Maasoever
Bestemmingsplan - Roermond
Vastgesteld op 15-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Maasoever' van de gemeente Roermond.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000146 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.4 aan- en/of uitbouw
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.
1.8 archeologische waarde
waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfsactiviteit
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bedrijfswoning
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.15 begane grond
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.16 beschermd stadsgezicht
het stadsgezicht van de kern van de stad van Roermond in de zin van artikel 35 Monumentenwet 1988, zoals dat is aangegeven bij beschikking van 22 december 1986.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bijgebouw
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 cultuurhistorische analyse met waardestelling
onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van (een deel van) een monument of (een deel van) een beschermd stadsgezicht gevolgd door een weging van deze waarden.
1.28 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, ontleend aan het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.31 evenement
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.34 hoofdgebouw
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.35 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen.
horeca in categorie 2
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (aldaar) ondergeschikt is, zoals een restaurant, cafetaria, snackbar en shoarmazaak.
1.36 jachthaven
een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren en/of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;
1.37 kantoor
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.
1.38 kleine economie
bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.39 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.40 monument
beschermd monument in de zin van artikel 1 van de Monumentenwet 1988 of beschermd gemeentelijk monument.
1.41 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.42 peil
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.43 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.44 sexinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf;
- een raamprostitutiebedrijf;
- een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.45 twee- aan- een gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.46 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.47 vrijstaand bijgebouw
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.
1.48 waterhuishouding
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.49 watersport
waterrecreatie waarbij gebruik gemaakt wordt van een pleziervaartuig alsmede het verrichten van onderhoud en/of herstelwerkzaamheden en opslag van pleziervaartuigen.
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.51 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.52 woonschip
elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend, of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen waaronder begrepen (riool)gemalen;
met de daarbij behorende:
- b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regel:
- a. op de als 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemd gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde functies worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter met een maximum oppervlakte van 15 m2;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, bedraagt ten hoogste 4 meter;
- d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
Artikel 4 Bedrijf - Opslag Aardolieproducten
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Opslag aardolieproducten' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aanvoer, opslag en distributie van aardolieproducten;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. evenementen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Bedrijf - Opslag aardolieproducten' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde functies worden gebouwd;
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van de gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
- b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen;
- c. het gebruik voor horeca;
- d. het gebruik buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden voor buitenopslag.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG;
- b. een autowasstraat;
- c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit met een maximum oppervlakte van 150 m2;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. verkeer- en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. evenementen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde functies worden gebouwd;
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van de gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
- b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen;
- c. het gebruik voor horeca;
- d. het gebruik buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden voor buitenopslag.
Artikel 6 Bedrijf - Watersportbedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Watersportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de opslag, het reguliere onderhoud, de verkoop en het ten toon stellen van pleziervaartuigen;
- b. de exploitatie van ligplaatsen en/of pleziervaartuigen;
- c. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel in watersportartikelen, scheepsbenodigdheden en motorbrandstoffen voor pleziervaartuigen toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw' is bedrijfsuitoefening in de categorie 3.1 en 3.2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten in de scheepsbouw toegestaan waaronder begrepen de bouw, reparatie en groot onderhoud van plezier- en beroepsvaartuigen, constructie- en montagewerkzaamheden en reparatiewerkzaamheden aan motoren, machines en dekkleden;
- f. verenigingsactiviteiten in de watersportsector met bijbehorende voorzieningen;
- g. het plaatsen van 24 stacaravans met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- h. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. evenementen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Bedrijf - Watersportbedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde functies worden gebouwd;
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van de gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor horeca.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'woongebied' is wonen alsmede aan huis gebonden beroepen toegestaan;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- f. verhardingen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. evenementen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 7.1genoemde functies worden gebouwd;
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
7.4 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor coffeeshops;
- b. het gebruik voor horeca;
- c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare groenvoorzieningen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. speelvoorzieningen
- d. voet- en fietspaden;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. evenementen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van horeca in categorie 2;
- b. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;
- c. dienstverlening alsmede verenigingsactiviteiten aanverwant aan de watersport ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. evenementen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 9.1genoemde functies worden gebouwd;
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
- a. het gebruik voor coffeeshops.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. jeugd- / kinder- / naschoolse opvang;
- b. religieuze doeleinden en de hierbij behorende (kruisweg)parken;
- c. sociaal en culturele doeleinden;
- d. verenigings- en gemeenschapsleven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' ondergeschikte horeca voor sociaal/culturele activiteiten;
met de daarbij behorende:
- f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 10.1 genoemde functies worden gebouwd;
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders, kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
10.4 Afwijken bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende:
- b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. evenementen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 11.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 12.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 13 Woongebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
- b. kantoren uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- c. detailhandel in watersportartikelen en scheepvaartbenodigdheden uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. een galerie voor het tentoonstellen en verkopen van kunst uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
- e. een praktijkruimte uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
met daarbij behorende:
- f. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. evenementen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 13.1genoemde functies worden gebouwd;
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid;
- b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid' te wijzigen in die zin dat ter plaatse nieuwe woningbouw wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
- a. maximaal 4 grondgebonden, aaneengesloten of geschakelde woningen mogen worden opgericht;
- b. de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
- c. de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 12 meter;
- d. de voorzijde van de woningen naar de straat Voorstad St. Jacob is gesitueerd;
- e. het gestelde in 13.2.1 onder d, f en g, 13.2.2 en 13.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
- f. woningbouw dient te passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de woningen gegarandeerd dient te zijn en aanwezige bedrijven en/of andere inrichtingen niet in hun bedrijfsmatig functioneren belemmerd mogen worden;
- g. de noodzakelijke onderzoeksaspecten in acht worden genomen, dat wil zeggen dat:
- 1. uit een ingesteld bodemonderzoek dient te blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruikt;
- 2. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
- 3. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
- 4. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij:
- vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstoord, of
- de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2.500 m2 en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats.
- 5. geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
- 6. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
- 7. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels, waarbij parkeren op eigen erf uitgangspunt is;
- 8. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
- 9. de belangen van derden niet onevenredig worden beschadigd.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de tot 'Leiding - Riool' aangewezen gronden, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de onder 14.1 genoemde leiding;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, dan wel, gebouwen ten dienste van de leidingen, mits:
- a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 14.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszones;
- b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 14.1 genoemde leiding;
- c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Deze bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
- b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek, of;
- c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m2 en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een tot archeologisch onderzoek aanleiding gevende eerdere archeologische vondst of beschermd archeologisch monument.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 16 Waarde - Archeologie Historische Kern
16.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
- b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 17 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
17.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het (beschermd) stadsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Deze bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat
18.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- 1. dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- 2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de watergangen en de waterkering;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienst van de onder 18.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:
- a. het belang van de waterkering en/of watergang niet onevenredig wordt aangetast;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of watergang omtrent voorwaarde a.
Artikel 19 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
19.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
20.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van het Maaswater;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 20.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming mits de daarvoor vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet verleend is of redelijkerwijs verleend kan worden, of aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Geluidzone - industrie
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
- b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 20m2hebben;
- c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
- d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
- e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
- f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000m3;
- 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
- de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
- de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
- g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
25.2 Voorwaarden
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
26.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
28.2 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwen
29.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Maasoever'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
De gemeente Roermond is voornemens het bestemmingsplan 'Arlo', het bestemmingsplan 'Maasoever' en een deel van het uitbreidingsplan aanwijzende de bestemming in hoofdzaak (Hoofdzakenplan) te actualiseren. In de plaats van deze bestemmingsplannen komt één geactualiseerd nieuw bestemmingsplan. In het nieuwe bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. De vigerende bestemmingsplannen vormen het uitgangspunt, het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert daarmee als beheersplan.
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Het plangebied ligt ten westen van het stadscentrum van Roermond. Het gebied wordt globaal begrensd door de Maas aan de westzijde, de jachthaven bij Willem Alexander in het noorden, de straten Buitenop, Roerkade, de Steenenbrug en de Roer in het oosten en in het zuiden door de straat Voorstad St. Jacob.
Figuur 1: Kaartfragment plangebied
In het plangebied Maasoever gelden, tot het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende bestemmingsplannen:
- uitbreidingsplan aanwijzende de bestemming in hoofdzaak (Hoofdzakenplan): vastgesteld op 14 december 1949 en goedgekeurd op 6 januari 1951;
- bestemmingsplan 'Maasoever': vastgesteld op 27 april 1989 en goedgekeurd op 28 november 1989;
- bestemmingsplan 'Arlo': vastgesteld op 29 januari 1981 en goedgekeurd op 23 februari 1982.
Het nieuwe bestemmingsplan dient ter vervanging van de hierboven genoemde bestemmingsplannen. De in de loop van de jaren verleende vrijstellingen en/of ontheffingen zijn eveneens in dit bestemmingsplan verwerkt.
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan ‘Maasoever’ bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding;
- regels;
- toelichting.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden en gebouwen in het plangebied aangegeven. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting geeft een beleidsmatige afweging en verantwoording van de randvoorwaarden. De resultaten van inspraak en vooroverleg zullen te zijner tijd in de toelichting worden opgenomen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting op dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de gebiedsbeschrijving van het plan. Onder andere de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke en functionele structuur worden hier omschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het geldende beleidskader en de wijze waarop het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstelling op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende deelaspecten zoals onder andere milieu, externe veiligheid en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 wordt de feitelijke en juridische planopzet behandeld. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de verschillende bestemmingen en regelingen in voorliggend plan zijn vastgelegd. Daarnaast wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
Het plangebied is gelegen in het rivierbed van de Roer en de Maas. Het in het plangebied gelegen Buitenop geldt als oudste deel van Roermond, het was een hoger gelegen stuk land dat goed te verdedigen viel. Door de groei van de stad in de 14e eeuw werd het Buitenop reeds afgegraven.
Omstreeks 1340 werd een verbeterde ligging van de stad ten opzichte van de Maas verkregen door het verleggen van de bedding in de richting van de stad. In deze periode ontstond ook een vaste verbinding met de westelijke oever van de Roer. Verondersteld mag worden dat in dezelfde tijd de voorstedelijke bebouwing ontstaan is, welke later bekend staat als de Voorstad St. Jacob, genoemd naar een aldaar gelegen kapel. Bij het ontstaan van de stad zijn landwegen nauwelijks van betekenis geweest.
In de 19e eeuw verloor de Voorstad St. Jacob als gevolg van de aanleg van de nieuwe weg Maastricht- Nijmegen en de aanleg van de Roerkade haar verkeersfunctie. Hierdoor bleef het typische karakter met een lage dichtheid en eenvoudige bebouwing behouden. Eind 19e begin 20e eeuw heeft de stad een grote bloeiperiode doorgemaakt. Veel bebouwing dateert uit die tijd. Dit plandeel is gelegen binnen de grenzen van het beschermd stadsgezicht.
De Voorstad St. Jacob kenmerkt zich hier door de aanwezige bebouwing met een aaneengesloten stedelijk karakter in het noordelijk deel (Vismarkt, pleintje, De Ster) en open lintbebouwing langs de weg in zuidelijke richting. Opmerkelijk is de getande verkaveling aan de noordrand van het pleintje. In de bebouwingsstructuur is de stedelijke Roer als het ware geïntegreerd door de visuele contacten met deze rivier en de in cultuurhistorisch opzicht bij de bebouwing aansluitende stenenbrug en kade die van een bijzonder karakter en waarde zijn.
Het van oorsprong oudste stadsdeel, het Buitenop, is door de wegverbreding enigszins afgezonderd van het overige stedelijke gebied maar het is als element van de stadsstructuur nog goed herkenbaar. Om deze reden is het gebied opgenomen binnen de grens van het beschermd stadsgezicht.
2.2 Functionele Structuur
Als gevolg van de verscheidenheid in functies en ruimtegebruik en de diversiteit van elementen is de ruimtelijke structuur in het plangebied zeer gevarieerd. Naar ruimtelijke samenhang kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden.
De oude voorstad
Dit deelgebied wordt gekenmerkt door diverse ruimtelijke functies. Naast de in overwegende mate aanwezige woonfunctie zijn verspreidt nog enkele andere functies aanwezig zoals kantoren, horeca en een galerie.
Buitenop
Van dit deelgebied is de ruimtelijke structuur als gevolg van de diversiteit aan bouwvormen, functies en ruimtegebruik erg divers. De noord- en westzijde van Buitenop zijn ingevuld met grootschalige kantoorgebouwen. Met het gereed komen van de Natalinitoren is de totale herinrichting van Buitenop voltooid. Hoewel dit deelgebied door de wegverbredingen enigszins is afgezonderd van het overige stedelijk gebied is het als element van de stadsstructuur nog goed herkenbaar. Om deze reden is het gebied opgenomen binnen de grens van het beschermd stadsgezicht.
Het waterfront
Dit plandeel omvat de havens La Bonne Aventure en Steelhaven met de aanliggende terreinen, waar de ruimtelijke samenhang wordt bepaald door de activiteiten en de bedrijvigheid in de sfeer van de watersport. Oorspronkelijk zijn de havens aangelegd als industriehavens. De watersportontwikkeling in de ontgrindingsgebieden heeft geleid tot de omschakeling.
De Arloflat
Dit deelgebied omvat de Arloflat en het omliggende gebied rond de waterkant en de Maashaven. De ruimtelijke structuur wordt hier gekenmerkt door de aanwezige woonfunctie in de Arloflat en de groenstructuur langs de waterkant. Daarnaast is ter plekke nog een jachthaven gelegen.
2.3 Ontwikkelingen In Het Plangebied
Het bestemmingsplan ‘Maasoever’ is een beheersplan waarin in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Er speelt wel een aantal initiatieven in het plangebied, echter deze zijn op dit moment onvoldoende concreet en uitgewerkt om ze mee te nemen in dit bestemmingsplan. De onderbouwing en de noodzakelijke onderzoeken die de haalbaarheid moeten aantonen zijn nog niet uitgevoerd en/of afgerond. Het gaat om een aantal locaties die gelegen zijn in het Masterplan Roerdelta, het tankstation aan de Maasbrug en de haven nabij de Arloflat.
Al deze ontwikkelingen zullen door middel van een omgevingsvergunning of een aparte bestemmingsplanprocedure gerealiseerd worden. In deze afzonderlijke procedures worden de belangen per project verder afgewogen.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
Het vigerende nationale beleidskader wordt gevormd door de Nota Ruimte, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn vastgelegd. Daarbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Daarbij richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
In het kader van het ruimtelijke beleid hanteert het kabinet het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk op decentraal niveau neergelegd. Om uitvoering en kwaliteit van deze decentrale verantwoordelijkheden te waarborgen is in de Nota een basiskwaliteit vastgelegd in de vorm van een ondergrens, die geldt voor alle ruimtelijke plannen.
Wat betreft de leefbaarheid van dorpen en steden wordt in de Nota Ruimte opgemerkt dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten gewenst is. Dat betekent dat nieuwe functies of bebouwingen grotendeels geconcentreerd tot stand moeten komen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters daarbuiten. Uitgangspunt is dat gemeenten voldoende ruimte krijgen om te voorzien in woningbouw voor de natuurlijke bevolkingsaanwas en te voorzien in aanwezige woningbehoefte. Hierbij geldt als streven om een flink deel van de woningbehoefte door middel van benutting van bestaand bebouwd gebied te realiseren. In geval van functieverlies vormt transformatie een goede mogelijkheid om vrijkomende gronden te benutten voor woningbouw.
Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan zijn binnen het plangebied geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen of wijzigingen in gebruik mogelijk. Binnen de bestaande bestemmingen is een omschakeling naar een andere functie toegestaan. Hiermee kan de kwaliteit en behoefte van de woningvoorraad en vestigingsklimaat voor bedrijven worden gewaarborgd. Het plan voldoet daarmee aan de beleidslijnen die de Nota Ruimte stelt.
3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het POL2006 uitgewerkt.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats door de uitwerking van het provinciaal beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De Roer is gedeeltelijk in het plangebied gelegen. De Roer is een onderdeel van het Natura 2000-gebied Roerdal (Habitatrichtlijngebied 150). De kwaliteit van leefgebieden van beschermde soorten in Natura 2000-gebieden mag niet verslechteren. Verder mogen geen storende factoren in of buiten de gebieden optreden die significante negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Met dit bestemmingsplan worden geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor geen storende factoren optreden voor het Natura 2000-gebied Roerdal.
3.1.3 Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden opgenomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
3.1.4 Beleidsregels grote rivieren
Door de dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en 1995 is duidelijk geworden dat anders met de ruimte voor afvoer en berging van (rivier)water omgegaan moet worden. Er is meer ruimte voor de rivier nodig. In 1996 is daarom de Beleidslijn ruimte voor de rivier tot stand gekomen welke in 2006 vervangen is door de Beleidslijn grote rivieren.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren probeert initiatieven waarbij het rivierbelang mede gewaarborgd is, tot uitvoer te laten komen.
Voor de Beleidslijn gelden twee concrete doelstellingen:
- De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden; en
- Ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de Waterwet van toepassing is. Het toepassingsgebied is, met daarbij de te onderscheiden gebiedsdifferentiatie naar ‘stroomvoerend’ en ‘bergend’ regime op kaarten weer gegeven. Deze kaart is onderdeel van de beleidsregel. In figuur 2 is de voor Maasoever relevante kaart weergegeven. Zoals te zien is, is zowel het stroomvoerend regime, als het waterbergend regime op delen van het plangebied van toepassing.
Figuur 2: Uitsnede kaart Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten en wijzigingen van bestaande activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De Beleidslijn biedt een afwegingskader voor het bouwen in het rivierbed van rivieren waaronder de Maas. Of er in het rivierbed gebouwd mag worden, hangt onder meer af van de vraag of er gebouwd wordt voor een riviergebonden activiteit, en de effecten op de afvoercapaciteit.
In de regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten gebieden: stroomvoerend regime, bergend regime, en gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit (voorheen artikel 2a Wbr) van toepassing is. Voor wat betreft gebieden onder een bergend regime zijn alle activiteiten toegestaan mits ze kunnen voldoen aan de gestelde rivierkundige randvoorwaarden. Onder het stroomvoerend regime zijn enkel zogenaamde riviergebonden activiteiten toegestaan. De lijst met dit type activiteiten is beperkt en limitatief. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan activiteiten als de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken of de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart.
Bij de gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit van toepassing is, hoeft niet te worden getoetst aan de Beleidslijn grote rivieren. Dit zijn gebieden die weliswaar deel uitmaken van het rivierbed, maar waar geen vergunningplicht op grond van de Waterwet geldt. Bouwen binnen deze gebieden is op eigen risico en verantwoordelijkheid. Het Rijk kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade voortkomend uit bouw binnen deze gebieden. Eventuele schade kan niet op het Rijk worden verhaald.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006
Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld. Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan, het provinciaal verkeer- en vervoersplan op hoofdlijnen, een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Sinds 1 juli 2008 is het POL2006 een structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Het POL is in 2008, 2009 en 2010 geactualiseerd.
Figuur 3: Uitsnede Provinciaal Omgevingsplan Limburg
In het POL2006 is Limburg verdeeld in negen ontwikkelingsperspectieven, met elk hun eigen doelstellingen, weergegeven op een perspectievenkaart. In bovenstaande afbeelding is het plangebied globaal geprojecteerd op de perspectievenkaart. Het plangebied valt grotendeels binnen het perspectief Stedelijke bebouwing (P9). Een klein deel in het zuiden van het plangebied valt in het perspectief Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3). In het noorden van het plangebied is een klein deel van het plangebied gelegen in het perspectief Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2). De doelstellingen voor deze perspectieven worden hieronder beschreven.
Stedelijke bebouwing (P9)
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3)
Het perspectief Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voor zover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Lokaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor. Met name langs waterplassen, maar ook verspreid over het gebied P3 zijn veel toeristisch voorzieningen aanwezig. De ontwikkeling van deze functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie, en gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing en “compensatie” van verloren gaande omgevingskwaliteiten. De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueelruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt. Deze verwevenheid van functies maakt dat binnen deze gebieden niet altijd de hoogste kwaliteitseisen ten aanzien van bodem en water aan de orde (kunnen) zijn.
Provinciale ontwikkelingszone groen (P2)
Het perspectief Provinciale ontwikkelingszone groen (P2) vormt samen met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de ecologische structuur in Nederland. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zijn richtgevend voor ontwikkelingen in de POG. Ook van belang zijn het in stand houden van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw. Belangrijk zijn het behoud en bewerkstelligen van de juiste basiscondities voor de beoogde verbetering van natuur en watersystemen, mede met het oog op het waarborgen van een gegarandeerde en veilige drinkwatervoorziening. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd. Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Binnen het POG wordt tevens zorggedragen voor het vasthouden en bergen van water in beekdalen, waterconservering ten behoeve van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden en het voorkomen van erosie op steilere hellingen.
3.2.2 Provinciale woonvisie
De provinciale woonvisie vormt een nadere uitwerking van het beleid in het POL en een operationeel kader. In afstemming met de belangrijkste regionale actoren worden op basis hiervan overeenkomsten gesloten in de vorm van afsprakenkaders, inclusief regionale programma’s gericht op de woningvoorraadontwikkeling voor een periode van 4 (-10) jaar. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben de provinciale woonvisie 2010-2015 op 1 februari 2011 vastgesteld. Doel van de provinciale woonvisie is om samen met alle partners in de regio's te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio's.
De provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte woningmarkt noodzakelijk is en bijdraagt aan 'goed leven in Limburg'. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt (en uiteindelijk leefomgeving) te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn.
Om de doelstelling op de langere termijn te realiseren wordt op de kortere termijn gestreefd naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. De provincie constateert dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als kwalitatieve opgave.
Kwalitatieve opgave
De regio Midden-Limburg Oost, waaronder Roermond, wil inzetten op versterking van de centrumgemeente Roermond en de leefbaarheid van de kernen op het platteland. Er wordt maximaal ingezet op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende bevolkingssamenstelling in de regio.
Anticiperend op de afnemende bevolkingsomvang en wijzigende samenstelling van huishoudens, is het van belang te zorgen voor een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. De kwaliteit van de woningvoorraad wordt steeds belangrijker. Herstructureringsmaatregelen (zoals sloop, verkoop en renovatie) zijn nodig om kwalitatieve mismatch tussen bestaande voorraad en behoefte te herstellen. De behoefte aan 'wonen met zorg' neemt toe. Zelfstandig wonen met zorg op afroep heeft de voorkeur. Levensloopbestendig bouwen vergroot de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Kwantitatieve opgave
De regio heeft ten aanzien van de kwantitatieve opgave afwijkend van de prognoses en de daarbij behorende kwaliteitsslag een onderbouwde ambitie ten aanzien van wonen. De provincie wil op basis van de provinciale woonvisie en de bestuurlijk vastgestelde regionale woonvisies per regio jaarlijks prestatieafspraken maken. Deze prestatieafspraken zullen jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld op grond van jaarlijkse prognoses van de bevolkingsontwikkeling en jaarlijkse monitoring van de diverse aspecten van de woningvoorraad.
3.2.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is een beheersplan dat de reeds aanwezige bestemmingen vastlegt. Binnen het plan is daarom geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen en wijzigingen in gebruik. Kwaliteitsverbetering van bestaande woningen is mogelijk door kleinschalige wijzigingen. Het plan biedt zodoende de mogelijkheid om bij te dragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat waarbij kan worden ingesprongen op de veranderingen in de woningbehoefte. Dit geldt ook voor de bedrijfsbestemmingen. Het plan voorziet niet in uitbreidingsmogelijkheden maar biedt wel ruimte om voor de huidige beschikbare locaties kwaliteitsverbetering en veranderingsbehoeften door te voeren zodat geïnvesteerd kan blijven worden in een duurzaam en kwalitatief vestigingsklimaat. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale woonvisie
De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantiatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitiatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zogenaamde huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoses) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken met betrekking tot de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek.
Op basis van de regionale woonvisie en provinciale woonvisie zullen provincie en gemeenten afspraken maken.
3.3.2 Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 en Keur
Het Waterschap Roer en Overmaas, onder wiens zorg het plangebied valt, heeft de zorg voor het watersysteem in het algemeen. De zorg omvat de waterkwaliteit en de veiligheid in het kader van waterkwantiteit en waterkeringszorg. Het Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 (vastgesteld op 29 september 2009) bevat de concrete beleidsvoornemens van het Waterschap voor de periode 2010 - 2015 en is richtgevend voor het te voeren beleid en beheer. Het plan biedt verder een globale doorkijk naar de periode na 2015. Het Waterbeheersplan is als juridische planvorm geregeld in de Waterwet en wordt verder uitgewerkt in de Waterverordening Limburg van de provincie Limburg.
De primaire wateren in het plangebied hebben aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter, gemeten vanuit de insteek van de watergang. Daarnaast is een waterkering in het plangebied gelegen met daarvoor opgenomen een beschermingszone van 10 meter. De wateren en waterkering (inclusief de beschermingszone) zijn planologisch geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Als binnen deze beschermingszone verhogingen, afgravingen of andere werkzaamheden plaatsvinden, is dit ingevolge de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zonder vergunning niet toegestaan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Strategische visie
De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:
- Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
- Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in de gezamenlijke ontwikkeling van het toeristisch recreatief potentieel van de Maasplassen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
- Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
- Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren, bereikbaarheid en (duurzaam) toerisme en recreatie in de stad zelf en in de directe omgeving.
- Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving en de ontwikkeling van de Maasoevers tot een hoogwaardige woon- en verblijfsomgeving.
- Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.
3.4.2 Structuurvisie Roermond (2001)
De structuurvisie Roermond bevat een 'streefbeeld 2030', waarin Roermond neergezet wordt als een dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijke beleid van de gemeente. De beleidsdoelstellingen richten zich op kwaliteitsverbeteringen van de ruimtelijke structuur, te bereiken door middel van herstructurering, inbreiding en optimale benutting van de beschikbare ruimte. De ligging aan de Maas is van groot belang voor hoogwaardig wonen en recreëren aan en op het water. Het oplossen van knelpunten in de hoofdwegenstructuur en de aanleg van een efficiënt fietspadennetwerk moeten leiden tot een betere bereikbaarheid van de stad.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van Roerdelta. Voor het gebied Roerdelta en zijn relatie met de Maas en Maasplassen wordt aangegeven dat Roermond zich regionaal en boven-regionaal kan profileren. Herstructurering en uitbreiding van het havengebied kan de mogelijkheden voor passanten vergroten. Hiernaast dient ingezet te worden op kwaliteitsverbetering van de aanwezige voorzieningen en het landschap. De ruimtelijk-functionele relatie tussen het waterfront en de binnenstad moet versterkt worden en de toeristische potenties van de Roerkade moeten beter worden benut. Bij de verdere ontwikkeling van Roerdelta moet worden ingezet op functiemenging van wonen en recreëren. Met name de Maasboulevard kan heel aantrekkelijk gemaakt worden door toevoeging van horeca en themagerichte voorzieningen.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten. Voor het andere deel van Roerdelta is het bestemmingsplan Roerdelta fase 1 opgesteld. Dit bestemmingsplan maakt wel nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
3.4.3 Nota integraal horecabeleid (2007)
De Nota integraal horecabeleid beschrijft het horecabeleid van de gemeente Roermond. Het doel van dit beleid is het versterken van toerisme in het kerngebied, een goed evenwicht creëren tussen bedrijvigheid en leefbaar wonen, goede serviceverlening richting ondernemers en streven naar een economisch gezonde en dynamische horecabedrijfstak. In het horecabeleid is aandacht voor de wijze van bestemmen van horecavoorzieningen in nieuwe bestemmingsplannen. In woonwijken worden enkel bestaande horecavoorzieningen positief bestemd zodat uitbreidingsmogelijkheden in de meeste gevallen afwezig zijn. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande horecafuncties positief bestemd. Daarnaast is het toevoegen van nieuwe horecagelegenheden binnen het plangebied niet mogelijk gemaakt. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke horecabeleid.
3.4.4 Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan van de gemeente Roermond legt op hoofdlijnen beleid vast dat dient te zorgen voor bescherming, ontwikkeling en uitbreiding van groene waarden. Het geeft een lange termijn visie op de wijze waarop groenvoorzieningen in samenhang met andere ruimtelijke functies vorm gegeven dienen te worden. Het groenstructuurplan richt zich daarbij onder andere op de volgende onderdelen:
- kaartbeelden van de diverse wijken met nadere beschrijving van de groene waarden in die wijken. Per wijk zijn de beschrijvingen voorzien van een korte analyse en relevante aanbevelingen gericht op handhaving, verbetering, uitbouw of omvorming;
- nadere benoeming of beschrijving van de groene waarden die ‘Mooi Roermond’ bepalen.
Groen leent zich bij uitstek om in samenhang met de gebouwde omgeving in de stad of bij kenmerkende situaties in het landelijke gebied, identiteit te verlenen aan een plek. Omvang en soortenkeuze spelen hierbij een belangrijke rol. Het groen neemt daarbij wisselende vormen aan. Groen langs wegen heeft een andere vorm en functie dan het groen rond een speelplek of in een plantenbak in het centrumgebied. Een andere belangrijke functie van het groen is de verbindende waarde of de mogelijkheid om structuren aan te brengen. Groen kan de samenhang van ruimtelijke onderdelen of functies bevorderen en daarmee zorgen voor structuur binnen de opeenvolging van groene waarden in het stedelijk gebied of in het omringende buitengebied.
In het Groenstructuurplan wordt ten aanzien van het plangebied opgemerkt dat met name vanaf Het Steel tot aan de eerste bebouwing langs de Roer waardevolle structuurelementen liggen bestaande uit wegbegeleidende boombeplanting. Langs de Roer zijn zitjes aan het water aangelegd om de Roer toegankelijker te maken. Achter het Witte Kerkje ligt naast de Ster een goed verzorgde speelvoorziening in het groen. Ter hoogte van Over Brugge ligt een driehoekig plein in een karakteristieke vormgeving met natuursteenbestratingen en lindeboombeplanting. Vanaf dit plein is een groene asverbinding met de bebouwing 'Achter de Ster' en aan het waterfront aanwezig. Ook de omgeving van de Vismarkt kent groenvoorzieningen langs de stedelijke Roer die doorlopen tot het clubhuis van roeivereniging Nautilus. De groenvoorzieningen langs de stedelijke Roer en op de privéterreinen in de oude delen van de Voorstad St. Jacob zijn de belangrijkste groenelementen in de wijk.
Het bestemmingsplan maakt ook geen ontwikkelingen mogelijk die de aanwezige groene waarden aantasten. Bovendien kan binnen het bestemmingsplan de kwaliteit van de bestaande groene waarden wel worden verbeterd doordat groen is medebestemd in diverse bestemmingen.
3.4.5 Nota bodembeheer
Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.
De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijk bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn.
De Nota bodembeheer geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging. De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij er een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.
De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit, de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw en natuur). Op grond van de bodemfunctiekaart is het plangebied, met uitzondering van het noordelijk deel, ingedeeld in de functie 'wonen'. Het noordelijk deel van het plangebied (vanaf Buitenop en ten noorden van de N280) is ingedeeld in de functie 'industrie'.
Aangezien het voorliggende plan een beheersplan betreft en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden meegenomen bestaat er vanuit de Nota bodembeheer geen beletsel.
3.4.6 Nota perifere detailhandel (2001)
De nota perifere detailhandel gemeente Roermond beschrijft het beleid voor de aan de rand van het stadscentrum gelegen detailhandel. In de nota perifere detailhandel wordt het plangebied aangemerkt als mogelijke locatie waarin het thema 'recreatie en (water)sport' verder uitgewerkt zou kunnen worden. Momenteel zijn reeds diverse bedrijven in dit thema ter plekke gevestigd en vinden watersportactiviteiten en detailhandel plaats. De bestaande situatie van de bedrijfsactiviteiten wordt vastgelegd en draagt daarmee bij aan het behoud van het bestaande bedrijvenaanbod in het plangebied en aan de doelstellingen uit de nota om aan de ruimtebehoefte te voldoen.
3.4.7 Parkeernota Roermond (2006)
De Parkeernota Roermond is op 29 juni 2006 door de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren bestemmingen; bij bestaande bebouwing blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied.
De parkeerkencijfers van het CROW worden beschreven in publicatie nummer 182 ‘Parkeerkencijfers Basis voor parkeernormering’ en in het nieuwe ASVV 2004. Deze parkeerkencijfers zijn echter niet concreet, maar vormen een hulpmiddel bij het vaststellen van lokale parkeernormen. Het is daarom noodzakelijk om de kencijfers van het CROW te vertalen naar parkeernormen voor de Roermondse situatie, iets wat ook door het CROW wordt aanbevolen. De parkeerkencijfers van CROW zijn niet overal in Nederland hetzelfde. De parkeerbehoefte is immers afhankelijk van de locatie van de voorziening en van het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijze. Daarom wordt door CROW onderscheid gemaakt naar de stedelijkheidsgraad van de kern waarin de locatie zich bevindt en wordt tevens onderscheid gemaakt naar de zone binnen de kern waarin de voorziening gelegen is. Tevens wordt aan de gemeente de ruimte gegeven om een sturend of een vraagvolgend beleid te voeren door een bandbreedte aan te geven bij de parkeerkencijfers. De mate van stedelijkheid wordt bepaald op basis van de omgevingsadressendichtheid, oftewel het aantal adressen per km2 binnen de bebouwde kom.
In de publicatie van het CROW wordt de mate van stedelijkheid in vijf categorieën verdeeld:
- zeer sterk stedelijk;
- sterk stedelijk;
- matig stedelijk;
- weinig stedelijk;
- niet stedelijk.
Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:
- centrum;
- schil/overloopgebied;
- rest van de bebouwde kom.
Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'schil/overloopgebied'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.
3.4.8 Nota Archeologie
In de nota archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen aangeduid als 'archeologisch waardevol gebied' en 'historische kern'. Daarnaast is een klein deel van het plangebied gelegen binnen 'overige gebieden'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan archeologisch onderzoek. In de nota archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de nota opgenomen onderzoekthema's van belang.
Dit bestemmingsplan is een beheersplan waardoor geen archeologisch onderzoek nodig is. Binnen het plangebied zullen in beginsel geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd via dubbelbestemmingen.
3.4.9 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.
Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het beleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buileidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buileidingen weergegeven.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groeprisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Verantwoordingsplicht
Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.
Visie externe veiligheid Roermond
De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van het opstellen van de Visie externe veiligheid Roermond zijn risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.
3.4.10 Mobiliteitsplan 2020
Op 26 augustus 2009 heeft de raad het Mobiliteitsplan 2020 vastgesteld. Het plan is een actualisering van de nota Verkeer en Vervoer. De verschillende ontwikkelingsambities van de gemeente brengen extra verkeersbewegingen met zich mee. Om deze ambities te kunnen verwezenlijken is een verkeerssysteem noodzakelijk dat is afgestemd op deze ambities. Met behulp van het geactualiseerde verkeersrekenmodel zijn de verwachte verkeersknelpunten zichtbaar gemaakt. De verwachte knelpunten en de geformuleerde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen en projecten. Het realiseren van de doelstellingen kan via meerdere wegen, daarom is een aantal varianten opgesteld. Deze vormen een voorwaarde om de vastgestelde streefbeelden te bereiken. Ongeacht de uiteindelijke variantkeuze moeten deze worden uitgevoerd. Samenvattend houden deze basismaatregelen het volgende in:
- belangrijke locaties moeten beter per voet te bereiken zijn;
- door middel van stimuleringsmaatregelen moet het fietsgebruik toenemen;
- het openbaar vervoer dient verbetert te worden;
- onderzocht moet worden of met behulp van stedelijke distributie het vrachtverkeer kan worden geclusterd waardoor het totaal aantal verkeersbeweging afneemt.
- met behulp van dynamische verkeermanagement maatregelen en het optimaliseren van bewegwijzering dient de doorstroming van het autoverkeer te worden verbeterd.
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die extra verkeersbewegingen mee brengen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingen te voldoen aan de meeste in het mobiliteitsplan gestelde basismaatregelen.
3.4.11 Beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie'
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel ‘Aan huis gebonden beroepen en kleine economie’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde ‘kleine economie’ beschouwd kunnen worden.
Aan huis gebonden beroepen
De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.
Kleine economie
Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:
- er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
- door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
- de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
- er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
- de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
- detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
- activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.
3.4.12 Planologische regeling evenementen
Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. Het betreft dan onder meer gronden met de bestemming ‘verkeersdoeleinden’ en ‘groenvoorziening’. De regeling ‘Evenementen’ is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Omschrijving Deelaspecten
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
Inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming(en). In het kader van onderhavig bestemmingsplan is, gezien het feit dat het een conserverend plan is, geen directe wijzigingen voorzien in de aanwezige functies binnen het plangebied. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Bij een functiewijziging en/of ontwikkeling wordt per geval beoordeeld of de bodemkwaliteit voldoet aan de te realiseren functie. Deze toetsing vindt plaats aan de hand van de Nota bodembeheer van 7 juli 2011, die eisen stelt aan de bodemkwaliteit die voor de nieuwe functie geldt én die tevens aangeeft welke onderzoeksinspanning nodig is.
Bekende bodeminformatie
Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoeksgegevens bekend. Als gevolg van aanwezige ophooglagen is de bodem zeer heterogeen van opbouw en samenstelling. Hierin kunnen gehalten voorkomen die variëren van licht tot plaatselijk sterk verhoogde waarden. Ook de oevers van enkele watergangen evenals het slib op de waterbodem varieert in kwaliteit, van licht tot sterk verontreinigd, respectievelijk klasse A en B voor waterbodem. Op het moment dat ter plaatse ontwikkelingen zijn voorzien, dienen de locaties waar deze verhoogde waarden zich in de bodem voor doen, nader onderzocht te worden en zo nodig gesaneerd. Ter plaatse van de diffuus verontreinigde gebieden geldt de Nota bodembeheer die aangeeft welke vervolgstappen nodig zijn. Een aantal locaties in het plangebied is gesaneerd met toepassing van de Wet bodembescherming. Hierbij is voor enkele locaties sprake van een restverontreiniging boven interventiewaarde, waarvoor zorgmaatregelen/gebruiksbeperkingen gelden. Deze locaties zijn als zodanig bekend bij het kadaster. Bij ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden. Ook is binnen het plangebied de stortlocatie 't Bon gelegen, gelegen nabij de jachthaven La Bonne Aventura. Deze voormalige stortplaats valt onder de regeling van NAVOS en wordt niet als spoedlocatie aangemerkt. Om deze reden zal door de Provincie Limburg op een bepaald moment een onderzoek uitgevoerd worden om de eventuele invloed van het stort op de omgeving vast te stellen. Mogelijk valt de stortlocatie Stadsweide (DOC-locatie) juist binnen de grenzen van het plangebied. Bij een ontwikkeling ter plaatse van voornoemde stortlocaties geldt het nazorgplan van deze locatie. Bij nieuwe ontwikkelingen kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. De resultaten worden vervolgens beoordeeld in relatie tot het beoogde gebruik overeenkomstig de Nota bodembeheer.
In het bijzonder moeten hier nog de volgende locaties worden genoemd:
- Locatie voormalige chemische wasserij Giesbers, Voorstad St. Jacob 81;
- Shell-locatie en naastgelegen botenloods, Voorstad St. Jacob 160.
Op deze terreinen komen sterke verontreinigingen voor in de grond en/of het grondwater, waarop de Wet bodembescherming van toepassing is. De saneringsplannen zijn goedgekeurd door de Provincie Limburg.
Conclusie
Binnen het plangebied zullen in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Zonder wijzigingen in functie vormt de bodemkwaliteit thans geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied is een bodemtoets noodzakelijk, overeenkomstig de Nota bodembeheer.
4.1.2 Geluid
4.1.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Het besluit NIBM
Het besluit NIBM legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
- aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM (artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM);
- op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.
Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.
In het besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de regeling NIBM een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is.
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is naast de toets Wet milieubeheer ook een toets noodzakelijk om vast te stellen dat binnen het plangebied een goed woon- en leefklimaat te verwachten is. Hiervoor moet de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied nader worden bekeken. In het Luchtkwaliteitsplan Roermond 2004/2005 (augustus 2006) is geprognoticeerd dat in 2010 in de omgeving van het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden NO2 / PM10 plaatsvinden. Op basis van het luchtkwaliteitsplan 2004/2005 kan geconcludeerd worden dat in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid
Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidzonering op grond van de
Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit. Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
In het plangebied bevindt zich enige bedrijvigheid in de watersportsector en zijn twee jachthavens met bijbehorende voorzieningen gelegen. Daarnaast is het voormalige Shell depot en het Esso tankstation in het plangebied gelegen. Beide bedrijfsactiviteiten hebben een specifiek toegesneden bedrijfsbestemming gekregen. Met uitzondering van het gedeelte Buitenop heeft de rest van het plangebied overwegend een woonfunctie binnen de bestemming 'Woongebied'. Enkele afwijkende functies zijn als zodanig opgenomen. Binnen de bestemming 'Gemengd' is sprake van een grotere diversiteit aan toegestane bedrijfsactiviteiten. De functies binnen deze bestemming worden in verschillende gebouwen gefaciliteerd maar zijn onderling uitwisselbaar.
De VNG-publicatie gaat in principe uit van functiescheiding. Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is. Waar in het plangebied sprake is van bedrijfsfuncties in de nabijheid van woonfuncties, is sprake van een historisch gegroeide situatie. De bestaande situatie en bestaande rechten uit de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn gerespecteerd en in dit bestemmingsplan vastgelegd.
4.2 Externe Veiligheid
Inleiding
Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied.
Bevi-inrichtingen in het plangebied
Binnen de grenzen van het plangebied is één Bevi-inrichting aanwezig. Het betreft een tankstation aan de Wilhelminasingel 20. Op basis van het gestelde in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) dient een PR 10-6-contour van 40 meter vanaf het vulpunt in acht te worden genomen. Uit de inventarisatie is gebleken dat binnen voornoemde PR-contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig dan wel geprojecteerd zijn. Er is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd ten behoeve van voornoemd tankstation. Uit deze QRA blijkt dat een oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden wordt. Het tankstation vormt derhalve een extern veiligheidsknelpunt.
Verder is binnen het plangebied het voormalige opslagdepot van aardolieproducten gelegen aan de Voorstad St. Jacob 160 gelegen. De milieuvergunning voor de op- en overslag van aardolieproducten is op 8 januari 2003 ingetrokken. Ter plekke worden geen risicovolle activiteiten uitgevoerd.
Op circa 550 meter van het plangebied is, op het bedrijventerrein Willem Alexander, het Bevi-bedrijf Van der Sluijs Tankopslag gelegen. De PR 10-6-contour van dit bedrijf strekt zich echter niet uit tot over het plangebied.
Buisleidingen
Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen.
Transport gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door Roermond zijn de A73, N280, N293 en de N570 aangewezen. Binnen het plangebied is de N280 gelegen. Uit actuele risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van Basisnet Weg en waarvan de resultaten zijn opgenomen in de eindrapportage van Basisnet Weg (oktober 2009) is gebleken dat de N280 een PR 10-6-contour kent. Hierbinnen zijn geen (extra) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen.
In de Visie externe veiligheid Roermond is bepaald dat binnen 200 meter van de N280 geen extra kwetsbare objecten opgericht mogen worden. Als extra kwetsbare objecten worden in de Visie de volgende objecten aangemerkt: basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven. In het kader van het opstellen van de Visie heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de ligging van de extra kwetsbare objecten binnen de gemeente. Hierbij is vastgesteld dat er binnen het plangebied geen extra kwetsbare objecten liggen binnen 200 meter van de N280. Uit de signaleringskaart die is opgenomen in de Visie blijkt dat een gedeelte van het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van de N280.
Op ruim 700 meter van het plangebied zijn de doorgaande spoorverbindingen Roermond - Weert en Roermond - Sittard gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de signaleringskaart die bij de Visie is gevoegd blijkt dat de invloedsgebieden van de genoemde spoorverbindingen zich uitstrekken tot over het plangebied.
Aan de westzijde van het plangebied is de Maas aanwezig waarover transport plaatsvindt naar Van de Sluijs Tankopslag en worden brandbare vloeistoffen hiernaar vervoerd. Op basis van de eindrapportage Basisnet Water (januari 2008) kan worden gesteld dat er voor dit water geen externe veiligheidknelpunten zijn te verwachten.
Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, is geen sprake van belemmeringen met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmering voor het plangebied.
Saneringssituaties
Op basis van de huidige regelgeving zijn er geen saneringssituaties in het plangebied aanwezig. Het LPG-tankstation aan de Wilhelminasingel 20 is op basis van het gestelde in het convenant LPG-autogas een extern veiligheidsknelpunt.
In het convenant LPG-autogas dat op 22 juni 2005 is gesloten tussen het Rijk en de "LPG-sector" is opgenomen dat de "LPG-sector" externe veiligheidsknelpunten, waaronder LPG-tankstations waar de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ten tijde van het van kracht worden van het Bevi reeds overschreden werd, zal saneren door bijvoorbeeld het verplaatsen van het LPG-vulpunt, het verplaatsen van het gehele LPG-tankstation of het beëindigen van de verkoop van LPG.
Uit de uitgevoerde QRA is gebleken dat de oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden wordt. Gelet op het bepaalde in voornoemd convenant kan gesteld worden dat het LPG-tankstation een extern veiligheidsknelpunt vormt. In augustus 2010 is de verkoop en opslag van LPG bij bovengenoemd tankstation gestaakt. De milieuvergunning is echter nog niet ingetrokken. De gemeente Roermond is eigenaar van de grond, waarop het tankstation ligt. Deze grond is in erfpacht gegeven tot 1 januari 2015. Hierna vervalt de erfpacht en komt de grond weer ter beschikking van de gemeente. Na deze datum zal het tankstation en daarmee ook het externe veiligheidsknelpunt worden opgeheven.
Het groepsrisico
Aangezien er binnen de invloedsgebieden van de genoemde risicovolle activiteiten geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland treden er geen significante wijzigingen op in de omvang van het groepsrisico. Indien medewerking wordt verleend aan voorgenomen functiewijzigingen zal aan externe veiligheid regelgeving voldaan moeten worden. Er dient dan ook invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht in het kader van het groepsrisico waarbij gebruik gemaakt kan worden van de planologische kaders zoals die zijn opgenomen in de Visie.
Onbeperkte toename van personendichtheden in de nabijheid van risicobronnen door functiewijziging binnen de geldende bestemmings- en gebruiksbepalingen dient uitgesloten te worden.
Conclusie
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk gemaakt die een nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en/of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen noodzakelijk maken. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht. Als gevolg van de aanwezigheid van het tankstation aan de Wilhelminasingel 20 treedt er tot uiterlijk 1 januari 2015 een extern veiligheidsknelpunt op. De opslag en verkoop van LPG bij het tankstation is inmiddels gestaakt maar de milieuvergunning is nog niet ingetrokken.
4.3 Waterhuishouding
De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het plangebied voorkomen.
Oppervlaktewater
Het plangebied wordt doorkruist door de Roer. De Roer betreft een beek met een specifieke ecologische functie. In deze beken met een natuurfunctie (onderdeel van de EHS en POG) wordt met prioriteit het hoogste ecologische kwaliteitsniveau nagestreefd via de realisatie van natuurlijke systeemeigen processen. Aanleg van meander- en inundatiezones, opheffen van ecologische barrières en natuurlijk oeverbeheer dragen bij aan het vasthouden, bergen en vertragen van de waterafvoer en het verminderen / afvlakken van piekafvoeren. In het bestemmingsplan is verder een gedeelte van de Maas gelegen. Ten behoeve van de aanwezige oppervlaktewateren zijn de noodzakelijke, beschermende regelingen in de planregels opgenomen.
Volgens de kaart 'Blauwe Waarden' van het POL2006 is een deel van het plangebied gelegen binnen het gebied 'Veerkrachtig watersysteem Maas' (omgeving jachthaven La Bonne Aventura en de Arloflat) en is de Roer aangeduid als 'Beek met specifieke ecologische functie'.
Hemel- en afvalwater
Het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) is in december 2008 door de raad vastgesteld. Doelen uit het GRP zijn:
- doel 1: zorgen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
- doel 2: zorgen voor inzameling (voor zover niet door de particulier) en verwerking van hemelwater;
- doel 3: zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.
De opvang en afvoer van regenwater in dit bestemmingsplan blijft in beginsel ongewijzigd, aangezien het bestemmingsplan een beheersmatige karakter heeft waar in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Beleidsregel grote rivieren
Het plangebied is zowel gelegen binnen de begrenzing van het waterbergend als stroomvoerend rivierbed van de Maas. Vanwege deze gedeeltelijke ligging binnen het rivierbed is de beleidsregel grote rivieren van toepassing (zie verder ook paragraaf 3.1.4).
Conclusie
Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft ook geen watertoets uitgevoerd te worden. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg aan het waterschap Roer en Overmaas voorgelegd. In paragraaf 6.2.2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van het vooroverleg.
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Monumenten
In het plangebied zijn gebouwen en bouwwerken aanwezig die beschermd zijn als Rijks- of gemeentelijk monument. Rijksmonumenten zijn bijvoorbeeld het rondeel de Vissertoren bij de Looskade, de Steenen Brug, diverse panden aan de Voorstad St. Jacob en aan de Vismarkt en de gietijzeren pomp op het driehoekig pleintje. Als gemeentelijke monumenten zijn eveneens diverse panden aan de Voorstad St. Jacob aangewezen. Omdat voor monumenten aparte regelgeving geldt is het niet nodig om hiervoor een regeling op te nemen in het bestemmingsplan.
Aan de Voorstad St. Jacob ligt een niet meer in gebruik zijnde kerk die dateert uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. Een nis met Mariabeeld bevindt zich in de gevel van Voorstad St. Jacob 12 en in de gevel van Buitenop 17. Bij het kruispunt tussen de Ster en de brug staat een standbeeld van de heilige Jacobus om aan te duiden dat Roermond en de Voorstad St. Jacob op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela liggen. Deze karakteristieke elementen zijn niet aangewezen als monument maar zijn wel als waardevolle aspecten in het plangebied aan te merken.
Beschermd stadsgezicht
Een deel van het plangebied is bij besluit van 22 december 1986 aangewezen tot beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet. Deze aanwijzing stijgt uit boven het beschermen van 'losse' elementen. Met deze aanwijzing wordt beoogd de in het gebied aanwezig cultuurhistorische en architectonische waarden en stedenbouwkundige structuur te waarborgen. Het gaat hier om het behoud van een waardevol ensemble van gebouwen, objecten, ruimten en structuren. De Roer is vanuit cultuurhistorisch oogpunt de belangrijkste waterweg in de omgeving en vormt de fysieke grens tussen de Voorstad St. Jacob en de Roermondse binnenstad. De structuur van de Roer en de bijbehorende kademuren zijn belangrijke cultuurhistorische elementen.
Voorts is de huidige historisch gegroeide verkaveling van belang die ter plaatse van de straat Voorstad St. Jacob vertand is en eindigt op een driehoekig plein. De straat Voorstad St. Jacob volgt nog steeds zijn aloude tracé richting het zuiden en biedt een geheel van met name in de 19e eeuw gebouwde panden. Het Buitenop is door drukke verkeerswegen omsloten en heeft weinig relatie met de binnenstad. Enkel de contouren van de oorspronkelijke heuvel zijn behouden, de heuvel zelf is reeds in de 14e eeuw afgegraven.
Voor de bescherming van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden is een dubbelbestemming voor het beschermd stadsgezicht opgenomen.
Figuur 5: Overzichtstekening beschermd stadsgezicht
Archeologie
Volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Roermond, is een deel van het plangebied gelegen binnen het gebied 'archeologisch waardevol gebied'. Een deel van het plangebied is gelegen binnen het gebied 'historische kern' en een klein deel van het plangebied is gelegen binnen 'overige gebieden'. Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden zijn voor het gebied 'archeologisch waardevol gebied' en het gebied 'historische kern' afzonderlijke dubbelbestemmingen ('Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologie historische kern') opgenomen. Aangezien dit bestemmingsplan een beheersplan is, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
4.5 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn dan wordt de ontheffingsaanvraag Flora- en Faunawet geïntegreerd in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode voor de bouw- en ontwikkelsector is vastgesteld. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving. Binnen het plangebied vinden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaats waardoor in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontheffing / vergunning op grond van de Flora- en Faunawet nodig is.
4.6 Verkeer, Infrastructuur En Nutsvoorzieningen
Het plangebied wordt doorkruist door de N280 en de Roer. Als gevolg hiervan wordt het grootste deel van het plangebied (de gehele Voorstad St. Jacob) ontsloten door De Ster of de Burgemeester Höppenerlaan. Daarnaast is het voor fiets- en wandelverkeer mogelijk om de Roer over te steken over de Steenen Brug waardoor een korte verbinding met de binnenstad aanwezig is. Het gedeelte van het plangebied bekend als Buitenop wordt ontsloten via Buitenop en de Looskade. De Arloflat wordt ontsloten via de Arlo. Zowel de Arlo als Buitenop heeft een verbinding met de N280.
In het bestemmingsplan zijn parkeernormen opgenomen conform de vastgestelde Parkeernota Roermond. Uitgangspunt van deze parkeernormen is dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal dit ook niet tot veranderingen leiden van de verkeersafwikkeling en/of het wegbeheer.
Binnen het plangebied is het rioolgemaal 'Oude Stad Roermond' en het gemaal 'Voorstad St. Jacob' gelegen, evenals een rioolwatertransportleiding gelegen. Het rioolgemaal 'Oude Stad Roermond' en het gemaal 'Voorstad St. Jacob' hebben een geurzone van 50 meter respectievelijk 30 meter. Binnen deze geurzones mogen geen nieuwe geurgevoelige bestemmingen worden toegevoegd. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat binnen deze geurzones nieuwe geurgevoelige bestemmingen worden toegevoegd.
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Feitelijke Planopzet
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het 'Handboek bestemmingsplannen' van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd beheersplan aangezien onderhavig plan de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2008 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:
- Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);
- Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);
- Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);
- Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP).
Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.
5.2 Juridische Planopzet
5.2.1 Planvorm
Het bestemmingsplan 'Maasoever' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
5.2.2 Verbeelding
Tot het plan behoort een analoge en digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.
De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit twee deelkaarten. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
5.2.3 Planregels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.
Hoofdstuk 3 bevat de Algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.
Hoofdstuk 4 bevat de Overgangs- en slotregels, in dit artikel zijn de overgangsregels en de slotregel van het bestemmingsplan opgenomen.
5.2.4 Wijzen van bestemmen
De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Dit betekent bijvoorbeeld dat niet op perceelsniveau bestemmings- en/of bouwvlakken zijn opgenomen. Bij enkele bestemmingen is wel gebruik gemaakt van een specifiekere bestemming met bijvoorbeeld bouwvlakken.
Enkelbestemming
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Binnen deze bestemming zijn de nutsvoorzieningen van het rioolgemaal 'Oude Stad Roermond' aan de Looskade en het gemaal 'St. Jacob' aan de Voorstad St. Jacob gelegen. Binnen deze bestemming zijn tevens nog verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen als ondergechikte functies toegestaan. Tevens is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter en voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 4 meter hoog.
Artikel 4 Bedrijf - Opslag aardolieproducten
Binnen deze bestemming is het 'Shell eiland' opgenomen. De bedrijvigheid behelst de in het verleden uitgevoerde activiteiten van aanvoer, opslag en distributie van aardolieproducten. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn verkeers- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en evenementen als ondergeschikte functies toegestaan. Tevens is een bebouwingsregeling opgenomen en kan (onder bepaalde voorwaarden) met een omgevingsvergunning bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden toegestaan.
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Deze bestemming is toegekend aan het bestaande tankstation aan de Maasbrug. De bestemming laat de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, toe. Daarnaast is een wasstraat toegestaan en is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit met een maximum oppervlakte van 150 m2 toegestaan. Voorts zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen en verkeer- en parkeervoorzieningen ter plekke toegestaan.
Voor bovengenoemde bedrijvigheid is een bebouwingsregeling opgenomen. Tevens zijn de ondergeschikte functies nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en evenementen toegestaan.
Artikel 6 Bedrijf - Watersportbedrijf
Een gedeelte van het plangebied is bestemd tot 'Bedrijf - Watersportbedrijf'. Binnen deze bestemming is opslag, onderhoud, verkoop en het ten toon stellen van pleziervaartuigen toegestaan. Tevens is groothandel in watersport- en scheepsbenodigdheden en verenigingsactiviteiten in de watersportsector toegestaan. Voorts is ook de exploitatie van ligplaatsen en/of pleziervaartuigen toegestaan en de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit gedeelte van het plangebied is gelegen
Daarnaast zijn nog op enkele specifieke locaties afwijkende functies toegestaan, te weten detailhandel in watersport, scheepsbenodigdheden en motorbrandstoffen voor pleziervaartuigen evenals scheepsbouw, het plaatsen van 24 stacaravans en een bestaande bedrijfswoning. Deze andere functies zijn toegestaan op de specifiek daarvoor op de verbeelding aangeduide locaties. Tevens zijn de gronden bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor bovengenoemde bedrijvigheid is een bebouwingsregeling opgenomen. Tevens is de bestemming bestemd voor de ondergeschikte functies verkeer- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en evenementen.
Tot slot is een mogelijkheid opgenomen om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar die gelet op de milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de toegestane categorie 1 en 2. Tevens is het mogelijk om bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie dan de toegestane bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 toe te staan mits deze activiteiten naar aard en invloed op de omgeving hieraan gelijkwaardig zijn. Alvorens medewerking verleend kan worden zal aan bepaalde voorwaarden voldaan moeten worden.
Artikel 7 Gemengd
Deze bestemming is toegekend aan een deel van het plangebied, plaatselijk bekend als het Buitenop. Hier komen van oudsher diverse functies voor. Functies variëren van kantoren voor financiële dienstverlening tot andere dienstverlenende instellingen met een kantoorfunctie. Op een deel van de gronden is tevens wonen toegestaan.
Voor bovengenoemde bedrijvigheid is een bebouwingsregeling opgenomen. Tevens zijn de ondergeschikte functies verkeer- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen toegestaan.
Artikel 8 Groen
Deze bestemming is opgenomen voor de grootschalige openbare groenvoorzieningen in het noorden van het plangebied (omgeving Arloflat). Tevens voorziet de bestemming in water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De gronden mogen worden bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 9 Horeca
Binnen het plangebied zijn enkele bestaande horecavoorzieningen toegestaan waaraan de bestemming horeca is toegekend. Tevens is hier de woonfunctie toegestaan en zijn de gronden bestemd voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is een afwijkende functie ten behoeve van dienstverlening voor het havenkantoor alsmede verenigingsactiviteiten aanverwant aan de watersport van de scouting toegestaan.
Artikel 10 Maatschappelijk
De in het plangebied aanwezige maatschappelijke functies zoals de kerk en de buitenschoolse opvang aan de Voorstad St. Jacob en de waterscouting zijn als maatschappelijk bestemd. Tevens is in de kerk ondergeschikte horeca voor sociaal/culturele activiteiten toegestaan. Binnen de bestemming maatschappelijk zijn diverse maatschappelijke functies toegestaan.
Tevens is de bestemming bestemd voor de ondergeschikte functies verkeer- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en evenementen en is een bebouwingsregeling opgenomen.
Artikel 11 Verkeer
Deze bestemming is toegekend aan de wegen en pleinen binnen het plangebied, voor zover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft de doorgaande wegen en primaire ontsluitingswegen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan en zijn de ondergeschikte functies verkeer- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Artikel 12 Water
Voor de Roer en de Maas is de bestemming ‘Water’ opgenomen. Binnen deze bestemming zijn naast watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige functies toegestaan. Tevens is beroepsvaart en recreatief medegebruik (waaronder voor plezier- / recreatievaart met gemotoriseerde vaartuigen) toegestaan. De aanwezige jachthavens in het plangebied zijn toegestaan door een functieaanduiding op te nemen binnen deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Daarnaast zijn op twee locaties in het plangebied woonschepen toegestaan. Voor de aanwezige woonschepen is op de verbeelding een functieaanduiding opgenomen en in de regels een specifieke regeling voor de locatie en het aantal toegestane woonschepen, dit is eveneens op de verbeelding verwerkt. Voor de locatie aan de Looskade (Looskade 3, 5 en 7) is voor de drie aanwezige woonschepen een uitsterfconstructie opgenomen. In het voorheen vigerende bestemmingsplan 'Maasoever' zijn deze woonschepen reeds onder het overgangsrecht gebracht. Aangezien vooralsnog niet aannemelijk is dat het gebruik binnen deze planperiode wordt beëindigd is de uitsterfconstructie opgenomen. Het is de bedoeling om deze woonschepen te verplaatsen of te verwijderen. Deze uitsterfconstructie geldt alleen voor de locatie Looskade en niet voor het woonschip gelegen aan de Maashaven (Maashaven 2) achter de Arloflat.
Artikel 13 Woongebied
De gronden waar reeds woningen aanwezig zijn in het plangebied worden direct bestemd als woongebied en omvat onder meer het gebied van de oude voorstad. Tevens zijn aan huis verbonden beroepen binnen deze bestemming toegestaan. De bestemming 'Woongebied' biedt ruimte aan onder andere groenveldjes/ speelplekken, woonstraten, parkeerplaatsen enz. De gebiedsgewijze manier van bestemmen komt in deze bestemming tot uitdrukking in het ontbreken van bouwvlakken en gebiedsdekkende bestemmingen. Hierdoor hebben groenveldjes/ speelplekken geen aparte bestemming. Eventuele werkzaamheden op dergelijke locaties, als ook aan woonstraten en parkeerplaatsen passen nu binnen het bestemmingsplan waardoor minder procedures nodig zijn. Het betekent dus niet dat groene plekken zomaar bebouwd kunnen worden, immers uitdrukkelijk is geregeld dat nieuwbouw en/of toevoegen van woningen niet is toegestaan. Verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd. Tot de woonbestemming behoren ook de erven en tuinen, (semi-) openbare zij- en achterpaden en wegen die in principe alleen en erf- of gebiedsontsluitingsfunctie hebben. Naast bovengenoemde functie zijn voor enkele locaties specifieke functieaanduidingen (onder andere kantoren en detailhandel in watersportartikelen) opgenomen. Gestapeld wonen is alleen toegestaan daar waar op de verbeelding een aanduiding is opgenomen dat sprake is van gestapelde woningbouw. Bedrijvigheid aan huis (kleine economie) en het verlenen van mantelzorg is uitsluitend na verlening van een omgevingsvergunning toegestaan. Tot slot is voor een locatie aan de Voorstad St. Jacob een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de nieuwbouw van 4 woningen mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan en bepaalde onderzoeken worden uitgevoerd.
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn daar opgenomen waar, naast de basisbestemming die in dit plan is toegekend, rekening gehouden moet worden met andere belangen. Het gaat veelal om bepalingen van leidingbeheerders en ter bescherming van specifieke waarden in het plangebied.
Artikel 14 Leiding - Riool
Voor de aanwezige rioolwatertransportleidingen in het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de leiding geldt een beschermingszone waarbinnen geen gebouwen gebouwd mogen worden. Voor het verrichten van werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Binnen de bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om af te wijken van de bouwregels voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die overeenkomstig de basisbestemming gerealiseerd mogen worden mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Voor de delen van het plangebied waar sprake is van "aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden" is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Bepaalde bouwwerkzaamheden zijn rechtstreeks toegestaan. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt "geroerd", vooral graafwerkzaamheden (dieper dan 40 cm) of bij een oppervlakte van meer dan 100 m2, is eveneens een omgevingsvergunning nodig. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.
Artikel 16 Waarde - Archeologie historische kern
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden binnen de historische kernen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.
Artikel 17 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Een deel van het plangebied is gelegen binnen het beschermd stadsgezicht. De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is op de verbeelding weergegeven als dubbelbestemming. Uitgangspunt van die bescherming is het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden altijd een omgevingsvergunning nodig is.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels waardoor overeenkomstig de onderliggende basisbestemming toch gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht. Als voorwaarde kan worden gesteld dat voorafgaand een cultuurhistorischeanalyse met waardenstelling moet worden uitgevoerd. Tevens is voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist ten einde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
Artikel 18 Waterstaat
Deze dubbelbestemming is toegekend aan een strook grond van 5 meter aan weerszijden van de Roer, conform het beleid van het Waterschap. Daarnaast is deze dubbelbestemming tevens toegekend aan een strook van 10m aan weerszijden van de in het plan aanwezige waterkeringen. Tot slot is deze bestemming ook aan de waterkering zelf toegekend. Dit betekent dat bij ontwikkelingen voor deze gronden, naast de bepalingen van de onderliggende bestemming ook rekening moet worden gehouden met de regels van deze dubbelbestemming.
Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd waarvan de hoogte maximaal 3,50 meter bedraagt. Indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop en de waterkering, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of watergang kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen overeenkomstig de basisbestemming. De Keur van het Waterschap is ook van toepassing op de watergangen, waterkering en bijbehorende beschermingszones.
Artikel 19 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de stroomvoerende functie voor de rivier. Binnen deze dubbelbestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Hiervan kan worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming mag worden gebouwd indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
Artikel 20 Waterstaat - Waterbergend rivierbed
Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de waterbergende functie voor de rivier. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
Gebiedsaanduiding
In het plan is een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' opgenomen. Een klein deel van het plangebied (omgeving Arloflat) is binnen deze geluidszone gelegen. Binnen dit gebied gelden beperkingen als gevolg va de ligging binnen de geluidsruimte van het industrieterrein Willem Alexander. Binnen dit gebied gelden naast de normale bestemmingsregels enkele specifieke regels in verband met de geluidsaanduiding.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:
- kostenverhaal anderszins is verzekerd; én
- fasering niet noodzakelijk is; én
- het stellen van locatie eisen niet noodzakelijk is, óf
- één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
- het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan €10.000,00; óf
- er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn; óf
- de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.
Het bestemmingsplan 'Maasoever' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Voor vervangende nieuwbouw zullen normaal gesproken geen kosten die tot de grondexploitatie behoren aan de orde zijn. Omdat sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige herbouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.
Op enkele locaties in het bestemmingsplan is nieuwbouw mogelijk, met name in de bedrijfsbestemmingen en de maatschappelijke bestemming. Voor de bedrijfsbestemmingen geldt dat het bestaande bedrijven / bedrijventerrein betreft. Indien hier nieuwbouw plaatsvindt, zal daarom geen sprake zijn van verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening, behoudens eventuele kosten betreffende de aansluiting op de openbare ruimte of aansluiting op de nutsvoorzieningen. Ditzelfde geldt voor de maatschappelijke bestemming.
Voor zover binnen het bestemmingsplan sprake is van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, is de besluitvorming over het kostenverhaal op basis van een exploitatieplan wettelijk gekoppeld aan de vaststelling van het wijzigingsplan (artikel 6.12, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening).
Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd en kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Maasoever' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedure die een bestemmingsplan moet doorlopen, is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
6.2.1 Inspraakprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Maasoever' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 12 januari 2011 tot en met 22 februari 2011. De ter visie legging is gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid en het voorontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Het Waterschapsbedrijf Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas en de VROM-inspectie hebben aanleiding gezien om te reageren. De reacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reacties zijn weergegeven in het verslag Inspraak en Vooroverleg dat als bijlage 1 is bijgevoegd.
6.2.3 Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 juli 2011 t/m 16 augustus 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 5 juli 2011 op de Gemeentepagina in de Trompetter en op www.roermond.nl en in de Staatscourant. Gedurende de periode van terinzagelegging was het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.nl en www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl.
Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Van deze mogelijkheid is gedurende de periode van terinzagelegging geen gebruik gemaakt.
Gedeputeerde Staten van Limburg hebben bij brief van 7 juli 2011 (kenmerk 11/39380) aangegeven geen aanleiding te zien tot het indienen van een zienswijze. In bijlage 2 is de nota van wijzigingen bijgevoegd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 1 Verslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Verslag inspraak en vooroverleg