Binnenstad Roermond
Bestemmingsplan - Roermond
Vastgesteld op 11-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.2 aan en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 afhankelijke woonruimte:
een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologische waarde:
waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
1.7 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.9 bedrijfsactiviteit:
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.11 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.12 beschermd stadsgezicht
het stadsgezicht van de kern van de stad Roermond in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals dat is aangewezen bij beschikking van 22 december 1986.
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000150 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bruto bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van bedrijfsgebouwen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.24 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, met daarbij behorende ondergeschikte horecavoorzieningen. Onder deze definitie wordt niet begrepen de uitoefening van zelfstandige detailhandel en/of horeca of het gebruik als seksinrichting.
1.25 cultuurhistorische analyse met waardestelling:
onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van (een deel van) een monument of (een deel van) het beschermd stadsgezicht gevolgd door een weging van deze waarden.
1.26 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, ontleend aan het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.27 designer outlet:
een centrum met een bovenregionaal verzorgingsgebied, bestaande uit meerdere winkeleenheden, waarin detailhandel plaatsvindt rechtstreeks door fabrikanten, licentiehouders, franchisenemers en 'vertically integrated retailers', van voor of door henzelf geproduceerde artikelen; in bovenbedoeld centrum zijn in ieder geval niet toegestaan detailhandel in levens- en genotsmiddelen (zoals supermarkten, groenteboeren en slijterijen), kranten- en tijdschriftenverkoop en dienstverlenende bedrijven.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.30 evenement:
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.
1.31 franchisenemer
een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' het recht is verleend om de artikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen.
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 geluidhinderlijke inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.35 gevelterras
een terras aansluitend voor de gevel van een pand met een horeca-aanduiding, niet zijnde een winterterras.
1.36 hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.37 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen. De horecacategorieën binnen de functie horeca zijn omschreven in Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten.
1.38 kantoor:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.39 kleine economie:
bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.40 licentiehouder
een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' licentie is verleend om de artikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen en te produceren.
1.41 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.42 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.43 nettovloeroppervlakte
de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van de betreffende functie of voorziening, onder welke ruimten niet zijn begrepen sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en ander dienstruimten en keukens.
1.44 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.45 peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.46 plan:
het bestemmingsplan Binnenstad Roermond van de gemeente Roermond.
1.47 pleinterras
een van de bebouwing vrijstaand terras op een plein, gelegen in de nabijheid van een aan het plein gelegen pand met een horeca-aanduiding, niet zijnde een gevelterras, dat gedurende de periode van 15 februari tot 15 november aanwezig mag zijn.
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.49 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf;
- een raamprostitutiebedrijf;
- een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 souterrain
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;
1.51 twee- aan- een gebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.52 verdieping
een bouwlaag boven de begane grond, gelegen op meer dan 1,50 meter boven het peil van het maaiveld, dat aansluit bij het gebouw waarvan die bouwlaag deel uitmaakt.
1.53 verkoopvloeroppervlakte
de som van de nettovloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en andere dienstruimten en keukens.
1.54 vertically integrated retailer
een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die artikelen produceert of ten behoeve van wie artikelen naar een specifiek ontwerp en een specifieke omschrijving worden geproduceerd en die de controle heeft over de distributie en verkoop van die artikelen.
1.55 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.56 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.
1.57 waterhuishouding:
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.58 winterterras
een permanent bouwwerk, ter gehele of gedeeltelijke omsluiting en gehele of gedeeltelijke afdekking van een terras, voor de gevel van een pand met een horeca-aanduiding. De overkapping van het winterterras kan bestaan uit een uitvalscherm of vergelijkbare voorziening.
1.59 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels. Onder de hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven;
- b. een drukkerij (categorie 3.2) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
- c. een gemeentewerf (categorie 3.1) met kantoorfunctie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf'';
- d. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
- f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- g. een opleidingsinstituut met een praktijkruimte voor bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- opleidingsinstituut'.
met daarbij behorende:
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Bedrijf’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd;
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:
- a. het gebruik van gronden als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
- b. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
- c. het gebruik van gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Centrum - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Centrum - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 4.1 genoemde functies worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd in 4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Centrum - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Centrum - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd in 5.1;
- b. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een bioscoop, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte en van de bedrijfsvoering deel uitmakende horeca in categorie 2 en/of in combinatie met faciliteiten voor het houden van seminars;
- b. woondoeleinden, alsmede aan huis verbonden beroepen, uitsluitend op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met daarbij behorende ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de bewoners;
- c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- d. verblijfsgebieden;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Cultuur en ontspanning' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 6.1 genoemde functies worden gebouwd.
Artikel 7 Detailhandel - Designer Outlet
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Designer Outlet' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een Designer Outlet met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 26.000 m2, met dien verstande dat:
- 1. de verkoopvloeroppervlakte van de winkeleenheden binnen het Designer Outlet ten hoogste 250 m2 bedraagt;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. de verkoopvloeroppervlakte van maximaal 30 winkeleenheden tussen de 250 m2 en 500 m2 bedraagt en de verkoopvloeroppervlakte van maximaal 8 winkeleenheden tusen de 500 m2 en 700 m2 bedraagt;
- 3. ten minste 80 % van het netto verhuurbaar oppervlak wordt vertegenwoordigd door de branches kleding, schoenen, lederwaren en sportartikelen;
- 4. ten hoogste 20 % van het netto verhuurbaar oppervlak wordt vertegenwoordigd door de branches beeld en geluid, huishoudelijke artikelen, boeken, juweliersartikelen en cosmetica/ parfum;
- b. horeca in categorie 1 en 2, met een maximale nettovloeroppervlakte van 2500 m2;
- c. kinderspeelvoorzieningen behorend bij het Designer Outlet, met een maximale nettovloeroppervlakte van 500 m2;
- d. kantoren behorend bij het Designer Outlet, met een maximale nettovloeroppervlakte van 500 m2;
- e. voorzieningen voor berging, opslag, bevoorrading en distributie ten behoeve van de onder a t/m d genoemde functies;
met daarbij behorende:
- f. verblijfsgebieden;
- g. verkeersvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Detailhandel - Designer Outlet' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 7.1 genoemde functies worden gebouwd.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van detailhandel anders dan genoemd in 7.1.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Gemengd - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 8.1 genoemde functies worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd in 8.1;
- a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 9.1 genoemde functies worden gebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd in 9.1;
- a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 10 Gemengd - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 300 m2 per vestiging;
- b. kantoren;
- c. dienstverlening;
- d. horeca in categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';
- e. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- f. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- g. verblijfsgebieden;
- h. verkeersvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als 'Gemengd - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 10.1 genoemde functies worden gebouwd.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. speelvoorzieningen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de als ‘Groen’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 11.1 genoemde functies worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, met daaraan gerelateerde dienstverlening;
- b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 300 m2 per vestiging;
- c. horeca in categorie 1, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
- d. horeca in categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';
- e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- f. verkeersvoorzieningen;
- g. verblijfsgebieden;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Kantoor’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 12.1 genoemde functies worden gebouwd.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. maximaal één dienstwoning per maatschappelijke voorziening, uitsluitend voorzover deze aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. verblijfsgebieden;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Maatschappelijk’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 13.1 genoemde functies worden gebouwd.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van zelfstandige detailhandel en/of horeca.
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de als ‘Tuin’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 14.1 genoemde functie worden gebouwd.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Verkeer - Railverkeer’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 15.1 genoemde functies worden gebouwd.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en pleinen met een verblijfsfunctie, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
- b. voet- en fietspaden;
- c. verkeersvoorzieningen;
- d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, waaronder begrepen de stalling van fietsen en scooters, brommers etc., met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend bovengrondse parkeervoorzieningen in één laag zijn toegestaan;
- e. bevoorrading;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. terrassen ten behoeve van de horecafunctie;
- i. het houden van markt;
- j. standplaatsen;
- k. een busstation;
- l. evenementen;
- m. een tunnel voor het wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 16.1 genoemde functies worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een gebouwde parkeervoorziening ten behoeve van het Designer Outlet, met maximaal 1 laag ondergronds en bovengronds maximaal 4 lagen (zijnde parkeerdekken), ten behoeve van het scheppen van parkeervoorzieningen met een zodanige omvang en op een zodanige wijze dat op eigen terrein van het Designer Outlet voldaan kan worden aan de parkeernorm als opgenomen in Bijlage 4, uitsluitend indien dit nodig is als gevolg van de ontwikkeling van de bezoekersaantallen van het Designer Outlet.
Artikel 17 Verkeer - Wegverkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. verkeersvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. evenementen;
- h. een reclamemast ten behoeve van het Designer Outlet uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
- i. een tunnel voor het langzaam verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Verkeer - Wegverkeer’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 17.1 genoemde functies worden gebouwd.
Artikel 18 Wonen - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als Wonen - 1 bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 18.1 genoemde functies worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- b. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd onder 18.1.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Wonen - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen in gestapelde vorm, alsmede aan huis verbonden beroepen;
- b. ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen uitsluitend ten behoeve van bewoners van de aanwezige woningen;
- c. cultuur en ontspanning, kantoren en/of dienstverlening uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
- d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- e. verblijfsgebieden;
- f. verkeersvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Wonen - 2’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 19.1 genoemde functies worden gebouwd.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd onder 19.1.
Artikel 20 Woongebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Woongebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 20.1 genoemde functies worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- b. het uitoefenen van bedrijvigheid anders dan genoemd onder 20.1.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Leiding - Riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding en bijbehorende beschermingszone;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 21.1 genoemde leiding;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 21.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, dan wel, gebouwen ten dienste van de leiding, mits:
- a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 21.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
- b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 21.1 genoemde leiding;
- c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden;
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een opppervlak beslaan van minder dan 100 m².
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 22.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
- b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
- c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie Historische Kern
23.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden;
- b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
- b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
- c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument' is het bepaalde onder a. tot en met c. niet van toepassing. Ter plaatse van deze aanduiding mogen bouwwerken worden opgericht die krachtens de basisbestemming zijn toegestaan en waarvoor de daarvoor vereiste vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 verleend is of redelijkerwijs verleend kan worden, of waarvoor aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 23.2 onder a. tot en met c. voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
- a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
- b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 24 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
24.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het (beschermd) stadsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Deze bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waterstaat
25.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de watergang;
- b. waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
25.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienst van de onder 25.1 genoemde functies;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:
- a. de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang omtrent voorwaarde a.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Bouwregels
27.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
28.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting, tenzij de bestemming dit uitdrukkelijk toelaat;
- b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van een niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
29.1 Geluidzone - industrie
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
30.1 Algemene afwijking
30.2 Voorwaarden
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
31.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
- c. het wijzigen van Bijlage 1, Bijlage 2, Bijlage 3 of Bijlage 4, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
Artikel 32 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 33 Overige Regels
33.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
33.2 Parkeren
33.3 Nadere eis
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwen
34.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Binnenstad Roermond'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
De binnenstad is het bruisend hart van Roermond. Het monumentale karakter, een goed voorzien winkelcentrum én een aantrekkelijk woonmilieu maken de binnenstad beeldbepalend voor Roermond. De binnenstad kent een grote diversiteit aan functies en activiteiten. Als ontmoetingsplaats, economisch, cultureel en uitgaanscentrum is de binnenstad het dynamische middelpunt van de stad. Het historische stratenpatroon, de grote hoeveelheid monumentale panden en het beschermd stadsgezicht vormen het waardevolle decor voor deze activiteiten. De binnenstad vraagt enerzijds om een flexibel kader dat ruimte biedt aan dynamiek en anderzijds een conserverend kader dat de bestaande waarden beschermd en voor aantasting behoedt.
Naast de binnenstad zal in dit bestemmingsplan ook de omgeving van het Kazerneplein, het Designer Outlet en het stationsgebied ten westen van de spoorlijn inclusief de Venloseweg worden meegenomen. Voor deze gebieden komen de huidige bestemmingsplannen te vervallen. In de plaats hiervan komt één geactualiseerd nieuw bestemmingsplan. In het nieuwe bestemmingsplan worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen opgenomen. De vigerende bestemmingsplannen vormen het uitgangspunt, het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert als beheersplan.
Het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringsslag in de gemeente Roermond. Wettelijk heeft de gemeente de plicht om haar bestemmingsplannen up-to-date te hebben. De Wet ruimtelijke ordening schrijft namelijk voor dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan tien jaar. Binnen het voorliggende gebied zijn bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar waardoor een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. Eén actuele planologische regeling voor dit gebied is derhalve van belang.
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Het plangebied betreft het stadscentrum van Roermond inclusief het Kazerneplein, het Designer Outlet en het stationsgebied (ten westen van de spoorlijn) / de Venloseweg. Het gebied wordt globaal begrensd door de straten Buitenop, Roersingel en de Minderbroederssingel aan de westzijde, de Maashaven en de Scheepvaartweg in het noorden, de spoorlijnen Roermond - Weert, Roermond - Venlo en Roermond - Sittard in het oosten en in het zuiden door het Zwartbroekplein en de Willem II Singel.
Figuur 1: Kaartfragment plangebied
In het plangebied Binnenstad Roermond gelden, tot het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende bestemmingsplannen:
- uitbreidingsplan aanwijzende de bestemming in hoofdzaak (Hoofdzakenplan): vastgesteld op 14 december 1949 en goedgekeurd 6 januari 1951;
- bestemmingsplan 'Lommerveld' (inclusief wijziging): vastgesteld 7 april 1952 en goedgekeurd 10 november 1952;
- bestemmingsplan 'Zwartbroek': vastgesteld 24 februari 1972 en goedgekeurd 29 januari 1973;
- bestemmingsplan 'Daalakker Mijnheerkens' (inclusief wijziging): vastgesteld 24 juni 1976 en goedgekeurd 6 juni 1977;
- bestemmingsplan 'Karthuis': vastgesteld 29 januari 1981 en goedgekeurd 23 februari 1982;
- bestemmingsplan 'Deemsel': vastgesteld 27 april 1989 en goedgekeurd 21 november 1989;
- bestemmingsplan 'Vrijveld/Lommerveld': vastgesteld 30 november 1995 en goedgekeurd 4 juni 1996;
- bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' (inclusief wijzigingen): vastgesteld 23 september 1999 en goedgekeurd 25 april 2000;
- bestemmingsplan 'Kapel in 't Zand': vastgesteld 22 juni 2000 en goedgekeurd 23 januari 2002;
- bestemmingsplan 'Stadsweide' (inclusief wijzigingen en uitwerkingen): vastgesteld 20 december 2001 en goedgekeurd 6 augustus 2002;
- bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Willem-Alexander': vastgesteld 24 december 2006 en goedgekeurd 26 juni 2007;
- bestemmingsplan 'Roerkade 11/11a en Roerkade 6 / Koolstraat 17-19': vastgesteld 17 december 2009.
Het nieuwe bestemmingsplan dient ter vervanging (al dan niet gedeeltelijk) van de hierboven genoemde bestemmingsplannen. De in de loop van de jaren verleende vrijstellingen, projectbesluiten, ontheffingen en/of verleende omgevingsvergunningen zijn eveneens in dit bestemmingsplan verwerkt.
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan ‘Binnenstad Roermond’ bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding;
- regels;
- toelichting.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden en gebouwen in het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een beleidsmatige afweging en verantwoording van de randvoorwaarden. De resultaten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen staan in de toelichting opgenomen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting op dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de gebiedsbeschrijving van het plan. Onder andere de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke en functionele structuur worden hier omschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het geldende beleidskader en de wijze waarop het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende deelaspecten waaronder milieu, externe veiligheid en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 wordt de feitelijke en juridische planopzet behandeld. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de verschillende bestemmingen en regelingen in voorliggend plan zijn vastgelegd. Daarnaast wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
2.1.1 Inleiding
Roermond is een stad met een rijke historie. Ontstaan in de hoge middeleeuwen groeide zij van een kleine handelsnederzetting uit tot een wereldlijk en geestelijk bestuurscentrum. De aanwezigheid van machtige kloosters in combinatie met de bruikbare waterkracht van de rivier de Roer leidde tot een vroege industriële ontwikkeling. De nabijheid van rijke weidegronden bij de Maas en vruchtbare akkers op de hoger gelegen gronden verzekerde een rijke agrarische productie. De ligging op een kruispunt van water- en landwegen garandeerde een bloeiende handel. Dit alles vormde voedingsbodem voor een rijk cultureel leven. De ruimtelijke ontwikkeling van de stad vormt een spiegel van deze rijkdom. Door de eeuwen heen wijzigend en behoudend kreeg de stad haar huidige vorm, een 'historisch' stadsgezicht. In veel straten en op veel pleinen wordt het beeld bepaald door lang voorbije periodes. De kwaliteit van deze plekken wordt erkend en gekoesterd en zal dienen als inspiratiebron voor de toekomst. Andere plekken worden gekarakteriseerd door vormen die, hoewel in het verleden tot stand gekomen, niet als historisch worden ervaren omdat ze binnen het kader van onze herinnering vallen. Hier is sprake van een kwaliteit die wordt bepaald door de structuur, de samenhang en de variëteit. Ook deze in de moderne tijd gevormde kwaliteit vormt in de historische binnenstad een uitgangspunt voor behoud en verdere ontwikkeling binnen de dynamiek van de functionele ontwikkelingen. Een kwaliteit die niet direct zichtbaar is bevindt zich in de ondergrond van de binnenstad; het bodemarchief. Eeuwen van menselijke kwaliteit hebben hun sporen achtergelaten.
2.1.2 Historische ontwikkeling
Allesbepalende factor bij de vestiging van mensen op de plaats van de huidige stad Roermond was de samenvloeiing van de rivieren Roer en Maas. Al vanaf de steentijd hebben deze belangrijke verkeers- en handelsaders de aantrekkelijkheid van het gebied bepaald. In combinatie met de hoger gelegen zandgronden vormde de streek zo een veelzijdig landbouwareaal. In latere eeuwen zou de waterkracht van de Roer een grote rol gaan spelen in de industrialisatie (zeker al vanaf de 13e eeuw).
Binnenstad
In de middeleeuwen ontwikkelde zich een versterkte nederzetting bij de monding van de Roer (de monding zelf bevond zich toen nog zo'n 2 kilometer verder naar het westen). Of van deze versterkte nederzetting nog sporen zichtbaar zijn in de huidige stad is niet bekend. Archeologisch onderzoek geeft langzaam maar zeker een scherper beeld van de situatie. Veronderstelden we eerder nog dat deze nederzetting zich heeft beperkt tot het gebied bij het huidige 'Buitenop', nu weten we dat de nederzetting zich in de 13e eeuw in elk geval al langs de Roer uitstrekte tot bij de huidige Molenstraat.
Ook als bestuursstad komt Roermond rond 1200 voor het eerst in beeld, wanneer melding wordt gemaakt van een voogd. Hoewel de precieze inhoud van deze functie omstreden is, is hier van belang dat er kennelijk enige vorm van wereldlijke en/of kerkelijke bestuurlijke organisatie voorhanden was. De nederzetting, welke voor een belangrijk deel, inclusief de parochiekerk, op het huidige Buitenop was gelegen, kan men zich voorstellen als een conglomeraat van gebouwen en bijgebouwen langs de Roer. Van enige stedelijke aanleg is dan nog geen sprake. Na 1200 ontwikkelt Roermond zich min of meer planmatig. Door de beperkte ruimte langs de oever van de Roer kregen de percelen een smalle lange vorm met de korte zijde aan de rivier. Deze kleinschalige parcellering is in het gebied ten zuiden van de Kraanpoort nog terug te vinden in de kadastrale indeling. Een voor dit gebied karakteristieke architectonische vorm vindt zijn oorsprong in deze periode. De glooiende oever is er de oorzaak van dat een huis met een voorgevel van twee bouwlagen aan de Roer een achtergevel heeft van slechts één bouwlaag. Later, wanneer de achtergevels van deze huizen meer betekenis krijgen, resulteert dit in een kelder met een gelijkvloerse uitgang naar buiten. In deze periode breidt de stad zich ook uit naar het plateau boven de Roeroever. Hier wordt een rechthoekig stratenpatroon uitgezet met als centrum de Markt. De Markt, met zijn belangrijke handelsfunctie, werd van meet af aan de zetel van het stadsbestuur. Kort na de uitleg werd een deel van het stedelijk gebied aan de zuid-oostzijde ingenomen door de Munsterabdij.
De naast de Roer voor de stad zo belangrijke rivier de Maas werd in de 14e eeuw dichter langs de stad geleid. De Maas bleef overigens op afstand, de stad heeft zich er nooit op georiënteerd. De Roer fungeerde óók als Maashaven. Pas in de jaren '80 van de 20e eeuw richtte bebouwing in de Voorstad zich op de Maas. De Pastoorswal met zijn verdedigingswerken vormde tot die tijd een abrupte grens tussen de binnenstad en de Maasvallei. Dit in tegenstelling tot de Roeroever waar onder de vestingswerken havenactiviteiten bleven plaatsvinden en waar aan de overzijde, langs de route naar Maastricht, zich de Voorstad St. Jacob ontwikkelde.
Na de eerste uitleg breidt de stad zich successievelijk in oostelijke en zuidelijke richting uit. Buitenop wordt als stedelijk gebied prijsgegeven en afgegraven. De parochiekerk wordt verplaatst naar een plek dichtbij de Markt, de plaats van de latere kathedraal. De nederzetting aan de Schuitenberg wordt in het stadsgebied geïncorporeerd. Tegen het jaar 1400 bereikt de stad dan haar huidige vorm binnen de singels. Ook het stratenpatroon, dat buiten de eerste aanleg een veel minder regelmatige ordening krijgt, wordt in deze periode definitief vastgelegd. De expansie van de stad wordt hier voor een periode van bijna 500 jaar een halt toegeroepen. Verdedigingswerken, in wisselende gedaanten, bepalen de grens van de groei. Het gebied binnen de vesting wordt langzaam maar zeker in gebruik genomen. De vestiging van vele kloosters binnen de stad heeft tot gevolg dat al in een vroege fase, naast een voor steden in die periode kenmerkende kleinschaligheid, een zekere gróótschaligheid in combinatie met de aanwezigheid van groen tot ontwikkeling kwam. Tot op de dag van vandaag draagt die grootschaligheid aanmerkelijk bij aan het karakter van de stad. Het is van belang vast te stellen dat deze grootschaligheid bijna steeds gepaard ging met een rechtevenredig hoge architectonische kwaliteit.
Men kan stellen dat rond 1400 de structuur van de stad zoals wij die kennen in grote lijnen is vastgelegd. Toch hebben zich ook later nog ontwikkelingen voorgedaan die voor de stadsstructuur grote gevolgen hebben gehad. Hoewel Roermond door de geschiedenis heen als een florerende stad gezien kan worden hebben zich ook perioden van mindere welstand voorgedaan. In deze perioden fungeerden kloosters als dat van de Karthuisers en het Munster als financiers waardoor zij behalve macht ook grote arealen grond binnen de stad konden verwerven. Twee stadsbranden, gevolgd door een periode van economische neergang, waren de oorzaak van het vanaf de tweede helft van de 17e eeuw tot ongeveer 1850 braakliggen van grote delen van de stad. Het beschikbaar zijn van grote hoeveelheden bouwgrond vormde echter in de 19e eeuw een belangrijke impuls voor de industrialisatie en een daarmee gepaard gaande nieuwe bloei van de stad. Een ander structureel gevolg van met name de stadsbranden was het verschijnen van voor deze periode karakteristieke huizen met een voorgevel over meerdere perceelbreedtes en de daknok parallel aan de straat. Zij vervingen smalle middeleeuwse gebouwen met de nok haaks op de straat. Ondanks de stadsbranden en dankzij de daaropvolgende economische neergang bleven echter ook veel middeleeuwse panden in de binnenstad bewaard. Door de opheffing van vele kloosters door de Oostenrijkse keizer in het laatste kwart van de 18e eeuw, gevolgd door de eveneens niet kloostervriendelijke Franse tijd, verdwenen vele kloosters uit het Roermondse stadsbeeld. Een aantal kloostergebouwen kreeg andere functies en werd bewaard. Andere verdwenen in zijn geheel. Met name de opheffing van de Munsterabdij heeft grote sporen nagelaten in de stadsstructuur.
Geholpen door de uit nood geboren vestigingsmogelijkheden, ontwikkelde zich al vroeg in de negentiende eeuw industriële activiteit in de stad. De grotere bedrijven vestigden zich langs de Roer waar ze volgens eeuwenoude traditie gebruik konden maken van waterkracht. Kleinere bedrijven vestigden zich echter in de stad zelf. Het overschot aan ruimte veranderde, mede door de toestroom van arbeidskrachten, in een ruimtegebrek. Tegen het einde van de eeuw was Roermond volgepropt met mensen en huizen. De binnenterreinen slibden voor het eerst dicht. Veel van de vergaand onderkomen oudere bebouwing werd verbouwd of vervangen door hoogwaardige nieuwbouw. De Hamstraat krijgt bijvoorbeeld - in relatie met de komst van het spoor - voor het eerst betekenis. Het straatbeeld zoals wij dat nu kennen is dan ook voor een zeer groot deel laat negentiende eeuws. Zorgde de industrie in de negentiende eeuw voor kleinschalige invullingen, een nieuw fenomeen zorgde voor terugkeer van de monastieke grootschaligheid: onderwijsinstituten met her en der in de stad grote massale schoolcomplexen. In het derde kwart van de twintigste eeuw ontstonden de wooncomplexen. Uitbreiding van de stad werd mogelijk door het afgraven van de wallen, het slopen van de stadsmuur en de poorten, respectievelijk eind 18e en begin 19e eeuw. De stad breidde zich voorzichtig uit naar het zuiden waar aansluiting werd gezocht bij de bebouwing aan de Kapellerlaan en waar de nabijheid van de Roer gunstige vestigingsvoorwaarden voor industrieel-ambachtelijke bedrijven bood. Aan de oostzijde van de stad verschenen statige herenhuizen in een gesloten straatwand langs de singel. Tegen het eind van de negentiende eeuw vormde de nieuwe spoorlijn langs de singel een nieuwe oostelijke bebouwingsgrens. De nog zeer verregaand in middeleeuwse staat bewaard gebleven stadsstructuur bleef ook in de twintigste eeuw goeddeels behouden. Belangrijke wijzigingen bleven voornamelijk beperkt tot de gebieden langs de singels. Nieuwe pleinen vormen hier schakels met het gebied er buiten. Een gebied waarvan de plattegrond min of meer totaal werd gewijzigd is het gebied ten zuiden van het voormalige Munsterterrein. Hier ontstond in de stad een nieuw plein met inmiddels reeds alweer - deels herhaaldelijk - vervangen grootschalige bebouwing. De al in het begin van de 20e eeuw op gang gekomen expansie van de stad brengt met zich mee dat het gebied binnen de singels niet langer de stad is maar 'slechts' het hart van de stad.
Overige gebieden
Gebieden die buiten de singelring maar wel direct in samenhang met de binnenstad tot ontwikkeling zijn gekomen zijn het areaal van het huidige Designer Outlet, het Kazerneplein en de Venloseweg. De Venloseweg, in de middeleeuwen vanuit de binnenstad bereikbaar via de Venlosepoort (noord-oostelijke hoek van het Wilhelminaplein), was een onderdeel van de oude route vanaf de Maasoversteek, via de Swalmerstraat naar Swalmen en Venlo. Hoewel de Venloseweg geen deel heeft uitgemaakt van de romeinse heirbaan langs de oostelijke oever van de Maas (deze verliep verder oostelijk) tonen vondsten van romeinse opgravingen langs deze weg aan dat het tracé van deze weg al van ver vóór de middeleeuwen dateert. De bebouwing langs deze weg ontwikkelde zich pas in de nieuwere tijd tot een lintbebouwing langs de route.
Met de komst van de spoorlijn Antwerpen-Mönchengladbach kreeg het gehele gebied meer betekenis en ontwikkelde zich in de driehoek tussen de weg en ontwikkelde zich in de driehoek tussen de weg en de spoorlijn bedrijvigheid. Ook de komst van een klooster van de zusters Carmelitessen aan het eind van de 19e eeuw droeg bij aan de opkomst en verstedelijking van het gebied. Een belangrijke wijziging in het tracé van de Venloseweg vormt de aanleg van een viaduct over de spoorlijn. Waar de weg vroeger rechtdoor liep over een spoorwegovergang maakt hij tegenwoordig een flauwe bocht.
De percelen waarop zich tegenwoordig het Kazerneplein en het Designer Outlet bevinden hebben pas in de 20e eeuw een wezenlijke rol in de ontwikkeling van de stad gekregen. Daarvoor bevonden zich hier uiterwaarden van de Maas en de Roer. Het gebied werd met opzet drassig gehouden om aanvallen op de stad vanuit noordelijke richting te bemoeilijken. Het grasland werd gebruikt voor het weiden van het vee. Het gebied vormde als het ware een onbebouwde wig tussen de stad en de rivieren. Pas met de aanleg van de Maasbrug (en de daarvoor noodzakelijke ophoging van het terrein direct ten noorden van de stad) en met de bouw van de Ernst Casimir kazerne (in de jaren '30 van de 20e eeuw) kreeg dit gebied stedelijke betekenis. Voor de bouw van de kazerne werd het gehele gebied opgehoogd om zodoende voor overstromingen gevrijwaard te blijven. De vormgeving van de kazerne werd met opzet zo gekozen dat deze goed zou passen bij het kleinsteedse karakter van de historische binnenstad en bij de op neutraliteit gerichte buitenlandse politiek van die dagen. Het Designer Outlet heeft, na het vertrek van het garnizoen begin jaren '90 van de 20e eeuw, gebruik gemaakt van de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit van de inmiddels tot rijksmonument aangewezen kazernegebouwen. Met de ontwikkeling van het Kazerneplein werd eindelijk het gat gevuld tussen de binnenstad en het rivierengebied.
2.1.3 Ruimtelijke structuur
Binnenstad
De ruimtelijke structuur van de binnenstad van Roermond wordt bepaald door drie aspecten:
- de ring met poorten;
- het raster en de pleinen;
- accenten.
De ring met poorten
De binnenstad is een duidelijk herkenbare ruimtelijke eenheid in de stedelijke structuur van Roermond. De hartvormige binnenstad wordt begrensd door singels die op hun beurt weer zijn 'aangehecht' aan de rivieren Roer en Maas en de spoorwegen. Gesloten, op de singels georiënteerde bebouwingswanden begrenzen de binnenstad over een deel van de ring. Andere delen van de ring hebben in hun rooilijn het oudtijds open karakter behouden. Op een aantal punten was de uitstraling van de binnenstad over de singels heen onvoldoende. Om de herkenbaarheid van de historische binnenstad te vergroten was het nodig om een samenhangerder van de ring te creëren zonder echter hierbij de verschillende karakters van de ring geweld aan te doen. Ook de toegangen tot de binnenstad spelen hierbij een belangrijke rol. Deze toegangen moesten zodanig worden vormgegeven dat ze kenmerkende plaatsen worden die verwijzen naar de specifieke functie in de structuur van de binnenstad. Met de voltooiing van enkele bouwplannen in en om de singels (onder andere 'de Toerist') is hier vorm aan gegeven.
Het raster en de pleinen
Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur van de binnenstad is het vrij strakke rechthoekige rasterpatroon van straten dat in een groot deel van de binnenstad aanwezig is. Desondanks heeft elke plek in de stad echter toch zijn eigen karakter dat wordt ondersteund door 'willekeurige' afwijkingen in het patroon. Van belang hierbij zijn de krommingen van de 'rechte' straten, de verspringende kruisingen en de glooiingen in het terrein. De grootste rol hierin wordt echter gespeeld door de pleinen die, elk met hun eigen historisch bepaald karakter, willekeurig verspreid over de stad aanwezig zijn. Zij vormen 'ankerpunten' in de stedelijke ruimte die zorgen voor herkenbaarheid en vanzelfsprekende oriëntatie. Er zijn verschillende pleinruimtes met een eigen en aantrekkelijk verblijfskarakter. De pleinen functioneren daarbij als verbindingspunt van de aanwezige winkelgebieden. Op het scharnierpunt tussen de binnenstad en het Designer Outlet met het Kazerneplein, ligt de historische Markt. Een tweede verbindingspunt is het Munsterplein, vervolgens dienen ook het Kloosterwandplein en het Stationsplein als verbindigspunt.
Accenten
Een aantal elementen in de binnenstad fungeert door hun ligging, verschijningsvorm of bijzondere betekenis als belangrijke oriëntatie- of herkenningspunt (onder andere de Munsterkerk en directe omgeving, het Stadhuis, de Kathedraal, de Steenen Trappen, Casimir en de Toerist). Deze accenten brengen variatie en afwisseling in de ruimtelijke hoofdstructuur.
Stationsgebied en Venloseweg
Het stationsgebied is een langgerekte zone die zich tussen de binnenstad en de wijken Roermondse Veld en Vrijveld bevindt. De meeste bebouwing loopt parallel aan het spoor en wordt slechts op een paar punten onderbroken met een straat of weg. Onder het station loopt een tunnel die het oostelijk deel van Roermond verbindt met de binnenstad. Ietwat zuidelijker ligt de tweede tunnel van de Koninginnelaan. Daarnaast wordt de zone nog doorkruist door een tweetal overwegen. Helemaal in het zuiden de Kapellerlaan (deze ligt net buiten het plangebied) en in het noorden de brede overweg bij de Slachthuisstraat. Ten noorden van de Slachthuisstraat begint het gebied rondom de Venloseweg. De ruimtelijke structuur bestaat uit lintbebouwing langs de gehele Venloseweg. Net achter deze bebouwing vinden we aan de zuidzijde van de weg een gemengde inrichting van diverse bedrijvigheid en kantoren. De zone is een overgangsgebied van de binnenstad naar Maasniel en Leeuwen.
Designer Outlet
Het Designer Outlet is gelegen direct naast de historische binnenstad aan één van de belangrijkste invalswegen, de Wilhelminasingel. De spil (c.q. hoofdas) van het Designer Outlet wordt gevormd door zowel het monumentale hoofdgebouw van de voormalige kazerne als het eerste legeringsgebouw. Samen omvatten ze een centraal monumentaal plein, het hart van het Designer Outlet. Ook deze oude gebouwen zijn vlak naast de Wilhelminasingel gesitueerd. Het grote parkeerterrein ligt aan de noord- en oostzijde van de kavel, aan de zijde waar de meeste bezoekers arriveren. De gebogen bebouwingswand van het Designer Outlet omvat gedeeltelijk het parkeerterrein en vangt de bezoekers als in een trechter op. De interne structuur van het Designer Outlet bestaat door deze opzet uit een rondgaand wandelcircuit en een directe diagonale route tussen het parkeerterrein en het centrale plein ter hoogte van de historische gebouwen. De filosofie van het Designer Outlet is wat betreft het bezoekend publiek sterk introvert. Het winkelcircuit is daarom naar binnen gericht. Intern is de architectuur en belevingswereld voor het bezoekend en winkelend publiek kleinschalig, vriendelijk en uitnodigend. Buiten, in de richting van de stad, is de architectuur fors als antwoord op de grote schaal van de omliggende infrastructuur. De rooilijn van de straatjes roept een gevarieerd beeld op van arcades, pleinen en straatjes. Omdat het winkelcircuit naar binnen gericht is, betekent dit dat zich in de buitengevels van het totale complex de toegangen voor de bevoorrading bevinden. Het Designer Outlet is een uniek concept en kan getypeerd worden als een toeristische attractie met hoge bezoekersaantallen.
Kazerneplein
Het Kazerneplein kent een zeer stedelijk karakter. In de appartementengebouwen liggen in totaal 180 appartementen. Samen met de bioscoop vormen de woningen een zijde van het plein. De torens van de appartementengebouwen hebben een bepaalde rol in het aanzicht van Roermond. De andere zijde wordt gevormd door het langwerpige kantoorgebouw dat een afschermende wand vormt naar de N280 toe. Het kantoorgebouw wordt onderbroken door de overkapping van de onderdoorgang van de voetgangerspassage naar de binnenstad.
2.2 Functionele Structuur
Als gevolg van de verscheidenheid in functies en ruimtegebruik en de diversiteit van elementen is de ruimtelijke structuur in het plangebied zeer gevarieerd. Op grond van de ruimtelijke samenhang kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden.
Binnenstad
De binnenstad kent een grote verscheidenheid aan functies. Roermond wordt gekenmerkt door een hoogwaardig en divers aanbod van detailhandelsvoorzieningen. De verzorgende funtie heeft een bovenregionale functie verworven op detailhandelsgebied en strekt zich uit tot in België en Duitsland. De kracht van de binnenstad moet worden gevonden in de multifunctionaliteit (winkelen, wonen, werken, vermaak en cultuur). De binnenstad heeft een zeer groot aantal kwaliteiten (gevarieerd winkelaanbod met couleur locale, diverse pleinen, warenmarkten, historische uitstraling, evenementen en horeca). Ook in de toekomst kan Roermond de consument aan zich binden en de beleving bieden waarnaar de consument opzoek is.
In het kernwinkelgebied wordt de detailhandel geconcentreerd. Daarnaast is er ook ruimte voor publieke dienstverlening en winkelondersteunende horeca. Naast het kernwinkelgebied wordt er een aantal aanloopstraten onderscheiden. Over het algemeen vormen deze straten de verbinding tussen parkeervoorzieningen en het kernwinkelgebied. Zij leiden het winkelgebied in. In de aanloopstraten zijn naast de bestaande winkelfuncties diverse andere functies aanwezig, zoals: dienstverlening, horeca en wonen. De binnenstad van Roermond voorziet in het funshoppen, het vergelijkend - recreatief winkelen voor de regio. Er is een ruim aanbod in niet-dagelijkse goederen en horeca. Belangrijk zijn sfeer, ambiance, multifunctionaliteit en onderscheidend vermogen. Bereikbaarheid en parkeren blijven ook essentieel.
Ook horeca speelt een belangrijke rol in de belevingswaarde van de binnenstad. Bovendien is horeca een belangrijke trekker voor Roermond. Clusters van horeca zijn ontstaan aan het Stationsplein, tussen de Markt en de Roerkade en aan het Zwartbroekplein. Binnen deze gebieden is er een gedifferentieerd aanbod van horecafuncties. Daarnaast is er aan het Wilhelminaplein een lichte clustering van horeca in de vorm van diverse cafetaria's. Verder liggen er, verspreid over de binnenstad, een aantal horecagelegenheden. In de winkelstraten is een ruim aanbod aan winkelondersteunende horeca. De horecacluster aan de Veldstraat kenmerkt zich door leegstand. In het beleid wordt onderscheid gemaakt naar type horeca. In het winkelgebied wordt in bepaalde mate winkelondersteunende horeca toegelaten. Hieronder vallen zaken als een ijssalon of lunchroom. Daarnaast bevinden zich met name aan de Markt en de Roerkade diverse cafés, restaurants en bistro's. In de binnenstad liggen redelijk verspreid ook nog een aantal hotels. Aan het Kloosterwandplein ligt, direct aan het theater, het theaterhotel. Aan het Stationsplein ligt een hotel. Het gebouw van de oude gevangenis aan de Pollartstraat is gerenoveerd en omgebouwd naar een hotel en aan de Roerkade liggen een aantal hotels. In de Swalmerstraat en aan de singel zijn twee bed & breakfast gevestigd. Zo kent de binnenstad een divers aanbod van overnachtingsmogelijkheden.
Naast detailhandel en horeca kent de binnenstad nog een aantal voorzieningen in de vorm van kantoren, dienstverlening en bedrijvigheid. Met name aan de singels, die zowel een functie voor verkeer met de bestemming binnenstad als voor doorgaand verkeer hebben, zijn verschillende functies gevestigd. Het kantorenbeleid richt zich voor de binnenstad en de singels op de kleine en middelgrote gebruikers in de zakelijke en overige dienstverlening, die hechten aan een eigen identiteit.
Een groot deel van de binnenstad is bestemd voor wonen. De woongebieden in de binnenstad bevinden zich met name in de noord-oost hoek en in het zuidelijk deel van het plangebied. Het beleid is erop gericht de woonfunctie in de binnenstad te versterken om het centrum te verlevendigen en de sociale veiligheid te vergroten.
Stationsgebied / Venloseweg
Het stationsgebied omvat het gehele emplacement en de stationsgebouwen. Het emplacement begint in het zuiden net boven de overweg met de Kapellerlaan. In het middendeel waar het stationsgebouw ligt, is het emplacement op z'n breedst. Er liggen hier 12 spoorbanen naast elkaar. Ten noorden van het stationsgebouw is het busstation gelegen. Dit busstation ligt ingeklemd tussen een kantoorgebouw aan de Godsweerdersingel en het perron. Verder noordwaarts aan de achterzijde van de bebouwing aan de Godsweerdersingel bevinden zich nog enkele gebouwen van de spoorwegen. Vervolgens is de supermarkt met parkeervoorzieningen bij de grote overweg van de Slachthuisstraat gesitueerd. Ten noorden van de overweg eindigt het emplacement. Het grootste deel van het stationsgebied grenst aan de westzijde aan de achterkanten van bebouwing aan de singelring. Ten noorden van de Slachthuisstraat is de bebouwing meer naar het spoor georiënteerd.
De omgeving Venloseweg wordt gevormd door het spoor, de Slachthuisstraat, het Wilhelminaplein en de Venloseweg zelf. Aan weerszijden van de Venloseweg staan hoofdzakelijk woongebouwen. Tevens zijn in de omgeving van het stationsgebied diverse kantoren en bedrijven gevestigd. In de meest noordelijke punt bevindt zich de gemeentewerf. De zijde aan het Wilhelminaplein is het meest divers qua functies. Er bevinden zich hier enkele winkelpanden en horecavestigingen.
Stadsweide (Designer Outlet en Kazerneplein)
Het Designer Outlet bestaat voor het grootste deel uit winkelpanden. Op een aantal plaatsen zijn horecavoorzieningen gesitueerd. Daarnaast bevinden zich nog enkele kantoorvoorzieningen ten behoeve van de het Designer Outlet. Een groot deel van het terrein van het Designer Outlet wordt in beslag genomen door de bijbehorende parkeerplaats.
De verbinding tussen het Designer Outlet en de binnenstad wordt gevormd door het Kazerneplein en de passage onder de N280. Onder het Kazerneplein bevindt zich een grote parkeergarage die deels openbaar is en deels bestemd is voor de appartementen op het Kazerneplein. Aan het plein bevinden zich naast het wonen nog diverse andere functies zoals een bioscoop, een automatenhal, kantoren en diverse horecavestigingen. Hiermee is het Kazerneplein een divers en gemengd gebied waarin functies aanwezig zijn die wat betreft schaal niet goed inpasbaar zijn in de historische kern. Door de directe ligging tegen de historische kern kunnen functies ten dienste van of aanvullend aan de binnenstad hier bij uitstek een plaats krijgen. Het zijn sociaal-culturele functies die de ontmoetingsfunctie van de binnenstad versterken en waarbij wordt uitgegaan van een multifunctionele invulling met functies die ook buiten kantoortijden en winkelsluitingstijden een aantrekkelijkheid hebben.
2.3 Ontwikkelingen In Plangebied
Het bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' is een beheersplan waarin in principe geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In de directe omgeving van het plangebied speelt wel het initiatief voor de ontwikkeling van City Meadow (het gebied gelegen ten noorden van het Designer Outlet en het Kazerneplein). Voor City Meadow is een masterplan opgesteld. Deze ontwikkeling is voor een gedeelte ook gelegen in onderhavig bestemmingsplan. In het plangebied zijn tevens de herontwikkelingslocaties aan de Lindanusstraat - Heilige Geeststraat - Bethlehemstraat (Heggestraete) en die aan de Knevelgraafstraat (vestiging voormalig dealer- en garagebedrijf) gelegen, alsmede de singelring (reconstructie). Deze ontwikkelingen en eventueel andere grootschalige ontwikkelingen in het plangebied zullen door middel van een omgevingsvergunning of een aparte bestemmingsplanprocedure gerealiseerd worden. In deze afzonderlijke procedures worden de belangen per project afgewogen.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 12 maart 2012 is de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: structuurvisie) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creeëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen.
De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de structuurvisie worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen luiden kort samengevat als volgt:
Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland
- Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- Efficiënt gebruik van de ondergrond.
Verbeteren bereikbaarheid: Slim investeren, Innoveren en Instandhouden
- Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
- Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
- Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
Waarborgen kwaliteit leefomgeving
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke en cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
- Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
- Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan zijn binnen het plangebied geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Binnen de bestaande bestemmingen worden mogelijkheden geboden voor een omschakeling naar een andere functie. Hiermee kan de kwaliteit van de leefomgeving en het vestigingsklimaat voor bedrijven worden gewaarborgd. Op het beschermd stadsgezicht en de aanwezige rijksmonumenten wordt geen negatieve invloed uitgeoefend. Het plan voldoet daarmee aan het rijksbeleid zoals dit is vastgelegd in de Structuurvisie.
3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het POL2006 uitgewerkt.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats door de uitwerking van het provinciaal beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De Roer grenst aan het plangebied. De Roer is een onderdeel van het Natura 2000-gebied Roerdal (Habitatrichtlijngebied 150). De kwaliteit van leefgebieden van beschermde soorten in Natura 2000-gebieden mag niet verslechteren. Verder mogen geen storende factoren in of buiten de gebieden optreden die significante negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Met dit bestemmingsplan worden geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en dus treedt geen verandering voor het Natura 2000-gebied Roerdal op.
3.1.3 Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden opgenomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
3.1.4 Beleidsregel grote rivieren
Door de dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en 1995 is duidelijk geworden dat anders met de ruimte voor afvoer en berging van (rivier)water omgegaan moet worden. Er is meer ruimte voor de rivier nodig. In 1996 is daarom de Beleidslijn ruimte voor de rivier tot stand gekomen, welke in 2006 vervangen is door de Beleidslijn grote rivieren. Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren probeert initiatieven waarbij het rivierbelang mede gewaarborgd is, tot uitvoer te laten komen.
Het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de Waterwet van toepassing is. Het toepassingsgebied is, met daarbij de te onderscheiden gebiedsdifferentiatie naar ‘stroomvoerend’ en ‘bergend’ regime op kaarten weergegeven. Deze kaart is onderdeel van de beleidsregel. In figuur 2 is de voor dit bestemmingsplan de relevante kaart weergegeven. Het plangebied is niet gelegen binnen het stroomvoerend of waterbergend regime.
Figuur 2: Uitsnede kaart Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten en wijzigingen van bestaande activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. In de regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten gebieden: stroomvoerend regime, bergend regime, en gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit van toepassing is. In het plangebied zijn alleen gebieden gelegen waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit van toepassing is. Bij deze gebieden hoeft niet te worden getoetst aan de Beleidslijn grote rivieren. Dit zijn gebieden die weliswaar deel uitmaken van het rivierbed, maar waar geen vergunningplicht op grond van de Waterwet geldt. Bouwen binnen deze gebieden is op eigen risico en verantwoordelijkheid. Het Rijk kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade voortkomend uit bouw binnen deze gebieden. Eventuele schade kan dan ook niet op het Rijk worden verhaald.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006
Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld. Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan, het provinciaal verkeer- en vervoersplan op hoofdlijnen, een economisch beleidskader op hoofdlijnen (voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft) en een welzijnsplan op hoofdlijnen (voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft). Sinds 1 juli 2008 is het POL2006 een structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Het POL2006 is in 2008, 2009 en 2010 geactualiseerd.
Figuur 3: Uitsnede Provinciaal Omgevingsplan Limburg
In het POL2006 is Limburg verdeeld in negen ontwikkelingsperspectieven, met elk hun eigen doelstellingen, weergegeven op een perspectievenkaart. In bovenstaande afbeelding is het plangebied globaal geprojecteerd op de perspectievenkaart. Het plangebied valt in zijn geheel binnen het perspectief Stedelijke bebouwing (P9). De doelstellingen van genoemd perspectief worden hieronder beschreven.
Stedelijke bebouwing (P9)
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
3.2.2 Provinciale woonvisie
De provinciale woonvisie vormt een nadere uitwerking van het beleid in het POL2006 en een operationeel kader. In afstemming met de belangrijkste regionale actoren worden op basis hiervan overeenkomsten gesloten in de vorm van afsprakenkaders, inclusief regionale programma’s gericht op de woningvoorraadontwikkeling voor een periode van 4 (tot 10) jaar. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben de provinciale woonvisie 2010-2015 op 1 februari 2011 vastgesteld. Doel van de provinciale woonvisie is om samen met alle partners in de regio's te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio's.
De provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte woningmarkt noodzakelijk is en bijdraagt aan 'goed leven in Limburg'. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt (en uiteindelijk leefomgeving) te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn.
Om de doelstelling op de langere termijn te realiseren wordt op de kortere termijn gestreefd naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. De provincie constateert dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als kwalitatieve opgave.
Kwalitatieve opgave
De regio Midden-Limburg Oost, waaronder Roermond, wil inzetten op versterking van de centrumgemeente Roermond en de leefbaarheid van de kernen op het platteland. Er wordt maximaal ingezet op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende bevolkingssamenstelling in de regio.
Anticiperend op de afnemende bevolkingsomvang en wijzigende samenstelling van huishoudens, is het van belang te zorgen voor een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. De kwaliteit van de woningvoorraad wordt steeds belangrijker. Herstructureringsmaatregelen (zoals sloop, verkoop en renovatie) zijn nodig om kwalitatieve mismatch tussen bestaande voorraad en behoefte te herstellen. De behoefte aan 'wonen met zorg' neemt toe. Zelfstandig wonen met zorg op afroep heeft de voorkeur. Levensloopbestendig bouwen vergroot de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Kwantitatieve opgave
De regio heeft ten aanzien van de kwantitatieve opgave afwijkend van de prognoses en de daarbij behorende kwaliteitsslag een onderbouwde ambitie ten aanzien van wonen. De provincie wil op basis van de provinciale woonvisie en de bestuurlijk vastgestelde regionale woonvisies per regio jaarlijks prestatieafspraken maken. Deze prestatieafspraken zullen jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld op grond van jaarlijkse prognoses van de bevolkingsontwikkeling en jaarlijkse monitoring van de diverse aspecten van de woningvoorraad.
3.2.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is een beheersplan dat de reeds aanwezige bestemmingen vastlegt. Binnen het plan is daarom geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. Binnen sommige bestemmingen zijn diverse functies onderling uitwisselbaar, dit is met name in het centrumgebied het geval. Het plan biedt zodoende de mogelijkheid om in te springen op de veranderingen in centrumfuncties en de woningbehoefte. Het plan voorziet niet in grootschalige uitbreidingsmogelijkheden maar biedt wel ruimte om voor de huidige beschikbare locaties kwaliteitsverbetering en veranderingsbehoeften door te voeren zodat geïnvesteerd kan blijven worden in een duurzaam en kwalitatief vestigingsklimaat. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale woonvisie
De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de 'Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014' vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zogenaamde huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoses) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken met betrekking tot de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek. Op basis van de regionale woonvisie en provinciale woonvisie zullen provincie en gemeenten afspraken maken.
3.3.2 Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 en Keur
Het Waterschap Roer en Overmaas, onder wiens zorg het plangebied valt, heeft de zorg voor het watersysteem in het algemeen. De zorg omvat de waterkwaliteit en de veiligheid in het kader van waterkwantiteit en waterkeringszorg. Het Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 (vastgesteld op 29 september 2009) bevat de concrete beleidsvoornemens van het Waterschap voor de periode 2010 - 2015 en is richtgevend voor het te voeren beleid en beheer. Het plan biedt verder een globale doorkijk naar de periode na 2015. Het Waterbeheersplan is als juridische planvorm geregeld in de Waterwet en wordt verder uitgewerkt in de Waterverordening Limburg van de provincie Limburg.
De Roer grenst aan het plangebied. Aan weerszijde van de Roer is een beschermingszone van 5 meter aanwezig gemeten vanuit de insteek van de watergang. De beschermingszone aan één zijde van de Roer is gelegen binnen het plangebied. Deze beschermingszone is planologisch geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Als binnen deze beschermingszone verhogingen, afgravingen of andere werkzaamheden plaatsvinden, moet voldaan worden aan de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Strategische visie
De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke punten en onderscheidende kenmerken en geeft op hoofdlijnen aan waar de gemeente Roermond in 2020 wil staan. In 2020 dient Roermond een stad te zijn voor alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is.
De strategische visie is uitgewerkt in een zestal aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:
- Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
- Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in (EU)regionale bedrijventerreinen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
- Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
- Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren en bereikbaarheid.
- Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving.
- Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.
In de binnenstad kent het bestemmingsplan ruime bestemmingen toe waarbij onderling diverse functies uitwisselbaar zijn. Als gevolg hiervan kunnen de juiste voorzieningen worden aangeboden en kan het aanwezige voorzieningenniveau in stand blijven. Tevens blijft hiermee het aantrekkelijke vestigingsklimaat voor bedrijven in stand. Het bestemmingsplan biedt voorts ruimte voor kwaliteitsverbetering van de bedrijven / winkels en bestaande woningen. De aantrekkingskracht van de stad is (EU)regionaal door onder meer de aanwezigheid van het Designer Outlet. Door de voltooiing van de uitbreiding van het Designer Outlet wordt deze (EU)regionale aantrekkingskracht verder versterkt. Door de diverse terugkerende evenementen die in de binnenstad worden gehouden houdt de stad ook een grote aantrekkingskracht op alle leeftijdscategorieën. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de aandachtspunten die in de strategische visie zijn vastgesteld.
3.4.2 Structuurvisie Roermond
In de Structuurvisie Roermond (vastgesteld door de raad op 29 maart 2001) is het ruimtelijk toekomstbeeld van Roermond voor de komende tien jaar gegeven, met een doorkijk naar de langere termijn. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijk beleid van de gemeente. Uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit plangebied zijn onder andere de volgende:
Stedelijke structuur
- Het stationsgebied is het vestigingsgebied voor kantoren.
- Door aanleg van grote parkeergelegenheden aan de rand van de (binnen)stad dienen auto's uit de binnenstad geweerd te worden.
Binnenstad/waterfront
- Het historische stadsbeeld en het grote potentieel aan monumentale en beeldbepalende gebouwen in de binnenstad moeten beschermd worden. Dit betekent onder meer het beschermen van oude stratenpatronen en instandhouding van de oude bebouwing rond de Singelring.
- Ten behoeve van de herkenbaarheid en de oriëntatie zullen de specifieke kwaliteiten en functie van de pleinen versterkt dienen te worden. Hierdoor zullen verschillende pleinruimtes ontstaan met een eigen en aantrekkelijk verblijfskarakter.
De verschillende doelstellingen met betrekking tot de ontwikkeling van omgevingskwaliteit zijn per woongebied verwoord. Voor het plangebied zijn onder andere de volgende doelstellingen aan de orde:
- versterken centrumstedelijk milieu;
- het bevorderen van bereikbaarheid, het benutten van de bestaande distributieve ruimte en ruimte voor kantoorontwikkeling en wonen (o.a. wonen boven winkels), het bevorderen van de levendigheid en het versterken van de positie als cultureel centrum;
- recht doen aan het historisch erfgoed in structuur, architectuur en karakteristiek;
- geschikt voor uitbreiding van ouderenhuisvesting (met uitlopers naar Roerdelta, Vrijveld en Roermondse Veld);
- het verbeteren van langzaam verkeer verbindingen met het Designer Outlet en Roerdelta;
- ontwikkelen kantoren in Stationsgebied; verbeteren verblijfsklimaat Stationsgebied.
- de functie van de binnenstad als economisch verzorgingscentrum in de regio en knooppunt van cultuur en voorzieningen moet verder versterkt worden. Dit betekent onder meer:
- 1. behoud / versterking van binnenstedelijke functies en kwaliteit;
- 2. versterking van de pleinfuncties (waaronder de Markt);
- 3. waarborgen van een goede bereikbaarheid en een adequaat parkeerbeleid.
- opwaardering van het Stationsgebied, herontwikkeling van het Kazerneterrein (realisering Designer Outlet) en ontwikkeling van een verbinding binnenstad-Kazerneplein, ontwikkeling van de as binnenstad-Roerdeltagebied als speerpuntprojecten voor de komende jaren.
- ten aanzien van de detailhandelsfunctie zal de komende jaren gestreefd moeten worden naar versterking van de centrumvoorzieningen, met name in de binnenstad en op de locatie Kazerneterrein (Designer Outlet). Het Designer Outlet zal maximaal 35.000 vierkante meter netto verkoopoppervlak omvatten.
Conclusie
Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering van bestaande winkels, woningen en bedrijven en is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie. Gedurende de planperiode van de structuurvisie zijn veel van de uitgangspunten voor het plangebied reeds gerealiseerd. Het Kazerneterrein is gerealiseerd met daarbij een hoogwaardige verbinding richting de binnenstad. Fase 1 en fase 2 (a en b) van het Designer Outlet zijn afgerond. Aan de rand van de binnenstad is bij het Kazerneterrein een nieuwe parkeergarage gerealiseerd. Het bestemmingsplan legt de bestaande toestand vast en is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.
3.4.3 Detailhandel
Het detailhandelsbeleid zoals opgenomen in het oude bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' wordt ook in dit bestemmingsplan voortgezet. De winkelfunctie is geconcentreerd in het kernwinkelgebied. Naast het kernwinkelgebied zijn er aanloopstraten te onderscheiden welke samen zorgen voor een compleet en divers hoogwaardig voorzieningenaanbod binnen de Roermondse Singelring. In de aanloopstraten zijn naast de winkelfunctie diverse andere functies aanwezig (zoals dienstverlening, horeca en wonen). Daarnaast is binnen het plangebied het Designer Outlet met grootschalige detailhandelsvoorzieningen gelegen.
Het beleid van de gemeente Roermond is erop gericht een evenwichtige functionele detailhandelsstructuur te creëeren. Dit betekent dat er een breed scala aan detailhandelsvestigingen aanwezig moet zijn dat bovendien evenwichtig is verdeeld over de beschikbare ruimte. De gemeente streeft naar zo'n hoog mogelijke koopkrachtbinding van de eigen inwoners en een vergroting van de toevloeiing van bezoekers van binnen en buiten de regio en staat open voor marktinitiatieven die deze ambities van de gemeente Roermond ondersteunen. Voorwaarde bij dergelijke initiatieven is dat deze de detailhandelsstructuur (binnenstad, Designer Outlet, buurt- en wijkwinkelcentra, PDV-locaties) niet duurzaam ontwrichten.
Roermond heeft de ambitie om zich als koopstad verder te ontwikkelen en te profileren. Gezien de dynamiek binnen de detailhandel, zowel aan de aanbodkant (ondernemers) als de vraagkant (consumenten), vraagt dit een pro-actieve instelling. Ter verlevendiging van de binnenstad worden de kleinschalige detailhandel en ambachtelijke activiteiten gestimuleerd. Door toenemende vergrijzing in de detailhandel, branchevervaging, internationalisering van filiaalbedrijven, verdunning huishoudens en toenemende internetverkopen kan het percentage feitelijke winkelmetrages in de toekomst wijzigen. Daarnaast is bij het toekennen van een detailhandelsfunctie rekening gehouden met de bestaande rechten uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
3.4.4 Nota integraal horecabeleid
Het ruimtelijk beleid voor horecavestigingen is vastgelegd in de nota integraal horecabeleid. Het beleid is enerzijds gericht op stimulering van horecavestigingen en anderzijds op het zoveel mogelijk voorkomen van overlast en aantasting van het woonklimaat. Versterking van de horeca wordt in drie clusters nagestreefd. De drie clusters betreffen:
- 1. Markt en omgeving, de west- en noordzijde van de Markt, de Kraanpoort, de Koolstraat, de Brugstraat en de Roerkade.
- 2. Stationsplein-Veldstraat, hiertoe behoren de noord- en westzijde van het Stationsplein en de Veldstraat vanaf het Stationsplein tot halverwege de Veldstraat.
- 3. Het Zwartbroekplein, het betreft de noordzijde van het Zwartbroekplein en de noordzijde van de Mariagardestraat tussen Schuitenberg en het appartementengebouw (de Toerist).
In het kernwinkelgebied kan onder bepaalde voorwaarden met een omgevingsvergunning worden afgeweken van deze clusters voor de vestiging van winkelondersteunende horeca. In het beleid wordt ruimte geboden voor dynamiek in de sector en er dient op kansen ingespeeld te worden waarbij gestreefd wordt naar een versterking van de horecasector en structuur in zijn totaliteit. Er moeten mogelijkheden (weliswaar beperkte) zijn om horeca (zeker vernieuwende en hoogwaardige concepten) toe te voegen. Een protectionistische (bevriezing) houding zou het risico met zich meebrengen dat kansen worden gemist en een soort status quo wordt gerealiseerd waarbij sanering van slechte of verouderde horecazaken wordt vertraagd.
De laatste jaren is ook veel behoefte vanuit de horecabranche geweest om met name in de winkelstraten horecafuncties (met name winkelondersteunend) toe te voegen. Roermond heeft de ambitie om de binnenstad van Roermond als funshopcentrum verder te versterken. Roermond is ook een pleinenstad. Dit is bij uitstek de plek waar horeca versterkt kan worden. Deze toekomstvisie betekent niet dat het concentratiebeleid van de horecaclusters wordt losgelaten maar dat er meer ruimte voor vestiging van horeca komt dan nu strikt in het beleid c.q. bestemmingsplan is vastgelegd. Dit betekent dat:
- de horecaclustergebieden (met name rondom pleinen) Stationsplein, Markt kunnen worden verruimd;
- de vestigingsmogelijkheden van winkelondersteunende horeca in de winkelstraten (met name het kernwinkelgebied) kunnen worden verruimd. De primaire functie van de winkelstraat dient wel gewaarborgd te blijven.
Ondersteunende horeca is ook terug te vinden in andere grootschalige winkelclusters zoals in het Designer Outlet. De horeca ter plekke moet primair een winkelondersteunende functie hebben. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de nota integraal horecabeleid door het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van winkelondersteunende horeca. Op de verbeelding zijn voor de verschillende horecaclusters (afhankelijk van de horecacategorieën) aanduidingen opgenomen, te weten de aanduidingen 'horeca t/m horecacategorie 3' en 'horeca t/m horecacategorie 4'.
3.4.5 Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan legt op hoofdlijnen beleid vast dat dient te zorgen voor bescherming, ontwikkeling en uitbreiding van groene waarden. Het geeft een lange termijn visie over de wijze waarop groenvoorzieningen in samenhang met andere ruimtelijke functies vorm gegeven dienen te worden. Het groenstructuurplan richt zich daarbij onder andere op de volgende onderdelen:
- 1. kaartbeelden van de diverse wijken met een nadere beschrijving van de aanwezige groene waarden in die wijken. Per wijk zijn de beschrijvingen voorzien van een korte analyse en relevante aanbevelingen gericht op handhaving, verbetering, uitbouw of omvorming;
- 2. nadere benoeming of beschrijving van de Groene Waarden die 'Mooi Roermond' bepalen.
Groen leent zich bij uitstek om in samenhang met de gebouwde omgeving in de stad of bij kenmerkende situaties in het landelijk gebied, identiteit te verlenen aan een plek. Omvang en soortenkeuze spelen hierbij een belangrijke rol. Het groen neemt daarbij wisselende vormen aan. Groen langs wegen heeft een andere vorm en functie dan het groen rondom een speelplek of in een plantenbak in het centrumgebied. Een andere belangrijke functie van het groen is de verbindende waarde of de mogelijkheid om structuren aan te brengen. Groen kan de samenhang van ruimtelijke onderdelen of functies bevorderen en daarmee zorgen voor structuur binnen de opeenvolging van groene waarden in het stedelijk gebied of in het omringende buitengebied.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de aanwezige groene waarden in het plangebied doen verslechteren. Bovendien kan binnen het bestemmingsplan de kwaliteit van de bestaande groene waarden wel worden verbeterd doordat in de diverse bestemmingen ook groenvoorzieningen zijn toegestaan. Het bestemmingsplan past zodoende binnen de aanbevelingen van het Groenstructuurplan.
3.4.6 Bodembeheerplan
Op 7 juli 2011 heeft de Raad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.
De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijke bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn. De Nota geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging.
De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.
De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit oftewel de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw, natuur).
3.4.7 Parkeernota Roermond
De Parkeernota Roermond is op 29 juni 2006 door de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren functies of uitbreidingen; bij bestaand gebruik blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied. De normen uit de parkeernota zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW en het ASVV 2004. Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:
- centrum;
- schil/overloopgebied;
- rest van de bebouwde kom.
Voor het plangebied gelden voor het grootste deel de normen uit de categorie 'centrum', voor een deel (onder andere de Venloseweg) de categorie 'schil/overloopgebied' en een klein gedeelte (omgeving Parallelweg) de categorie 'Rest van de bebouwde kom'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. De verschillende gebieden
3.4.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige landelijke beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groeprisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Verantwoordingsplicht
Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.
Visie externe veiligheid Roermond
De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
3.4.9 Mobiliteitsplan
Op 26 augustus 2009 heeft de raad het Mobiliteitsplan Roermond 2020 vastgesteld. Het plan is een actualisering van de nota Verkeer en Vervoer. De verschillende ontwikkelingsambities van de gemeente brengen extra verkeersbewegingen met zich mee. Om deze ambities te kunnen verwezenlijk is een verkeerssysteem noodzakelijk dat is afgestemd op deze ambities. Met behulp van het geactualiseerde verkeersrekenmodel zijn de verwachte verkeersknelpunten zichtbaar gemaakt. De verwachte knelpunten en de geformuleerde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen en projecten. Het realiseren van de doelstellingen kan via meerdere wegen, daarom is een aantal varianten opgesteld. Deze vormen een voorwaarde om de vastgestelde streefbeelden te bereiken. Ongeacht de uiteindelijke variantkeuze moeten deze worden uitgevoerd. Samenvattend houden deze basismaatregelen het volgende in:
- belangrijke locaties moeten beter per voet te bereiken zijn;
- door middel van stimuleringsmaatregelen moet het fietsgebruik toenemen;
- het openbaar vervoer dient verbetert te worden;
- onderzocht moet worden of met behulp van stedelijke distributie het vrachtverkeer kan worden geclusterd waardoor het totaal aantal verkeersbeweging afneemt.
- met behulp van dynamische verkeermanagement maatregelen en het optimaliseren van bewegwijzering dient de doorstroming van het autoverkeer te worden verbeterd.
Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk die extra verkeersbewegingen mee brengen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingen te voldoen aan de meeste in het mobiliteitsplan gestelde basismaatregelen.
3.4.10 Nota Archeologie
In de nota Archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen die aangeduid zijn als 'historische kern' en 'archeologisch waardevol gebied'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan het archeologisch onderzoek. In de Nota Archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de Nota genoemde onderzoeksthema's van belang.
Figuur 5: Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidskaart
Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk, omdat het een beheersplan betreft. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemmingen.
3.4.11 Beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie'
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel ‘Aan huis gebonden beroepen en kleine economie’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde ‘kleine economie’ beschouwd kunnen worden.
Aan huis gebonden beroepen
De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.
Kleine economie
Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:
- er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
- door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
- de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
- er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
- de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
- detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
- activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.
3.4.12 Planologische regeling evenementen
Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. De regeling 'Evenementen' is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.
3.4.13 Hoogbouwnota
Op 30 september 2004 is de Hoogbouwnota vastgesteld. Het doel van de nota is inzicht te geven in de mogelijkheden voor hoogbouw in Roermond en de randvoorwaarden die eraan gesteld kunnen worden. De Hoogbouwnota richt zich in hoofdzaak op de binnenstad van Roermond en de randen ervan. De binnenstad kenmerkte zich ten tijde van het opstellen van de nota als een platte koek met daarin een drietal hoge accenten: De Sint Christoffel kathedraal, de Munsterkerk en de Oranjerie. Nieuwbouw moet de prominente positie van de kathedraal en de Munsterkerk respecteren. Hoogbouw in Roermond zal bij de schaal van het bestaande moeten aansluiten. In Roermond worden gebouwen van 35 meter en hoger als hoogbouw beschouwd. Als er vanuit de markt sprake is van een vraag naar hoogbouwlocaties, dan verdient het aanbeveling naar mogelijkheden voor ensembles te zoeken. Nagestreefd moet worden dat de hoogbouwensembles de ruimte krijgen op de plekken die inhoudelijk potentie hebben voor het stedelijk leven. De ontsluiting van een ensemble moet gebeuren vanaf een samenhangende infrastructuur.
Hoofdstuk 4 Omschrijving Deelaspecten
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
4.1.2 Geluid
4.1.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16, lid 1 Wm geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Het besluit NIBM
Het besluit NIBM legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
- aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM (artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM);
- op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.
Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsting aan grenswaarden plaats te vinden.
In het Besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is. Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor geen verdere toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden.
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is naast de toets Wet milieubeheer ook een toets noodzakelijk om vast te stellen dat binnen het plangebied een goed woon- en leefklimaat te verwachten is. Hiervoor moet de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied nader worden bekeken. Op basis van de officiële rekentool van het NSL, dat deel uitmaakt van de Wet luchtkwaliteit en waarin alle te verwachten luchtkwaliteitknelpunten zijn opgenomen, blijkt dat er in het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zijn. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid
Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidszonering op grond van de Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit. Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Dit is een lijst die onderdeel uitmaakt van de planregels waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachting belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid
- geur
- stof
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar)
- verkeersaantrekkende werking
Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Lijst aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 1, tot 300 meter bij milieucategorie 4.2. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven 'grootste afstand', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'.
Binnen het plangebied zijn enkele solitaire bedrijven gevestigd. Het betreft onder meer een drukkerij, de gemeentewerf, een autoschadeherstelbedrijf en het spoorwegstation met rangeerterrein. De aangegeven afstanden zijn echter indicatieve afstanden en geen normen. Indien de omgeving te typeren is als gemengd gebied, zoals een groot deel van het plangebied, kunnen kleinere richtafstanden gehanteerd worden. In zijn algemeenheid zijn in het plangebied overwegend bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 (lichte bedrijvigheid) gevestigd. De solitaire bedrijven en het spoorwegstation (met rangeerterrein) in het plangebied hebben een hogere milieucategorie (maximaal 4.2). Deze bedrijven zijn in het bestemmingsplan positief bestemd.
Verder is er in het plangebied tussen de bestaande woningen een aantal panden met aan huisgebonden beroepen aanwezig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Deze aan huis gebonden beroepen passen binnen de woonomgeving en zijn als zodanig ook onder een woonbestemming gebracht.
4.1.5 Geur
In het plangebied zijn geen bedrijven gelegen met een geurcontour. In de nabijheid zijn wel de bedrijven Smurfit Kappa Roermond Papier BV (Mijnheerskensweg 18) en Asfaltfabriek Roermond BV (Schipperswal 19) gevestigd. Beide bedrijven hebben een geurcontour. De geurcontour van het bedrijf aan de Schipperswal 19 is gedeeltelijk binnen dit plangebied gelegen. Bij het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met deze geurcontour. Het is daarbij niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen de geurcontour van een bestaand bedrijf. Deze verplichting vloeit voort uit de jurisprudentie over een goed woon- en leefklimaat.
4.2 Externe Veiligheid
Alvorens het bestemmingsplan is opgesteld heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens is afgewogen of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan. In het kader van het opstellen van de Visie externe veiligheid Roermond zijn risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.
Bevi-inrichtingen in en in de directe nabijheid van het plangebied
Binnen de grenzen van het plangebied is een Bevi-inrichting aanwezig. Het betreft het spooremplacement aan Stationsplein 8. In de vigerende milieuvergunning is bepaald dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) afkomstig van de activiteiten binnen de inrichting de perceelsgrens niet mag overstijgen. Verder is bepaald dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico ten gevolge van de activiteiten binnen het emplacement niet overschreden mag worden.
Op circa 15 meter (Schipperswal 29 - 31) van het plangebied is, op het bedrijventerrein Willem Alexander, een Bevi-bedrijf voor de op- en overslag van vloeibare aardolieproducten gelegen. Verder ligt op dit bedrijventerrein op circa 30 meter van het plangebied het bedrijfsperceel van Kappa Papierfabriek. Op dit bedrijfsperceel zijn een gasdrukstation van de Gasunie (afstand circa 230 meter tot plangebied) en een LPG-tank (afstand circa 230 meter tot plangebied) gesitueerd. De PR 10-6-contouren van voornoemde risicovolle activiteiten strekken zich echter niet uit tot over het plangebied.
Op korte afstand van het plangebied is één Bevi-inrichting (LPG-tankstation aan de Wilhelminasingel 20) aanwezig. Het vulpunt respectievelijk het ondergrondse opslagreservoir zijn gelegen op een afstand van 80 meter en 60 meter van het plangebied. Op basis van het gestelde in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) dient een PR 10-6-contour van 40 meter vanaf het vulpunt in acht te worden genomen. Uit de inventarisatie is gebleken dat binnen voornoemde PR-contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig dan wel geprojecteerd zijn. Er is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd ten behoeve van voornoemd tankstation. Uit deze QRA blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden wordt. Derhalve kan gesteld worden dat het LPG-tankstation een extern veiligheidsknelpunt vormt. In augustus 2010 is de verkoop en opslag van LPG bij bovengenoemd tankstation gestaakt. De milieuvergunning is echter nog niet ingetrokken.
De gemeente Roermond is eigenaar van de grond, waarop het tankstation is gelegen. Deze grond is in erfpacht gegeven tot 1 januari 2015. Hierna vervalt de erfpacht en komt de grond weer ter beschikking van de gemeente. Na voornoemde datum zal het tankstation ter plekke worden opgeheven. Dus uiterlijk 1 januari 2015 wordt het externe veiligheidsknelpunt als gevolg van de aanwezigheid van voornoemd tankstation opgeheven.
Overige risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied is ook de risicovolle inrichting Hendrix van der Putten (opslag kruit en patronen voor vuurwapens en schiethamers), gelegen aan de Zwartbroekstraat 28, aanwezig. Dit is overigens een inrichting die niet onder de werkingssfeer van het Bevi valt. In de huidige omvang is het activiteitenbesluit op deze inrichting van toepassing. In het activiteitenbesluit is bepaald dat er een afstand van 8 meter in acht genomen dient te worden tussen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en de opslaglocatie voor kruit. Eenzelfde afstand dient in acht genomen te worden tot de opslagplaats voor patronen (maximaal 250.000 patronen). Als de patronen worden opgeslagen in een brandcompartiment van voldoende brandwerendheid (ten minste 60 minuten) met betrekking tot brandoverslag en -doorslag dan mag een afstand van 0 meter aangehouden worden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Indien meer dan 250.000 patronen worden opgeslagen dan moet de afstand tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ten minste 20 meter bedragen. Gelet op de afstand tot de dichtstbijzijnde gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is het niet mogelijk om meer dan 250.000 patronen ter plaatse op te slaan.
Buisleidingen
Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Op circa 150 meter ten noorden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. De PR 10-6-contour en het invloedsgebied van voornoemde gasleiding overlappen het plangebied niet.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Binnen het plangebied en in de directe nabijheid hiervan is een gedeelte van de N280 gelegen. Uit actuele risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van Basisnet Weg en waarvan de resultaten zijn opgenomen in de eindrapportage van Basisnet Weg (oktober 2009) is gebleken dat de N280 een PR 10-6-contour kent, maar dat hierbinnen geen (extra) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen. Uit de signaleringskaart die is opgenomen in de Visie blijkt dat een gedeelte van het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van de N280.
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor
Binnen het plangebied zijn de doorgaande spoorverbindingen Roermond - Weert, Roermond - Venlo en Roermond - Sittard gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De invloedsgebieden van voornoemde doorgaande spoorverbindingen strekken zich uit tot over het plangebied. Dit kan worden afgeleid uit de signaleringskaart die bij de Visie is gevoegd.
Het is op dit moment niet exact bekend op welke afstand de plaatsgebonden risicocontouren liggen van de doorgaande spoorverbindingen. Uit de tussenresultaten die met betrekking tot het Basisnet spoor zijn gecommuniceerd blijkt dat er in Roermond geen kwetsbare objecten gelegen zijn binnen de berekende plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour).
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt momenteel binnen het plangebied overschreden als gevolg van het doorgaande vervoer van brandbare en toxische stoffen. Uit berekeningen die zijn uitgevoerd ten behoeve van het Basisnet Spoor blijkt dat in de toekomstige situatie de oriënterende waarde voor het groepsrisico binnen het plangebied niet meer overschreden zal worden. Dit kan onder andere verklaard worden door het feit dat in de berekeningen voor het Basisnet Spoor al rekening is gehouden met het treffen van generieke veiligheidsmaatregelen zoals het "Warme-Bleve-Vrij-rijden" en het aanbrengen van ATB VV (automatische trein beïnvloedingssysteem verbeterde versie). Door het aanbrengen van voornoemde maatregelen wordt de omvang van het groepsrisico aanzienlijk verminderd.
Plasbrandaandachtsgebieden
Langs spoorlijnen waarover veel wagons met brandbare vloeistoffen worden vervoerd, komen in het kader van het Basisnet Spoor zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden (PAG's). Deze gebieden zijn extra kwetsbaar voor ongelukken waarbij deze wagons omvallen. De inhoud kan dan weglekken en in brand raken.
Een PAG komt overeen met een zone van 30 meter, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Voor die zone gaan aanvullende bouwvoorschriften gelden. Het is op dit moment nog niet te zeggen of er langs de doorgaande spoorverbindingen door Roermond plasbrandaandachtsgebieden komen te liggen. Gelet op de hoeveelheid brandbare stoffen die door Roermond worden vervoerd is er een reële kans dat er binnen het plangebied rekening gehouden dient te worden met plasbrandaandachtsgebieden. In verband met de effecten van een plasbrand moeten gemeenten bij hun ruimtelijke planvorming beargumenteren waarom binnen het plasbrandaandachtsgebied wordt gebouwd.
Transport gevaarlijke stoffen over het water
Aan de noordzijde van het plangebied is water aanwezig dat onder andere wordt gebruikt als aan- en afvoerroute naar het op- en overslagbedrijf voor vloeibare aardolieproducten, gelegen aan Schipperswal 29 - 31. Over het water worden brandbare vloeistoffen naar voornoemd bedrijf vervoerd.
Extra kwetsbare objecten nabij spoor en N280
In de Visie externe veiligheid Roermond heeft de gemeente de ambitie uitgesproken om binnen 200 meter van de doorgaande spoorverbindingen Roermond - Weert, Roermond - Venlo en Roermond - Sittard en de N280 geen extra kwetsbare objecten geplaatst mogen worden. Als extra kwetsbare objecten worden in de Visie de volgende objecten aangemerkt: basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven.
In het kader van het opstellen van de Visie heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de ligging van de extra kwetsbare objecten binnen de gemeente. Hierbij is vastgesteld dat binnen het plangebied de extra kwetsbare objecten Kinderdagverblijf 't Treintje (Godsweerdersingel 67) en Woonbegeleidingscentrum Roermond (Godsweerdersingel 16) gelegen zijn binnen 200 meter van genoemde spoorverbindingen.
Binnen 200 meter van de N280 zijn geen extra kwetsbare objecten aanwezig. In de Visie is bepaald dat voor bestaande extra kwetsbare objecten die gelegen zijn in voornoemde 200 meter zone gekozen wordt voor een zogenaamde "sterfhuisconstructie". Dit betekent dat er in principe geen medewerking verleend zal worden aan plannen voor een omvangrijke uitbreiding of nieuwbouw ter plaatse.
Saneringssituaties
Op basis van de vigerende regelgeving zijn er geen saneringssituaties in het plangebied aanwezig.
Het groepsrisico
Aangezien er binnen de invloedsgebieden van de genoemde risicovolle activiteiten geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen zijn gepland treden er geen significante wijzigingen op in de omvang van het groepsrisico.
Conclusie en aanbevelingen
Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen zijn opgenomen, zijn er op basis van de vigerende regelgeving op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
Indien medewerking wordt verleend aan een afwijking van het bestemmingsplan zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan. Er dient dan ook invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht in het kader van het groepsrisico. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de planologische kaders zoals die zijn opgenomen in de Visie.
Verder kan worden opgemerkt dat er met de vaststelling van dit bestemmingsplan geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die een nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en/of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen noodzakelijk maken. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.
4.3 Waterhuishouding
De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het plangebied voorkomen.
Oppervlaktewater
Het plangebied grenst aan de Roer. De Roer betreft een beek met een specifieke ecologische functie. De beschermingszone van de Roer is wel binnen het plangebied gelegen. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen. Verder is er geen oppervlaktewater in het plangebied gelegen.
Hemel- en afvalwater
Het gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) is in december 2008 door de raad vastgesteld. Doelen uit het GRP zijn:
- doel 1: zorgen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
- doel 2: zorgen voor inzameling (voor zover niet door de particulier) en verwerking van hemelwater;
- doel 3: zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.
De opvang en afvoer van regenwater in dit bestemmingsplan blijft ongewijzigd, aangezien dit bestemmingsplan een beheersmatig karakter heeft waar in beginsel geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Beleidsregel grote rivieren
Een klein gedeelte van het plangebied, langs de Roer en Buitenop, is gelegen binnen de gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit van toepassing is. Binnen deze gebieden hoeft echter niet getoetst te worden aan de Beleidslijn grote rivieren (zie ook paragraaf 3.1.4).
Conclusie
Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft geen watertoets uitgevoerd te worden. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg aan het Waterschap Roer en Overmaas voorgelegd. In paragraaf 6.2.2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van het vooroverleg.
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4.1 Archeologie
Roermond heeft niet alleen bovengronds en zichtbaar maar ook ondergronds en onzichtbaar een rijk verleden. In paragraaf 2.1.2 is de historische ontwikkeling van het plangebied beschreven. Archeologisch onderzoek is gericht op kenniswinst. Bij alle ingrepen in de bodem dient zorg te worden besteed aan potentieel aanwezige archeologische resten overeenkomstig de hiervoor opgenomen dubbelbestemmingen.
4.4.2 Cultuurhistorie en Monumenten
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische kwaliteiten zoveel mogelijk te handhaven en nieuwe toe te voegen. Instrumenten hiervoor vormen de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumenten- en archeologieverordening 2011.
Beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten
Beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten zijn objecten met een dermate hoge historische waarde of schoonheid dat naar behoud daarvan gestreefd moet worden, ongeacht de cultuurhistorische waarde van hun directe omgeving. Bij het streven naar behoud zullen wel de eisen van het gebruik van het object meegewogen worden. Het bezit van een nuttige en liefst ook rendabele functie, passend bij het monument, is een belangrijk doel. In het plangebied zijn zowel Rijksmonumenten als vele gemeentelijke monumenten gelegen gelet op het historische karakter van het plangebied.
Resterende objecten
Objecten welke niet zijn aangewezen tot beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten kunnen toch belangrijke cultuurhistorische en/of monumentale waarden bezitten. Een deel van het plangebied is gelegen in het beschermd stadsgezicht waar, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, een dubbelbestemming is opgenomen.
Van rijkswege beschermd archeologisch monument
De omgang met van rijkswege beschermde archeologische monumenten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Binnen het plangebied is één van rijkswege beschermd archeologisch monument gelegen, namelijk het gebied rond de Munsterkerk.
4.4.3 Beschermd Stadsgezicht
De binnenstad van Roermond is door de minister bij besluit van 22 december 1986 aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Deze aanwijzing stijgt uit boven het beschermen van 'losse' elementen. Met deze aanwijzing wordt beoogd de in het gebied voorkomende aanwezige cultuurhistorische en architectonische waarden en stedenbouwkundige structuur te waarborgen. Het gaat hier om het behoud van een waardevol ensemble van gebouwen, objecten, ruimten en structuren. In de toelichting bij die aanwijzing wordt aangegeven hoe de bescherming verder vormgegeven dient te worden: in een beschermend bestemmingsplan. De toelichting en de daarin omschreven structurele en visuele kenmerken kunnen daarbij als uitgangspunt dienen.
Algemeen uitgangspunt van beleid voor de historische binnenstad is te streven naar een hoogwaardige leef- en verblijfskwaliteit, te bereiken door een evenwichtig samengaan van nieuwe ontwikkelingen en oude historische waarden.
De Roermondse binnenstad wordt ervaren als een 'historische' binnenstad. Veel van haar kwaliteit wordt ontleend aan dit karakter. Kenmerkend is de aanwezigheid van een concentratie aan objecten en structuren met een respectabele ouderdom. Een ouderdom die ver uitgaat boven onze herinnering en daardoor een gevoel van stabiliteit en vertrouwdheid geeft. Het behoud van de soms eeuwenoude relicten is voor een groot deel te verklaren uit hun hoge kwaliteit. Iets van het beste uit elke periode bleef bewaard, het minderwaardige verdween. Deze eeuwenlange selectie heeft geresulteerd in een gemiddeld zeer hoogwaardige vormgeving van de ruimte. Op haar beurt heeft deze vormgeving steeds gefungeerd als een bron van inspiratie voor experimenten en nieuwe ontwikkelingen. Een aantal van deze experimenten en ontwikkelingen bepalen, hoewel ze niet als historisch worden ervaren, mede het karakter van de binnenstad. De toekomst zal bepalen of ze blijvend deel gaan uitmaken van de geschiedenis. Dit bestemmingsplan draagt zorg voor het creëren en handhaven van een aantrekkelijke inrichting van de binnenstad waarbij recht wordt gedaan aan het historische erfgoed maar waarin óók ruimte is voor experiment.
Voor het beschermd stadsgezicht is een specifieke dubbelbestemming opgesteld ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Figuur 7: Overzichtstekening beschermd stadsgezicht
4.5 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moeten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn dan kan de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet geïntegreerd worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving. Binnen het plangebied vinden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaats waardoor in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontheffing / vergunning op grond van de Flora- en Faunawet nodig is. Daarnaast zijn in het plangebied enkele monumentale bomen aanwezig.
4.6 Verkeer, Infrastructuur En Leidingen
In het bestemmingsplan zijn parkeernormen opgenomen conform de vastgestelde Parkeernota Roermond. Uitgangspunt van deze parkeernormen is dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal dit ook niet tot veranderingen leiden van de verkeersafwikkeling en/of het wegbeheer.
De belangrijkste invalswegen voor de bezoekers van de binnenstad zijn de N280, de Bisschop Lindanussingel, de Andersonweg/Kapellerpoort, de Koninginnelaan, de Oranjelaan en de Venloseweg. De singelring zorgt voor de ontsluiting van de binnenstad. Daarnaast wordt de singelring belast met verkeer dat geen relatie heeft met de binnenstad. De verkeerscirculatie binnen de ring is verbeterd door de invoering van de compartimentering. Dit betekent dat de binnenstad is opgedeeld in deelgebieden die ieder afzonderlijk vanaf de singelring ontsloten worden en onderling niet verbonden zijn. De uitvoering van het parkeerplan en de compartimentering heeft ook gevolgen voor het laden en lossen op straat, het sluipverkeer en verkeersbewegingen als gevolg van het zoeken naar een parkeerplaats.
Er is een openbare parkeergarage achter de Oranjerie, in het Roercenter en een openbare parkeergarage onder het Kazerneplein. Openbare parkeerterreinen zijn aanwezig op het Wilhelminaplein en aan de westkant van de Roersingel en Buitenop. De parkeervoorzieningen worden door middel van aanloopstraten verbonden met het kernwinkelgebied. Hierdoor wordt het ruimtegebruik voor parkeren en de verkeerscirculatie in de binnenstad beperkt.
Voor de Singelring, de Roerkade en de N280 worden momenteel diverse studies verricht om tot een andere inrichting te komen zodat de verkeersstructuur in en om de Roermondse binnenstad kan worden verbeterd.
Studie Project Singelring en Roerkade
In het najaar van 2009 heeft de raad zowel het Mobiliteitsplan Roermond 2020 als de Visie Reconstructie Singelring vastgesteld. Om minder verkeer en meer ruimte voor toerisme en recreatie op de Roerkade te krijgen is bij het Mobiliteitsplan Roermond 2020 als aanvullende maatregel besloten tot het herinrichten van de Roerkade volgens het eenrichtingsconcept. Gezien de essentiële rol van de Singelring in de bereikbaarheid van Roermond, en in het bijzonder van haar economisch hart de binnenstad, is duidelijk dat bij het maken van inrichtingsontwerpen voor de Singelring ook dynamische verkeerssimulaties noodzakelijk zijn om ontwerpkeuzes voldoende goed verkeerstechnisch te kunnen onderbouwen. Het besluit tot herinrichting van de Roerkade volgens het eenrichtingsconcept is de directe aanleiding tot deze verkeerskundige studie.
Studie N280
Voor de N280 zijn enkele studies gaande. Het betreft hier de aansluitingen van de N280 op de wegen die gekruist worden nabij de binnenstad. De kruising 'Buitenop' en de kruising met de entree van het Designer Outlet worden onderzocht en inmiddels zijn hiervoor enkele varianten ontworpen. Daarnaast wordt in een groter verband ook de verbinding tussen Weert en Roermond onderzocht.
Rioolwatertransportleiding
In het plangebied is een rioolwatertransportleiding 'Oude Stad' gelegen. De rioolwatertransportleiding heeft een beschermingszone van 2,5 meter aan weerszijde van de leiding (gemeten vanuit hart leiding). De beschermingszone is dus in totaal 5 meter breed.
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Feitelijke Planopzet
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het 'Handboek bestemmingsplannen' van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd 'beheersplan' aangezien onderhavig plan de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2008 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:
- Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);
- Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);
- Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);
- Praktijkrichtlijn Bestemmingsplan (PRBP).
Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.
5.2 Juridische Planopzet
5.2.1 Planvorm
Het bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
5.2.2 Verbeelding
Tot het plan behoort een analoge en digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.
De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKRondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit drie deelkaarten. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
5.2.3 Planregels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.
5.2.4 Wijze van bestemmen
De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Bij enkele bestemmingen is wel gebruik gemaakt van een specifiekere bestemming met bijvoorbeeld functieaanduidingen. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- 1. Bestemmingsomschrijving
- 2. Bouwregels
- 3. Nadere eisen
- 4. Afwijken van de bouwregels
- 5. Specifieke gebruiksregels
- 6. Afwijken van de gebruiksregels
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden
- 8. Wijzigingsbevoegdheid
Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Enkelbestemmingen
Artikel 3 Bedrijf
In het plangebied zijn enkele solitaire bedrijfslocaties gelegen, met name in de omgeving van de Slachthuisstraat / spoorlijnen. Tevens is in de binnenstad aan de voormalige Ford locatie (Knevelgraafstraat) en de voormalige postcentrale (achter het Kloosterwandplein) deze bedrijfsbestemming toegekend. De bestemming is gebaseerd op de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' van het oude bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond'.
Binnen deze bestemming is bedrijvigheid in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarnaast zijn voor de aanwezige gemeentewerf (met kantoorfunctie) en drukkerij aan de Slachthuisstraat specifieke functieaanduidingen opgenomen waardoor deze bedrijvigheid met een hogere milieucategorie toch ter plekke is toegestaan. Ook voor de aanwezige kantoren aan de Slachthuisstraat is een specifieke functieaanduiding opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde bedrijvigheid. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning verleend worden waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.
Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 4 Centrum - 1
Voor het kernwinkelgebied van Roermond is de bestemming 'Centrum - 1' opgenomen. De afbakening van deze bestemming is gebaseerd op de bestemming 'Centrumdoeleinden I' van het oude bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond'. Binnen dit gebied zijn de functies detailhandel en dienstverlening (op de begane grond) onderling uitwisselbaar. Eventuele uitbreiding en nieuwe vestiging van winkels vindt bij voorkeur in dit gebied plaats. De horecaclusters zijn eveneens op de verbeelding opgenomen als aanduidingen. Binnen de horecaclusters is daarbij een onderscheid gemaakt in de aanduiding 'horeca t/m horecacategorie 3' en de aanduiding 'horeca t/m horecacategorie 4'. Binnen deze horecaclusters is de (nieuwe) vestiging van horecabedrijven mogelijk. Daarnaast is het wonen op de verdieping rechtstreeks toegestaan ter verlevendiging van het centrum. Afwijkend aan deze regeling is het wonen op de begane grond toegestaan waar op de verbeelding een specifieke aanduiding is opgenomen.
Voor andere afwijkende functies, waaronder de diverse horeca buiten de horecaclusters, een theater, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, zijn specifieke functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Met een omgevingsvergunning kan, buiten de horecaclusters, onder bepaalde voorwaarden nieuwe horeca in categorie 1 worden toegestaan. Tevens kan (onder bepaalde voorwaarden) medewerking verleend worden voor het gebruik van de verdiepingen en het souterrain van een gebouw voor detailhandel, dienstverlening en horeca in categorie 1 en 2.
Tevens zijn de gronden bestemd voor de functies verkeersvoorzieningen, verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen.
Artikel 5 Centrum - 2
Voor de aanloopstraten van Roermond is de bestemming 'Centrum - 2' opgenomen. De afbakening van deze bestemming is gebaseerd op de bestemming 'Centrumdoeleinden II' van het oude bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond'. Voor deze gebieden is het doel het behoud van de bestaande gemengde structuren die kenmerkend zijn voor de aanloopgebieden naar een winkelcentrum. Binnen deze bestemming zijn de functies dienstverlening en kantoren (beide op de begane grond) en het wonen onderling uitwisselbaar.
Voor andere afwijkende functies, waaronder detailhandel, horeca buiten de horecacluster en bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2, zijn specifieke functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen.
Tevens kan (onder bepaalde voorwaarden) medewerking verleend worden voor het gebruik van de verdiepingen en het souterrain van een gebouw voor vestiging van dienstverlening en kantoren.
Tevens is de bestemming bestemd voor de functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
Binnen deze bestemming is de bioscoop aan het Kazerneplein gelegen. Ter plekke is een bioscoop met bijbehorende horeca-activiteiten toegestaan in combinatie met faciliteiten voor het houden van seminars. Tevens heeft een deel van de bestemming een functieaanduiding 'wonen' vanwege de boven de bioscoop gerealiseerde woontoren. Het wonen is daarbij uitsluitend op de verdiepingen toegestaan met daarbij behorende ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de bewoners.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Tevens is de bestemming bestemd voor de functies (ondergrondse) parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 7 Detailhandel - Designer Outlet
Binnen deze bestemming is het Designer Outlet gelegen. Het Designer Outlet heeft een maximum verkoopvloeroppervlakte van 26.000 m2. De winkeleenheden hebben een oppervlakte van maximaal 250 m2. In afwijking hiervan zijn maximaal 30 winkeleenheden met een oppervlakte tussen de 250 m2 en 500 m2 toegestaan en maximaal 8 winkeleenheden met een oppervlakte tussen de 500 m2 en 700 m2. Binnen de bestemming is overeenkomstig het oude bestemmingsplan 'Stadsweide DOC' een branchering opgenomen waarbij 80% van de netto verhuurbaar oppervlak mag worden ingevuld door de branches kleding, schoenen, lederwaren en sportartikelen. 20% van de netto verhuurbaar oppervlak mag worden ingevuld door de branches beeld en geluid, huishoudelijke artikelen, boeken, juweliersartikelen en cosmetica/parfum.
Ten behoeve van het Designer Outlet zijn tevens horeca, kinderspeelvoorzieningen en kantoren met een in de regels opgenomen maximum oppervlakte toegestaan. Voorts zijn voorzieningen voor berging, opslag, bevoorrading en distributie van het Designer Outlet toegestaan.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Tevens is de bestemming bestemd voor de ondergeschikte functies verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
Artikel 8 Gemengd - 1
De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de singels en aangrenzend omgeving. Dit zijn gebieden met een redelijk gemengd karakter. Het uitgangspunt voor deze gebieden is behoud van de bestaande situatie van centrumgebonden functies, niet zijnde detailhandel. Binnen deze bestemming zijn de functies woondoeleinden, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten rechtstreeks toegestaan. De functies zijn onderling uitwisselbaar. Binnen de aanwezige horecaclusters met de aanduiding 'horeca t/m horecacategorie 3' en de aanduiding 'horeca t/m horecacategorie 4' is de (nieuwe) vestiging van horecabedrijven mogelijk.
Voor andere afwijkende functies, waaronder horeca buiten de horecaclusters, detailhandel en dienstverlening, zijn specifieke functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen.
Onder bepaalde voorwaarden kan met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Daarnaast kan (onder bepaalde voorwaarden) met een omgevingsvergunning het bebouwingspercentage worden verhoogd tot 90%. Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning worden verleend waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.
Tevens is de bestemming bestemd voor de functies parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 9 Gemengd - 2
De bestemming 'Gemengd - 2' is toegekend aan enkele gebieden waar behoud van een menging van functies gewenst is, met uitzondering van detailhandel. Deze gebieden liggen meer in de binnenstad, waar de uitoefening van bedrijfsactiviteiten minder gewenst is. Binnen deze bestemming zijn de functies woondoeleinden, kantoren en maatschappelijke voorzieningen rechtstreeks toegestaan. Deze functies zijn tevens onderling uitwisselbaar. Voor de andere afwijkende functies (horeca, detailhandel en dienstverlening) zijn specifieke functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Onder bepaalde voorwaarden kan met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Daarnaast kan (onder bepaalde voorwaarden) met een omgevingsvergunning het bebouwingspercentage worden verhoogd tot 90%. Tevens is de bestemming bestemd voor de functies parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 10 Gemengd - 3
De bestemming 'Gemengd - 3' is toegekend aan enkele gebieden aan het Kazerneplein. Binnen deze bestemming zijn de functies detailhandel (met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 300 m2 per vestiging), kantoren en dienstverlening rechtstreeks toegestaan. Deze functies zijn tevens onderling uitwisselbaar. Voor de afwijkende functies horeca in de categorie 1 en 2 en cultuur en ontspanning zijn specifieke functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Tevens is de bestemming bestemd voor de functies (ondergrondse) parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 11 Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de grootschalige (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Tevens zijn de ondergeschikte functies speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, evenementen en nutsvoorzieningen toegestaan. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Artikel 12 Kantoor
De bestemming 'Kantoor' is toegekend aan de solitaire kantoorpanden (aan de Slachthuisstraat, Steegstraat, Wilhelminasingel en Kazerneplein). Op gronden met deze bestemming zijn kantoren met daaraan gerelateerde dienstverlening toegestaan. Voor de afwijkende functies detailhandel (met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 300 m2 per vestiging), horeca 1 en horeca 1 en 2, zijn specifieke functieaanduidingen opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Tevens is de bestemming bestemd voor de functies (ondergrondse) parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, verblijfsgebieden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 13 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen, zoals overheidsgebouwen, zorgvoorzieningen en kerkelijke voorzieningen. Voor zover aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is één dienstwoning per maatschappelijke voorziening toegestaan. Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Tevens is de bestemming bestemd voor de functies parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 14 Tuin
In deze bestemming zijn de waardevolle en te behouden tuinen en tuingedeelten opgenomen voor zover deze mede de historisch-ruimtelijke kwaliteit bepalen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen maar deze is beperkt qua mogelijkheden ten einde te waarborgen dat de binnenterreinen niet dichtslibben.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is toegekend aan de in het plangebied aanwezige gebieden rondom de spoorlijnen zoals de spoorwegen en spoorwegvoorzieningen, bermen, taluds en spoorwegovergangen. Voor het spoorwegstation (met daarbij behorende voorzieningen), het rangeerterrein, de bewaakte fietsenstalling met verkoop van fietsen en daaraan gerelateerde producten en een woning is een specifieke functieaanduiding opgenomen. Tevens zijn nog specifieke functieaanduidingen opgenomen voor de tunnel aan de Oranjelaan en het viaduct van de Venloseweg.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is verder aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen.
Tevens is de bestemming bestemd voor de functies groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is toegekend aan de wegen en pleinen binnen de singelring. De betreffende openbare ruimte heeft primair een verblijfsfunctie en is tevens bedoeld ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden. Het gemotoriseerd verkeer is hieraan ondergeschikt. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder andere (ondergrondse) parkeervoorzieningen (waaronder de stalling van fietsen, scooters en brommers) toegestaan, evenals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, terrassen ten behoeve van de horecafunctie en standplaatsen. Voor de aanwezige bovengrondse parkeervoorziening is een specifieke functieaanduiding opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies waarbij onder meer verdere eisen zijn gesteld aan een maximum oppervlakte van 15 m2, een bouwhoogte van maximaal 4 meter voor gebouwen en een bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 4 meter. Voor vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen geldt een afwijkende bouwhoogte van maximaal 5 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geldt een afwijkende bebouwingsregeling voor het oprichten van onder meer een fietsenstalling met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter. Voor het oprichten van terrassen (plein of gevel) geldt een aanvullende regeling.
Het is mogelijk om onder bepaalde voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van winterterrassen op de Markt, het Stationsplein, het Munsterplein aan de Roerkade of aan de Roersingel. Tot slot is voor een locatie van het parkeerterrein van het Designer Outlet een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een gebouwde parkeervoorziening indien dit nodig is als gevolg van de ontwikkeling van de bezoekersaantallen van het Designer Outlet.
Artikel 17 Verkeer - Wegverkeer
Deze bestemming is toegekend aan de singels, N280 en de Venloseweg in het plangebied en hebben een duidelijke ontsluitings- en stroomfunctie voor het gemotoriseerd verkeer. Voor zover de wegen openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen, zijn ze bestemd tot 'Verkeer - Wegverkeer'. Voor de aanwezige reclamemast van het Designer Outlet is een specifieke bouwaanduiding opgenomen.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een hoogte van maximaal 10 meter. De reclamemast heeft een maximale bouwhoogte van 40 meter. Tevens zijn de functies parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, evenementen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Artikel 18 Wonen - 1
De bestemming 'Wonen - 1' is toegekend aan de specifieke woongebieden in de binnenstad. Binnen deze bestemming zijn woningen met bijbehorende tuinen, erven alsmede aan huis verbonden beroepen toegestaan. Daarnaast zijn voor diverse locaties specifieke functieaanduidingen opgenomen (waaronder detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen) om de afwijkende functies (op de begane grond) ter plekke toe te staan.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Onder bepaalde voorwaarden kan met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Daarnaast kan onder bepaalde voorwaarden met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend aan het gebruik van van een (bij)gebouw (of deel van) als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg.
Tevens is de bestemming bestemd voor de bijbehorende functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, verblijfsgebieden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 19 Wonen - 2
De bestemming 'Wonen - 2' is toegekend aan het woongebouw aan het Kazerneplein. Binnen deze bestemming zijn woningen in gestapelde vorm alsmede aan huis verbonden beroepen toegestaan. Daarnaast zijn voor de bewoners van de woningen ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Tevens is voor een gedeelte van de bestemming een functieaanduiding 'gemengd' opgenomen. Binnen deze functieaanduiding 'gemengd' zijn uitsluitend op de begane grond de afwijkende functies cultuur en ontspanning, kantoren en/of dienstverlening toegestaan. Daarnaast zijn de functies (ondergrondse) parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen een bouwhoogte van maximaal 4 meter. Reclametekens, licht- en andere masten en beeldende kunsten hebben een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
Artikel 20 Woongebied
De gronden in het plangebied gelegen aan met name de Venloseweg worden direct bestemd als woongebied. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven alsmede aan huis verbonden beroepen toegestaan. Naast bovengenoemde functie zijn voor enkele locaties specifieke functieaanduidingen (detailhandel, kantoor, dienstverlening, horeca in categorie 2 en een verhuurbedrijf aan huis) opgenomen. Daarnaast zijn de ondergeschikte functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en kleinschalige evenementen toegestaan.
Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde functies. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. In de bebouwingsregeling is verder aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.
Onder bepaalde voorwaarden kan met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Daarnaast kan onder bepaalde voorwaarden met een omgevingsvergunning medewerking worden verleend aan het gebruik van (bij)gebouw (of deel van) als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg.
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn daar opgenomen waar naast de basisbestemming die in dit plan is toegekend rekening gehouden moet worden met andere belangen. Het gaat veelal om bepalingen van leidingbeheerders en ter bescherming van specifieke waarden in het plangebied.
Artikel 21 Leiding - Riool
Voor de aanwezige rioolwatertransportleidingen in het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de leiding geldt een beschermingszone waarbinnen geen gebouwen gebouwd mogen worden. Voor het verrichten van werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Binnen de bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om af te wijken van de bouwregels voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die overeenkomstig de basisbestemming gerealiseerd mogen worden mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder. Daarnaast is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Voor de delen van het plangebied waar sprake is van "aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden" is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie historische kern
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden binnen de historische kernen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100m2 bedraagt. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument' mag enkel bebouwing worden opgericht overeenkomstig de basisbestemming en waarvoor een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 verleend is, kan worden of niet nodig is. Deze aanduiding is gelegen op het Munsterplein dat als archeologisch monument is aangewezen. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie historische kern' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.
Artikel 24 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Een deel van het plangebied heeft in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming vanwege de ligging in het beschermd stadsgezicht. Uitgangspunt van die bescherming is het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden altijd een omgevingsvergunning nodig is.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels waardoor overeenkomstig de onderliggende basisbestemming toch gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht. Als voorwaarde kan worden gesteld dat voorafgaand een cultuurhistorische analyse met waardenstelling moet worden uitgevoerd. Tevens is voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist teneinde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
Artikel 25 Waterstaat
De dubbelbestemming 'Waterstaat' is opgenomen mede ter bescherming, het beheer en onderhoud van de de Roer.
Binnen deze dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de toegestane functies worden opgericht van ten hoogste 3,5 meter. Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om af te wijken van de bouwregels voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die overeenkomstig de basisbestemming gerealiseerd mogen worden mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang en het belang van de watergang niet onevenredig wordt aangetast.
Gebiedsaanduidingen
Met een gebiedsaanduiding kan een bestemming van bijzondere regels worden voorzien, hetzij ter beperking hetzij ter verruiming daarvan. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
In het plan is een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' opgenomen. Een deel van het plangebied (omgeving van het Designer Outlet en de Venloseweg) is binnen deze geluidszone gelegen. Binnen dit gebied gelden beperkingen als gevolg van de ligging binnen de geluidsruimte van het industrieterrein Willem-Alexander. Binnen dit gebied gelden naast de normale bestemmingsregels enkele specifieke regels in verband met de gebiedsaanduiding.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
In bijlage 1 van de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze lijst betreft niet de volledige opsomming van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen (overeenkomstig de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG), maar een op maat aangepaste lijst. Uitgesloten zijn bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in een centrum niet toelaatbaar worden geacht, zoals land- en tuinbouwbedrijven. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege de mogelijke milieuhinder.
Bij de beoordeling of een bedrijfsactiviteit is toegestaan zal eerst gekeken moeten worden of deze op grond van de desbetreffende bestemming is toegestaan. In de Staat van bedrijfsactiviteiten is vervolgens verder uitgewerkt welke bedrijfsactiviteiten in de de verschillende milieucategorieën zijn toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan worden in beginsel alleen activiteiten tot de milieucategorie 2 toegestaan. Een uitzondering is gemaakt voor de bedrijvigheid met een hogere milieucategorie die thans vergund en aanwezig is. Deze specifieke activiteiten die momenteel worden uitgevoerd (milieucategorie 3.1, 3.2 en 4.2) zijn ook opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Andere activiteiten die in een milieucategorie hoger dan 2 vallen, zijn niet opgenomen.
In de algemene afwijkingsregels is een mogelijkheid opgenomen om medewerking te verlenen aan bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, de zogenaamde kleine economie. Het betreffende bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Er worden bedrijven toegestaan uit maximaal categorie 2 van de lijst Kleine economie. In deze lijst zijn enkel bedrijfsactiviteiten opgenomen die in een woonomgeving ingepast zouden kunnen worden. Per geval moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan.
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
In de Staat van horeca-activiteiten is een onderscheid gemaakt naar de verschillende categorieën horeca die in het plangebied zijn gelegen. De categorie-indeling is gebaseerd op de ruimtelijke invloed die de desbetreffende horeca-activiteit op de omgeving heeft. Categorie 1 betreft winkelondersteunende horeca met een relatief geringe ruimtelijke invloed op de omgeving gelet op onder andere de beperkte openingstijden. Categorie 2 betreffen onder andere restaurants, zaalaccommodaties, bars en café's niet zijnde winkelondersteunende horeca. Categorie 3 zijn hotels en pensions waar tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt. Categorie 4 betreffen de horeca-activiteiten met de grootste ruimtelijke invloed zoals een bar-dancing en discotheek.
De parkeernormen op grond van de Parkeernota Roermond (vastgesteld op 29 juni 2006) zijn opgenomen als bijlage bij de regels. Ter verduidelijking is een kaart van het plangebied opgenomen met daarin opgenomen de verschillende gebieden (centrum, overloopgebied of rest bebouwde kom). In de parkeernormen zelf wordt namelijk naar deze gebieden verwezen waarbij afhankelijk van het gebied verschillende normen kunnen gelden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:
- het kostenverhaal anderszins is verzekerd; en
- het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en
- het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is, of
- in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, te weten:
- a. het totaal van de wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan €10.000,00; of
- b. er zijn geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde; of
- c. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening betreffen uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.
Het bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Met de rechten (bouwen en gebruik) van de voorheen geldende bestemmingsplannen is in dit bestemmingsplan rekening gehouden door deze zoveel mogelijk opnieuw rechtstreeks toe te staan. Op deze manier zijn de bestaande rechten zoveel mogelijk gewaarborgd. Buiten deze mogelijkheden maakt het bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Daarnaast is vervangende nieuwbouw mogelijk.
Voor zover er sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Op enkele locaties in het plan is nieuwbouw mogelijk, waarbij het gaat om bebouwing binnen de bestaande bebouwingscontouren en de openbare infrastructuur en (nuts)voorzieningen reeds aanwezig zijn. Daarom zal er geen sprake zijn van verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening, behoudens eventuele kosten betreffende de aansluiting op de openbare ruimte of aansluiting op de nutsvoorzieningen. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige (her)bouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.
Voor zover binnen het bestemmingsplan sprake is van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 Wro, is de besluitvorming over kostenverhaal op basis van een exploitatieplan wettelijk gekoppeld aan de vaststelling van het wijzigingsplan (art. 6.12, lid 3 Wro).
Gelet op het bovenstaande is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan gegarandeerd en kan in de kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraakprocedure
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Binnenstad Roermond' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 15 februari 2012 t/m 27 maart 2012. Daarnaast is op 28 februari 2012 een inloopavond gehouden over het voorontwerp bestemmingsplan. De ter visie legging is gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid. Het voorontwerp bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.
6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als Bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.
6.2.3 Procedure
De procedure van het ontwerpbestemmingsplan ziet er als volgt uit:
- Openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan Gedeputeerde Staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
- Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan Gedeputeerde Staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking door belanghebbenden;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.4 Zienswijzenprocedure
Het opgestelde ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 7 november 2012 t/m 18 december 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 6 november 2012 op de Gemeentepagina in de Trompetter en op www.roermond.nl en in de Staatscourant. Gedurende de periode van terinzagelegging was het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.nl en www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl.
Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.
Voor wat betreft een samenvatting van de zienswijzen en een inhoudelijke reactie daarop, wordt hier volledigheidshalve verwezen naar de hiertoe opgestelde 'Nota van zienswijzen en wijzigingen Bestemmingsplan Binnenstad Roermond' dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Kleine Economie
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1
Winkelondersteunende of winkelgebonden daghoreca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de winkelfunctie van dat gebied, daarbij lettend op het karakter van het gebied en de openingstijden, en waar in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een cafetaria/snackbar, tearoom, lunchroom, koffiehuis, brasserie, ijssalon, broodjeszaak;
Categorie 2
a. een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (aldaar) ondergeschikt is, zoals een restaurant, bistro;
b. een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken ondergeschikt is (zaalaccommodatie);
c. een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is, zoals een bar, café, pub, grand-café, eetcafé of taverne.
Categorie 3
- a. een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is (hotel);
- b. een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie (pension);
Categorie 4
Een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende, bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit volstrekt en waarbij consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd, zoals een bar-dancing, discotheek of nacht-café.
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Verslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Verslag inspraak en vooroverleg