook zijn hier de Aldi en Lidl gevestigd. Het gebied heeft twee aansluitingen op de St. Wirosingel. Direct ten zuiden van de Praxis is nog ruimte ten behoeve van de Huis en Tuin Boulevard beschikbaar conform een reeds verleende vrijstelling.
Op 17 september 2012 heeft het college in principe medewerking verleend door middel van het zogenaamde Wabo-projectbesluit voor de realisatie van gebouw 17 op de Huis en Tuin Boulevard met 2 detailhandelsvestigingen in de branche 'Wonen' op de gronden gelegen naast de Aldi. De formele aanvraag omgevingsvergunning met bijbehorende stukken is nog niet ingediend. De ruimtelijke procedure ten aanzien van dit verzoek is dan ook nog niet gestart en derhalve is het gebouw niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

In de zuidelijke punt van het deelgebied ligt een van origine agrarisch bedrijf aan de Spik 181. De oorspronkelijke vleesvarkenshouderij annex akker-fruitteeltbedrijf van Schreurs, heeft zich inmiddels uitgebreid met een verswinkel met de verkoop van (verse) agrarische/streekproducten die al dan niet van eigen productie zijn. Planologisch gezien is het ook mogelijk om een horecafunctie te realiseren. Daarnaast is het planologisch mogelijk om van het meest zuidelijk gelegen gebouw 6 vakantieappartementen en bij behorende voorzieningen te maken. De locatie ligt bij de rotonde van de Sint Wirosingel-Oranjelaan, waardoor de locatie goed bereikbaar is vanuit het stedelijk gebied van Roermond. Vanaf de rotonde leidt een nieuwe route langs de zuid- en oostzijde van de locatie naar een viaduct over de A73 en van daaraf naar het resterende buitengebied rond Asenray.

Daarnaast is het in de meest zuidelijke punt van het plangebied, aan de westzijde van de A73, planologisch mogelijk om op de zogenaamde verzorgingsplaats, een weggebonden horecavoorziening te realiseren ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. In het voorheen vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Asenray' is eveneens de aanduiding 'horeca' opgenomen. Dit maakt het mogelijk op die locatie een weggebonden horecavoorziening te realiseren. De betreffende locatie wordt aan de zuidzijde begrensd door de tijdelijke toerit voor de A73. Aangezien deze tijdelijke toerit in 2013 niet meer in gebruik zal zijn, ontstaat er ruimte om ook ter plaatse van deze toerit en in iets zuidelijkere richting deze weggebonden horecavoorziening te realiseren. Aangezien er ruimte geschapen wordt door het verwijderen van de tijdelijke toerit wordt in dit bestemmingsplan aangesloten bij het voorheen vigerende bestemmingsplan, 'Rijksweg 73, Noordelijk deel, wegvak F'. In dit plan is ruimte voor de weggebonden horeca tot aan de zuidelijk van de verzorgingsplaats gelegen beek.
Het resterende gebied gelegen tussen de detailhandelszone en het agrarische bedrijf aan de Spik 181 bestaat uit waterberging in het noorden en een natuurzone ten noorden van het fietspad (in verband met de aanwezige dassenburcht) en agrarische grond in het zuiden. De agrarische gronden zullen mogelijk worden ontwikkeld als het bedrijventerrein Spickerhoven III.

5. Buitengebied

De gronden gelegen langs de oostzijde van de A73 bestaan voornamelijk uit agrarische gronden. De gronden zijn onbebouwd en behoren bij de agrarische bedrijven gelegen tussen de Raaystraat en de N271. De gronden sluiten aan bij het oostelijk gelegen, eertijds tot Boukoul behorende agrarisch gebied. Voor de aanleg van de grootschalige infrastructuur van de A73 en N280 sloten de gronden aan bij het nu ten zuiden van de N280 gelegen landgoed 'De Tegelarije'. De gronden kenmerken zich door het gevarieerde agrarische gebruik. Naast grasland en bouwland, komen ook enkele houtopstanden en - in aansluiting op de oostelijk gelegen agrarische percelen - fruitteelt voor. In het noordelijke deel van deze in de oorspronkelijke gradiëntzone van de Peelhorst naar het Maasdal gelegen gronden, vindt de aanleg plaats van een ecologische structuur.

In figuur 2.2 is samengevat de gebiedsopbouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0008.png"

Figuur 2.2 Gebiedsopbouw

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door Europese, landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.

3.1 Europees- En Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Centrale doel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit gebeurt aan de hand van drie deeldoelen:

  1. 6. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
  2. 7. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 8. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Hieraan zijn 13 nationale belangen gekoppeld, waaronder de grote rivieren. Het Rijk is verantwoordelijk voor het veiligstellen van deze 13 nationale belangen.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wro, twee besluiten waarmee dat mogelijk is:

a. het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen, daarin zijn onder meer de grote rivieren opgenomen.

b. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Deze zijn opgenomen in het Barro. Provincies en gemeenten worden geacht de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. De bepalingen in het Barro zijn daarmee concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie) door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

IJzeren Rijn

Titel 2.7 van het Barro geeft invulling aan de ruimtereservering voor het nieuwe deel van het tracé van de IJzeren Rijn. In de Regeling algemene ruimtelijke ordening (Rarro) is een kaart opgenomen met daarop de ruimtereservering. Het beoogde nieuwe tracé loopt voor een klein deel door het plangebied, zie figuur 3.1.

Aangezien er geen tracébesluit is genomen en er geen zekerheid is dat het tracé daadwerkelijk aangelegd wordt zoals opgenomen in de Barro, is dit nieuwe tracé niet op de verbeelding opgenomen. Om de aanleg hiervan mogelijk te kunnen maken dient derhalve een procedure doorlopen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0009.png"Figuur 3.1 IJzeren Rijn

Vogel- en Habitatrichtlijn

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de "Natuurbeschermingswet 1998" en de "Flora- en faunawet". Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het "Natuurbeleidsplan" (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het "Provinciaal Omgevingsplan Limburg" (POL) 2006 is uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of beschermd natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats door de uitwerking van het provinciaal beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. De planlocatie is op ruim 1,5 km afstand van het Natura 2000-gebied 'Meinweg' gelegen. Het plangebied maakt deel uit van de nieuwe natuur binnen de Provinciale Ecologische Structuur (PES). Omdat het plan hoofdzakelijk consoliderend is, kunnen negatieve effecten op de beschermde natuurgebieden worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied is ook nog eens op een relatief grote afstand gelegen van het plangebied en daartussen zijn meerdere buffers (gebouwen en wegen) gelegen. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. In paragraaf 4.5 wordt verder ingegaan op het aspect flora en fauna.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (2006)

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een structuurvisie als bedoeld in de Wro. Het bevat de beleidsuitgangspunten op het gebied van wonen en werken, waterhuishouding, milieu en verkeer en vervoer. Het is tevens een economisch beleidskader, aangezien het de hoofdlijnen van de fysieke onderdelen van het economische en sociaal-culturele beleid bevat. Het POL2006 is een plan op hoofdlijnen waarbij nadere concretisering in uitvoeringsprogramma's plaatsvindt. Het POL2006 is in 2008, 2009, 2010 en 2011 geactualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0010.png"

Figuur 3.2 Uitsnede Provinciaal Omgevingsplan Limburg

In het POL2006 is Limburg verdeeld in negen perspectieven, met elk hun eigen doelstellingen, weergegeven op een perspectievenkaart. In bovenstaande afbeelding is het plan globaal geprojecteerd op de perspectievenkaart.

Vitaal landelijk gebied (P4)

Vitaal landelijk gebied (P4) omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Soms gaat het om oude bouwlanden, waarbij een gaaf cultuurhistorisch kavel-, wegen- en bebouwingspatroon samengaat met monumentale bebouwing en landschappelijke openheid. Andere kwaliteiten die hier kunnen voorkomen zijn stiltegebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, hydrologische bufferzones rondom natte natuurgebieden of leefgebied voor ganzen en weidevogels. Binnen Noord en Midden Limburg valt het perspectief vrijwel overal samen met verwevinggebied intensieve veehouderij. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie. Bijvoorbeeld door het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, en voor kleinschalige vormen van bedrijvigheid in vrijkomende agrarische en niet-agrarische gebouwen. De bestaande landbouwbedrijvigheid in al zijn vormen kan zich hier verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw. Zo is doorontwikkeling tot (zeer) grote bedrijfslocaties voor de intensieve veehouderij of glastuinbouw voornamelijk in de regio Peelland mogelijk (zie Reconstructieplan, 2004). Via de systematiek van het Limburgs Kwaliteitsmenu kan de doorontwikkeling van functies gepaard gaan met respect voor cultuurhistorie en landschappelijke kwaliteit én versterking van de omgevingskwaliteiten.

Stedelijke ontwikkelingszone (P8)

Dit perspectief omvat landbouwgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom iedere stadsregio. Deze zones bieden allereerst plaats aan mensgerichte natuur zoals stadsparken, multifunctioneel bos, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Deze functies zijn belangrijk voor het welzijn van de bewoners en vangen een deel van de stedelijke recreatiedruk op. Deze gebieden kunnen ook ruimte bieden aan stadsuitbreiding in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden. Dergelijke uitbreidingen zijn pas aan de orde als onderbouwd kan worden dat herstructurering van het bestaande gebied, inbreiding of revitalisering geen oplossing kan bieden (het principe van de SER-ladder). Als er nieuwe rode ontwikkelingen in stedelijke ontwikkelingszones nodig zijn, dan dienen deze bij voorkeur aansluitend aan de bestaande stedelijke bebouwing gerealiseerd te worden. Met het oog op de bereikbaarheid komen daar voor werklocaties en winkelgebieden vooral plekken nabij stadsentrees, verkeers- en openbaar vervoerknooppunten en aansluitingen op transportassen in aanmerking. Ontwikkeling van nieuwe woongebieden, werklocaties of andere rode ontwikkelingen in de stedelijke ontwikkelingszones dient bij te dragen aan de revitalisering of herstructurering van bestaande stedelijk gebieden.

Stedelijke bebouwing (P9)

Dit perspectief omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken en de kwaliteit van werklocaties geborgd dan wel verbeterd. De milieukwaliteit in dit gebied dient te worden afgestemd op aard en functie van de deelgebieden. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van centrumgebieden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).

Thema's uit het POL2006

Economie en mobiliteit

Voor wat betreft economie en mobiliteit geldt het volgende. De provincie wil welvaart en werkgelegenheid op een hoog niveau brengen en houden. Dat vraagt vooral om een omslag naar een kenniseconomie ondersteund door een uitstekend vestigingsklimaat, goede bereikbaarheid van de economische kerngebieden en voldoende ruimte van de kwaliteit waar bedrijven om vragen.

De provincie wil bij de locatiekeuze ervoor zorgen dat bedrijven en voorzieningen terecht komen waar ze het beste passen en dat de vitaliteit van binnensteden, buurt en kernen niet te zeer wordt aangetast door ontwikkeling van nieuwe grootschalige detailhandel en recreatieve voorzieningen op perifere locaties.

De provincie hanteert voorkeursmilieus voor de vestiging van bepaalde soorten bedrijven en voorzieningen. Bij de vestiging wordt bijzondere aandacht gegeven aan veiligheid, hinder en verkeersaantrekking. Wordt veel verkeer verwacht, dan is aansluiting op openbaar vervoer, multimodale ontsluiting of ontsluiting voor vrachtauto's van belang.

Kleinschalige en middelgrote bedrijven, die een duidelijke binding hebben met het betreffende stedelijke gebied, wil de provincie gevestigd zien op stedelijke bedrijventerreinen. Industrieel-logistieke terreinen zijn bestemd voor grootschalige productie- en distributiebedrijven, die een directe ontsluiting op het autosnelwegennet wensen liefst in combinatie met andere modaliteiten.

Kantoorontwikkeling in stadsregio's zal voor een groot deel binnen het centraal stedelijk gebied moeten plaatsvinden, in goede balans met de kantoorontwikkeling op stedelijke dienstenterreinen. Vestiging van solitaire kantoorgebouwen op bedrijventerreinen wordt niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende kantoorfaciliteiten bij productie- en handelsbedrijven.

Detailhandel in de binnenstad, de verzorgingsstructuur van wijken en grootschalige detailhandel op perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen moeten in balans zijn. De provincie maakt onderscheid in drie typen winkelgebieden gebaseerd op het koopgedrag van consumenten:

- centra voor vergelijkend recreatief winkelen

- centra voor dagelijkse aankopen

- centra voor (minder frequente) doelgerichte aankopen

Stedelijke dienstenterreinen bieden uitsluitend ruimte aan detailhandelsfuncties voor minder frequent benodigde, doelgerichte aankopen, die moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden vanwege volumineuze aard en dagelijkse bevoorrading. De provincie denkt daarbij aan grotere winkels (1.000 m2 of meer) voor aankopen op het gebied van wonen, vervoer en outdoor. Stedelijke recreatieve voorzieningen worden bij voorkeur in het centraal stedelijk gebied gevestigd.

Gezien de functie komen alleen grotere winkels voor vestiging op stedelijke dienstenterreinen in aanmerking met als ondergrens 1000 m2 vwo.

De provincie geeft de voorkeur aan vestiging van megasupermarkten met een bruto vloeroppervlakte van 3500 m2 of meer in een stadsdeelcentrum of in de randzone van de binnenstad, mits ruimtelijk en verkeerstechnisch inpasbaar. Vestiging op stedelijke dienstencentra wordt gezien de ruimtelijke en verkeerskundige voorzieningen van dergelijke gebieden niet uitgesloten.

Wonen

Voor het thema leefomgeving en wonen gelden de volgende doelstellingen. De provincie wil investeren in een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Belangrijk zijn voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plaats, grotere aandacht voor herstructurering, goede inpassing van nieuwe locaties, variatie in woonmilieus, op doelgroepen gerichte differentiatie en toedeling en duurzaam bouwen.

Stadsregio Roermond

Water-, koop- en cultuurtoerisme zijn sterke troeven van de stadsregio Roermond. Voortdurende kwaliteitsverbetering is nodig, bijvoorbeeld door de samenhang tussen water en land te versterken of door recreatie en natuur beter te combineren. Binnen de regio vervult de stad Roermond een centrale functie voor wonen, werken, cultuur en voorzieningen. Die functie moet versterkt worden. Door de openstelling van de A73-zuid wordt de regio in de toekomst sneller en veiliger bereikbaar. De aansluitende nieuwe regionale wegen N293-oosttangent Roermond en N280-oost, zorgen voor een betere bereikbaarheid van het Duitse achterland, met name Mönchengladbach en de bedrijvigheid aan de oostzijde van Roermond.

Onder meer ter compensatie van deze infrastructurele ingrepen, wordt in oost-Roermond aanvullend op de Ecologische Hoofdstructuur een ruim areaal aan natuur gerealiseerd.

De komst van de A73-zuid brengt kansen voor economische ontwikkeling met zich mee. Nieuwe ontwikkelingen langs de A73 dienen in balans te zijn met de binnenstedelijke ontwikkeling.

De belangrijkste ambities voor de stadsregio zijn:

  • stimuleren profilering op bovenregionale kenmerken;
  • bereikbaarheid en goed aanbod aan vervoerssystemen;
  • aanbod sociaal-culturele en zorgvoorzieningen;
  • zorg voor voldoende werklocaties;
  • stedelijke herstructurering van verouderde wijken en werklocaties;
  • balans rood, groen en blauw versterken.

Kristallen waarden

Op de kaart kristallen waarden zijn de te beschermen kwaliteiten van lucht, bodem en water weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied volledig in de Roerdalslenk, zone III valt. Boringen dieper dan 80 m zijn niet toegestaan zonder melding bij gedeputeerde staten (Omgevingsverordening Limburg). In het noorden van het plangebied is een waterwingebied gelegen. Hiervoor is een dubbelbestemming 'Water-Wingebied' opgenomen in de regels. Voor het overige blijkt uit deze kaart dat er geen bijzondere waarden zijn in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0011.png"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart Kristallen waarden, POL2006 (actualisatie 2011)

3.3 Gemeentelijk Beleid

Strategische visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke punten en onderscheidende kenmerken en geeft op hoofdlijnen aan waar de gemeente Roermond in 2020 wil staan. In 2020 dient Roermond een stad te zijn voor alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is.

De strategische visie is uitgewerkt in een zestal aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in (EU)regionale bedrijventerreinen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren en bereikbaarheid.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving.
  • Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

Door onderhavig bestemmingsplan kan het aanwezige voorzieningenniveau in stand blijven. Tevens blijft hiermee het aantrekkelijke vestigingsklimaat voor bedrijven in stand en de werkgelegenheid die hiermee gepaard gaat. De aantrekkingskracht van het plangebied is (EU)regionaal door de aanwezigheid van de diverse detailhandelsvestigingen. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de aandachtspunten die in de strategische visie zijn vastgesteld.

Structuurvisie Roermond (2002)

De gemeente Roermond heeft in 2002 een Structuurvisie opgesteld. Deze Structuurvisie bevat een visie voor het gehele grondgebied van de gemeente voor de komende 10 jaar en een doorkijk naar de langere termijn. De visie vormt het ruimtelijke integratiekader voor sectorale ontwikkelingen en visies.

In de structuurvisie wordt een behoefte aan bedrijventerreinen en perifere detailhandel geconstateerd. De gronden van de noordelijke en oostelijke stadsrandzone zijn aangewezen om deze behoefte op te vangen. Er wordt aangegeven dat de vestiging van kantoren beperkt dient te blijven tot een aantal locaties om tot een grotere herkenbaarheid en tot een opwaardering van het kantoorimago van Roermond te komen. Door de aanleg van de A73 en N280 is Roermond beter bereikbaar en ontstaat er een grotere behoefte aan kantoorruimte. De zichtlocaties aan de A73 en de N280 kunnen hiervoor worden benut.

De stadsrandzone wordt daarnaast genoemd als concentratiegebied voor perifere detailhandel. Uitgangspunten zijn concentratie en thematisering.

Twee ontwikkelingslocaties in de noordelijke en oostelijke stadsrandzone zijn aangewezen als PDV-concentratielocatie rond het thema 'wonen' (Broekhin II en 'Tuincentrum e.o.'). Twee andere ontwikkelingsgebieden zijn de terreinen 'Spoorzone Noord' en 'Spickerhoven III'. Deze zijn aangewezen als bedrijvenpark voor lichte bedrijvigheid.

Geconstateerd kan worden dat de beleidsuitgangspunten uit de structuurvisie voor een gedeelte reeds tot een concrete ruimtelijke ontwikkeling hebben geleid. Voor Spoorzone-Noord en Spickerhoven III geldt dat deze nog ontwikkeld kunnen worden.

Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

De Provincie Limburg heeft beleid ontwikkeld voor het buitengebied en aanvullend voor een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied, dat als uitgangspunt heeft dat bebouwingsontwikkelingen leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsimpuls. De provincie stelt dat 'rode ontwikkelingen' buiten de vastgestelde contouren slechts mogelijk zijn indien de locatie zich daar planologisch voor leent én indien dit gepaard gaat met een compensatie van de 'aantasting' en kwaliteitsverbetering van het buitengebied en aanvullend een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied. Deze compensatie kan bestaan uit een compensatie in natura of een financiële bijdrage.

Dit beleid is vastgelegd in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM is op 12 januari 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en is een uitwerking van de POL herziening 'Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering'.

Het provinciale beleid is door de gemeente nader uitgewerkt in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond die op 16 februari 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Het LKM stelt een kwaliteitsbijdrage bij rode ontwikkelingen buiten de contour voor alle POL-perspectieven verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor de POL-perspectieven P2 (Provinciale ontwikkelingszone groen' en P3 (Ruimte voor veerkrachtige watersystemen) het LKM verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor het perspectief P8 (Stedelijke ontwikkelingszone) het LKM verplicht voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding alsmede voor glastuinbouw en nieuwe landgoederen.

Het plangebied is voor het overgrote deel gelegen binnen de grens stedelijke dynamiek. Alleen de gronden ten oosten van de A73 die in dit bestemmingsplan betrokken zijn vallen buiten deze grens. Deze gronden vallen onder het regime van Vitaal landelijk gebied (P4). Alleen voor deze gronden is de structuurvisie LKM van toepassing.

Het plangebied wordt verder begrensd door de perspectieven Ecologische hoofdstructuur (P1), Vitaal Landelijk gebied (P4) en Stedelijke ontwikkelingszone (P8).

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan en maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen in het omliggende gebied (dus buiten de grens stedelijke dynamiek) mogelijk. Bovendien hebben de gebieden die onder EHS (P1) vallen de bestemming Natuur.

Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke stadsrand (2006)

Deze ontwikkelingsvisie heeft tot doel de stadsrandzone te verkennen op beperkingen en mogelijkheden voor de nagestreefde bedrijfsontwikkeling. De visie vormde het toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren in het plangebied hebben voorgedaan.

Roermond heeft de ambitie om zich als koopstad verder te ontwikkelen en te versterken. In diverse beleidsnota's is deze taakstelling ook verwoord. De gemeente streeft naar een zo hoog mogelijke koopkrachtbinding van haar eigen inwoners en een vergroting van de toevloeiing van bezoekers van binnen en buiten de regio. De gemeente wil een complementair pakket aan winkelvoorzieningen voor de consument bieden. Dit betekent dat er, naast de binnenstad van Roermond en het Designer Outlet Center (DOC) Roermond voor het recreatief winkelen, de buurt- en wijkwinkelcentra voor de dagelijkse boodschappen, ook ruimte moet zijn voor doelgerichte aankopen. Deze winkellocaties worden meestal thema- of merkgericht bezocht. In Roermond is de meubelboulevard Vrijveld themagericht (wonen). Broekhin I heeft geen echte thematiek (doe-het-zelf, auto's, wonen), maar daar kan in de toekomst wellicht de branche auto's en aanverwante zaken (thema vervoer) versterkt worden.

De gemeente staat open voor marktinitiatieven die de ambities van de gemeente ondersteunen. Voorwaarde bij dergelijke initiatieven is dat ze de detailhandelsstructuur (binnenstad, DOC, buurt- en wijkwinkelcentra, PDV-locaties) niet duurzaam ontwrichten. De gemeente streeft naar een gezonde en complete detailhandelsstructuur voor het komend decennium en dit kan betekenen dat voor bepaalde winkelclusters het toekomstperspectief wijzigt. Door middel van beleidsmaatregelen zal het toekomstperspectief gerealiseerd moeten worden.

Evenals in het Provinciaal omgevingsplan Limburg onderscheidt de gemeente drie typen winkelconcentraties welke samenhangen met koopgedrag en bezoekmotief:

- centra voor boodschappen doen;

- centra voor recreatief winkelen (funshoppen) binnenstad en DOC;

- centra voor doelgerichte aankopen (runshoppen) Vrijveld en Broekhin I;

Er bestaat geen hiërarchie tussen de drie typen winkelgebieden. Omdat de consument behoefte heeft aan alle drie de centra kunnen ze naast elkaar functioneren en zijn ze onderling aanvullend. Daarnaast zijn er in het dagelijkse verzorgende segment veel supermarkten op solitaire locaties gevestigd. Deze zouden bij voorkeur naar een winkelcluster verplaats moeten worden. Daarmee wordt de bestaande structuur versterkt en verduidelijkt. Ook ten aanzien van andere winkels die verspreid zijn gelegen is het uitgangspunt verspreide bewinkeling bevriezen, geen uitbreidingsmogelijkheden ter plekke. Daar waar mogelijk worden locaties omgevormd naar andere functies.

In de visie wordt per gebied het volgende toekomstperspectief gegeven:

Broekhin I

Naast enkele woonzaken komt het accent meer op de branche auto's te liggen. Het kan ook zo zijn dat Broekhin I zich meer richting gemengd bedrijventerrein ontwikkelt met groothandel, industrie en detailhandel in volumineuze goederen.

Huis en Tuin Boulevard

Het initiatief kan getypeerd worden als een themacentrum waarbij inrichting van huis en tuin centraal staan.

Retailpark

Dit initiatief biedt ruimte aan grootschalige winkels voor doelgerichte aankopen (aangevuld met leisure en horeca), die een versterking en aanvulling voor het winkelaanbod in Roermond en regio betekenen. Hier kan ook ruimte geboden worden voor nieuwe grootschalige concepten en formules.

Op basis van het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte, is in de ontwikkelingsvisie gekomen tot de volgende invulling van de gebiedsdelen van de noordelijke en oostelijke stadsrandzone:

De gebiedsdelen 'Spoorzone',’Spickerhoven’ en 'Spickerhoven III' worden aangewezen als een bedrijvenpark. Kantoren met een ondersteunende functie zullen ook worden toegestaan mits het aandeel kantooractiviteiten niet de overhand neemt.

De gebiedsdelen 'Broekhin II (gronden Retailpark en Outdoor Center) en 'Tuincentrum' (gronden Huis en tuin Boulevard) worden aangewezen als PDV- concentratielocaties die zich richten op het thema wonen. In gebiedsdeel 'Broekhin II' zal ook ruimte worden geboden aan niet-perifere detailhandel. Het gaat hier om grootschalige detailhandelsvestigingen voor doelgerichte aankopen. Bij het gebiedsdeel 'Tuincentrum' zal worden ingezet op de ontwikkeling van een huis- en tuinboulevard rondom het bestaande tuincentrum.

Voor alle ontwikkelingen geldt dat deze de huidige winkelstructuur niet mogen ontwrichten.

Brancheadviescommissie (Bac)

Om nieuwe initiatieven te toetsen en om de winkelstructuur te waarborgen is in bovengenoemde visie bepaald dat een Bac wordt ingesteld. De Bac is een onafhankelijk adviesorgaan bestaande uit deskundigen met een onafhankelijke voorzitter. De Bac adviseert over alle retail binnen de gemeente Roermond groter dan 1000 m2. Deze commissie heeft 2 rollen. Ten eerste wordt de Bac om advies gevraagd inzake nieuwe detailhandelsinitiatieven. Ten tweede wordt de Bac gevraagd het college te adviseren over de vraag of een bepaalde winkel c.q. formule binnen de door het college verleende planologische besluit en realiseringsovereenkomst past. Het advies van de Bac is niet bindend.

Beleidslijn supermarktvestigingen in Roermond

Uit dit beleid volgt dat supermarkten bij voorkeur moeten worden gevestigd in de buurtwinkelcentra. Daarnaast wordt er gestreefd naar de verplaatsing van supermarkten op solitaire locaties zoals b.v. de voormalige C 1000 aan de Broekhin Zuid of de Aldi aan de Lindelaan. Dit betekent echter niet dat een vestiging of verplaatsing van een supermarkt in of aan een ander winkelcluster, dan een buurt- of wijkwinkelcentrum, onbespreekbaar is. Binnen het geformuleerde beleid is daar zelfs ruimte voor.

De gemeente vindt dat de vestiging van een supermarkt in of aan een winkelcluster (niet zijnde een buurtwinkelcentrum) zoals het Retailpark, Huis en Tuin Boulevard of andere winkelclusters de voorkeur verdient boven de vestiging op een solitaire locatie in b.v. een woonbuurt, bedrijventerrein of buitengebied. Immers bij winkelclusters is er vaak sprake van goede bereikbaarheid, voldoende parkeermogelijkheden, synergievoordelen. Hierbij gelden wel de volgende voorwaarden:

- supermarktvestiging of verplaatsing leidt niet tot duurzame ontwrichting van de winkelstructuur (m.n. buurt- en wijkwinkelcentra);

- er is middels een alternatievenonderzoek gebleken dat een vestiging van de supermarkt in een buurtwinkelcentrum fysiek en of distributie planologisch niet mogelijk cq. onwenselijk is.

De Aldi en de Lidl zijn gevestigd in de Huis en Tuin Boulevard vanwege hun regiofunctie en een relatief grote verkeersaantrekkende werking. Het zijn beide verplaatsers, zo was de Aldi gevestigd op de Lindenlaan zoals hiervoor is aangegeven en was de Lidl gevestigd op de Maastrichterweg.

De beleidsdoelstellingen voor het plangebied zijn voor een groot deel gerealiseerd. Op enkele plaatsen, zoals de 'Spoorzone' en 'Spickerhoven III', is nog ruimte voor ontwikkeling. Indien zich een concreet plan voordoet, zal dat mogelijk worden gemaakt door middel van een aparte planologische procedure.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen.
Voor het plangebied zijn de bodemkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd in de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond. Het bestemmingsplan omvat grotendeels het deelgebied 'Overige bedrijven en industrie’ en voor een klein deel ‘Overige woonbebouwing Roermond', zoals omschreven in de Nota bodembeheer. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en niet in directe bestemmingswijzigingen is voorzien, worden geen bodemkwaliteitseisen gesteld.

Bekende bodeminformatie

De afgelopen eeuwen hebben diverse menselijke handelingen geleid tot een beïnvloeding van de bodemkwaliteit. Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoekgegevens bekend, waaruit blijktdat er sprake is van overwegend niet- tot licht verontreinigde grond. Een klein aantal locaties isgesaneerd met toepassing van de Wet bodembescherming. Deze locaties zijn als zodanig bekend bij het kadaster. Bij ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden.

Nieuwe ontwikkelingen

In de Nota bodembeheer is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen minimaal een vooronderzoek conform NEN 5725 moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten uit dit vooronderzoek dient mogelijk een bodemonderzoek cf. NEN 5740 plaats te vinden. Een (voor)onderzoek is in principe niet nodig bij:

• kleine bouwwerken zoals trafohuisjes en antennemasten;

• geringe veranderingen in gebruik, waarbij er geen risico's zijn bij het beoogde gebruik.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan en voorziet niet in nieuwe directe bestemmingswijzigingen,De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen (zoals functiewijzigingen die niet rechtstreeks binnen de bestemming zijn toegelaten) geldt de onderzoekssystematiek zoals gedefinieerd in de Nota bodembeheer van de gemeente Roermond en/of regels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.

Maatgevende stoffen langs wegen
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt1. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.

De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)2 jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³).

Onderzoek

Informatie Saneringstool

In de Saneringstool (versie 3.1) is de bijdrage van de A73 op de luchtkwaliteit in de omgeving aangegeven. Uit de Saneringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide direct langs de A73 in 2011 29,54 µg/m³ bedraagt. Voor fijn stof bedraagt de jaargemiddelde concentratie direct langs de A73 27,12 µg/m³. Het verkeer vormt de belangrijkste bron voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. Uit de saneringstool blijkt dat direct langs de A73 (en dus ook ter plaatse van het plangebied) ruimschoots wordt voldaan aan de normen uit de Wlk (zie tabel 4.1).

Informatie nibm-tool

VROM heeft samen met Infomil een specifieke nibm-tool ontwikkeld. Dit is een rekeninstrument dat eenvoudig en snel onderbouwt dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit om de onderzoekslast bij gemeenten te beperken. De tool gaat uit van de worstcasesituatie (maximale bijdrage ontwikkeling)3. Getoetst aan de grenswaarden wordt dus ruimschoots voldaan aan deze grenswaarden.

Conclusie

Er wordt ruimschoots voldaan aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.

  1. 1. Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
  3. 3. Bij de berekening van de concentratietoename worden de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging.

4.1.3 Milieuzonering/bedrijvigheid

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Omdat de meeste bedrijven zijn gelegen op het Bedrijventerrein Broekhin, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' wordt verwezen naar Bijlage 2.

Onderzoek milieuzonering

Uitgangspunten milieuzonering

In het plangebied ligt het bedrijventerrein Broekhin. Verder zijn er verspreid in het plangebied nog een aantal (niet-agrarische) bedrijven gelegen. Op Broekhin-Noord nummer 2 en 47. Aan de Schouwberg 55 en aan de Sint Wirosingel 175.

Bij de milieuzonering van het bedrijventerrein en de bovengenoemde verspreid gelegen bedrijven, wordt gebruikgemaakt van de standaard SvB 'bedrijventerrein'. Vanwege de nabijheid van de bestaande woningen en de school in de directe omgeving en de aard van het bestaande bedrijventerrein Broekhin (lichte bedrijvigheid), is de vestiging van zware bedrijven op het bedrijventerrein niet toegestaan.

Er wordt in de milieuzonering rekening gehouden met verschillende (in meer of mindere mate) milieugevoelige gebiedstypen/functies in het plangebied en de directe omgeving. Onderscheid wordt gemaakt in rustige woonwijk en gemengd gebied (voor het onderscheid wordt verwezen naar bijlage 2). Bij bedrijventerrein Broekhin en de bovengenoemde verspreid gelegen bedrijven is gedeeltelijk sprake van een gemengd gebied. Dit gemengde gebied betreft het gedeelte aan de Broekhin Noord, het gedeelte grenzend aan de school en het gedeelte grenzend aan de Schouwberg. Dit betreft lintbebouwing die gemengd van karakter is (afwisseling o.a. van bedrijvigheid, woningen en een veehouderij). Het betreft duidelijk een gebied met functiemenging. In dit gebied zijn woningen direct of nabij bedrijven gesitueerd. Ook is de middelbare school Broekhin direct naast woningen en aan de rand van het bedrijventerrein Broekhin gesitueerd. Door het gebied loopt eveneens de weg “Broekhin Noord” die gezien moet worden als zijnde hoofdinfrastructuur. Hier komt nog bij dat deze woningen in de directe omgeving van het spoor Roermond-Venlo liggen. Gezien deze functiemenging worden dan ook de richtafstanden conform het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.

In het plan wordt nieuwvestiging van een bedrijfswoning niet mogelijk gemaakt. Momenteel zijn er 3 bedrijfswoningen aanwezig, op de Broekhin Noord 2 en 47 en op de Schouwberg 55. Bedrijfswoningen worden in het algemeen als minder milieugevoelig beschouwd als de omgevingstypen rustige woonwijk en gemend gebied. Deze bedrijfswoningen moeten dan ook meer (eventuele) hinder kunnen verdragen. Desondanks kan er toch sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten, is de milieuzonering op de digitale en analoge verbeelding opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein of de verspreid gelegen bedrijven, zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 3.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 10 m (categorie 2 gemengd gebied) tot 100 m (categorie 3.2 rustige woonwijk) ten opzichte van een gevoelig object.

Inventarisatie toegelaten bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven hebben een specifieke aanduiding (zie onderstaande tabel). Hierdoor zijn de betreffende bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan en is gewaarborgd dat de bedrijfsactiviteiten passen binnen de woon- en leefomgeving.

Tabel 4.2 Aanwezige bedrijven die specifieke aanduiding nodig hebben

Adres Naam en aard bedrijf S.B.I. code categorie Algemeen toelaatbaar opmerkingen Aanduiding specifieke vorm van bedrijf
Broekhin Noord 2 Jo Mertens, Groothandel in vlees en vleeswaren 5132/5133 3.1 2 Sb-3
Broekhin Noord 47 Rijmar BV, groothandel in vloeibare brandstoffen exclusief LPG 51512 4.1 2 Ondergrondse opslagcapaciteit
Bedraagt 310 m3
Sb- 1
Schouwberg 55 Garagebedrijf met plaatwerkerij en spuitinrichting 501/50.204 2/3.1/3.2 2 Sb-2

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en de school en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.1.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende risicorelevante bronnen te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Voor het GR is in de regelgeving geen expliciete norm opgenomen maar wordt een oriëntatiewaarde gebruikt. Deze waarde wordt gezien als een “ijkpunt” in een systeem waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In de gewijzigde circulaire is aangegeven dat voor de berekening van de groepsrisico bij bestemmingsplannen en inpassingsplannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in bijlage 5 genoemde wegen (dit zijn de wegen die onderdeel uitmaken van het Basisnet Weg), uitgegaan dient te worden van de in de genoemde bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. De in bijlage 5 vermelde vervoerscijfers hebben alleen betrekking op LPG. Dit laat onverlet dat de omvang van het invloedsgebied mede wordt bepaald door andere gevaarlijke stoffen.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dit besluit is het externe veiligheidsbeleid voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen opgenomen. In het Bevb is aangegeven dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde in acht genomen dient te worden van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten dient rekening gehouden te worden met een richtwaarde van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is verder bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding dient weer te geven.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten5. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Visie externe veiligheid Roermond

De gemeente Roermond heeft een uitgebreide Visie externe veiligheid opgesteld, waarin de huidige situatie in beeld is gebracht, de ambities en visies voor de toekomst zijn aangegeven en in wordt gegaan op de uitvoering van deze ambities. Bij de uitvoering wordt ingegaan op het verantwoordingskader voor transportassen, buisleidingen en Bevi-inrichtingen. Tevens is een standaardlijst veiligheidsverhogende maatregelen opgenomen.

Het is de ambitie van de gemeente om het beheersbaarheidniveau rondom de transportassen zo optimaal mogelijk te maken. Daarbij neemt Roermond de verantwoordelijkheid om in ruimtelijke plannen langs deze transportassen de bluswatervoorziening, de bereikbaarheid voor hulpdiensten en ontvluchtingsmogelijkheden te regelen. In Roermond geldt vooral bij het spoor, de A73 en de provinciale wegen buiten de bebouwde kom dat hier nog veiligheidswinst behaald kan worden.

Ten aanzien van het risiconiveau is de ambitie neergelegd dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn gekoppeld aan een risicoplafond. De oriëntatiewaarde van het GR wordt in principe gezien als plafondwaarde voor nieuwe ontwikkelingen.

De gemeente onderscheidt langs de transportassen een zone-indeling waarin per zone eisen zijn gesteld aan de omgeving. Dit komt in het kort op het volgende neer:

  • 0-30 m: zone, waarbinnen diverse beperkingen gelden (geen kwetsbare objecten, beperkt kwetsbare objecten alleen onder strikte voorwaarden (ten aanzien van hulpverlening en zelfredzaamheid). Deze zone hangt samen met het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen en is in het Basisnet aangeduid als plasbrandaadachtsgebied.
  • 30-200 m: zone waarbinnen geen extra kwetsbare objecten/groepen gerealiseerd mogen worden, wel functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en lage kwetsbaarheid, zoals kantoren en bedrijven. Als extra kwetsbare objecten zijn in de Visie basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere groepen van verminderd zelfredzame personen aangemerkt. Deze zone hangt samen met het gebied waar brandbare gassen (BLEVE) het meest letaal zijn.
  • 200 - 300 m: zone waarbinnen geen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik mits de oriëntatiewaarde van het GR niet overschreden wordt. Er dient aandacht te worden besteed aan de beheersbaarheid van de risico's als gevolg van het maatgevende brandbaar gasscenario (BLEVE) en het toxisch scenario.
  • > 300 m: zone waarbinnen geen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik. In deze zone dient alleen nog rekening te worden gehouden met de effecten van een toxische gaswolk.

Per zone worden eisen gesteld aan de inrichting van het gebied en worden niet-ruimtelijke maatregelen benoemd.

Onderzoek

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (A73, N280 en N271)

Over de A73 en de N280 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Na volledige openstelling van de tunnels van de A73, vindt er geen doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaats via de N271.

Voor de A73 geldt volgens het Basisnet weg (eindrapport 2009) geen veiligheidszone: er is geen PR 10-6-contour buiten de weg zelf. Tevens geldt voor deze weg geen plasbrandaandachtsgebied. Ook blijkt uit het Basisnet dat de hoogte van het GR ten zuiden van de N280 lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde Ten noorden van de N280 ligt het GR tussen 0,1 en 1,0 maal de oriëntatiewaarde.

Uit de gemeentelijke Visie externe veiligheid blijkt dat het invloedsgebied van de A73 maximaal 1.500 m bedraagt voor toxische gassen. Ten behoeve van het opstellen van de gemeentelijke Visie externe veiligheid Roermond, is het GR berekend langs de A73, waarbij rekening is gehouden met de voorgenomen ontwikkelingen (waaronder de beoogde en gerealiseerde ontwikkelingen in de Noordelijke/Oostelijke Stadsrandzone). Uit aanvullende berekeningen die de gemeente heeft uitgevoerd ten behoeve van voornoemde voorgenomen ontwikkelingen met de vervoerscijfers die in de gewijzigde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn opgenomen, is gebleken dat het GR als gevolg van de A73 bij de voorgenomen ontwikkelingen lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt.

Uit deze berekeningen is gebleken dat het GR langs de hele A73 lager dan 0,1 maal de oriënterende waarde ligt (zoals eveneens in het Basisnet is aangegeven). Conform het BTEV (Belsuit Transportroutes Externe Veiligheid) kunnen volgens de gemeentelijke visie beschouwingen ten aanzien van het GR achterwege blijven indien het GR niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In het kader van de verantwoording dient dan enkel aandacht te worden besteed aan de beheersbaarheid van de risico's als gevolg van BLEVE (tot 300 m) en toxisch scenario.

De N280 is niet opgenomen in het Basisnet weg. In de Visie externe veiligheid Roermond is aangegeven dat alleen de N280 een PR 10-6-contour kent, maar dat daarbinnen geen kwetsbare objecten zijn gelegen. Er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR. Volgens de gemeentelijke visie bedraagt het invloedsgebied voor de N280 maximaal 625 m (vanwege toxische vloeistoffen). De ontwikkelingslocatie ligt op een afstand van meer dan 700 m en heeft dus geen gevolgen voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N280.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor (Roermond-Venlo, Roermond-Weert)

Over het spoor vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorbaan Roermond-Venlo ligt langs de rand van het plangebied, de spoorlijn Roermond-Weert op een afstand van circa 170 m vanaf het plangebied. Uit de Visie externe veiligheid Roermond blijkt dat er geen knelpunten ten aanzien van het PR zijn. De oriëntatiewaarde van het GR wordt wel op een aantal locaties in Roermond overschreden. Het gaat dan met name om de plekken binnen dicht bebouwd gebied, zoals de stationslocatie. Het plangebied valt daar niet onder.

Voor beide spoortrajecten geldt een invloedsgebied van 250 en 300 m voor toxische vloeistoffen en brandbare gassen en 1.500 m voor toxische gassen (ammoniak). Over de ammoniaktransporten van DSM tussen Geleen en IJmuiden is een definitief akkoord gesloten dat deze transporten uiterlijk per 31 december 2009 definitief zijn stopgezet. Als gevolg van dit akkoord zal er tijdelijk tot 2015 een verschuiving van ammoniaktransport plaatsvinden van het baanvak Roermond-Weert naar het baanvak Roermond-Venlo. Na 2015 neemt het aantal transporten van ammoniak door Roermond aanmerkelijk af. Overigens blijven enkele kleinere ammoniakstromen per spoor in de toekomst nog wel mogelijk. Voor nieuwe doorgaande stromen van en naar Duitsland is de Betuweroute beschikbaar.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

In het plangebied en de directe omgeving vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water plaats die relevant is voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen een aantal aardgastransportleidingen. Uit de Visie externe veiligheid Roermond en de provinciale risicokaart blijkt dat de PR 10-6-contouren niet buiten de leidingen liggen. Tevens blijkt uit de gemeentelijke visie dat het GR nergens in Roermond boven de oriënterende waarde uit zal komen. Dit geldt zeker voor het plangebied, gelet op de aard van de omgeving.

Tabel 4.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen (aardgas) door leidingen in het plangebied

Volgnummer leidingdeel Druk (bar)
uitwendige
diameter
(inch)
afstand PR
10-6-contour
(in m)
Effectafstand
(in m)
Z-509-01-KR-018
Z-509-01-KR-019
Z-509-01-KR-020
40
40
40
8,63
8,63
8,63
0
0
0
95
95
95
Z-509-04-KR-001
Z-509-04-KR-002
40
40
8,63
8,63
0
0
95
95
Z-509-01-KR-021
Z-509-01-KR-022
40
40
8,63
8,63
0
0
95
95

Tabel 4.4 Vervoer van gevaarlijke stoffen (aardgas) door leidingen nabij het plangebied

Volgnummer leidingdeel Druk (bar)
uitwendige
diameter
(inch)
afstand PR
10-6-contour
(in m)
Effectafstand
(in m)
Z-509-01-KR-014 40 8,63 0 95

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied ligt Rijmar BV (Broekhin-Noord 45) waar propaan in een bovengrondse tank wordt opgeslagen. Volgens de gemeentelijke beleidsvisie is hierbij ten aanzien van het PR geen sprake van een knelpunt (kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour). Tevens wordt, gelet op de aard van de omgeving (locatie buiten dichtbevolkte gebieden) verwacht dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Er worden in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van voornoemde inrichting mogelijk gemaakt.

Verantwoording GR

In het gebied worden alleen functies mogelijk gemaakt voor mensen die in het algemeen een hoge mate van zelfredzaamheid en een lage mate van kwetsbaarheid hebben (bedrijven). Conform de gemeentelijke beleidsvisie worden eisen gesteld aan de functie en inrichting van het gebied. Voor het hele gebied geldt:

  • het gebied moet een goede verkeerskundige ontsluiting voor hulpdiensten hebben (vanaf 2 kanten kunnen aanrijden);
  • er moet worden voldaan aan de handleiding bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid (NVBR)6;
  • er moeten minimaal 2 vluchtroutes van de risicobron af voor de aanwezigen zijn;
  • bij de uitwerking van de plannen moeten bouwtechnische maatregelen en centrale afgrendeling van luchtcirculatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen die veel mensen huisvesten worden uitgevoerd, om de schuilmaatregelen ingeval van een toxisch gas of een BLEVE te vergroten;
  • aandacht voor organisatorische en communicatiemaatregelen om de zelfredzaamheid ingeval van een calamiteit te vergroten;
  • indien binnen 30 m vanaf de A73 gebouwd wordt, dienen ook opvang/afvoersloten voor brandbare vloeistoffen aanwezig te zijn (zo dicht mogelijk bij risicobron ter afscherming van de ruimtelijke ontwikkeling).

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

  1. 4. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 5. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  3. 6. Ten aanzien van de bluswatervoorzieningen geldt volgens de gemeentelijke visie in de huidige situatie dat langs de A73 en de provinciale wegen geen/onvoldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Met betrekking tot bluswatervoorziening langs het spoor geldt dat in de bebouwde kom langs het spoor bluswatervoorzieningen aanwezig zijn (brandkranen langs openbare wegen). Langs het spoor buiten de bebouwde kom zijn geen bluswatervoorzieningen aanwezig.

4.1.5 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn aardgastransportleidingen aanwezig. Verwezen wordt naar paragraaf 4.1.4. Voor deze leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 4 meter aan weerszijden van de leidingen gemeten vanuit het hart van de leiding.
Tevens is een bovengrondse hoogspanningsleiding in het gebied aanwezig, deze heeft een zakelijk rechtstrook van 20 m aan weerszijden van de leiding.
In het plangebied zijn ook enkele rioolwatertransportleidingen aanwezig. Het betreft:

- het vrijvervalriool 73.06 Melick-Roermond;

- de persleiding 73.19 Swalmen-Roermond;

- het vrijvervalriool/persleiding 73.21 Boukoul-Roermond.

Voor deze leidingen gelt een zakelijkrechtstrook van 2,5 m aan weerszijden van de leiding gemeten vanuit het hart van de leiding.

Met bovengenoemde leidingen zal in de bestemmingsregeling rekening worden gehouden. Voor het overige zijn er geen planologisch relevante leidingen in het plangebied aanwezig.

4.1.6 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Volgens de Wet geluidhinder moeten alle terreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inwerking getreden. Hierdoor zijn de bedoelde inrichtingen in het Besluit omgevingsrecht te vinden. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het maximum van deze hogere grenswaarde is 55 dB(A).

Conclusie

Een klein deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein/bedrijventerrein Willem Alexander en Roerstreek. De geluidszone wordt opgenomen op de verbeelding. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies binnen deze geluidszone mogelijk maakt, staat het aspect industrielawaai de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Waterhuishouding

Inleiding

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Waterschap Roer en Overmaas. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Waterschap Roer en Overmaas verwerkt in het plan.

In het plangebied is het Waterschap Roer en Overmaas verantwoordelijk voor het waterbeheer. Daarnaast is de gemeente Roermond verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.

Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Vierde nota waterhuishouding (NW4).
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21).
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015.

Gemeentelijk:

  • Gemeentelijk Rioleringsplan.

Beleid waterschap

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het Waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. De visie van het Waterschap luidt: Veilig, duurzaam, kostenbewust en democratisch aangestuurd functioneel waterbeheer door proactieve samenwerking, innovatie, klantgerichtheid en goed werkgeverschap.

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verhardingen in principe worden afgekoppeld, met daarbij als richtlijn dat circa 10% van het oppervlak gereserveerd wordt voor water. Het Waterschap streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden.

Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet worden afgekoppeld.

Grondoppervlakken van bedrijven met de milieucategorie 3, 4 en 5, en daken waarop neerslag van stof- of roetdeeltjes terecht komt, zullen in principe worden aangesloten op de riolering. De terreinen van bedrijven uit categorie 1 en 2 kunnen hetzelfde worden beoordeeld als woonwijken.

Beleid gemeente

Het beleid van de gemeente bij nieuwbouw is gericht op geheel afkoppelen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de voorkeurstabel die is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Er dient altijd te worden gewerkt met de maatgevende buien die door het Waterschap opgesteld worden.

Huidige situatie

Bodem en grondwater

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, agrarische percelen en natuur. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP +22 m en de bodem bestaat uit klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het noordelijk plangebied grondwatertrap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand van nature tussen de NAP 0,8 m en 1,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan NAP 1,2 m beneden het maaiveld ligt. In het oostelijke deel van het plangebied geldt grondwatertrap V. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand van nature tussen de NAP 0,25 m en 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan NAP 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Door het oostelijk deel van het plangebied loopt de Leigraaf van Wijhershof naar Asselt, een primaire watergang. De vijvers van de Leigraaf van Maalbroek naar de Toren zijn gestuwd op circa 21,6 m +NAP en de vijvers van de Leigraaf van Wijhershof naar Asselt op circa 20,29 m +NAP.

In het plangebied is verder maar zeer beperkt oppervlaktewater aanwezig, zoals bij landgoed Tegelarije.

Waterkwaliteit

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

Alleen de oude bebouwing is aangesloten op een gemengd riool. Door het plangebied lopen enkele rioolwatertransportleidingen.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig.

Toekomstige situatie

Het betreft een consoliderend plan. Dit betekent dat er geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt.

Conclusie

Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan treden er geen negatieve effecten op met betrekking tot de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en staat het aspect water de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.3 Archeologie

Regelgeving en beleid

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2009-2012, de Nota Belvedère en de Nota Ruimte en verder uitgewerkt in de Monumentenwet en in de Wet op de archeologische monumentenzorg.

De gemeente Roermond heeft in 2011 een Nota archeologie vastgesteld. Deze nota heeft als doel de gemeentelijke archeologievisie voor de komende jaren te formuleren. Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij de afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening en de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De basis voor het beoordelen of archeologisch onderzoek al dan niet noodzakelijk is, wordt gevormd door de archeologische (verwachting en of bekende) waarden. Hiervoor is, op basis van een archeologische verwachtingenkaart een beleidskaart opgesteld. Deze beleidskaart is als onderdeel toegevoegd aan de Monumenten- en archeologieverordening 2011. De genoemde nota en de beleidskaart vormen ook de basis voor de archeogieparagrafen in op te stellen bestemmingsplannen.

Een deel van het plangebied is op de beleidskaart archeologie, behorende bij de Monumenten- en archeologieverordening 2011, aangeduid als historische kern. Andere delen van het plangebied zijn aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting of als overige gebieden. Een vertaling hiervan is in de regels bijhorende bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie

Met inachtneming van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0013.png"

Figuur 4.1 Uitsnede archeologische verwachtingen- en beleidskaart

4.4 Cultuurhistorie

Landgoed Tegelarije is een Rijksmonument. Het maakt onderdeel uit van een landgoed dat bestaat uit bos, grasland, fruitbomen en een gracht, de Leygraaf en een oprijlaan met oude linden. In paragraaf 2.2 is Tegelarije uitgebreid omschreven.

4.5 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moeten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van het leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn, dan kan de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet geïntegreerd worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van tabel 3 en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van tabel 2. Voor soorten van "tabel 2" en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving.

Het plangebied maakt voor een belangrijk deel uit van het leefgebied van de das (beschermd diersoort tabel 3) in Roermond-oost en, in groter verband, van Midden-Limburg. Ten behoeve van ontwikkelingen in onderhavig plangebied heeft het Ministerie ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet verleend vanwege de aanwezigheid van de das. Ook heeft er ten behoeve van de das natuurcompensatie plaatsgevonden en zijn er diverse ecologische verbindingszones gerealiseerd in onderhavig plangbebied. Verwezen wordt naar het rapport van Taken inzake het dassenleefgebied dat is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.

Omdat het plan consoliderend is, zullen er geen grootschalige ontwikkelingen plaats vinden, toch dient bij kleinschalige ontwikkelingen, zoals boomkap, sloop van bijgebouwen rekening gehouden te worden met eventuele aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voor onderhavig bestemmingsplan is geen omgevingsvergunning of ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig.

Conclusie

Aangezien het bestemmingsplan niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, staat de Flora- en faunawet de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Verkeer En Infrastructuur

Verkeersontsluiting en bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van de stad Roermond. Het strekt zich deels uit langs de noordzijde van de N280 (de Wilhelminasingel) en de westzijde van de A73 en deels binnen een meer zuidelijk gelegen zone tussen de A73 en N271 (de St. Wirosingel), de Spik en de N280.

De bereikbaarheid van het plangebied is de afgelopen jaren sterk verbeterd door de aanleg van het ontbrekende deel van de A73 tussen Venlo en Maasbracht. Het plangebied is met de aanleg van de A73 qua bereikbaarheid centraal komen te liggen in het gebied tussen Nijmegen en Maastricht. De N280 verzorgt de oost-westverbinding in het gebied tussen Weert en Duitsland en gaat op Duits grondgebied over in de BAB52 welke het plangebied met Mönchengladbach en Düsseldorf verbindt. Ook in het gebied tussen Weert en Düsseldorf is sprake van een centrale ligging en optimale bereikbaarheid. Door het plangebied loopt de N271 welke (naast de A73) de provinciale verbinding verzorgt voor de kernen tussen Venlo en Maasbracht. Het plangebied is dan ook optimaal ontsloten voor gemotoriseerd verkeer vanuit alle richtingen door de strategische ligging direct aan het knooppunt van de A73 met de N280/BAB52 en de ligging aan de N271.

Met deze ontwikkelingen is Roermond goed bereikbaar vanuit noordelijke, oostelijke en zuidelijke richting. De bereikbaarheid vanuit westelijke richting kan nog worden verbeterd. Momenteel voert de Provincie Limburg in het kader van de Gebied Ontwikkeling Midden-Limburg een MER studie uit naar het opwaarderen van de N280 West. Hiermee zal de verbinding van Roermond met de A2 en Weert in westelijke richting aanzienlijk verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0014.png"
Foto 4.1 N280 ter hoogte van aansluiting A73
afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0015.png"
Foto 4.2 A73 ter hoogte van afslag 19, Roermond

Het deel van het plangebied ten noorden van de N280 wordt hoofdzakelijk ontsloten vanaf de N271 (de St. Wirosingel) door middel van twee aansluitingen waarvan de meest noordelijke als rotonde is uitgevoerd (aansluiting Outdoor Center) en de meest zuidelijke als kruising met verkeersregelinstallatie (aansluiting park). De N271 geeft in zuidelijke richting aansluiting op de N280 en de oostelijke wijken van Roermond. In noordelijke richting geeft de N271 verbinding met Swalmen, de A73 (aansluiting Beesel, afslag 18) en noordelijker gelegen kernen. De snelste verbinding van en naar de A73 is aanwezig via de op de A73 aangesloten N280 (aansluiting Roermond, afslag 19). Daarnaast wordt het gebied ontsloten door de Broekhin-Noord welke via de Broekhin-Zuid en Venloseweg verbinding geeft met de oude binnenstad van Roermond en de overige wijken van Roermond. Vanaf de Broekhin-Noord geeft de Schouwberg verbinding met de wijk Leeuwen.

Het deel van het plangebied ten zuiden van de N280 wordt eveneens hoofdzakelijk vanaf de N271 (de St. Wirosingel) ontsloten. Hiertoe zijn, naast de rotonde met de Elmpterweg, twee aansluitingen van bedrijfsontsluitingswegen aanwezig vanaf de N271. Het nieuw te ontwikkelen deel van het bedrijventerrein ter hoogte van de Spik zal, evenals het noordelijker gelegen gebied, kunnen worden ontsloten vanaf de N271. De Spik is aangesloten op de N271 met een rotonde. De N271 verzorgt vervolgens in noordelijke richting de ontsluiting richting de N280 en A73 (aansluiting Roermond, afslag 19) en in zuidelijke richting eveneens met de A73 (aansluiting Roermond-Oost, afslag 20) en de overige wijken van Roermond via de Oranjelaan en Koninginnelaan.

In de weekendspitsen is de capaciteit van de verbindingsweg tussen de St. Wirosingel en de N280 aan de krappe kant. Bij een verdere groei van het verkeer zijn maatregelen noodzakelijk. Hiervoor is aandacht binnen een verkeerstudie die de Gemeente Roermond momenteel uitvoert in samenwerking met de Provincie Limburg voor het wegvak Roermond. Hierin worden twee varianten onderzocht voor het opwaarderen van de aansluiting van de St. Wirosingel met de N280.

In de eerste variant worden de verkeerslichten op de aansluiting van de verbindingsweg met de N280 volledig verwijderd. Dit kruispunt wordt vervangen door een toe- en afrit aan de zuidzijde van de N280 op de plaats van het huidige kruispunt en een toe- en afrit aan de noordzijde van de N280 aan weerszijde van de St. Wirosingel. Voor de afrit aan de noordzijde is een lus nodig in de noordoostelijke oksel van de ongelijkvloerse kruising van de N280 met de St. Wirosingel. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in deze ontwikkeling.

In de twee variant wordt het aantal opstelvakken uitgebreid op de beide kruispunten van de verbindingsweg tussen de N280 en de St. Wirosingel. Aanvullend daarop wordt voor het verkeer vanuit het noorden vanaf de St. Wirosingel een toerit gemaakt op de N280 in westelijke richting. De infrastructurele wijzigingen die voor deze variant nodig zijn kunnen wel binnen het voorliggend bestemmingsplan worden uitgevoerd.

Geconcludeerd kan worden dat het plangebied optimaal ontsloten is en zeer goed bereikbaar is vanuit de gehele provincie Limburg en omliggende grensregio's in België en Duitsland. Dit maakt het plangebied tot een uitstekend en aantrekkelijk vestigingsgebied voor bedrijven en grootschalige detailhandelsvestigingen. De wegenstructuur is zodanig vormgegeven, dat de verkeersafwikkeling gegarandeerd is en een duurzame verkeersveiligheid gewaarborgd wordt.

Langzaam verkeer

Het plangebied is goed ontsloten voor het langzaam verkeer door een fijnmazig netwerk van fietsroutes. De N271 (St. Wirosingel) en de Broekhin-Noord zijn voorzien van een vrijliggende fietspadenstructuur welke het plangebied zowel intern als extern ontsluiten voor fietsverkeer. De vrijliggende fietspadenstructuur geeft aansluiting op het fietsroutenetwerk van de gemeente Roermond en de regionale fietspadenstructuur. De N280 en A73 kunnen ongelijkvloers gekruist worden door het langzaam verkeer. Hiermee is het gebied zeer toegankelijk voor fietsers en voetgangers en is er geen sprake van grote barrières.

De gemeente wil de komende jaren het fietsgebruik stimuleren. Recent zijn door de gemeenteraad de nota's "Stimuleringsplan Fietsen in Midden-Limburg" en "Evaluatie Fietsnota" vastgesteld. In beide nota's wordt een snelfietsroute voorgesteld die de steden Venlo, Roermond en Sittard-Geleen met elkaar verbindt. In Roermond worden hierin een hoofdroute en een oostelijke 'Fietsrandweg'. De hoofdroute loopt in een rechte lijn vanaf de Maastrichterweg in het zuiden door het stadscentrum naar de Rijksweg in Swalmen. De 'Fietsrandweg' splitst ten zuiden van Roermond in oostelijke richting af van de hoofdroute en loopt via een nieuw aan te leggen fietsbrug over de Roer over de St. Wirosingel en sluit bij de rotonde St. Wirosingel - Broekhin Noord weer aan op de hoofdroute. Beide routes doorkruisen het plangebied van het bestemmingsplan Noordelijke en Oostelijke Stadsrand. Momenteel wordt deze fietsroute in regionaal verband verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0016.jpg"

Figuur 4.2 Streefbeeld actualisatie fietsplan (Evaluatie Fietsnota)

Openbaar vervoer

De ontsluiting van het plangebied wordt verzorgd door busdiensten welke halteren in het plangebied en verbinding geven met de binnenstad en overige wijken van Roermond en met Swalmen. De dekking van de bushaltes voor het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied is redelijk, aangezien een belangrijk deel van het plangebied binnen een loopafstand van maximaal 400 m van een bushalte valt. Echter, ook een aanzienlijk deel van het plangebied (met name het middendeel rond de N280) valt nog buiten een acceptabele loopafstand van een bushalte. Hier is verbetering van de dekking door het bushaltenetwerk gewenst.

De gemeente heeft twee treinstations: Roermond en Swalmen, welke beiden per bus te bereiken zijn. De ligging van de twee stations is zodanig dat de gehele gemeente binnen 10 km van een station valt en een groot gedeelte zelfs binnen 5 km.

Parkeren

De benodigde parkeerbehoefte van de bedrijven binnen het plangebied wordt op eigen terrein opgevangen. Naast deze parkeervoorzieningen op eigen terrein, is in het openbare gebied nog een beperkt aantal parkeerplaatsen beschikbaar langs de openbare wegen. Voor de te hanteren parkeernormen binnen het plangebied wordt verwezen naar de in bijlage 3 bij de regels opgenomen parkeernormen van de gemeente Roermond.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

In onderhavig plan wordt de mogelijkheid geboden door middel van een wijzigingsbevoegdheid te voorzien in de nieuwe ontwikkeling van het zuidelijk deel van het plangebied nabij de Spik. Dit zal extra verkeer genereren. Op basis van CROW-publicatie 256 (uit 2007) kan de verkeersgeneratie per netto hectare bedrijventerrein worden berekend op basis van kencijfers. Het aantal netto hectare bedrijventerrein bedraagt circa 1,26 ha bedrijventerrein. Uitgaande van een hoogwaardig bedrijvenpark (type werkmilieu II conform CROW-publicatie 256) bedraagt de verkeersgeneratie circa 350-400 mvt/etmaal. Voor de ontsluiting van de nieuwe ontwikkeling door middel van een wijzigingsbevoegdheid is voorzien in twee ontsluitingsmogelijkheden vanaf de N271 (St. Wirosingel) welke onderling zijn verbonden, waardoor een rondrijmogelijkheid ontstaat. Het extra verkeer zal zich verdelen over de twee ontsluitingen en in verschillende richtingen. Deze verkeersintensiteitsstromen zijn relatief gering en kunnen op deze wijze goed worden afgewikkeld. De verkeersafwikkeling is dus voldoende gewaarborgd.

Verkeersintensiteiten wegennet

De gemeente Roermond beschikt over een verkeersmodel waarin een groot deel van het wegennet is opgenomen en dat regelmatig wordt geüpdatet en gekalibreerd aan de hand van verkeerstelgegevens. De gemeente beschikt over een basismodel voor het jaar 2008 en een prognosemodel voor 2020. Door infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen in en rond Roermond zullen de verkeersstromen de komende jaren verder wijzigen. Als de cijfers uit het basisjaar 2008 worden vergeleken met de cijfers uit het prognosejaar 2020 (bij ongewijzigd beleid en met de ombouw van de N280 tot autoweg als enige infrastructurele aanpassing), dan zijn volgende veranderingen zichtbaar:

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01_0017.jpg"

Tabel 4.5 (Bron: Mobiliteitsplan Roermond 2020)

Het prognosejaar 2020 laat een sterke stijging zien van het aantal motorvoertuigen op de N271 en de N280. Dit is te verklaren door het feit dat het prognosejaar is gebaseerd op een volledige openstelling van de A73 en de ombouw van de N280 tot autoweg, bovenop de autonome groei en de verkeersaantrekkende werking van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zoals de verdere ontwikkeling van detailhandel en bedrijvigheid en het Retailpark binnen het plangebied.

De verkeersintensiteit op de Broekhin-Noord zal afnemen van 8.800 naar circa 8.000 mvt/etmaal in 2020. De verkeersintensiteit op de Spik zal toenemen volgens het verkeersmodel van 5.900 mvt/etmaal naar 7.200 mvt/etmaal.

IJzeren Rijn

Voor wat betreft de IJzerenrijn wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

4.7 Planologisch Kader En Detailhandelsontwikkeling

Roermond wordt gekenmerkt door een hoogwaardig en divers aanbod aan detailhandelsvoorzieningen verdeeld over verschillende gethematiseerde clusters. De stad heeft inmiddels een bovenregionale functie verworven op detailhandelsgebied met een Euregionaal bestedingsoverschot van 388 miljoen (onderzoek van de Kamer van Koophandel d.d. 2009). Het verzorgingsgebied strekt zich inmiddels uit tot ver in België en Duitsland en binnen 90 autominuten zijn ruim 26 miljoen potentiële consumenten woonachtig. Het huidige succes biedt geen garantie voor de toekomst, maar geeft wel aan dat het huidige Roermondse detailhandelsbeleid tot op heden haar vruchten heeft afgeworpen.

Dit blijkt mede uit diverse behaalde titels waaronder: de Beste binnenstad 2009-2011 (middelgrote steden); de MKB vriendelijkste gemeente van Limburg en nummer 3 van Nederland in 2010-2011, de beste Limburgse gemeente 2010 en 2011 op sociaal economisch gebied en een onlangs behaalde 5e plaats in de lijst best presterende gemeenten op economisch gebied binnen een landelijke top 50 van Elsevier, waarbij vermeld moet worden dat de Roermondse retail een belangrijke economische peiler is voor de stad Roermond. Deze titels zijn meetbare resultaten van lef, creativiteit maar veelal ook het resultaat van het maken van duidelijke beleidsmatige keuzes die uniek zijn en passen bij de stad Roermond, waarbij het leveren van maatwerk noodzakelijk is.

Tevens kan worden opgemerkt dat Roermond sinds 2012 binnen de sector detailhandel ruim 230.000 m2 detailhandel voorraad heeft, met een leegstandpercentage van circa 7,9 % binnen de gemeente en circa 7,7 % in de binnenstad zelf. Indien deze cijfers worden afgezet tegen overige Limburgse vergelijkbare en grotere gemeenten, spreken deze cijfers voor zichzelf.

Leegstand

Gemeente Inwoners Voorraad m2 Leegstand % in m2
Limburg 2.144.000 10.6 %
Venlo 100.000 224.000 13.9 %
Heerlen 121.000 301.000 13.2 %
Sittard-Geleen 95.000 201.000 13.8 %
Roermond 57.000 230.000 7.9 %

Bron: locatus maart 2013 en bewerking E'til en gemeente Roermond

De kracht van de Roermondse detailhandel vloeit voort uit de thematisering die van toepassing is binnen de verschillende clusters en de daarvoor opgenomen passende branchering. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende clusters en daarmee kunnen de clusters naast elkaar een succesvol bestaan hebben. Indien deze kaders niet van toepassing zijn en retailers zich overal en in elk cluster zonder enige beperking kunnen vestigen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de overige clusters met leegstand als gevolg.

De thematisering is beleidsmatig vastgelegd in de “Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone”, zoals die besproken is in paragraaf 3.3. Uit genoemde visie volgt dat de gemeente staat open voor marktinitiatieven die de ambities van de gemeente ondersteunen. Voorwaarde bij dergelijke initiatieven is dat ze de detailhandelsstructuur niet duurzaam ontwrichten. De gemeente streeft naar een gezonde en complete detailhandelsstructuur. In het beleid worden drie typen winkelconcentraties onderscheiden, welke samenhangen met koopgedrag en bezoekmotief:

  • centra voor boodschappen doen;
  • centra voor recreatief winkelen (funshoppen);
  • centra voor doelgerichte aankopen (runshoppen);

Er bestaat geen hiërarchie tussen de drie typen winkelgebieden. Omdat de consument behoefte heeft aan alle drie de centra, kunnen ze naast elkaar functioneren en zijn ze onderling aanvullend.

Het Retailpark, het Outdoor Center en de Huis en Tuin Boulevard zijn allen gerealiseerd op basis van een planologische procedure. Als beleidsmatige basis hiervoor diende de “Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone”, zoals die is besproken in paragraaf 3.3. Uit deze planologische besluiten volgt een branchering met de toegestane aantal vierkante meters.

Conform artikel 3.1.2 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel. De bepaling leidt ertoe dat gemeenten ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in hun bestemmingsplan eisen kunnen stellen ten aanzien van de vestiging van bepaalde winkelbranches en/of winkelvormen. Uit de jurisprudentie volgt dat sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening en dat nieuwe initiatieven zijn toegestaan, mits er geen sprake is van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau.

De winkelgebieden in de stadsrand hebben de volgende ruimtelijke kenmerken:

  • Er is fysiek ruimte voor de vestiging van grootschalige winkels en voor een goede stedenbouwkundige inpassing van de grote gebouwen;
  • Er is veel ruimte om te parkeren en om te bevoorraden, hetgeen van belang is vanwege de grote bezoekersaantallen;
  • Het gebied is zo ingedeeld dat de consument er efficiënt kan winkelen;
  • De Stadsrand is goed bereikbaar nabij diverse (regionale) toegangswegen, hetgeen van belang is in verband met de grote bezoekersaantallen en de regionale aantrekkingskracht;
  • Het is een zichtlocatie, deze is van belang gezien de regionale en boven regionale verzorgingsfunctie/aantrekkingskracht.

Per winkelgebied geldt een bepaalde branchering en een bepaald aantal winkelmeters per branche die is gebaseerd op de bovengenoemde ruimtelijke kenmerken van de Stadsrand en op de in het beleid opgenomen thematisering. Het gaat hierbij om de ruimte die de locatie biedt om grootschalige gebouwen en detailhandelsvestigingen te realiseren. Juist de ligging aan de rand van het stedelijk gebied, maakt dat de locatie geschikt is voor gebouwen met een grote massa. Er zijn voldoende parkeermogelijkheden en ontsluitingsmogelijkheden voor de lokale en regionale bezoekers.

Beleidsmatig is het doel om gewenste complementaire structuur in de winkelgebieden en tussen de verschillende winkelgebieden niet te verstoren, zoals eerder is aangegeven. Het gebied onderscheidt zich als centrum voor doelgerichte aankopen van andere winkelgebieden voor boodschappen en recreatief winkelen. Juist ten behoeve van de doelgerichte aankopen is het van belang om te zorgen voor voldoende parkeermogelijkheden en een goede ontsluitingsstructuur, zeker gezien de strategische ligging nabij de Duitse grens met een groot consumentenpotentieel. In de stadsrand wordt hierin voorzien.

In de Stadsrand is sprake van een drietal detailhandelsclusters, de Huis en Tuin Boulevard, het Retailpark en het Outdoor Center. De drie gebieden onderscheiden zich van elkaar door de thematisering. De Huis en Tuinboulevard kan volgens de “Ontwikkelingsvisie op de Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone” worden getypeerd als een themacentrum waarbij inrichting van huis en tuin centraal staat. Het Retailpark heeft een bredere thematisering en biedt ruimte aan grootschalige winkels voor doelgerichte aankopen. Het Outdoorcenter richt zich op outdooractiviteiten. De in het bestemmingsplan opgenomen branchering is toegespitst op deze thematisering om de detailhandelsstructuur niet te verstoren, duurzame ontwrichting te voorkomen en leegstand in de winkelgebieden te voorkomen. De kracht van het Roermondse detailhandelsbeleid kenmerkt zich juist door de complementaire structuur tussen de winkelgebieden. Indien de branchering wordt aangepast, is de kans groot dat de structuur wordt aangetast en leegstand in de binnenstad en/of de overige clusters ontstaat. Dit komt de leefbaarheid in en nabij deze clusters niet ten goede.

Uit het provinciaal beleid (Provinciaal omgevingsplan Limburg” en de “Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg) volgt dat de stedelijke dienstenterreinen uitsluitend ruimte bieden aan detailhandelsfuncties voor minder frequent benodigde, doelgerichte aankopen, die moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden vanwege volumineuze aard en dagelijkse bevoorrading. Gezien de functie komen alleen grotere winkels voor vestiging op stedelijke dienstenterreinen in aanmerking, met als ondergrens 1.000 m². Vanwege de omvang van de locatie en het onderscheid ten opzichte van de binnenstad, is deze minimale maat voor het winkelvloeroppervlak opgenomen. Deze maat volgt eveneens uit het gemeentelijk beleid (ontwikkelingsvisie op de Noordelijke en Oostelijke Stadsrand). Hiermee wordt voorkomen dat kleinschalige winkels zich vestigen in de Stadsrand. De centra voor funshoppen (binnenstad) zijn bedoeld en meer geschikt voor dergelijke kleinschalige detailhandelsvestigingen. Het toestaan van kleinschalige winkelvestigingen zou afbreuk doen aan deze beoogde functie van het stadscentrum (funshoppen).

Indien de ondergrens van 1000 m2 wordt losgelaten, kan dit leegstand tot gevolg hebben in de andere hiervoor genoemde centra, hetgeen onwenselijk is. Zoals gezegd moeten alle drie de centra naast elkaar kunnen functioneren en onderling aanvullend zijn.

Het maximaal aantal vierkante meters vloeit voort uit de reeds doorlopen planologische procedures, de distributie planologische onderzoeken die in dat kader zijn uitgevoerd, de ruimtelijke situatie ter plaatse (zoals hierboven omschreven) en de functie van het winkelcluster.

Indien geen maximaal aantal vierkante meters worden benoemd, kan de situatie ontstaan dat een bepaalde winkelvorm een zodanig substantieel aantal vierkante meters invult, dat duurzame ontwrichting ontstaat en dat dit ongewenste ruimtelijke effecten met zich mee brengt, bijvoorbeeld een verstoring van de verkeerssituatie en een gebrek aan parkeerplaatsen alsmede leegstand elders. Bij een dergelijke ontwikkeling moet eerst een belangenafweging plaatsvinden waaruit moet blijken dat er geen ruimtelijke belemmeringen zijn alvorens deze planologisch kunnen worden toegestaan.

Op Bedrijventerrein Broekhin is detailhandel toegestaan in auto’s, motorfietsen, boten en caravans, automaterialen en aanverwante artikelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf. Daarnaast zijn er een aantal andere branches toegestaan, deze zijn echter enkel toegestaan daar waar een aanduiding specifieke vorm van detailhandel is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Daarnaast wordt uitleg gegeven over de verbeelding(plankaart) en de planregels.

5.1 Algemeen

Planvorm

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het 'Handboek bestemmingsplannen' van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd 'beheersplan' aangezien onderhavig plan de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2008 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:

Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);

Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);

Praktijkrichtlijn Bestemmingsplan (PRBP).

Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande bebouwing en gebruiksvormen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan projecten opgenomen die nog niet gerealiseerd zijn, maar waarvoor wel een planologisch besluit is genomen. Dit betreft een gedeelte van de Huis en Tuinboulevard ten zuiden van de bestaande bouwmarkten, recreatie in de vorm van 6 appartementen met bijbehorende voorzieningen aan het Spik 181 bij Versboerderij Schreurs en de realisatie van een weggebonden horecavoorziening ter plaatse van de verzorgingsplaats aan de A73.

Verbeelding

Tot het plan behoort een analoge en digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.

De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKR ondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit 2 deelkaarten. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

Planregels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.

Wijze van bestemmen

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in een aantal gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied om gebouwen te bouwen zoals in de regels is aangegeven.

Er zijn ook een aantal dubbelbestemmingen opgenomen zoals de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie.

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in een aantal verschillende aanduidingen. Zo zijn er maatvoeringsaanduidingen opgenomen zoals een maximale bouwhoogte.

Ook zijn er bouwaanduidingen opgenomen zoals de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding -reclamemast.

Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'specifieke vorm van detailhandel', 'bedrijfswoning', 'intensieve veehouderij' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is onder andere een gebiedsaanduiding opgenomen voor de zone industrielawaai en de vrijwaringszones langs de A73.

5.2 Juridische Planopzet

5.2.1 Opbouw planregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving
  2. 2. Bouwregels
  3. 3. Nadere eisen
  4. 4. Afwijken van de bouwregels
  5. 5. Specifieke gebruiksregels
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

5.2.2 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor.

Agrarisch (Artikel 3)

In het plangebied komen enkele agrarische bedrijven en onbebouwde agrarische percelen voor zonder bijzondere waarden. Deze hebben de bestemming 'Agrarisch', waar o.a. een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan.
De aanwezige agrarische bebouwing is weergegeven door middel van bouwvlakken.
Op een aantal percelen is een bedrijfswoning aanwezig. Deze zijn door middel van een functieaanduiding op de verbeelding vastgelegd.
Op het perceel Spik 181 is een planologisch besluit genomen voor het realiseren van zes recreatiewoningen met bijbehorende voorzieningen in een voormalige bedrijfswoning en horeca. Deze gronden hebben de aanduiding 'recreatie' en 'horeca van categorie 1'. Ten aanzien van horeca wordt verwezen naar bijlage 2 waar de Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen, waaruit blijkt wat is toegestaan. Ook is hier een aanduiding 'detailhandel' opgenomen in verband met de aanwezige versboerderij. Hier vindt verkoop plaats van (verse) agrarische/streekproducten die al dan niet van eigen productie zijn.
De bestemming 'Agrarisch' bevat een aantal afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Door middel van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor o.a. teeltondersteunende voorzieningen. Ook kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruik zoals o.a. voor kleinschalig kamperen. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen naar een niet-agrarisch bedrijf of naar een burgerwoning.
Aan de Broekhin Noord is het planologisch mogelijk om ter plaatste van de aanduiding 'horeca van categorie 1 tot en met 4' horeca-activiteiten te verrichten. Ook hier wordt verwezen naar de Staat van Horeca-activiteiten. Tevens is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op de gronden met deze aanduiding een administratief of dienstverlenend bedrijf mogelijk te maken.

Agrarisch met waarden (Artikel 4)

Naast voor een grondgebonden agrarisch bedrijf zijn de gronden met deze bestemming tevens bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is o.a. extensief recreatief medegebruik toegestaan. De gronden ten oosten van het landgoed 'Tegelarije' die momenteel een agrarische functie hebben zijn op deze wijze bestemd. Gezien de directe nabijheid van dit landgoed en de bestaande inrichting hebben deze gronden specifieke waarden. Binnen deze bestemming is een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning aan de Elmpterweg gelegen.
Ten behoeve van de instandhouding van de agrarische waarden is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen voor werken en werkzaamheden.
De bestemming bevat ook een aantal afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Door middel van een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor o.a. teeltondersteunende voorzieningen. Ook kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruik zoals o.a. voor kleinschalig kamperen. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen naar natuur of naar een burgerwoning.

Bedrijf (Artikel 5)

Verspreid over het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Bedrijf'.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 toelaatbaar. De zonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de SvB (tussen haakjes) aangegeven (b<2).
Indien bedrijven niet voldoen aan de ter plaatse geldende maximale toelaatbare categorie, kunnen deze wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn namelijk maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de SvB.
Een aantal gebruiksregels is opgenomen om bepaald gebruik te verruimen of te beperken. Zo is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet staan genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die in categorie 2 of onder nadere voorwaarden ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die in categorie 2 zijn toegestaan.

Bedrijventerrein (Artikel 6)

Algemeen

De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan het bedrijventerrein Broekhin. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn diverse bedrijfsactiviteiten toegestaan. Het verschil met de bestemming 'Bedrijf' is met name gelegen in het feit dat er naast bedrijfsactiviteiten ook bepaalde vormen van detailhandel zijn toegestaan. Detailhandel in auto’s, motorfietsen, boten en caravans, automaterialen en aanverwante artikelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf zijn binnen deze bestemming overal toegestaan. Tevens is een bepaling opgenomen voor de verkoop van branchevreemde artikelen. Daarnaast zijn er een aantal andere branches toegestaan, deze zijn echter enkel toegestaan daar waar een aanduiding specifieke vorm van detailhandel is opgenomen. Daarbij wordt verwezen naar bijlage 4 waar een lijst met branches en de daarbij behorende winkelvormen is opgenomen.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een tankstation toegestaan (zonder de verkoop van lpg). Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. Aan de hand van de milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald welk bedrijf conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is toegestaan. In bijlage 2 is een toelichting op het gebruik van deze standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (SvB) opgenomen.
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2 toelaatbaar. De zonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de SvB (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld b<3.2).
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.
Een aantal gebruiksregels is opgenomen om bepaald gebruik te verruimen of te beperken. Zo is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in ten hoogste twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Detailhandel (Artikel 7)

De bestemming 'Detailhandel' is opgenomen voor de primaire detailhandelsvoorzieningen in het plangebied.
In dit bestemmingsplan is gekozen om regels op te nemen met betrekking tot branchering van detailhandel. Conform artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, kan een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel.
Op de gronden met bestemming 'Detailhandel' zijn drie functieaanduidingen opgenomen (specifieke vorm van detailhandel-1 t/m -3) waarbinnen de toegestane branches en winkelvormen zijn opgenomen:

  • specifieke vorm van detailhandel-1: Outdoor Center;
  • specifieke vorm van detailhandel- 2: Retailpark;
  • specifieke vorm van detailhandel-3: Huis en Tuin Boulevard.

Binnen de verschillende gebieden zijn winkelvormen toegestaan die vallen binnen verschillende branches. Hiertoe is in Bijlage 4 een lijst opgenomen met winkelvormen binnen branches.
Ten aanzien van de detailhandelsfuncties is het aantal toegestane vierkante meters opgenomen. De minimale oppervlakte per detailhandelsvestiging moet 1000 m2 bvo (begrip is nader verklaard in artikel 1) betreffen. Ook wordt er een maximale bruto vloeroppervlakte gegeven. Tevens is een regeling opgenomen voor de verkoop van branchevreemde artikelen.
Binnen de specifieke vorm van detailhandel-2 is eveneens toegestaan één tv-studio van maximaal 1500 m2 bvo, leisure van maximaal 4000 m2 bvo en horeca van maximaal 960 m2 bvo uit ten hoogste categorie 1 (winkelgebonden/winkelondersteunende) van de Staat van Horeca-activiteiten zoals die is opgenomen in bijlage 2 van de regels.
Binnen de specifieke vorm van detailhandel-3 is eveneens horeca toegestaan uit ten hoogste categorie 1 (winkelgebonden/winkelondersteunende) van de Staat van Horeca-activiteiten.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van 5000 m2 bvo extra ten behoeve van de branche wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' mits binnen het totale aanbod van de branche wonen binnen deze aanduiding een woonoutlet en/of babywoonwinkel wordt gevestigd. Het bevoegd gezag kan tevens afwijken ten behoeve van de realisatie van een afhaalpunt buiten het bouwvlak.

Groen (Artikel 8)

De bestemming 'Groen' is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die o.a. in gebruik zijn als plantsoenen en bermen, maar ook voor voet- en fietspaden.

Groen - landgoed (Artikel 9)

De bestemming 'Groen - landgoed' is opgenomen op de gronden van en rondom landhuis 'Tegelarije'. Dit landhuis met bijbehorende gracht zijn een Rijksmonument. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen rondom de bestaande bebouwing van het landhuis. Binnen dit bouwvlak zijn momenteel 2 woningen aanwezig en in de regels is opgenomen dat er geen woning toegevoegd mag worden. De gronden rondom het landhuis zijn o.a. bestemd voor grondgebonden agrarisch gebruik, bescherming, herstel en ontwikkeling van archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit maakt het mogelijk dat deze gronden op verschillende wijzen gebruikt kunnen worden, mits deze aansluit bij de waarden van het landhuis.

Horeca (Artikel 10)

Het horecagedeelte van het Mobility Park Roermond, waarvoor in het verleden een projectbesluit is genomen, is voorzien van de bestemming 'Horeca'. Deze bestemming is ook opgenomen voor de twee gebouwtjes op het Retaipark waarin diverse horecagelegenheden zijn gevestigd. Voor beide locaties geldt dat horeca uit ten hoogste categorie 2a is toegestaan van de Staat van Horeca-activiteiten zoals die is opgenomen als bijlage bij de regels.

Maatschappelijk (Artikel 11)

De school aan de Bob Boumanstraat is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. Educatieve doeleinden met uitzondering van de basisonderwijs is rechtstreeks toegestaan. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken hiervan door het toelaten van andere maatschappelijke functies (niet zijnde wonen), mits dit op grond van externe veiligheid verantwoord wordt geacht.

Natuur (Artikel 12)

De bestemming 'Natuur' is toegekend aan enkele percelen die zijn aangewezen als natuurcompensatiegebied in de Visie op natuurcompensatie7. Om de natuurwaarden te beschermen, is het op of in deze gronden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag niet mogelijk bepaalde werken of werkzaamheden uit te voeren.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-reclamemast' is een reclamemast toegestaan. Deze reclamemast is gerealiseerd in overeenstemming met de Beleidsnota Landmarks gemeente Roermond.

Verkeer - Railverkeer (Artikel 13)

De spoorlijn Roermond-Venlo langs de noordwestzijde van het plangebied heeft de bestemming Verkeer - Railverkeer.

Verkeer - Wegverkeer - 1 en - 2 (Artikel 14 en Artikel 15)

De wegen in het plangebied met een stroomfunctie zijn bestemd als Verkeer - Wegverkeer - 1 en - 2. Het verschil is gelegen in het aantal doorgaande rijstroken. Deze dienen ingevolge artikel 3.3.1 Bro in een bestemmingsplan te worden vastgelegd. Binnen deze bestemmingen zijn een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Daarnaast is aan de westzijde van de A73, ter plaatse van de verzorgingsplaats, de aanduiding 'horeca' opgenomen. Hier is het, evenals in de voorheen vigerende bestemmingsplannen, mogelijk om een voorziening ten behoeve van weggebonden horeca (begrip is nader verklaard in artikel 1) te realiseren.

Water (Artikel 16)

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen, primaire watergangen van het waterschap en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor 'Water'.

Woongebied (Artikel 17)

Deze bestemming is o.a. toegekend aan de woongebieden langs de Broekhin-Noord en de Bob Bouwmanstraat. Op de verbeelding is uitsluitend een bestemmingsvlak (en geen bouwvlak) opgenomen. Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan. Verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. De juridische regeling bevat onder andere bepalingen over de positie en bouwhoogte (afstanden, situering voorgevel), het maximale bebouwingspercentage, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De uitoefening van bedrijven die vallen onder de kleine economie kunnen door middel van een omgevingsvergunning worden toegestaan evenals het verlenen van mantelzorg.

Leiding - Gas (Artikel 18), Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 19) en Leiding - Riool (Artikel 20)

Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante leidingen zijn de bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding - Riool' opgenomen. Het betreft hier dubbelbestemmingen. Ten behoeve van de leidingen mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd van een bepaalde hoogte. Ten behoeve van de andere bestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, onder nadere voorwaarden. Hier kan door het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning van worden afgeweken, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding en advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunning noodzakelijk. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.

Waarde - Archeologie (Artikel 21)

Voor de delen van het plangebied waar sprake is van 'aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden' is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, of voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100 m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Waarde - Archeologie historischekern (Artikel 22)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden binnen de historische kernen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, of voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100 m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Waterstaat (Artikel 23)

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, (overkluisde) watergangen, de bescherming, het beheer en het onderhoud van waterkeringen en watergangen inclusief het profiel van vrije ruimte.
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de genoemde functies. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits het belang van de waterkering en/of de watergang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of de watergang.

Waterstaat - Waterwingebied (Artikel 24)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het waterwingebied in het noordoosten van het plangebied voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Er is een bebouwingsregeling opgenomen en een afwijkingsmogelijkheid hierop.

  1. 7. Gemeente Roermond, Visie op natuurcompensatie, nummer 00216-A, 15-06-2009.

5.2.4 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (Artikel 25)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 26)

In dit artikel zijn algemene bouwregels opgenomen die van toepassing zijn op alle gronden in het plangebied.

Algemene gebruiksregels (Artikel 27)

In dit artikel zijn algemene gebruiksregels opgenomen die van toepassing zijn op alle gronden in het plangebied. Hierin staat opgenomen wat in ieder geval als strijdig gebruik moet worden gezien.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 28)

Binnen deze regels zijn een aantal aanduidingen opgenomen. Het betreft de 'geluidzone industrie', de 'veiligheidszone-lpg', 'vrijwaringszone-weg 50 meter' en 'vrijwaringszone-weg 100 meter' (beide ten behoeve van de A73). Voor deze aanduidingen geldt dat de gronden naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd zijn voor een ander doel. De geluidzone-industrie is bestemd voor de instandhouding en bescherming van de geluidsruimte in verband met de industrieterreinen/bedrijventerreinen Willem-Alexander en Roerstreek. De veiligheidszone-lpg is bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie bij het tankstation gelegen aan de A73. De vrijwaringszones voor de A73 zijn bestemd voor de bescherming van wegen en betreft gronden waarop, in verband met de nabijheid van de betreffende weg, geen bebouwing opgericht mag worden. Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone-weg 100 meter' kan door middel van een omgevingsvergunning afgweken worden om bebouwing te realiseren, mits door de bouw van het bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord. De omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 29)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning te verlenen van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15% heeft geen betrekking op vloeroppervlakten ten behoeve van detailhandel en horeca.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 30)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Overige regels (Artikel 31)

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

Parkeren

In dit artikel staan bepalingen met betrekking tot het parkeren bij het oprichten van nieuwe gebouwen. De parkeernormen gelden niet ten aanzien van de reeds aanwezige gebouwen en functies. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein wordt afgewikkeld, conform de parkeernormen uit de “Parkeernota Roermond” die als bijlage 3 bij de regels zijn opgenomen. Deze toetsing aan deze normen vindt plaats bij het oprichten van gebouwen en niet bij reeds gerealiseerde plannen.

5.2.5 Overgangs- en slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 32)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 33)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan.

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, én
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, én
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, óf
  • één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:

a. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00; óf

b. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn; óf

c. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Op grond van deze bestemmingen is vervangende nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing mogelijk. Hiervoor zullen geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn of deze verhaalbare kosten zullen uitsluitend betrekking hebben op de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen. Deze vervangende nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing valt derhalve onder de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen waarbij de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt.

De locatie Huis- en Tuinboulevard is nog niet volledig gerealiseerd. Voor deze locatie heeft de gemeente met de betreffende ontwikkelaar een realiseringsovereenkomst gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd over het verhaal van kosten, fasering en eisen aan de locatie. Daardoor kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. Dit geldt ook voor het plan van de 21 woningen aan de Bob Boumanstraat. Ten aanzien van de ontwikkelingen bij Versboederij Schreurs heeft de gemeente met initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.

Op de locatie van de verzorgingsplaats bestaat in onderhavig bestemmingplan de mogelijkheid om een weggebonden horecavoorziening te realiseren. De gemeente heeft een bestuursovereenkomst gesloten met Rijkswaterstaat, waarin afspraken zijn vastgelegd over het verhaal van kosten. Daardoor kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

Voor zover binnen het bestemmingsplan sprake is van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, is de besluitvorming over het kostenverhaal op basis van een exploitatieplan wettelijk gekoppeld aan de vaststelling van het wijzigingsplan (artikel 6.12, lid 3, van de Wet ruimtelijke ordening).

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Noordelijke en Oostelijke Stadsrand' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 22 augustus 2012 tot en met 2 oktober 2012. De ter visie legging is gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid. Het voorontwerpbestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Hiervan is een verslag gemaakt, 'Nota inspraak en vooroverleg' dat als bijlage 3 van deze toelichting is opgenomen.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Er zijn vooroverlegreacties ontvangen.Hiervan is een verslag gemaakt, 'Nota inspraak en vooroverleg' dat als bijlage 3 van deze toelichting is opgenomen.

6.2.3 Procedure

De procedure van het ontwerpbestemmingsplan ziet er als volgt uit:

  • Openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan Gedeputeerde Staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan Gedeputeerde Staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking door belanghebbenden;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2.4 Zienswijzenprocedure

Het opgestelde ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 maart 2013 t/m 23 april 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 12 maart 2013 op de Gemeentepagina in de Trompetter en op www.roermond.nl en in de Staatscourant. Gedurende de periode van terinzagelegging was het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.nl en www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Hiervan is een verslag gemaakt, de 'Nota van zienswijzen en wijzigingen' dat als bijlage 4 van deze toelichting is opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1

Winkelondersteunende/winkelgebonden horeca

Horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied, en waar in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

Categorie 2

a. Restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek

Een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (aldaar) ondergeschikt is.

b. Zaalaccomodatie:

Een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken ondergeschikt is;

c. Bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne

Een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is.

Categorie 3

Bar-dancing, dancing (discotheek) of nachtcafé

Een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende, bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit volstrekt en waarbij consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd.

Categorie 4

Hotel

Een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

Pension

Een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie.

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 4 Winkelvormen Binnen Branches

Supermarkt Wonen Bruin & witgoed Auto en fiets
Babywoonwinkel Radio & tv Automaterialen
Huishoudelijke- en luxe artikelen Slaapkamer/bedden Computers Car HiFi
Glas/aardewerk Keukens Huishoudelijke onderdelen Fietsen
Huishoudelijke artikelen (Tuin)meubelen Telecom Scooters/brommers
Huishoud linnen Woonwarenhuis Witgoed
Cadeau artikelen Oosterse tapijten Electro Hobby
Kookwinkel Keukens/badkamers Software/games Electronica
Badkamers Foto/film
Plant & dier Verlichting Doe-het-zelf Handvaardigheid
Aquariums Parket/laminaat Bouwmarkt Wol/handwerk
Bloem/plant Tegels Bouwmateriaal Munten/postzegels
Dibevo Woninginrichting Sauna/Zwembad Muziekinstrumenten
Tuinartikelen Woningtextiel Deur/kozijn Naaimachines
Tuincentrum Woondecoratie Hout Stoffen
Tuinmeubelen Zonwering Ijzerwaren & gereedschap
Sanitairmaterialen
Sport & spel Verf/behang
Buitensport
Ruitersport
Speelgoed
Modelbouw
Sportzaak
Hengelsport
Watersport
Sport speciaalzaak
Kampeerwinkel
Tentenzaak

Branches (vet) met bijbehorende winkelvormen (bron: deze lijst is gebaseerd op de Locatuslijst van april 2012)

Bijlage 5 Kleine Economie

Bijlage 5 Kleine economie

Bijlage 1 Onderzoek Dassenleefgebied

Bijlage 1 Onderzoek dassenleefgebied

Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein'

Bijlage 2 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein'

Bijlage 3 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 3 Nota inspraak en vooroverleg

Bijlage 4 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Bijlage 4 Nota van zienswijzen en wijzigingen